Gebruikershandleiding

Vergelijkbare documenten
Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding

Verkorte Handleiding DX-C200. Namen en locaties. De kopieerfunctie gebruiken. De scannerfunctie gebruiken. De faxfunctie gebruiken. Problemen oplossen

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding MFP kleur systemen. Aanteken vel. infotec kenniscentrum. Infotec gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding

Hulp krijgen. Systeemberichten. Aanmelden/Afmelden. Pictogrammen op het bedieningspaneel

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding

Afdrukmateriaal plaatsen in de standaardlade voor 250 vel

Kopiëren > Instellingen > Pagina's per zijde. Voor printermodellen zonder touchscreen drukt u op om door de instellingen te navigeren.

Xerox WorkCentre 6655 multifunctionele kleurenprinter Bedieningspaneel

Een fax verzenden. Het bedieningspaneel gebruiken. De computer gebruiken

Een fax verzenden. Het bedieningspaneel gebruiken. De computer gebruiken

Gebruikershandleiding

Xerox ColorQube 8700 / 8900 Bedieningspaneel

Xerox ColorQube 9301 / 9302 / 9303 Bedieningspaneel

Fax Connection Unit Type C Gebruiksaanwijzing

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding

Kopiëren. WorkCentre C2424-kopieerapparaat-printer

Gebruiksaanwijzing Website met toepassingen

LASERJET PRO 500 COLOR MFP. Naslaggids M570

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding

Opmerking: Zorg ervoor dat het formaat van het origineel en het kopieerpapier hetzelfde zijn. Zo voorkomt u dat een afbeelding wordt bijgesneden.

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding

Naslagkaart voor de 5210n / 5310n

Gebruikershandleiding

Kopiëren via de glasplaat. 1 Plaats het originele document met de bedrukte zijde naar beneden in de linkerbovenhoek van de glasplaat.

Xerox WorkCentre 7800-serie Bedieningspaneel

Gebruikershandleiding

Gebruiksaanwijzing. Website met toepassingen

LASERJET ENTERPRISE 500 COLOR MFP. Naslaggids M575

Kopiëren via de glasplaat. 1 Plaats het originele document met de bedrukte zijde naar beneden in de linkerbovenhoek van de glasplaat.

Eenvoudige afdruktaken

Speciale afdrukmethoden en - materialen

Kopiëren...5. Kopieën maken...5. Taakonderbreking...6 Een kopieertaak annuleren en...7. Voorbereiden op het per verzenden...

LASERJET ENTERPRISE COLOR FLOW MFP. Naslaggids M575

Opmerking: Stel de geleiders in op de juiste positie met behulp van de formaatindicatoren aan de onderkant van de lade.

Handleiding met informatie

Berichten op het voorpaneel

Een kopie maken. Multifunctionele printer Xerox WorkCentre 5945/5955. Startpagina Functies. Opdrachtstatus. Aanraakscherm. Start

Bedieningspaneel. Xerox AltaLink C8030/C8035/C8045/C8055/C8070 Multifunctionele kleurenprinter

2 mei Remote Scan

Het afdrukken van de opstartpagina in-/uitschakelen

Installatiehandleiding MF-stuurprogramma

LASERJET ENTERPRISE MFP. Naslaggids

Fiery Remote Scan. Fiery Remote Scan openen. Postvakken

Bedieningspaneel. Xerox WorkCentre 6655 multifunctionele kleurenprinter Xerox ConnectKey 2.0-technologie

Handleiding Wi-Fi Direct

Printerproblemen oplossen

Xerox WorkCentre 5845 / 5855 / 5865 / 5875 / 5890 Bedieningspaneel

Fiery Remote Scan. Verbinden met Fiery servers. Verbinding maken met een Fiery server bij het eerste gebruik

Handleiding AirPrint. Informatie over AirPrint. Instelprocedure. Afdrukken. Appendix

Universeellader vullen

Sharpdesk Mobile V1.1 Gebruikershandleiding

Installatiehandleiding software

Xerox WorkCentre 5735/5740/5745/ 5755/5765/5775/5790 Een kopie maken. Voorbereidingen. Scannen. Meer informatie

Uitleg over de kleuren van de slaapknop en de indicatielampjes

Gebruikershandleiding

Een kopie maken. Xerox WorkCentre 5845/5855/5865/5875/5890. Bedieningspaneel AOD. Glasplaat

Geavanceerde opties. Afdrukken op deelpagina's. Phaser 5500-laserprinter. In dit onderwerp wordt het volgende besproken:

Gebruikershandleiding

Eenvoudige afdruktaken

Xerox WorkCentre 7970 Bedieningspaneel

LASERJET PRO 400 MFP. Naslaggids M425

Gids Instelling Verzenden

Naslagkaart. Papier in de printer plaatsen. Laden vullen

Hier beginnen. Inktcartridges uitlijnen zonder een computer

Uw gebruiksaanwijzing. HP LASERJET

Sharpdesk Mobile V1.1 Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding

Gebruik van het Brother SmartUI Control Center op basis van Windows voor PaperPort 8.0 en Windows XP

Van start gaan. Inhoudsopgave. Quick User Guide - Nederlands

Over deze printer. Printeroverzicht 1. Lettertypelijst. Werken met kleuren. Papierverwerking. Onderhoud. Problemen oplossen. Beheer.

Versienotities voor de klant Fiery EX4112/4127, versie 2.5

Handleiding Google Cloud Print

7 3/4 envelop (Monarch) 98 x 191 mm (3,9 x 7,5 inch) X X. 9 envelop 98 x 225 mm (3,9 x 8,9 inch) X X

Handleiding instellingen vrijgave van afdrukken

Lade 5 (optioneel) Lade 6 (invoegmodule) (optioneel) Bedieningspaneel. Afwerkeenheid voor grote volumes (optioneel) Bedieningspaneel

Kopieerhandleiding. Gebruiksaanwijzing

Voor gebruikers van de Ricoh Smart Device Connector: Het apparaat configureren

HP LaserJet P2050-serie-printer. Paper and Print Media Guide

Handleiding Wi-Fi Direct

Transcriptie:

Gebruikershandleiding Wat kunt u met dit apparaat? Snel aan de slag Kopiëren Afdrukken Scannen Documentserver Web Image Monitor Papier en toner bijvullen Problemen oplossen Apparaatinformatie Voor een veilig en correct gebruik, dient u de Veiligheidsinformatie in "Lees dit eerst" te lezen voordat u het apparaat gebruikt.

INHOUDSOPGAVE Hoe werkt deze handleiding?... 7 Symbolen in de handleiding...7 Symbolen in de handleiding...7 Modelspecifieke gegevens...9 Namen van belangrijke functies... 10 1. Wat kunt u met dit apparaat? Zoeken op wat u wilt doen...11 Kosten verminderen... 11 Gescande bestanden gebruiken op de computer... 12 Bestemmingen registreren... 13 Het apparaat effectiever gebruiken... 13 Wat kunt u met dit apparaat?... 15 Het [Home]-scherm personaliseren...15 Kopieën maken met verschillende functies... 16 Gegevens afdrukken met verschillende functies...17 Opgeslagen documenten gebruiken... 17 Twee apparaten met elkaar verbinden om te kopiëren... 18 De scanner in een netwerk gebruiken...19 Tekstinformatie bij gescande data voegen...20 Voorkomen dat informatie uitlekt (beveiligingsfuncties)... 21 Centraal beheer van scaninstellingen en distributie...21 Het apparaat beheren en instellen met een computer... 22 Onbevoegd kopiëren voorkomen...23 De website met toepassingen gebruiken... 24 2. Snel aan de slag Namen en functies van onderdelen...25 Functie van de waarschuwingslamp... 28 Overzicht van apparaatopties...30 Overzicht van externe apparaatopties...30 Namen en functies van het bedieningspaneel van het apparaat (bij gebruik van het standaard bedieningspaneel)... 41 Namen en functies van het bedieningspaneel van het apparaat (bij gebruik van het Smart Operation Panel)... 44 1

