De voedingseconomie van (post)middeleeuws Alkmaar Resultaten van het archeobotanisch en archeozoölogisch onderzoek



Vergelijkbare documenten
Zadenonderzoek aan een monster uit een hutkom (ca. 500 AD) en een gracht (14e eeuw) uit Gennep-Houtstraat

Houtskoolanalyse van een Romeins crematiegraf, Heule-Peperstraat (Kortrijk, België)

Archeobotanisch onderzoek in het plangebied Hoogstraat/Sint Lambertusstraat in Eindhoven (19 e eeuw)

Archeobotanisch onderzoek naar de voedingsgewoonten op de locatie. (Late-Middeleeuwen RAPPORTNUMMER DATUM AUTEURS. 592 juni 2012 H.

Pollen en zaden uit een beerput behorend bij Kasteel Batestein te Vianen (15e 18e eeuw)

Opgraving Davidstraat-Romeinstraat Enkhuizen. Een eerste stand van zaken.

Onderzoek aan botanische macroresten uit een 17e/18e-eeuwse kuil aan de Duivelsbruglaan in Breda-Ginneken

Een archeobotanisch kijkje in de keuken van paleis Huys ter Nieuburch in Rijswijk ( )

Roode Marmelade, paradijskorrels en vennekoel

Hout van het onderzoek aan de Heiligeweg in Krommenie, gemeente Zaanstad (Noord-Holland)

Houtskool uit ijzertijdcrematiegraven en mogelijke middeleeuwse meilers uit Lomm-Hoogwatergeul

Onderzoek aan zaden uit de IJzertijd en de Romeinse tijd uit Venray-De Hulst II

Houtskool uit een kuil van een rivierduin bij Rotterdam-IJsselmonde 't Hart

Hout, zaden en botten van het Middeleeuwse erf Wierden-Huurne, vindplaats 5

Publiekssamenvatting. Archeologisch onderzoek Groene Rivier Pannerden

Gierst.

Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie

De Ecologie van de Middeleeuwse Stad

Archeobotanisch onderzoek aan enkele 18e-eeuwse beerputmonsters uit Amsterdam

Opgravingen in de Bierstraat Gemeente Den Haag Wonen aan de rand van Die Haghe vanaf het midden van de 16de eeuw

Meer dan Botten van Dieren

Overzicht van de verschillende graansoorten en oude rassen

Archeologisch onderzoek begeleiding Kevelderstraat Groenlo GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 68

De zuur-base tabel van Dr. Alex Guerrero De volgende tabel komt uit het boek In Balance for Life van Dr. Alex Guerrero.

AWP-VERSLAG-WAARNEMING OCB (PURMEREND)

Mediterrane rijst en oosterse kruidnagels

Vanaf heden kan u op fytoweb de maximale residulimieten (MRL s) ook per gewas opzoeken.

De kruidentuin van Den HaagUithofslaan vindplaats 1

UvA-DARE (Digital Academic Repository)

Werkblad. Eten: vroeger en nu. Materiaal. Hoe gaan we te werk? Leestekst. 5 de leerjaar. Schrijf- en tekengerief

Klachtenanamnese voedselovergevoeligheid

AWP-VERSLAG-WAARNEMING OCB (PURMEREND)

6.3. Analyse en interpretatie van de grondsporen Algemeen

Project 434: Bureaustudie Actualisering archeologische verwachting nieuwbouwlocatie Stadhuiskwartier. Interne Rapportages Archeologie Deventer 55

Wijziging Regeling residuen van bestrijdingsmiddelen

Op zoek naar de mout voor de bierbrouwers van Amersfoort

Klachtenanamnese voedselovergevoeligheid

Kruid Europa Dit kruid is een tweejarige, winterharde, kruidachtige plant uit de schermbloemenfamilie. Dit betekent dat hij 2 jaar lang leeft voor hij

Allergenen. Gluten. Schaaldieren

BIJLAGE 1 BEELD met toelichting BOEREN IN DE IJZERTIJD

Ees-Zuidesch, houtskool uit mesolithische haardkuilen

Allergenen. Gluten. Schaaldieren

Woordenschat Taal Actief groep 4 Thema 7 Les 1

Archol bv. Ivo van Wijk. Voorlopig verslag Archeologische Opgraving Plangebied Joannes Riviusstraat te Elsloo, gemeente Stein


De presentatie rond de trap

Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie

Archeobotanisch onderzoek in het plangebied Beneden Molendijk in Oud-Beijerland (16 e -19 e eeuw)

VLAK-verslag De Vlijt Het archeobotanische onderzoek. Dienst Welzijn VLAK. februari C. Veen, R. Torremans en T. de Ridder (red.

Plantaardigheden onder het Kazerneplein

Marinade Italiaans Pesto

Het aanbod aan producten rondom Houten/ De Knoest

Een Mooker spiekertje

Bijdrage (%) van maaltijden aan de consumptie van groepen

Archeobotanisch onderzoek naar de voedingsgewoonten aan de Prinsenhof te Brugge (13e-17e eeuw)

De criteria voor het 2x2 icoon kunnen als volgt worden samengevat:

ALLERGENENWETGEVING IN DE HORECA

Tekst Inhoudstafel Begin

standaard gebruikers Voedingsmiddel gemiddelde afwijking aantal [%] Overigen td ochtend td middag td avond

Koken met bloemen kruiden en wilde planten

Oerboeren in de Friese Wouden.

Zaden uit een 16e-eeuwse beerput uit de Weverstraat te Zevenaar

Belangrijkste bevindingen

Bijdrage (%) van de tussendoortjes aan de consumptie van productgroepen in drie voedselconsumptiepeilingen

De Oranje Lijst van het Centrum voor Genetische Bronnen Nederland (CGN)

RECEPTEN. Het boek Romeinse tweeling. speelt zich af in de eerste eeuw. na Christus. Ben je benieuwd. wat de mensen toen aten?

Wild. Waar gaat deze kaart over? Wat wordt er van jou verwacht? Haarwild. Indeling van wild. Haarwild: haas en wild konijn.

Quickscan natuuronderzoek en aanvullende rapportage verbouwing monumentaalpand Lammerinkweg 102 Enschede

Houden van dieren 91123a.indd :45

MAAIKE GROOT ARCHEOLOGISCH CENTRUM VRIJE UNIVERSITEIT-HENDRIK BRUNSTING STICHTING

Houten constructie De Bilt-KNMIterrein

Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand

Archeologienota: Het archeologisch vooronderzoek aan de Hoorn te Leuven Vanessa Vander Ginst Maarten Smeets Marjolein Van Der Waa

Een film opnemen met een filmcamera.

Brugge, Langestraat Verbrand Nieuwland 10

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 1 april 2003 (OR. en) 6232/03 Interinstitutioneel dossier: 2002/0302 (ACC) COR 2 (en,es,nl) PECOS 14 AGRIORG 10

Archeobotanisch onderzoek naar de voedingsgewoonten op het landgoed Te Werve in Rijswijk (15 e -16 e eeuw)

1. Verdeling tijdens de ramadan 2. Het Suikerfeest

De filosofie van het voeren

NEOLITHISCHE BEENDERMONSTERS VAN OUDENAARDE-DONK

Thema 3 Dieren en planten

Adviesdocument 768. Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht. Project: Projectcode: HOOM2. Opdrachtgever: Brabants Landschap

9. SCHADUWTUIN. Op het einde van de dag kunt u dan het aantal uren zon berekenen. Minder dan 3 uur zon:

Naam: GEZOND ETEN. Hoe je gezond kan eten zie je in de Schijf van Vijf.In het midden staan de 5 regels hoe je gezond kan eten:

Snoeien fruit. Workshop 23 januari 2019 ATV Utrecht Zuid

VOEDING OP DE BUURDERIJ

Infofiche 1. De actieve voedingsdriehoek. Doelstellingen

Archeo-rapport 77 Het archeologisch vooronderzoek aan het Gemeenteplein 8 te Kontich

Archeologie Deventer Briefrapport 27. November Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494)

Van Dicke tot DINC. De rol van de diëtist bij coeliakie en de invloed van een glutenvrij dieet op de kwaliteit van leven

Productiereglement Wichter inzake certificering en gebruik van het keurmerk erkend streekproduct.

