WERK VAN DEN AKKER Afdeling Herentals STUDIE VAN BOL - EN KNOLGEWASSEN. 1. BOL - EN KNOLGEWASSEN ALGEMEEN.



Vergelijkbare documenten
Groene Detailhandel. Bol- en knolgewassen

- GROENTJE. Bloembollen

Kaart 15 Bollen en knollen

Plantenkennis Bol en knolgewassen

Plantenkennis. Bol en knolgewassen. lijst 1 G41-G31-GB1+2

3 Planten en verplanten

Bollen en knollen Les 1: bollen en knollen... 2 Werkblad bol en knol... 4 Bol en knol stripverhaal... 5 Achtergrondinformatie... 6

Vaste planten. Inhoudsopgave:

WERK VAN DEN AKKER Afdeling Herentals PELARGONIUM EN GERANIUM.

Planten stekken Benodigdheden Algemene regels Kweekkasje Koude bak

Dit boek is van: Naam: Klas: Adres: Tel nummer:

BOLLEN EN KNOLLEN. Lesbrief: bloembollen kweken

Je kunt nu de heesters snoeien die al zijn uitgebloeid. Ook buxushaagjes kun je alvast knippen. Geef ze daarna extra mest voor goede hergroei.

zaaien in zaaibakken zaaibakken maken voor binnen op warmte in maart en voor buiten in april

Doe niets met planten in de tuin als het vriest!

Suchmann. Natuur, hoofdstuk Lente en natuurverschijnselen

BLOEMBOLLEN IN JE TUIN

Lessuggesties voor groep 5-8

5 Borderonderhoud 70 BORDERONDERHOUD

Acanthuskusjes- zomer 2015

Thee- en soortgelijke hybriden

4 verschillende kweekmethoden

Inhoudstafel van deze serie

De teelt van zonnebloemen

Wanneer de dagen langer worden, de zon begint te schijnen en het. leven zich van binnen weer naar buiten verplaatst, wordt het voor

leerkracht Tuinieren in de klas zaaien in de vensterbank

Begin van het moestuinseizoen

Lesmateriaal Bloembollen voor basisscholen Inhoud:

Planten vermeerderen: Stekken

Lessuggesties voor groep 3 & 4

Onderhoud van sierheesters

Project Planten ABC. Week 1ABC: Algemeen

De bloembollenketen. Van teelt tot en met handel Peter Knippels

Het begin van de winter

Onderhouden van beplanting 1

Meer informatie over de Clivia en de historie van kuipplanten

Aantekeningen. Lesondersteuning

Liam en Saar. Saar schrijft een briefje. Het is voor Liam. kom je. Saar doet het in een mandje en laat het aan een touw zakken naar zijn tuin.

Lessuggesties voor groep 1 & 2

Graszoden die niet onmiddellijk gelegd kunnen worden, rolt u uit op een stuk plastic. Geef ze dagelijks water.

Lespakket Lente. Achtergrondinformatie

Het is winter. op Landgoed Schothorst

De lente! Werkboekje leeftijd: 10+

Vragen. Groeien en bloeien

in het huishouden in de tuin FilOsOFie OVeriGe ActiViteiten & slot

Heeft dit verhaal je geinspireerd? bel dan met Mieke Hurkmans op of mail naar:

bemesten wintergroenten slakkenjacht prei maand van het voorzaaien maand van het voorzaaien

Winterharde Buiten Varens.

Bodem. Bodemleven. Bodemverzorging. Gevorderdencursus dl 1 TT Boxtel Volkstuinvereniging Ceres

Er staan een paar zaaibakken in de hoek van de tuin waar een aantal scheuten eerder in gepoot werden.

ALGEMEEN BEMESTEN WATER GEVEN

Door: Alles over de Waterlelie.

Beleid Natuurvriendelijk maaien gestart in 2015.

Groene tomaten rijp maken

De bloembol / ui. 1. Eindknop 5. Nieuwe bol 2. Rok 6. Stengel 3. Knop 4. Wortels

Lente. groep 3, 4 en 5

FIRMA GEBR. DEEN - BLOEMBOLLEN

Lespakket Lente. Instructieblad groep 3 & 4. Begrippen:

Producten uit het Mijn Bloemist zomermagazine Te koop bij Waterdrinker

EASY BLOOM PAD. De nieuwe manier van tuinieren. snel, eenvoudig, schoon

Gierst.

Regenwormen Tijdstip: in september, oktober en november, na een regenbui.

LANDBOUW EN NATUURLIJKE OMGEVING. Het examen landbouw en natuurlijke omgeving CSE KB bestaat uit twee deelexamens waarvan dit er één is.

Het handige stappenplan van ECOstyle

Herfstwerkboekje van

Oriëntatie Als de planten binnenkomen, moet er nog veel gebeuren voordat ze winkelklaar zijn.

Kopieer dit e-boek en stuur het door naar anderen.

Hydrangea macrophylla Magical selectie

De jeugd is als een bloem die wordt afgesneden

Kleuren in bloemstukken

Vurige laatbloeiers. Canna s. aardetinten in de nazomer. Minstens zo mooi. met een vrij onbekende plant, bloemriet. 10 BUITENLEVEN

Algemeen. Voorwoord

Experimenten KIT. werkboekje. Dokter in de wetenschap: Klas:

Beplanting rotonde Herenweg, Willem Alexanderplein

landbouw en natuurlijke omgeving 2011 bloembinden en -schikken CSPE BB minitoets bij opdracht 6

PLANTWIJZER VIDEO 15

Tuinadvies. De Ceuster Meststoffen Bannerlaan Grobbendonk Tel.: Fax: voor annemie so on. Moestuin Moestuin Algemeen

Materiaal Groen. Deel 3: Groen groeit

9. SCHADUWTUIN. Op het einde van de dag kunt u dan het aantal uren zon berekenen. Minder dan 3 uur zon:

Groene Detailhandel. Een- en tweejarigen antwoorden 1. Een- en tweejarige tuinplanten Antwoorden

Inhoudsopgave. Adresgegevens Van Dijk Tuinen Groningen Lavendelweg HR Groningen

Jonge planten lijken op paardebloem.

Het behandelen en plaatsen van aquariumplanten

Kaart 10 Sneeuw en ijs

1. Seizoenen Lente Zomer Herfst Winter Filmpje Pluskaarten 17 Bronnen 19 Colofon en voorwaarden 20

Plantinstructies Aandacht voor het plantgat.

Boomspiegels; stiekem houden we allemaal van groen.

tuinkalender september

1. Verwijder eerst het onkruid, vooral diepgeworteld en hardnekkig vast onkruid.

DAT VERDIENT EEN BLOEMETJE!

ZAAI- GOED DEZE LESBRIEF IS VAN..

Samenvatting Thema 5 Planten Brugklas Nectar

Opdrachtkaarten Herfst

uitga uitg v a e v 2013

Lespakket Zomerzon. Instructieblad groep 1 & 2. Inhoud pakket - Achtergrondinformatie. Lessuggesties:

lente zomer herfst winter inhoud Inleiding 9 Tuinboon 18 Spinazie 24 Raapjes 32 Sla 36 Bernagie 42

Groenten onder glas 1. Op het land 2. Blad 1. Verbouwen (van groente) Iets laten groeien. Insect Een klein diertje met zes poten.

Samen maken we het groen!