De weergavetaal wijzigen (bij gebruik van het standaard bedieningspaneel)...46 De taalweergave wijzigen (bij gebruik van het Smart Operation Panel)... 47 Het [Home]-scherm gebruiken (bij gebruik van het standaard bedieningspaneel)... 48 Weergave van het [Home]-scherm (bij gebruik van het standaard bedieningspaneel)... 48 Het [Bovenste] scherm en [Home]-scherm gebruiken (bij gebruik van het standaard bedieningspaneel)...49 Pictogrammen toevoegen aan het [Home]-scherm (bij gebruik van het standaard bedieningspaneel)......52 Het [Home]-scherm gebruiken (bij gebruik van het Smart Operation Panel)...57 Voornaamste pictogrammen op het [Home]-scherm (bij gebruik van het Smart Operation Panel)...59 Mogelijke bewerkingen op het scherm (bij gebruik van het Smart Operation Panel)...61 Pictogrammen toevoegen aan het [Home]-scherm (bij gebruik van het Smart Operation Panel)...63 De verschillende toepassingen gebruiken... 66 Elke toepassing gebruiken (bij gebruik van het standaard bedieningspaneel)...66 Het gebruik van elke toepassing (bij gebruik van het Smart Operation Panel)... 66 Het scherm [Kopiëren] (bij gebruik van het Smart Operation Panel)...67 Het scherm [Scanner] (bij gebruik van het Smart Operation Panel)... 69 Functies in een programma registreren (standaard bedieningspaneel)...76 Voorbeeld van programma's (bij gebruik van het standaard bedieningspaneel)... 78 Functies in een programma registreren (bij gebruik van het Smart Operation Panel)... 82 Voorbeelden van programma's (bij gebruik van het Smart Smart Operation Panel)...85 Het apparaat aan-/uitzetten... 89 De hoofdstroomschakelaar inschakelen...89 De hoofdstroomschakelaar uitschakelen...89 Inloggen op het apparaat... 91 Wanneer het verificatiescherm wordt weergegeven...91 Gebruikerscodeverificatie via het bedieningspaneel... 91 Inloggen via het bedieningspaneel (bij gebruik van het standaard bedieningspaneel)... 91 Inloggen via het bedieningspaneel (bij gebruik van het Smart Operation Panel)...92 Uitloggen via het bedieningspaneel (bij gebruik van het standaard bedieningspaneel)...93 Uitloggen via het bedieningspaneel (bij gebruik van het Smart Operation Panel)... 93 Originelen plaatsen... 95 Originelen op de glasplaat plaatsen... 95 Originelen in de automatische documentinvoer plaatsen...95 2

3. Kopiëren Basisprocedure...97 Basisprocedure (klassiek)...97 Automatisch verkleinen/vergroten... 99 Procedure voor Autom. verkl./vergr. (klassiek)...100 Duplex kopiëren... 102 Procedure voor Duplex kopiëren (klassiek)... 104 Origineel- en kopieerrichting opgeven... 104 Gecombineerd kopiëren...107 Enkelzijdig combineren...108 Dubbelzijdig combineren... 110 Kopiëren op aangepast papier...113 Procedure voor kopiëren op papier met aangepast formaat (klassiek)... 114 Op enveloppen kopiëren...115 Procedure voor het kopiëren op enveloppen vanuit de handinvoer (klassiek)...116 Procedure voor het kopiëren op enveloppen vanuit een papierlade of de brede bulklade (klassiek)...... 116 Sorteren... 118 Procedure voor Sorteren (klassiek)... 119 Het aantal sets wijzigen...120 Gegevens opslaan in de Documentserver...122 4. Afdrukken Snelinstallatie... 123 De eigenschappen van het printerstuurprogramma weergeven... 124 Standaard afdrukken...125 Bij gebruik van het PCL6-printerstuurprogramma...125 Afdrukken op beide zijden van het papier...126 Bij gebruik van het PCL 6-printerstuurprogramma...126 Dubbelzijdige afdruktypen...126 Meerdere pagina's op één pagina afdrukken...127 Bij gebruik van het PCL 6-printerstuurprogramma...127 Vormen van gecombineerd afdrukken... 127 Afdrukken op enveloppen... 129 3

Envelopinstellingen via het bedieningspaneel configureren...129 Op enveloppen afdrukken via het printerstuurprogramma... 130 Opslaan en afdrukken met behulp van de documentserver... 131 Documenten opslaan in de Documentserver... 131 Documenten beheren die opgeslagen zijn in de Documentserver... 132 De functie Afdrukken snel vrijgeven gebruiken (bij gebruik van het Smart Operation Panel)... 133 De functie Afdrukken/scannen (geheugenopslagapparaat) gebruiken (bij gebruik van het Smart Operation Panel)... 135 5. Scannen Basisprocedure bij gebruik van Scannen naar map...139 Basisprocedure bij Scannen naar map (klassiek)...139 Een gedeelde map aanmaken op een computer met Windows/de informatie van een computer bevestigen...141 Een SMB-map registreren...143 Een geregistreerde SMB-map verwijderen...146 Het pad voor de bestemming handmatig invoeren...147 Basisprocedure voor het verzenden van scanbestanden via e-mail...149 Basisprocedure voor scanbestanden verzenden via e-mail (klassiek)... 149 Een e-mailbestemming opslaan... 151 Een e-mailbestemming verwijderen... 153 Een e-mailadres handmatig invoeren...154 Basisprocedure voor het opslaan van een scanbestand...155 Een opgeslagen bestand uit de lijst controleren... 156 Het bestandstype opgeven... 158 Procedure voor het specificeren van het bestandstype (klassiek)... 159 Scaninstellingen opgeven... 160 Procedure voor het specificeren van de Scaninstellingen (klassiek)...160 6. Documentserver Gegevens opslaan... 163 Opgeslagen documenten afdrukken... 166 7. Web Image Monitor Beginpagina weergeven...167 4

8. Papier en toner bijvullen Papier plaatsen... 169 Voorzorgsmaatregelen voor papier plaatsen... 169 Papier in lade 1 plaatsen...171 Papier in de A3/11 17 lade-eenheid plaatsen...173 Papier plaatsen in lade 2 en 3...174 Papier in de handinvoer plaatsen... 178 Papier in de bulklade plaatsen...184 Papier in de brede bulklade plaatsen... 185 Papier plaatsen in de tussenvoegeenheid...189 Papier in de dubbele tussenvoegeenheid plaatsen...190 Papier met vaste afdrukrichting of dubbelzijdig papier laden... 192 Aanbevolen papier...196 Aanbevolen papierformaten en -typen... 196 Aangepast papier registreren met de media-id eenheid...221 Namen van onderdelen en functies van de media-id eenheid...221 De media-id eenheid aansluiten...221 Papier dat is gescand door de media-id eenheid als aangepast papier registreren... 222 Toner bijvullen...230 Faxberichten of gescande documenten verzenden wanneer de toner op is... 232 Gebruikte toner weggooien... 232 Menu-items en -functies...234 9. Problemen oplossen Als een statuspictogram weergegeven wordt... 237 Als het indicatielampje [Status controleren] brandt of knippert...239 Als het apparaat een piepgeluid maakt... 242 Als u problemen heeft met de bediening van het apparaat... 244 Wanneer meerdere functies niet tegelijkertijd kunnen worden uitgevoerd...251 Berichten die worden weergegeven wanneer u de functie Kopieerapparaat/Document Server gebruikt.....252 Wanneer de functie Connect copy gebruikt wordt... 255 Meldingen bij gebruik van de printer... 258 Meldingen op het bedieningspaneel bij gebruik van de printer...258 5

