1.1 Terminologie... 4. 1.2 Is het een bloemenakker, bloemweide of akkerrand?... 6. 1.3 De akkerrand voor bestuivers... 7



Vergelijkbare documenten
Bloemstroken in Gerjan Brouwer. DLV Plant

PVM AKKERRANDENMENGSELS MATERIALEN. Telefoon Telefax

Bloemenweides. Bloemenweides, kleurenpracht in een zee van groen

Mogelijkheden voor FAB in de sierteelt. Joachim Moens

Aspecten zoals positie ten op zichte van fiets en wandelpaden zijn minder belangrijk dan bovenstaande punten.

Groen Blauw Stimuleringskader Zaaikaart

FAB2 Onderdeel Bovengronds

UvA-DARE (Digital Academic Repository) Monitoring en evaluatie Agroranden van Rijn, P.C.J. Link to publication

Bloemenranden en Functionele Agro Biodiversiteit (FAB) Dave Dirks, 24 januari 2018, Zwartewaal

LANDLAB studio voor landschapsarchitectuur. Iepenarboretum, Amsterdam. EYE-plein, Amsterdam

ONDERZOEK NAAR PLAAGINSECTEN EN HUN

Opties en voorwaarden Algemene lijst Laatst gewijzigd 28 februari 2019

Stuifmeel- richt- Nederlandse Latijnse naam naam. Opmerking. Acer campestre Veldesdoorn

Versie Een gehele akker max 5 ha. Meetellen mestplaatsingsruimte. 4 blokken met een verschillend mengsel. Patrijs, gele kwikstaart, bijen

SLOBKOUSNIEUWS 33 jrg8

Boeren voor bijen. Bijensymposium 22 oktober Pieter Verdonckt inagro vzw

Functionele AgroBiodiversiteit (FAB) voor natuurlijke plaagbeheersing

Versie bij voorkeur breder

Catalogus. bloemenweiden

1.1 Akkerranden voor natuurlijke plaagbeheersing (en méér) Workshopspreker: Frans van Alebeek

Bloemenranden en Functionele Agro Biodiversiteit (FAB) Dave Dirks, 6 september 2017, Kronenberg

Functionele AgroBiodiversiteit (FAB) voor natuurlijke plaagbeheersing

Hoe werkt natuurlijke plaagbeheersing?

Kunnen bloemrijke bermen helpen om EPR te voorkomen?

Versie Een gehele akker max 5 ha. Meetellen mestplaatsingsruimte. 4 blokken met een verschillend mengsel. Patrijs, gele kwikstaart, bijen

Van Akkerranden tot Functionele-Agro-Biodiversiteit. Dave Dirks, 6 februari, Nieuw-Vennep

Dilemma s biodiversiteit en gewasbescherming landbouwbedrijf.

Natuurlijke plaagbeheersing met bloemenranden. Inspiratiedag FAB, 4-nov-14

PT-Koepelproject Biodiversiteit & Plantgezondheid in de rozenteelt. Resultaten seizoen 2015

Landschappelijk inpassing zonneakker te Zutphen

PT-Koepelproject Biodiversiteit & Plantgezondheid in de rozenteelt Resultaten seizoen 2016

Catalogus. bloemenweiden

Pollen- en nectarranden: een hoopvol experiment in landbouwgebied. Dieter Depraetere Proclam vzw 17 april 2010

WILDBLOEMEN Advies:

Van Akkerranden tot Functionele-Agro-Biodiversiteit. Dave Dirks, 26 januari 2017, Maasbree

BOOMPLANTACTIE MILIEUFRONT OMER WATTEZ LEIEVALLEI SOORTENOVERZICHT

3.1 Akkerranden en wilde bestuivers Jeroen Scheper (WUR)

Bermen en akkerranden. Voor natuurlijke plaagbeheersing. Ir. Bert Van Gils. 02/10/2012, Oedelem

NATUURLIJKE PLAAGBEHEERSING IN DE GRAANTEELT. Femke Temmerman, Inagro

Inheems zaaizaad. Gehakkelde aurelia op Knoopkruid

Akkerranden ter ondersteuning van natuurlijke plaagbestrijders

Bloemenweide catalogus

Advies betreffende de samenstelling van bloemzaadmengsels voor de aanleg van gemengde grasstroken in het kader van beheerovereenkomsten

Natuurlijke plaagbeheersing in de akkerbouw Recente resultaten uit onderzoek & praktijk

Versie Doelsoorten Zeeland Patrijs, veldleeuwerik, graspieper kwikstaart. Meetellen mestplaatsingsruimte

Natuurmengsels Mengsels voor bijen en vlinders, akkerranden, kruidenrijke berm, etc.

Project. Actief Randenbeheer Brabant II. Pilot Functionele Agro Biodiversiteit. Inhoudelijke rapportage

Fauna-akkers in Rivierenland

Overzicht Beheerpakketten

Den Haag Bij voorbeeld. Initiatiefvoorstel voor bijvriendelijk handelen

VOLSOG. Het belang van natuurlijke vijanden voor een geïntegreerde plaagbeheersing (IPM)

Aanleg & beheer van bloemenweides. Warme Winteravonden in 't Dijleland

Overzicht Beheerpakketten

Natuurmengsels Mengsels met kruiden, granen, vlinderbloemigen, grassen etc.

Datum : 20 april 2017 Penvoerders : L. de Vetten MSc en J. Faber MSc. 1) Introductie

Natuurlijke vijanden: weet wat ze eten, weet hoe ze te bevorderen.

Hieronder volgen schematisch enkele gegevens omtrent gewassen die op de wildakker thuishoren: gewas zaaitijd overige aspecten

Flevolands Agrarisch Collectief. Akkerranden

Landbouwers werken aan een fleurig landschap!

Lang bloeiende inheemse vaste planten voor bijen en vlinders

Invloed van een bloemenrand op trips en zijn natuurlijke vijanden in aardbei (doordragers)

BIOTOOP- MENGSELS. Naast deze kant en klare biotoopmengsels maken we ook mengsels op maat.

Optimalisatie van functionele biodiversiteit in het agrarisch landschap. Felix Wäckers

Hoe bladluisplagen voorkomen

Beheerpakketten Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer. Open akkerland

VELDBLOEMEN VOOR HET MOOISTE RESULTAAT

De dambord borders: 1 Arme leemborder.

AKKERRANDEN. Akkerranden in Flevoland Past dat bij mij(n bedrijf)? En waar op te letten?

PVM AKKERRANDENMENGSELS MATERIALEN. Mengsel Boerennatuur / Projecten LTO Noord. Akkerrand met positieve uitstraling

Beplantingsplan Campus Jette. Thomas Verheye 2LTA

Bemesting : kg NPK per ha. of stalmest 20 ton/ha. Zaaitijd :... eind maart tot begin oktober.

Ontwikkeling van kruidenrijke akkers voor wilde bijen

Akkerbeheerplan 2019 Kruidenrijke akkerranden

BESTUIVERS IN HET LANDSCHAP

Bermbesluit. Aard : Besluit van de Vlaamse regering Over : maatregelen inzake natuurbehoud op de bermen beheerd door publiekrechtelijke rechtspersonen

Natuurrijk landbouwbeheer Acties voor en met landbouwers. Provincie Oost-Vlaanderen Katrien Baetens 13/01/2017

Beheerpakketten akkerfaunabeheer Collectief Midden Groningen 2017

OVERZICHT. Hoogte. Samenstelling. Eénjarige mengsels Floriplan "Hoge mengeling"

Landbouwers maken werk van een fleurig landschap!

