Vlilieurapport Vlaanderen

Vergelijkbare documenten
emissie broeikasgassen

Energiestromen in Vlaanderen

jra p p o rt Vlaanderen

Luchtkwaliteit en lozingen in de lucht in het Vlaamse Gewest Koen Toté

MIRA 2011 ENERGIE. Energiegebruik per sector.

MIRA 2012 Verspreiding van POP s

Energiegebruik in Vlaanderen

Milieurapport Vlaanderen. mira-t milieu-indicatoren in zakformaat

Integrale Milieuanalyse Vlaamse Voedingsnijverheid 2017

MIRA 2011 VERSPREIDING VAN ZWARE METALEN. Emissie van zware metalen naar lucht.

MIRA-T Kwaliteit oppervlaktewater. Belasting van het oppervlaktewater met zuurstofbindende stoffen en nutriënten DPSIR

MIRA 2012 Transport. Eco-efficiëntie van het personenvervoer

MIRA 2012 Energie. Energiegebruik per sector

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2014

ira-t 2001 : thema s

Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest. Koen Toté - VMM

Crisis versterkt trend van dalende druk op milieu

Milieurapport Vlaanderen MIRA-T 2007 Indicatorrapport

Studiedag Remediaal. 25 maart 2011 Sui Lin Goei

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2016

VR MED.0081/1

MIRA 2012 Landbouw. Eco-efficiëntie van de landbouw

Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest

Energie- en emissie-intensiteit van economische activiteiten in België

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2015

MIRA-T 2008 Milieurapport Vlaanderen Indicatorrapport

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2013

In de volgende figuur is het aandeel in de stikstofdepositie van verkeer en industrie rood omcirkeld.

Industrie en overheid samen voor een beter milieu. Industrie & Milieu Antwerpen, 25 maart 2010

CO 2 -uitstootrapportage 2011

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2013

ENERGIEBALANS VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST Samenvatting

Luchtkwaliteit in Vlaanderen. Vleva-Joaquin symposium Brussel 3 juni 2013

Natura 2000 Waddengebied. Natuur in een dynamis ch lands chap

Meetresultaten verzuring 1 HET MEETNET VERZURING

L 328/32 Publicatieblad van de Europese Unie BIJLAGE A

Presenta/e door Jan de Kraker - 5 mei Energie in Beweging

Milieubarometer Voeren

Luchtkwaliteit in Menen. 9 februari 2017

L 55/74 Publicatieblad van de Europese Unie Bruto binnenlands product in constante prijzen van 1995 (bron: nationale. 1A, sectorale aanpak).

Vlaamse bedrijven produceren minder afval en sorteren voortaan ook pmd

Vlaanderen is milieu. Kwaliteit van de waterbodem VLAAMSE MILIEUMAATSCHAPPIJ.

HERNIEUWBARE ENERGIE, VERVOER EN SPECIFIEK VERBRUIK

Aantal dagen met goede luchtkwaliteit.

Emissies van het wegverkeer in België

Instituut voor de nationale rekeningen

Curaçao Carbon Footprint 2015

- ÉNERGIE - UNE CONSOMMATION TOTALE D'ÉNERGIE GLOBALEMENT EN BAISSE DEPUIS

Belasting van het oppervlaktewater met zuurstofbindende stoffen en nutriënten

MILIEURAPPORT VLAANDEREN INDICATORRAPPORT 2010

Vlaanderen is milieu. Jaarverslag Water 2016 syntheserapport VLAAMSE MILIEUMAATSCHAPPIJ.

LUCHTVERONTREINIGING EN -ZUIVERING

Meetresultaten verzuring en vermesting

ENERGIE- OBSERVATORIUM. Kerncijfers % 80% 60% 40%

Bio-WKK en WKK in de glastuinbouw: meer met minder

Broeikasgasemissies in Nederland,

VOETAFDRUK CONFORM DE CO 2 PRESTATIELADDER

MIRA 2012 Indicatorrapport in het kort

CO2-monitor 2013 s-hertogenbosch

Beschrijving Verwijzing/Direct antwoord Bron gegevens Extern gevalideerd. Strategie: milieuvriendelijkmaterialiteit, meetbaarheid en beïnvloedbaarheid

Hoe gaat het met de luchtkwaliteit in Vlaanderen?

Milieubarometerrapport 2013

Kunstlaan 47-49, 1000 BRUSSEL Eric AERDEN Vooruitgangsstraat 56, 1210 BRUSSEL T GSM Persbericht

Jaarverslag Water 2015

Samenvatting: Resultaten luchtkwaliteit in Genk-Zuid en omgeving. Stuurgroep Genk-Zuid 21 januari 2016

4.4 VLUCHTIGE ORGANISCHE STOFFEN (V.O.S.)

14. OVERZICHT VAN DE BELANGRIJKSTE BRONNEN VAN

Tool Burgemeestersconvenant Actualisatie nulmeting 2011 & inventaris 2012

Westvoorne CO 2 - uitstoot

NO, NO2 en NOx in de buitenlucht. Michiel Roemer

4 oktober Studiedienst van de Vlaamse Regering

ENERGIEBALANS VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

Emissie-inventaris broeikasgassen 2012 stadsontwikkeling EMA

Nationale Energieverkenning 2014

Energieverbruik gemeentelijke gebouwen

3. Kenmerken van personenwagens

MEMO. Onderwerp/Subject: Analyse rapport RIVM Luchtkwaliteit 2012

1 Toegevoegde waarde in het BAU-scenario 2

Energie, technologie en milieuproblemen: Europees onderzoek schetst somber wereldbeeld in 2030

