DE ROTTERDAMSE MARKTBEZOEKER 2007



Vergelijkbare documenten
De Rotterdamse marktbezoeker. Resultaten uit de Omnibusenquête 2011

De Rotterdamse marktbezoeker 2013

De Rotterdamse markbezoeker Resultaten uit de Omnibusenquête 2016

ROTTERDAMMERS OVER HET OPENBAAR VERVOER 2007

ROTTERDAMMERS OVER BURGERPARTICIPATIE Resultaten uit de Omnibusenquête 2007

centrum voor onderzoek en statistiek

Imago Rotterdamse festivals

ROTTERDAMMERS OVER WERKEN BIJ DE GEMEENTE

Allochtonen op de arbeidsmarkt

Vrijwilligerswerk en informele hulp in Rotterdam 2013 Resultaten uit het Vrijetijdsonderzoek 2013

ROTTERDAMMERS OVER DE DIENST BURGERZAKEN

Rotterdammers over gemeentelijke dienstverlening. Resultaten uit de Omnibusenquête 2011

8. Werken en werkloos zijn

Rotterdammers over de gemeentelijke dienstverlening Resultaten uit de Omnibusenquête 2009

Vrijwilligers en informele hulp in Rotterdam Resultaten uit het Vrijetijdsonderzoek 2011

RECREATIEF BEZOEK VAN ROTTERDAMMERS AAN ROTTERDAM

Feitenkaart VVE-monitor Rotterdam 2012 Onderzoek peuterspeelzalen en kinderdagverblijven

Rotterdammers over de gemeentelijke dienstverlening 2012

MARKTBEZOEK VAN ROTTERDAMMERS, 2005

ROTTERDAMMERS OVER WERKEN BIJ DE GEMEENTE

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

Openingstijden Stadswinkels 2008

Rotterdammers over gemeente en deelgemeente 2014

Bezoek en waardering groenvoorzieningen Rotterdam

Klanttevredenheid marktkooplieden

Vrijwilligerswerk en informele hulp in Rotterdam 2009 Resultaten uit de Vrijetijdsomnibusenquête 2009

10. Veel ouderen in de bijstand

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging

ROTTERDAMMERS EN COMPUTERS Resultaten uit de Omnibusenquête 2001 O drs. P.A. de Graaf Centrum voor Onderzoek en Statistiek (COS) Juli 2001

Artikelen. Overwerken in Nederland. Ingrid Beckers en Clemens Siermann

Gemeentelijke Dienstverlening. Omnibus 2009

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald

Van Klacht Naar Kracht deelnemersresultaten april

Jaarlijks onderzoek onder gasten 2015

Doelgroepenanalyse Rotterdam Oude Noorden

Bijlage III Het risico op financiële armoede

Vrijwilligerswerk en informele hulp in Rotterdam 2015 Resultaten uit het Vrijetijdsonderzoek 2015

CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt

Evenementen in Hoek van Holland

Jaarlijks onderzoek onder gasten 2016

Hoofdstuk 24 Financiële situatie

12. Vaak een uitkering

Mannen geven veel vaker leiding dan vrouwen

Binnenstadsmonitor. Appendix Factsheets. De staat van de Rotterdamse binnenstad. Rotterdam.nl/onderzoek stadswinkel

Rotterdammers over gemeente en gebied 2016

Hoofdstuk 21. Warenmarkten

Feitenkaart VVE-monitor Rotterdam 2013

Sociaal-economische schets van Leiden Zuidwest 2011

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt

Langdurige werkloosheid in Nederland

VRIJWILLIGERSWERK EN INFORMELE HULP IN ROTTERDAM Resultaten uit de Vrijetijdsomnibus 2005

Uit huis gaan van jongeren

Feitenkaart Verhuizingen naar inkomen in Rotterdam op gebiedsniveau in 2010 en 2011

Markten in Leiden. Onderzoeksrapport Colofon. Uitvoering veldwerk: SCC Nederland BV, Utrecht. BOA (Beleidsinformatie, Onderzoek en Advies)

Bezoek en waardering van groen in en om Rotterdam, 2014

Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder allochtone Nederlanders

Tijdsbesteding van Rotterdamse ouderen

Gezondheidsenquête 2008

Interactief bestuur. Omnibus 2017

Overlast park Lepelenburg

Omnibusenquête deelrapport. Studentenhuisvesting

Arbeidsgehandicapten in Nederland

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam. nummer 5 maart 2013

VRIJWILLIGERSWERK EN INFORMELE HULP IN ROTTERDAM Resultaten uit de Vrijetijdsomnibus 2003

LeidenPanel. Centrummarkt. BELEIDSONDERZOEK I I

Elektronische dienstverlening

Evaluatie hinder bij wegwerkzaamheden

Rotterdammers over de gemeentelijke dienstverlening 2013

Monitor. alcohol en middelen

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014

Ervaringen Wmo. Cliëntervaringsonderzoek Berg en Dal 2017

Stadsenquête Leiden 2004

FORUM Factsheet Jeugdwerkloosheid,

Gebruik van kinderopvang

Bevolking Ommoord. Aantal inwoners. Stand van het aantal inwoners op 1 januari

Rotterdammers over de gemeentelijke dienstverlening 2015

Stichting Filmonderzoek Bioscoopmonitor

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs

Verhuizingen en uitstroom onder WWB-klanten in de deelgemeenten Charlois en Feijenoord. Fred Reelick

Diversiteit in Provinciale Staten, Gedeputeerde Staten en Eerste Kamer in 2011

Bezoek en waardering van groenvoorzieningen door Rotterdammers, 2011

ROTTERDAMMERS EN COMPUTERS Resultaten uit de Omnibusenquête 2003

rotterdam.nl/onderzoek Vrijwilligerswerk en informele hulp in Rotterdam 2017 Resultaten uit het Vrijetijdsonderzoek 2017

FLEVOMONITOR 2006 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld. Annemieke Benschop, Susan Place, Marije Wouters & Dirk J. Korf

De mening van de inwoners gepeild. Leefbaarheid 2015

Resultaten peiling 18: warenmarken in Hof van Twente

K I N D E R E N O N D E R Z O E K : J A A R

Rotterdammers over het verkeer 2009 Resultaten uit de Omnibusenquête 2009

OMNIBUSONDERZOEK NOORD- KENNEMERLAND 2005 PSYCHISCHE GEZONDHEID

December 2014 Betalen aan de kassa 2013

3.5 Voorzieningen in de buurt

Evaluatie gratis openbaar vervoer 65+-ers Rotterdam

Hoofdstuk 13. Arbeidsmarkt

Digipanel: Financiële armoede s-hertogenbosch Augustus 2006, Bureau Onderzoek en Statistiek

Lokaal mediabeleid Rotterdam

Sterke toename alleenstaande moeders onder allochtonen

Waardering van leefbaarheid en woonomgeving

szw Aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid s-gravenhage, 23 november 2000 Aanleiding

rotterdam.nl/onderzoek Rotterdammers over het verkeer 2017; Tabellenrapport Resultaten uit de Omnibusenquête 2017

Transcriptie:

DE ROTTERDAMSE MARKTBEZOEKER 2007 Resultaten uit de Omnibusenquête 2007 G.H. van der Wilt Centrum voor Onderzoek en Statistiek (COS) juli 2007 In opdracht van Stadstoezicht

Centrum voor Onderzoek en Statistiek (COS) Auteur: G.H. van der Wilt Project: 07-2670 Prijs: 10,- Adres: Goudsesingel 78, 3011 KD Rotterdam Postbus 21323, 3001 AH Rotterdam Telefoon: (010) 489 95 00 Telefax: (010) 489 95 01 E-mail: info@cos.rotterdam.nl Website: www.cos.rotterdam.nl 2

INHOUD Samenvatting en conclusies 5 1 Inleiding 7 1.1 De enquête 7 1.2 Opbouw van deze rapportage 7 2 De Rotterdamse marktbezoeker kwantitatief 9 2.1 Aantal en bezoekfrequentie 9 2.2 Schatting van het totale marktbezoek 10 3 De Rotterdamse marktbezoeker kwalitatief 11 3.1 Persoonskenmerken 11 3.2 Etniciteit 12 3.3 Marktbezoekers naar deelgemeente 13 4 Bezoek aan de drie grotere Rotterdamse weekmarkten 15 4.1 Centrummarkt, markt Afrikaanderplein en markt Grote Visserijplein 15 4.1.1 Schatting totale marktbezoek per markt 16 4.2 Waarvoor komt men naar deze markt 16 4.3 Wie bezoekt deze drie markten, en wie niet 16 4.4 Waardering markten 18 Bijlagen 3