Bermenplan Assen. Definitief

Opties en voorwaarden Akkerbouw-strokenpakket 2016

Kwekerij. De Zonnehoed

IPM ALS BASIS VOOR EEN MODERNE LANDBOUW VERPLICHT VANAF Annie Demeyere Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling

PLAAGINSECTEN EN NATUURLIJKE VIJANDEN IN DE GRAANTEELT. Factsheet. Een praktische handleiding voor geïntegreerde gewasbescherming

Creëren kruidenrijkgrasland

Gele bloemen in het grasland

Milieuraad Roeselare. Advies Natuurpunt Mandelstreke. Inzaaiadviezen akkervogels en bijen

Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur- & Landschapsbeheer SCAN versie 1.5d. FAC versie 1.2

Vegetatieonderzoek proefvlakken in het SES-gebied Boterdiepstrook te Groningen

12 december Evaluatie bloemrijke akkerranden op Voorne Putten

Soortensamenstelling van de Kamgrasweiden

Zaaizaad Informatie bij het uitleveren van zaaizaad in het kader van de regelingen

RWZI HILVERSUM. Informatiebrochure Groenplan. H+N+S Landschapsarchitecten. Koninklijke Ginkel Groep. Contactpersoon Mark Rotteveel

Diversiteit van bestuivers behouden en bevorderen

Over bijtjes, bloemetjes en mensen

Over bijtjes, bloemetjes en mensen

SLOBKOUSNIEUWS 34 jrg7

Herkauwers & Akkerbouw

Uitgangspunten verpachtingen 2017

GRACHT FORT SANDERBOUT

Transcriptie:

1

Inhoudstafel Inhoudstafel... 1 Inleiding... 3 1 De FAB-akkerrand... 4 1.1 Terminologie... 4 1.2 Is het een bloemenakker, bloemweide of akkerrand?... 6 1.3 De akkerrand voor bestuivers... 7 1.4 De akkerrand voor natuurlijke plaagbeheersing... 8 1.5 Natuurlijke plaagbeheersing, kansen voor de witloofwortelteelt... 10 1.6 De landbouwer en de akkerrand... 12 2 Samenstelling... 13 2.1 Mengsels uitgetest op het proefcentrum Herent... 13 2.2 Algemene bevindingen... 21 3 Aanleg... 26 3.1 Ligging... 26 3.2 Breedte... 26 3.3 Voorbereiding... 27 3.4 Inzaai... 27 4 Beheer... 29 4.1 Eenjarige akkerranden (schoffelen)... 29 4.2 Het jaar na de eenjarige akkerrand... 30 4.3 Meerjarige akkerranden (maaibeheer)... 30 5 Kosten en baten van een akkerrand... 31 6 Voorlopig besluit... 32 Referenties... 33 2

Inleiding Dit document bundelt de voorlopige resultaten van het praktijkonderzoek dat in het proefcentrum Herent wordt gevoerd rond de samenstelling, de aanleg en het beheer van akkerranden. Dit onderzoek kadert in het thema agrobiodiversiteit van het provinciaal landbouwbeleid. De provincie verdeelt al verschillende jaren bloemenmengsels aan particulieren ter ondersteuning van bijen. Met dit praktijkonderzoek willen we ook landbouwers sensibiliseren en kennis verspreiden rond aanleg en beheer van akkerranden. Een akkerrand kan immers als een nieuwe teelt beschouwd worden. We zijn dan ook uitgegaan van de vaak zeer relevante vragen die leven bij landbouwers. Welke samenstelling, wat met onkruiddruk, waar leg ik de strook aan, welk maaibeheer, etc., zijn topics die hier aan bod komen. In het voorlopig besluit gaan we ook even in op het imagoversterkend effect van akkerranden voor de landbouw in het algemeen. Samenstelling : Jonas De Win, Ine Vervaeke (provincie Vlaams-Brabant) Werkten mee: Joachim Moens (HOGent) Voor bijkomende informatie kan u steeds terecht bij Jonas De Win tel: 016-21 37 52, Jonas.dewin@vlaamsbrabant.be Aansprakelijkheidsbeperking Deze publicatie werd met de meeste zorg en nauwkeurigheid opgesteld. Er wordt evenwel geen enkele garantie gegeven omtrent de juistheid of de volledigheid van de informatie in deze publicatie. De gebruiker van deze publicatie ziet af van elke klacht tegen de provincie Vlaams-Brabant en zijn medewerkers, van welke aard ook, met betrekking tot het gebruik van de via deze publicatie beschikbaar gestelde informatie. In geen geval zullen de provincie Vlaams-Brabant of zijn medewerkers aansprakelijk gesteld kunnen worden voor eventuele nadelige gevolgen die voortvloeien uit het gebruik van de via deze publicatie beschikbaar gestelde informatie. 3

1 De FAB-akkerrand 1.1 Terminologie A. Biodiversiteit Biologische diversiteit - ofwel in het kort biodiversiteit - is een relatief jong begrip. Het werd pas in de jaren '80 gelanceerd en verwoordt erg goed waar het bij de levende materie echt op aankomt: diversiteit. Deze verscheidenheid komt tot uiting in de veelheid aan soorten dieren, planten, schimmels, maar ook micro-organismen zoals bacteriën en schimmels. Biodiversiteit is echter meer dan de indrukwekkende optelsom van soorten, al krijgt deze soortendiversiteit politiek en maatschappelijk vaak de meeste aandacht. Biodiversiteit omvat eveneens de genetische variatie. Deze variatie binnen een soort stelt soorten in staat om te overleven als omgevingssituaties wijzigen, zoals bij klimaatsverandering. Een grote vijver aan genetische kenmerken waaruit gevist kan worden maakt dat populaties zich sneller kunnen aanpassen. Waar de genetische variatie te beperkt is, kan een soort snel achteruitgaan of verdwijnen. Soorten hebben daarnaast ook ingewikkelde ecologische relaties met hun omgeving en met andere soorten, de zogenaamde ecosystemen, die essentieel zijn voor het voortbestaan van een soort (Honnay, 2010; Van Dyck, 2010; CBD). In het moderne biodiversiteitsbegrip is de mens uitdrukkelijk een onderdeel van het ecosysteem dat hij in positieve of in negatieve zin kan beïnvloeden (ten Holt, 2011). In relatie tot landbouw worden cultuurgewassen en landbouwhuisdieren beschouwd als gedomesticeerde biodiversiteit, want ze zouden zonder menselijke tussenkomst wellicht niet bestaan. B. Agrobiodiversiteit Agrobiodiversiteit staat voor de agrarische biologische verscheidenheid. Het wordt gedefinieerd als: het geheel aan plantaardige en dierlijke bronnen, bodem- en micro-organismen, insecten en andere flora en fauna in agro-ecosystemen die relevant zijn voor agrarische productiesystemen en tevens de elementen van natuurlijke habitats die relevant zijn voor agrarische productie". De gewassen op het veld, het bodemleven, de insecten, bloemen aan de rand van percelen en de weidevogels: dat alles is agrobiodiversiteit. In de landbouwsector is er een erg nauwe band tussen de productieactiviteit en biodiversiteit. Levende organismen en ecologische processen zijn voor landbouwers immers productiefactoren waarvan ze in hoge mate afhankelijk zijn. Tegelijk oefenen landbouwers door hun productieactiviteit druk uit op de natuurlijke omgeving, die ze door hun activiteiten zowel negatief als positief kunnen beïnvloeden (D'Haene et al., 2010; ten Holt, 2011). C. Functionele Agrobiodiversiteit (FAB) Landbouw werkt in en met de natuur. In die natuur zijn er allerlei planten, dieren en processen aanwezig die een positief effect hebben op onze landbouwproductie. Denk bijvoorbeeld aan het bestuiven van gewassen door bijen en hommels, het verbeteren van de bodemstructuur door de activiteiten van regenwormen of micro-organismen die de bodemgezondheid verbeteren. Ook de beheersing van ziekten en plagen door natuurlijke vijanden valt hieronder. Deze functionele 4

agrobiodiversiteit draagt bij tot een biologisch evenwicht in het landbouwsysteem. Alle biodiversiteit in het landbouwlandschap die (direct of indirect) een positieve bijdrage levert aan de productiefunctie van landbouw noemen we Functionele Agrobiodiversiteit (FAB) (D'Haene et al., 2010; ten Holt, 2011). Daarnaast kan biodiversiteit ook schade berokkenen aan de landbouw (competitieve agrobiodiversiteit) of neutraal zijn (neutrale agrobiodiversiteit) (Janssen, 2012). D. Ecosysteemdienst De voorbije jaren kende het concept ecosysteemdiensten (ESD) een groeiende belangstelling vanwege de link tussen de ecosystemen, het maatschappelijke belang en de economische waarde van ecosystemen. Het concept biedt een andere kijk op de relatie tussen mens en omgeving. Ecosysteemdiensten worden gedefinieerd als al de goederen en diensten die ecosystemen aan de maatschappij leveren. Verschillende ecosysteemdiensten worden onderscheiden, zoals ondersteunende (o.a. bodemvorming, nutriëntencyclus), regulerende (o.a. klimaatregulatie), producerende (o.a. voedsel, brandstof) en culturele (ecotoerisme, religie,...) (Honnay, 2010). Het concept ecosysteemdiensten is zeer antropocentrisch aangezien er een verband moet zijn met het menselijk welzijn (MEA, 2005; Danckaert & Carels, 2009). Het concept maakt ook duidelijk dat we als menselijke maatschappij de vele gratis diensten die natuurlijke processen en biodiversiteit ons leveren moeten koesteren en zo optimaal mogelijk bewaren (Mergeay & Adriaens, 2013). Dit betekent dat biodiversiteit niet enkel kan beschouwd worden als mooi maar onbelangrijk, maar veeleer als nuttig en zelfs onmisbaar. Het behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit is volgens recente wetenschappelijke inzichten puur eigenbelang voor de menselijke soort omdat ze primaire en secundaire levensbehoeften levert. Dat biodiversiteit deze diensten blijft produceren is echter niet meer zo vanzelfsprekend (ten Holt, 2011). Het verdwijnen van biodiversiteit en bijgevolg een verminderde levering van ecosysteemdiensten kan een geleidelijk proces zijn maar kan ook de vorm aannemen van een plotselinge, onverwachte ineenstorting van soorten en ecosystemen, die een ernstige bedreiging kunnen vormen voor de mens (ten Holt, 2011). De relatie met Functionele Agrobiodiversiteit ligt in het feit dat FAB gebruik maakt van deze ecosysteemdiensten. De wederzijdse relatie tussen bestuivers en bloemplanten en de natuurlijke plaagbeheersing zijn ecosysteemdiensten. In dit document gaan we verder in op deze twee ecosysteemdiensten, omwille van hun bijzondere waarde voor de land- en tuinbouw. Beide vertonen ook heel wat gelijkenissen qua vereisten en bedreigingen. Door middel van aanleg en beheer van flora kunnen voorwaarden worden geschapen om de gewenste fauna te stimuleren. (Koster, 2000). We gaan vooral in op de mogelijkheid om met aangelegde akkerranden deze voorwaarden te creëren. We zijn ons er van bewust dat dit slechts een deel van het gehele plaatje is. 5