Milieubarometerrapport 2016

Milieubarometerrapport 2018

ZEER GO ED GELEGEN BEDRIJFSGEBO UW MET MAGAZIJN - AT ELIERRUIMT E - KANT O O R

INDICATOR RAPPORT 2011 MIRA MILIEURAPPORT VLAANDEREN

Energie: inleiding en beleid Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (

WKK-barometer 2016 juni Zwartzustersstraat 16, bus Leuven

Bruto elektriciteitsproductie en inzet energiedragers,

Resultaten meetcampagne luchtkwaliteit in Gent bekend

De kleur van stroom: de milieukwaliteit van in Nederland geleverde elektriciteit

ENERGIE- OBSERVATORIUM. Kerncijfers %

INHOUD. Voorwoord 13. Inleiding 15 Indeling van milieuproblemen 19 Indeling van dit boek 19 Inleiding tot de Vlaamse milieuwetgeving voor bedrijven 19

Aanbod en verbruik van elektriciteit,

Halfjaarlijkse rapportage footprint, doelstellingen en maatregelen

Ecologische Duurzaamheid

MINISTERIE VAN LANDBOUW. Bestuur voor Landbouwkundig Onderzoek. Rijkscentrum voor Landbouwkundig Onderzoek - Gent

Aantal dagen waarop de daggemiddelde PM 10 -concentratie groter is dan 50 µg/m³

Studie uitgevoerd in opdracht van MIRA, Milieurapport Vlaanderen. Onderzoeksrapport

VLAAMS PARLEMENT RESOLUTIE. betreffende de verzoening van de behoeften aan energie en aan zuivere lucht in onze maatschappij

Emissielekken in België

Voortgang Emissiehandel 2016

Transcriptie:

Vlilieurapport Vlaanderen MILIEU-IND1CATOREN IN ZAKFORMAAT m m s S m.

VUZ (vzw) F L A M 7 J R T O r i n E INSTITUTE O ostende - Belqium 76 189 Indicatoren geven signalen hoe het met het milieu gesteld is. In M ilie a -in d ic a to re n in z a k fo rm a a t v i n d t u de belangrijkste feiten en 1 cijfers over het milieu in Vlaanderen. Voor elk milieu(thema) hebben we 2 à 6 indicatoren geselecteerd. Elke indicator w ordt voorgesteld met een grafiek, cijfers en een korte bespreking van de evolutie. De meer dan too indicatoren behandelen samen de volledige breedte van het milieuveld, van de sectoren ais veroorzakers van milieudruk, over de verschillende m ilieuthem a s to t de gevolgen voor mens, natuur en economie. Hierdoor is het zakboekje complementair met het nieuwe focusrapport MIRA-T 2005, waarin specifieke milieu-onderwerpen kritisch geanalyseerd worden. Bovendien dient d it handige zakboekje ais een opstap naar de volledige reeks van indicatoren opdemira-websitewww.milieurapport.be. M ilie a -in d ic a to re n in z a k fo rm a a t richt zich to t beleidsmakers,. milieudeskundigen en (wakkere) burgers die zich snel willen informeren overde milieutoestand in Vlaanderen. Veel leesplezier m et deze VMM-publicatie. HetMIRA-team November 2005 Hebt u vragen o f suggesties, laat het ons weten op het volgende adres: MIRA, Milieurapport Vlaanderen Vlaamse Milieumaatschappij Van Benedenlaan34 2800 Mechelen tel.: 015451467 mira@vmm.be

Steekkaart Vlaanderen 7 Sectoren M ateriaalstrom en E c o -e ffic ië n tie in V la a n d e re n 8 T o ta le g ro n d s to ffe n b e h o e fte 9 Huishoudens Eco -efficiëntie van de huishoudens io E vo lu tie van de g e m id d e ld e g r o o tte van h uish o ud e ns 11 Energiegebruik in de w oningen volgens brandstoftype 12 H oeveelheid h u is h o u d e lijk re s ta fv a l p e r gem e e n te 13 Industrie E c o -e ffic ië n tie v a n de in d u s trie 14 E m issie v a n 502, N O x en N M V O S in d e lu c h t 15 In d u s trie e l a fv a l p e r d eels e c to r 16 M ilie u z o rg s y s te m e n in de in d u s trie 17 Energie Energiegebruik in Vlaanderen 8 E nergie- en k o o ls to fm te n s ite it van de V laam se e c on o m ie 19 E co-efficiëntie van de energiesector 20 E le k tric ite its p ro d u c tie u it h e rn ie u w b a re e n e rg ie b ro n n e n (g roe n e s tro o m ) 21 P ro d u c tie v a n e le k tric ite it en w a r m te d.m.v. w a rm te k ra c h tk o p p e lin g 22 E m issie v a n b roe ika sga sse n d o o r de e ne rg iese cto r 23 Landbouw E c o -e ffic ië n tie v a n d e la n d b o u w 24 O v e rs c h o t op de b o d e m b a la n s 25 B io lo g is c h e la n d b o u w 2 6 B ro edvogels in la n d b o u w g e b ie d 27 Transport T ra n s p o rts tro m e n van p e rs o n e n v e rv o e r en h u n m o d a le ve rd e lin g 2 8 T ra n s p o rts tro m e n va n g o e d e re n v e rv o e r en h u n m o d a le ve rd e lin g 29 E m issie v a n CO2, N0X, N M V O S, P M io e n S02 d o o r tra n s p o rt g o Ecoscore van personenw agens 31 Handel & diensten E co -efficiëntie van handel O diensten 32 E n erg ie ge b ruik p e r deelse cto r 33 Emissie van broeikasgassen 34 Duurzaam beleggen in België 35