De aardappel: van het veld tot op je bord

Archeobotanisch onderzoek in (post)middeleeuws Vlissingen

Artikelnummer: 4075 EAN: Marinade Spaans Puur

Ieper, Grote Markt 33 / D hondtstaat

Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden

PLANTENWERKGROEP. Excursie oude gewassen door Loek Hilgers van de Stichting Korensla. Gebied: rondom de Regte Heide onder Goirle

Leni Duistermaat, Naturalis sectie Botanie, onderzoeker Nederlandse flora

evaluatierapport zaltbommel-ruiterstraat 8 archeologische begeleiding

Transcriptie:

De voedingseconomie van (post)middeleeuws Alkmaar Resultaten van het archeobotanisch en archeozoölogisch onderzoek RAPPORTNUMMER DATUM AUTEURS 45 AUGUSTUS 0 H VAN HAASTER, JT ZEILER & DC BRINKHUIZEN

Colofon Titel: De voedingseconomie van (post)middeleeuws Alkmaar Resultaten van het archeobotanisch en archeozoölogisch onderzoek Auteurs: H van Haaster J T Zeiler DC Brinkhuizen Opdrachtgever: Gemeente Alkmaar ISSN: 56885 BIAX Consult, Zaandam, 0 Correspondentieadres: BIAX Consult Hogendijk 4 506 AL Zaandam tel: 075 6 6 00 fax: 075 6 49 980 email: haaster@biaxnl

Inleiding Het huidige beeld van de geschiedenis van Alkmaar is vooral gebaseerd op normaal archeologisch en historisch onderzoek Op een aantal punten is dit beeld nog niet compleet Zo ontbreken nog veel gegevens over de voedingseconomie van de stad, de gezondheidstoestand van de bewoners en gegevens over het lokale en regionale milieu Veel informatie over deze aspecten van de Alkmaarse geschiedenis ligt opgeslagen in het ecologische deel van het bodemarchief Het gaat hierbij om plantaardige en dierlijke resten die een rol hebben gespeeld in de voeding en de nijverheid en om resten van planten en dieren die deel hebben uitgemaakt van het (semi)natuurlijke milieu in en rond de stad Uit eerdere, kleinschalige onderzoeken in Alkmaar is al gebleken wat de waarde van het ecologische bodemarchief zou kunnen zijn voor de beantwoording van een groot aantal vraagstellingen op het gebied van de voedingsgewoonten en milieuomstandigheden Hoewel deze onderzoeken veel nuttige informatie hebben opgeleverd, is het beeld dat we hieruit hebben verkregen uiteraard niet representatief voor de gehele stad in alle stadia van haar ontwikkeling Een aspect dat hierbij ook niet uit het oog mag worden verloren is het feit dat veel van de in het verleden uitgevoerde analyses door het gebrek aan financiële middelen slechts op een globale manier zijn uitgevoerd Hierdoor is veel informatie verloren gegaan In de afgelopen jaren is langzamerhand het besef gegroeid dat een aantal voor Alkmaar belangrijke historische vraagstellingen alleen beantwoord kan worden bij een grootschalige en multidisciplinaire aanpak zoals dat bijvoorbeeld in 'shertogenbosch is gedaan 4 Uit dit besef is het voorliggend plan ontstaan, dat een eerste aanzet probeert te geven tot de reconstructie van een van de belangrijkste aspecten van de (post) middeleeuwse geschiedenis van Alkmaar: de voedingseconomie Stand van zaken Zoals in de inleiding al werd vermeld is in het verleden op een aantal locaties in de stad onderzoek verricht aan het ecologische deel van het bodemarchief Het gaat hierbij om archeobotanisch en archeozoölogisch onderzoek Ook is op één locatie buiten de oude stadskern pollenonderzoek verricht Hieronder volgt een overzicht van het werk dat in het verleden in Alkmaar is uitgevoerd Zie bijvoorbeeld Vis, Bitter & Kaptein ea 007 Zie ook de Gemeentelijke Onderzoeksagenda Archeologie, waarin onder andere de lacunes in de kennis over de voedselvoorziening van de Alkmaarse bevolking worden genoemd (Bitter 009a, 69) Bijvoorbeeld zaden, vruchten, stuifmeel (pollen), botten, insectenresten, visresten, schelpen, haar, hout, houtskool en leer 4 Van Haaster 008

Figuur e 7 eeuwse plattegrond van Alkmaar door Johannes Blaeu met daarop aangegeven de in dit rapport genoemde onderzoekslocaties ARCHEOZOÖLOGIE Een overzicht archeozoölogische onderzoekslocaties wordt in tabel gegeven5 Tabel Overzicht van archeozoölogische onderzoekslocaties in Alkmaar (stand juli 008; exclusief menselijk skeletmateriaal en benen gebruiksvoorwerpen) auteurs(s) datering context locatie kwaliteit N botten Vroegstedelijke fase Clason 97 0050 vlakvondsten Langestraat 7 (HEMA) matig 00 Clason 97 90000 matig 0000 vlakvondsten StLaurensstraat LateMiddeleeuwen Clason 97 00400 ophoging Voordam 5 matig 0 Clason 979 00400 waterputten Langestraat 97 (Stadhuis) matig 00 goed 0000 Verdronkenoord 9 (95HBS) goed 0000 Clason & Brinkhuizen 978 00400 vlakvondsten Langestraat 85 (Witteveen) Esser et al 00 45475 beerput Nieuwe tijd Esser & Gehasse 995 574677 beerputten Luttik Oudorp 6 goed 00 Esser et al 997 500700 beerputten Langestraat 57 goed >000 Esser et al 00 500700 beerput Voordam goed 0000 Esser et al 00 640680 beerput Verdronkenoord 9 (95HBS) goed 0000 Esser et al 00 760780 beerput Huigbrouwerstraat (95HBS) goed 0000 5 Het voorliggende rapport gaat uit van de stand van het zoölogisch onderzoek in juli 008, het tijdstip van de gunning van de opdracht Na deze tijd zijn er door Sjaak Waterlander in enkele contexten nog archeozoölogische waarnemingen verricht Hiervoor wordt verwezen naar Waterlander 007a, 007b, 008, 009a, 009b en 00,

De vroegstedelijke fase (ca 90054) Vroegstedelijke zoölogische resten zijn afkomstig van de vindplaatsen Langestraat 7 (HEMA) en Sint Laurensstraat ( t Hooge Huys) Op de laatste vindplaats zijn relatief veel botten gevonden, maar op beide vindplaatsen gaat het om handverzameld materiaal Door de gebruikte verzamelmethode is botmateriaal van kleine zoogdieren, vogels en vissen sterk ondervertegenwoordigd LateMiddeleeuwen (ca 00500) De zoölogische kennis uit de LateMiddeleeuwen is afkomstig van de locaties Voordam 4, Langestraat 97 (Stadhuis) en Langestraat 85 (Witteveen) In een ophogingspakket aan de Voordam zijn enkele botten van gans en geit gevonden Door de op deze locatie gebruikte verzamelmethode (met de hand) zijn botten van kleine zoogdieren, vogels en vissen sterk ondervertegenwoordigd Uit enkele laatmiddeleeuwse waterputten die op het binnenterrein van het stadhuis werden aangetroffen, zijn enkele tientallen botten van (middel)grote zoogdieren, gans en mosselschelpen gevonden Door de methode van verzamelen (met de hand) is het hier verkregen spectrum onvolledig Op de locatie Langestraat 85(Witteveen) is een grote hoeveelheid dierlijk consumptieafval aangetroffen Het materiaal is zorgvuldig bemonsterd waardoor ook resten van kleine zoogdieren, schelpdieren, vogels en vissen zijn verzameld Het verkregen spectrum kan hierdoor representatief worden genoemd Ook op de locatie Verdronkenoord 9 (95HBS) is een grote hoeveelheid consumptieafval gevonden De kwaliteit van deze assemblage is goed Nieuwe tijd (ca 500800) De twee beerputten van de locatie Luttik Oudorp 6 hebben goed geconserveerde dierlijke voedselresten opgeleverd Het materiaal is op de juiste wijze verzameld waardoor ook resten van kleine zoogdieren, vogels en vissen zijn veiliggesteld In de beerputten uit de Langestraat is een grote hoeveelheid botmateriaal aangetroffen Het materiaal is zowel handverzameld als gezeefd, waardoor het soortenspectrum representatief voor de locatie/periode genoemd kan worden Ook het botmateriaal van Huigbrouwerstraat (95HBS), Verdronkenoord 9 (95HBS) en de Voordam kan representatief genoemd worden Het is zowel handverzameld als gezeefd ARCHEOBOTANIE Een overzicht van archeobotanische onderzoekslocaties wordt in tabel gegeven6 6 Het voorliggende rapport gaat uit van de stand van het botanisch onderzoek in juli 008, het tijdstip van de gunning van de opdracht Na deze tijd zijn er door Sjaak Waterlander nog