1.2 Is het een bloemenakker, bloemweide of akkerrand? Een bloemenakker (soms ook biodiversiteitsakker genoemd) bestaat uit één- of tweejarige planten zoals klaprozen, korenbloemen, boekweit, dille, koriander,... Ze kiemen op verstoorde grond. Het is dus noodzakelijk dat de grond geschoffeld en geploegd wordt vooraleer te zaaien (Coremans et al., 2008). Een bloemenweide is een grasland dat bestaat uit meerjarige ofwel doorlevende planten zoals margriet, duizendblad, kaasjeskruid, wilgenroosje,... Als een bloemenweide 2 à 3 maal per jaar wordt gemaaid en het maaisel wordt afgevoerd, komen deze planten jaarlijks terug (Coremans et al., 2008). Er is een groot verschil tussen een bloemenweide en een bloemenakker. In tuincentra biedt men vaak zakjes met bloemen aan onder de noemer van bloemenweide, maar vaak gaat het om éénjarigen. De samenstelling ontbreekt daarbij ook vaak op de verpakking. De bijenweide is het geheel van planten die voedsel (nectar en stuifmeel) verschaffen aan de bijen. Slechts een beperkt aantal planten zijn belangrijk voor de bijen. De waarde van de bijenweide wordt bepaald door het aantal en de verscheidene soorten bijenplanten die er in de loop van het jaar voorkomen. Bijenplanten kunnen op verschillende plaatsen voorkomen: in de landbouw, de tuinbouw, de fruitteelt, op wegbermen, in weiden, tuinen, bossen. Akkerranden zijn stroken langs percelen die begroeid zijn met gras, granen en/of bloemen en die verschillende functies hebben. Ze kunnen dienen als schuilplaatsen, overwintering en voedsel voor insecten en andere fauna, als erosiestroken of als bufferzones voor nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen langs waterlopen. Akkerranden kunnen zowel éénjarigen als meerjarige bloemen bevatten en dus zowel onder de categorie bloemenakker als bloemenweide vallen. Akkerranden worden hoofdzakelijk in landbouwgebied teruggevonden. Vanwege de verschillen tussen éénjarige en meerjarige randen wordt vaak aangeraden om beide types op landbouwbedrijfsniveau aan te leggen. Ook om andere gewenste fauna aan te trekken zijn er specifiek beheerde randen, bijvoorbeeld de duo- en trioranden voor akkervogels. Ook voor bestuivers en natuurlijke plaagbeheersers kunnen deze randen voedsel en/of schuilplaatsen bieden. Het principe van gefaseerd maaien kan ook toegepast worden in bloemenakkers, - weides of akkerranden. De verschillen tussen éénjarige en meerjarige akkerranden worden weergegeven in onderstaande tabel: 6

Tabel: verschillen tussen éénjarige en meerjarige akkerranden (bron: van Rijn et al., 2011) Eénjarig Meerjarig Bloemen Snel en veel bloemen. Keuze uit veel soorten, concurrentie speelt een kleinere rol. Minder ruimte voor bloemen, grassen gaan in latere jaren vaak overheersen. Weinig soorten kunnen concurrentie weerstaan, minder geschikte soorten beschikbaar. Functies en seizoenen Levert in de lente en zomer prooien, nectar en stuifmeel vooral vliegende insecten. Wordt jaarlijks verwijderd, vooral in het najaar kaal. Biedt het hele jaar voedsel en leefgebied voor op de bodem levende natuurlijke vijanden. 's Winters belangrijk als schuilplaats. Flexibiliteit Plaats kan elk jaar opnieuw gekozen Plaats ligt voor meerdere jaren vast. worden. Kosten Elk jaar aanlegkosten. Alleen eerste jaar aanlegkosten. Wel jaarlijks onderhoudskosten (maaien). Toegankelijkheid Rand niet geschikt als rijpad. Rand eventueel geschikt als wandelpad of (incidenteel!) als rijpad Onkruiden Elk jaar aandacht voor onkruiden nodig. Na eerste jaar zijn zaadonkruiden grotendeels verdwenen. Wortelonkruiden vragen wel aandacht. 1.3 De akkerrand voor bestuivers De meeste studies die de relatie tussen diversiteit van bestuivers en ingezaaide bloemrijke akkerranden bestuderen focussen op bijen, hommels en zweefvliegen. Algemeen werd aangetoond dat bloemrijke akkerranden een belangrijke rol kunnen spelen om de achteruitgang van bestuivers tegen te houden. Oudere en dus meerjarige akkerranden resulteerden in meer diversiteit van bezoekende insecten dan nieuw aangelegde randen. Het zijn ook vooral de meest voorkomende soorten insecten die aangetrokken worden, al zijn er ook voorbeelden van meer zeldzame soorten. Kwantitatieve studies zijn echter beperkt (Fründ et al., 2010, Haaland et al., 2011, Wratten et al. 2012). 7

1.4 De akkerrand voor natuurlijke plaagbeheersing De term natuurlijke plaagbeheersing wordt vaak omschreven als natuurlijke plaagbestrijding, het inzetten van natuurlijke vijanden of nuttigen, of biologische controle van plaagsoorten. Beheersing zegt in principe meer waar het hier om gaat, namelijk het onder controle houden van plagen (schadelijke soorten) door predatoren (onschadelijke soorten). Zweefvliegen, gaasvliegen, roofwantsen, lieveheersbeestjes, sluipwespen, sluipkevers, spinnen en oorwormen zijn voorbeelden van nuttige insecten. Akkerranden liggen dicht bij het gewas waardoor hun invloed groter is dan verder weg gelegen landschapselementen. Door hun langgerektheid beïnvloeden akkerranden vanzelf een groot deel van de akker. Terwijl meerjarige akkerranden een schuilplaats en leefgebied bieden als er geen gewas op de akker staat, zijn éénjarige bloemenranden weer meer geschikt om vliegende, natuurlijke vijanden tijdens het groeiseizoen het noodzakelijke aanvullende voedsel te bieden in de vorm van nectar en stuifmeel (van Rijn et al., 2011). Om gebruik te kunnen maken van deze natuurlijke vijanden moet ervoor gezorgd worden dat deze in voldoende hoge aantallen in het gewas aanwezig zijn, wat kan door hun populaties te stimuleren en te beschermen. Dit wordt ook wel Conservation Biological Control genoemd (Eilenberg et al., 2001). Naast een aangepast insecticidengebruik (selectieve middelen), kunnen deze natuurlijke vijanden beschermd en gestimuleerd worden door een geschikte leefomgeving te creëren (Landis et al., 2000; Gurr et al., 2004; Scarratt, 2005). Dit kan gebeuren door het aanbieden van voedsel zoals nectar (Baggen & Gurr, 1998), pollen (Hickman & Wratten, 1996) en honingdauw (Wäckers et al., 2008), het voorzien van alternatieve gastheren/prooien (Viggiana, 2003) en het aanbieden van schuil- en overwinteringsplaatsen (Geiger et al., 2009). Onderzoek toonde aan dat bloemrijke akkerranden een geschikte leefomgeving zijn voor natuurlijke vijanden en voldoen aan bovenvermelde criteria. Hierdoor zal de efficiëntie van natuurlijke plaagbestrijders toenemen met als mogelijk gevolg een verhoogde plaagbeheersing (Baggen & Gurr, 1998; Lavandero et al., 2006; Pontin et al., 2006; Winkler et al., 2006, 2009; Lee & Heimpel, 2008a,b; Lundgren & Seagraves, 2011; Géneau et al., 2012; Pfannenstiel & Patt, 2012; Portillo et al., 2012). De invloed van zo een bloemrijke akkerrand op natuurlijke vijanden en hun plaagonderdrukking is reeds uitvoerig onderzocht in verschillende teelten met wisselende resultaten (Hickman & Wratten,1996; Flückiger & Schmidt, 2006; Scheele & van Gurp, 2007; De Geus et al., 2011; Van Gils et al., 2011; Moens, 2013). In aardappel en granen werd aangetoond dat de aanleg van een bloemrijke akkerrand grenzend aan het perceel wel plaagonderdrukkend werkt, waardoor het aantal insecticidebehandelingen kon verminderd en zelfs vermeden worden (Scheele & van Gurp, 2007). Volgens Merijn Bos (persoonlijke mededeling, 2013), coördinator van het Nederlandse project Bloeiend Bedrijf, heeft de inzet van de akkerrand ook bij bieten het gewenste plaagonderdrukkend effect. Het effect van bloemrijke akkerranden is afhankelijk van de onderzochte teelt wisselend (Scheele & van Gurp, 2007; Moens, 2013). In Vlaanderen en Nederland werd de mogelijkheid van natuurlijke plaagbeheersing bij de teelt van spruitkool onderzocht. Door het plaagcomplex bij de teelt en de specifieke teeltkenmerken (hoge kwaliteitseisen en lang en laat teeltseizoen) bleek stimulatie van natuurlijke plaagbeheersing door middel van een akkerrand ontoereikend (Scheele & van Gurp, 2007; Moens, 2013). Dit toont aan dat het gebruik van een bloemrijke akkerrand ter bevordering van plaagbeheersing per teelt dient onderzocht te worden. Daarnaast is er nog een gebrek aan kennis omtrent het effect van een meerjarige bloemrijke akkerrand op de plaagbeheersing in een teeltrotatie van akkerbouwgewassen. 8