4

Samenvattende beschouwing Aantal martkbezoeken gedaald, percentage marktbezoekers wel stabiel 75% van de Rotterdammers van 16 jaar en ouder geeft aan in de afgelopen twaalf maanden wel eens een Rotterdamse markt te hebben bezocht. Iets meer dan 40% doet dat minstens één keer per maand; 1 doet dat één of meer keer per week. Het percentage frequente marktbezoekers is ten opzichte van een jaar geleden weer iets gedaald en bevindt zich nu op het niveau van 2005. Door de daling van het aantal frequente marktbezoekers is ook het aantal geschatte marktbezoeken gedaald. Naar schatting zijn er de afgelopen twaalf maanden door Rotterdammers tussen de 6,5 en ruim 11 miljoen bezoeken gebracht aan Rotterdamse markten. In de minimumvariant is dat een daling van bijna 9% (ruim 600.000 bezoeken) ten opzichte van vorig jaar; in de maximumvariant gaat het om een daling van ruim 7% (ongeveer 900.000 bezoeken). Marktbezoek hoger onder kwetsbare groepen Het bezoeken van markten komt voor onder alle lagen van de Rotterdamse bevolking, maar vooral onder de kwetsbare groepen in de samenleving is het marktbezoek hoog. Zo bezoeken ouderen, gepensioneerden, lager opgeleiden, sociale minima en Rotterdammers met een uitkering frequenter de Rotterdamse markten dan bijvoorbeeld jongeren, Rotterdammers met betaald werk en Rotterdammers met een bovenmodaal inkomen. Onder niet-westerse allochtonen is het marktbezoek aanzienlijk hoger dan onder autochtonen en, in iets mindere mate, onder westerse allochtonen. De drie grote weekmarkten: bezoek, bezoekreden en waardering Net als in de voorgaande jaren is de Centrummarkt op de Binnenrotte de afgelopen 12 maanden het beste bezocht: 63% heeft de markt tenminste één keer bezocht. De markten op het Afrikaanderplein en het Grote Visserijplein zijn veel minder goed bezocht (resp. 29% en 18%). Naar schatting hebben tussen de 4 en 7 miljoen Rotterdammers het afgelopen jaar een bezoek gebracht aan de Centrummarkt, tussen de 2 en 3,5 miljoen aan de markt op het Afrikaanderplein en tussen de 1,5 en 2,5 aan de markt op het Grote Visserijplein. Op de Centrummarkt komen vooral autochtone Rotterdammers, Rotterdammers met een bovenmodaal inkomen en Rotterdammers tussen de 25 en 64 jaar. Op de markten op het Afrikaanderplein en het Grote Visserijplein komen vooral niet-westerse allochtonen, Rotterdammers met een benedenmodaal inkomen en een lagere opleiding. Evenals in voorgaande jaren komen de meeste Rotterdammers naar de markt voor groenten en fruit, vis en kleding. Bijna 40% van de bezoekers van de Centrummarkt komt ook voor de gezelligheid; bij de andere twee markten is dit met respectievelijk 21% en 18% een stuk minder. De gemiddelde waardering voor de markten komt met een 6,7 één tiende lager uit dan vorig jaar. De waardering van de bezoekers hangt af van de frequentie van het bezoek: hoe vaker men een markt bezoekt, hoe hoger het rapportcijfer dat men geeft. 5

De aspecten kwaliteit van het aanbod, variatie in het aanbod en opstelling van de kramen worden op elk van de drie markten door minstens de helft van de bezoekers als goed beoordeeld. De voorzieningen op de drie markten worden, net als in 2006, het slechtst beoordeeld. Iets meer dan de helft van de Rotterdammers vindt de drie weekmarkten aantrekkelijk genoeg; voor de markt op het Grote Visserijplein is dat zelfs bijna twee op de drie Rotterdammers (63%). Dat is erg opmerkelijk, aangezien vorig jaar nog slechts 44% vond dat deze markt aantrekkelijk genoeg was. Deze stijging is het resultaat van puur toeval; er is het afgelopen jaar niets bijzonders gebeurd op de markt op het Grote Visserijplein. 6

1 Inleiding Op verzoek van diverse afdelingen en diensten van de gemeente Rotterdam voert het Centrum voor Onderzoek en Statistiek (COS) jaarlijks in februari een Omnibusenquête uit onder Rotterdammers van 16 jaar en ouder. Op verzoek van Stadstoezicht is daarin een aantal vragen opgenomen over de belangrijkste weekmarkten in Rotterdam. De voorliggende rapportage handelt over de beantwoording van deze vragen, waarbij ook vergelijkingen worden gemaakt met de resultaten uit eerdere Omnibusenquêtes. 1.1 De enquête Zoals gezegd, stammen de gegevens voor dit onderzoek uit de in het voorjaar van 2007 gehouden Omnibusenquête. Als gevolg van het grote aantal opdrachtgevers aan, en onderwerpen in de Omnibusenquête is de enquête opgesplitst in vier vragenlijsten: een aantal onderwerpen kwam slechts op de zogenoemde A-lijst aan de orde, een aantal alleen op de B- lijst, een aantal alleen op de C-lijst, een aantal alleen op de D-lijst, en sommige op meerdere lijsten. De vragenlijsten van de enquête zijn op basis van vier aselecte steekproeven verspreid onder vier keer 3.500 inwoners van Rotterdam. De respons bedroeg voor de A-lijst 39% (1.347 respondenten), voor de B-lijst 44% (1.546 respondenten), voor de C-lijst 40% (1.391 respondenten) en voor de D-lijst 43% (1.487 respondenten; in totaal 41%. Daarmee is de respons fors lager dan in vorige jaren. Voor zo ver op verifieerbare kenmerken valt na te gaan, is echter ook dit jaar de respons op de Omnibusenquête voldoende representatief voor de totale Rotterdamse bevolking van 16 jaar en ouder, al zijn mannen, jongeren en (niet-westerse) allochtonen ondervertegenwoordigd. In voorgaande jaren was dit echter niet veel anders, zodat uitkomsten nog steeds goed vergeleken kunnen worden met uitkomsten uit eerdere Omnibusenquêtes. Zie hierover uitgebreider in Bijlage II. 1.2 Opbouw van deze rapportage Deze rapportage is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt gekeken naar de bezoekfrequentie van de Rotterdamse marktbezoekers en wordt een vergelijking gemaakt met voorgaande jaren. Ook wordt het totaal aantal Rotterdamse marktbezoekers geschat. Hoofdstuk 3 bevat een algemene profielschets van de Rotterdamse marktbezoeker. Gekeken wordt naar persoonskenmerken, etniciteit en bezoekers per deelgemeente. Ook hier wordt een onderscheid gemaakt naar de frequentie van het marktbezoek. In hoofdstuk 4 wordt het bezoek aan de drie belangrijkste weekmarkten uitgewerkt. Gekeken wordt hoe vaak de markten bezocht worden, wat de kenmerken zijn van de bezoeker, waarvoor men vooral naar deze markten komt en hoe de markten gewaardeerd worden. Deze rapportage kent tevens vijf bijlagen. Bijlage I bevat een lijst met alle opdrachtgevers van de Omnibusenquête 2007 en een overzicht van hun vragen in de verschillende vragenlijsten. In Bijlage II worden respons en reprensentativiteit van de Omnibusenquête 2007 besproken aan de hand van de achtergrondkenmerken van de respondenten. In Bijlage III zijn de in deze rapportage behandelde vragen uit de enquête letterlijk van de vragenlijst overgenomen. In Bijlage IV staat per markt een overzicht van de belangrijkste redenen waarvoor men naar de 7

markt komt. In Bijlage V tenslotte wordt een korte toelichting gegeven op de statistische interpretatie van de in deze rapportage weergegeven en over de significantie van verschillen. De boodschap uit deze bijlage moge zijn, dat in het algemeen verschillen of afwijkingen van 1- à 2% niet als verschillen mogen worden beschouwd, maar evengoed door het toevalskarakter van de steekproef kunnen zijn veroorzaakt. Als bijvoorbeeld iets het ene jaar 14% was, en het volgende jaar 15%, dan is daarmee dus nog geen toename aangetoond. Tot slot van deze inleiding zij er op gewezen, dat overal, waar in deze rapportage gesproken wordt over de Rotterdammers, de Rotterdammers van 16 jaar en ouder bedoeld worden. Op 1 januari 2007 waren dat er 478.978 (van de in totaal 584.046). Voorts zij er wellicht ten overvloede op gewezen, dat de Omnibusenquête een personenenquête is, zodat de hier gepresenteerde uitkomsten in eerste instantie gelden voor personen, en niet voor huishoudens. Met andere woorden: als een bepaald percentage Rotterdammers iets vindt of heeft, dan zegt dat nog niets over het precieze percentage Rotterdamse huishoudens dat dat vindt of heeft. 8