Meldingen in foutenlogboeken of rapporten bij gebruik van de printer...262 Meldingen bij gebruik van de scanner...275 Meldingen die op het bedieningspaneel worden weergegeven wanneer de scannerfunctie wordt gebruikt... 275 Als er foutmeldingen worden weergegeven op de clientcomputer... 286 Wanneer er andere meldingen worden weergegeven... 293 Wanneer er een probleem is met het scannen of opslaan van originelen...295 Als het Home-scherm niet kan worden bewerkt (bij gebruik van het standaard bedieningspaneel)...... 295 Wanneer het adresboek wordt geüpdatet...296 Wanneer gegevens niet verzonden kunnen worden vanwege een probleem met de bestemming..297 Wanneer het apparaat niet bediend kan worden vanwege een probleem met het gebruikerscertificaat...298 Wanneer er problemen optreden met het inloggen...300 Wanneer de gebruiker geen rechten heeft om een bewerking uit te voeren...300 Als de LDAP-server niet gebruikt kan worden...301 10. Apparaatinformatie Informatie over milieuvoorschriften... 303 ENERGY STAR-programma... 303 Energiebesparende functies... 303 Gebruikersinformatie over elektrische en elektronische apparaten (voornamelijk Europa)...... 306 Opmerking over het batterij- en/of accusymbool (alleen voor EU-landen) (voornamelijk Europa)...307 Milieuadviezen voor gebruikers (voornamelijk Europa)...307 Opmerkingen voor gebruikers in de staat Californië (opmerkingen voor gebruikers in de VS) (voornamelijk Noord-Amerika)...308 INDEX...309 6

Hoe werkt deze handleiding? Symbolen in de handleiding De handleiding gebruikt de volgende symbolen: Geeft punten aan waar u rekening mee moet houden wanneer u het apparaat gebruikt en geeft een uitleg van mogelijke oorzaken voor het vastlopen van papier, schade aan originelen of gegevensverlies. Lees deze uitleg zorgvuldig door. Geeft een aanvullende uitleg van de functies van het apparaat aan en instructies voor het oplossen van fouten die door de gebruiker zijn gemaakt. Dit symbool vindt u aan het eind van iedere sectie. Het geeft aan waar u meer relevante informatie kunt vinden. [ ] Geeft de namen van de toetsen aan die op het display verschijnen of refereren naar de (plastic) knoppen op het bedieningspaneel van het apparaat. (voornamelijk Europa en Azië), (voornamelijk Europa) of (voornamelijk Azië) (voornamelijk Noord-Amerika) De verschillen tussen de functies van Regio A en Regio B-modellen worden aangegeven door twee symbolen. Lees de informatie die wordt aangegeven door het symbool dat overeenkomt met de regio van het model dat u gebruikt. Voor meer informatie over welk symbool overeenkomt met het model dat u gebruikt, zie Pag. 9 "Modelspecifieke gegevens". Symbolen in de handleiding De handleiding gebruikt de volgende symbolen: Geeft punten aan waar u rekening mee moet houden wanneer u het apparaat gebruikt en geeft een uitleg van mogelijke oorzaken voor het vastlopen van papier, schade aan originelen of gegevensverlies. Lees deze uitleg zorgvuldig door. 7

Geeft een aanvullende uitleg van de functies van het apparaat aan en instructies voor het oplossen van fouten die door de gebruiker zijn gemaakt. Dit symbool vindt u aan het eind van iedere sectie. Het geeft aan waar u meer relevante informatie kunt vinden. [ ] Geeft de namen van de toetsen aan die op het display verschijnen of refereren naar de (plastic) knoppen op het bedieningspaneel van het apparaat. (voornamelijk Europa en Azië), (voornamelijk Europa) of (voornamelijk Azië) (voornamelijk Noord-Amerika) De verschillen tussen de functies van Regio A en Regio B-modellen worden aangegeven door twee symbolen. Lees de informatie die wordt aangegeven door het symbool dat overeenkomt met de regio van het model dat u gebruikt. Voor meer informatie over welk symbool overeenkomt met het model dat u gebruikt, zie Pag. 9 "Modelspecifieke gegevens". 8

Modelspecifieke gegevens In dit gedeelte wordt uitgelegd tot welke regio uw apparaat behoort. Op de achterkant van het apparaat bevindt zich een sticker op de plaats die hieronder wordt weergegeven. De sticker bevat gegevens waarmee de regio van uw apparaat wordt geïdentificeerd. Lees wat er op de sticker staat. DRC101 De volgende informatie is regiospecifiek. Lees de informatie onder het symbool dat overeenkomt met de regio van uw apparaat. (voornamelijk in Europa) Als de sticker de volgende informatie bevat, is uw apparaat een Regio A-model: CODE XXXX -27 220 240 V (voornamelijk in Noord-Amerika) Als de sticker de volgende informatie bevat, is uw apparaat een Regio B-model: CODE XXXX -17 208-240 V De afmetingen in deze handleiding worden gegeven in twee meeteenheden: metrisch en inch. Als uw apparaat een model uit regio A is, raadpleegt u de metrische meeteenheid. Als uw apparaat een model uit regio B is, raadpleegt u de meeteenheid in inch. 9

Namen van belangrijke functies In deze handleiding wordt er als volgt verwezen naar de belangrijkste onderdelen van het apparaat: Auto Document Feeder Automatische documentinvoer (ADF) LCIT RT4020 Bulklade(LCT) 8 1 / 2 14 PAPER SIZE TRAY TYPE M2 Uitbreidingseenheid LCIT RT4050 Brede bulklade (brede LCT) Multi-Folding Unit FD4000 Multivouweenheid Decurler Unit DU5020 Ontkrullereenheid 10

1. Wat kunt u met dit apparaat? U kunt naar een omschrijving zoeken op wat u wilt doen. Bovendien worden de onderscheidende functies van dit apparaat uitgelegd. Zoeken op wat u wilt doen U kunt een procedure zoeken op wat u wilt doen. Kosten verminderen BRL059S Dubbelzijdig afdrukken van documenten met meerdere pagina's (Dubbelzijdig kopiëren) Zie de handleiding Kopiëren / Document Server. Documenten bestaande uit meerdere pagina's afdrukken op één vel (Combineren) Zie de handleiding Kopiëren /Document Server. Controleren hoeveel papier is bespaard (scherm [Informatie]) Zie Snel aan de slag. Zie Snel aan de slag. Minder elektriciteit verbruiken Zie de handleiding Snel aan de slag. Zie Het apparaat aansluiten / Systeeminstellingen. 11

1. Wat kunt u met dit apparaat? Gescande bestanden gebruiken op de computer BQX138S Scanbestanden verzenden Zie Scannen. De URL verzenden van de map waarin scanbestanden moeten worden opgeslagen Zie de handleiding Scannen. Scanbestanden opslaan in een gedeelde map Zie Scannen. Scanbestanden opslaan op media Zie de handleiding Scannen. Tekstinformatie in gescande bestanden opnemen Zie de handleiding Scannen. Het beheren en gebruiken van gedigitaliseerde documenten (Documentserver) Zie de handleiding Kopiëren / Document Server. 12

Zoeken op wat u wilt doen Bestemmingen registreren CAY062 Het bedieningspaneel gebruiken om bestemmingen in het Adresboek te registreren Zie Scannen. Het apparaat effectiever gebruiken BQX139S Veelgebruikte instellingen registreren en gebruiken (Programmeren) Zie Handige functies. 13

1. Wat kunt u met dit apparaat? Zie Handige functies. Veelgebruikte instellingen registreren als oorspronkelijke instellingen (programmeren als standaardwaarden) Zie de handleiding Handige functies. Vaakgebruikte printerinstellingen registreren in het printerstuurprogramma Zie de handleiding Afdrukken. De begininstellingen van het printerstuurprogramma wijzigen in vaakgebruikte printerinstellingen Zie de handleiding Afdrukken. Snelkoppelingen toevoegen aan veelgebruikte programma's Zie de handleiding Handige functies. Zie de handleiding Handige functies. De volgorde van pictogrammen voor functies en snelkoppelingen wijzigen Zie de handleiding Handige functies. Zie de handleiding Handige functies. 14

Wat kunt u met dit apparaat? Wat kunt u met dit apparaat? In dit onderdeel worden de functies van dit apparaat beschreven. Het [Home]-scherm personaliseren De pictogrammen voor alle functies worden weergegeven op het [Home]-scherm. DRC141 U kunt snelkoppelingen naar veelgebruikte programma's aan het [Home]-scherm toevoegen. De programma's kunnen eenvoudig worden opgeroepen door op de snelkoppelingen (pictogrammen) te drukken. U kunt ervoor kiezen om alleen pictogrammen weer te geven van functies en snelkoppelingen die u gebruikt. U kunt de volgorde van de pictogrammen voor functies en snelkoppelingen wijzigen. Voor meer informatie over de functies op het [Home]-scherm, zie Snel aan de slag. Voor meer informatie over het personaliseren van het [Home]-scherm, zie Handige functies. 15