D e in d ic a to re n v a n d e m ilie u th e m a 's en g e v o lg e n k rijg e n een e in d b e o o rd e lin g a a n d e h a n d v a n een z o g e n a a m d e 's m ile y ' o f gezichtje. De e v a lu a tie s la a t op d e v e ra n d e rin g e n v a n d e in d ic a to r o v e r de weergegeven periode. O p o s itie v e e v o lu tie, m e t d e d o e ls te llin g b in n e n b e re ik o n d u id e lijk e e v o lu tie o f b e p e rkte p o s itie v e e vo lu tie, m a a r o n v o l doende om de doelstellin g te bere ike n. negatieve e vo lu tie, ve rd e r w eg v a n de d o e ls te llin g n o g o n v o ld o e n d e in fo rm a tie be schikb a a r M ilieuthem a's 2.1 Verspreiding van vluchtige organische stoffen (VOS) N M V O S -e m issie in lu c h t 36 B enzeen- en to lu e e n c o n c e n tra tie in o m g e v in g s lu c h t y j 2.2 Verspreiding van persistente organische polluenten (POP s) P A K -e m issie in lu c h t 38 D io x in e d e p o s itie 39 P C B -c o n c e n tra tie in w a te rb o d e m s g o B io m a g n ific a tie van p e rs is te n te orga n ische p o llu e n te n 41 2.3 Verspreiding van zware metalen Em issie va n z w a re m e ta le n n a a r lu c h t 4 2 B e la s tin g v a n o p p e rv la k te w a te r m e t z w a re m e ta le n 43 Z w a re m e ta le n in o p p e rv la k te w a te r 4 4 Z w a re m e ta le n in g r o n d w a te r 45 2.4 Verspreiding van bestrijdingsm iddelen D ru k o p w a te rle v e n d o o r g e w a s b e s c h e rm in g 4 6 B e s trijd in g s m id d e le n in o p p e rv la k te w a te r 47 B e s trijd in g s m id d e le n in w a te rb o d e m s 4 8 B e s trijd in g s m id d e le n in g ro n d w a te r 49 2.5 Verspreiding van zwevend stof Emissie van PM10 50 ja a rg e m id d e ld e P M ro -c o n c e n tra tie 51 D a g g e m id d e ld e P M io -c o n c e n tra tie 52 Verloren gezonde levensjaren door P M to en PM 2,5 53 2.6 Ioniserende straling N u c le a ir a fv a l o p g e s la g e n in a fw a c h tin g van b e rg in g 54 B ro n n e n v a n b lo o ts te llin g a a n ion isere n d e s tra lin g 55 M e disch e b lo o ts te llin g a a n ionisere n d e s tra lin g 56 G ezondheidsschade d o o r b lo o tste llin g aan ioniserende s tra lin g 57 2.7 Hinder G e ra pp o rte e rde h in d e r d o o r g e lu id, g e u r en lic h t 58 Typische g e lu id s e m is s ie d o o r h e t ve rkeer o p de a u to s n e lw e g 59 G eurem issie d o o r v a rk e n s s ta lle n 6 0 ja a rlijk s e le k tricite itsg e b ru ik d o o r b u ite n ve rlic h tin g 61

2.8 Vermesting V e rm u te n d e e m issie en a a n d e e l d o e lg ro e p e n 62 F o s fo r in d e la n d b o u w b o d e m 63 N it r a a t in o p p e rv la k te w a te r in la n d b o u w g e b ie d 6 4 N itra a t in g ro n d w a te r in la n d b o u w g e b ie d 6 5 2.9 Verzuring P o te n tie e l v e rzure n d e em issie 6 6 Verzurende depositie 67 2.10 Fotochemische luchtverontreiniging O v e rs c h rijd in g s in d ic a to r 6 8 l a a r o v e r la s t in d ic a t o r 69 S e iz o e n s o v e rla s tv o o r gew a sse n 70 S e iz o e n s o v e rla s tv o o r bossen 71 2.11 Aantasting van de ozonlaag Em issie va n o z o n a fb re k e n d e s to ffe n 72 D ikte van de ozonlaag 73 2.12 Klimaatverandering Emissie van broeikasgassen 74 A tm o s fe ris c h e b roeik a s g a s c o n c e n tra tie s 75 N e e rs la g v a ria tie in B e lg ië 7 6 E/fecten van klim aatveranderingen op Belgische ecosystemen 2.13 Kwaliteit oppervlaktewater B elasting van het oppervlaktew ater: h u is h o u d e n s en in d u s trie 78 la n d b o u w 78 G e m idd e lde c o n c e n tra tie NH^-N, N O ^, o -P O 4, ßZV, CZV en 0 2 in o p p e rv la k te w a te r 79 W a te rb o d e m k w a lite it 80 Belgische Biotische Index 81 2.14 Verstoring van de waterhuishouding Sam enstelling van overstroom bare gebieden n a a rg e w e s tp la n b e s te m m in g 8 2 S ubsidies in filtra tie v o o rz ie n in g e n en h e m e lw a te rp u tte n 83