2 De Rotterdamse marktbezoeker kwantitatief In dit hoofdstuk wordt gekeken hoe vaak de Rotterdamse markten worden bezocht en hoe deze aantallen zich verhouden tot de voorgaande jaren. Tevens wordt een schatting gemaakt van het totaal aantal bezoekers van de Rotterdamse markten gedurende het hele jaar. 2.1 Aantal en bezoekfrequentie In de Omnibusenquête is in februari 2007 gevraagd of men in de afgelopen twaalf maanden (wat grotendeels neerkomt op 2006) wel eens een Rotterdamse markt heeft bezocht en in welke frequentie. Daaruit blijkt dat precies driekwart van de Rotterdammers wel eens een Rotterdamse markt bezoekt. Een kwart geeft aan zelden of nooit naar een Rotterdamse markt te gaan (tabel 2.1). Tabel 2.1 Bezoekfrequentie Rotterdamse markten, 1999 tot en met 2007 1999 2001 2003 2005 2006 2007 Een paar keer per jaar 20% 21% 20% 31% 31% 33% Één of meer keer per maand 23% 25% 24% 27% 24% 2 Één of meer keer per week 13% 22% 22% 1 19% 1 Wel eens een markt bezocht 5 68% 6 74% 74% 75% Zelden of nooit / geen antwoord 44% 32% 34% 2 2 25% Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% Tussen 1999 en 2001 is het percentage Rotterdammers dat wel eens een Rotterdamse markt bezoekt flink toegenomen. Het relatief lage percentage in 1999 kan gedeeltelijk worden verklaard door de oververtegenwoordiging van de groep ouderen (65-75 jaar) in dat onderzoek. Ouderen, zo blijkt uit datzelfde onderzoek, bezoeken minder vaak markten dan mensen tot 65 jaar 1. Na een lichte daling in 2003 was dit cijfer in 2005 weer flink gestegen. In 2007 is de bezoekfrequentie van Rotterdammers aan Rotterdamse markten zo goed als gelijk aan de twee voorgaande jaren. Het percentage frequente marktbezoekers (één of meer keer per week) is na een lichte stijging in 2006 (ten opzichte van 2005) weer terug op het niveau van 2005. Iets meer dan één op de zes Rotterdammers bezoekt nu frequent een markt. Het percentage geregelde marktbezoekers (één of meer keer per maand) is, na een lichte daling in 2006 ten opzichte van 2005, weer iets gestegen. Ook het percentage incidentele marktbezoekers (een paar keer per jaar) is enigszins gestegen: één op de drie Rotterdammers die wel eens een Rotterdamse markt bezoekt doet dat slechts een paar keer per jaar. Uit bovenstaande cijfers wordt dus duidelijk dat het percentage Rotterdammers dat wel eens een Rotterdamse markt bezoekt het afgelopen jaar zo goed als gelijk is gebleven, dat het percentage Rotterdammers dat frequent een markt bezoekt iets is afgenomen en dat er iets meer Rotterdammers geregeld of incidenteel een markt bezoeken. 1 De Rotterdamse marktbezoeker, een profiel. COS, december 2002. 9

2.2 Schatting van het totale marktbezoek In deze paragraaf wordt op basis van een aantal aannamen een schatting gemaakt van het totaal aantal bezoeken dat de Rotterdammers (vanaf 16 jaar) in de twaalf maanden voorafgaande aan het Omnibusonderzoek aan Rotterdamse markten hebben gebracht. De schatting bestaat uit een minimum- en een maximumvariant. Daarbij zijn de gegeven globale antwoorden van de respondenten over hun bezoekfrequentie vertaald naar een concreet aantal binnen de marges van de antwoordbeschrijving. Theoretisch is op basis van de gegeven antwoorden een absoluut minimum en een absoluut maximum te berekenen. Dit zou echter leiden tot erg grote marges. In onderstaand overzicht zijn daarom de uitgangspunten voor meer realistische varianten weergegeven. Tabel 2.2 Uitgangspunten voor een schatting van het aantal bezoeken per jaar van Rotterdammers aan Rotterdamse markten in 2007 Aantal respondenten Aantal Rotterdammers* Aantal in minimumvariant Aantal in maximumvariant Zelden of nooit 386 120.604 0 keer 0 keer Een paar keer per jaar 502 156.847 2 keer 4 keer Eén of meer keer per maand 396 123.728 18 keer 36 keer Eén of meer keer per week 249 77.799 52 keer 78 keer Totaal 1.533 478.978 *): iedere respondent staat voor 312 Rotterdammers van 16 jaar en ouder Op basis van deze aannamen komt de minimumvariant uit op ruim 6,5 miljoen bezoeken van Rotterdammers aan de Rotterdamse markten per jaar, en de maximumvariant op iets meer dan 11 miljoen bezoeken. Per week zou dit neerkomen op respectievelijk ruim 126.000 en ruim 214.000 Rotterdamse bezoeken (tabel 2.3). Dit alles is exclusief bezoeken van niet- Rotterdammers. Tabel 2.3 Schatting van het aantal bezoeken per jaar van Rotterdammers aan Rotterdamse markten, 2007 Aantal bezoeken per jaar minimumvariant maximumvariant Een paar keer per jaar 313.694 627.388 Eén of meer keer per maand 2.227.104 4.454.208 Eén of meer keer per week 4.045.548 6.068.322 Totaal 6.586.346 11.149.918 Idem Omnibus 2006 7.220.690 12.020.936 Idem VTO 2005 (najaar 2005) 7.217.762 12.009.080 Idem Omnibus 2005 7.063.564 11.930.126 Wanneer deze cijfers worden vergeleken met de schatting die is gemaakt naar aanleiding van de Omnibusenquête 2006, dan is het aantal bezoeken in het afgelopen jaar (fors) gedaald: ruim een half miljoen bezoekers in de minimumvariant en bijna een miljoen bezoekers minder in de maximumvariant. Hiermee is de geleidelijke stijging van het marktbezoek sinds 2005 gestopt en bevindt het huidige marktbezoek zich zelfs onder het niveau van 2005. Uiteraard veranderen al deze getallen wanneer de aannamen die aan beide varianten ten grondslag liggen worden gewijzigd. 10

3 De Rotterdamse marktbezoeker kwalitatief In dit hoofdstuk wordt een profiel opgesteld van de Rotterdamse bezoekers van de Rotterdamse markten op basis van de Omnibusenquête. Allereerst zal worden ingegaan op de persoonskenmerken en etniciteit in het bijzonder. Daarna komt de herkomst (deelgemeente) aan de orde. 3.1 Persoonskenmerken De Rotterdamse marktbezoekers vormen over het algemeen een redelijke afspiegeling van de gehele Rotterdamse bevolking. Vrouwen, jongeren, (echt)paren zonder kinderen, mensen met een betaalde baan en sociale minima komen iets vaker voor; ouderen en mensen met meer dan twee keer een modaal inkomen komen iets minder vaak voor. Het kenmerk etniciteit komt in de volgende paragraaf apart aan de orde. Het frequente marktbezoek, dat in totaal met 3%-punt is gedaald ten opzichte van 2006, is vooral sterk gedaald onder Rotterdammers die werkzaam zijn in het huishouden (-19%-punt), paren zonder kind(eren) (-8%-punt) en Rotterdammers van 45 tot en met 64 jaar (-7%-punt). Onder bejaarden en alleenstaanden is het frequente marktbezoek juist licht gestegent. Het geregelde marktbezoek, dat over de hele linie met 2%-punt is gestegen ten opzichte van 2006, is harder gestegen onder Rotterdammers met betaald werk (+18%-punt), Rotterdammers tot 45 jaar (+14%-punt), paren met kind(eren) (+-punt) en sociale minima (+5%-punt). Onder gepensioneerden, bejaarden en eenoudergezinnen is het geregelde marktbezoek juist gedaald, met maximaal 8%-punt. De lichte stijging van het incidentele marktbezoek is vooral zichtbaar onder Rotterdammers werkzaam in het huishouden (+10%-punt), Rotterdammers met een modaal tot 2 keer modaal inkomen (+7%-punt) en gepensioneerden (+-punt). Onder sociale minima is het incidentele marktbezoek licht teruggelopen. Het percentage dat zelden of nooit een Rotterdamse markt bezoekt tenslotte, is flink gedaald onder Rotterdammers met betaald werk, jongeren, Rotterdammers met een middelbare opleiding en gepensioneerden en gestegen onder Rotterdammers met een uitkering en Rotterdammers van 45 tot en met 64 jaar. In tabel 3.1 op de volgende pagina is de bezoekfrequentie van de Rotterdamse markten naar persoonskenmerken in 2007 weergegeven. De tabel kan als volgt gelezen worden: van alle mannen bezoekt 31% zelden of nooit een Rotterdamse markt of heeft geen antwoord gegeven; 30% van de mannen bezoekt incidenteel een Rotterdamse markt, 24% doet dat geregeld en 1 frequent. In de laatste kolom tenslotte staat het percentage mannen in de gehele enquête: 43%. 11