1. Wat kunt u met dit apparaat? Kopieën maken met verschillende functies CJQ601 U kunt in kleur kopiëren. U kunt de kleurenkopieermodus wisselen, afhankelijk van het type origineel en de gewenste afwerking. Zie Kopiëren /Document Server. U kunt stempels op kopieën afdrukken. Stempels bevatten mogelijk een nummer, een gescande afbeelding, een datum, tekst en een paginanummer op de achtergrond. Zie Kopiëren / Document Server. U kunt de kleurtinten en de beeldkwaliteit van de kopieën aanpassen. Voor meer informatie over het aanpassen van kleuren, zie Kopiëren / Document Server. Voor meer informatie over het aanpassen van afbeeldingen, zie Kopiëren / Document Server. U kunt de afbeelding die moet worden gekopieerd, verkleinen of vergroten. Met de functie Autom. verkl./vergr. herkent het apparaat automatisch het origineelformaat. Bovendien kan het apparaat dan een juiste reproductieverhouding selecteren op basis van het door u opgegeven papierformaat. Als de richting van het origineel afwijkt van die van het papier waarop u kopieert, draait het apparaat de originele afbeelding 90 graden zodat deze overeenkomt met het kopieerpapier. Zie Kopiëren / Document Server. Met kopieerfuncties zoals Duplex, Combineren, Boekje en Tijdschrift kunt u papier besparen door meerdere pagina's op één vel te kopiëren. Voor meer informatie over dubbelzijdig kopiëren, zie Kopiëren / Document Server. Voor meer informatie over gecombineerd kopiëren, zie Kopiëren / Document Server. Voor meer informatie over de boekjes- en tijdschriftfunctie, zie Kopiëren / Document Server. U kunt op verschillende typen papier kopiëren zoals op enveloppen en overheadsheets. 16

Wat kunt u met dit apparaat? Zie Kopiëren / Document Server. Met de finisher kunt u uw kopieën sorteren, nieten en perforeren. Zie de handleiding Kopiëren / Document Server. Gegevens afdrukken met verschillende functies CJQ614 Dit apparaat ondersteunt netwerkverbindingen en lokale verbindingen. U kunt afdruktaken die zijn opgeslagen op de harde schijf van het apparaat en die eerder werden verzonden vanaf computers via het printerstuurprogramma, afdrukken of wissen. U kunt kiezen uit de volgende soorten afdruktaken: Testafdruk, Beveiligde afdruk, Uitgestelde afdruk en Opgeslagen afdruk. Zie Afdrukken. Met de finisher kunt u uw afdrukken sorteren, nieten en perforeren. Voor meer informatie over nieten, zie Afdrukken. Voor meer informatie over perforeren, zie Afdrukken. U kunt bestanden die op een verwijderbaar geheugenopslagapparaat staan, afdrukken en hierbij afdrukvoorwaarden instellen zoals afdrukkwaliteit en afdrukformaat. Zie de handleiding Afdrukken. Opgeslagen documenten gebruiken U kunt bestanden die zijn gescand door het kopieerapparaat, de printer of de scannermodus opslaan op de harde schijf van het apparaat. Met Web Image Monitor kunt u uw computer gebruiken om 17

1. Wat kunt u met dit apparaat? opgeslagen bestanden op te zoeken, te bekijken, te verwijderen en te versturen via het netwerk. U kunt ook de printerinstellingen wijzigen en meerdere documenten afdrukken (Documentserver). CUM004 U kunt opgeslagen documenten die met de scannerfunctie zijn gescand, overdragen naar uw computer. Met behulp van de File Format Converter kunt u documenten opgeslagen in kopieer-, documentserver- of afdrukmodus op uw computer downloaden. Voor meer informatie over het gebruik van de Document Server, zie Kopiëren / Document Server. Voor meer informatie over de Document Server in de kopieermodus, zie Kopiëren / Document Server. Voor meer informatie over de Document Server in de printermodus, zie Afdrukken. Voor meer informatie over de Document Server in de scannermodus, zie Scannen. Twee apparaten met elkaar verbinden om te kopiëren U kunt twee apparaten met elkaar verbinden door middel van de 'copy connector'. Wanneer u een kopieertaak op het ene apparaat (het hoofdapparaat) instelt, worden de gegevens naar het andere apparaat (het subapparaat) overgebracht, zodat er tegelijkertijd op beide apparaten kan worden gekopieerd (Connect copy). 18

Wat kunt u met dit apparaat? CJQ101 Op die manier kunt u sneller grote volumes kopiëren. Als het papier in het ene apparaat op is of als er zich op een van beide apparaten een papierstoring voordoet, kan er op het andere apparaat verder worden gekopieerd. Zie Afdrukken. De scanner in een netwerk gebruiken CJQ607 U kunt scanbestanden naar een bepaalde bestemming verzenden via e-mail (scanbestanden verzenden via e-mail). Zie Scannen. 19

1. Wat kunt u met dit apparaat? U kunt scanbestanden direct naar mappen verzenden (scanbestanden verzenden met Scannen naar map). Zie Scannen. U kunt Web Services on Devices (WSD) gebruiken om scanbestanden naar een clientcomputer te versturen. Zie Scannen. Tekstinformatie bij gescande data voegen U kunt tekstinformatie vanuit een gescand document direct in het bestand opnemen zonder een computer te gebruiken. Bij het scannen van een document met deze functie kunt u daarin opgenomen tekst zoeken met de tekstzoekfunctie en deze eventueel naar een ander document kopiëren. CUL003 Deze functie kan alleen worden gebruikt indien u beschikt over de OCR-eenheid. U kunt een bestandstype selecteren uit [PDF], [Hoge compressie PDF] of [PDF/A]. Deze functie maakt het mogelijk tekens in verschillende talen optisch te herkennen tot een maximum van ca. 40.000 tekens per pagina. Zie Scannen. 20

Wat kunt u met dit apparaat? Voorkomen dat informatie uitlekt (beveiligingsfuncties) CJQ608 U kunt documenten beschermen tegen onbevoegde toegang en onbevoegd kopiëren tegengaan. Het is mogelijk om het gebruik van het apparaat te beheren en te voorkomen dat de apparaatinstellingen zonder toestemming worden gewijzigd. Door het instellen van wachtwoorden kunt u onbevoegde toegang via het netwerk voorkomen. Het is mogelijk om gegevens op de harde schijf te coderen of te verwijderen om de kans op gegevenslekken te minimaliseren. U kunt het gebruik van functies voor elke gebruiker beperken. Zie de Veiligheidshandleiding. Centraal beheer van scaninstellingen en distributie Met het DSM-systeem (Distributed Scan Management) in Windows Server 2008 R2/2012 kunt u de bestemmingen en scaninstellingen voor elke gebruiker in een groep afzonderlijk beheren en deze gegevens gebruiken bij het delen van gescande gegevens. U kunt dit systeem ook gebruiken om gegevens over gebruikers van het netwerk en de scanfuncties van het apparaat centraal te beheren. Zowel afgeleverde bestanden als gebruikersgegevens kunnen worden beheerd. 21

1. Wat kunt u met dit apparaat? A xxx@xxx.xxx 600 dpi 600 dpi A xxx@xxx.xxx CUL004 Om het DSM-systeem te kunnen gebruiken, moet u een Windows-server instellen en configureren. Dit systeem wordt ondersteund door Windows Server 2008 R2 of later. Voor meer informatie over het bezorgen van bestanden met het DSM-systeem, zie Scannen. Het apparaat beheren en instellen met een computer Met behulp van Web Image Monitor kunt u de status van het apparaat nakijken en instellingen wijzigen. CJQ609 U kunt controleren in welke lade het papier bijna op is, informatie registreren in het Adresboek, de netwerkinstellingen opgeven, de systeeminstellingen configureren en wijzigen, taken beheren, de taakgeschiedenis afdrukken en de verificatie-instellingen configureren. 22

