Onderwijsraad. Nassaulaan JS 's-gravenhage Telefoon Telefax

Vergelijkbare documenten
Onderwijsraad. 'SSlftiaftg: Wratollö/SA/T ^^ d.d. 31 maart 1993 vl/ak Onderwerp...,, Studierichting psychologie Rijksuniversiteit Limburg.

Advies niet-ambtelijke adviescommissie WOB. Onderwijsraad

Uw kenmerk BVE/BI d.d. 8 januari 1992

Uw kenmerk WJZ /4611

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen dr. ir. J.M.M. Ritzen Postbus LZ Zoetermeer. 21 januari 1998.

Onderwijsraad. 2^ sept imiter OR /3 T WJZ d.d. 2 september 1992

ONTWERP-UITVOERINGSBESLUIT INTERIMWET ZIJ-INSTROOM LERAREN PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS

VO/BOB 1998/ juli 1998

Öt.% ONDERWIJSRAAD. 30 september Eerste Afdeling O.E. 229 H.O. Bericht op schrijven van 17 augustus 1966, D.G.W. I46776/I

EXAMENBESLUIT HAVO/VWO

Onderwijsraad. Aan de minister van onderwijs LZ Zoetermeer. Tel vy/eb d.d. 2k november 1988

TOETSINGSKADER INNOVATIEPLANNEN LERARENOPLEIDINGEN HB

Onderwerp ontwerp-selectielijst archiefbescheiden beleidsterrein "Invoerrechten en accijnzen" over de periode

Advies niet-ambtelijke adviescommissie WOB.

ONDERWIJSRAAD 17 DEC. 19W '$-GRAVENHAGE, o.rj/630 WO AAN. de minister van onderwijs en wetenschappen, Nieuwe Uitleg 1, 's-gravenhage.

Advies niet-ambtelijke adviescommii-,.. WOB.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Advies niet-ambtelijke adviesçomm^iç WOB.

Raad voor Cultuur. Telefax

BIJLAGE I BIJ NOTULEN af d. 1 Adv.es niet-ambtelyke adviescommissie WOB. Uw kenmerk WJZ /3223 d.d. 30 maart 1992

No.W /III 's-gravenhage, 21 april 2011

Raad voor Cultuur. Mijnheer de Staatssecretaris,

509795/01/6 van 9 mei 2001 dr. J.A.G. Versmissen

WETSVOORSTEL OVERGANGS- REGELING KOSTEN A.B.B. BIJ VERZELFSTANDIGING OPENBAAR ONDERWIJS

ONDERWIJSRAAD. 3 0 JüL VGRAVENHAGE, O.R. VI/182, 183, 184, 185 en I86. AAN

ONDERWIJSRAAD WOB. VGRAVENHA G E, 23 APR. 1987

ONDERWIJSRAAD. - 6 FEB. i985 AAN WOB. Advies niet-arr.bteiijke adviescommissie

Onderwerp Ontwerp-selectielijst archiefbescheiden zorgdrager minister van BZK, beleidsterrein Nationale Ombudsman over de periode

No.W /II 's-gravenhage, 16 juli 2012

Raad voor Cultuur. Mijnheer de Staatssecretaris,

ONDERWIJSRAAD <,. G RAVENHAGE, 2 2 OKT. 1986

Uw kenmerk VO/VH/VP , van 11 juni 1991 en OPS-13-6 van 5 juli 1991

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Advies niet-ambtelijke adviescommissie

Uw brief van Ons kenmerk Contactpersoon Zoetermeer. 13 juni 2002 HBO/AS/2002/ juli 2002

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Advies niet-ambtelijke adviescommissie WOB.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

27 januari 2005 SROB/05/008

U I T S P R A A K

LEI Plagiaat ongegrond

Beschikking op handhavingsverzoek

Nassaulaan 6 en wetenschappen, Tel mevrouw drs. N.J. Ginjaar-Maas, Europaweg 4, 2727 SK Zoetermeer.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

EXAMENPROGRAMMA S VMBO MAATSCHAPPIJLEER EN KUNSTVAKKEN I

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rijswijk DE OCTROOIGEMACHTIGDEN telefoon fax Beschikking A. - B.