Tabel 4 Overzicht van archeobotanische onderzoekslocaties in Alkmaar (stand juli 008) auteur(s) datering context locatie kwaliteit monsters Buurman 989 0000 greppel StLaurensstraat slecht Buurman 989 005 waterput Doelenveld matig 5045 waterput Magdalenenstraat 9 matig Van Haaster ongepub 00400 beerput Langestraat 68 goed Esser et al 00 50400 beerput Voordam matig 4 Esser et al 00 45475 beerput Verdronkenoord 9 (95HBS) matig Esser et al 997 400600 beerput Langestraat 5/7 matig Esser & Gehasse 995 575677 beerputten Luttik Oudorp 6 redelijk/goed Esser & Gehasse 995 500550 mestkuilen Luttik Oudorp 6 goed 0 Esser et al 997 47556 beerput Langestraat 5/7 redelijk/goed Esser et al 997 5564 beerput Langestraat 5/7 redelijk/goed Esser et al 997 6485 beerput Langestraat 5/7 redelijk/goed Esser et al 00 760780 beerput Huigbrouwerstraat (95HBS) slecht Esser et al 00 640680 beerput Verdronkenoord 9 (95HBS) slecht Esser et al 00 500550 beerput Voordam matig Vroegstedelijke fase LateMiddeleeuwen De Man 988 7 Nieuwe tijd De vroegstedelijke fase (ca 90054) Uit de vroegstedelijke fase van de stad zijn twee botanische monsters geanalyseerd In het monster uit een greppel op de locatie StLaurensstraat (Hooge Huys) zijn slechts een verkoolde korrel van gerst en een verkoolde haverkorrel gevonden Van de haverkorrel is niet duidelijk van welke soort deze precies afkomstig is De korrel kan afkomstig zijn van gecultiveerde haver of het akkeronkruid oot In het monster uit de waterput van het Doelenveld zijn iets meer plantenresten gevonden Het gaat om vlas, raapzaad, gerst en enkele graankorrels die niet nauwkeurig konden worden gedetermineerd: haver en tarwe of rogge LateMiddeleeuwen (ca 54500) Uit de LateMiddeleeuwen zijn vergeleken met de vroegstedelijke fase iets meer gegevens beschikbaar De waterput uit de Magdalenenstraat bevatte veel goed geconserveerde plantenresten, hoewel niet veel resten van plantaardige voedingsmiddelen Het monster uit de beerput van een stadskasteel aan de Langestraat 6/8 bevatte veel goed geconserveerde plantenresten waaronder resten van plantaardige voedingsmiddelen en akkeronkruiden Het monster is niet archeobotanische waarnemingen verricht aan een beerput uit de Schapensteeg Hiervoor wordt verwezen naar Waterlander 009a 7 De resultaten van deze analyses zijn in het voorliggende rapport opgenomen

5 geanalyseerd op pollen, waardoor het voedingsmiddelenspectrum van deze locatie zeer waarschijnlijk (nog) niet compleet is8 De laatmiddeleeuwse monsters uit de beerputten van Voordam konden door onvoldoende financiële middelen niet volledig worden geanalyseerd Er is destijds slechts een globale macroresteninventarisatie op aanwezige voedingsmiddelen uitgevoerd Het verkregen beeld over de plantaardige voeding op deze locatie is daardoor onvolledig Dit geldt ook voor het laatmiddeleeuwse monster van de locatie Verdonkenoord 9 (95HBS) In het grove zeefresidu (>4 mm) van een beerput van Langestraat 5/7 (400600) zijn enkele grote pitten van fruitsoorten gevonden Door de gebruikte verzamelmethode (alleen grote zeeffractie) is het beeld uit deze beerput zeer incompleet Het monster van Verdronkenoord 9 (95HBS) betreft materiaal dat alleen globaal bekeken is nadat het over een zeef met een maaswijdte van 5 mm was gezeefd Nieuwe tijd (ca500800) Uit de Nieuwe tijd zijn relatief veel botanische monsters onderzocht De meeste monsters zijn afkomstig van de locatie Luttik Oudorp 6 (Wortelsteeg) De twaalf monsters die van deze vindplaats zijn onderzocht hebben veel informatie opgeleverd over de voedingsgewoonten en milieuomstandigheden op deze locatie tijdens de 6e en 7e eeuw De beerputmonsters zijn echter niet op hun polleninhoud onderzocht waardoor soorten uit de categorie kruiden en specerijen slecht zijn vertegenwoordigd Ook de monsters van Langestraat 5/7 bevatten veel goed geconserveerde plantenresten die veel informatie hebben opgeleverd over de voedingsgewoonten in de periode 47585 Helaas had de inhoud van sommige beerputten op deze locatie wel een vrij ruime datering Bovendien zijn uit de beerputten geen pollenmonsters onderzocht waardoor zeer waarschijnlijk een aantal soorten uit de categorie kruiden en specerijen ontbreken De monsters van Huigbrouwerstraat (95HBS) en Verdronkenoord 9 (95HBS) betreffen materiaal dat alleen globaal bekeken is nadat de monsters over een zeef met een maaswijdte van 5 mm waren gezeefd De monsters van Voordam zijn door gebrek aan financiële middelen alleen vluchtig bekeken Eén monster is gezeefd over een zeef met een maaswijdte van 5 mm waardoor veel resten verloren zijn gegaan Het tweede monster is correct gezeefd maar had een zeer klein volume Aan beide monsters is geen pollenonderzoek verricht 8 Meestal levert pollenonderzoek aan beerputten ed een flink aantal kruiden en specerijen op die niet of nauwelijks door macrorestenonderzoek worden aangetoond Voorbeelden hiervan zijn kruidnagel, kervel, saffloer, koriander, komkommerkruid, anijs, kappertje, aalbes, zwarte bes, kruisbes, spinazie en postelein Een pollenmonster uit de beerput van het stadskasteel (00LAN) is wel voor analyse beschikbaar

6 PALYNOLOGIE In 00 is op een locatie in de Kraspolder een veenpakket aangetroffen onder de Westfriese Omringdijk De vindplaats bevindt zich op ca 50 meter ten zuidoosten van de strandwal OudorpSt Pancras De pollenanalyse van dit veenpakket heeft veel informatie opgeleverd over de milieuomstandigheden op en rond deze locatie tussen ca 480 BP en 80 BP9 Voor de reconstructie van postromeinse milieuomstandigheden zijn de analyseresultaten van het pollenonderzoek daardoor niet geschikt Op weg naar een voedingseconomische standaard Uit het voorgaande is bleken dat zich nog grote lacunes bevinden in de kennis over voedingsgewoonten en milieuomstandigheden in en rond het (post)middeleeuwse Alkmaar Het gaat hierbij om chronologische en topografische lacunes: er zijn grote gaten in de kennis over de verschillende perioden uit de geschiedenis van de stad en per periode is de kennis over de in sociaaleconomisch opzicht verschillende delen van de stad onvolledig Vooral de tijd vóór ca 500 is een belangrijke kennislacune0 De kennis over de voedingsgewoonten/economie tijdens de LateMiddeleeuwen en Nieuwe tijd is echter ook zeer onvolledig Er lijkt een lange weg te gaan voordat alle lacunes zijn weggewerkt In overleg met de gemeentelijk archeoloog van Alkmaar, P Bitter, is besloten dit in twee fasen te doen In de eerste fase zal worden gestreefd naar het ontwikkelen van een voedingseconomische standaard In een latere fase zullen specifiekere onderzoeksvragen worden aangepakt die deels geformuleerd zullen worden op basis van het standaardmodel Het voordeel van de voedingseconomische standaard is dat het al binnen een relatief kort tijdsbestek en met betrekkelijk geringe financiële consequenties een beeld geeft van de voedingsgewoonten in de stad en de veranderingen die zich daarin hebben voorgedaan Het standaardmodel zal het tevens mogelijk maken om normale voedingspatronen te onderscheiden van bijzondere Op dit moment is dat nog niet mogelijk omdat nog geen representatief gedeelte van het ecologische bodemarchief is onderzocht Met behulp van de voedingseconomische standaard zal tevens een betere besluitvorming kunnen plaatsvinden bij nieuwe opgravingen en uitwerkingen Tijd en geldmiddelen kunnen efficiënter worden ingezet als men tevoren een monster eerst globaal scant en vergelijkt met het algemene beeld teneinde een eventueel nader onderzoek te beperken tot de afwijkende en bijzondere zaken Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de wensen die in de Gemeentelijke Onderzoeksagenda Archeologie staan geformuleerd Het voorliggende rapport geeft de resultaten weer van fase : het creëren van een voedingseconomische standaard voor Alkmaar 9 Gotjé 99 Dit is mede veroorzaakt door het feit dat beerputten (waarin meestal veel etensresten goed bewaard blijven) uit die tijd zeldzaam zijn Bitter 009a 0