De grond waarop wij wonen

Transcriptie:

WERK VAN DEN AKKER Afdeling Herentals STUDIE VAN BOL - EN KNOLGEWASSEN. Het is mijn bedoeling om een zodanig volledig mogelijk verslag over bloembollen en knollen uit te werken. In het eerste hoofdstuk is de les verwerkt. De volgende hoofdstukken kan men ontvangen bij ieder volgende spreekbeurt. Ik zal er naar streven om bij onze laatste les een volledig verslag af te leveren. De inhoud van de studie zal volgende hoofdstukken bevatten : 1. Bol- en knolgewassen algemeen. 2. Tijdschema voor een volledig bloemenjaar. 3. Voorjaarsbollen. 4. Zomerbollen. 5. Herfst- en winterbollen. 6. Bollen voor kamercultuur. 1. BOL - EN KNOLGEWASSEN ALGEMEEN. Lesgever: Marcel Schepkens 26-10 - 08 Verslag: Michel Peeters 1.1 Inleiding. Bollen zijn gemakkelijk te kweken. Iedereen kan het, dat wil zeggen één keer. Om ze echter jaren achtereen een tuin te laten opsieren vereist kennis en zorg. Het betrekkelijk gemak waarmee u ze kunt telen is maar een van de verdienste van bolgewassen. Het zijn planten voor ieder seizoen. Als u een goede selectie maakt, kunt u iedere tijd van het jaar allerlei soorten in bloei hebben. Bolgewassen kunnen zich aanpassen aan veel verschillende standplaatsen en levensomstandigheden. Bijna iedere plek, of die nat of droog, zonnig of schaduwrijk is, zal geschikt blijken voor een of andere bloembolsoort. Er is een enorme variatie in kleur, vorm, grootte en groeiwijze. De term Bol wordt gebruikt voor een groot aantal planten met een gezwollen, ondergronds opslagsysteem. Deze zijn allemaal afkomstig uit streken waar er vanwege de weersomstandigheden een rustperiode nodig is, soms door hevige koude, maar vaker door hete, droge zomers. Door het vermogen inert te blijven, kunnen ze worden gerooid, verplant of zelfs langdurig worden opgeslagen; 1

hun voedselreserve stelt ze in staat om te gaan groeien zodra zich gunstige omstandigheden voordoen. De voornaamste groepen die onder de bloembollen vallen, zijn echt bollen, knollen, stengelknollen, wortelknollen en rizomen. Ze verschillen in zoverre dat een echte bol, zoals een tulp of narcis, een volledige of bijna volledige kiem van de toekomstige plant in zich bergt. Deze kiem is verpakt in een omhulsel van vlezige, witte bladeren, de zogenaamde schubben, die zijn vastgehecht aan een taaie, platte schijf waaruit de wortels spruiten. De meeste echte bloembollen zijn bedekt met witte of bruine droge bladeren die men rokken noemt (tunica). Deze kunnen helemaal om de dicht opeengepakte bladeren zitten zoals bij de tulp of de ui, maar ze kunnen ook dik zijn en dakpansgewijs ingeplant, zoals bij de lelieachtigen. Een stengelknol, zoals die van de krokus of gladiool, is een compacte massa opslagweefsel, die wat de vorm betreft een bol lijkt, maar die een of twee gladde of vlezige rokken heeft. In werkelijkheid is het een gezwollen, ondergrondse stengel met een schuif waaruit de wortels zullen spruiten en de knoppen of ogen aan de bovenkant. Een knol, zoals die van de bladsierplant caladium of de gloriosa, is eveneens een compacte massa opslagweefsel met ogen, maar zonder schijf. Een gewas met wortelknollen, zoals de dahlia, heeft gezwollen wortels waarin voedsel wordt opgeslagen; de ogen bevinden zich niet aan de wortels, maar aan de voet van de stengel. Een rizoom, zoals die van een canna, is een verdikte ondergrondse stengel, die horizontaal groeit, met aan de bovenkant ogen en aan de onderkant wortels. Alle planten produceren in zekere zin voedsel en slaan dit op. Vele bollen en knollen bevatten in feite niet alleen volledige planten, maar ook voldoende reserves om hun bloemen en bladeren tijdens de bloeiperiode van voedsel te voorzien. Ze kunnen zelfs bloeien wanneer men ze vergat te planten. Maar bolgewassen zullen geen tweede keer bloeien, tenzij hun bladeren - die, zoals bij alle groene planten, door het proces van fotosynthese suikers en zetmeel maken de tijd hebben om de voedselvoorraad voor het komende jaar aan te vullen. Als de bloemen zijn verwelkt moeten de bladeren een normale groei- en rijpingsperiode kunnen doormaken om de kracht in de bol op te bouwen voor het volgende jaar. Vandaar dat men het blad nooit mag afknippen voor dat het geel is geworden. Zelfs nadat het blad helemaal verdord is, zijn de bollen ondergronds nog druk bezig en of ze nu gerooid worden en opgeslagen of op hun plaats blijven overwinteren, het chemische veranderingsproces, noodzakelijk voor de nieuwe groei en bloei, gaat door. Daarna volgt voor de meeste bollen een periode van rust waarin ze noch wortelgroei, noch scheutgroei hebben. 1.2 Soorten bloembollen. In de miljoenen jaren van evolutie hebben planten vele manieren gevonden om het voortbestaan te verzekeren. Zo is de bol ondergedoken om in slechte jaargetijden voedsel op te slaan voor de dag waarop de omstandigheden gunstig zijn voor een wederopbloei. Er zijn nu ongeveer 3000 soorten bol en knolgewassen bekend en na vele jaren van zorgvuldig kruisen zijn er duizenden rassen bijgekomen, die in bijna ieder klimaat over de hele aardbol bloeien. Hoewel ze allemaal bollen worden genoemd, is slechts ongeveer de helft een echte bol. De andere zijn knollen, stengel of wortelknollen en wortelstokken. Ondanks de verschillen in samenstelling, vorm en habitus hebben ze een kenmerk gemeen: Tijdens het groeiseizoen verzamelen ze voedsel uit bladeren en bewaren dit in hun eigen opslagsysteem, waaruit ze na verloop van tijd nieuwe planten kunnen voeden. 2

3

1.3 De groeicyclus van bollen. In de groeicyclus van bolgewas maakt de ondergrondse bol verschillende stadia door. De bol vormt wortels, stengels, bladeren en bloemen en dijt al doende uit, of produceert nieuwe bollen voor het volgende groeiseizoen. Als de bladeren verdord zijn, gaat de bol een rustperiode in. Alle bollen maken dezelfde stadia door maar de details van de cyclus variëren, zoals hier geïllustreerd bij de vijf belangrijkste groepen bolgewassen. Tal van echte bollen kunnen in alle delen van ons land het hele jaar door in de grond blijven. Voor de meeste andere bolgewassen is er tijdens hun rustperiode meer zorg nodig. Een knol, als de gladiool, een stengelknol als de knolbegonia en een wortelknol als de dahlia, moeten in streken waar de grond bevriest in de herfst worden gerooid en tot het voorjaar op een droge plaats worden bewaard. Zelfs in warmere lande leveren dergelijke bolgewassen de grootste bloemen op als ze worden opgegraven, gescheurd en opgeslagen tot het plantseizoen in het voorjaar. De canna, een wortelstok, kan men in gematigde streken in de grond laten zitten, Maar op plaatsen waar het in de winter vriest, moet hij worden gerooid en opgeslagen. 4

5

1.4 Het planten van bollen. 1.4.1 De planttijd. De planttijd voor bollen hangt samen met de soort en het klimaat, maar in de regel worden voorjaarsbloeiers ( en winterharde zomerbloeiers ) in de herfst geplant, tere zomer en herfstbloeiers worden in het voorjaar aangeplant en colchicums, herfstkrokussen ( Crocus sativus ), keizerskroon (Fritillaria imperialis ) en madonnalelies ( Lilium candidum ) hartje zomer. De plaats waar men de bollen gaat planten moet tot een diepte van 20 cm worden omgewekt. De kluiten moet men verkruimelen en grote stenen, onkruid en oude wortels weghalen. Daarna wordt alles weer gladgeharkt. Vervolgens een dikke laag turfmolm ( 5 cm ) over het oppervlak strooien en met de riek goed door de aarde werken. Turfmolm levert organische stoffen, die onontbeerlijk zijn voor het goed draineren van de grond. In lichte, zandige grond zullen deze stoffen het vocht vasthouden en in zware kleigrond zullen ze overtollig vocht helpen afvoeren. In een goede tuingrond, die voldoende is bewerkt en bemest zijn deze voorbereidingen overbodig. Plant de bollen met een plantenschopje, of 6