Figuur 1: Schematische weergave van een bladluisplaag zonder (a) en met (b) vertraging door kevers en spinnen uit de akkerrand (in de lente). In de zomer worden de bladluizen verder onderdrukt door nuttige insecten als sluipwespen en zweefvliegen, die daarvoor nectar en stuifmeel uit de bloemenrand benutten. Bij een goedwerkende plaagbeheersing wordt bladluispopulatie onder de schadedrempel gehouden (van Alebeek et al., 2007). Het toepassen van FAB-akkerranden voor natuurlijke plaagbeheersing stopt niet bij de aanleg en beheer van akkerranden. Het controleren van de gewassen op ziekten en plagen, ook wel scouting genoemd, vormt samen met het hanteren van schadedrempels een belangrijke basis voor de gewasbescherming (Scheele & van Gurp, 2007). Scouting is zowel bij chemische als natuurlijke plaagbeheersing onontbeerlijk is (Krauss et al., 2011; Temmerman et al., 2012). Dit wordt onderstreept door de invoering van IPM. Temmerman et al. (2012) vat het belang van scouting van plagen en hun natuurlijke vijanden samen: scouten is van belang voor een goede timing van de behandelingen, voor een maximale bestrijdingsefficiëntie en voor een minimale impact op de natuurlijke vijanden. De auteurs stellen dat behandelen zonder scouting de plaagbeheersing niet ten goede brengen. Preventieve insecticidebehandelingen hebben een significante directe kost door inzet van materieel en arbeid zonder een lange termijn winst voor de beheersing van bladluizen en met een negatief effect op de natuurlijke plaagbeheersing, beoordeelde Krauss et al. (2011). Het onderzoek vergeleek gangbare percelen met preventieve inzet van insecticiden en percelen die een behandeling inzetten op basis van de plaagdruk. Scheele & van Gurp (2007) stellen wel dat het belangrijk is om voldoende curatieve middelen ter beschikking te hebben. Deze middelen zijn van belang in jaren dat de werking van natuurlijke plaagbeheersing onvoldoende is en de plaagdruk bijgevolg de schadedrempel overschrijdt. Werken met scouting (het monitoren van plagen) en schadedrempels vergen dat curatieve middelen beschikbaar en betaalbaar zijn, anders zullen de risico s van functionele agrobiodiversiteit te groot zijn. 9

1.5 Natuurlijke plaagbeheersing, kansen voor de witloofwortelteelt De witloofteelt is een sector die de laatste jaren vele uitdagingen heeft gekend. Er zijn de moeilijke jaren van economische crisis. Tevens is er de omwenteling naar een geïntegreerde teelt (en het desgevallende wegvallen van bepaalde effectieve, maar breedwerkende insecticiden). De verandering in teeltwijze leidde er toe dat de landbouwer bij het telen van witloof met meer aandacht is gaan kijken voor plaaginsecten. De verplichting van IPM vanaf 1 januari 2014 onderstreept deze omwenteling. Het telen van witloof kent twee facetten. Enerzijds is er het telen van witloofwortels op de akker, anderzijds is er de forcerie van de witloofkrop op de witloofwortel. Het forceren gebeurt in vollegrond of op hydrocultuur. De plantschade die plagen veroorzaken in het eerste gedeelte, hebben een grote (economische) weerslag op de kwaliteit van de geforceerde witloof. De witloofteelt kent enkele belangrijke plagen. Jaren van onderzoek bracht vele mogelijke natuurlijke plaagbeheersers naar voor. De witloofmineervlieg Napomyza cichorii Spencer legt haar eitjes af in de hoofdnerf aan de bladbasis van de witloofbladeren (Ministerie van Landbouw, 1993). Van daaruit maken de larven mineergangen in het blad, tot ze verpoppen en als adult het blad verlaten. De witloofmineervlieg heeft drie generaties per jaar. De eerste twee generaties, aanwezig in resp. mei-juni en juli-augustus, leveren weinig schade. Zij zorgen wel voor de populatieopbouw van de derde en belangrijkste generatie die optreedt vanaf september tot eind oktober. Het is deze derde generatie die de grootste schade in de witloofteelt veroorzaakt. De larven van deze derde generatie zitten bij de rooi immers in de bladkraag en wortelhals, waardoor ze na de rooi kunnen meekomen van op het veld tot op het bedrijf. Bovendien overleven ze in de koelcellen en kunnen ze zich verder ontwikkelen tijdens de forcerie. Gedurende deze periode voeden ze zich in de kroppen en laten zichtbare mineergangen achter. Enkele sluipwespen uit het geslacht Chorebus zijn de belangrijkste natuurlijke vijanden, waarvan Chorebus glaber de voornaamste is. Door deze sluipwesp verder te stimuleren, kan de populatieopbouw van de witloofmineervlieg teruggedrongen worden. Aanbod van nectar voor de sluipwesp in nabijheid van de teelt resulteert op een langere levensduur en meer eileg. Rond juni migreert de wollige slawortelluis vanaf de winterwaardplant (populier) naar de witloofwortels waar ze tot in het najaar enkele generaties ondergronds blijft. Deze wortelluis zuigt aan de wortels en onttrekt zo sappen aan de plant waardoor de bladeren in droge periodes uitdrogen met een mindere ontwikkeling van de wortels tot gevolg. Dit resulteert in een verminderde wortelopbrengst geschikt voor de forcerie (Locus & De Marez, 2010; Drenth, 2011). Het vermijden van deze wortelluisaantasting kan een stijging in de witloofproductie met een minimum van 500 kg/ha geven (Locus & De Marez, 2010). Door zijn beschermde levenswijze is deze luis echter moeilijk te beheersen met chemische middelen. De wollige slawortelluis kent vele natuurlijke vijanden. Naast Carabidae, Staphylinidae, Araneae, Coccinellidae, Acari en Reduviidae, is de grasvlieg Thaumatomyia sp., een belangrijke natuurlijke vijand van deze wortelluis (Casteels et al., 2004, 2005 & 2007). De larven van deze grasvlieg voeden zich met wortelluizen, terwijl de adulten zich voeden met pollen en nectar. 10

De afbeelding links laat enkele exemplaren van de witloofmineervlieg zien (bron: NPW). Rechts een afbeelding van een sluipwesp die uit de pop van een witloofmineervlieg ontluikt (bron: ILVO). Natuurlijke plaagbeheersing die tal van predatoren en parasitaire organismen ons gratis bieden, is niet de enige ecosysteemdienst die herwaardering mag genieten. Grondwitlooftelers telen eigen selecties, waardoor iedere grondwitloofteler aan eigen zaadwinning doet. De bloemetjes van witloofplanten blijven welgeteld één dag open, waardoor voldoende bestuiving noodzakelijk is. Hiervoor rekent de landbouwer op de natuurlijke bestuiving van (wilde) bijen, hommels, zweefvliegen en andere insecten. Een ander aspect van agrobiodiversiteit is de genetische variatie. Door het in stand houden van de eigen selecties helpen de grondwitlooftelers mee aan de genetische variatie bij de witloofteelt. Een bloemetje van de witloofplant blijft maar één dag open, waardoor er voldoende nuttigen moeten zijn om de bestuiving te volbrengen (links). Op de rechtse afbeelding staan de geoogste zaadwortels. Het zaad wordt nog verder afgerijpt voor het geoogst wordt. 11