4 7 Monsterselectie en analysetechniek Om de voedingseconomische standaard te realiseren zal in het ideale geval uit elke periode van de stedelijke geschiedenis een representatief aantal monsters geanalyseerd moeten worden Voor dit doel is uit het aanwezige bestand van grondmonsters een veertigtal monsters met een betrouwbare datering geselecteerd Het onderzoek aan deze monsters is in twee fasen uitgevoerd De eerste fase bestond uit het inventariseren van de inhoud Hierbij werd de conserveringstoestand, rijkdom en globale soortensamenstelling van het botanisch materiaal in de monsters onderzocht Het doel van dit onderzoek was het vaststellen van de waarde van de monsters voor een eventueel gedetailleerd vervolgonderzoek Op grond van de inventarisatieresultaten is in overleg met de gemeentelijke archeologische dienst besloten om negentien rijke monsters volledig te analyseren Aan de meeste van deze monsters is zowel onderzoek aan botanische macroresten, pollen als zoölogische resten4 verricht Uit de meeste voor botanisch onderzoek geselecteerde contexten zijn ook handverzamelde dierlijke resten onderzocht 4 BOTANISCHE MACRORESTEN Een overzicht van de geanalyseerde macrorestenmonsters met hun contextgegevens wordt gegeven in tabel Tabel Alkmaar, overzicht van geanalyseerde macrorestenmonsters locatie vondstnummer context datering Laat 9 04LAA0WP? WP 6000 Langestraat 68 00LANBPgrapen BPgrapen 50400 Langestraat 68 00LANBP BP 50400 Langestraat 6466 0LAN06BP0 BP0 50400 Langestraat 6466 0LAN9BP BP 400500 Langestraat 5 07LANBP BPonderlaag 5045 Langestraat 5 07LAN7BP BPpispot I 48500 Langestraat 5 07LAN7BP BPpispot II 48500 Langestraat 5 07LAN7BP BPlavabo 48500 Langestraat 5 07LAN7BP4 BP onderlaag 48500 Langestraat 5 07LAN87BP5 BP5 50450 Langestraat 5 07LAN00BP4 BP4 5560 Kapelkerk 0KPK8BP BP, profiel 400500 Laat 7 08LAA4tonput Tonput S008 57565 Laat 7 08LAA57BP BP 450600 Voordam/Zijdam 05VDA5BP BP sp 004 57060 Koningsweg 7 0KWE8BP6 BP6 57565 Relatief grote plantenresten zoals zaden, vruchten, takjes, bladfragmenten Microscopisch kleine resten zoals stuifmeel, sporen van algen en schimmels 4 Dierlijke resten als botten, schelpen en visresten

8 Gedempte Nieuwesloot 9 08GNIBP BP 60660 Canadaplein 00CAN0BP4 BP4 (spoor A) 700785 Alle monsters zijn eerst met water gezeefd over een set zeven met maaswijdten van 05, 05, en mm De twee grootste fracties (0 en 0 mm) zijn in hun geheel onderzocht Van de twee kleine fracties is steeds een representatieve steekproef genomen Voor de analyse is een opvallendlichtmicroscoop met vergrotingen tot 50 maal gebruikt De inventarisaties en de analyses zijn verricht door L KubiakMartens 4 POLLEN Vóór het zeven is uit elk macrorestenmonster een submonster genomen voor pollenanalyse Doel van het pollenonderzoek was aanvullende informatie over de voedingsgewoonten te verkrijgen Veel groenten en kruiden worden namelijk geoogst in een stadium waarin zich nog geen zaden aan de plant bevinden Eigenlijk geldt dit voor alle blad, stengel en knolgewassen De kans dat zaden van deze gewassen in beerputten en soortgelijke contexten terechtkomen, is dan ook klein De ervaring leert dat veel groenten en keukenkruiden een grotere kans hebben om door middel van pollenonderzoek te worden aangetoond dan door zadenonderzoek De pollenmonsters zijn chemisch behandeld volgens een standaardmethode5 Dit werk is gedaan door M Konert6 De preparaten zijn met een doorvallendlichtmicroscoop bij een vergroting tot 400 maal geanalyseerd Indien nodig zijn determinaties verricht bij sterkere vergrotingen en/of door middel van fasecontrastmicroscopie De pollenmonsters zijn niet op de binnen pollenonderzoek gebruikelijke manier gekwantificeerd, maar alleen gescand op de aanwezigheid van cultuurgewassen en darmparasieten Hierbij zijn de preparaten in hun geheel doorgekeken en zijn de relevante soorten in grootteklassen geregistreerd Dit werk is verricht door M van Waijjen 4 ENDOPARASIETEN Tijdens de pollenanalyse zijn in veel preparaten eieren van darmparasieten aangetroffen Hierbij gaat het in de meeste gevallen om spoelworm (Ascaris) en zweepworm (Trichuris) Beide soorten eieren zijn resistent tegen de vrij agressieve chemische behandeling die de pollenmonsters hebben ondergaan Een test, waarbij een minder agressieve bereidingsmethode is toegepast, de zogenaamde Stollmethode,7 leverde geen grotere verscheidenheid aan darmparasieten op dan de acetolysemethode die voor pollenonderzoek wordt gebuikt Daarom is de endoparasietenanalyse uitgevoerd aan de pollenpreparaten 5 Fægri et al 989 Laboratorium voor sedimentanalyse, Vrije Universiteit Amsterdam 7 Thienpont et al 986, 4 6

44 9 ZOÖLOGISCH ONDERZOEK Het grootste deel van de dierlijke resten is met de hand verzameld Een kleinere hoeveelheid is afkomstig uit botanische zeefmonsters ( mm maaswijdte) De datering van de beerputten loopt van de tweede helft van de 4e eeuw tot de tweede helft van de 8e eeuw (tabel 4) Er is naar gestreefd om zoveel mogelijk aan te sluiten bij het botanisch onderzoek Door de grote hoeveelheid materiaal (met name visresten) in de botanische zeefresiduen was dit binnen het beschikbare budget echter niet in alle gevallen te realiseren8 Het archeozoölogisch onderzoek richtte zich op het verzamelen van informatie over de voedingsgewoonten van de bewoners en de gehouden dieren (pluim)vee en andere huisdieren door de eeuwen heen Daarbij is zowel gekeken naar eventuele veranderingen door de tijd heen als naar aanwijzingen voor een hogere of lagere sociaaleconomische status van de bewoners Tabel 4 Overzicht van onderzochte dierlijke resten: aantallen per context en verzamelwijze context datering verzamelwijze zoogdier vogel vis mollusk amfibie totaal 00CAN, vnr 0 700785 zeef mm 8 4 56 59 0LAN, vnr 05 0LAN, vnr 06 50400 50400 hand 9 9 zeef mm 4 4 55 7 0LAN, vnr 9 400500 hand 7 0 6 4 zeef mm hand 5 6 zeef mm 05VDA, vnr 5 57060 07LAN, vnrs 85, 86 07LAN, vnr 87 50450 hand 67 76 6 60 50450 zeef mm 5 8 94 5 07LAN, vnr 4 07LAN, vnr 5045 5045 hand 0 0 zeef mm 0 5 6 07LAN, vnr 7 48500 hand 97 74 45 686 zeef mm hand 4 9 50 508 zeef mm 7 08GNI, BP 8 60660 Dit geldt voor de visresten uit 0LAN06BP0 en 07LAN/4BP