graaf de bovengrond tot de juiste diepte af (zie 1.4.2 ), leg de bollen op hun plaats en dek ze toe met de uitgegraven aarde. Bollen hebben net als andere planten stikstof nodig voor gezond blad, fosfaat voor een sterk wortelgestel en kali voor een stevige groei en om weerstand te bieden aan ziekten en koude. Er is niet zoveel voeding nodig als voor andere tuinbloemen. De uitzondering vormen planten als de gladiolen en dahlia s, die ver verwijderd zijn van de oorspronkelijke wilde soorten en sedert lang worden gecultiveerd. Deze soorten en ook de lelies hebben veel voeding nodig, allemaal zijn ze gesteld op humusrijke grond ( bladaarde, turfmolm, overjarige stalmest of compost ). Beendermeel is een goede meststof voor bollen die het hele jaar door in de grond blijven. Het werkt langzaam en levert fosfaat, een stof die voor bollen nodig is om een goed wortelstelsel en nieuwe bollen te kunnen vormen. Men dient dit toe aan 2,5 à 3 kg /10m². Ieder volgend najaar schoffelt men dezelfde hoeveelheid (een theelepeltje per bol) door de grond rondom de bollen. Gedroogde koemest is ook voortreffelijk. Gewone mest moet voor gebruik goed verteerd zijn. De beste anorganische mest is een mengmest van 5:10:5 ( 5% stikstof, 10% fosfaat en 5% kali ). Dit is een evenwichtige voeding met hoog fosfaatgehalte, iets wat bolgewassen speciaal behoeften aan hebben. Als men hier mee werkt geeft men 500 gr per 10m². In de planttijd door de grond mengen en eenzelfde hoeveelheid toedienen alle twee of drie weken vanaf de tijd dat de plant opkomt tot de knoppen kleur krijgen. De meeste bollen groeien het best in een ietsje zure grond.(ph van 6.0 tot 6.8) 1.4.2 Plantwijze. Echte bollen zoals tulpen en lelies, en knollen zoals krokussen en gladiolen, moeten ongeveer driemaal zo diep onder de grond komen als hun maximale diameter ( onderkant bol tot bovenkant aarde ). Voor een grote narcissebol betekent dit ongeveer 18 cm en voor een krokus 7,5 tot 10 cm diep. Als regel is het beter ze te diep dan te ondiep te planten. De juiste plantdiepte wordt in volgende hoofdstukken behandeld. Sommige bollen hebben het merkwaardige vermogen om met hun wortels, die ze desgewenst kunnen uitrekken of inkrimpen, de juiste diepte te regelen. Krokussen en gladiolen die beiden uit knollen groeien, vormen in feit twee wortelstelsels.het ene zorgt voor de voeding en het andere trekt nieuwe knollen of kralen naar die hoogte waar ze het best beschermd zijn tegen de vorst. 1.5 Het vermeerderen van bollen. Bollen kunnen zich zoals vrijwel alle planten vermenigvuldigen uit zaad. Het kan echter vier jaar of langer duren voor uit zaad een bloeiende plant is opgegroeid.uitzonderingen zijn de dwergdahli s en knolbegonia s die in hun eerste jaar al bloemen. Bovendien kunnen hybriden niet zuiver uit zaad opkomen, zodat de nakomelingen niet op hun ouders lijken. De meeste bollen worden ieder jaar grote totdat ze een maximale omvang hebben bereikt en twee of meer bolletjes maken. Van deze natuurlijke manier van delen, of bijbolletjes maken wordt het meeste gebruik gemaakt. Andere bollen produceren een hele boel bolletjes naast de moederbol. Deze kunnen ook worden gerooid en uitgeplant. In tegenstelling tot echte bollen worden knollen niet ieder jaar groter. Ze verschrompelen en zijn tegen het einde van het seizoen verdwenen. Ze laten echter een of twee nieuwe knollen en meestal een aantal kleine knolletjes of kralen. Deze kralen kunnen worden uitgeplant. Krokussen en gladiolen worden zo vermeerderd. Als men een stengelknol op dezelfde manier doorsnijdt als een aardappel en er op let dat elk stuk minstens een oog heeft, kunt u meer planten krijgen dan waar u mee begon. Bij wortelknollen zitten de ogen aan de basis van de oorspronkelijke stengel. In de gezwollen 7

wortels zitten geen ogen. Daarom moet u dahlia s zo vermeerderen dat u met elk stuk dat u afsnijdt een gedeelte van de oorspronkelijke stengel mee afsnijdt. Ook bij wortelstokken zoals de canna s moet men deze met een mes zo delen dat er minstens een oog in elk segment aanwezig is. Deze stukken geven het eerste jaar al bloeiende planten. 8

9

10

2. TIJDSCHEMA VOOR EEN VOLLEDIG BLOEMENJAAR De meeste bollen hebben zulke voorspelbare gewoonten dat hun bloeiseizoen klopt als een dienstregeling. Een bol zal misschien maar een of twee weken bloeien, maar bij vele geslachten behoren soorten, die in iets van elkaar afwijkende tijden bloeien.met het aanplanten van bepaalde combinaties kun je de bloeiperiode voor iedere soort verdubbelen of verdrievoudigen. Je kan ook munt slaan uit het feit dat sommige bollen eerder in de zon bloeien dan in de lichte schaduw. Ook kan men, bijvoorbeeld gladiolen, met tussenpozen planten, zodat men de bloei over een paar weken kan rekken. Vroege voorjaarsbollen, zoals krokussen, zijn het meest geschikt voor een koel klimaat en zij tonen al in maart hun kleurenpracht. Er zijn ook winterbloeiende soorten, die zelfs onder slechte weersomstandigheden vanaf eind januari of begin februari bloeien en kou en ijs trotseren. Zij vermenigvuldigen zich spontaan. Vroege voorjaarsbollen Vroege krokussen Sneeuwklokjes Winterakonieten Lenteklokjes Dwergirissen Krokussen Sneeuwroem Puschkinia s & sterhyacinten Vroege narcissen Vroege tulpen Blauwe druifjes Lengte van de bloeitijd 2 3 weken 2 3 weken 1 2 weken, verschillende rassen 2 3 weken 1 2 weken 1 week, verschillende rassen 4 6 weken 2 weken, verschillende rassen 4 5 weken 3 4 weken 1 2 weken, verschillende rassen 2 3 weken 2 weken, verschillende rassen 3 4 weken 1 2 weken, verschillende rassen 2 3 weken 2 3 weken, verschillende rassen 4 5 weken Het assortiment aan voorjaarsbollen is bijzonder uitgebreid. Alleen al bij de narcissen zijn er 11 groepen die over een periode van twee maanden bloeien in roze, geel en wit terwijl de bloemen in grootte variëren van 2 tot 12 cm. De dwergnarcisjes bloeien al vroeg in maart en de trompetnarcissen in april. Ranonkels bloeien drie tot vier maanden. In de regel blijven de bloemen bij koelweer langer goed dan bijwarm weer en dubbele of halfgevulde bloemen blijven in het algemeen langer mooi dan enkele. 11

Voorjaarsbollen Anemonen Narcissen Hyacinten Keizerskronen Tulpen Late scilla s Ranonkels Camassia s Vogelmelk Hondstand Lengte van de bloeitijd 2 4 weken, verschillende rassen 8 weken 1 2 weken, verschillende rassen 4 5 weken 2 3 weken, verschillende rassen 4 5 weken 1 week, verschillende rassen 2 weken 1 2 weken, verschillende rassen 4 6 weken 2 3 weken, verschillende rassen 4 weken 3 4 maanden 2 3 weken 1 2 weken, verschillende rassen 5 8 weken 1 2 weken, verschillende rassen 3 weken Bij vroege zomerbollen is de keuze groot en je kunt de mogelijkheden nog vergroten door variaties in de wijze van planten. Zo kunnen bollen die geen vorst verdragen binnenshuis aan de groei gebracht worden en naar buiten worden verhuisd als het weer warm wordt. Zo kunnen gladiolen in het voorjaar, na de laatste nachtvorst meteen in de volle grond, waar ze van hartje zomer tot de herfst zullen bloeien als ze tijdens de lente en voorzomer om de zeven tot tien dagen worden geplant.beschikt men niet over veel tijd, dan kan men terugvallen op winterharde lelies en sieruien, die maar een keer hoeven geplant te worden. Vroege zomerbollen Alliums Caladiums Knolbegonia s Lelies Canna s Gladiolen Calla s Tigridia s Agapanthus Ixia s Galtonia s Irissen Crocosmia s Lengte van de bloeitijd 2 3 weken, verschillende rassen de gehele zomer Kleurig blad van de vroege zomer tot de vorst Van de vroege zomer tot de vorst 3 4 weken, verschillende rassen de gehele zomer 10 12 weken 2 3 weken, planten op verschillende tijdstippen 10 12 weken 10 12 weken 4 6 weken 6 8 weken 2 3 weken 3 4 weken 1 2 weken, verschillende rassen 4 6 weken 6 8 weken Op het moment dat het in de tuin lijkt afgelopen te zijn, brengen late bollen weer leven in de brouwerij. Dat doen bijvoorbeeld nerines, die alleen in het najaar bloeien, waarna de bladeren het volgend voorjaar de voedselvoorraad van de bollen weer aanvullen. Sternbergia s geven laat in de herfst een week of langer een zonnige noot aan de tuin ; colchicums en herfstbloeiende krokussen houden zelfs na de eerste nachtvorst stand. Dahlia s duren echter het langst, ze bloeien van hartje zomer tot het gaat vriezen en hoe koeler de nachten worden, hoe groter en stralender de bloemen worden. 12