Wat kunt u met dit apparaat? Voor meer informatie over het gebruik van Web Image Monitor, zie Het apparaat aansluiten / Systeeminstellingen. Zie de Help-functie van Web Image Monitor. Onbevoegd kopiëren voorkomen U kunt op afdrukken ingesloten patronen afdrukken om onbevoegd kopiëren te voorkomen. Niet kopiëren Niet kopiëren NL CUM003 Met behulp van de kopieerfunctie of het printerstuurprogramma kunt u een patroon in het af te drukken document opnemen. Als het document gekopieerd wordt op een apparaat met de Copy Data Security-functie ingeschakeld, worden beschermde pagina's grijs gemaakt in de kopie. Hiermee wordt het risico dat vertrouwelijke informatie gekopieerd wordt geminimaliseerd. Als een document dat tegen onbevoegd kopiëren wordt beschermd, wordt gekopieerd op een apparaat waarop de functie 'Voorkomen van onbevoegd kopiëren' is ingeschakeld, dan is een pieptoon te horen. Gebruikers worden zo op de hoogte gebracht van het feit dat er een poging tot onbevoegd kopiëren wordt gedaan. Indien het document wordt gekopieerd op een apparaat waarop de functie 'Voorkomen van onbevoegd kopiëren' is uitgeschakeld, zal de verborgen tekst zichtbaar worden weergegeven op de kopie; hiermee wordt aangegeven dat deze kopie niet is toegestaan. Met behulp van de kopieerfunctie of het printerstuurprogramma kunt u tekst in het af te drukken document opnemen om onbevoegd kopiëren te voorkomen. Indien het document wordt gekopieerd, gescand of opgeslagen in een Document Server via een kopieerapparaat of multifunctionele printer, zal de vastgelegde tekst op de kopie opvallend worden weergegeven. Hierdoor wordt onbevoegd kopiëren voorkomen. 23

1. Wat kunt u met dit apparaat? Voor meer informatie, zie de Veiligheidshandleiding. Voor meer informatie, zie de Help-functie van het printerstuurprogramma. Voor meer informatie over deze functie in de kopieermodus, zie Kopiëren / Document Server. Voor meer informatie over deze functie in de printermodus, zie Afdrukken. De website met toepassingen gebruiken Voor de opties die voor deze functie zijn vereist, zie Snel aan de slag. U kunt handige toepassingen downloaden op de Website met toepassingen waarmee het gebruik van verschillende kantoorapparatuur, zoals kopieerapparaten en printers, makkelijker wordt. DQU010 Taken die u kunt uitvoeren op de Website met toepassingen Toepassingen downloaden en installeren op apparaten Een toepassing bijwerken die al op het apparaat is geïnstalleerd De installatie van een toepassing ongedaan maken wanneer deze niet meer nodig is op het apparaat Voor meer informatie over de Website met toepassingen, zie Snel aan de slag. 24

2. Snel aan de slag In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u met dit apparaat aan de slag gaat. Namen en functies van onderdelen De ventilatieopeningen van het apparaat mogen niet geblokkeerd zijn. Als dit toch gebeurt, bestaat er kans op brand als gevolg van oververhitte interne elementen. Aanzicht vanaf de voor- en linkerkant 1 2 8 3 4 5 6 7 DRC106 1. ADF Laat de ADF zakken over de originelen die op de glasplaat liggen. Als u een stapel originelen in de ADF plaatst, zal de AFD automatisch de originelen één voor één invoeren. De ADF scant beide zijden van een origineel tegelijk. 2. Glasplaat Plaats originelen hier met de bedrukte zijde naar beneden. 3. Bedieningspaneel Zie Pag. 41 "Namen en functies van het bedieningspaneel van het apparaat (bij gebruik van het standaard bedieningspaneel)" of Pag. 44 "Namen en functies van het bedieningspaneel van het apparaat (bij gebruik van het Smart Operation Panel)". 25

2. Snel aan de slag 4. Voorpaneel Open deze om de tonercartridges te vervangen. 5. Lade Trek de lade uit wanneer het papier vastloopt. 6. Papierladen (lade 1-3) Hier plaatst u het papier in. Lade 1 is een tandemlade waar het papier aan de linkerkant automatisch naar rechts gaat wanneer het papier daar op is. 7. Onderste voorpaneel Open dit paneel om de tonerafvalfles te vervangen. 8. Hoofdstroomschakelaar Om het apparaat te kunnen gebruiken, moet de hoofdstroomschakelaar ingeschakeld zijn. Als dit niet het geval is, opent u het klepje van de hoofdstroomschakelaar en schakelt u deze in. Aanzicht vanaf de voor- en rechterkant 1 2 3 4 7 6 5 DRC107 1. Waarschuwingslamp Zie Pag. 28 "Functie van de waarschuwingslamp". 26

Namen en functies van onderdelen 2. ADF-verlengstuk Trek dit verlengstuk uit om groot papier te ondersteunen. 3. Papiergeleiders Als u papier in de handinvoer plaatst, zorg er dan voor dat de papiergeleiders tegen het papier aan staan. 4. Verlengstuk Trek dit verlengstuk uit als u vellen die groter zijn dan A4, 8 1 / 2 11 in de handinvoer plaatst. 5. Handinvoer Gebruik de handinvoer om op transparanten, etiketten, halfdoorschijnend papier en papier dat niet in de papierladen kan worden geplaatst te kopiëren of af te drukken. 6. Rechter bovenpaneel Open dit paneel wanneer papier is vastgelopen. 7. Ventilatiegaten De ventilatieopeningen zorgen ervoor dat het apparaat niet oververhit raakt. Aanzicht vanaf de achter- en linkerkant 1 1 1 2 DRC108 1. Ventilatiegaten De ventilatieopeningen zorgen ervoor dat het apparaat niet oververhit raakt. 2. Schakelaar van antivochtigheidsverwarmer Voorkomt dat de laden vocht opnemen. Als de vochtigheid hoog is en de temperatuur laag, zet u deze schakelaar aan om te voorkomen dat de papierladen vocht opnemen. Dit voorkomt een afname van de afdrukkwaliteit. 27

2. Snel aan de slag Functie van de waarschuwingslamp In dit gedeelte wordt de functie van de waarschuwingslamp uitgelegd. Duw niet tegen de statuslamp en trek er ook niet aan tijdens het installeren op het apparaat. Daardoor kan er schade of storing ontstaan aan de statuslamp van het apparaat. CUV121 De statuslamp waarschuwt de gebruiker door middel van een lichtsignaal om te laten weten dat er een papierstoring is of wanneer het papier op is. De kleuren van de lamp en de betekenis ervan zijn als volgt: Lamp Status Het onderste lampje gaat blauw branden. Het onderste lampje knippert blauw. Afdrukken Scannen Gegevensinvoer 28

Namen en functies van onderdelen Lamp De bovenste lamp brandt rood. De bovenste lamp knippert geel. Fout opgetreden (Voorbeeld) Status Wanneer er een onderhoudsbericht wordt weergegeven Papierstoring Papier op Toner is op Geheugenoverloop Lees het bericht op het display en voer de vereiste handeling uit. Voor meer informatie, zie Problemen oplossen. Waarschuwing (Voorbeeld) Toner is bijna op. De tonerafvalfles is bijna vol. Het papier is bijna op. *1 Lees het bericht op het display en voer de vereiste handeling uit. Voor meer informatie, zie Problemen oplossen. *1 Wanneer [Papier bijna op-indicator (knippert geel)] is ingesteld op [Actief]. 29

2. Snel aan de slag Overzicht van apparaatopties Overzicht van externe apparaatopties 21 22 1 2 20 3 4 19 5 17 18 14 13 11 10 16 7 6 9 13 12 8 15 EBB005 1. Kopieerlade Als u deze lade als uitvoerlade selecteert, worden kopieën/afdrukken hier met de bedrukte zijde omlaag afgeleverd. 2. Smart Operation Panel Dit bedieningspaneel is voorzien van geavanceerde bedieningsmogelijkheden. 3. Multihandinvoer voor bannervellen Hiermee kunt u papier met een horizontale lengte van 487,8 mm (19,21 inch) of langer in de handinvoer plaatsen. 4. Geleiderklep voor bannervellen Hiermee kunt u papier met een horizontale lengte van 487,8 mm (19,21 inch) of langer in de handinvoer plaatsen. 30