2.15 Bodem B o de m e ro sie in V la a n d e re n 8 4 B o d e m a fd ic h tin g in V laa n d ere n 8 5 O rg a nisch e s t o f in la n d b o u w b o d e m s 8 6 A a n ta l v e ro n tre in ig d e g ro n d e n vo lg e n s sa ne rin gsfase 87 2.16 Versnippering V e rs n ijd in g va n d e o p e n ru im te d o o r v e rk e e rs in fra s tru c tu u r 8 8 V ersnippering van de open ru im te 8 9 2.17 Beheer van afvalstoffen Aangeboden hoeveelheid huishoudelijk afval: to ta a l 90 re s ta fv a l 90 V e rw e rk in g v a n h u is h o u d e lijk a fv a l 91 H o e v e e lh e id b e d rijfs a fv a l 92 Verwerking van bedrijfsafval 93 2.18 Stedelijk m ilieu S te d e lijke lu c h tk w a lite its in d e x 94 O n d e rte k e n ln g s g e d ra g S a m e n w e rk in g s o v e re e n k o m s t van steden en g e m e e n te n 95 2.19 Niet-ioniserende straling E m is s ie v e ld b e la s tin g d o o rh o o g s p a n n in g lijn e n 9 6 G em eten e le k tris c h v e ld in de o m g e v in g v a n C S M -m a s te n 97 2.20 G ebruikvan genetisch gem odificeerde organismen (GGO s) In g e p e rk t g e b ru ik v a n G G O s in V la a n d e re n 9 8 O p p e rvla kte tra n sg e n e gew a sse n w e re ld w ijd 99 2.21 Kust en zee O lie v e rv u ilin g o p z e e 10 0 S tra n d w a te rk w a lite it 101 C om m e rciële v isbesta n d en b in n e n v e ilig e re fe re n tie w a a rd e n 102 O ppervlakte bescherm d gebied in de kustzone 103

Gevolgen voorm ens, natuur en economie 3.1 Mens H itte, o z o n, s t o f en g e z o n d h e id 104 H u m a n e b io m o n ito r in g - r e fe r e n tie w a a r d e n in n ave ls tre n g b lo e d v o o r V la a n d e re n 105 H u m a n e b io m o n it o r in g - P C B s in n ave ls tre n g b lo e d 1 0 6 Verloren gezonde levensjaren (DALY's) 107 3.2 Natuur T o ta le o p p e rv la k te n a t u u r - e n b osre se rva at 108 G e m id d e ld e o p p e rv la k te p e r re serv a a tp ro je c t 109 O p p e rv la k te n a t u u r m e t o v e rs c h rijd in g van de k ritis c h e lasten v e rm e s tin g en v e rz u rin g ito N u trië n te n c o n c e n tra tie s in o p p e rv la k te w a te r 111 3.3 Economie U itg a v e n va n de V laa m se m ilie u o v e rh e id 112 M ilie u -u itg a v e n va n de in d u s trie -en e nergiesector 113 V e rg ro e n in g v a n h e t b e la s tin g s te ls e l 114 V e rs c h u iv in g v a n a rb e id s b e la s tin g e n n a a r m ilie u g e re la te e rd e b e la s tin g e n 115

1.1 Materiaalstromen ECO-EFFICIËNTIE IN VLAANDEREN index (1995=100) 160 productie primair afval* BBP grondstoffenbehoefte bruto binnenlands energiegebruik totale hoeveelheid afyal en emissies emissie broeikasgassen eigen grondstoffenverbruik emissie ozonprecursoren emissie verzurende stoffen emissie vermestende stoffen * van huishoudens en bedrijven; de hoge ligging van de reeks is het gevolg van de uitzonderlijk lage waarde in het referentiejaar; de toename in 2000 is grotendeels toe te schrijven aan het in rekening brengen van bijkomende deelsectoren. De grondstoffen behoefte (= Directe Materialen Input) omvat import en eigen ontginningen, exclusief verborgen stromen. Het eigen grondstoffenverbruik (= Eigen Materialen Consumptie) is de grondstoffenbehoefte verminderd met de export. De totale hoeveelheid afval en emissies omvat de gemeten uitstoot naar lucht, wateren land. Bron: NBB en berekeningen CD0, U Cent Een van de doelstellingen u it het Vlaamse Regeerakkoord en de Vlaamse Beleidsnota Leefmilieu en Natuur 2004-2009 is om milieuimpact, materiaal- en energiegebruik Ios te koppelen van de economische groei. Tussen 1995 en 2004 steeg de grondstoffenbehoefte van Vlaanderen aan hetzelfde tempo ais de economische welvaart (BBP). Die toename is het gevolg van de stijgende grondstoffenbehoefte voor export; ons eigen grondstoffenverbruik bleef daarentegen vrij constant. Het bruto binnenlands energiegebruik steeg minder snel dan het BBP en is dus relatief losgekoppeld van de economische groei. De totale hoeveelheid afval en emissies in Vlaanderen en de emissie van broeikasgassen bleven vrij constant en zijn dus ook relatief losgekoppeld van de economische groei. De emissie van ozonprecursoren, van verzurende stoffen en van vermestende stoffen nam af; hier is er dus sprake van een absolute ontkoppeling. De productie van afval nam lichtjes toe.