Zomer en herfstbollen Dahlia s Acidanthera s Brodiaea s Amaryllis Zephyranthes Nerines Cyclamen Sternbergia s Herfstkrokussen Colchicums Lengte van de bloeitijd Hartje zomer tot vorst 3 5 weken 2 3 weken 3 4 weken 2 3 weken, verschillende soorten 2 3 maanden 2 3 weken 2 4 weken 1 2 weken 2 3 weken, verschillende soorten 5 8 weken 2 3 weken, verschillende soorten 5 8 weken Als de winter komt zijn bloeiende bollen een weldaad voor de liefhebber. Tropische bollen zoals de grootbloemige hippeastrums zijn bekende kamerplanten, die in huis gemakkelijk te kweken zijn. Dat geldt ook voor clivia s en cyclamen, hoewel die nachttemperaturen nodig hebben van 10 tot 13 C.Het vervroegen van voorjaarsbollen vergt slechts weinig moeite. De meeste moeten voor ze gaan bloeien een periode van kou doormaken. ( hoofdstuk 6 ) Door het uitzoeken van bollen die op verschillende tijdstippen bloeien, zoals tulpen, hyacinten en narcissen en door deze planten groepje voor groepje in licht en warmte te zetten, kam men er vier maanden lang van genieten. Winterbollen Lengte van de bloeitijd Planttijd Cyclamen 4 6 maand bij nachttemp.van 10 tot 13 C herfst Tazetta narcissen 1 2 weken, met tussenpozen 3 ½ maand 4à6 weken v. bloei Hippeastrums 1 2 weken, met tussenpozen 3 4 maand 2à4 weken v. bloei Krokussen 1 week, met tussenpozen 2 maand herfst Narcissen 1 ½ week, met tussenpozen 4 maand herfst Tulpen 1 ½ week, met tussenpozen 4 maand herfst Hyacinten 2 weken, met tussenpozen 4 maand herfst Lelietjes Van - Dalen 1 ½ week, neuzen met tussenpozen 5 maand het hele jaar Clivia s 3 4 weken het hele jaar Lachenalia s 2 4 weken herfst 3. VOORJAARSBOLLEN Van alle bollen hebben de voorjaarsbloeiers wel een speciaal plekje veroverd in het hart van de liefhebber, want zij zijn het die eerst bloeien en zo het einde van de koude, natte wintermaanden aankondigen. Voorjaarsbollen zijn niet alleen mooi, maar bovendien zeer taai.voor de meeste mensen betekenen bollen krokussen, tulpen en narcissen en men vindt dat die dan ook in geen enkele tuin mogen ontbreken. Maar er bestaan tientallen andere soorten en cultuurvariëteiten, die even bekoorlijk zijn en net zo eenvoudig te kweken : de hoge imposante keizerskronen, de sierlijke gevlekte hondstand, de vrolijke, in grote aantallen bloeiende ranonkels zijn slechts een paar 13

voorbeelden. De meeste voorjaarsbollen zijn bovendien niet duur, vermenigvuldigen zich kolossaal en voeren in de tuin een schitterend kleurenspel op. 3.1 Levenscyclus van een bol. De meeste knollen en bollen zijn zodra ze in de grond gestopt worden bereid hun opgespaarde energie vrij te geven en de bladeren en bloemen in de kiem verder tot groei te brengen. Al heel gauw schieten ze wortel en even later lopen ze ook aan de bovenkant uit. De stengels groeien naar boven tot soms net onder het aardoppervlak. Dan stoppen ze, ook al vriest het niet, want hun eigen biologische klok roept de groei een halt toe als de temperatuur beneden een bepaalde waarde gezakt is. Soms worden ze in de winter misleid door een plotselinge dooi. Dan komen de toppen van de stelen een tikje boven de grond, maar die groei houdt onmiddellijk weer op zodra de koude terugkeert. Zij ondervinden hiervan geen schadelijke gevolgen. Als de toenemende warmte van de lentezon daarna de aarde opwarmt, beginnen ze weer te groeien. De bol levert zelf voedsel voor de groeikracht van de onvolwassen bladeren, die als ze rijp zijn de voedselvoorraad weer aanvullen en kiemen maken voor de bloemen van het volgende jaar. In het geval van knollen, produceren de bladeren nieuwe knollen ter vervanging van de oude. Dit proces gaat nog weken door nadat de bloemen zijn afgestorven. Tegen de tijd dat het blad geel wordt en verdort, zijn sommige bollensoorten weer dik en rond, andere zijn vervangen door nieuwe en jonge knolletjes zijn tot wasdom gekomen. Pas dan is de levenscyclus voor dat jaar afgerond en zijn bollen en knollen aan hun korte rustperiode toe. Dit is dan ook het enige tijdstip waarop de onooglijke verwelkte bladeren mogen afgeknipt worden. 3.2 Plantplaats in de tuin. Plant voldoende hoeveelheden in groep van kleine bolgewassen tegen een contrasterende donkere achtergrond. Tijdens en na de bloei houden alle voorjaarsbollen van zon, zo veel en zo lang mogelijk. Maar dat hoeft niet te verhinderen om ze wel tussen bomen te planten, liefst tussen bladverliezende, omdat hun loof in de regel nog niet zover is uitgelopen. De grond wordt niet afgeschermd voordat de bollen zijn uitgebloeid. Bij groenblijvende heesters is de zuidkant alleen geschikt, waar de laagstaande zon de planten het grootste deel van de dag kan bereiken. Voorjaarsbollen zullen, zoals tal van andere bolgewassen, zelfs op schaduwrijke plaatsen groeien, zoals de noordkant van een huis, mits ze maar voldoende indirect zonlicht krijgen. Men kan de bollen ook zodanig aanplanten dat hun verwelkt bladeren gemaskeerd worden. Plant bijvoorbeeld sneeuwklokjes, scilla s, narcissen en vele anderen tussen bodembedekkers als maagdenpalm ( Vinca ), zenegroen ( Ajuga ) of klimop. Een vaste plantenborder, die breed genoeg is om vele soorten bolgewassen te huisvesten is ideaal, want daarin kan men voorjaarsbloeiende bollen zetten tussen zomer - en herfstbloeiende gewassen. Voor een mooi resultaat is het absoluut niet nodig een aanplant groots en duur op te zetten, maar wat men aanplant dient wel in verhouding te staan met de rest van de tuin. Welke bollen men ook plant, zet er in geen geval hier en daar een paar, want dat geeft een mager effect. Om dezelfde reden is het ook beter verschillende soorten niet door elkaar in een groep te zetten. Plant van een soort een dermate grote groep aan dat het oogverblindend wordt en bedenk dat hoe kleiner de bloemen zijn, des te meer er nodig zijn om dat effect te bereiken. 3.3 De bloei verlengen. De bloem van een voorjaarsbol blijft zelden langer dan twee weken goed, maar wanneer men bij de aanleg van een border een beetje fantasie gebruikt, kan men maanden achtereen stralende bloemen hebben. De meest voor de hand liggende techniek om de bloeitijd te verlengen is het gebruik van verschillende cultuurvariëteiten waarvan de een vroeg bloeit, de ander in het 14