Overzicht van apparaatopties 5. Brede bulklade Deze lade heeft een capaciteit van maximaal 2.200 vellen papier. De brede bulklade kan worden gebruikt om op etiketten, halfdoorschijnend papier en aangepast formaat papier af te drukken of kopiëren. 6. Uitbreidingseenheid Deze wordt bevestigd aan de bulklade en kan 2500 vellen bevatten van het type B4 JIS, A4, 8 1 / 2 14 of 8 1 / 2 11. 7. Bulklade (LCT) U kunt maximaal 4000 vellen papier plaatsen. 8. A3/11 17 lade-eenheid U kunt met deze eenheid A3 - of 11 17 -papier in lade 1 plaatsen. Als u deze eenheid op uw apparaat wilt gebruiken, moet u contact opnemen met uw servicevertegenwoordiger en vraagt u of hij/zij deze eenheid voor u kan installeren. Als u de lade-eenheid van A3/11 x 17 op uw apparaat installeert, kunt u deze niet als tandemlade gebruiken. 9. Copy connector Hiermee kunt u op twee apparaten tegelijk kopiëren. 10. Ontkrullereenheid Maakt krullen van vellen papier plat om papierstoringen te voorkomen. 11. Buffereenheid De buffereenheid zorg ervoor dat kopieën en afdrukken kunnen afkoelen voordat ze worden uitgevoerd. 12. Dubbele tussenvoegeenheid Hiermee voegt u kaften of tussenvoegvellen aan de kopieën of afdrukken toe. 13. Multivouweenheid De multi-vouweenheid kan worden toegepast op de volgende vouwen: halve vouw, briefvouw naar buiten en naar binnen, dubbele parallelle vouw, venstervouw en z-vouw. 14. Tussenvoegeenheid Hiermee voegt u kaften of tussenvoegvellen aan de kopieën of afdrukken toe. 15. Booklet Finisher SR5080 Hiermee worden meerdere vellen papier gesorteerd, gestapeld en geniet. Met de rughechtingsfunctie kunnen meerdere vellen papier in het midden worden geniet en als een boekje worden gevouwen. Bestaat uit de volgende papierladen: Bovenste lade finisher Staffellade finisher Boekjeslade finisher Afdrukken kunnen geperforeerd worden als de optionele perforeereenheid op de finisher is geïnstalleerd. 16. Finisher SR5050 Hiermee worden meerdere vellen papier gesorteerd, gestapeld en geniet. Bestaat uit de volgende papierladen: Bovenste lade finisher Staffellade finisher 31

2. Snel aan de slag Afdrukken kunnen geperforeerd worden als de optionele perforeereenheid op de finisher is geïnstalleerd. 17. Uitvoerlade voor scheidingspagina SR5000-serie Hiermee kunt u papier uitvoeren met een horizontale lengte van 487,8 mm (19,21 inch) of langer op Finisher SR5070 of Booklet Finisher SR5080. 18. Booklet Finisher SR4130 Hiermee worden meerdere vellen papier gesorteerd, gestapeld en geniet. Met de rughechtingsfunctie kunnen meerdere vellen papier in het midden worden geniet en als een boekje worden gevouwen. Bestaat uit de volgende papierladen: Bovenste lade finisher Staffellade finisher Boekjeslade finisher Kopieën kunnen geperforeerd worden als de optionele perforeereenheid op de finisher is geïnstalleerd. 19. Uitvoergeleider Papiergeleider die ervoor zorgt dat de bladen recht in de staffeluitvoer van de finisher worden afgeleverd. 20. Uitvoerlade voor scheidingspagina SR4000-serie Hiermee kunt u papier uitvoeren met een horizontale lengte van 487,8 mm (19,21 inch) of langer op Finisher SR4120 of Booklet Finisher SR4130. 21. Finisher SR4120 Hiermee worden meerdere vellen papier gesorteerd, gestapeld en geniet. Bestaat uit de volgende papierladen: Bovenste lade finisher Staffellade finisher Kopieën kunnen geperforeerd worden als de optionele perforeereenheid op de finisher is geïnstalleerd. 22. Mailbox Sorteert afgedrukt papier. Bestaat uit sorteerbakladen 1-9. Het is niet mogelijk om meerdere finishers tegelijk te installeren. Om de dubbele tussenvoegeenheid te gebruiken, is de Finisher SR5070 of Booklet Finisher SR5080 vereist. Om de multivouweenheid te gebruiken, is de Finisher SR4120, Booklet Finisher SR4130, Finisher SR5070 of Booklet Finisher SR5080 vereist. Om de tussenvoegeenheid te gebruiken, is de Finisher SR4120 of Booklet Finisher SR4130 vereist. Om de uitvoerjogger te gebruiken, is de Finisher SR4120 of Booklet Finisher SR4130 vereist. Om de mailbox te gebruiken, is de Finisher SR4120 of Booklet Finisher SR4130 vereist. Verwijder de afdrukken van Finisher SR4120 of Booklet Finisher SR4130 door ze er in een rechte lijn vanaf de linkerkant uit te tillen. Indien u de afdrukken er onder een hoek uithaalt of naar voren, komt de staffellade mogelijk omhoog en komen de afdrukken klem te zitten. 32

Overzicht van apparaatopties DRB977 Afdrukken verwijderen uit Finisher SR4120 of Booklet Finisher SR4130 tijdens het afdrukken In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u een grote kopieer- of afdruktaak kunt onderbreken tijdens het gebruik van de Finisher SR4120 of Booklet Finisher SR4130 met de koelventilator geïnstalleerd. Afhankelijk van de afbeelding die u kopieert of afdrukt, kan het zijn dat afdrukken niet goed opgestapeld worden. Als dit gebeurt, pauzeer dan de taak, verwijder de stapel met afdrukken en ga verder met de taak. 1. Druk op de toets [Uitstellen/Hervatten] bij de papieruitvoerpoort. 1 DRB286 1. [Uitstellen/Hervatten]-knop 33

2. Snel aan de slag 2. Verwijder de stapel papier uit de staffellade van de finisher. DRB287 3. Druk op de [Uitstellen/Hervatten]-knop om het afdrukken opnieuw te starten. U kunt het kopiëren of afdrukken alleen pauzeren als de staffellade van de finisher als uitvoerlade is geselecteerd. Afdrukken verwijderen uit Finisher SR5070 of Booklet Finisher SR5080 tijdens het afdrukken Dit hoofdstuk geeft uitleg over hoe een grote afdruktaak gepauzeerd moet worden wanneer de finisher wordt gebruikt. Afhankelijk van de afbeelding die u afdrukt, is het mogelijk dat de afdrukken niet goed op elkaar worden gestapeld. Als dit gebeurt, pauzeer dan de taak, verwijder de stapel met afdrukken en ga verder met de taak. 1. Druk op de knop [Uitstellen/Hervatten]. 1 DRC113 1. [Uitstellen/Hervatten]-knop 34

Overzicht van apparaatopties 2. Verwijder de stapel papier uit de staffellade van de finisher. DRC114 3. Druk op de [Uitstellen/Hervatten]-knop om het afdrukken opnieuw te starten. U kunt het afdrukken alleen pauzeren als de staffellade van de finisher als uitvoerlade is geselecteerd. Bij gebruik van de functie Z-vouw met Finisher SR4120 of Booklet Finisher SR4130 en de multivouweenheid Om de functie Z-vouw te gebruiken, moet u de Z-vouw ondersteuningslade installeren. Finisher SR4120 en Booklet Finisher SR4130 Bovenste lade finisher 1. Verwijder het uitgevoerde papier. 2. Bevestig de Z-vouw ondersteuningslade aan de bovenste lade van de finisher. Z-vouw ondersteuningslade 1 Wanneer u papier gebruikt dat van een ander formaat is dan A5, A6, B6 JIS of speciaal papier, bevestigt u de Z-vouw ondersteuningslade 1 *1. *1 De achterkant van de Z-vouw ondersteuningslade 1 is voorzien van een "1". Z-vouw ondersteuningslade 2 DPZ170 35