Advies fiicl-ömbtelijke adviescommissi WOB. Uw kenmerk WJZ /3665 d.d. 6 december 1993

De Commissie Wetenschappelijke Integriteit Universiteit Leiden ( de Commissie ) was in deze procedure als volgt samengesteld:

Onderwerp Ontwerp-selectielijst archiefbescheiden beleidsterrein Waarborgen van platina, gouden en zilveren voorwerpen over de periode

1. Onderwerp van de klacht schending van wetenschappelijke integriteit bij uitbrengen deskundigenbericht aan rechtbank

Reglement Dienstraden

Advies over de decreetwijziging betreffende de Regionale Technologische Centra (RTC)

Minister van Justitie. Naar aanleiding van uw verzoek bericht ik u als volgt.

D/W ONDERWIJSRAAD ZEVENDE AFDELING O.R. 53 W.V.O. 8 januari I970.

»vi^.^4*/ OyCtM^+c **.. 21 oktober 1968

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

ONDERWIJSRAAD. AcMés nïet-ambtelijke adviescommissie WOB. 3 GMAÂRT m. 's-gravenhage, Nassaulaan JS 's-gravenhage Tel.

Ontwerp-Experimentenwet onderwijs. Zijne Excellentie de staatssecretaris van onderwijs en wetenschappen, Nieuwe Uitleg 1, 's-gravenhage.

Advies niet-ambtelijke adviescommissie WOB. 's-gravenhage, Nassaulaan JS 's-gravenhage Tel

CBE-1142 (030)

Advies niet-ambtelijke adviescommissie WOB. '»-GRAVEN HAGE, Nassaulaon JS 's-gravenhage Tel

Tegen eerstvermeld besluit heeft appellant bij een beroepschrift, ingekomen bij het College op 19 februari 1996, beroep ingesteld.

U I T S P R A A K

Advies niet-ambtelijke adviescommissie. Najsaulaan 6. Tel

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL

Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen

de staatssecretaris van onderwijs en wetenschappen, drs. G. van Leijenhorst, Postbus 25OOO, 27OO LZ Zoetermeer. Formatiebesluit IS0VS0

Onderwijsraad. Aan de minister van onderwijs en wetenschappen, Postbus 25000, 2700 LZ Zoetermeer.

U I T S P R A A K

ANONIEM BINDEND ADVIES

REGELING MELDING ONREGELMATIGHEDEN UNIVERSITEIT LEIDEN

23 april 2001, BPR2001/u64104 mr. drs. A.C.M. de Heij

U I T S P R A A K

U I T S P R A A K

Uw kenmerk VO/A d.d. 27 augustus 1996

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 5 maart 2012.

Onderwijsraad. Advies niet-ambtelijke adviescommissie

Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst

Advies OR inzake Werkbedrijf

U I T S P R A A K

Advies niet-ambtelijke adviescommissie ONDERWIJSRAAD WOB.,. eravenhage, t 2 Sfp. 19fl6

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Partijen: De medezeggenschapsraad van de openbare basisschool "Welgelegen" te Warnsveld, nader aan te duiden als medezeggenschapsraad (MR)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

U I T S P R A A K

Advies niet-embtelijke adviescomrrcssfe WOB. 't-gravenhage, Nasiauloan JS 's-g raven h a ge Tel

College voor geschillen medezeggenschap defensie

20 augustus H.O. 23 duli Baccalaureaat in de wis- en natuurkunde aan de Universiteit van Amsterdam.

«JNIDERWIJSRAAD. S-GRAVENHAGE,.0. Juli N A..

SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD ADVIES

Den Haag, 3 mei Openbaar gedeelte. 1. Verslag van de vergadering van 15 februari 2017 Voorstel: vaststellen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Advies niet-ambtelijke adviescommissie Onderwijsraad WOB.

Stijn Smeulders / september 2017

Tijdschrift voor Didactiek der B-wetenschappen 7 (1989) nr.1 79

Uw brief van Ons kenmerk Contactpersoon Zoetermeer. 19 april 2001 WO/A/2001/ juni 2001

Transcriptie:

Onderwijsraad Aan de minister van onderwijs en wetenschappen, dr. ir. J.M.M. Ritzen, Postbus 25000, 2700 LZ Zoetermeer. Nassaulaan 6 2514 JS 's-gravenhage Telefoon 070-3637955 Telefax 070-3561474 Ons kenmerk Uw kenmerk OR 91000251/3A/T-I HW/IW/BC-91068029 vl/ak d.d. 25 juli 1991 's-gravenhage, 10 oktober 1991 Onderwerp Korte wetenschappelijke opleiding Oosteuropakunde RU Groningen. In antwoord op uw bovenvermelde adviesaanvrage inzake het verzoek van de Rijksuniversiteit Groningen om verlenging van de goedkeuring van (onder andere) de korte wetenschappelijke opleiding Oosteuropakunde met een termijn van 4 jaren, bericht de Afdeling tertiair onderwijs (w.o.) van de Onderwijsraad u als volgt. Vooraf memoreert de Afdeling dat zij op 13 juni 1988 advies heeft uitgebracht inzake het verzoek van de RU Groningen om goedkeuring van de onderhavige opleiding ex artikel IX van de Wet twee-fasenstructuur w.o. Bij brief van 21 februari 1989 hebt u deze opleiding goedgekeurd voor de periode tot en met 31 december 1992. In eerdergenoemd advies merkte de Afdeling op in beginsel positief te staan tegenover het initiatief tot het instellen van de opleiding op basis van de aangevoerde argumentatie. Grote aarzelingen had zij echter ten aanzien van de wijze waarop men aan dat initiatief uitvoering dacht te gaan geven. Zo vroeg de Afdeling zich af of het mogelijk zou zijn alle in het voorstel geschetste eindtermen in 2 jaar te bereiken, waarbij haar twijfel in het bijzonder die betreffende de taalkennis betrof. Ook signaleerde zij een uiterst minimale aandacht voor wetenschappelijk onderzoek in het kader van de opleiding, zulks ondanks de erkenning van de initiatiefnemers dat een wetenschappelijke opleiding onvolledig zou zijn indien niet gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek ter zake. De Afdeling wilde echter, ondanks haar scepsis, inwilliging van het verzoek niet ontraden. Zij ging er daarbij wel van uit dat in de definitieve opzet met haar opmerkingen ernstig rekening zou worden gehouden. Het thans voorliggende verzoek biedt de Afdeling de gelegenheid de huidige situatie bij de onderhavige opleiding te toetsen Vermeld bij beantwoording van een brief kenmerk en datum

aan hetgeen hiervoor is opgemerkt. Zij neemt evenwel de vrijheid ook andere aspecten in ogenschouw te nemen. De Afdeling stelt vast dat het evaluatierapport de periode van september 1989 tot april 1991 bestrijkt. Dat betekent dat de evaluatie niet een volledige opleidingscyclus omvat, waardoor, aldus het rapport, de vorming van een afgewogen oordeel zou worden belemmerd. Het ontgaat de Afdeling evenwel waarom een evaluatief oordeel pas na afloop van een opleidingscyclus mogelijk zou zijn. Het is naar haar oordeel mogelijk en zinvol om thans reeds na te gaan in hoeverre haar destijds geuite aanbevelingen effect hebben gesorteerd. Ten aanzien van de evaluatie merkt de Afdeling vooraf op vraagtekens te plaatsen bij de waarde van de resultaten van de vakkenevaluatie door de studenten. Gelet op het geringe aantal studenten dat hieraan heeft deelgenomen is terughoudendheid geboden. Wat betreft het eerste kritiekpunt van de Afdeling - betreffende de eindtermen - constateert zij dat daarop blijkbaar in 1988 in een haar onbekende geactualiseerde notitie is gereageerd, zij het dat men zich daarbij heeft beperkt tot de (omvang van de) talenstudie. Volgens het evaluatierapport heeft dit punt de speciale aandacht. Er wordt slechts melding gemaakt van het inbouwen van een aanwezigheidsprikkel voor het vak Russisch, welke "haar vruchten (lijkt) af te werpen". De Afdeling acht deze benadering teleurstellend. Waar het gaat om een onderdeel van de studie dat het mogelijk moet maken om een belangrijke voorwaarde voor een wetenschappelijke opleiding - te weten de toegankelijkheid van de bronnen - te realiseren, meent zij dat deze vorm van "speciale aandacht" onvoldoende is. De Afdeling kan zich niet aan de indruk onttrekken dat bij de taaistudie de problemen - zoals verwacht mocht worden - aanzienlijk zijn. Ten aanzien van het wetenschappelijk onderzoek meldt het evaluatierapport dat, hoewel de opleiding primair een onderwijstaak omvat, academisch onderwijs gebaat is bij goed onderzoek op het desbetreffende terrein. Volgens het rapport betekent dat voor de onderhavige opleiding dat "er samenwerking tot stand is gekomen tussen universitaire medewerkers die vanuit verschillende disciplines wetenschappelijk actief zijn met de regio Oost-Europa" (blz. 11). De Afdeling kan evenwel uit het rapport hoogstens afleiden dat bedoelde samenwerking tot uitdrukking komt in het feit dat iedere medewerker afzonderlijk een bijdrage levert aan de opleiding Oosteuropakunde. De onderzoeken worden verricht binnen de vakgroepen van de participerende faculteiten, zonder dat duidelijk wordt of de opleiding Oosteuropakunde als zodanig enig kader biedt. De Afdeling meent derhalve dat ook voor wat het onderzoek betreft haar oorspronkelijke scepsis niet misplaatst is geweest. Ook los van het voorgaande wekt het evaluatierapport overigens de indruk dat sprake is van een stroef verlopende aangelegenheid. De Afdeling wijst hierbij op een relatief hoge studie-uitval, een bescheiden studievoortgang en programma-aanpassingen om die voortgang te stimuleren. In het laatste geval lijkt de weg van de minste weerstand te worden gezocht met mogelijk gevolgen voor de kwa1ite it. 2