hoogseizoen en weer een ander laat. Bij tulpen bloeien bijvoorbeeld de botanische en de vroege het eerst, daarna eind april begin mei de Triumf en de Mendeltulpen, gevolgd door de Cottage en Darwintulpen van halfweg tot eind mei. Het assortiment narcissen is al even uitgebreid, zodat men rassen kan nemen die over een periode van zes of meer weken na elkaar opkomen en bloeien. Het is ook mogelijk bollen van een ras langer dan normaal te laten bloeien. De standplaats is namelijk van invloed op de bloeitijd. Op een zonnige plaats bloeien bollen het eerst en op een schaduwrijke plaats later. 3.4 Bollen planten. Voor de meeste voorjaarsbloeiende bollen geldt dat hoe vroeger ze in het najaar in de grond gaan, hoe beter het is. Hoe meer tijd men de bollen gunt om wortel te schieten, voor de grond bevriest, hoe sterker ze zullen worden. Alleen tulpen kan men laat in de herfst planten omdat ze dan minder kans lopen om aangetast te worden door de vuurziekte. Deze virusziekte belemmert de groei en kan de plant doen afsterven. In het algemeen moeten tulpen ( behalve de botanische ) als eenmalige bollen worden behandeld, die in het najaar worden geplant en na de voorjaarsbloei allemaal worden opgeruimd. Voor de voorbereiding van de grond zie hoofdstuk 1. De meeste bollen vinden ook baat bij een theelepel beendermeel, die goed door de grond in het plantgat wordt gewerkt. Maak de aarde nadat de bollen geplant zijn door en doornat. Het water spoelt de grond tegen de bollen aan, drukt luchtzakken weg en zet de bollen aan tot wortelvorming. Als bollen op de juiste diepte geplant zijn, hebben ze daarna geen dekking tegen de kou nodig omdat ze winterhard zijn. Boven gevoelige bollen, die uit een warme streek afkomstig zijn voorziet men best een laag dorre bladeren of takken. Men kan deze bollen na de bloei ook rooien en ze in vochtige turf op een vorstvrije plaats bewaren. De deklaag moet in ieder geval worden verwijderd voordat de stengels het volgend voorjaar boven de grond uitkomen. Bollen die in het gras zijn verwilderd hebben in de regel geen winterdekking nodig, omdat de natuur daarin voorziet onder de vorm van dood gras. 3.5 Snijbloemen van bollen. Snijbloemen van bollen laten zich bijzonder mooi schikken. Het afsnijden van de bloemstengels doet de planten absoluut geen kwaad, integendeel, de bollen worden sterker omdat er geen energie wordt verspild aan de groei van bloemen en de zaadproductie. Knip de bladeren echter nooit af, want die zijn nodig om de bollen voor volgend jaar op te bouwen. De meest geliefde snijbloemen zijn grootbloemige anemonen, tulpen en narcissen. Voor snijbloemen van bollen is gewoonlijk weinig verzorging nodig verzorging nodig. In tegenstelling tot bloemen van vaste planten en eenjarige hoeven ze niet diep in water te staan, terwijl ze het ook zonder snijbloemenvoedsel kunnen stellen. Men kan ze zelfs in een ondiepe schaal zetten, mits de uiteinden van de stelen maar in schoon water staan. Het schikken van anemonen, tulpen en ranonkels kan wel eens moeilijkheden opleveren omdat bloemen en stelen zich naar het licht keren, ongeacht hoe of waar men ze neerzet. Wil men dat de stelen in een bepaalde stand blijven staan, dan kan men ze net als de bloemist, omwikkelen met 15

ijzerdraad. Snijbloemen van bollen zijn niet lang houdbaar, vooral omdat de huiskamertemperatuur zoveel hoger is dan buiten. Als men de bloemen iedere avond in de hal zet of op een andere zo koel mogelijke plaats ( boven 0 C ) kan men het leven van een bloemstukje met een paar dagen verlengen. Pluk bolbloemen het liefst in de knop, zo kan men er langer van genieten. 3.6 Bollen rooien. Zijn de voorjaarsbollen in de tuin uitgebloeid, laat ze dan staan zodat ze weer op kracht kunnen komen voor het volgende jaar. Gele bladeren die zij verdord kan men desgewenst afknippen. Wil men echter het volgende verzekerd zijn van mooie bloemen, dan moet men er wel rekening mee houden dat bijvoorbeeld tulpen het eerste voorjaar na het planten de grootste bloemen geven. Daarna gaan ze zich wel vermenigvuldigen, maar de bollen worden kleiner. Dit heeft voor gevolg dat de bloemen de volgende jaren ook kleiner zullen zijn. Het is dan ook veel beter de bollen te rooien, ze op grootte te sorteren en onmiddellijk weer uit te planten, waarbij dezelfde formaten bij elkaar worden gegroepeerd. Bollen moeten wel uit de zon gehouden worden anders drogen ze uit. Kleinere bollen worden op de duur groter, maar wanneer ze niet ieder jaar opnieuw in verrijkte aarde worden uitgeplant, mergelen ze zichzelf en de grond eromheen spoedig uit, omdat ze te dicht op mekaar staan. Het voorgaande geldt ook voor hyacinten. Narcissen, krokussen, fritillaria s en de meeste andere voorjaarsbollen zullen zich daarentegen zonder gerooid te worden en opnieuw uitgeplant vermenigvuldigen en ieder jaar mooier worden. 4. ZOMERBOLLEN Van de tienduizenden soorten bollen die in de zomer bloeien, streelt de dahlia de ijdelheid van de kweker wel het meest. De bloei begint halverwege de zomer en duurt tot aan de vorst. Dahlia s zijn er afhankelijk van de soort, in alle maten. Sommige bloemen zijn zo klein als een eierdop of zo groot als een bord. Ze bloeien ook in alle kleuren, behalve blauw. Hoe meer bloemen er worden afgesneden, hoe meer er aankomen, soms wel 50 tot 100 bloemen per plant in een seizoen. Het is dan ook niet moeilijk te verklaren waarom dahlialiefhebbers vaak zo fanatiek worden en niets anders dan dahlia s willen kweken. Er bloeien in de zomer minstens 50 geslachten bolgewassen, waarvan de lelies, gladiolen en knolbegonia s naast de dahlia s het meest in trek zijn. Alleen de lelies al tellen honderden rassen. Ze hebben stelen die in hoogte variëren van minder dan 30 cm tot meer dan 2 meter. Het kleurengamma dat met moderne kruisingsmethoden is verkregen, is verbluffend. Bij het geslacht Lilium waartoe de echte lelies behoren, niet de daglelies en de vele andere planten die het woord lelie in hun naam dragen, variëren de tinten echter van geel tot oranje en van rood tot paars, terwijl vele rassen gevlekt of gestreept zijn.lelies zijn erg geliefde zomerbollen omdat ze een lange periode hebben waarin ze bloeien. Wanneer men een keuze maakt uit vroeg, middelvroeg en laatbloeiende rassen kan men vier of vijf maand bloeiende lelies in de tuin hebben. Een andere eigenschap die tot het succes van de lelies bijdraagt is de winterhardheid van de planten. In tegenstelling tot andere zomerbloeiende bolgewassen kunnen leliebollen in het najaar of vroeg in het voorjaar worden geplant en hoeven ze niet te worden gerooid voor de winter. Vele lelies hebben nog een plezierige eigenschap, en wel een volle doordringende geur, die vooral in de schemering in de tuin blijft hangen. Lelies zijn ook gewend alleen te staan. Kleine groepjes zijn schitterend, vooral als hun statige stengels en hun 16