IA! TOTALE GRONDSTOFFENBEHOEFTE totale grondstoffenbehoefte (ton/inwoner) H import VS import eigen ontginning VS eigen ontginning '993 '994 '995 '996 1997 2002 2003 2004 De totale grondstoffenbehoefte (»Totale Materialen Behoefte) omvat de grondstoffenbehoefte (»Directe Materialen Input) en de hieraan gekoppelde verborgen stromen (VS). Bron: NBB en berekeningen CD0, UCent Bij ontginning worden verborgen stromen in beweging gezet: grondstoffenstromen die geen economisch nut kennen, maar wel het milieu belasten. Voorbeelden zijn erosie bij landbouw o f grondlagen afgegraven bij mijnbouw. Aan im port zijn aanzienlijk meerverborgen stromen verbonden dan aan eigen ontginningen: 74 % van de totale grondstoffenbehoefte uit im port zijn verborgen stromen, voor eigen ontginningen is dat 39%. De grote verborgen stromen gekoppeld aan Import zijn gedeeltelijk eigen aan de ontgonnen grondstof (bv. diamant). Daarnaast speelt ook de vaak lage efficiëntie van ontginning en productie een rol (bv. hoge erosie bij teelten van koffie, cacao en soja). Ontginningen van geïmporteerde grondstoffen zorgen dus waarschijnlijkvoor meer m ilieudruk dan ontginningen in Vlaanderen. Aangezien 79 % van onze grondstoffenbehoefte wordt ingevuld door import, is dit een aspect waaraan het beleid zeker aandacht zou moeten besteden.

1.2 Huishoudens ECO-EFFICIËNTIE VAN DE HUISHOUDENS * totaal afval t energiegebruik broeikasgasemissie 3 gezinnen t watergebruik czv Het referentiejaar van aantal gezinnen, energiegebruik, broeikasgasemissie en CZV (chemisch zuurstofverbruik) is 1990, dat van watergebruik, totaal afval en restafval 1991 voorlopige cijfers voor energiegebruik en broeikasgasemissie Bron: kola s, NIS, OVAM, [nergieblans Vlaanderen VITO, VMM gezinnen totaal energie broeikas water CZV resthuishou gebruik gas^ gebruik afval delijk afval emissie (x 1000) (kton) (pi) (ktonc02-eq) (io6 m3) (kton) (kton) 1990/1991 2195 2341 204,4 12519 262 121 1912 2003/2004 2480 3 385 257.6 14668 266 76 962 Het aantal gezinnen nam met 13 % toe in de periode 1995-2004. Het energiegebruik (+26 %), de daaraan gekoppelde broeikasgasemissie (+17 %) en de totale hoeveelheid afval (+45 %) stegen sneller. De hoeveelheid restafval daarentegen daalde in dezelfde periode met 50 %, dit ais gevolg van de succesvolle selectieve inzameling (absolute ontkoppeling). Door de uitbouw van de waterzuivering vertoont ook het chemisch zuurstofverbruik (C Z V ) een absolute ontkoppeling (-37 %). Het watergebruik toont geen duidelijke trend, maar b lijft de laatste jaren wel vrij constant.

EVOLUTIE VAN DE GEMIDDELDE GROOTTE VAN DE HUISHOUDENS gezinnen volgens samenstelling (aantal) 900 000 -i----------------------------------------- 800000-... 7 0 0 0 0 0 -... ^... 600000-500 000 - H 4OOOOO- ; 200 000-100 000 o D ü 2 personen (9 3 personen 4 personen 5 personen en meer Bron: NIS De toename van het aantal huishoudens en de verandering van de samenstelling hebben de vraag naargoederen en diensten verder versterkt. Ten opzichte van 1990 Is het aantal gezinnen toegenomen met 13 %. Deze toename situeert zich volledig In de een- en tweepersoonshuishoudens. Huishoudens met 3,4 o f 5 en meer personen kennen een afname. Sociologische gedragingen zoals later huwen o f samenwonen en meer echtscheidingen, en de verhoging van de levensverwachting liggen aan de basis van deze veranderingen. De toename van het aantal huishoudens en de gezinsverdunning hebben een sterke invloed op de consumptiepatronen in Vlaanderen. Meermensen consumeren meer, en bovendien is in het algemeen de milieudruk per persoon groter naarmate het huishouden kleiner wordt, bijvoorbeeld door het hogere energiegebruik per persoon.

ENERGIEGEBRUIK IN DE WONINGEN VOLGENS BRANDSTOFTYPE energiegebruik (P ) 300--------------------- andere butaan/propaan elektriciteit stookolie 1990 '995 '996 '997 '998 '999 2000 2001 2002 2003 2004* 'voorlopige cijfers Bron: Energiebalans Vlaanderen VITO Het energiegebruik van de huishoudens is gestegen van 204 P in 1990 naar 257 P in 2004 (+26%). Het gebruik van aardgas is met 67% gestegen in vergelijking met slechts 10 %voor het gebruik van stookolie. Het gebruik van steenkool daalde met 66% in2oo4t.o.v. 1990. Stookolie, dat in 1990 nog bijna de helft van het energiegebruik vertegenwoordigde, had in 2004 nog een aandeel van 43%. Het aandeel van aardgas daarentegen steeg met 32 % en bedroeg 37% in 2004. Dit bevestigt de gedeeltelijke vervanging van stookolie door aardgas voor de verwarming van woningen. Wat de milieudruk betreft leidt dit brandstoffengebruik to t de emissie van broeikasgassen. Toch neemt deze emissie niet in dezelfde mate toe ais het energiegebruik. Dit heeft deels te maken met de vervanging van stookolie door het koolstofarmere aardgas.

