Sociale leeromgeving Bij sociale leeromgeving gaat het om de mensen die jij kent en hoe je je bij hen voelt. Hoe voel je je in de klas?, kun je goed omgaan met je klasgenoten?, hoe zijn de docenten op school?, kun je bij je docenten terecht met vragen of andere dingen waar je mee zit? Het contact met leerlingen en docenten is belangrijk, maar ook het contact met andere mensen in je naaste omgeving. Je kunt dan denken aan thuis, je buurt, sportclubjes, enz. Het is goed om te weten welke mensen je kent en of je het prettig vindt om met ze om te gaan. Je kunt namelijk van hen leren. Ze kunnen je helpen door bijvoorbeeld dingen uit te leggen of dingen voor je te doen. Ze kunnen je ook helpen om door te zetten als je minder zin hebt of als je je niet zo lekker voelt. Met klasgenoten kun je samen opdrachten maken, met broers/zussen kun je huiswerk maken, je ouders kunnen je helpen met leerwerk, docenten kunnen vragen beantwoorden en een tante/oom kan je helpen met een lastig vak. Wie zit er in jouw netwerk? Met deze opdracht ga je goed kijken naar jouw omgeving, ofwel jouw netwerk: wie ken jij?, wat betekenen zij voor jou en waarmee zouden zij jou kunnen helpen? Allereerst ga je de mensen die je kent in een groep verdelen. Je kunt dit op twee manieren doen: Methode A. Kijk naar hoe belangrijk mensen voor jou zijn. Bijvoorbeeld je ouders en een goede vriend zijn belangrijker dan je docent Geschiedenis, maar je docent Geschiedenis is weer belangrijker dan je sportleraar of buurjongen. Er zijn 3 groepen waarin je je contacten kunt verdelen volgens methode A: 1.) Heel belangrijk: mensen die tot deze groep behoren, zijn heel belangrijk voor jou. Je ziet deze mensen regelmatig en je kent elkaar goed. Je kunt denken aan mensen waarmee je samenwoont of waarmee je op school zit, enz. 2.) Belangrijk: mensen die tot deze groep behoren, zijn minder belangrijk voor jou. Je ziet deze mensen regelmatig, maar je kent elkaar niet heel goed. 3.) Minder belangrijk: mensen die tot deze groep behoren, zijn niet belangrijk voor jou. Je ziet elkaar niet vaak en je kent elkaar niet heel goed. Deze mensen bevinden zich wel in jouw omgeving, omdat je ze kent van het sportclubje, school, de buurt, enz. Methode B. Kijk naar verschillende omgevingen. Je kunt dan denken aan thuis, school, sportclubjes, werk, enz. Wie ken je allemaal in deze omgevingen?, Wat betekenen deze mensen voor jou? Er zijn 3 groepen waarin je je contacten kunt verdelen volgens methode B: 1.) Thuis (familie, vrienden en kennissen): mensen die tot deze groep behoren, maken onderdeel uit van jouw privé-leven. Sommige mensen zijn belangrijker dan anderen, maar je ziet deze mensen wel regelmatig. 2.) School: mensen die tot deze groep behoren, ken je via school. Je kunt dan denken aan klasgenoten van nu en die je nog kent van de basisschool, docenten, mentoren, enz. Sommige mensen zijn belangrijker en zie je vaker dan anderen. 3.) Sportclubje en werk: mensen die tot deze groep behoren, ken je via een sportclubje of werk. Als je een andere omgeving in gedachte hebt, dan mag je die omgeving ook tot deze groep rekenen. Sommige mensen zijn belangrijker en zie je vaker dan anderen. Op de volgende pagina zie je twee afbeeldingen staan. Afbeelding 1 mag je invullen volgens Methode A en Afbeelding 2 mag je invullen volgens Methode B. Bijvoorbeeld in Afbeelding 1 zet je bij Cirkel 1 Belangrijk je ouders, je zus, je tante en je beste vriend(in). Bij Cirkel 2 Minder belangrijk en Cirkel 3 Niet belangrijk bedenk je welke mensen tot die groepen behoren. Probeer zoveel mogelijk mensen op te schrijven.
Afbeelding 1 Mijn netwerk volgens Methode A Afbeelding 2 Mijn netwerk volgens Methode B
Wat kunnen mensen voor jou betekenen? In Afbeelding 1 en Afbeelding 2 staan nu allemaal namen van mensen die je kent. De volgende stap is nagaan wat deze mensen voor jou betekenen: hoe voel je je bij hen?, hoe kunnen zij jou helpen met school? Neem per groep 3 personen. Afbeelding 1 Methode A Persoon Hoe voel je je bij hen? Hoe kunnen zij jou helpen met school? Groep 1 Belangrijk Groep 2 Minder Belangrijk Groep 3 Niet Belangrijk Afbeelding 2 Methode B Persoon Hoe voel je je bij hen? Hoe kunnen zij jou helpen met school? Groep 1 Thuis Groep 2 School Groep 3 Sportclubje en Werk Het is fijn om te weten wie je allemaal kent en hoe zij jou kunnen helpen met school. Misschien heb je ook personen opgeschreven waar je het juist helemaal niet mee kunt vinden. Deze mensen zijn ook heel belangrijk, omdat zij zich in jouw omgeving (of netwerk) bevinden. Misschien is er een klasgenoot of docent waar je je helemaal niet prettig bij voelt. Het is belangrijk om hier iets mee te doen. Bijvoorbeeld hulp vragen bij klasgenoten, de mentor of docenten die jou kunnen helpen het contact te verbeteren met deze persoon.
Wat is mijn doel? Welke afspraken ga ik maken? Je hebt in de vorige opdrachten goed gekeken naar jouw omgeving en wat deze mensen voor jou betekenen en hoe zij jou kunnen helpen. Tot slot mag je een doel opschrijven voor jouw sociale leeromgeving. Het doel kan van alles zijn. Misschien kun je meer hulp vragen aan mensen die je kent of misschien wil je het contact verbeteren met je docent Duits. Hieronder vind je een voorbeeld van een doel: Voorbeeld doel Ik wil graag dat anderen mij helpen met leerwerk Voorbeeld afspraken ik laat mij overhoren door mijn ouders ik ga bij docenten langs als ik moeite heb met de leerstof ik ga samen leren met een klasgenoot Wat is jouw doel? Wat zijn jouw afspraken om het doel te bereiken? Samenvatting Sociale Leeromgeving Hoe is het contact met klasgenoten? Hoe is het contact met docenten, de mentor/mentrix en eventueel andere personen met wie je contact hebt op school?
Wie kan jou helpen als je moeite hebt met (school)vakken of andere dingen die met school te maken hebben?