majestueuze bloemen afsteken tegen een donkere achtergrond van coniferen of groenblijvende heesters. 4.1 Gladiolen De statige bloeiaren, die in hoogte variëren van 30 cm voor dwergrassen tot anderhalve meter voor grootbloemige typen zijn er in alle kleuren van de regenboog, zelfs blauw. Het is wel zo dat de onderste bloemen aan iedere aar bloeien en verwelken voor de bovenste opengaan en als u die bloemen zodra ze zijn uitgebloeid niet verwijdert, maken gladiolen in een bloemenborder een slordige indruk. Men kan ze ook als snijbloem kweken op een bed bij de moestuin. Als de lage bloemen opengaan worden ze afgesneden en in een vaas geplaatst. Om de paar dagen worden ze opnieuw geschikt, de verwelkte lagere bloemen verwijdert en wordt er een stukje van de stelen afgesneden tot alleen de bloeiende toppen overblijven.om alle bloemen in een boeket te laten uitkomen moet men de bovenste een of twee knoppen afknijpen. Dit schijnt de overige aan te sporen om ongeveer op hetzelfde tijdstip open te gaan 4.2 Begonia s Knolbegonia s dragen bloemen, die gevarieerder en kleuriger zijn dan van de meeste andere zomerbloeiende bollen. Sommigen lijken op rozen, andere op anjers. De middellijn van de bloemen kan wel 15 cm zijn. De gele en oranje tot roze en rode of stralend witte kleuren hebben een warme gloed. Ze kunnen zelfs nog langer in bloei blijven dan lelies. Ze kunnen binnen aan de groei worden gebracht en daarna worden verhuisd, waar ze van de vroege zomer tot de vorst bloeien. Bovendien behoren knolbegonia s tot de kleurigste planten die schaduw kunnen verdragen. Knolbegonia s hebben nagenoeg geen last van ziekten en kunnen in aarden, plastic of metaaldraadpotten worden opgekweekt. Ze leveren een buitengewone bloemenoogst. Wel hebben ze altijd veel water nodig. 4.3 Minder bekende zomerbollen Wanneer u uw keuze beperkt tot de vier alom gekende zomerbollen dan mist u enkele van de lieflijkste en zeldzaamste bloemen. De canna s zijn stoere tropische planten met prachtige bloemen en forse bladeren. Vergeet ook niet de minder bekende Abbesijnse gladiool, montbretia, eucomis en calla s, een viertal mooie soorten die uit Afrika afkomstig zijn. De sierlijke, sterke en weinig eisen stellende camassia is ook een bijzonder bolgewas. Het is merkwaardig dat deze bol, die aan het einde van het voorjaar en vroeg in de zomer bloemt, zelden in tuinen te zien is. De stervormige, blauwe, zwavelgele of witte bloemen bloeien aan de toppen van 45 tot 90 cm hoge stengels. De uit tropisch Amerika afkomstige Hymenocallis is ook een buitenbeentje; binnen een maand na het oppotten zal hij een plaats opfleuren met trossen langstelige witte of gele bloemen en fraai loof. De zuidenwindlelie levert mooie snijbloemen, die in een sierlijke komvorm aan 75 cm hoge stengels worden gedragen en in een vaas wel zes weken goed blijven. Minstens 20 andere zomerbloeiende bolgewassen, van alliums tot de zantedeschia s leveren mooie snijbloemen, waarvan sommigen net zo lang houdbaar zijn als de zuiderwindlelie. Kaapse hyacinten ( Galtonia candicans )verdienen ook meer belangstelling. De 60 tot 90 hoge trossen met hangende, klokvormige witte bloemen verschijnen hartje zomer en als men de planten rustig laat staan, zaaien ze zichzelf uit. De naald van Cleopatra ( Eremurus ) en enkele sieruien bloeien in ei en juni. Tijgerbloemen, tritonia s en klaverzuring in juli. Abbessijnse gladiolen en Kaapse hyacinten in augustus Montbretia s in september en Guernsey lelies in oktober. ( bloeitijden kan men in een encyclopedie raadplegen ). 17

4.4 Zomerbollen planten Zomerbloeiende bollen komen uit zoveel verschillende delen van de wereld en behoren tot zoveel geslachten, dat ze weinig gemeen hebben, behalve dan dat ze bloeien tussen voor en najaar. Sommige die uit een koud klimaat afkomstig zijn kunnen de winterkou doorstaan. Dit is het geval voor de meeste lelies en sieruien. Andere kunnen alleen binnen gekweekt worden en verdragen geen temperaturen onder de 13 C. Dergelijke bollen moeten in het najaar worden gerooid. Weerstand tegen kou, of gebrek aan weerstand, bepaalt niet alleen hoe de bol in de winter moet behandeld worden maar ook het tijdstip van planten. In de regel moeten winterharde zomerbollen in dezelfde periode worden geplant als voorjaarsbloeiende bollen, dat wil zeggen in het najaar. Alle zomerbollen die in een koud klimaat ieder jaar moeten worden gerooid en opgeslagen ( gladiolen, dahlia s en knolbegonia s ) moeten in het voorjaar worden uitgezet. Daarbij hangt de precieze datum van de plant af. Knolbegonia s zijn bijvoorbeeld zo gevoelig, dat u ze pas zonder risico in de tuin kan zetten als de temperatuur s nachts boven de 10 C blijft. Omdat hierdoor de zomer voor deze planten te kort zou worden om tot wasdom te komen, moet u ze twee maanden voor het warme weer, binnenshuis aan de groei brengen. Daarna kunnen ze wanneer het zacht weer is geworden al dan niet in de pot naar de tuin. Dahlia s zet men best in volle grond als de aarde niet meer steenkoud en er geen kans meer op nachtvorst bestaat. Gladiolen kunnen vanaf begin maart tot eind mei geplant worden. De zogenaamde vroege hebben minder tijd nodig om tot bloei te komen dan de middelvroege of late.vandaar dat drie verschillende rassen die op dezelfde dag werden aangeplant weken na mekaar bloeien. Als u het goed uitkient kunt u met uiteenlopende planttijden en het gebruik van verschillende rassen, de hele zomer gladiolen hebben. 4.5 Plantplaats Zomerbollen slaan net als voorjaarsbollen in bijna iedere soort tuingrond aan, mits deze maar goed gedraineerd is. In lichte grond moet men 5 tot 71/2 cm turfmolm door de bovenste 20 cm werken. Door zware kleigrond spit u een 5 cm dikke laag grof zand. De meeste lelies hebben een gruwelijke hekel aan natte voeten en zij verdragen niet dat er rondom hun soms wel 60 cm diep reikende wortels water blijft staan. Daarom is het vooral in natte, koude grond raadzaam om lelies op een bed te zetten dat 20 à 30 cm hoger ligt dan de omringende tuin. De meeste zomerbollen houden van zon, sommige verkiezen halfschaduw, andere gedijen in een koel vochtig hoekje. Deze behoefte kan men terugvinden in een encyclopedie. Bij het afbakenen van de plaats voor uw bollen moet u er aan denken dat sterke wind een gevaar kan opleveren kan opleveren voor hoge bolgewassen, zelfs al zijn ze opgebonden. Het zou ideaal zijn deze planten op te binden of in de beschutting van een huis, tuinmuur, bomen of struiken te zetten, waar de wind geen vat op ze heeft. Zorg er echter voor dat u de planten die van zon houden, niet zo dicht bij de schutting te zetten zodat ze in de schaduw komen. Deze planten moeten zich vijf of zes uur per dag in de zon kunnen koesteren. 4.6 Plantdiepte voor zomerbollen Wanneer bollen te diep geplant worden, moeten ze een uitputtingsslag leveren om boven e grond te komen, zet u ze te ondiep dan kunnen ze uitdrogen of doodgaan door vorst. Voor een echte bol zoals de lelie, of knol als de gladiool, geldt als vuistregel: plant de bol ongeveer drie maal zo diep als de maximale diameter van de bol ( gerekend van onderkant van de bol ). Vele zomerbollen zijn echter geen echte bollen of knollen en zelfs voor de echte bestaan er uitzonderingen op de regel, zodat de juiste plantdiepte aanzienlijk kan variëren. Daarom hierna een overzicht van de plantdiepte voor 16 van de meest voorkomende zomerbloeiende typen. 18

De vlezige wortelstokken van de agapanthus moeten bijvoorbeeld rechtop juist onder de grond worden geplant. De stengelknollen van de gloriosa moeten daarentegen weer horizontaal liggen en bedekt worden met een 1. cm dikke grondlaag. Bijzonderheden over de plantdiepte voor andere bollen kan men vinden in een planten of bollenencyclopedie. In zeer zware kleigrond moet men de bollen iets minder diep planten dan aangegeven. In zeer zanderige grond weer iets dieper. 19

