Samenvatting Maatschappijleer samenvatting thema paragraaf 1, 2 en 3 Samenvatting door D. 2358 woorden 8 november 2012 6,1 10 keer beoordeeld Vak Methode Maatschappijleer Thema's maatschappijleer Paragraaf 1: De samenleving. Overal in een samenleving heb je te maken met afspraken en regels. Bij maatschappijleer bekijken we onze samenleving vanuit een juridische, politieke, culturele en sociaaleconomische invalshoek. Deze vind je terug in de vorm van 4 thema's waarbij er actuele vragen en dilemma's aan de orde worden gesteld. Je spreekt van een dilemma als het gaat om een lastige keuze uit twee of meer alternatieven. De 4 thema's zijn: Rechtsstaat: Een rechtsstaat stelt de belangrijkste regels vast voor burgers en de overheid. Kernvraag: Wat is volgens jou het beste evenwicht tussen rechtsbescherming en rechtshandhaving? Palementaire democratie: In een parlementaire democratie wordt de bevolking van het land vertegenwoordigd door het parlement. Kernvraag: Op welke manier kan Nederland volgens jou het beste geregeerd worden? Pluriforme samenleving: In een pluriforme samenleving wonen er mensen met heel verschillende levenswijzen, verschillende normen en waarden en soms van verschillende etnische herkomst. Kernvraag: Hoe vind jij dat mensen met verschillende leefwijzen het beste met elkaar kunnen omgaan? Verzorgingsstaat: In een verzorgingstaat zorgt de overheid voor haar burgers, bijvoorbeeld door goede gezondheidszorg, uitkeringen, onderwijs en volkshuisvesting. Kernvraag: Wanneer moeten mensen volgens jou hun problemen zelf oplossen en wanneer moet de overheid helpen? De samenleving. Deze 4 thema's hebben veel met elkaar te maken en zie je vooral terug bij belangrijke maatschappelijke problemen. Ondanks het feit dat we redelijk harmonieus samenleven, zijn er toch maatschappelijke problemen. Deze verschillen van persoonlijke problemen. Last hebben van je rug is een persoonlijk probleem. De pijn is heel vervelend, maar het blijft iets van jou persoonlijk, omdat je bijvoorbeeld te veel hebt gesport. Het wordt Pagina 1 van 5
pas een maatschappelijk probleem als het blijkt dat je last hebt van je rug vanwege de hoge werkdruk in Nederland of als er lange wachtlijsten zijn voor het maken van röntgenfoto's. Hierdoor zouden werkgevers tijdelijke vervangers moeten zoeken. Kenmerken maatschappelijk probleem. Samengevat spreken we van een maatschappelijk probleem als: 1. Het probleem gevolgen heeft voor grote groepen in de samenleving; 2. Het probleem alleen gemeenschappelijk kan worden opgelost, waardoor de overheid zich moet bezighouden met de oplossing van het probleem; 3. Het probleem te maken heeft met tegenstellingen. Gevolgen voor grote groepen. Drugsproblematiek, het fileprobleem en agressie zijn zaken waar grote groepen mensen bij betrokken zijn. De overheid bemoeit zich ermee. Om een maatschappelijk probleem aan te pakken, zijn vaak nieuwe wetten en regels nodig of een aanpassing van bestaande regels. Als je het broeikaseffect wilt tegenhouden, zal de overheid bedrijven wettelijk moeten dwingen om minder CO2- gassen uit te stoten. Daarmee is bet meteen een politiek probleem, omdat gekozen politici de taak hebben om oplossingen te bedenken. Daarom stemmen we om te laten zien met welke politici je er het meest mee eens bent. Tegenstellingen. Bij het zoeken naar oplossingen voor een maatschappelijk probleem moeten er altijd tegengestelde belangen en tegengestelde normen en waarden worden afgewogen. De grootste tegenstellingen bestaan tussen mensen met verschillende: - Politieke visies, een voorbeeld kan zijn, om een fileprobleem op te lossen willen automobilisten graag meer en bredere snelwegen, maar milieuactivisten willen juist goedkoper openbaar vervoer. - Geloofs- of levensovertuigingen, mensen die christelijk zijn, willen bijvoorbeeld dat abortus verboden wordt, maar een niet gelovige heeft waarschijnlijk minder moeite met abortus. - Maatschappelijke posities, een werkgever wil het liefst zo min mogelijk premies betalen, maar iemand zonder werk heeft belang bij een goede uitkering. Een compromis is een tussenoplossing, hier maken ministers en tweede kamer ledenzonodig gebruik van. Paragraaf 2: Enkele kernbegrippen die je bij maatschappelijke problemen zult gebruiken zijn: normen en waarden; belangen; Pagina 2 van 5