HOEVEELHEID HUISHOUDELIJK RESTAFVAL PER GEMEENTE IN 2004 N ^ restafval in kg/inwoner (aantal gemeenten) o 5 10 20 30 40 50 km.. w ^ 150 doei 2007 (i5okg/inw.) I 151-180(100) 181-200(36) I 201-250(16) >250(5) Aan enkele gemeenten werd in het Uitvoeringsplan Huishoudelijke afvalstoffen 2003-2007 een correc- tiefactor toegekend omwille van hun specifieke functie (centrumstad, toerisme, studentenstad). B r n î Ô m In 2004 werd in Vlaanderen 3 385 201 ton huishoudelijke afvalstoffen Ingezameld. Dit is een toename met 35 % t.o.v. 1990. De groei van de huishoudelijke afvalberg is volledig voor rekening van het selectief Ingezameld afval. De hoeveelheid restafval (afval dat verbrand of gestort wordt) b lijft daarentegen dalen (een daling van 50 % tussen 1990 en 2004). Het Uitvoeringsplan Huishoudelijke afvalstoffen 2003-2007 stelt op niveau van de Individuele gemeente een doelstelling voorop van 150 kg/inwoner restafval tegen 2007. In 2004 waren er reeds 151 gemeenten die aan deze doelstelling voldeden. De laagste hoeveelheden worden In Vlaams-Brabant, de Antwerpse Kempen en Limburg aangetroffen. In Oost- en West-Vlaanderen worden er in het algemeen grotere hoeveelheden restafval vastgesteld.

1.3 Industrie ECO-EFFICIËNTIE VAN DE INDUSTRIE index (1990=100) afvalproductie O productie-index energetisch energiegebruik watergebruik verzurende emissie CZV in afvalwater,,,,,, i i. i l... zware metalen 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004* in afvalwater 1990 ' voorlopige cijfers Bron: NIS, OVAM, Energiebalans Vlaanderen VITO, VMM productie- afval energetisch verzurende CZV in index productie energiegebruik stoffen afvalwater (kton) (PI) (io6 Zeq) (ton) 1990 100 9 552* 304 3184 88 084* 1995 103 9709 353 2604 60128 2000 124 12308 406 1973 48 988 2OO4 131 13647** 390 1721 38 957 * 1992, * * 2003; CZV» chemisch zuurstofverbruik, Zeq - zuurequivalenten De productie-index(conjunctuurindicatorvoorde industriële productie) steeg tussen 1990-2004 met 31 %. De industrie is erin geslaagd om de milieudruk van verschillende parameters absoluut te ontkoppelen van de economische ontwikkeling door technologische verbeteringen en gebruik van meer milieuvriendelijke producten. De belangrijkste genomen maatregelen zijn o.a. procesgeïntegreerde maatregelen, gebruik van DeNOx- en DeSOx-installaties, overschakeling op zwavelarme brandstof, gebruik van oplosmiddelen met een lager NMVOS-gehalte, hogere efficiëntie van afvalwaterzuiveringsprocédés. Voor de afvalproductie (+43 %) en het energetisch energiegebruik (+28 %) is er nog geen sprake van ontkoppeling.

EMISSIE VAN S02, NOx EN NMVOS IN DE LUCHT NOx-emissie (kton) NMVOS-emissie (kton) i i i! 2000 1990 1995 2003 2004* 1990 1995 2000 2003 2004 99O 1995 2000 2OO3 2OO4 * voorlopige cijfers andere Bron: VMM Inde eerste helft van de jaren 90 daalde de industriële emissie van S02 spectaculair, voornamelijk door de verdienste van de deelsectoren chemie en metaal. In 2004 lag de totale industriële emissie van N0X 9 % hoger dan het niveau van 1990, te w ijten aan een stijging in de deelsector a n d e re in d u s trie ë n. Emissies van S02 en N0X kunnen gereduceerd worden door overschakeling van vaste o f vloeibare fossiele brandstoffen naar aardgas, procesmaatregelen ofdesox-en DeNOx-installaties, en een hogere energie-efficiëntie. 0 papier B textiel B voeding 0 metaal B chemie De chemiesector, de metaalontvetting en de automobielassemblage realiseerden in de periode 1990-2004 een belangrijke NMVOSemissiereductie dankzij o.a. productieoptimalisatie, damprecuperatie en gebruikvan solventarme producten. De Europese Solventrichtlljn legt emissiegrenswaarden op voor geleide en diffuse emissies voor diverse industriële installaties en zal in de toekomst leiden to t een verdere daling van de NMVOS-emissies.

m «! INDUSTRIEEL AFVAL PER DEELSECTOR industrieel afval (miljoen ton) bouw andere papier 1992 1993 1994 1995 1996 >997 *! 1999 2000 2001 2002 2OO3 8 ron: OMM In 2003 werd in totaal 13,6 miljoen ton afval geproduceerd door de industrie, 43% meer dan in 1992. De bouwnijverheid produceerde in 2003 6,6 miljoen ton afval, o f 48 % van het totaal, de sector metaal 2,2 miljoen ton afval (16 %), waarvan bijna de helft afkomstig van de metaalverwerkende nijverheid. De derde grootste industriële afvalproducent is de voedingssector (14 %). Ruim één derde van d it afval is afkomstig uit de vleesverwerkende industrie. Van het industrieel afval geproduceerd in 2003, is 2,3 % g e v a a rlijk a fv ü l. Deze hoeveelheid b lijft relatief constant over de beschouwde periode. De chemie en de metaalsector zijn verantwoordelijk voor 47 % en 33% van de totale hoeveelheid industrieel gevaarlijk afval. 9% van het afval geproduceerd door de chemie is gevaarlijk afval.