Tabel 3.1 Bezoekfrequentie Rotterdamse markten naar persoonskenmerken, 2007 Zelden of nooit/ geen antwoord Een paar keer per jaar (incidenteel) Één of meer keer per maand (geregeld) Eén of meer keer per week (frequent) Alle respondenten in enquête Geslacht: man 31% 30% 24% 1 43% vrouw 21% 35% 27% 17% 57% Leeftijd: 16-24 jaar 21% 40% 31% 9% 10% 25-44 jaar 24% 35% 29% 12% 33% 45-64 jaar 2 32% 25% 17% 35% 65-75 jaar 23% 28% 27% 23% 14% 76 + jaar 38% 24% 12% 27% 9% Gezinssamenstelling: alleenstaand 2 31% 2 18% 24% (echt)paar zonder kind(eren) 2 32% 24% 17% 35% paar met kind(eren) 24% 35% 2 14% 31% eenoudergezin 20% 35% 28% 17% 7% anders 31% 28% 31% 10% 2% student op kamers/inwonend 38% 38% 25% 0% 1% Hoogst voltooide opleiding: laag / geen 23% 27% 28% 22% 34% midden 20% 37% 25% 18% 33% hoog 32% 35% 24% 10% 33% Sociaal-econ. situatie: betaald werk 17% 34% 39% 10% 51% werkzaam in huishouden 27% 39% 25% 10% 11% studerend 21% 23% 3 21% 11% gepensioneerd 20% 29% 27% 24% 23% uitkering 25% 28% 22% 25% 4% Huishoudensinkomen 2 : sociale minima 20% 23% 33% 24% 2 minimum tot modaal 21% 33% 2 20% 31% modaal tot 2x modaal 27% 39% 25% 9% 24% meer dan 2x modaal 35% 38% 20% 7% 19% Alle Rotterdammers 25% 33% 2 1 100% Wanneer wordt gekeken naar de frequente marktbezoekers dan blijken er nog aardig wat verschillen te bestaan. Zo behoren jongeren en Rotterdammers met een bovenmodaal huishoudensinkomen minder tot de frequente marktbezoekers. Ouderen, gepensioneerden, lager opgeleiden, sociale minima en Rotterdammers met een uitkering daarentegen zijn juist vaker frequente marktbezoekers. Over het algemeen kan dus geconcludeerd worden dat marktbezoek voorkomt onder alle lagen van de Rotterdamse bevolking, maar dat, net als vorig jaar, vooral de mensen die kwetsbaarder zijn in de samenleving meer tot de frequente marktbezoekers horen. 3.2 Etniciteit In deze paragraaf wordt apart ingegaan op een persoonskenmerk waarin marktbezoekers en niet-marktbezoekers flink van elkaar verschillen: de etniciteit. Tabel 3.2 laat de bezoekfrequentie zien van autochtonen ( Nederlanders ), westerse allochtonen (Noord- 2 Sociale minima: tot 950 c.q. 1.300 p.m.; minimum tot modaal: 950 c.q. 1.300 tot 1.900 p.m.; modaal tot 2x modaal: 1.900 tot 3.150 p.m.; meer dan 2x modaal: 3.150 p.m en meer 12

mediterranen en mensen uit overige rijke landen) en niet-westerse allochtonen (Turken, Marokkanen, Antillianen, Surinamers, Kaapverdianen en mensen uit overige arme landen). Het marktbezoek van autochtonen verschilt aanzienlijk van dat van allochtonen, en dan vooral van de niet-westerse allochtonen. Van de autochtone Rotterdammers bezoekt 71% wel eens een Rotterdamse markt, van de westerse allochtonen 81% en van de niet-westerse allochtonen maar liefst 85%. In vergelijking met 2006 is daarmee vooral het marktbezoek van westerse allochtonen flink gestegen (+12%). Het frequente marktbezoek (meer dan één keer per week) van niet-westerse allochtonen is hoger dan dat van de autochtonen en westerse allochtonen: respectievelijk 23% tegenover 1 en 14%. Marokkaanse Rotterdammers behoren al jaren tot de meest frequente marktbezoekers. Tabel 3.2 Bezoekfrequentie van Rotterdamse markten naar etniciteit, 2007 3 Zelden of nooit / Een paar keer per Één of meer keer Eén of meer keer Totaal geen antwoord jaar per maand per week Autochtonen 29% 35% 22% 14% 100% Westerse allochtonen 19% 3 29% 1 100% Niet-westerse allochtonen 15% 2 3 23% 100% Turken 1 21% 41% 22% 100% Marokkanen 10% 20% 33% 37% 100% Antillianen 14% 4 34% 100% Surinamers 15% 28% 34% 23% 100% Kaapverdianen 15% 20% 20% 45% 100% Overige arme landen 17% 2 39% 18% 100% Alle Rotterdammers 25% 33% 2 1 100% 3.3 Marktbezoekers naar deelgemeente Het percentage Rotterdammers dat zelden of nooit een Rotterdamse markt bezoekt is in de deelgemeenten Delfshaven, IJsselmonde en Hoogvliet + Pernis licht gestegen ten opzichte van 2006 (met 3% tot 4%). In Hoek van Holland is dit percentage met 15% gestegen; het gaat hier echter maar om zeer beperkte absolute aantallen op basis waarvan harde uitspraken niet mogelijk zijn. In de deelgemeenten Kralingen-Crooswijk (+ 5%), Noord (+ ) en Hillegersberg-Schiebroek (+ 9%) is het percentage dat wel eens een Rotterdamse markt bezoekt juist behoorlijk gestegen. In Noord en Hillegersberg-Schiebroek is deze stijging voornamelijk terug te zien in het percentage geregelde bezoekers, in Kralingen-Crooswijk is vooral het percentage incidentele marktbezoekers gestegen ten opzichte van 2006. In vijf deelgemeenten bezoekt meer dan 80% van de bewoners wel eens een Rotterdamse markt: Kralingen-Crooswijk (8), Overschie (84%), Noord (83%) en Delfshaven en Charlois (beide 81%). Ook ongeveer driekwart van de bewoners van Stadscentrum, Hillegersberg- Schiebroek, Feijenoord en Prins Alexander bezoekt wel eens een Rotterdamse markt. De meest frequente marktbezoekers komen uit Delfshaven: bijna één op de drie bewoners bezoekt één of meerdere keren per week een Rotterdamse markt. In Charlois bevinden zich met 43% de meeste incidentele marktbezoekers (zie ook figuur 3.1). 3 Door de kleine absolute aantallen zijn de afzonderlijke percentages slechts indicatief. 13

Tabel 3.3 Bezoekfrequentie van Rotterdamse markten naar deelgemeente, 2007 4 Zelden of nooit / geen antwoord Incidenteel Geregeld Frequent Deelgemeente: Stadscentrum 24% 22% 37% 17% Delfshaven 19% 24% 28% 30% Overschie 1 34% 32% 18% Noord 17% 3 34% 14% Hillegersberg-Schiebroek 24% 37% 2 13% Kralingen-Crooswijk 14% 34% 29% 23% Prins Alexander 25% 33% 30% 13% Feijenoord 24% 2 30% 21% IJsselmonde 38% 3 18% 9% Charlois 19% 43% 21% 17% Hoogvliet + Pernis 38% 35% 13% 15% Hoek van Holland 80% 13% 3% 3% Figuur 3.1 Kaart bezoekfrequentie Rotterdamse markten naar deelgemeente, 2007 Frequentie marktbezoek per deelgemeente Zelden of nooit / geen antwoord Incidenteel Geregeld Frequent 4 Door de kleine absolute aantallen zijn de afzonderlijke percentages, vooral voor Stadscentrum, Overschie en Hoek van Holland, slechts indicatief. 14