macht. Normen en waarden. Ons gedrag wordt sterk door waarden bepaald. Je ziet een kind en hond in het water liggen, red eerst het kind, dan de hond. Tenminste 2 principes: hulpvaardigheid en het redden van het menselijk leven is belangrijker dan het redden van een hond. Deze twee principes zijn voorbeelden van waarden. Een waarde is een uitganspunt of principe dat mensen belangrijk vinden in hun leven. Sommige waarden vind iedereen van belang, sommige alleen bepaalde groepen. Waarden leiden tot regels over het gedrag van mensen en zo'n regel nomen we een norm. Een norm is een gevolg van een waarde. Normen zijn opvattingen over hoe je je op grond van een bepaalde waarde behoort te gedragen. Normen kies je niet altijd zelf en zijn vaak ook een sociale verplichting, een regel die je wordt opgelegd door je omgeving. Sommige normen worden belangrijk genoeg gevonden dat ze zijn opgeschreven in wetten. Regels als 'niet boeren aan tafel' staan niet in de wet, maar toch vinden mensen dit erg onprettig en worden dit dan ook fatsoensnormen genoemt. Belangen. Een belang is het voor- of nadeel dat iemand ergens bij heeft. Dit heeft vaak met financieel voor- of nadeel te maken, maar niet altijd. Macht. Macht kun je omschrijven als het vermogen om het gedrag of het denken van anderen sterk te beïnvloeden. Op school nemen docenten en directie de belangrijkste beslissingen. Net als een burgemeester die een voetbal wedstrijd verbied. In deze gevallen spreek je van formele macht of gezag, omdat deze officieel is vastgelegd in regels en wetten. Informele macht binnen een vrienden groep en dus niet is vastgelegd in regels wordt ook wel invloed genoemd. Mensen kunnen macht uitoefenen als ze beschikken over machtsmiddelen zoals geld, een bepaalde functie, kennis, overtuigingskracht, aanzien, geweld en aantal (veel mensen). Een machtsmiddel is een middel waarmee je het gedrag van anderen kunt beïnvloeden. Veranderingen. Samenlevingen veranderen voortdurend. Daarom zijn normen, waarden, belangen en macht voor iedereen altijd hetzelfde. Wat voor de een normaal is, vindt een ander abnormaal. Deze verschillen hebben te maken met: De plaats waar je woont; De tijd waarin je leeft; De groep waar je bij hoort. Door naar deze 3 verschillen te kijken word je je meer bewust van je eigen normen, waarden en belangen. Als veel mensen rekening houden met wat anderen vinden en de manier waarop ze leven, ontstaat er meer sociale cohesie. Hiermee bedoelen we, de samenhang tussen mensen in een gemeenschap of samenleving. De samenleving bestaat niet alleen uit losse individuen maar uit groepen mensen die iets gemeenschappelijks hebben. In het thema pluriforme samenleving gaan we dieper in op Pagina 3 van 5
sociale cohesie. Analysevragen. De analysevragen gaan over: De actoren De politieke besluitvorming De oorzaken en gevolgen De vergelijking met vroeger en met andere landen. Paragraaf 3: Betrouwbaarheid. Als je wilt weten of informatie betrouwbaar is, stel je de volgende vragen: Wordt er een bronvermelding gegeven? Is er duidelijk onderscheid tussen feiten en meningen? Wordt het onderwerp van verschillende kanten bekeken? Bronvermelding. Voor cijfermateriaal is het Centraal Bureau voor de Statistiek, CBS, een goede bron. Ook informatie van ministeries, het Sociaal Cultureel Planbureau en andere officiële instanties is meestal betrouwbaar. Deze instanties doen gedegen onderzoek en hun werk wordt op kwaliteit gecontroleerd. Feiten en meningen. Feiten zijn voor iedereen controleerbaar, meningen niet. Feiten noemen we objectief, omdat ze iets zeggen over de werkelijkheid; meningen zijn