1.6 De landbouwer en de akkerrand Wij boeren krijgen heel weinig waardering voor wat wij doen. Als ik een mooi product aan de fabriek aflever, gaat het op de grote hoop. Ik krijg mijn geld maar ik krijg niet te horen: wat ziet het er goed uit. Kwaliteit wordt nauwelijks gewaardeerd. Daar heb ik heel veel moeite mee. Toen ik mijn Bloeiend Bedrijf-rand had staan, kreeg ik een sms je van iemand uit de buurt: Wat heb je een mooie bloemen, mag ik daar een boeketje uit plukken? Ook stoppen er fietsers, die tegen mij zeggen dat ze het zo mooi vinden. Ik krijg opeens waardering voor het feit dat ik boer ben. Dat is nieuw en uiterst plezierig. Hein in t Hout, akkerbouwer in Veendam (Bloeiend bedrijf, 2013) De aanleg en beheer van akkerranden moet worden beschouwd als een nieuwe teelt. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er enige afwachtende houding ten opzichte van akkerranden is. Volgende vraagtekens van landbouwers werden in Nederland vastgesteld (Bos, 2014): Hoe effectief is een bloeiende akkerrand? Op welke termijn kan ik effect verwachten? Gaat dit niet tot veronkruiding leiden? Is de natuurlijke plaagbeheersing voldoende? Wat doen de prijzen dit jaar? Wat zijn de milieueffecten van gewasbeschermingsmiddelen? Moet ik ingrijpen of het z n beloop laten? Hoe staat het met de gewaskwaliteit? Wat kost het mij/wat levert het op? Wat vindt mijn buurman hiervan? Is de consument of de maatschappij bereid te betalen? De mogelijke neveneffecten van een akkerrand zijn voor vele landbouwers een belemmering om de akkerrand aan te leggen. De akkerrand wordt gezien als een onkruidbank waarvan de zaden niet veel later over heel de akker zijn verspreid. Voornamelijk de schrik voor de aversie van de aanpalende landbouwer of particulier zijn een barrière voor het inplannen van akkerranden. Het praktijkonderzoek op het proefcentrum van Herent wil door kennisverspreiding over aanleg en beheer drempelverlagend zijn voor aarzelende landbouwers. Daarom zijn wij in 2013 gestart met proeven rond aanleg en beheer van akkerranden. Door de invoering van geïntegreerde teelt (IPM), wordt de landbouwer zich meer bewust van het belang van plagen. De landbouwer staat niet afkerig tegenover de akkerrand ter ondersteuning van natuurlijke plaagbeheersing en/of wilde bestuiving zolang deze teeltgerelateerde plagen niet stimuleert. Aanleg en beheer van een akkerrand hebben een kostprijs. Niet enkel de aankoop van zaden, het gebruik van materieel en de arbeidsinzet hebben een prijs, maar ook het verlies aan productieve oppervlakte. Een akkerrand kan ten slotte ook imagoversterkend zijn voor de landbouw (Spruijt, 2005; Bloeiend bedrijf 2013). Een akkerrand is een duidelijke uiting van de inzet voor de biodiversiteit en het milieu in het algemeen. Een inzet die weinig wordt gezien en de perceptie tegen heeft. 12

2 Samenstelling Wil men het jaarrond stuifmeel ter beschikking hebben voor de nuttige insecten, dient men een juiste keuze te maken qua soortensamenstelling. De bloeiboog is de opeenvolging van bloeiperiodes van de verschillende soorten in een mengsel. Idealiter loopt deze boog van het vroege voorjaar tot het late najaar. De bloeiperiode en de productie van stuifmeel en/of nectar wordt ook beïnvloed door de zaaiperiode, groeiplaats, daglengte, aantal uur zonneschijn en de weersomstandigheden (Van Blitterswijk et al., 2009; Koster, 2009). 2.1 Mengsels uitgetest op het proefcentrum Herent In 2013 en 2014 werden op het proefcentrum Herent tien mengsels ingezaaid. Alle mengsels worden besproken op basis van onze ervaringen. Eenjarige mengsels 1. Tubinger-Mengsel Type eenjarig mengsel met meerjarigen Leverancier Producent Omniaflora Aantal soorten 11 Zaaidichtheid 1 g/m² Ingezaaid 2013 en 2014 Kostprijs (per kg) 20 euro Kostprijs (per ha) 200 euro Wetenschappelijke naam Nederlandse naam Familie J A % Bloeiperiode en kleur Hoogte Jan feb Mrt Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec in cm Anethum graveolens dille Apiaceae M U 2 80-140 Borago officinalis Bernagie Boraginaceae E U 2 20-80 Calendula officinalis goudsbloem Asteraceae E B 5 30-45 Carum carvi karwij Apiaceae T I 5 30-60 Centaurea cyanus korenbloem Asteraceae E I 3 30-60 Coriandrum sativum koriander Apiaceae E B 7 30-45 Fagopyrum esculentum boekweit Polygonaceae E U 26 15-60 Malva moschata muskuskaasjeskruid Malvaceae T I 3 40-80 Phacelia tanacetifolia phacelia Boraginaceae E U 36 30-100 Raphanus sativus subsp. oleiferus bladrammenas Brassicaceae E U 4 20-80 Sinapis alba gele mosterd Brassicaceae E U 7 30-80 Ervaring Het mengsel kent een vlugge start en komt snel in bloei. Phacelia, bladrammenas en gele mosterd overheersen tijdens de bloei. Andere bloemsoorten komen amper tot ontwikkeling. De werkelijke bloeiboog is dan ook kleiner en stopt in juli. Het mengsel bevat vele uitheemse, sterk uitzaaiende soorten zoals bernagie, phacelia, gele mosterd en bladrammenas. Deze soorten zijn niet aan te raden op landbouwgronden. Bezoekers van het mengsel zijn voornamelijk wilde bijen en vlinders. 13

2. Particulier mengsel Type eenjarig mengsel met enkele meerjarigen Leverancier Producent Omniaflora Aantal soorten 11 Zaaidichtheid 1 g/m² Ingezaaid 2013 en 2014 Kostprijs (per kg) onbekend Kostprijs (per ha) onbekend Wetenschappelijke naam Nederlandse naam Familie J A % Bloeiperiode en kleur Hoogte Jan feb Mrt Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec in cm Achillea millefolium gewoon duizendblad Asteraceae M I 10 15-50 Anethum graveolens dille Apiaceae M U 6 80-140 Calendula officinalis goudsbloem Asteraceae E B 10 30-45 Centaurea cyanus korenbloem Asteraceae E I 17 30-60 Coriandrum sativum koriander Apiaceae E B 10 30-45 Echium vulgare slangenkruid Boraginaceae M I 8 30-120 Fagopyrum esculentum boekweit Polygonaceae E U 12 15-60 Glebionis segetum gele ganzenbloem Asteraceae E I 4 30-60 Malva moschata muskuskaasjeskruid Malvaceae T I 10 40-80 Myosotis arvensis akkervergeet-mij-nietje Boraginaceae E I 8 15-50 Papaver rhoeas grote klaproos Papaveraceae E I 5 30-70 Ervaring In 2013 was dit één van de mooiere mengsels. De eenjarigen zorgden er voor dat het mengsel na de Tubinger als eerste in bloei kwam. De bloeiboog was lang. Alle planten kwamen het eerste jaar in bloei, met uitzondering van akkervergeet-mij-nietje. Deze plant kwam pas in het vroege voorjaar van het tweede jaar in bloei. Het mengsel kwam het tweede jaar overigens bijna geheel terug. De bloei begon vroeger in het voorjaar, maar de grote bloei stopte eind juni. Het ingezaaide mengsel van 2014 kwam minder op. Het demoveld bestaat uitsluitend uit goudsbloem. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de bodem en het voorgaande mengsel uit 2013. Het mengsel heeft een groot kleuterbloem -gehalte, bloemen die herkenbaar zijn voor Jan met de pet. 3. Inagro eenjarig mengsel Type eenjarigen Leverancier Producent Ecosem Aantal soorten 8 Zaaidichtheid 3,5 g/m² Ingezaaid 2013 en 2014 Kostprijs (per kg) 20 euro Kostprijs (per ha) 700 euro Wetenschappelijke naam Nederlandse naam Familie J A % Bloeiperiode en kleur Hoogte Jan feb Mrt Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec in cm Centaurea cyanus korenbloem Asteraceae E I 30-60 Coriandrum sativum koriander Apiaceae E B 30-45 Fagopyrum esculentum boekweit Polygonaceae E U 15-60 Glebionis segetum gele ganzenbloem Asteraceae E I 30-60 Helianthus annuus zonnebloem Asteraceae E B 100-400 Papaver rhoeas grote klaproos Papaveraceae E I 30-70 Vicia sativa subsp. sativa voederwikke Fabaceae E B 10-100 Ervaring Het mengsel is zowel in 2013 als in 2014 goed opgekomen en heeft een mooie en lange bloeiboog. Het mengsel is evenwichtig samengesteld. Uit wetenschappelijke onderzoeken blijken korenbloem, boekweit en voederwikke een duidelijke meerwaarde voor de aantrekking en ondersteuning van sluipwespen. Door zijn samenstelling ondersteunt het de bestuiving, de natuurlijke plaagbeheersing (zweefvliegen en sluipwespen) en vogels (zonnebloemen in het najaar). 14