4 Bezoek aan de drie grotere Rotterdamse weekmarkten In dit hoofdstuk worden de bezoeken aan de belangrijkste weekmarkten van Rotterdam verder uitgewerkt. Hoe vaak bezoekt men de afzonderlijke markten, wat zijn de kenmerken van de marktbezoekers, waarvoor komt men naar de verschillende markten en hoe worden de markten gewaardeerd? 4.1 Centrummarkt, markt Afrikaanderplein en markt Grote Visserijplein Van alle Rotterdammers heeft 35% de Centrummarkt op de Binnenrotte incidenteel bezocht; 20% deed dat geregeld en 8% frequent. 37% geeft aan de Centrummarkt op de Binnenrotte het afgelopen jaar zelden of nooit bezocht te hebben. Daarmee is het percentage bezoekers van de Centrummarkt ten opzichte van vorig jaar licht gestegen. Het bezoek aan de markt op het Afrikaanderplein en de markt op het Grote Visserijplein, beide meer lokale markten, is aanzienlijk lager dan het bezoek aan de Centrummarkt. 71% van de Rotterdammers geeft aan de markt op het Afrikaanderplein het afgelopen jaar zelden of nooit bezocht te hebben. Voor de markt op het Grote Visserijplein is dat zelfs 82%. Het percentage bezoekers van de markt op het Afrikaanderplein is daarmee iets gedaald ten opzichte van 2006, het percentage bezoekers van de markt op het Grote Visserijplein is gelijk gebleven. De verhoudingen tussen de incidentele, geregelde en frequente bezoekers is voor alle drie de markten ongeveer gelijk gebleven aan vorig jaar. Figuur 4.1 geeft een overzicht. Figuur 4.1 Bezoek aan de drie grote wekelijkse markten, 2007 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% incidenteel geregeld frequent zelden / nooit Binnenrotte Afrikaanderplein Grote Visserijplein Op de vraag welk van deze drie markten men in het afgelopen jaar het meest heeft bezocht, antwoordt 51% van alle Rotterdammers het meest de Centrummarkt op de Binnenrotte te hebben bezocht, 17% de markt op het Afrikaanderplein en 7% de markt op het Grote Visserijplein. Een kwart van de Rotterdammers tenslotte geeft aan de afgelopen twaalf maanden geen van de drie genoemde markten te hebben bezocht. Deze percentages zijn zo goed als gelijk gebleven aan de percentages uit de rapportage van 2006. 15

4.1.1 Schatting totale marktbezoek per markt Per markt is op dezelfde manier als in het tweede hoofdstuk (met dezelfde aannamen en uiteraard ook hetzelfde voorbehoud) een schatting gemaakt van het totaal aantal bezoekers tijdens de afgelopen twaalf maanden. In tabel 4.1 is te zien dat in de minimumvariant ruim 4 miljoen bezoeken zijn gebracht aan de Centrummarkt, en ruim 7 miljoen in de maximumvariant. De schattingen voor de markt op het Afrikaanderplein komen ongeveer uit op de helft van het aantal bezoeken aan de Centrummarkt: ruim 2 miljoen in de minimumvariant en 3,5 miljoen in de maximumvariant. Het aantal bezoeken aan de markt op het Grote Visserijplein wordt geschat op ongeveer 1,5 miljoen in de minimumvariant en ongeveer 2,5 miljoen in de maximumvariant. Zoals in de laatste twee rijen van de tabel is te zien, valt de schatting van het totaal aantal bezoeken aan de 3 markten samen hoger uit (zowel in de minimum- als maximumvariant) dan de schatting uit hoofdstuk twee. Dit heeft te maken met enige inconsequentheid tussen het invullen van de vraag of men de afgelopen twaalf maanden wel eens een Rotterdamse markt heeft bezocht (op basis waarvan de schatting uit hoofdstuk 2 is gemaakt) en diezelfde vraag, maar dan uitgesplitst per markt (op basis waarvan de schatting voor dit hoofdstuk is gemaakt). Tabel 4.1 Schatting van het aantal bezoeken per jaar van Rotterdammers aan de drie grote weekmarkten in 2007 Aantal bezoeken per jaar minimumvariant maximumvariant Centrummarkt Binnenrotte 4.052.906 7.103.902 Markt Afrikaanderplein 2.044.270 3.495.344 Markt Grote Visserijplein 1.526.444 2.539.232 Totaal 3 markten 7.623.620 13.138.478 Totaal alle markten (uit hfst. 2) 6.586.346 11.149.918 4.2 Waarvoor komt men naar deze markt Naast de vraag hoe vaak men naar welke markten gaat, is de respondenten ook gevraagd waarvoor men naar de markt gaat. Net als in de voorgaande jaren komen de meeste mensen naar de drie markten voor groenten en fruit. Naar de Centrummarkt komt men daarna in eerste instantie voor de gezelligheid en om vis te kopen. Op de beide andere markten komt men na het kopen van groenten en fruit vooral voor het kopen van vis en van kleding, en op de markt op het Grote Visserijplein ook voor het kopen van brood, kaas, eieren, olijven en dergelijke. In bijlage IV is per markt een overzicht van de belangrijkste bezoekredenen opgenomen. 4.3 Wie bezoekt deze drie markten, en wie niet Om te kijken wat voor soort mensen de drie weekmarkten vooral aantrekken, waar de markten van elkaar afwijken en waar ze juist overeenkomsten vertonen, is per markt een profiel opgesteld met daarin de belangrijkste kenmerken van de bezoekers. Ook is gekeken wat de kenmerken zijn van de mensen die minstens één van de markten hebben bezocht en van de mensen die geen van de weekmarkten hebben bezocht (tabel 4.2). 16

Net als in vorige jaren vormen de bezoekers van de Centrummarkt het meest een afspiegeling van de gehele Rotterdamse bevolking. Het profiel van de bezoekers van de Centrummarkt is nauwelijks veranderd ten opzichte van vorig jaar. Het profiel van de bezoekers van de markt op het Afrikaanderplein is wel enigszins veranderd ten opzichte van 2006. Het afgelopen jaar is de markt door iets meer 45-plussers, alleenstaanden, gepensioneerden en Rotterdammers met een modaal tot twee keer modaal inkomen bezocht. De markt op het Grote Visserijplein is het afgelopen jaar iets vaker bezocht door zowel jongeren als 65-plussers, Rotterdammers met een minimum tot modaal inkomen én Rotterdammers met een meer dan twee keer modaal inkomen en door Rotterdammers met een hoogst voltooide opleiding tussen lager onderwijs en hoger onderwijs. Vooral (echt)paren zonder kind(eren) hebben deze markt het afgelopen jaar minder vaak bezocht dan het jaar ervoor. Veruit de belangrijkste kenmerken van niet-bezoekers van de drie markten zijn etniciteit en sociaal-economische situatie. Maar liefst 84% van de niet-bezoekers is autochtoon en 5 van de niet-bezoekers heeft een vaste baan. Ten opzichte van vorig jaar zijn autochtonen weer minder de markten gaan bezoeken. Het percentage autochtonen dat geen weekmarkten heeft bezocht licht ook iets boven het percentage uit 2005. Daarnaast bevinden zich onder de Rotterdammers die het afgelopen jaar geen van de drie markten hebben bezocht, net als vorig jaar, ook veel hoger opgeleiden (43%), gepensioneerden (2) en inwoners van de deelgemeente Prins Alexander (22%). Tabel 4.2 Profiel marktbezoekers en niet-marktbezoekers, 2007 Centrummarkt Binnenrotte Markt Afrikaanderplein Markt Grote Visserijplein Minstens één markt bezocht Geen weekmarkt bezocht Alle respondenten Geslacht: man 42% 42% 43% 41% 49% 43% vrouw 58% 58% 57% 59% 51% 57% Leeftijd: 16 24 jaar 10% 13% 15% 13% 9% 10% 25 44 jaar 37% 30% 3 44% 33% 33% 45 64 jaar 34% 41% 3 33% 35% 35% 65 75 jaar 13% 13% 9% 7% 15% 14% 76 jaar en ouder 4% 3% 3% 9% 9% Gezinssamenstelling: alleenstaand 24% 25% 19% 21% 21% 24% (echt)paar zonder kind(eren) 34% 29% 25% 31% 40% 35% paar met kinderen 32% 30% 39% 37% 32% 31% eenoudergezin 7% 12% 13% 9% 5% 7% anders 2% 4% 3% 2% 1% 2% student op kamers / inwonend 1% 0% 0% 1% 1% 1% Sociaal-econ. situatie: studerend 4% 5% 7% 3% 4% betaald werk 54% 43% 44% 57% 5 51% werkzaam in huishouden 12% 15% 18% 13% 9% 11% uitkering 11% 18% 1 11% 7% 11% gepensioneerd 20% 20% 15% 11% 2 23% Hoogst voltooide opleiding: laag of geen 31% 48% 38% 27% 28% 34% midden 34% 3 40% 37% 29% 33% hoog 35% 17% 22% 37% 43% 33% Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% 17