subjectief, omdat ze alleen laten zien hoe iemand ergens over denkt. De grens tussen feiten en meningen is soms lastig te bepalen. Verschillende kanten. Bij informatiebronnen is het heel belangrijk of er hoor en wederhoor is toegepast. Dit betekend dat de verschillende betrokkenen zijn gehoord. Nieuwsberichten in kranten en nieuwsuitzendingen op tv bijna altijd wel betrouwbaar. Bij internet is de betrouwbaarheid veel moeilijker na te gaan, omdat iedereen informatie kan ontvangen én verzenden. Officiële instanties en sites als rtlnieuws.nl zijn wel redelijk betrouwbaar, maar er zijn ook websites waar feiten en meningen door elkaar worden gehaald, de informatie kan eenzijdig is of zelfs leugens op staan. Je moet dus goed kijken of de informatie op internet wel betrouwbaar is. Communicatieruis. Communicatie betekend het doorgeven van informatie. Daarbij is altijd sprake van een zender en een of meer ontvangers. Tussen die twee partijen kan er van alles misgaan, zoals: De zender zendt de informatie verkeerd uit; De ontvanger ontvangt de informatie verkeerd. Pagina 4 van 5
We spreken dan van een communicatieruis, wat betekend dat de overdracht van informatie niet goed verloopt. Manipulatie en indoctrinatie. Aan de kant van de zender kan informatie onbewust maar ook bewust worden verdraaid. Zoals een politicus die een fout niet wilt toegeven uit angst voor politiek gezichtsverlies. In dit geval worden feiten opzettelijk weggelaten of verdraaid zonder dat de ontvanger dit merkt. We spreken dan van manipulatie. Een stapje verder is propaganda, wat betekent dat er bewust eenzijdige informatie wordt gegeven met als doel de mening van mensen te beïnvloedend. Dit is in feite aan de hand met reclame, alleen weten we daarvan dat het niet objectief is. Ook politieke partijen proberen door middel van propaganda zichzelf aan te prijzen en soms andere partijen zwart te maken met de hoop meer kiezers te krijgen. Weer een stap verder is indoctrinatie, waarbij langdurig, systematisch en heel dwingend eenzijdige opvattingen en meningen worden opgedrongen met de bedoeling dat het publiek deze opvattingen kritiekloos accepteert. Dit komt veel voor in China en Noord-Korea, waar regeringen via staatsmedia het volk van informatie voorzien, geen vrije media dus geen kritiek. Ze raken geïndoctrineerd en beschouwen de opvattingen van de regering als de enige juiste. Selectieve waarneming. Als ontvanger nemen we informatie nooit objectief waar. Ieder heeft zijn eigen meningen over films, programma's etc. een roker zou bijvoorbeeld niet graag naar een programma kijken over de risico's van roken, wil hij liever niet weten. We spreken hier van selectieve waarneming: elke informatie wordt zodanig vervormd dat deze zo veel mogelijk past in ons referentiekader. Dat is alles wat je bezit aan kennis, ervaringen, normen, waarden en gewoonten. Dit is de 'bril' waardoor je informatie filtert. Door je bewust te zijn hiervan kun je proberen zo objectief mogelijk te zijn. Stereotypen en vooroordelen. Ook tijidens de overdracht van informatie kunnen stereotypen en vooroordelen ontstaan. Hoe werkt dit? In een krant wordt bijvoorbeeld aandacht besteed aan gewapende roofovervallen op snackbars. Daarbij wordt telkens nadrukkelijk gemeld dat de daders uit een bepaalde buurt komen. Krantenlezers Concluderen dan als snel dat die buurt onveilig en crimineel is. Zo ontstaat er een stereotype, een vaststaand beeld van een hele groep mensen. Hier gaat het over mensen uit een bepaalde wijk, maar het kan ook gaan over dikke duitsters of domme blondjes. Door stereotypering ontstaan gemakkelijk vooroordelen. Als je over iets of iemand oordeelt zonder dat je die persoon of zaak hebt leren kennen, spreek je van een vooroordeel. Vooroordelen en stereotyperingen kunnen makkelijk leiden tot discriminatie, waarbij iemand mensen van een bepaalde groep anders behandelt op grond van kenmerken die in de gegeven situatie niet van belang zijn. Pagina 5 van 5