4. Van Dijke Zaden eenjarig mengsel (Bloeiend Bedrijf) Type eenjarig mengsel met meerjarigen Leverancier Van Dijke Zaden (NL) Aantal soorten 18 Zaaidichtheid 2,5 g/m² Ingezaaid 2013 en 2014 Kostprijs (per kg) 30 euro Kostprijs (per ha) 750 euro Wetenschappelijke naam Nederlandse naam Familie J A % Bloeiperiode en kleur Hoogte Jan feb Mrt Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec in cm Agrostemma githago bolderik CaryophyllaceaeE I 6 20-100 Ammi majus groot akkerscherm Apiaceae E U 3 60-100 Anthemis tinctoria gele kamille Asteraceae M I 2 30-60 Carthamus tinctorius saffloer Asteraceae E U 7 60-120 Centaurea cyanus korenbloem Asteraceae E I 6 30-60 Chrysanthemum coronariumgekroonde ganzenbloem Asteraceae E U 2 50-70 Coreopsis tinctoria meisjesogen Asteraceae E B 4 50-100 Coriandrum sativum koriander Apiaceae E B 2 30-45 Cosmos bipinnatus cosmos Asteraceae E U 2 100-160 Fagopyrum esculentum boekweit Polygonaceae E U 14 15-60 Gilia capitata hoofdjesgilia PolemoniaceaeE U 3 50-70 Glebionis segetum gele ganzenbloem Asteraceae E I 2 30-60 Gypsophila paniculata pluimgipskruid CaryophyllaceaeE U 8 60-90 Helianthus debilis kleinbloemige zonnebloemasteraceae E B 2 100-225 Medicago sativa luzerne Fabaceae M B 5 30-80 Panicum miliaceum gerst Poaceae E U 5 20-120 Papaver rhoeas grote klaproos Papaveraceae E I 3 30-70 Triticum aestivum zomertarwe Poaceae E U 22 70-160 Ervaring het mengsel sprong in het oog door de soms exotische bloemen. Planten als saffloer, hoofdjesgillia en gipskruid komt men niet tegen in Vlaamse akkermengsels. De uitheemse planten hebben zich in 2014 niet tot nauwelijks uitgezaaid, ondanks de zachte zomer. Het mengsel heeft de opties om schermbloemigen (groot akkerscherm en koriander) en phacelia (niet voor gekozen) toe te voegen. De akkerrand werd bezocht door zowel wilde bestuivers als kleinere natuurlijke plaagbeheersers. 15

Meerjarige mengsels 5. B1 Leem - en zandleemgronden (voor 'normale tuingrond') Type meerjarig mengsel Leverancier Ecoflora (Halle) Aantal soorten 25 Zaaidichtheid 1 à 2 g/m² Ingezaaid 2013 en 2014 Kostprijs (per kg) 550 euro Kostprijs (per ha) 5500 à 11000 euro Wetenschappelijke naam Nederlandse naam Familie J A % Bloeiperiode en kleur Hoogte Jan feb Mrt Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec in cm Achillea millefolium gewoon duizendblad Asteraceae M I - 15-50 Barbarea vulgaris barbarakruid Brassicaceae T I - 20-90 Centaurea jacea knoopkruid Asteraceae M I - 10-120 Crepis biennis groot streepzaad Asteraceae M I - 40-120 Daucus carota wilde peen Apiaceae T I - 30-90 Echium vulgare slangenkruid Boraginaceae M I - 30-120 Erodium cicutarium gewone reigersbek Geraniaceae M I - 5-60 Galium mollugo glad walstro Rubiaceae M I - 30-120 Hieracium laevigatum stijf havikskruid Asteraceae M I - 15-120 Hieracium umbellatum schermhavikskruid Asteraceae M I - 10-120 Hypericum perforatum sint-janskruid Hypericaceae M I - 20-80 Hypochaeris radicata gewoon biggenkruid Asteraceae M I - 15-60 Jasione montana zandblauwtje CampanulaceaeE I - 10-30 Leontodon autumnalis herfstleeuwetand Asteraceae M I - 7-45 Leucanthemum vulgare wilde magriet Asteraceae M I - 30-60 Luzula campestris gewone veldbies Juncaceae M I - 20-40 Malva moschata muskuskaasjeskruid Malvaceae T I - 40-80 Oenothera biennis middelste teunisbloem Onagraceae T U - 50-150 Origanum vulgare wilde marjolein Laminaceae M I - 30-60 Plantago lanceolata smalle weegbree PlantaginaceaeM I - 35-40 Prunella vulgaris brunel Laminaceae M I - 5-40 Ranunculus acris scherpe boterbloem Ranunculaceae M I - 30-80 Rhinanthus minor kleine ratelaar OrobanchaceaeE I - 10-50 Silene dioica dagkoekoekbloem CaryophyllaceaeM I - 30-90 Tragopogon pratensis pratensis gele morgendster Asteraceae T I - 20-90 Trifolium arvense hazepootje Fabaceae E I - 5-30 Ervaring Het mengsel is in beide jaren nauwelijks opgekomen. De reden is onbekend. Het mengsel is omwille van zijn kostprijs ongeschikt voor de landbouw. 16

6. B6 Boomgaardmengsel Type meerjarig mengsel met twee- en eenjarigen Leverancier Ecoflora (Halle) Aantal soorten 21 Zaaidichtheid 2,5 g/m² Ingezaaid 2013 Kostprijs (per kg) 230 Kostprijs (per ha) 5750 Wetenschappelijke naam Nederlandse naam Familie J A % Bloeiperiode en kleur Hoogte Jan feb Mrt Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec in cm Achillea millefolium gewoon duizendblad Asteraceae M I - 15-50 Agrostemma githago bolderik CaryophyllaceaeE I - 20-100 Borago officinalis Bernagie Boraginaceae E U - 20-80 Centaurea cyanus korenbloem Asteraceae E I - 30-60 Consolida regalis wilde ridderspoor Ranunculaceae E I - 15-50 Daucus carota wilde peen Apiaceae T I - 30-90 Echium vulgare slangenkruid Boraginaceae M I - 30-120 Geranium pyrenaicum bermooievaarsbek Geraniaceae M I - 20-60 Glebionis segetum gele ganzenbloem Asteraceae E I - 30-60 Leontodon hispidius ruige leeuwentand Asteraceae M I - 15-40 Leucanthemum vulgare wilde magriet Asteraceae M I - 30-60 Malva moschata muskuskaasjeskruid Malvaceae T I - 40-80 Origanum vulgare wilde marjolein Laminaceae M I - 30-60 Papaver rhoeas grote klaproos Papaveraceae E I - 30-70 Saponaria officinalis zeepkruid Caryophyllaceae - 40-70 Satureja vulgaris borstelkrans Laminaceae M I - 30-60 Silene flos-cuculi echte koekoeksbloem CaryophyllaceaeM I - 30-50 Silene latifolia ssp. Alba avondkoekoekbloem CaryophyllaceaeT I - 45-100 Silene vulgaris blaassilene CaryophyllaceaeM I - 30-60 Tragopogon pratensis pratensis gele morgendster Asteraceae T I - 20-90 Ervaring Het mengsel van Ecoflora was in beide jaren geliefd bij het publiek. Het mengsel trekt naast vele wilde bijen en vlinders ook kleinere nuttigen aan zoals zweefvliegen en sluipwespen. Plantenkeuze is verfrissend en zorgt voor een lange bloeiboog. Toch is dit mengsel weinig geschikt voor de landbouw: de aankoopprijs van meer dan een halve euro per vierkante meter ligt te hoog. De hoge kostprijs komt enerzijds door de keuze van minder voor de hand liggende meerjarige soorten en het niet selecteren van grassen. Dit houdt de vergrassing niet tegen: deze begon vanaf het eerste jaar. 17