Tabel 4.2 Profiel marktbezoekers en niet-marktbezoekers, 2007, vervolg Centrummarkt Binnenrotte Markt Afrikaanderplein Markt Grote Visserijplein Minstens één markt bezocht Geen weekmarkt bezocht Alle respondenten Huishoudensinkomen: sociale minima 2 42% 45% 2 1 2 minimum tot modaal 32% 32% 31% 29% 2 31% modaal tot 2x modaal 24% 20% 15% 2 28% 24% meer dan 2x modaal 18% 7% 9% 18% 30% 19% Etniciteit: autochtonen 64% 43% 33% 59% 84% 69% westerse allochtonen 9% 7% 5% 8% 8% niet-westerse allochtonen 27% 50% 62% 33% 10% 24% Deelgemeente: Stadscentrum 8% 2% 9% 8% 4% Delfshaven 9% 7% 37% 10% 3% 8% Overschie 5% 2% 7% 4% 2% 4% Noord 11% 4% 9% 11% 8% Hillegersberg-Schiebroek 8% 2% 2% 7% 10% 8% Kralingen-Crooswijk 11% 3% 7% 10% 5% 8% Prins Alexander 1 5% 14% 22% 1 Feijenoord 9% 2 8% 11% 10% IJsselmonde 8% 1 8% 14% 11% Charlois 10% 25% 7% 12% 8% 11% Hoogvliet + Pernis 5% 7% 3% 5% 14% 8% Hoek van Holland 1% 0% 1% 0% 2% Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% 4.4 Waardering markten De waardering voor de drie Rotterdamse weekmarkten in z n algemeenheid is het laatste jaar met een tiende gedaald, van een 6,8 in 2006 naar een 6,7 in 2007, en bevindt zich daarmee weer op het niveau van 2005. Net als in 2006 geeft 85% van de Rotterdammers een 6 of hoger als rapportcijfer. Een kwart van de Rotterdammers geeft zelfs een 8 of hoger. Dit percentage is echter met 5%-punt gedaald ten opzichte van 2006. De waardering voor de markten stijgt met het marktbezoek. Rotterdammers die zelden of nooit een markt bezoeken waarderen de markten met een magere voldoende (5,8). Rotterdammers die geregeld of frequent een markt bezoeken waarderen deze met een 7,1. Rotterdammers die de Centrummarkt en de markt op het Afrikaanderplein wel eens hebben bezocht waarderen deze met een 7,0, Rotterdammers die de markt op het Grote Visserijplein wel eens hebben bezocht geven een 6,9. De waardering voor deze markt is daarmee met drietienden gedaald. De waardering voor de markt op het Afrikaanderplein is met een 7,0 één tiende hoger dan in 2006. Zie tabel 4.3 voor een totaaloverzicht sinds 2005. 18

Tabel 4.3 Rapportcijfer Rotterdamse markten, 2005 tot en met 2007 2005 2006 2007 Bezoekfrequentie -zelden of nooit 5,9 5,9 5,8 -incidenteel 6,7 6,8 6,7 -geregeld 7,0 7,2 7,1 -frequent 7,3 7,3 7,1 Locatie -Centrummarkt 7,0 7,1 7,0 -Markt Afrikaanderplein 6,7 6,9 7,0 -Markt Grote Visserijplein 7,0 7,2 6,9 Rapportcijfer algemeen 6,7 6,8 6,7 Ook naar achtergronden bezien bestaan er geen grote verschillen in de waardering van de markten, al geven ouderen, studenten, sociale minima en (niet-westerse) allochtonen gemiddeld wat hogere rapportcijfers. Evenals vorig jaar geven Marokkaanse Rotterdammers het hoogste rapportcijfer (7,1). Waardering naar kenmerken markten Behalve een algemeen rapportcijfer is de respondenten ook gevraagd te reageren op een zevental specifieke kenmerken, zoals kwaliteit van het aanbod, opstelling van de kramen en voorzieningen zoals toiletten. Evenals vorig jaar zijn er drie aspecten die op elke markt door minstens de helft van de bezoekers als goed worden beoordeeld. Het gaat om: De kwaliteit van het aanbod: op de markt op het Grote Visserijplein is het percentage bezoekers dat de kwaliteit als goed beoordeeld zelfs 10% gestegen ten opzichte van vorig jaar. Op de andere twee markten is de waardering voor de kwaliteit zo goed als gelijk gebleven. De variatie in het aanbod: deze wordt het best beoordeeld door de bezoekers van de Centrummarkt (69% goed). Voor alle drie de markten geldt echter wel dat de variatie minder goed wordt beoordeeld dan een jaar geleden. De opstelling van de kramen: hoewel de meeste bezoekers positief zijn over de opstelling van de kramen, is het percentage bezoekers dat dit als goed beoordeeld op de Centrummarkt en op de markt op het Grote Visserijplein wel aardig gedaald (resp. en 11%). De overgebleven aspecten worden, met uitzondering van de ruimte van de looppaden op de markt op het Afrikaanderplein en de gezelligheid op de Centrummarkt, door meer dan de helft van de bezoekers als matig tot slecht beoordeeld. De voorzieningen worden het slechtste beoordeeld: respectievelijk 82% (Centrummarkt), 79% (Afrikaanderplein) en 84% (Grote Visserijplein) van de bezoekers beoordeeld deze als matig tot slecht. Positieve kanttekening daarbij is dat het percentage bezoekers dat de voorzieningen wel als goed beoordeeld op het 19

Afrikaanderplein en het Grote Visserijplein met 10% gestegen is. De veiligheid op deze twee markten wordt echter weer minder goed beoordeeld ten opzichte van 2006, terwijl de veiligheid op de Centrummarkt er volgens de bezoekers juist op vooruit is gegaan. Zie voor een compleet overzicht tabel 4.4. Tabel 4.4 Waardering verschillende kenmerken per markt, 2007 Centrummarkt op de Binnenrotte Markt Afrikaanderplein Markt Grote Visserijplein Kwaliteit aanbod: -goed 72% 61% 62% -matig 27% 37% 37% -slecht 1% 2% 1% Variatie aanbod: -goed 69% 60% 54% -matig 28% 34% 41% -slecht 3% 5% Opstelling kramen: -goed 69% 63% 53% -matig 28% 34% 40% -slecht 3% 3% 7% Ruimte looppaden: -goed 40% 53% 42% -matig 45% 3 44% -slecht 15% 11% 14% Voorzieningen: -goed 18% 21% 1 -matig 48% 38% 43% -slecht 34% 41% 41% Gezelligheid: -goed 54% 43% 4 -matig 37% 47% 40% -slecht 9% 10% 14% Veiligheid: -goed 44% 32% 37% -matig 4 52% 53% -slecht 10% 1 10% Aansluitend is men gevraagd of de markten naar hun mening nog aantrekkelijker gemaakt zouden kunnen worden en zo ja, op wat voor manier. In onderstaande tabel staan de uitkomsten hiervan. Tabel 4.5 Zou de markt nog aantrekkelijker gemaakt kunnen worden? Centrummarkt Binnenrotte Markt Afrikaanderplein Markt Grote Visserijplein Totaal alle 3 markten Nee, is voldoende aantrekkelijk 55% 54% 63% 5 Ja, kan aantrekkelijker 45% 4 37% 44% Vergeleken met vorig jaar zijn er meer Rotterdammers die vinden dat de Centrummarkt en de markt op het Grote Visserijplein voldoende aantrekkelijk zijn. Vooral de mening over de markt op het Grote Visserijplein is aanzienlijk bijgesteld ten opzichte van 2006: +19%. Het is niet duidelijk waar deze grote stijging door komt. 20