kwaliteit. Problematisch bij de opleiding is thans volgens de Afdeling vooral het feit dat de nadruk ligt op centraal geleide economische systemen. De recente ontwikkelingen in Oost-Europa lijken de basis aan die oriëntatie van de opleiding in de huidige opzet te hebben ontnomen. Het voorgaande overwegende vraagt de Afdeling zich af of het verstandig is op de ingeslagen weg voort te gaan. De moeizame ontwikkeling van de opleiding en de gebeurtenissen in Oost-Europa nopen volgens haar tot een fundamentele bezinning over het vervolg. De Afdeling bestrijdt niet dat Oost-Europa een interessant thema kan zijn voor een korte wetenschappelijke opleiding. Wel meent zij dat de nadruk op de economische invalshoek aan heroverweging toe is. Gelet op een en ander adviseert de Afdeling u de goedkeuringstermijn voor de opleiding niet te verlengen. Namens de Afdeling voor P. Knoers, voorz itter) T. Vis, ' coördinerend secretaris)

* A D V I E S O W R - 1 9 9 1-1 0-2 1-9 1 0 0 0 2 5 1 - I I * ADVIESOWR-1991-10-21-91000251-II 2470 OR91000251/3A/T-II

Onderwijsraad Nassaulaan 6 Aan de minister van onderwijs 2514 JS 's-gravenhage en wetenschappen, Telefoon 070-3637955 dr.ir. J.M.M. Ritzen, Telefax070-3561474 Postbus 25000, 2700 UZ, Zcetermeer. Ons kenmerk Uw kenmerk 's-gravenhaqe, OR 91000251/3A/T-II HW/IW/BC-91068029 21 oktober 1991 vlyuvk d.d. 25 juli 1991 Onderwerp Korte wetenschappelijke opleiding Arbeidskunde RU Groningen In antwoord op uw bovenvermelde adviesaanvrage inzake het verzoek van de Rijksuniversiteit Groningen om verlenging van de goedkeuring van (onder andere) de korte wetenschappelijke opleiding Arbeidskunde met een termijn van 4 jaren, bericht de Afdeling tertiair onderwijs (w.o.) van de Onderwijsraad u als volgt. Vooraf memoreert de Afdeling dat zij op 8 juni 1988 advies heeft uitgebracht inzake het verzoek van de RU Groningen om goedkeuring van de onderhavige opleiding ex artikel IX van de Wet twee-fasenstructuur w.o. Bij brief van 21 februari 1989 hebt u deze opleiding goedgekeurd voor de periode tot en met 31 december 1992. In eerdergenoemd advies stelde de Afdeling zich positief op ten aanzien van deze opleiding, zij het dat kanttekeningen werden geplaatst bij de onduidelijkheid over de al dan niet gepleegde afstemming met het h.b.o., bij de omvang en de uitwerking van het programma en bij de keuze van de doelgroep. De Afdeling ging er bij haar positieve advies wel van uit dat haar kanttekeningen in serieuze overweging zouden worden genomen. Het thans voorliggende verzoek biedt de Afdeling de gelegenheid na te gaan in hoeverre dit is geschied en of er aanleiding is eerder geuite opmerkingen te handhaven respectievelijk nieuwe kanttekeningen te plaatsen. De Afdeling stelt vast dat het evaluatierapport de periode van september 1989 tot mei 1991 bestrijkt. Hoewel nog niet een volledige opleidingscyclus is doorlopen en derhalve een eindoordeel nog niet mogelijk is, acht de Afdeling de verrichte tussentijdse evaluatie alleszins zinvol. Wat de opzet van de evaluatie betreft merkt de Afdeling vooraf op dat zij de vraagstelling (blz. 7) wat aan de beperkte kant vindt. Met name vraag a) had meer uitgewerkt kunnen worden. Uit het evaluatierapport, dat zich kenmerkt door een te waarderen openheid, komt een beeld naar voren van een redelijk succesvolle opleiding, waar zich niet al te veel problemen voordoen. De Afdeling heeft de indruk dat met grote inzet wordt gewerkt, hetgeen gepaard gaat aan een behoorlijke belangstelling van studentenzijde. Vermeld bij beantwoording van een brief kenmerk en datum