4.7 Verzorging Bollen hebben over het algemeen weinig verzorging nodig. Tijdens langdurige periodes van droogte, als het blad een dag of drie slap hangt, moet de grond rondom de planten flink worden nat gemaakt. Zo mogelijk moet men een laag van 5 tot 7 cm vochtig turfmolm of ander organisch materiaal aanbrengen om de grond koel en vochtig te houden en onkruid te weren, vooral rondom lelie s, dahlia s, gladiolen, tijgerbloemen en canna s. Voor aantasting door insecten zie verder. Steunstokken voor hoge planten worden best al bij het planten mee in de grond gezet om de kans van latere wortelbeschadiging uit te sluiten. Als de planten tweederden van hun hoogte hebben bereikt, maakt men ze met zacht groen bindgaren of geplastificeerd ijzerdraad losjes aan de stok vast. Een draad iets hoger dan halfweg de stengel en de andere een 20

paar cm onder de laagste bloem. Bevestig de draad stevig aan de stok en een losse lus om de plant. Een te strakke lus om de stengel zou de plant in zijn groei belemmeren. Minstens eenmaal per jaar moeten bolgewassen bijvoeding krijgen. Bij zomerbollen variëren de behoeften aan voedingsstoffen. Bollen, zoals lelies, die jaar in jaar uit in de grond blijven en daaruit hun voedsel putten, hebben een langzaam werkende organische meststof nodig zoals beendermeel, dat langzaam zijn voedingsstoffen vrijgeeft. Planten die daarentegen slechts een half jaar of korter in de grond staan dienen een sneller werkende meststof te krijgen, zoals 5 : 10 : 5. Bij planten op rijen, zoals dahlia s en gladiolen strooit men kunstmest langs beide zijden van iedere rij over een 30 tot 45 cm brede strook. Deze bijvoeding moet men iedere maand herhalen totdat de knoppen kleur aannemen. Bij een kleine aanplant brengt men rond ieder gewas een dun laagje meststof aan in een cirkel die op 15 cm van de stengel begint en naar buiten toe nog eens 30 cm uitloopt, voor grotere planten zelfs tot 45 cm. De kunstmest moet in beide gevallen door de grond worden gewerkt en daarna begoten, want onopgeloste mest mist zijn uitwerking. Indien er een vochthoudende laag is aangebracht, dan kan men de kunstmest hierop uitstrooien en met een flinke waterstraal de grond in spoelen. Als het loof vaal is of de planten niet zo goed groeien kan men een opkikker geven door het toedienen van bladvoeding. Deze bladvoeding in water oplossen volgens de gebruiksaanwijzing en op het loof verstuiven. Het vocht zal van de bladeren in de aarde druppelen, zodat de wortels er ook van zullen profiteren. 4.8 Bloemen afsnijden. Wanneer men bloemen voor de vaas wil afsnijden, neem dan geen bloemen die helemaal open of knoppen die helemaal dicht zijn. Het beste zijn de knoppen die juist beginnen open te gaan, ze blijven het langst mooi. Snijd de stengel met een scherp mes af en laat zoveel mogelijk blad aan de plant, dit hebben ze nodig voor een verdere groei. Planten met bladloze stelen als hymenocallis moeten tot 5 cm boven de grond worden afgeknipt. Snijd de bloemen vroeg in de morgen of beter nog laat in de middag, zodat ze zo lang mogelijk goed blijven. Bloemen op het heetst van de dag geplukt zijn niet lang houdbaar. Zet de stelen onmiddellijk diep in warm water ( ong. 40 C ) en laat ze een paar uur, een hele nacht is nog beter, op een koele plek staan. Zet de bloemen recht overeind in een vaas als u rechte stelen wilt houden. Na het schikken moeten de bloemen eens per dag vers water hebben; dan snijdt u een stukje van de stelen, zodat steeds andere cellen water kunnen opnemen. Snijbloemen blijven het langst goed op een koele plaats uit de zon. Men hoeft niet bang te zijn om bloemen af te knippen. Het is goed voor de bollen, die geen krachten verliezen aan het zetten van zaad, zodat ze dik en rond kunnen worden voor het volgende jaar. Bloemen die in de tuin staan, moeten zodra ze zijn uitgebloeid verwijderd worden, zodat ze geen zaad kunnen zetten. 4.9 Zomerbollen bewaren. In een koel klimaat moeten niet-winterharde zomerbollen ( de meeste ) worden gerooid en worden opgeslagen zodra de vorst nadert. De beste tijd voor rooien is wanneer het blad volkomen is verdord of bruin is geworden door de vorst. Voor gladiolen, knolbegonia s, Abbessijnse gladiolen en andere bollen die in een koel klimaat s winters een rustperiode hebben, is het onderhoud in de winter vrij eenvoudig. Gerooide bollen laat u een à twee weken drogen op een beschaduwde, goed geventileerde plaats. Dan wordt alle aanklevende aarde verwijderd. Stop dan de bollen in een papieren zak met wat fungicidenpoeder en schut ze flink. Het dunne laagje poeder waarmee elke knol bedekt wordt, zal hem tijdens de opslag vrijwaren tegen rotting. De bollen kan men bewaren in houten bakken of kistjes, die met turfmolm of vermiculiet worden gevuld. De bollen mogen elkaar niet raken. Dit voorkomt 21

verbreiding van ziekten als er een aangetaste bol bij is. Men kan de kistjes ook nog afdekken met gaas (muizen). De opslagtemperatuur voor bollen kan schommelen tussen 7 en 16 C. Onder de 13 C zal achimenes bijvoorbeeld sterven van de kou en ver boven de 7 C zullen dahlia s vroegtijdig uitlopen of rotten. Een plaats met een constante temperatuur van 13 C zou ideaal zijn. Als u met een thermometer metingen doet op verschillende plaatsen in de kelder, garage, schuur of zolder zult u waarschijnlijk wel een plek vinden die deze temperatuureisen benaderd. Ook met isolatiemateriaal is wat temperatuursbeïnvloeding mogelijk. 5. HERFST- EN WINTERBOLLEN Tot dit type bollen behoren vier categorieën. De eerste groep bevat bolgewassen als de colchicum en de herfstbloeiende krokus, die van nature in september en oktober buiten groeien en bloeien. De tweede groep bestaat uit narcissen, hyacinten en andere bollen, die gewoonlijk in het voorjaar in de tuin bloeien, maar binnenshuis hartje winter tot bloei kunnen worden gebracht. Als deze bollen eenmaal in huis eerder in bloei zijn getrokken, zullen ze volgend jaar in de kamer niet meer bloeien, omdat deze vervroegingmethode het uiterste van hun krachten vergt. Als men ze in de tuin plant zullen ze meestal wel bijtrekken. Tot een derde groep behoren planten zoals de amaryllis en de tazetta narcissen, die in streken waar de grond bevriest alleen binnenshuis kunnen worden geteeld. De vierde groep omvat de gevoelige bollen van tropische origine, zoals clivia s, gloxina s en smithiantha s, die absoluut geen winterse kou kunnen verdragen en dus ook als kamerplant moeten behandeld worden. 5.1 Herfstbollen. Bollen in de herfsttuin variëren van uitermate winterharde bollen (bollen die men het hele jaar in de tuin kan laten staan ) tot tere, die zelfs geen lichte nachtvorst verdragen ( na de bloei moeten deze gerooid worden om binnenshuis te overwinteren ). De aanschaftijd verschilt nogal wat. Voor crocosmia s is dat het voorjaar, voor colchicums en herfstbloeiende krokussen in juli en augustus en enkele cyclamen zijn het hele jaar beschikbaar. Voor buitenteelt zijn het niet de grootbloemige soorten die men bij de bloemist ziet, maar enkele kleinbloemige soorten die winterhard zijn. Twee adviezen gaan evenwel voor al deze bollen op: bestel de bollen vroeg genoeg om van een goede kwaliteit verzekerd te zijn en plant ze zo snel mogelijk. Snel planten doet de bollen goed, omdat ze dan maximaal de tijd hebben zich te zetten voor de bloeitijd aanbreekt. Schaf alleen stevige, zware exemplaren aan die geen zachte plekjes en blutsen hebben, plant ze meteen en er kan nauwelijks iets misgaan. 5.2 Lentebloemen in de winter. Van vrijwel alle voorjaarsbloeiende bollen ( o.a. tulpen, hyacinten, krokussen,narcissen en bolirissen ) bestaan er rassen die men in de kamer in de winter tot bloei kan brengen. Zo kan men van half december tot eind april de tuin naar de huiskamer verplaatsen. Dit noemt vervroegen of forceren. Men manipuleert de temperatuur en het licht om de kouperiode die bollen voor hun jaarlijkse sluimertijd nodig hebben na te bootsen en dus eerder wakker maken Koop de bollen die men wil vervroegen, zodra ze aan het einde van de zomer of vroeg in het najaar verkrijgbaar zijn. Koop echter alleen rassen die voor trekken worden aanbevolen, want niet alle soorten lenen zich daartoe. Bewaar de bollen tot het planttijdstip op een koele, donkere plaats bij een temperatuur van 13 tot 16 C. Tal van voorjaarsbollen, waaronder hyacinten en krokussen, kan men zo maar in kiezels en water zetten of zelfs alleen op water. Een geliefde methode is om bollen in een eigen zogenaamd hyacintenglas te zetten. Dit is een lage vaas in de vorm van een eierdop of zandloper. De bol blijft droog en vrij van rotting, terwijl de wortels in het onderste stuk in water groeien. Omdat 22

