OPGAVEN HOOFDSTUK 5 UITWERKINGEN Opgave 1 a. Wanneer spreken we van vaste activa? Wanneer een productiemiddel langer dan 1 jaar meegaat. b. Welke uitgaven behoren tot de vaste activa? Alle uitgaven die noodzakelijk zijn om het productiemiddel te laten functioneren. Opgave Een machine heeft een aanschafprijs van 115.000. Om de machine te kunnen gebruiken moet de fundering in de fabriek worden aangepast. Hiervoor is noodzakelijk: 4m beton à 170 33 uur loon à 40 De installatie worden door de leverancier van de machine verzorgd. Hiervoor zal separaat een factuur worden verzonden van 3.000. a. Bereken de aanschafwaarde van de machine. Aanschafprijs 115.000 Aanpassen fundering 4 m 170 = 680 33 uur 40 = 1.30.000 + 117.000 Installatie 3.000 + Totaal 140.000 De restwaarde van de machine is 10.000. b. Bereken de totale afschrijvings. 140.000 10.000 = 130.000 1
Naast de restwaarde van de machine van 10.000 zal aan het einde van gebruik de fundering weer moeten worden gesloopt. De hiervoor zullen naar verwachting 5.000 bedragen. c. Bereken de totale machine. 140.000 + 5.000 10.000 = 155.000 De technische levensduur van de machine is 10 jaar. De economische gebruiksduur is 5 jaar. d. Wat houdt de technische levensduur in? De technische levensduur is de gebruiksduur dat het productiemiddel de prestaties kan leveren waarvoor het is aangeschaft. e. Wat het de economische gebruiksduur in? De periode waarin het productiemiddel prestaties verricht tegen zo laag mogelijke per prestatie. f. Bereken de afschrijvings per jaar. 140.000 + 5.000 10.000 ( ) = 31.000 per jaar 5 Opgave 3 Een auto wordt aangeschaft voor 50.000. De restwaarde van de auto wordt geschat op 10.000. De economische levensduur is 4 jaar. a. Bereken de afschrijvings per jaar. 50.000 10.000 = 10.000 per jaar 4 b. Bereken de afschrijvings per maand. 50.000 10.000 4 1 = 833,33 per jaar
De onderneming wil de auto in 4 jaar afschrijven met een vast percentage van de aanschafwaarde. c. Bereken dit percentage. 10.000 100% = 0% 50.000 De ondernemer heeft iemand ontmoet die de auto wil kopen na drie jaar en maanden gebruik. Om te zien of het bod aantrekkelijk is, vraagt de ondernemer de boekwaarde van de auto. d. Wat wordt onder de boekwaarde verstaan? De boekwaarde is de waarde die het duurzame productiemiddel op een bepaald moment in de boekhouding heeft. Dit is het resultaat van de aanschafwaarde de afschrijvingen op dat moment. e. Wat is de boekwaarde van de auto na 3 jaar en maanden gebruik? 50.000 (3 1 + ) 833,33 = 18.333,33 Opgave 4 De heer Luchies besluit op 1 juli 015 een airco aan te schaffen van 3.000. Het ding wordt geïnstalleerd voor 700. Volgens de gebruiksaanwijzing van de airco gaat deze technisch 10 jaar mee. Echter zal na 5 jaar een grote onderhoudsbeurt noodzakelijk zijn. Hierdoor besluit Luchies de airco na 5 jaar te vervangen. Aan het einde van deze 5 jaar zullen de verwijderings van de airco 300 bedragen. De restwaarde van de airco is nihil. a. Bereken de maandelijkse afschrijvings van de airco. 3.700 + 300 ( ) = 66,67 per maand 5 1 b. Bereken het vaste percentage van de aanschafwaarde van de airco waarmee jaarlijks wordt afgeschreven. 800 100% = 1,6% 3.700 c. Welk bedrag wordt in 015 afgeschreven? (afronden op 1 decimaal nauwkeurig). 6 maanden 800 1 = 400 3