MILIEUZORGSYSTEMEN IN DE INDUSTRIE bruto toegevoegde waarde gerealiseerd door gecertificeerde bedrijven (%) andere papier textiel O BI metaal chemie 1999 2003 2004 Bron: Onderzoeksrapport MIM/2005/03, VMM, te raadplegen op w w w.m ilkurappon.be Milieuzorgsystemen in de bedrijven richten zich op het beheersen en verbeteren van prestaties op milieugebied. Het aantal gecertificeerde bedrijven is tussen 1999 en 2004 vervijfvoudigd (van 43 naar 229 bedrijven). De som van de bruto toegevoegde waarde van de gecertificeerde bedrijven is in die periode met 150 % gestegen. Dit geeft aan dat de grote bedrijven reeds vóóri999 gecertificeerd waren en dat sindsdien vooral KMO's milieuzorgsystemen implementeren. In 2004 werd 24 % van de bruto toegevoegde waarde van de industrie gegenereerd in gecertificeerde bedrijven t.o.v. 17% in 1999. De deelsectoren metaal (8,6 % ) en chemie (8,4%) leveren de grootste bijdrage. Op deelsectorniveau blijkt dat de chemie voor meer dan de helft gecertificeerd is (53% in 2004), metaal voor 29% en de overige deelsectoren voor 15 % o f lager. De deelsectoren papier, textiel en voeding bestaan vooral u it KMO's. Een verdere groei van certificering bij de KMO s kan worden versneld door overheidssteun.

1.4 Energie ENERGIEGEBRUIK IN VLAANDEREN energiegebruik (P ) ^ (nucleaire) warmte ingevoerde elektriciteit biomassa andere brandstoffen I I gassen petroleumproducten vaste brandstoffen 1990 1995 2000 2001 2002 2003 2004* * voorlopige cijfers Bron: Energiebalans Vlaanderen VITO (PI) energie huis industrie landbouw transport handel & totqol sector h o u d e n s d ie n s te n e n e r- n ie t-e n e r- g e tis c h g etisch 1990 343-5 204,4 304,1 86,1 34,1 165,9 55,4 1193,5 2 0 0 4 * 373-5 257,6 389,7 240,3 32,2 208,9 97,1 ' 599.4 Vlaanderen is nagenoeg volledig afhankelijk van ingevoerde fossiele en nucleaire energiebronnen. Het bruto binnenlands energiegebruik (BBE) lag in 2004 34% hoger dan in 1990. Sinds eind de arengo is de groei echter afgevlakt. In 2004 lag het energiegebruik 0,4% lager dan in 2003. Een daling in het gebruik van vaste brandstoffen (-26%) in de periode 1990-2004 is meer dan gecompenseerd dooreen stijging voorde petroleumproducten (+32 %; vooral door wegvervoer en gebruik van bv. nafta ais grondstof in de chemische industrie) en bijna een verdubbeling (+96 %) van bet gasgebruik in de meeste sectoren. Ook de hoeveelheid kernenergie (nucleaire warmte) lag in 200413 % hoger dan in 1990.

ENERGIE- EN KOOLSTOFINTENSITEIT VAN DE VLAAMSE ECONOMIE index (1990=100) bruto binnenlands energie gebruik (BBE) bruto B binnenlands product (BBP) energie B gerelateerde CO.-emissie ^ energie intensiteit koolstof- intensiteit 1990 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 Energie-intensiteit= hoeveelheid bruto binnenlands energiegebruik (BBE) gebruikt per eenheid bruto binnenlands product (BBP) in constante prijzen van 1995 Koolstofintensiteit = hoeveelheid C0 2 uitgestoten t.g.v. energiegebruik(inci. procesemissies in de chemie en emissies t.g.v. het niet-energetisch verbruik van brandstoffen) per eenheid bruto binnenlands product (BBP) in constante prijzen van 1995 Bron: VITO, APS De e n e rg ie -in te n s ite it v i n de Vlaamse economie lag In 2004 bijna gelijk met het niveau van 1990: +0,1 %. Tot en met 1998 steeg ze nog tot 13,6% boven het niveau van 1990, maarsindsi999 sereen duidelijke daling merkbaar. Die verandering van energie-intensiteit kan enerzijds veroorzaakt worden door een structureel effect (minder energie-intensieve sectoren winnen aan belang in de Vlaamse economie), anderzijds kan het duiden op een verbetering in de energieefficiëntie (minder energie nodig per geproduceerde eenheid). Door de directe band met het energiegebruik daalde ook de k o o ls to f- in te n s ite it in de periode 1990-2004, nl. met 14,8 %. Bovendien daalt die koolstofintensiteit sterker dan de curve van de energie-intensiteit door de omschakeling naar koolstofarmere brandstoffen (minder steenkool, meer aardgas).

ECO-EFFICIËNTIE VAN DE ENERGIESECTOR IN VLAANDEREN index (1995=100) energetische output eigen energiegebruik & -verliezen broeikasgasemissie zwevend stof totaal ozonprecursoren energetische eigen emissie naar de lucht output energiegebruik broeikas zwevend ozon verzurende & -verliezen gassen stof totaal precursoren stoffen (TWh) (P ) (kton C0 2-eq) (ton) (ton TOFP) (io6 Zeq) 1995 385 342 23 020 4668 80 077 4 0 8 3 2004 556 374 24723 4297 52 495 2318 TOFP = troposferic ozone forming potential, Zeq = zuurequivalenten De energetische output van de energiesector - d it is de som van de energie-inhoud van zijn eindproducten zoals motorbrandstoffen o f e le ktricite it- nam met 44,5 % toe in de periode 1995-2004. De energie die de sector zelf gebruikt en de energie die verloren gaat bij de transformatie, het transport en de distributie, is minder snel gestegen (+9,1 %). Deze relatieve o ntkoppeling wijst op een rendementsverbetering. De emissies van verzurende stoffen, ozonprecursoren en zwevend sto f is in 2004 kleiner dan in het basisjaar 1995 (a b s o lu te o n tk o p p e lin g ), maar neemt sinds 2002 weer toe door verhoogd steenkoolgebruik in de elektriciteitscentrales. Dat maakt ook dat voor broeikasgassen nog geen absolute ontkoppeling kon worden gerealiseerd.