0 08LAA, vnr 54/57 08LAA, vnr57 450600 hand 57 9 60 46 475550 zeef mm 7 0 08RTVX, vnr 55 575650 hand 08 79 4 5 67 De resten van zoogdieren en vogels zijn onderzocht door JT Zeiler, de visresten door DC Brinkhuizen9 De schelpdieren zijn gedetermineerd door W Kuijper0 Het materiaal is, voor zover mogelijk, gedetermineerd op soort, geslacht of familie met behulp van de recente vergelijkingscollecties van de onderzoekers en van het Groninger Archeologisch Instituut (GIA) Vervolgens zijn de fragmenten geteld en, met uitzondering van de visresten, gewogen Het gewicht van de resten van een bepaalde diersoort is een ruwe maat voor de vleesopbrengst van die soort Gewichtspercentages zijn in dit opzicht een betere indicatie dan het aantal resten, voor zover het om zoogdieren en vogels gaat Daarnaast zijn bijzondere kenmerken van het materiaal, zoals brand, slacht en vraatsporen en pathologieën genoteerd Waar mogelijk werd de sexe bepaald De visresten zijn vanwege hun geringe afmetingen bestudeerd onder een stereomicroscoop met een 6 x, een 6 x of een x vergroting Van elke rest werd eerst bepaald of deze determineerbaar was en zo ja, tot welke groep van skeletelementen de rest behoorde Met betrekking tot het toewijzen van de skeletelementen aan een bepaalde groep is enige uitleg nodig Het skelet van een vis bestaat uit afzonderlijke elementen die op grond van het aantal waarin zij voorkomen, worden toegewezen aan één van de volgende vier groepen: ongepaarde, gepaarde, ongepaarde en gepaarde seriale elementen Van een ongepaard element is er per individu slechts één exemplaar aanwezig (groep I) Van de gepaarde elementen zijn per individu één linker en één rechter exemplaar aanwezig (groep II) De meeste elementen van het kop, schouder en bekkenskelet van de vis behoren tot groep I of II Omdat veel elementen van groep I en groep II kenmerkend voor de soort zijn, zijn de resten van deze elementen voor zover mogelijk tot op soort gedetermineerd Dit is gedaan door de rest te vergelijken met het corresponderende element uit het skelet van vissen waarvan de soort bekend is Voor resten van de soorten schol (Pleuronectes platessa), bot (Platichthys flesus) en schar (Limanda limanda) vond determinatie tot op soort plaats aan de hand van soortspecifieke kenmerken die Wouters et al (007) voor een groot aantal elementen uit groep I en II vonden Seriale elementen zijn elementen die gelijkvormig zijn en waarvan er twee of meer op een rij liggen Sommige seriale elementen bevinden zich in één rij in het mediane vlak Het zijn ongepaarde seriale elementen (groep IV) Wervels en harde vinstralen (stekels) en vinstraaldragers van de ongepaarde vinnen behoren hiertoe Andere seriale elementen bevinden zich in één of meer rijen ter 9 Stichting Monument en Materiaal, Groningen Archeologisch Centrum Universiteit Leiden Voor een uitgebreidere uitleg hierover wordt verwezen naar Brinkhuizen 989 0

weerszijden van de vis (groep III) Tot deze gepaarde seriale elementen behoren bijvoorbeeld de schubben, branchiostegalia, ribben, delen van het kieuwboogskelet en de zachte stralen van de ongepaarde en gepaarde vinnen De wervels zijn voor zover mogelijk tot op soort gedetermineerd (groep IV) In beperkte mate geldt dit voor de resten van de seriale elementen van groep III De reden hiervoor is dat het merendeel ervan niet of niet verder dan tot op familieof geslachtsniveau gedetermineerd kan worden Met andere woorden: determinatie van deze resten zou weinig of geen nieuwe gegevens opleveren Wel is nagegaan of één of meer van de resten kunnen hebben toebehoord aan andere geslachten en families dan bij de gedetermineerde resten van de gepaarde elementen en wervels zijn aangetroffen Dit bleek niet het geval te zijn De analyse van de (slacht)leeftijden van de zoogdieren geschiedde op basis van de gegevens van Habermehl (975) Informatie over de slachtmethoden is verkregen uit de verdeling van de skeletelementen per soort en van de locatie van de slachtsporen op de botten Bij de interpretatie van de verdeling van de skeletelementen zijn twee aspecten van belang: het onderscheid in slacht en consumptieafval en het opdelen van de elementen naar vleeskwaliteit Wat het eerste punt betreft worden hier hoornpitten en alle elementen van de onderpoten (middenhands en voetsbeenderen, hand en voetwortelbeentjes en teenkootjes) als slachtafval beschouwd De overige elementen, dus met inbegrip van de craniale beenderen (schedel, boven en onderkaak), worden tot het consumptieafval gerekend Een uitzondering op dit punt moet worden gemaakt voor de onderpoten van varken: deze bevatten meer vlees dan die van runderen, schapen en geiten en dienen om die reden tot het consumptieafval te worden gerekend Voor de indeling van de elementen naar vleeskwaliteit is grotendeels de methode van Uerpmann (97) gevolgd Hierbij wordt een indeling gehanteerd in drie klassen, waarbij A en B het consumptieafval omvatten, en C het slachtafval (opnieuw met uitzondering van de onderpoten van varken): A Vleesrijke delen: wervels (vertebrae), schouderblad (scapula), opperarmbeen (humerus), bekken (pelvis) en dijbeen (femur) B Vleesarme(re) delen: schedel (cranium), onder en bovenkaak (mandibula en maxilla), ribben (costae), spaakbeen (radius), ellepijp (ulna), scheenbeen (tibia) en kuitbeen (fibula) C Delen met zeer weinig of geen vlees: hoornpitten en gewei, middenhands en voetsbeenderen (metapodia), hand en voetwortelbeentjes (carpalia en tarsalia) en teenkoten (phalanges) In een aantal gevallen was het mogelijk om schofthoogtes te bepalen Daarbij is gebruik gemaakt van de gegevens van Harcourt voor hond, Matolcsi voor rund en Teichert voor schaap Maten zijn genomen volgens de methode van Von den Driesch (976) De codering van de gegevens gebeurde aan de hand van de AHRmodule Zoölogie De uitwerking van de gegevens is verricht met behulp van Access Harcourt 974; Matolcsi 970; Teichert 975 Projectgroep Archeologie AHR 00

5 Resultaten macroresten en pollenonderzoek De resultaten van het macrorestenonderzoek staan weergegeven in bijlage (a en b) De resultaten van het pollenonderzoek staan in bijlage (a en b) De aangetroffen soorten zijn voor de overzichtelijkheid onderverdeeld in gebruiksplanten en wilde planten Binnen de categorie gebruiksplanten is een onderverdeling aangebracht die is gebaseerd op het vermoedelijke vroegere gebruik In sommige gevallen wijkt dit af van het huidige gebruik De wilde planten zijn ingedeeld op grond van de huidige vegetatiestructuur en abiotische standplaatsfactoren als vochtgehalte, trofietoestand en zuurgraad4 De indeling van de pollentypen is minder nauwkeurig dan die van de macroresten Dat komt omdat pollen vaak niet zo nauwkeurig gedetermineerd kunnen worden als zaden en vruchten Bij de bespreking van de resultaten voor zoveel mogelijk uitgegaan van een chronologische volgorde, met de globale datering van de vindplaats als uitgangspunt In enkele gevallen wordt om praktische overwegingen van een zuiver chronologische volgorde afgeweken Het gaat hierbij om locaties waar meerdere contexten zijn onderzocht, die onderling iets verschillen in datering 5 LAAT 04LAA 5 Archeologische context Een nieuwbouwproject bij Laat 9 werd in 004 voorafgegaan door een opgraving Daarbij werd onder meer een waterput opgegraven bestaande uit twee op elkaar geplaatste houten tonnen5 De onderste ton bestond uit duigen die een licht verschillende dendrochronologische datering leverden, tussen 4 AD ± 6 en 58 AD ± 6 De inhoud (vondstnummers 04LAA8 en 9) zal ongeveer tussen 60 en 00 gedateerd moeten worden, hetgeen goed correspondeert met de sortering aan keramiekvondsten uit de grond waarmee de waterput is gedempt Het grondmonster voor ecologisch onderzoek (vondstnummer 04LAA0) komt uit deze dempingsgrond Over welstand of andere sociale aspecten is op basis van de keramiekvondsten geen uitspraak mogelijk 5 Resultaten botanisch onderzoek Van de locatie Laat 9 is een monster uit de waterput (04LAA0WP) zowel op macroresten als op pollen onderzocht De datering van dit monster ligt tussen 60 en 00 5 Granen en dergelijke In het monster zijn maar weinig resten van gebruiksplanten gevonden Wat de granen betreft zijn enkele macroresten van rogge (Secale cereale) aangetroffen Pollen was aanwezig van rogge en gerst en/of tarwe (Hordeum/Triticum type) 4 5 Tamis et al 004 De JongLambregts 007, 89: waterput spoor C