7. B9 Bijen- en vlindermengsel Type meerjarig mengsel met een- en tweejarigen Leverancier Ecoflora (Halle) Aantal soorten 33 Zaaidichtheid 1,5 à 2 g/m² Ingezaaid 2013 Kostprijs (per kg) 245 euro Kostprijs (per ha) 3675 à 4900 euro Wetenschappelijke naam Nederlandse naam Familie J A % Bloeiperiode en kleur Hoogte Jan feb Mrt Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec in cm Achillea millefolium gewoon duizendblad Asteraceae M I - 15-50 Barbarea vulgaris barbarakruid Brassicaceae T I - 20-90 Campanula rapunculoides akkerklokje CampanulaceaeM I - 45-120 Carduus nutans knikkende distel Asteraceae M I - 30-200 Carum carvi karwij Apiaceae T I - 30-60 Centaurea cyanus korenbloem Asteraceae E I - 30-60 Centaurea scabiosa grote centaurie Asteraceae M I - 30-120 Chaerophyllum aureum gouden ribzaad Apiaceae M U - 50-120 Cichorium intybus wilde cichorei Asteraceae M I - 30-200 Crepis biennis groot streepzaad Asteraceae M I - 40-120 Daucus carota wilde peen Apiaceae T I - 30-90 Dipsacus fullonum Grote kaardebol Dipsacaceae T I - 90-200 Echium vulgare slangenkruid Boraginaceae M I - 30-120 Galium mollugo glad walstro Rubiaceae M I - 30-120 Galium verum geel walstro Rubiaceae M B - 15-120 Hypericum perforatum sint-janskruid Hypericaceae M I - 20-80 Knautia arvensis beemdkroon Dipsacaceae M I - 15-60 Leucanthemum vulgare wilde magriet Asteraceae M I - 30-60 Linaria vulgaris vlasbekje PlantaginaceaeM I - 30-90 Lotus corniculatus gewone rolklaver Fabaceae M I - 10-40 Malva moschata muskuskaasjeskruid Malvaceae T I - 40-80 Malva sylvestris groot kaasjeskruid Malvaceae M I - 50-140 Origanum vulgare wilde marjolein Laminaceae M I - 30-60 Papaver rhoeas grote klaproos Papaveraceae E I - 30-70 Pastinaca sativa pastinaak Apiaceae T B - 80-100 Pimpinella major grote bevernel Apiaceae M I - 30-90 Salvia pratensis veldsalie Laminaceae M I - 30-60 Scrophularia nodosa knopig helmkruid ScrophulariaceaeM I - 30-120 Sinapis arvensis herik Brassicaceae E U - 30-80 Tanacetum vulgare boerenwormkruid Asteraceae M I - 60-120 Verbascum nigrum zwarte toorts ScrophulariaceaeM I - 60-150 Verbascum thapsus koningskaars Scrophulariaceae T I - 30-200 Ervaring Het mengsel van Ecoflora was in beide jaren geliefd bij het publiek. Het mengsel is vooral gericht op wilde bestuivers. De plantenkeuze is verfrissend. Het aantal geselecteerde soorten is hoog en niet essentieel. Toch is dit mengsel weinig geschikt voor de landbouw: de kostprijs van bijna een halve euro per vierkante meter ligt te hoog. De hoge kostprijs komt enerzijds door de keuze van minder voor de hand liggende meerjarige soorten en het niet selecteren van grassen. Vanaf het eerste jaar begon de vergrassing. 18

8. Inagro meerjarig mengsel Type meerjarigen Leverancier Inagro (Producent Ecosem) Aantal soorten 12 + grassoorten Zaaidichtheid 2 à 2,5 g/m² (afhankelijk van zaai in voor- of najaar) Ingezaaid 2013 Kostprijs (per kg) 50 euro Kostprijs (per ha) 1000 à 1250 euro Inagro meerjarig mengsel Wetenschappelijke naam Nederlandse naam Familie J A % Bloeiperiode en kleur Hoogte Jan feb Mrt Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec in cm Achillea millefolium gewoon duizendblad Asteraceae M I W W W W W W 15-50 Centaurea cyanus korenbloem Asteraceae E I 30-60 Centaurea jacea knoopkruid Asteraceae M I 10-120 Crepis biennis groot streepzaad Asteraceae M I 40-120 Daucus carota wilde peen Apiaceae T I 30-90 Foeniculum vulgare venkel Apiaceae T B 100-150 Glebionis segetum gele ganzenbloem Asteraceae E I 30-60 Leucanthemum vulgare wilde margriet Asteraceae M I 30-60 Lotus corniculatus gewone rolklaver Fabaceae M I 10-40 Malva moschata muskuskaasjeskruid Malvaceae T I 40-80 Papaver rhoeas grote klaproos Papaveraceae E I 30-70 Pastinaca sativa pastinaak Apiaceae T B 80-100 Ervaring Het eerste jaar is het mengsel niet in bloei gekomen. Dit is waarschijnlijk een gevolg van de maaibeurt in juni. De maaibeurt was noodzakelijk om de massaal opgekomen melganzevoet te bestrijden. In 2014 is het mengsel volop in bloei gekomen. In vergelijking met het meerjarig akkerrandenmengsel van Van Dijke is de akkerrand hoger in groei en bloei. Dit is voornamelijk een gevolg van de grassenkeuze. Het mengsel bevat 60% graszaden, maar dit bleek in 2014 niet nadelig voor de bloei. 9. Van Dijke Zaden meerjarig mengsel (Bloeiend Bedrijf) Type meerjarig mengsel met eenjarigen Leverancier Van Dijke Zaden (NL) Aantal soorten 15 Zaaidichtheid 2,5 g/m² Ingezaaid 2013 Kostprijs (per kg) 30 euro Kostprijs (per ha) 750 euro Wetenschappelijke naam Nederlandse naam Familie J A % Bloeiperiode en kleur Hoogte Jan feb Mrt Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec in cm Achillea millefolium gewoon duizendblad Asteraceae M I 2 15-50 Agrostis capillaris gewoon struisgras Poaceae M I 14 10-70 Anthemis tinctoria gele kamille Asteraceae M I 3 30-60 Cichorium intybus wilde cichorei Asteraceae M I 1 30-200 Cynosurus cristatus kamgras Poaceae M I 14 20-60 Fagopyrum esculentum boekweit Polygonaceae E U 20 15-60 Festuca rubra roodzwenkgras Poaceae M I 18 15-90 Foeniculum vulgare venkel Apiaceae T B 7 100-150 Glebionis segetum gele ganzenbloem Asteraceae E I 3 30-60 Leucanthemum vulgare wilde magriet Asteraceae M I 4 30-60 Lotus corniculatus gewone rolklaver Fabaceae M I 5 10-40 Medicago sativa luzerne Fabaceae M B 2 30-80 Papaver rhoeas grote klaproos Papaveraceae E I 2 30-70 Plantago lanceolata smalle weegbree PlantaginaceaeM I 2 35-40 Trifolium repens witte klaver Fabaceae M I 3 05-25 19

Ervaring Het mengsel werd in het voorjaar van 2013 ingezaaid. Een koud en nat voorjaar, wat het mengsel traag deed opkomen. Dit gaf onkruidzaden als melganzevoet de kans om en masse tot kiemen te komen. De akkerrand is daarom in juni gemaaid. Dit had een positief effect: de eenjarige onkruiden kwijnden weg en de meerjarige planten uit het mengsel groeiden dicht. Een nadeel van maaien is dat de toegevoegde eenjarigen (zoals boekweit) de maaibeurt niet overleven. Het mengsel kent in 2014 een lange bloeiperiode. De witte klaver is overheersend. 10. Mengsel Regionale landschappen Noord- en Zuid-Hageland Type meerjarig mengsel met eenjarigen Leverancier Noord- en Zuid-Hageland (Producent Ecosem) Aantal soorten 19 Zaaidichtheid 200 g/are Ingezaaid 2013 Kostprijs (per kg) onbekend Kostprijs (per ha) onbekend Wetenschappelijke naam Nederlandse naam Familie J A % Bloeiperiode en kleur Hoogte Jan feb Mrt Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec in cm Achillea millefolium gewoon duizendblad Asteraceae M I 2,5 15-50 Calendula officinalis goudsbloem Asteraceae E B 1,8 30-45 Carum carvi karwij Apiaceae T I 1,8 30-60 Centaurea jacea knoopkruid Asteraceae M I 7,5 10-120 Dactylis glomerata kropaar Poaceae M I 3,6 30-90 Daucus carota wilde peen Apiaceae T I 4,1 30-90 Fagopyrum esculentum boekweit Polygonaceae E U 1,8 15-60 Festuca arundinacea rietzwenkgras Poaceae M I 3,6 50-200 Festuca rubra roodzwenkgras Poaceae M I 21,4 15-90 Glebionis segetum gele ganzenbloem Asteraceae E I 3,6 30-60 Leucanthemum vulgare wilde magriet Asteraceae M I 3,3 30-60 Lolium multiflorum Italiaans raaigras Poaceae T I 10,7 30-100 Lotus corniculatus gewone rolklaver Fabaceae M I 3,3 10-40 Malva sylvestris groot kaasjeskruid Malvaceae M I 9 50-140 Medicago lupulina hopklaver Fabaceae M I 3 5-50 Origanum vulgare wilde marjolein Laminaceae M I 2,4 30-60 Poa pratensis veldbeemgras Poaceae M I 10,7 10-90 Prunella vulgaris brunel Laminaceae M I 4 5-40 Trifolium pratense rode klaver Fabaceae M I 1,6 15-50 Ervaring Enkele harde regenbuien na de eerste kieming hebben de akkerrand weinig goeds gedaan. Uiteindelijk zijn enkel de goudsbloem en het kaasjeskruid opgekomen. 20