ELEKTRICITEITSPRODUCTIE UIT HERNIEUWBARE ENERGIEBRONNEN (GROENE STROOM) elektriciteit (GWh) 4000 3500-3000 2500-2000 -. - * doelstelling GSC' 1 Ingeleverde GSC'11 verbranding organische fractie huisvuil PVzon 0] waterkracht B B 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 wind biogas1" E] biomassa (') vergisting van organisch afval, vergassing van hout; in 2010 inclusief biomassa (covérbranding) (2) aantal certificaten inge l m i i op 31 maart van het daaropvolgende jaar (kan verschillen van het aantal CSC uitjcreikt in het jaar zelf) De waarden voor 2010 betreffen een actuele inschatting van het toekomstige verloop. B ron: ANKE, V K E C.m O, ODE (GWh) verbranding PV waterkracht wind biogasi1) biomassa to ta a l org. huisvuil zon >994 45.1 0 1,6 9 2,1 0 58 2002 >39.8 0.5 2.7 56.3 58.2 71.6 329 2003 131.3 0,4 1.9 58,9 133.9 110,1 437 2004 135.3 0,6 1.9 95.0 230,2 163.9 627 De p ro d u c tie van g roe n e s tro o m is in 2004 vertienvoudigd t.o.v. van 1994. De komende jaren wordt een verdere stijging verwacht door ingebruikname van grote biomassaprojecten en windparken. Met de 627 GWh u it 2004 kunnen 5 op 100 gezinnen voorzien worden van groene stroom. T.a.v. de totale netto-elektriciteitsproductie in Vlaanderen vertegenwoordigde die 627 GWh slechts 1,3 %. Tijdens de eerste Inleveringsronde op 31-3-2003 leverden de elektriciteitsleveranciers slechts 37% van de vereiste groenestroomcertificaten (GSC) In: v o orn s GWh i.p.v. 313 GWh. Voor de inleveringsronde op 31-3-2005 werd al 76 % van de in te leveren certificaten voorgelegd (incl. opgespaarde certificaten uitvorige productiejaren): voor 650 GWh van de vereiste 851 GWh.

PRODUCTIE VAN ELEKTRICITEIT EN WARMTE D.M.V. WARMTEKRACHTKOPPELING (WKK) opgesteld elektrisch vermogen (MWt ) I 200-1------------------------------------------ 1990 1995 2000 2001 2002 2003 2004 Bron: Uekens e l al. (200 5 ), le raadplegen op h ttp://m iw.co g e n vla a n d ere n.b e (MWg) motoren gasturbines ÄSTEC s stoomturbines to ta a l 1990 7.7 0 186,6 194.3 2004 157.4 649,0 274.3 1 0 8 0,7 In 2004 seen to ta a l vermogen van 1081 MWe aan WKK opgesteld. Dit is een enorme stijging ten opzichte van 194 MWe in 1990. Die capaciteitstoename voltrok zich bijna volledig tussen 1990 en 1999. De start van het WKK-certificatensysteem begin 2005 zorgt voor een nieuw elan: momenteel loopt de bouw van een aantal grote WKK-installatles voor een bijkomend vermogen van meer dan 500 MWe. Samen met de reeds bestaande 790 MWe k w a lita tie v e WKK (dit zijn WKKinstallaties die een primaire energiebesparing van minstens 5 % realiseren t.o.v. van gescheiden traditionele warmte- en elektriciteitsproductie) brengt deze bijkomende capaciteit de Vlaamse doelstel ling van 1830 MWe kwalitatieve WKK tegen 2012 een hele stap dichterbij.

EMISSIE VAN BROEIKASGASSEN DOOR DE ENERGIESECTOR emissie broeikasgassen (kton CO.-eq) elektriciteit en warmte petroleumraffinaderijen '990 1995 2000 2001 2002 2003 2004 * voorlopige cijfers Bron: VMM, Econotec, Energiebalans Vlaanderen VITO (kton C0 2-eq) elektriciteit petroleum overige to ta a l en warmte raffinaderijen 1990 17850 4587 1132 2 3 5 6 9 2004* 18803 5558 362 2 4 7 2 3 De emissie van broeikasgassen door de energiesector is in 2004 met 4,9 % gestegen t.o.v. 1990. De grootste oorzaak van de stijging in 2002 t.o.v. 2001 is het hoger gebruik van hoogovengas, datai 25% C02 bevat, voor de elektriciteitsproductie. Ook van 2002 naar 2003 namen de emissies verder toe, nu dooreen toename met 14,0% van de met fossiele brandstoffen geproduceerde elektriciteit en door een stijging met 10,7 % van het eigen energiegebruik en de energieverliezen in de petroleumraffinaderijen. De uitstoot van broeikasgassen door de energiesector bestond in 2004 voor 97,61 % uit C02, voor 1,31 % uit N20, voor 1,04% uit CH^ en voor 0,05% uit SFg.