2. Snel aan de slag Wanneer het papierformaat A5, A6 of B6 JIS is, bevestigt u Z-vouw ondersteuningslade 2 *2. *2 De achterkant van Z-vouw ondersteuningslade 2 is voorzien van een "2". Staffellade finisher 1. Als de finisher met de koelventilator is geïnstalleerd, drukt u op de toets [Uitstellen/ Hervatten] in de buurt van de papieruitvoerpoort. CNM016 1 DRB286 1. [Uitstellen/Hervatten]-knop Als de finisher niet met de koelventilator is geïnstalleerd, gaat u verder met stap 2. 2. Verwijder de stapel papier uit de staffellade van de finisher. 3. Bevestig Z-vouw ondersteuningslade 3 *3. *3 De achterkant van de Z-vouw ondersteuningslade 3 is voorzien van een "3". 36

Overzicht van apparaatopties Z-vouw ondersteuningslade 3 CNM015 Multivouweenheid Bevestig Z-vouw ondersteuningslade 3 door de twee pinnen aan de onderzijde in de openingen op de staffellade van de finisher te plaatsen. Als de finisher met de koelventilator is geïnstalleerd, gaat u door naar stap 4. 4. Druk op de knop [Uitstellen/Hervatten]. 1. Open het voorpaneel van de multivouweenheid en haal de Z-vouw ondersteuningslade voor de multivouweenheid eruit (deze bevindt zich aan de onderkant van de multivouweenheid). 2. Plaats de Z-vouw ondersteuningslade voor de multivouweenheid in de helling van de vouweenheidlade, zodat deze goed tegen de eindgeleider aan staat. CVF025 CVF026 37

2. Snel aan de slag 3. Sluit het voorpaneel van de multivouweenheid. Als u klaar bent met het gebruiken van de Z-vouw ondersteuningslade voor de multivouweenheid, opent u het voorpaneel van de multivouweenheid en maakt u de lade weer vast aan zijn opberghaak. Bij gebruik van de functie Z-vouw met Finisher SR5070 of Booklet Finisher SR5080 en multivouweenheid Om de functie Z-vouw te gebruiken, moet u de Z-vouw ondersteuningslade installeren. Finisher SR5070 en Booklet Finisher SR5080 Staffellade finisher Bevestig de Z-vouw ondersteuningslade *1 door de twee pinnen aan de onderzijde in de openingen op de staffellade van de finisher te plaatsen. DRC115 Multivouweenheid *1 De achterkant van de Z-vouw ondersteuningslade is voorzien van een "5". 1. Open het voorpaneel van de multivouweenheid en haal de Z-vouw ondersteuningslade voor de multivouweenheid eruit (deze bevindt zich aan de onderkant van de multivouweenheid). 2. Plaats de Z-vouw ondersteuningslade voor de multivouweenheid in de helling van de vouweenheidlade, zodat deze goed tegen de eindgeleider aan staat. CVF025 38

Overzicht van apparaatopties CVF026 3. Sluit het voorpaneel van de multivouweenheid. Als u klaar bent met het gebruiken van de Z-vouw ondersteuningslade voor de multivouweenheid, opent u het voorpaneel van de multivouweenheid en maakt u de lade weer vast aan zijn opberghaak. Bij afdrukken op dun papier met Finisher SR5070 of Booklet Finisher SR5080 Bevestig de ondersteuningslade voor dun papier *1 aan de staffellade van de finisher om op dun papier met een horizontale lengte van 420,1 mm (16,54 inch) of langer (A3 of groter) en dat 64,0 g/m 2 (17,1 lb. bankpost) of minder weegt, of om op gecoat papier met een horizontale lengte van 420,1 mm (16,54 inch) of langer (A3 of groter) en dat 80,0 g/m 2 (21,3 lb. bankpost) of minder weegt af te drukken. *1 De achterkant van de ondersteuningslade voor dun papier is voorzien van een "4". 1. Druk op de knop [Uitstellen/Hervatten]. 2. Verwijder de stapel papier uit de staffellade van de finisher. 3. Trek het verlengstuk van de staffellade van de finisher uit. DRC121 39

2. Snel aan de slag 4. Bevestig de ondersteuningslade voor dun papier door de pinnen tegen de eindgeleider van de staffellade van de finisher te plaatsen. DRC122 5. Druk op de toets [Uitstellen/Hervatten] om het afdrukken opnieuw te starten. Voorzorgsmaatregelen voor gebruik van Finisher SR4120 of Booklet Finisher SR4130 Als u de finisher verplaatst, houd hem dan niet aan de geleiderpanelen vast. Anders kunnen de panelen beschadigd raken. 1 DRB285 1. Geleiderpanelen Sla niet op de finisher (sla bijvoorbeeld niet herhaaldelijk op het oppervlak van de finisher om papierstapels te ordenen). 40

Namen en functies van het bedieningspaneel van het apparaat (bij gebruik van het standaard bedieningspaneel) Namen en functies van het bedieningspaneel van het apparaat (bij gebruik van het standaard bedieningspaneel) 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 22 11 12 21 20 19 1817 16 15 14 13 23 24 DRC139 1. Display Geeft de toetsen weer voor iedere functie, bewerkingsstatus of berichten. Zie Pag. 48 "Het [Home]-scherm gebruiken (bij gebruik van het standaard bedieningspaneel)" en Pag. 48 "Het [Home]-scherm gebruiken (bij gebruik van het standaard bedieningspaneel)". 2. [Reset]-knop Druk op deze knop om de huidige instellingen te verwijderen. 41

2. Snel aan de slag 3. [Programmeren]-knop (kopieer-, Document Server- en scannermodus) Druk op deze knop om veelgebruikte instellingen vast te leggen of vastgelegde instellingen op te roepen. Zie Handige functies. Druk op deze knop om standaarden in te stellen voor het basisdisplay wanneer instellingen zijn verwijderd of gereset, of onmiddellijk nadat de aan-/uitschakelaar is aangezet. Zie Handige functies. 4. [Onderbreken]-knop Druk deze knop in om het kopiëren te onderbreken. Zie de handleiding Kopiëren / Document Server. 5. Aan/uit-indicatielampje Het Aan/uit-indicatielampje gaat branden wanneer u de aan/uit-schakelaar inschakelt. 6. [Energiespaarstand]-knop Druk hierop om de energiebespaarstand of de slaapstand te activeren. Voor meer informatie, zie Snel aan de slag. Wanneer het apparaat in de energiespaarstand staat, is de knop [Energiespaarstand] verlicht. In de slaapstand knippert de toets [Energiespaarstand] langzaam. 7. [Inloggen/Uitloggen]-knop Druk hierop om in of uit te loggen. 8. [Gebruikersinstellingen]-knop Druk op deze knop om de standaardinstellingen aan te passen aan uw wensen. Zie de handleiding Het apparaat aansluiten / Systeeminstellingen. U kunt nagaan waar u verbruiksartikelen kunt bestellen en welk nummer u moet bellen bij storingen. U kunt deze gegevens ook afdrukken. Zie Onderhoud en specificaties. 9. [Papierinstelling]-knop Specificeer de instellingen voor de papierlade. Zie de handleiding Papierinstellingen. 10. [Teller]-knop Druk op deze knop om de tellerstand te bekijken of af te drukken. Zie Onderhoud en specificaties. 11. [Taal]-knop Druk hierop om de taal van het scherm te wijzigen. Zie Pag. 46 "De weergavetaal wijzigen (bij gebruik van het standaard bedieningspaneel)". 12. [Eenvoudige weergave]-knop Druk op deze knop om naar het vereenvoudigde scherm over te gaan. Zie Snel aan de slag. 13. [ ]-knop (Enter-knop) Druk op deze knop om de waardes te bevestigen die zijn ingevoerd of items die zijn opgegeven. 14. [Start]-knop Druk op deze knop om te kopiëren, af te drukken, te scannen of te verzenden. 42