Wat de aard van de opleiding betreft gaat de Afdeling ervan uit dat deze zich in toereikende mate onderscheidt van die van h.b.o.-opleidingen. In hoeverre dit is toe te schrijven aan een wetenschappelijke inslag respectievelijk onderzoeksomgeving is niet geheel duidelijk. Uit het evaluatierapport kan de Afdeling in ieder geval niet opmaken dat binnen het kader van de opleiding wetenschappelijk onderzoek plaatsvindt. Zij acht dat teleurstellend. Anderzijds wil zij bij opleidingen als de onderhavige de wetenschappelijkheid niet met dezelfde maatstaven meten als bij 4-jarige eerste fase-opleidingen in het w.o. Ten aanzien van de programmering constateert de Afdeling dat de praktijkervaring heeft geleid tot het nader bezien van de studielastverdeling. Zij heeft kennisgenomen van het voornemen in de tweede cyclus te komen tot een sterkere homogeniteit in de programmering van het aandachtsgebied betreffende theorieën en vraagstukken van de arbeidsmarkt. Ook stelt zij vast dat maatregelen zijn genomen ten aanzien van het werkstuk. Het wordt kennelijk vervangen door een minder belastend referaat. Hoewel de Afdeling begrijpt dat de aard van de doelgroep speciale problemen met zich meebrengt, vraagt zij zich wel af of hiermee niet de weg van de minste weerstand wordt gevolgd en een concessie wordt gedaan aan het predikaat "wetenschappelijk" dat de opleiding siert. Wat ten slotte het type studenten betreft is de Afdeling gebleken dat haar aanvankelijk zorg over mogelijke problemen bij deelname door voltijd- en deeltijdstudenten door de realiteit is achterhaald. De Afdeling constateert dat de universiteit zich aan het slot van het evaluatierapport de vraag stelt of zij het, ondanks het succes tot nu toe, voor de langere termijn als haar taak ziet om dit type opleiding te verzorgen. In het afwegingsproces zou volgens de Afdeling bezien kunnen worden, gelet ook op de aard van de doelgroep en het aanbod van cursussen op dit terrein in het bedrijfsleven, of een andere - wellicht meer commerciële - opzet aan te bevelen is, waarbij tevens een wat lossere band met de universiteit punt van overweging zou kunnen zijn. Concluderend merkt de Afdeling op dat er voldoende aanleiding is voor een positieve opstelling ten aanzien van de onderhavige opleiding. Dat neemt niet weg dat vragen rond het wetenschappelijk karakter ervan en het feit dat voor de universiteit blijkbaar de bestaansgrond van de opleiding in de huidige opzet punt van overweging vormt, de Afdeling enigszins doet aarzelen. Zij verbindt daarom aan haar positief advies ten aanzien van verlenging van de goedkeuring de aanbeveling verder te onderzoeken of een andere opzet, bij voorbeeld in de zin als hiervoor geschetst, wenselijk zou kunnen zijn. Namens de Afdeling v< - (prof.drl; A.M.P. Knoers, voorzitter), ccördinerend secretaris)