Over de markt op het Afrikaanderplein is men echter minder positief. Vond vorig jaar nog 60% dat de markt voldoende aantrekkelijk was, dit jaar is dat gedaald naar 54%. Deze daling heeft waarschijnlijk te maken met de herinrichting van het plein in het afgelopen jaar. Door de grote boombakken die bij die herinrichting zijn geplaatst, konden de marktkramen niet goed meer geplaatst konden worden. Ook de afwatering liet sindsdien te wensen over, waardoor er geregeld water op het plein stond, wat ook in de putkasten (stroomvoorzieningen voor de kooplieden) terechtkwam. Gevolg hiervan was dat er geregeld stroomstoringen optraden. Ook wordt het nieuwe asfalt op het plein bij mooi weer erg warm, wat het marktbezoek minder aantrekkelijk maakt en waren er te weinig toiletten. Inmiddels kunnen de marktkramen weer goed geplaatst worden, is het nieuwe marktkantoor (met toiletten) geopend, wordt er vaker gereinigd door Roteb om water- en stankoverlast te voorkomen en worden de putkasten aan uitgebreid onderzoek onderworpen (bron: Marktwaarde magazines, Stadstoezicht). Of hierdoor de aantrekkelijkheid van de Afrikaandermarkt ook weer toe zal nemen moet blijken uit een volgende meting. Aan diegenen die hebben aangegeven dat de markt nog aantrekkelijker kan is ook gevraagd hoe de markt aantrekkelijker zou kunnen. Daarbij konden ze meerdere antwoorden geven. Net als in de vorige jaren zijn het enkele aspecten die steeds weer genoemd worden. Het gaat om het ruimer maken van de markten (bredere looppaden, hogere marktkramen), het vergroten van de veiligheid (meer agenten op de markten), meer variatie in het aanbod van de markten (minder kleding, meer biologisch), het overdekken van de markt bij slecht weer, het plaatsen van meer horeca en voorzieningen rondom de markten en het beter bereikbaar maken van de markten. In tabel 4.6 zijn de antwoorden op de vraag hoe de markt nog aantrekkelijker gemaakt kan worden uitgesplitst naar de drie grote weekmarkten. Dit is gedaan op basis van de vraag welke van de drie markten men in de afgelopen twaalf maanden het meest heeft bezocht. Tabel 4.6 Hoe kan de markt nog aantrekkelijker gemaakt worden (absolute aantallen) Centrummarkt Binnenrotte Markt Afrikaanderplein Markt Grote Visserijplein -ruimere opzet markt (bredere paden / hogere kramen) 141 26 12 -veiligere markt (meer blauw / cameratoezicht) 34 11 4 -meer variatie en betere kwaliteit aanbod 90 29 13 -markt overdekken 21 5 4 -meer horeca, zitgelegenheden 21 2 0 -meer en betere voorzieningen (toiletten / kinderopvang) 21 7 2 -meer sfeer (straatartiesten / activiteiten) 13 6 2 -meer (werkende) pinautomaten 14 4 0 -betere bereikbaarheid (meer parkeermogelijkheden) 2 7 3 -schonere markt (meer prullenbakken) 5 7 3 -vaker markt, langere openingstijden 8 0 1 -overig 16 8 2 Totaal aantal gegeven antwoorden 386 112 46 21

22

Bijlagen 23

24

BIJLAGE I: OPDRACHTGEVERS VOOR DE OMNIBUSENQUETE 2007 Aan de Omnibusenquête 2007 hebben de volgende gemeentelijke instanties als opdrachtgever deelgenomen: 1. de Bestuursdienst met een vraag naar de belangrijkste problemen in Rotterdam (A-, B-, C- én D-lijst, ieder vraag 7), over het imago van de stad (A-lijst, vraag 8 tot en met 10) en over religie (C-lijst, vraag 65; D-lijst, vraag 73); 2. de Dienst Publiekszaken (tegenwoordig: Publiekszaken Rotterdam) met vragen over klachten bij de gemeente (A-lijst, vraag 11 tot en met 17), over de bereikbaarheid van de gemeente (Alijst, vraag 18 en 19), over servicenormen (A-lijst, vraag 23 tot en met 27), over contacten met de gemeente en de deelgemeenten (A-lijst, vraag 35 tot en met 41; B-lijst, vraag 76 tot en met 82), over het bezit en gebruik van Internet (B-lijst, vraag 17 en 18), over gemeentelijke informatievoorziening en dienstverlening op Internet (B-lijst, vraag 19 tot en met 27) en over het centrale telefoonnummer van de gemeente (B-lijst, vraag 69 tot en met 75); 3. de Afdeling Verkeer en Vervoer van de ds+v met vragen over taxi s (A-lijst, vraag 20 tot en met 22; B-lijst, vraag 14 tot en met 16; C-lijst, vraag 33 tot en met 35; D-lijst, vraag 47 tot en met 49); 4. het Programmabureau Meedoen of achterblijven met vragen over hoe mensen met verschillende achtergronden met elkaar omgaan (A-lijst, vraag 28 tot en met 34; B-lijst, vraag 57 tot en met 67); 5. het Team Welstand van de ds+v met vragen over welstand (A-lijst, vraag 42 tot en met 45); 6. de Afdeling Regie Werk en Inkomen van de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid met vragen over de Rotterdamse Sociale Dienst (A-lijst, vraag 46 tot en met 49); 7. de Stichting Werkeenheid ETV.nl met vragen over televisie (A-lijst, vraag 50 tot en met 52); 8. de Afdeling Organisatie- en Informatie Management van de Bestuursdienst met vragen over actieve burgers (A-lijst, vraag 53 tot en met 63); 9. de Afdeling Beheer Buitenruimte van de Dienst Gemeentewerken met vragen over het onderhoud van de buurt (B-lijst, vraag 8 tot en met 11); 10. het Bureau Opzoomer Mee met vragen over Opzoomeren (B-lijst, vraag 12 en 13); 11. de Bibliotheek Rotterdam met vragen over bezoek aan de bibliotheek (B-lijst, vraag 28 tot en met 37); 12. de griffie van de gemeenteraad met vragen over de Rotterdamse gemeenteraad (B-lijst, vraag 38 tot en met 41); 13. Rotterdam Festivals met vragen over het Rotterdams Uitburo (B-lijst, vraag 42 tot en met 47); 14. de Dienst Stadstoezicht met vragen over markten in Rotterdam (B-lijst, vraag 48 tot en met 54); 15. de gemeenteraadsfractie van GroenLinks met vragen over fietsgebruik (B-lijst, vraag 55 en 56); 16. de Afdeling Beleid van de Bestuursdienst met vragen over binding met de omgeving (B-lijst, vraag 68), over onderwijs (C-lijst, vraag 40 tot en met 42) en over buurtvoorzieningen (C-lijst, vraag 53 en 54); 17. de Afdeling Waterhuishouding van de Dienst Gemeentewerken met vragen over singels, sloten en vijvers in Rotterdam (C-lijst, vraag 8 tot en met 12) en over diverse soorten afval (Clijst, vraag 26); 18. de Afdeling Economie van het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam met vragen over glasvezel (Clijst, vraag 13 tot en met 17); 25

19. de Afdeling Concerncommunicatie van de Bestuursdienst met vragen over de Stadskrant (Clijst, vraag 18 tot en met 20); 20. de Afdeling Concerncommunicatie van de Bestuursdienst met vragen over het tv-programma Aanpakken! (C-lijst, vraag 21 tot en met 25); 21. de DCMR Milieudienst Rijnmond met vragen over het milieu (C-lijst, vraag 27 tot en met 32), over geluid (C-lijst, vraag 36 tot en met 39) en over milieu en gezondheid (C-lijst, vraag 47 tot en met 52); 22. de Afdeling Concerncommunicatie van de Bestuursdienst met vragen over het gemeentebestuur (C-lijst, vraag 43 tot en met 46) en over de wethoudersgesprekken (C-lijst, vraag 75); 23. Roteb met vragen over of men de buurt en Rotterdam schoon vindt (D-lijst, vraag 8 tot en met 10), over hondenbeleid (D-lijst, vraag 50) en over afvalinzameling en hun dienstverlening (Dlijst, vraag 56 tot en met 61); 24. de Afdeling Verkeer en Vervoer van de ds+v met vragen over bezit en gebruik van vervoermiddelen (D-lijst, vraag 11 tot en met 26); 25. de dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving met vragen over mannen en vrouwen (D-lijst, vraag 27), over discriminatie (D-lijst, vraag 28 tot en met 30), over de omgang met anderen (D-lijst, vraag 35) en over tolerantie (D-lijst, vraag 51 tot en met 55); 26. RADAR met vragen over discriminatie (D-lijst, vraag 31 tot en met 34); 27. de RET met vragen over het openbaar vervoer in Rotterdam (D-lijst, vraag 36 tot en met 42); en 28. de GGD Rotterdam-Rijnmond met vragen over zorgverzekeraars (D-lijst, vraag 43 en 44) en over gezondheidszorg en zwangerschap (D-lijst, vraag 45 en 46). 26