Ook graanzemelen zijn gevonden Rogge, gerst en tarwe zijn normale vondsten in eeeuwse contexten 5 Fruit, zuidvruchten en noten Wat het fruit betreft zijn alleen enkele vijgenpitten (Ficus carica) gevonden Vijgen werden in de e eeuw veel gegeten 5 Groenten en peulvruchten Uit deze categorie zijn geen vondsten gedaan 54 Kruiden en specerijen Uit deze categorie zijn geen vondsten gedaan 55 Overige gebruiksplanten Wat de overige gebruiksplanten betreft zijn alleen macroresten gevonden van raapzaad (Brassica rapa) en pollen van vlas (Linum usitatissimum) Olie van raapzaad was destijds een veelgebruikt product in de keuken Vooral tijdens de vastenperioden, wanneer dierlijke vetten verboden waren, werden maaltijden met deze olie bereid Ook werd raapolie voor verlichting gebruikt en werden veel geneesmiddelen destijds getrokken in raapolie Raapolie was echter kantenklaar te koop Het is daarom niet helemaal duidelijk hoe de vondst van de zaadfragmenten verklaard moet worden De cultuur van raapzaad zal echter ongetwijfeld tot verwildering en opslag tussen andere cultuurgewassen hebben geleid De kans dat het raapzaad bijvoorbeeld met graan is meegeoogst, is dan ook behoorlijk groot Onkruiden van akkers kwamen vroeger vaak samen met andere etensresten in beerputten en vergelijkbare contexten terecht Vlas werd in de Middeleeuwen veel verbouwd voor de oliehoudende zaden (het lijnzaad) en de vezels, waar textiel van werd geweven (linnen) 56 Wilde planten Tijdens de onkruidanalyse zijn voornamelijk zaden van akkeronkruiden gevonden Deze zijn samen met het consumptieafval in de waterput terecht gekomen, misschien tijdens een latere fase in het gebruik van de waterput, nadat deze misschien in onbruik was geraakt Ook zijn enkele zaden van grasland, oever en waterplanten gevonden Dit leverde aanwijzingen op voor de aanwezigheid van brakke graslanden in de nabije omgeving Het is uiteraard mogelijk dat de grasland oever en waterplanten uit de darminhoud van bijvoorbeeld geslacht gevogelte (ganzen, eenden) afkomstig zijn 57 Darmparasieten Er zijn geen resten van darmparasieten gevonden 5 Resultaten zoölogisch onderzoek Er is geen botmateriaal in de waterput aangetroffen

5 LANGESTRAAT 68 00LAN (STADSKASTEEL) 5 Archeologische context 4 Een winkeluitbreiding achter Langestraat 68 leidde in 000 tot de ontdekking van maar liefst vier grote bakstenen huizen uit de e en vroege 4e eeuw, op de westhoek met de Houttil Op de hoek stond een huis, dat gezien de gebruikte baksteen uit de tweede helft van de e eeuw zal dateren Aan de westkant liep een steeg en hierin was aan het huis een vierkante beerput gemaakt Begin 4e eeuw werd aan de andere zijde van de steeg een bakstenen huis gebouwd met een opmerkelijke breedte, onder de latere panden Langestraat 6 en 8 Aansluitend aan de beerput van het hoekpand werd een enorme rechthoekige beerput gemaakt onder de achtergevel van dit huis (beerput uit de opgraving) In de dikke beerlaag werd een beetje huisafval aangetroffen, met een Siegburg steengoed Jacobakan met 8 grapen en een bakpan van rood aardewerk die alle dateerbaar zijn in de late 4e, vroege 5e eeuw Het huis moet, gezien het bouwmateriaal en de afmetingen, in de 4e5e eeuw hebben behoord bij de elite van Alkmaar6 5 Resultaten botanisch onderzoek Uit beerput zijn twee monsters onderzocht die beide gedateerd zijn tussen 50 en 400 Eén monster is afkomstig uit de vulling van de beerput zelf, een tweede monster is afkomstig uit een grape7 die in de beerput is aangetroffen Beide monsters zijn zowel op macroresten als op pollen onderzocht Omdat de samenstelling van de monsters niet wezenlijk verschilt, worden de analyseresultaten hieronder samen besproken 5 Granen en dergelijke Wat de macroresten betreft zijn resten gevonden van boekweit (Fagopyrum esculentum), pluimgierst (Panicum miliaceum), haver (Avena sativa) en rijst (Oryza sativa) Daarnaast is een grote hoeveelheid zemelen aangetroffen waarvan niet kon worden vastgesteld van welke graansoort deze afkomstig zijn In het pollenmonster is stuifmeel gevonden van rogge, boekweit en gerst/tarwe Boekweit behoort botanisch gezien niet tot de granen, maar wordt hier uit praktische overwegingen (het is immers ook een meelleverancier) wel toe gerekend 8 Van dit pseudograan zijn onder andere enkele kafresten gevonden Het gaat om de zogenaamde vruchtklepjes (doppen) die normaal gesproken vóór de consumptie van het zaad (in een grutterij) werden verwijderd, maar waarvan altijd wel fragmenten in gedorste boekweit achterbleven die uiteindelijk in een 6 Opgraving helaas ongepubliceerd De gemeente heeft wel een interne rapportage over de archeologische resultaten door L Veenstra en R Roedema 7 Een grape is een driepotige kookpot die in de Middeleeuwen veel werd gebruikt 8 Echte granen behoren tot de grassenfamilie, terwijl boekweit tot de duizendknoopfamilie behoort Uit de naam boekweit kan echter worden afgeleid dat men het gewas vroeger wel degelijk als een graan gebruikte Het middelnederlandse woord boeck betekent beuk, vanwege de op beukennootjes gelijkende zaden, en weit betekent tarwe Overigens is het woord graan afgeleid van het middelnederlandse woord grein dat korrel betekent, en behoorden erwten en bonen vroeger tot de ronde granen

5 beerput terecht konden komen Boekweit was in de Middeleeuwen een populair graan Van haver zijn enkele gemineraliseerde korrels gevonden Omdat de kafresten zich nog aan de korrels bevonden weten we zeker dat het om gecultiveerde haver gaat (Avena sativa) en niet om het akkeronkruid oot (Avena fatua) of ruwe haver (Avena strigosa) Wat de vondst van de haverkorrels in de beerput te betekenen heeft is niet helemaal duidelijk Haver staat namelijk niet bekend als een graan dat in de LateMiddeleeuwen veel door mensen werd gegeten Het speelde wel een belangrijke rol in de bierbrouwerij Voordat gerst in ons land als moutgraan werd ontdekt, vormde haver het belangrijkste bestanddeel van het brouwsel9 Daarnaast werd haver vooral als dierenvoedsel gebruikt Uit de inkooprekeningen van het Tolhuis bij Lobith (begin 5e eeuw) blijkt bijvoorbeeld dat haver werd gebruikt om paarden, varkens en zwanen te voeden0 Door het hoge vet en eiwitgehalte werd haver vroeger ook als krachtvoer voor melk en jongvee gebruikt In Vlaanderen werd het gebruikt om mestzwijnen, schapen, koeien, paarden en ganzen te voeden In de vorm van gort werd het echter ook wel voor menselijke consumptie gebruikt In zijn beroemde kruidenboek schrijft Dodoens (554) echter dat haver voor mensen niet geschikt is, tenzij zij door uiterste hongersnood gedwongen worden brood van dit graan te bakken Brood van haver is namelijk onlieflijck van smaeck Pluimgierst was in de prehistorie een belangrijk cultuurgewas, maar werd daarna niet meer zoveel gegeten Pas vanaf de 6e eeuw wordt het weer regelmatig in beerputten en dergelijke gevonden Volgens Dodoens was gierst in de 6e eeuw in Nederland echter nauwelijks bekend Het klimaat in Nederland was volgens hem te nat om gierst te verbouwen4 Volgens Blankaart werd gierst aan het eind van de 7e eeuw wel hier en daar in ons land verbouwd op droge, warme standplaatsen Waarschijnlijk is de pluimgierst afkomstig uit een zandig gebied Op zandige bodems, die snel opwarmen, kan pluimgierst ook in ons land wel met enig succes verbouwd worden Het is goed mogelijk dat de gierst op de geestgronden ten zuidwesten van Alkmaar werd verbouwd Van het meel werd volgens Blankaart brood, gebak (macarons) en marsepein gemaakt De Volmaakte Holandsche KeukenMeid geeft een recept voor Gierst struiven, een struifkoek (zie voetnoot 8) waarin een half kommetje raauwe gierst wordt verwerkt5 Van rogge zijn geen macroresten gevonden, maar we denken toch dat een groot deel van de in de monsters aangetroffen zemelen van dit graan afkomstig is Tussen de onkruiden zijn namelijk veel zadenvondsten gedaan van planten die veel op roggeakkers groeien Het gaat onder andere om schapenzuring, gewone spurrie en knopherik Vondsten van deze onkruiden worden in archeologische context vaak in relatie met rogge gedaan 9 Doorman 955, 9698 Van Winter 98, 9 Bieleman 99, 9 Thoen 988, 705 Dodoens 644, 84 4 Dodoens 554, 507 5 De Volmaakte Hollandsche KeukenMeid 76, 4 0