d. Wat is de boekwaarde van de airco op 1 oktober 018? Dan is de airco in gebruik: Jaar Maanden 015 6 016 1 017 1 018 9 019 39 3.700 39 66,666 = 1.100 Opgave 5 Pietersen heeft een apparaat aangeschaft dat PIEP zegt. Hiervoor heeft hij 150.000 betaald. De restwaarde van dit apparaat is 9.300. Het apparaat wordt in 4 jaar afgeschreven tegen een vast percentage van de boekwaarde. Het percentage is 50%. a. Bereken de afschrijving van de jaren 1 t/m 4. Jaar Boekwaarde begin jaar Afschrijving Boekwaarde einde jaar I 150.000 75.000 75.000 II 75.000 37.500 37.500 III 37.500 18.750 18.750 IV 18.750 9.375 9.375 b. Wat is het verschil met betrekking tot de jaarlijks af te schrijven bedragen wanneer enerzijds: o de afschrijvingsmethode waarbij een vast percentage van de aanschafwaarde wordt gebruikt en o anderzijds de afschrijvingsmethode waarbij een vast percentage van de boekwaarde wordt toegepast. Bij afschrijving met een vast percentage van de aanschafwaarde blijft de afschrijving iedere periode gelijk. Bij afschrijving met een vast percentage van de boekwaarde dalen de afschrijvingsbedragen. Opgave 6 a. Wat zijn complementaire? Complementaire zijn die samenhangen aan het gebruik van een duurzaam productiemiddel maar geen afschrijving of interest zijn 4
b. Noem een aantal voorbeelden. I. Onderhouds II. Energie III. Verzekerings IV. Bedienings c. Hoe is over het algemeen het verloop van de complementaire door de jaren heen? Hoe langer het productiemiddel wordt gebruikt, hoe hoger de complementaire worden. d. Waarom is dat zo? De machine wordt ouder. Daardoor ontstaat meer slijtage dus meer onderhouds meer verspil door onnauwkeurigheid enzovoorts. Opgave 7 Een auto wordt aangeschaft voor 50.000. De restwaarde van de auto wordt geschat op 10.000. De economische levensduur is 4 jaar. Het interestpercentage is 8%. a. Bereken de interest per jaar. ( 50.000 + 10.000) 8% =.400 b. Bereken de interest van deze auto gedurende zijn gehele levensduur. 4.400 = 9.600 Aan het einde van de levensduur moet de reclame van de auto worden verwijderd. Dit kost ongeveer 500. c. Moet bij de berekening van de interest van de auto met de uitgave rekening worden gehouden? Zo ja met welk bedrag. Neen want de uitgave wordt gedaan na 4 jaar. Er wordt daarvoor geen vermogen gereserveerd of geleend. Interest gaat over een vergoeding voor over een periode van gebruikt of geleend geld. Opgave 8 Een machine heeft een aanschafprijs van 10.000. Om de machine goed te laten draaien is nog een uitgave van 60.000 noodzakelijk. De economische levensduur van de machine is 4 jaar. Na deze 4 jaar levert de machine nog 5.000 op. De die noodzakelijk zijn om de machine te verwijderen zijn nog eens 5.000. 5
De complementaire zijn: Jaar 1 10.000 Jaar 15.000 Jaar 3 5.000 Jaar 4 45.000 Afgeschreven wordt met een vast percentage van de aanschafwaarde. Het interestpercentage is 3%. a. Bereken de jaarlijkse afschrijving. ( 10.000 + 60.000 + 5.000 5.000) = 40.000 4 b. Bereken de interest per jaar. ( 10.000 + 60.000 + 5.000) 3% = 3.075 c. Bereken de jaarlijkse machine. Jaar Afschrijving Rente Complementaire I 40.000 3.075 10.000 II 40.000 3.075 15.000 III 40.000 3.075 5.000 IV 40.000 3.075 45.000 Totale 53.075 58.075 68.075 88.075 Opgave 9 Een apparaat heeft een technische levensduur van 5 jaar. De aanschafwaarde is 100.000. De restwaarde is op ieder tijdstip gelijk: 30.000. Het interestpercentage is 5%. De complementaire zijn als volgt: Jaar Complementaire I 5.000 II 15.000 III 35.000 IV 60.000 V 90.000 6