2.2 Algemene bevindingen De samenstelling van een akkerrand is van vele factoren afhankelijk. Om de effectiviteit van akkerranden ter ondersteuning van de bestuiving en natuurlijke plaagbeheersing, te verhogen en negatieve neveneffecten te beperken, is een samenstelling aangepast aan de teelt wenselijk. Tevens zijn niet alle nuttige planten even geliefd in een landbouwcontext. Bevindingen uit de wetenschappelijke literatuur worden aangevuld met ervaringen uit het PAC. A. Aantrekkelijk voor bestuivers en/of nuttigen/plagen Een belangrijke stap bij de samenstelling van een mengsel, is het bepalen van het doel. Er is wel degelijk een verschil in plantenkeuze tussen een (wilde) bestuiving-bevorderende of een natuurlijke plaagbeheersing-bevorderende akkerrand. Illustratief voor een verschil in doelstelling is Malva sylvestris of groot kaasjeskruid (waarneming proefcentrum Herent). Groot kaasjeskruid is een vrij goede drachtplant voor de honingbij (Hb3, drachtplanten.nl) en een aantrekkelijke, inheemse blikvanger in de akkerrand, wat haar geliefd maakt bij mengselsamenstellers. In het kader van natuurlijke plaagbeheersing heeft de plant minder te bieden. De bloem is niet toegankelijk voor insecten als zweefvliegen en sluipwespen. Daarnaast wordt de bloem ook veelvuldig bezocht door motsoorten, wat niet bij elke teelt gewenst is. Een gamma-uil op Malva sylvestris. Motsoorten kunnen prachtige beelden opleveren, maar zijn niet bij elke teelt gewenst. 21

De meeste bloemen zijn optimaal aangepast om insecten aan te trekken die kunnen bijdragen aan (kruis)bestuiving. Dit doen ze door een beloning te bieden (nectar en/of stuifmeel) en dit kenbaar te maken door middel van opvallende vormen, kleuren en/of geuren. Ook soorten die onbelangrijk zijn voor de bestuiving van bloemen kunnen van deze signalen gebruikmaken. Zo worden Cotesiasluipwespen die een suikergebrek hebben, aangetrokken door gele vlakken en bloemgeurstoffen, maar verdwijnt deze kleur- en geurvoorkeur zodra het suiker-tekort is opgeheven (Wäckers, 1994). Vervolgens leren sluipwespen en andere natuurlijke vijanden ook snel geuren en kleuren te associëren met bepaalde beloningen, waardoor ze beter gebruik kunnen maken van de voedselbronnen die hen ter beschikking staan (Lewis et al., 1998; Lunau, 2000). Om een voldoende aan natuurlijke plaagbeheersing te verkrijgen en dus een effect te bekomen op de plaag, moet het aantal aanwezige nuttigen een voldoende hoge dichtheid bereiken (van Rijn & Wäckers, 2007). Natuurlijke vijanden moeten in voldoende hoge aantallen in hét gewas zijn voordat de economische schadedrempel wordt bereikt, om de plaag effectief te kunnen beheersen. Het is ook belangrijk dat de plaag niet wordt versterkt door de aangelegde akkerrand. Scheele & van Gurp (2007) raden aan om vlinderplanten en kruisbloemigen te vermijden. Vlinderplanten als havikskruid, beemdkroon en paarse dovenetel, bevorderen vlinderplagen en niet de natuurlijke vijanden. Vlinders kunnen met hun roltong de nectar bereiken. Bepaalde kruisbloemigen (Cruciferae) zijn de waardplant van vele koolplagen. Figuur 3: Overzicht van de suikerbronbehoefte per orde (Wäckers, 2008) 22

Om aan deze voorwaarden te kunnen voldoen is kennis nodig over zowel het plaagdier als zijn natuurlijke vijanden. Zo is er in de witloofwortelteelt nog weinig geweten over het effect van stuifmeel en nectar op de witloofmineervlieg en over de levenscyclus van de sluipwesp in het algemeen. Een gevolg van de bovenstaande voorwaarden is dat een akkerrand een doordachte aanpassing aan de teelt vraagt. Vanaf het moment dat er voldoende prooien in het gewas aanwezig zijn en de populatieopbouw van natuurlijke vijanden kan beginnen, moet er voldoende stuifmeel en nectar voorhanden zijn om deze groei mogelijk te maken (van Rijn & Wäckers, 2007). B. Voedselbron beschikbaar en toegankelijk voor natuurlijke vijanden Uit: Van Rijn & Wäckers, 2007 Lang niet alle bloemen die aantrekkelijk zijn voor natuurlijke vijanden zijn geschikt als nectar- of stuifmeelbron (Wäckers 2004). Bloemen beschermen hun nectar vaak met bepaalde structuren tegen uitdroging en regen, maar ook tegen misbruik door niet-bestuivende insecten. Veel sluipwespen en zweefvliegen (zeker de soorten die luizen aanvallen) hebben maar zeer korte monddelen, waarmee alleen nectariën in open bloemkronen of in korte kelkbuizen bereikt kunnen worden (Jervis et al., 1993; Gilbert, 1985). Om deze reden zijn oppervlakkige nectariën van schermbloemigen (Apiaceae) vaak zeer geschikt voor deze insecten, evenals de open bloemen van bijvoorbeeld mosterd, boekweit en borage (Winkler et al., 2005). Ook samengesteldbloemigen (Asteraceae) worden vaak aangemerkt als aantrekkelijk voor deze insecten (Colley & Luna, 2000; Tooker & Hanks, 2000). Toch zijn bij veel samengesteldbloemigen de kelkbuizen te lang en te nauw om met korte monddelen de nectar te kunnen bereiken (Jervis et al., 1993). Een bloem die onder labo-omstandigheden als aantrekkelijk voor natuurlijke vijanden kan worden beschouwd, kan in de akkerrand een geheel ander resultaat vertonen. In akkerranden worden bloemen behalve door natuurlijke vijanden ook veelvuldig door andere insecten bezocht (van Rijn & Wäckers, 2007). Het effect is tweeledig. Enerzijds heeft dit een invloed op het aanbod beschikbare nectar en stuifmeel. Anderzijds worden (vaak kleinere) nuttigen van de bloemen verjaagd. Dit effect kan verklaren waarom bernagie (Borago officinalis) populair bij hommels- weinig zweefvliegen aantrekt (P. van Rijn, persoonlijke waarneming, 2008), terwijl de plant onder labo-omstandigheden als een zeer aantrekkelijke plant wordt bevonden. C. Inheems karakter Als proefcentrum raden we de inzaai van mengsels als Tübinger en Brandenburger in akkerranden af. Deze mengsels hebben hun meerwaarde voor de bijen, maar bloeien slechts een beperkte periode. Vanaf half juli zijn de mengsels grotendeels uitgebloeid, waardoor de meerwaarde voor de biodiversiteit maar van korte duur is. De korte bloeiperiode is het gevolg van de snelgroeiende phacelia en koolgewassen, die andere soorten maar weinig kans geven. Een bijkomend probleem is dat de belangrijkste kruiden van het mengsel uitheems zijn en vrij invasief. De vraag kan gesteld worden of phacelia, bladrammenas, gele mosterd en bernagie in akkerbouwgebied thuishoren. Ook van particulieren kregen we de melding dat o.m. bernagie al snel een probleem vormt in de tuin en dan als onkruid wordt ervaren. Vandaar dat in het particuliere mengsel deze soort al enkele jaren geleden werd vervangen. 23