6 Hoewel de vondsten van haver, boekweit, pluimgierst, rogge en tarwe/gerst voor laatmiddeleeuwse begrippen normaal zijn, geldt dit beslist niet voor rijst Kafresten van rijst worden vanaf de 6e eeuw regelmatig in beerputten aangetroffen, maar uit 4eeeuwse contexten zijn tot op heden geen zekere vondsten bekend (zie figuur ) Een mogelijk vroegere rijstvondst komt uit Maastricht De datering van de context waarin deze vondst is gedaan, is echter nogal ruim: 0505006 In schriftelijke bronnen die het Nederlandse cultuurgebied beslaan, komt rijst vanaf de 5e eeuw voor7 De rijstvondst in de beerput van het stadskasteel is dus zeldzaam, en het lijkt daarom voor de hand te liggen de vondst in verband te brengen met de rijkdom van de vroegere bewoners of hun bezoekers De rijst is zeker geïmporteerd Verbouw van rijst is in Nederland om klimatologische redenen niet mogelijk Het dichtstbijzijnde mogelijke herkomstgebied van de rijst is het MiddellandseZeegebied Figuur Kaf van rijst uit een middeleeuwse beerput ( BIAX Consult) Hoe de rijst door de vroegere bewoners van het stadskasteel werd gegeten valt niet te achterhalen, omdat kookboeken uit de 4e eeuw ontbreken Het oudste kookboek uit ons cultuurgebied is het Notabel Boecxken van Cokeryen, dat omstreeks 54 in Brussel werd gedrukt Hierin staan meerdere recepten waarin rijst voorkomt Het wordt bijvoorbeeld samen met gepelde amandelen en saffraan in koeienmelk gekookt, en waarschijnlijk als pap of pudding gegeten8 Omdat oude kookboeken vaak recepten bevatten die een lange traditie bezitten, is het goed mogelijk dat de laatmiddeleeuwse bewoners van het stadskasteel de rijst op vergelijkbare wijze hebben gegeten 5 Fruit, zuidvruchten en noten Uit deze categorie zijn resten gevonden van hazelnoot (Corylus avellana), walnoot (Juglans regia), vijg (Ficus carica), aardbei (Fragaria), appel (Malus domestica), peer (Pyrus communis), mispel (Mespilus germanica), kers (Prunus avium/cerasus), aalbes (Ribes rubrum), zwarte bes (Ribes nigrum), blauwe bosbes (Vaccinium myrtillus), 6 Bakels 007 Unger 96, 66; Hüffer 95, 88; Van Winter 98, 46 8 JansenSieben & Van der MolenWillebrands 994, 4 7

7 zwarte moerbei (Morus nigra), framboos (Rubus idaeus), verschillende soorten pruimen (Prunus domestica), gewone braam (Rubus fruticosus), dauwbraam (Rubus caesius) en druif/krent/rozijn (Vitis vinifera) Alle fruitsoorten zijn normale verschijningen in 4eeeuwse context Aardbeien waren blijkbaar heel populair, want hier zijn honderden pitten van gevonden Ze zijn afkomstig van bosaardbeien (Fragaria vesca) of grote bosaardbeien (Fragaria moschata) Deze aardbeien werden in het wild verzameld, maar ook in tuinen verbouwd Met onze huidige gecultiveerde aardbeien hebben ze niets gemeen, want die stammen af van Amerikaanse voorouders9 In de beerput zijn ook veel kersenpitten gevonden De kersen zijn afkomstig van diverse variëteiten van zoete kers (kriek, Prunus avium) of zure kers (morel, Prunus cerasus) Zuivere vormen van zoete en zure kers zijn wel aan de vorm van de pitten te herkennen, maar vroeger bestonden door bewuste en onbewuste kruisingen zoveel verschillende tussenvormen van kersen dat archeologische pitten vaak niet betrouwbaar zijn te determineren Sommige relatief grote langwerpige pitten vertonen grote gelijkenis met de pitten van kersen die tegenwoordig hier en daar nog bekend staan onder de naam Spaanse kers Van pruimen zijn pitten gevonden met verschillende vormen Over welke pruimenvariëteiten het gaat, weten we echter niet helemaal zeker Pruimenpitten uit archeologische context kunnen namelijk alleen gedetermineerd worden door deze te vergelijken met pitten van tegenwoordig nog bestaande, oude pruimenrassen Als de in archeologische context aangetroffen pitten afkomstig zijn van rassen die zijn uitgestorven, zijn ze niet precies op naam te brengen De pruimen met pitten van het type GRO5 behoren tot een zeer oud ras: de boerewitte Binnen dit type bestonden vroeger de enkele boerewitte (=GRO5a) en de dubbele boerewitte (= GRO5b) De dubbele boerewitte is een pruim met een opmerkelijk diepe naad De kleur is niet wit, zoals de naam doet vermoeden, maar groenachtig geel De enkele boerewitte is de voorloper van de dubbele, kleiner van afmeting en iets geler van kleur Beide pruimen werden vroeger veel in ons land verbouwd vanwege hun rijke smaak Volgens Knoop behoorden ze tot de smakelijkste pruimen40 De pitten van het type GRO7 behoren tot de echte pruimen (Prunus domestica subsp domestica) Deze grote, ovale, donkere pruimen werden kwetsen genoemd De hierboven genoemde boerewitte behoort tot het kroosjestype (Prunus domestica subsp insititia) Mispels zijn merkwaardige vruchten die tegenwoordig niet veel meer worden gegeten De vruchten hebben de vorm van grote, bruine rozenbottels (zie figuur ) en bevatten veel grote pitten Mispels zijn pas eetbaar als ze bijna verrot zijn (zo rot als een mispel) Ze worden in november, na enkele nachtvorsten geoogst, waarna ze op een vorstvrije plaats narijpen maar net niet verrotten De grote, houtige pitten worden in middeleeuwse context vaak gevonden, waaruit we afleiden dat de vruchten destijds zeer werden gewaardeerd 9 40 Van Haaster 997a, 88 Knoop 76

Figuur 8 Vruchten van mispel ( P Schoe) Zwarte moerbeien zijn sappige, op bramen lijkende vruchten die tegenwoordig in ons land niet veel meer worden gegeten (figuur 4) In de Middeleeuwen werd van de vruchten (destijds moerbesien genoemd) een wijn gemaakt die moraat werd genoemd4 De vruchten werden ook gedroogd en gekonfijt De moerbeiboom is oorspronkelijk afkomstig uit het MiddellandseZeegebied, maar werd al vanaf de LateMiddeleeuwen in ons land aangeplant Volgens Lindemans behoort de moerbei tot het 'luxe fruit' en werd de boom niet geplant in gewone boomgaarden maar in de wat meer elitaire tuinen zoals kasteeltuinen, pastorieën en lusthoven4 4 4 Baudet 904, Lindemans 95 (II), 05

Figuur 4 5 9 Zwarte moerbeien ( Fotero) Groenten en peulvruchten Wat de groenten en peulvruchten betreft, is pollen van tuinboon gevonden en een fragment van een erwt (Pisum sativum) Het pollen is vrijwel zeker afkomstig van paardenboon (Vicia faba var minor) De grote tuinbonen (Vicia faba var major) die wij tegenwoordig eten bestonden in de Middeleeuwen nog niet (zie paragraaf 5) Erwten behoren al vele tientallen eeuwen tot het basisvoedsel van de mens Vroege vermeldingen van erwten hebben meestal betrekking op gedroogde erwten, waarvan meerdere vormen bestonden4 Zowel erwten als paardenbonen werden in de Middeleeuwen veel gegeten 54 Kruiden en specerijen Uit deze categorie zijn vondsten gedaan van dille (Anethum graveolens), zwarte mosterd (Brassica nigra), kervel (Anthriscus cerefolium), koriander (Coriandrum sativum) en kruidnagel (Syzygium aromaticum) Zaden van dille worden in archeologische context niet vaak gevonden Het is een kruid dat oorspronkelijk afkomstig is uit het MiddellandseZeegebied en het wordt vanaf de Romeinse tijd in onze streken verbouwd44 Waar dille in de 4e eeuw precies voor werd gebruikt is niet zeker Het wordt genoemd in Den Herbarius in Dyetsche, het enige middeleeuwse kruidenboek dat uit ons cultuurgebied bewaard is gebleven45 Het werd omstreeks 500 in Antwerpen gedrukt en is gebaseerd op een aantal kruidenboeken uit het laatste kwart van de 5e eeuw In Den Herbarius worden alleen geneeskundige toepassingen van dille beschreven Fijngestampt dillezaad vermengd met heemstwortel en zwijnenvet is volgens de schrijver goed tegen ontstoken blaren en puisten Volgens hem is het 4 Van Haaster 997a, 7 Pals 997, 4 45 Vandewiele 974 44