BIJLAGE II: ACHTERGRONDKENMERKEN VAN DE RESPONDENTEN Als gevolg van het grote aantal opdrachtgevers aan, en onderwerpen in de Omnibusenquête is de enquête dit jaar opgesplitst in vier vragenlijsten: een aantal onderwerpen kwam slechts op de zogenoemde A-lijst aan de orde, een aantal alleen op de B-lijst, een aantal alleen op de C-lijst, een aantal alleen op de D-lijst, en sommige op meerdere lijsten. De respons bedroeg voor de A- lijst 39% (1.347 respondenten), voor de B-lijst 44% (1.546 respondenten), voor de C-lijst 40% (1.391 respondenten) en voor de D-lijst 43% (1.487 respondenten); in totaal 41%. Daarmee is de respons fors lager dan in vorige jaren. Bij deze responspercentages moet worden bedacht, dat ieder formulier dat om welke reden dan ook niet ingevuld is geretourneerd tot de non-respons is gerekend; dus ook formulieren voor mensen die inmiddels niet meer bereikbaar zijn door bijvoorbeeld verhuizing of overlijden. Veel onderzoeksbureaus tellen zulke mislukte contacten niet mee bij de bepaling van het responspercentage. Al met al is een respons zoals hierboven weergegeven nog steeds niet slecht voor schriftelijke enquêtes in een stad als Rotterdam; het CBS kampt bijvoorbeeld bij haar landelijke enquêtes in de grote steden met een slechtere en selectievere respons, en overal kampen markt- en opinieonderzoeksbureaus met een dalende responsbereidheid! Op zich is de representativiteit ook belangrijker dan de omvang van de respons, die natuurlijk nog altijd groot genoeg is om uitspraken te kunnen doen. Niettemin zal het COS zich de komende tijd uitgebreid beraden op de vraag hoe de negatieve trend in de omvang van de respons bij volgende enquêtes een halt kan worden toegeroepen of zelfs kan worden omgebogen. Dat zal echter niet eenvoudig zijn: de dalende responsbereidheid is al jaren een algemene trend, en het is ook goed voorstelbaar dat mensen zo langzamerhand enquêtemoe zijn nu werkelijk alles en iedereen je constant bestookt met vragenlijsten over je klanttevredenheid en met andere soorten enquêtes... In deze Bijlage wordt aan de hand van een aantal algemene persoonskenmerken de representativiteit van de uiteindelijke netto steekproef (de respons) besproken. Daartoe worden kenmerken van de respondenten vergeleken met die van de totale Rotterdamse bevolking van 16 jaar en ouder. II.1 Geslacht en leeftijd In figuur II.1 staat de verdeling van de respondenten van de Omnibusenquête 2007 en van de Rotterdamse bevolking naar geslacht en naar leeftijd begin 2007. Traditiegetrouw blijken vrouwen en Rotterdammers van 45 tot 75 jaar over-, en mannen en jongeren ondervertegenwoordigd. Figuur II.1: Verdeling van de respondenten en van de totale bevolking in Rotterdam van 16 jaar en ouder naar geslacht en naar leeftijd. A-lijst B-lijst C-lijst D-lijst Totaal Rotterdam op 1-1- 07 Geslacht: Man Vrouw 44% 5 43% 57% 44% 5 44% 5 44% 5 48% 52% Respons 1.347 1.546 1.391 1.487 5.771 478.978 Leeftijd: 16 tot 25 jaar 25 tot 45 jaar 45 tot 65 jaar 65 t/m 75 jaar 76 jaar en ouder 9% 33% 37% 13% 8% 10% 33% 35% 14% 9% 9% 33% 35% 15% 8% 10% 35% 34% 12% 8% 10% 34% 35% 14% 8% 15% 38% 29% 10% 8% Respons 1.347 1.545 1.391 1.487 5.770 478.978 27

Nadere analyse van de respons per leeftijd leert, dat die het slechtst is bij de jongeren: zo n 30%. Vervolgens loopt de respons langzaam op tot zo n 55% bij de 70-jarigen, maar daarna daalt de respons snel met de leeftijd (figuur II.2). Figuur II.2: Respons op de (totale) Omnibusenquête 2007 naar leeftijd. 150 140 130 120 110 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 Respons, aantal (linker as) 70% Respons, percentage (rechter as) Responspercentage trendlijn 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 20 25 30 35 40 45 50 55 leeftijd 60 65 70 75 80 85 90 e.o. II.2 Etniciteit Figuur II.3 geeft de verdeling van de respondenten en van de Rotterdamse bevolking van 16 jaar en ouder naar etniciteit. Figuur II.3: Verdeling van de respondenten en van de totale bevolking in Rotterdam van 16 jaar en ouder naar etniciteit. Surinamers Antillianen/Arubanen Turken Marokkanen Kaapverdianen Overige arme landen Etnische aandachtsgroepen A-lijst B-lijst C-lijst D-lijst Totaal Rotterdam op 1-1- 07 7% 7% 9% 2% 2% 2% 2% 2% 3% 5% 5% 7% 3% 3% 3% 2% 3% 5% 1% 1% 2% 2% 1% 2% 5% 8% 25% 24% 24% 25% 24% 34% Nederlanders Noord-mediterranen Overige rijke landen 67% 2% 68% 2% 68% 2% 67% 2% 68% 2% 57% 3% Respons 1.347 1.545 1.391 1.487 5.770 478.978 28

Autochtonen ( Nederlanders ) zijn oververtegenwoordigd, en de meeste allochtone groeperingen zijn als vanouds ondervertegenwoordigd. De afwijkingen zijn ook iets groter dan vorig jaar, en daarmee weer op het niveau van de jaren daarvóór. II.3 Deelgemeente Figuur II.4 geeft tenslotte de verdelingen naar deelgemeente. De spreiding van de respondenten over de deelgemeenten is nog steeds uitstekend; alleen is traditiegetrouw Delfshaven wat ondervertegenwoordigd en Prins Alexander wat oververtegenwoordigd. Figuur II.4: Verdeling van de respondenten en van de totale bevolking in Rotterdam van 16 jaar en ouder naar deelgemeente. Stadscentrum Delfshaven Overschie Noord Hillegersberg-Schiebroek Kralingen-Crooswijk Prins Alexander Feijenoord IJsselmonde Charlois Hoogvliet en Pernis Hoek van Holland A-lijst B-lijst C-lijst D-lijst Totaal Rotterdam op 1-1- 07 5% 5% 5% 10% 8% 10% 10% 9% 11% 3% 4% 3% 3% 3% 3% 8% 8% 7% 8% 8% 9% 9% 8% 8% 8% 8% 7% 9% 8% 8% 9% 9% 9% 17% 1 18% 18% 17% 15% 10% 10% 10% 11% 10% 11% 11% 11% 10% 10% 10% 10% 10% 11% 11% 9% 10% 11% 7% 7% 2% 2% 2% 1% 2% 2% Respons 1.346 1.543 1.390 1.487 5.766 478.978 II.4 Conclusie Net als in eerdere jaren en in andere enquêtes, zijn sommige bevolkingsgroepen, en met name mannen, jongeren en (niet-westerse) allochtonen, ondervertegenwoordigd in de Omnibusenquête. Niettemin is de respons nog altijd acceptabel; kwantitatief zowel als kwalitatief. De ondervertegenwoordiging van een aantal (niet-westerse) allochtone groeperingen, die vorig jaar flink was afgenomen, ligt nu weer op het niveau van de jaren daarvóór; mede doordat het aanvullend mondeling rappelleren bij hen dit jaar weer wat minder succesvol was. De respons van mannen blijft nog steeds achter bij die van vrouwen. Dit verschil wordt, ook al traditiegetrouw, voor een deel veroorzaakt doordat kennelijk méér mannen de vragenlijst door een vrouwelijke huisgenoot laten invullen dan andersom 1. Deze relatieve tevredenheid over de representativiteit naar controleerbare kenmerken neemt niet weg, dat natuurlijk nog steeds wel een zekere selectiviteit in de respons van de Omnibusenquête bestaat. Dit selectieve karakter van de respons lijkt met name ook terug te vinden in het traditiegetrouw waarschijnlijk toch wel iets te lage aandeel respondenten dat zegt een minimuminkomen te hebben, en het al even traditiegetrouw waarschijnlijk toch wel iets te hoge aandeel respondenten dat zegt een bovenmodaal huishoudensinkomen te hebben (ook onder allochtonen): gevreesd moet worden dat daarmee toch een wat te rooskleurig beeld wordt gesuggereerd. Voor de selectiviteit van de respons op enquêtes kan een aantal verklaringen worden bedacht, die impliceren dat een oplossing van deze problematiek niet zo simpel is. Zo zijn frequent 29