De prestaties zijn gedurende de gebruiksjaren: Jaar Prestaties I 1.000.000 II 1.000.000 III 1.000.000 IV 800.000 V 500.000 a. Bereken de cumulatieve complementaire. Jaar Complementaire Complementaire I 5.000 5.000 II 15.000 0.000 III 35.000 55.000 IV 60.000 115.000 V 90.000 05.000 b. Bereken de cumulatieve prestaties. Jaar Prestaties Prestaties I 1.000.000 1.000.000 II 1.000.000.000.000 III 1.000.000 3.000.000 IV 800.000 3.800.000 V 500.000 4.300.000 c. Bereken de intrest van de machine. 100.000 + 30.000 5% = 3.50 d. Bereken de cumulatieve interest. Jaar Interest Interest I 3.50 3.50 II 3.50 6.500 III 3.50 9.750 IV 3.50 13.000 V 3.50 16.50 7
e. Bereken de economische gebruiksduur en het bijbehorende tarief per prestatie. Jaar Machine Complementaire Interest Totale Prestaties Tarief I 70.000 5.000 3.50 78.50 1.000.000 0,08 II 70.000 0.000 6.500 96.500.000.000 0,05 III 70.000 55.000 9.750 134.750 3.000.000 0,04 IV 70.000 115.000 13.000 198.000 3.800.000 0,05 V 70.000 05.000 16.50 91.50 4.300.000 0,07 f. Bereken met welke bedragen wordt afgeschreven. Jaar Prestaties Tarief Budget Complementaire Interest Totale Resteert voor afschrijving I 1.000.000 0,04 44.916,67 5.000 3.50 8.50 36.667 II 1.000.000 0,04 44.916,67 15.000 3.50 18.50 6.667 III 1.000.000 0,04 44.916,67 35.000 3.50 38.50 6.667 70.000 8
Opgave 10 Zetmeelcoöperatie Samen & Goed is van plan een nieuwe machine aan te schaffen. De aanschafwaarde van de machine is 10.000.000. De interest op de machine worden berekend over het gemiddeld gedurende gebruiksduur geïnvesteerde vermogen. Het percentage waarmee wordt gerekend is,5%. De restwaarde van de machine is steeds nul. De technische levensduur is 5 jaar. De complementaire zijn in het eerste jaar 800.000 en stijgen ieder jaar met 15%. De prestaties van de machine zijn als volgt: Jaar Prestaties I 500.000 II 475.000 III 45.000 IV 350.000 V 50.000 a. Bereken de economische levensduur. Jaar Machine Complementaire I 10.000.000 800.000 II 10.000.000 1.70.000 III 10.000.000.778.000 IV 10.000.000 3.994.700 V 10.000.000 5.393.905 Rente Totale Prestaties Prijs per ton 15.000 10.95.000 500.000 1,85 50.000 11.970.000 975.000 1,8 375.000 13.153.000 1.400.000 9,40 500.000 14.494.700 1.750.000 8,8 65.000 16.018.905.000.000 8,01 De technische levensduur is 5 jaar. Dus welk tarief er ook uit zal rollen na gebruik van 5 jaar is niet van belang. b. Bereken de afschrijving per jaar. Jaar Prestaties Tarief Budget Complementaire Interest Totale Resteert voor afschrijving I 500.000 8,01 4.004.76 800.000 15.000 95.000 3.079.76 II 475.000 8,01 3.804.490 90.000 15.000 1.045.000.759.490 III 45.000 8,01 3.404.017 1.058.000 15.000 1.183.000.1.017 IV 350.000 8,01.803.308 1.16.700 15.000 1.341.700 1.461.608 V 50.000 8,01.00.363 1.399.05 15.000 1.54.05 478.158 10.000.000 9
Opgave 11 Een machine wordt aangeschaft voor 50.000. De restwaarde is na 1 jaar gebruik 00.000, na jaar gebruik 130.000 en na 3 jaar gebruik nihil. De interest op de machine worden berekend over het gemiddeld gedurende gebruiksduur geïnvesteerde vermogen. De interestvoet is 5%. a. Wat zijn de interest per jaar wanneer de machine 1 jaar wordt ( 50.000 + 00.000) 5% = 11.50 b. Wat zijn de interest per jaar wanneer de machine jaar wordt ( 50.000 + 130.000) 5% = 9.500 c. Wat zijn de interest per jaar wanneer de machine 3 jaar wordt ( 50.000 + 0) 5% = 6.50 d. Wat zijn de cumulatieve interest wanneer de machine 1 jaar wordt Jaar Interest per jaar Cumulatieve interest I 11.50 11.50 e. Wat zijn de cumulatieve interest wanneer de machine jaar wordt Jaar Interest per jaar Cumulatieve interest I 9.500 9.500 II 9.500 19.000 f. Wat zijn de cumulatieve interest wanneer de machine 3 jaar wordt Jaar Interest per jaar Cumulatieve interest I 6.50 6.50 II 6.50 1.500 III 6.50 18.750 10