0 voor mannen niet goed om teveel dillezaad te eten, want het zou het sperma verteren46 Culinaire toepassingen van dille staan pas in kookboeken uit de 6e eeuw beschreven Van zwarte mosterd zijn enige honderden (zaad)fragmenten gevonden Dit duidt ongetwijfeld op het gebruik van mosterd Mosterd werd gemaakt door de olierijke zaden fijn te malen en te vermengen met azijn Mosterdsaus (pekel of pekele genoemd) werd beschouwd als een goede saus bij allerlei taaie en rauwe spijzen, hetzij vlees of vis, omdat het deze voedingsmiddelen zou helpen verteren Overigens werd mosterd destijds bij voorkeur gemaakt van witte mosterd, waarvan in het monster geen zaden zijn gevonden Van koriander is relatief veel pollen gevonden (zie figuur 5) Koriander was een belangrijk bestanddeel van twee in de Middeleeuwen populaire kruidenwijnen: clareyt en ypocras Dit zijn wijnen waarin afhankelijk van de soort veel kruiden, waaronder koriander, samen met suiker, kruidnagel, lakmoes, saffraan etc in rode of witte wijn werden gekookt of opgewarmd De kruiden werden er daarna uitgefilterd met een speciale zeef: de clareytsac, en dan vaak gebruikt in sauzen en mosterd Figuur 5 Pollen van koriander uit een middeleeuwse beerput ( BIAX Consult) Kruidnagels (pollenvondsten) kunnen eveneens gebruikt zijn om de wijn te kruiden Bij de bereiding van andere gerechten kunnen ze uiteraard ook gebruikt zijn Vooral in vleesgerechten werden groffelsnaghelen veel gebruikt47 Ook van kervel is pollen gevonden Hoe de kervel in de 4e eeuw precies werd gebruikt, weten we niet helemaal zeker Het komt wel voor in een 5eeeuws zuidnederlands recept voor roffiolen48 Roffio(e)len zijn een soort pasteitjes van twee plakken gistdeeg met een vulling ertussen Ze zijn vergelijkbaar met onze huidige ravioli Ook komt kervel voor in een jongere uitgave van Den Herbarius in Dyetsche, maar er worden hier alleen medicinale toepassingen van dit kruid beschreven Zo zou het onder andere goed zijn tegen darmparasieten49 Dat de 46 Vandewiele 974 Zie bijvoorbeeld het Notabel Boecxken van Cokeryen: JansenSieben & Van der MolenWillebrands 994 48 Braekman 986, zie ook wwwcoquinarianl 49 Zie wwwvolkoomennl 47

bewoners van het stadskasteel last hadden van darmparasieten, is gebleken uit het pollenonderzoek (zie paragraaf 56) 55 Overige gebruiksplanten Uit deze categorie zijn alleen vondsten gedaan van raapzaad De zaden zijn waarschijnlijk afkomstig van als akkeronkruid voorkomende planten Als ze in de raapolie hadden gezeten dan waren ze waarschijnlijk sterk gefragmenteerd geweest 56 Darmparasieten In de pollenmonsters zijn eieren van twee soorten darmparasieten gevonden Het gaat om de spoelworm en de zweepworm Beide soorten kunnen bij de mens voorkomen en worden veel in beerputten aangetroffen Blijkbaar waren vroeger veel mensen met darmparasieten geïnfecteerd Dit blijkt ook uit de vele middeltjes tegen darmparasieten die in oude kruidenboeken worden beschreven50 57 Wilde planten In de monsters zijn geen onkruiden gevonden die een aanwijzing zijn voor import van graan uit een ander klimaatgebied Een aantal soorten, zoals knopherik, schapenzuring, gewone spurrie en eenjarige hardbloem wordt in archeologische context vaak samen met rogge gevonden Waarschijnlijk zijn de zaden van de onkruiden door het eten van dit graan in de beerput terecht gekomen 5 Resultaten zoölogisch onderzoek Er komt uit deze beerput heel weinig huisafval, namelijk een handvol potscherven en slechts botten: een kaak van een volwassen schaap/geit, een ellepijp van een jonge hond en een griffelbeentje van een paard (determinatie Sjaak Waterlander) 5 LANGESTRAAT 0LAN, HUIS REKET 5 Archeologische context In 00 werd bij de verbouwing van een groot winkelcomplex bij Langestraat 6466 (voormalig warenhuis Kofa Spruijt) een omvangrijke inpandige opgraving gedaan Het warenhuis was bij eerdere verbouwingen al voorzien van een inwendige betonconstructie, waardoor de ondergrond talrijke verstoringen vertoonde Desondanks werden in het midden van het complex de resten opgegraven van een groot bakstenen huis uit de vroege 4e eeuw, waar in de 5e eeuw nog een fors onderkelderd zijhuis met opmerkelijke traptoren aan was toegevoegd Het huis was in de 5e eeuw van één van de meest vooraanstaande families van Alkmaar, de ouders van de beroemde Claas Corff, en het droeg de naam Het Reket Bij dit huis werden drie opeenvolgende beerputten 50 Brinkkemper & Van Haaster 0

opgegraven De oudste beerput was een rechthoekige put tegen de achterkant van het huis met wat vondstmateriaal uit de late 4e en eerste helft 5e eeuw (beerput 0; vondstnummer 0LAN06BP0) Het onderzoek strekte zich uit over meerdere kavels naast elkaar Van het huis aan de westkant van Het Reket waren de funderingen vrijwel alle reeds verstoord, maar er werd wel een beerput van gevonden (beerput ; vondstnummer 0LAN9BP) De vrij grote lengte van het pand en vooral ook de vondsten uit de beerput doen vermoeden dat ook dit een aanzienlijk huis zal zijn geweest Uit de beerput kwam namelijk een zeldzame 5eeeuwse bronzen wandkandelaar met wapenschildje5 5 Resultaten botanisch onderzoek Van de vindplaats 0LAN zijn twee beerputten onderzocht Vondstnummer 0LAN9BP is afkomstig uit een beerput die in de 5e eeuw is gedateerd Vondstnummer 0LAN06BP0 komt uit de tweede helft van de 4e eeuw 5 Granen en dergelijke In het 4eeeuwse monster zijn resten van haver, pluimgierst en rogge gevonden De roggekorrels waren verkoold Mogelijk zijn ze bij een ongelukje in de keuken verkoold geraakt en met ander keukenafval in de beerput terecht gekomen In het 5eeeuwse monster zijn resten van rogge en boekweit (pollen) gevonden Beide monsters worden gekenmerkt door enorme hoeveelheden graanzemelen We denken dat deze zemelen grotendeels van rogge afkomstig zijn, want onkruiden van roggeakkers zijn in beide monsters heel goed vertegenwoordigd 5 Fruit, zuidvruchten en noten De fruitspectra in de beerputten lijken veel op elkaar met hazelnoot, vijg, appel, peer, aardbei, zwarte moerbei, kers, meerdere soorten pruimen, aalbes, zwarte bes, druif/krent/rozijn en vlierbes (Sambucus nigra) De kleine verschillen die er in de fruitsamenstelling van de monsters bestaan, lijken niet relevant, daarom worden de resultaten hier samen besproken Alle fruitsoorten zijn normale verschijningen in laatmiddeleeuwse context Van pruimen zijn twee variëteiten gevonden, met de pitcodes GRO en GRO De pitten van het type GRO zijn identiek aan de pitten van een kroosjespruim (Prunus domestica subsp insititia) die tegenwoordig in ZuidFrankrijk nog kan worden aangetroffen: de St Julien pruim St Julienpruimen zijn kleine, donkerblauwe pruimen met een diameter van ca,5 cm Dit ras wordt tegenwoordig voornamelijk als onderstam gebruikt waarop modernere rassen worden geënt De pruimen zelf hebben dus tegenwoordig geen economische betekenis meer Gezien de archeologische vondsten van de pitten werden St Julienpruimen vroeger veel in ons land verbouwd De pitten van het type GRO hebben dezelfde vorm als de pitten van een oud pruimenras dat hier en daar nog wel in ons land kan worden gevonden: het 5 De wandkandelaar heeft een goede parallel in een vondst uit het grafelijk kasteel de Nieuwburg zie Bitter, Ostkamp en Roedema 00, 9