men de wortelvorming duidelijk door het glas kan zien is deze methode van bollentrekken leuk en leerzaam voor de kinderen. Als men echter een bol zonder voedingsstoffen in zuiver water laat groeien, zal hij na de bloei totaal uitgemergeld zijn en kan men hem weggooien. Alle bollen brengen het er beter af als ze in aarde of in een potmengsel op turfbasis worden geweekt. Dit hoeft niet zo voedzaam te zijn, maar wel open van samenstelling voor een goede drainage en het moet ook organische stoffen bevatten, die het vocht kunnen vasthouden Men kan hiervoor potgrond gebruiken of een mengsel van 1 deel bloemistengrond of normale tuingrond, 1deel turfmolm en 1 deel vermiculiet. Bollen bezitten voldoende reservevoedsel om zonder mest mooie bloemen te produceren, maar wanneer men de bollen later in de volle grond wil zetten, moet men ze een tikje kunstmest geven, zodat ze na de bloei weer op krachten kunnen komen. Per liter grond of potmengsel is een afgestreken theelepel kunstmest voldoende, die dan goed door de grond gemengd wordt. Zowel aarden als plastiek potten zijn geschikt voor bollen. Hyacinten worden gewoonlijk afzonderlijk in gewone bloempotten opgepot, omdat een exemplaar al een fleurig geheel is. Van de meeste andere bollen zet men er dikwijls meerdere bij elkaar in een grotere platte pot, schaal of zaadpan, die niet alleen meer ruimte biedt, maar ook niet zo gauw omvalt. Als men aarden potten of schotels gebruikt is het verstandig deze een nacht voor het planten in water te weken, zodat ze geen vocht meer aan het potmengsel onttrekken. Men moet de bollen zo diep planten dat hun neus juist boven de potgrond komt, die zelf 2 cm onder de potrand moet blijven. Druk de bollen nooit met kracht in de grond. Doe eerst zoveel aarde in de pot, zodat men de bol op de juiste diepte kan zetten en druk die aarde aan. Zet daarop de bollen en vul met aarde aan totdat ze bedekt zijn. Dan tot slot flink water geven Sommige bollen, voornamelijk tulpen, hebben een platte en een ronde kant. De platte kant moet naar buiten, naar de rand van de pot gericht zijn, zodat het grootste blad, dat uit de platte kant spruit, sierlijk over de potrand kan groeien. Voorjaarsbollen die vervroegd worden moeten in september of oktober worden opgepot en op een plaats gezet waar hun wortels kunnen groeien en waar de temperatuur geleidelijk lager wordt. Men kan hiervoor de potten in de volle grond zetten of beter nog in een koude bak. Het zou ideaal zijn als de bollen acht tot negen weken buiten op een koele plaats ( + 9 C ) werden gezet om een goed wortelstel te kunnen ontwikkelen en daarna bij een temperatuur die bijna tot het vriespunt mag zakken ( 1 à 2 C ). Deze periode moet ten minste 12 weken duren voor vroegbloeiende bollen ( hyacinten, krokussen en narcissen ) en minstens 15 tot 16 weken voor laatbloeiende bollen als tulpen. Bollen die buiten worden bewaard moeten tegen vorst afgedekt worden want ze moeten er in hartje winter kunnen uitgehaald worden. Ook ingraven in grof zand kan later het uitnemen vergemakkelijken. de potten moeten flink worden begoten voor ze in de grond of in de koude bak gaan; tot ze naar binnen verhuizen hebben ze verder geen vocht meer nodig. Na de zo belangrijke 12 tot 16 weken brengt men niet alle potten tegelijk binnen, maar juist zoveel als men binnen een korte termijn in bloei wil hebben, daarna volgens wens de rest zodat men de bloeiperiode in de kamer kan rekken. Zet de potten in een koele kamer zo dicht mogelijk rond de 10 tot 13 C en niet in volle zon maar in indirect licht. Als de scheuten 10 tot 15 cm hoog zijn de potten verplaatsen naar de koelste zonnige vensterbank die er te vinden is en ze daar te laten staan tot de knoppen kleur vertonen. Als het zover is de planten terug in indirect licht zetten, om het leven van de bloemen zo lang mogelijk te rekken Zolang de planten binnenshuis groeien en bloeien, moeten ze goed worden begoten. Iedere pot bollen die op die manier wordt behandeld zal een week tot 10 dagen bloeien. Als de bloemen verwelkt zijn de stelen afknippen maar de bladeren niet; de potten terugbrengen naar de koelste zonnige plek en de bollen steeds minder water geven, net voldoende om de bladeren groen te houden tot ze gaan verdorren. Als men de grond droog houdt kunnen de 23

bollen tijdens hun rustperiode in de pot blijven. Men kan de bollen er ook uithalen en tot het plantseizoen in het najaar opslaan in een droge, goed geventileerde plaats bij een temperatuur van 16 tot 21 C. Wanneer men ze uitplant zet men ze best een beetje weg, want ze zullen het volgende voorjaar niet zo best of helemaal niet bloemen. Na twee of drie seizoenen zullen ze evenwel weer op krachten gekomen zijn en kunnen ze weer terug op een opvallende plaats worden gezet. BOLLEN VOOR KAMERCULTUUR. Bij de gevoelige bollen zijn er velen die hun normale bloeiseizoen binnenshuis bloeien. De tere tazetta narcissen, die Paperwhite, Soleil d Or en Chinese Sacred Lily worden genoemd behoren tot de meest gemakkelijke. Het feit dat dergelijke bollen binnenshuis goed aanslaan heeft te maken met het feit dat onze goed verwarmde huizen nauwelijks verschillen van de milde klimaten waarin de planten gewend zijn buiten te groeien. Enkele tazetta s zijn bijvoorbeeld afkomstig uit het zuiden van Frankrijk, waar de winters niet zo koud zijn dat ze bevriezen, maar wel zo kil dat de bloei tot het voorjaar wordt uitgesteld. Omdat ze zo gemakkelijk te kweken zijn (zie voorgaande) zijn ze bij uitstek geschikt om als beginner mee te experimenteren. Het zijn goedkope bollen die men in inert materiaal, zoals kiezelstenen, zonder voedingsstoffen kan telen. De meest bekende en geliefde bol voor kamercultuur is zeker de amaryllis ( Hippeastrum ). Deze levert zeer grote prachtige bloemen op en in een verrijkt potmengsel zal dat met een klein beetje verzorging jaren achtereen gebeuren. De wijze van telen kan men op volgende bladzijde vinden. Op dezelfde wijze telen we ook andere gevoelige bollen zoals sprekelia s Amaryllissen zijn vrij kostbaar, maar het loont de moeite de grootste en beste exemplaren te kopen die er zijn, want deze geven de grootste en meest spectaculaire bloemen. Twee van de mooiste bolgewassen, de gloxinia (Sinningia) en de smithiantha behoren dat de vierde groep. Ze zijn uit de tropen afkomstig en worden dus hier alleen als kamerplant gekweekt. De gloxinia kan in iedere tijd van het jaar tot bloei worden gebracht. De tijd tussen oppotten en bloei varieert van twee tot vier maanden, omdat de rustperiode van de knollen niet altijd even lang is. Voor een gloxinia die met Kerstmis moet bloeien, moeten de knollen aan het eind van de zomer worden geplant. De smithiantha begint in de zomer te bloeien en doet dit tot ver in de winter. Wanneer de vroege voorjaarsbollen, sneeuwklokjes, winterakonieten, blauwe druifjes en scilla s in de tuin hun kopje door de laatste resten sneeuw steken, is dit een teken, hoe slecht het weer ook is, dat de lente in aantocht is. Dan is de jaarlijkse bloei van de stralende bollen weer aangebroken. 24