Namen en functies van het bedieningspaneel van het apparaat (bij gebruik van het standaard bedieningspaneel) 15. [Testafdruk]-knop Druk op deze knop om een enkele set kopieën of afdrukken te maken om de afdrukkwaliteit te controleren, voordat u meerdere sets gaat kopiëren of afdrukken. Zie Kopiëren / Document Server. 16. [Stop]-knop Druk op deze knop om een taak die wordt uitgevoerd, zoals kopiëren, scannen of afdrukken, te stoppen. 17. [Wissen]-knop Druk op deze knop om een ingevoerd cijfer te wissen. 18. Cijfertoetsen Gebruik deze toetsen om de hoeveelheid kopieën en gegevens voor de geselecteerde functie in te voeren. 19. Functietoetsen Er zijn geen functies toegewezen aan de functietoetsen. U kunt functies en programma's die u veel gebruikt, registreren. Voor meer informatie, zie Snel aan de slag. 20. Indicatielampje Inkomende gegevens (printermodus) Knippert wanneer het apparaat afdrukopdrachten ontvangt van een computer. Voor meer informatie, zie Afdrukken. 21. [Status controleren]-knop Druk op deze knop om de systeemstatus van het apparaat, de bedieningsstatus van elke functie en de huidige taken te bekijken. U kunt hier ook de taakgeschiedenis en de onderhoudsinformatie van het apparaat bekijken. 22. [Home]-knop Druk hierop om het [Home]-scherm weer te geven. Voor meer informatie, zie Pag. 48 "Het [Home]-scherm gebruiken (bij gebruik van het standaard bedieningspaneel)". 23. Lampje voor mediatoegang Gaat branden wanneer er een SD-kaart in de mediasleuf wordt geplaatst. 24. Mediasleuven Gebruik deze om een USB-geheugenopslagapparaat- of een SD-kaart aan te sluiten. Voor meer informatie, zie Snel aan de slag. 43

2. Snel aan de slag Namen en functies van het bedieningspaneel van het apparaat (bij gebruik van het Smart Operation Panel) 1 2 5 6 5 4 3 DRB135 1. Display Dit is een touchscreen display dat pictogrammen, toetsen, snelkoppelingen en widgets weergeeft waarmee u door de schermen van de verschillende functies en toepassingen kunt navigeren en informatie wordt gegeven over zowel de operationele toestand van het apparaat als andere berichten. Zie Pag. 57 "Het [Home]- scherm gebruiken (bij gebruik van het Smart Operation Panel)" en Pag. 66 "Het gebruik van elke toepassing (bij gebruik van het Smart Operation Panel)". 2. Aan/uit-indicatielampje Het Aan/uit-indicatielampje gaat branden wanneer u de aan/uit-schakelaar inschakelt. Wanneer het apparaat in de slaapstand staat, knippert het Aan/uit lampje langzaam. In de modus Lage stroom of Uitmodus fuseereenheid brandt het Aan/uit-indicatielampje. 3. Statusindicatielampje Hier kunt u de status van het systeem bekijken. Het lampje blijft branden wanneer er een fout optreedt of de toner op raakt. 4. Indicatielampje Inkomende gegevens (printermodus) Knippert wanneer het apparaat afdrukopdrachten ontvangt van een computer. Voor meer informatie, zie Afdrukken. 5. Mediasleuven Gebruik deze om een USB-geheugenopslagapparaat- of een SD-kaart aan te sluiten. Voor meer informatie, zie Snel aan de slag. 44

Namen en functies van het bedieningspaneel van het apparaat (bij gebruik van het Smart Operation Panel) 6. Lampje voor mediatoegang Gaat branden wanneer er een SD-kaart in de mediasleuf wordt geplaatst. 45

2. Snel aan de slag De weergavetaal wijzigen (bij gebruik van het standaard bedieningspaneel) U kunt de taal die op het display wordt gebruikt, wijzigen. Engels is standaard ingesteld. 1. Druk op de [Taal]-knop totdat de taal die u wilt weergeven verschijnt. CUV112 46

De taalweergave wijzigen (bij gebruik van het Smart Operation Panel) De taalweergave wijzigen (bij gebruik van het Smart Operation Panel) U kunt de taal die op het display wordt gebruikt, wijzigen. Engels is standaard ingesteld. 1. Druk op [Home] ( ) onderaan in het midden van het scherm. 2. Druk op het pictogram [Talen wijzigen widget] op het [Home]-scherm. 3. Selecteer de gewenste taal. 4. Druk op [OK]. 47

2. Snel aan de slag Het [Home]-scherm gebruiken (bij gebruik van het standaard bedieningspaneel) In de volgende gevallen kan de modus niet worden gewijzigd: Bij het scannen van een origineel met de scanfunctie Tijdens het openen van Gebruikersinst. / Informatie Tijdens een onderbroken kopieertaak Het [Bovenste] scherm is ingesteld als standaardscherm zodra het apparaat wordt ingeschakeld. U kunt deze standaard instelling in Functieprioriteit wijzigen. Zie de handleiding Het apparaat aansluiten / Systeeminstellingen. Weergave van het [Home]-scherm (bij gebruik van het standaard bedieningspaneel) 1. Druk op de toets [Home] op het bedieningspaneel. Als het [Home]-scherm niet verschijnt, drukt u op het pictogram naar het menuscherm te gaan. rechtsboven in het scherm om CUV108 Functiepictogrammen of snelkoppelingen worden weergegeven op het [Home]-scherm. Voor meer informatie, zie Pag. 49 " Het [Bovenste] scherm en [Home]-scherm gebruiken (bij gebruik van het standaard bedieningspaneel)". Om een andere functie te gebruiken, drukt u op het pictogram van de gewenste functie. Voor meer informatie, zie Snel aan de slag. 48

Het [Home]-scherm gebruiken (bij gebruik van het standaard bedieningspaneel) Het [Bovenste] scherm en [Home]-scherm gebruiken (bij gebruik van het standaard bedieningspaneel) Als u op de [Home]-knop drukt als het apparaat net is ingeschakeld, wordt het [Bovenste] scherm weergegeven. Via het [Bovenste] scherm kunt u de tonerstatus en de papierstatus bekijken. De pictogrammen voor alle functies worden weergegeven op het [Home]-scherm. U kunt snelkoppelingen naar veelgebruikte programma's aan het [Home]-scherm toevoegen. De snelkoppelingen van het programma worden op het [Home]-scherm weergegeven. De programma's kunnen eenvoudig worden opgeroepen door op de snelkoppelingen te drukken. Om het [Home]-scherm weer te geven, drukt u op de [Home]-knop. Als het [Home]-scherm niet verschijnt, drukt u op het pictogram rechtsboven in het scherm om naar het menuscherm te gaan. [Bovenste] scherm 1 2 3 4 5 9 6 7 8 DRC146 49

2. Snel aan de slag [Home]-scherm 10 11 12 13 14 15 17 16 DRC147 1. Gebruiksstatus en meldingen Geeft de apparaatstatus en meldingen weer. 2. [Takenlijst] Druk hierop om het tabblad [Huidige taak] op het [Controleer status]-scherm weer te geven. 3. Overgebleven tijd Wordt aangegeven door de geschatte tijd die het kost om de taak bovenaan de momenteel weergegeven takenlijst te voltooien. 4. [Onderhoudsinfo] Druk hierop om het tabblad [Onderh./Inf./App.informatie] op het [Controleer status]-scherm weer te geven. 5. Schakelen tussen schermen Druk hierop om tussen het [Home]-scherm en [Bovenste] scherm te wisselen. 6. [Voorraadinfo] Dit geeft de informatie over voorraden, bijvoorbeeld de resterende hoeveelheid toner. 7. [Instell. papierlade] Druk hierop om het [Instell. papierlade]-scherm weer te geven. 8. [Lade-info]/[Tussenvgeenh.info] Dit geeft de status weer van de papierladen en de tussenvoegeenheid. 9. [Takenlijst] Toont de huidige en wachtende taken. 10. Afbeelding voor het Home-scherm U kunt een afbeelding zoals een bedrijfslogo weergeven op het [Home]-scherm. Als u de afbeelding wilt wijzigen, zie Handige functies. 50

Het [Home]-scherm gebruiken (bij gebruik van het standaard bedieningspaneel) 11. [Kopieermachine] Druk op deze toets om kopieën te maken. Voor meer informatie over het gebruik van de kopieerfunctie, zie Kopiëren / Document Server. 12. [Scanner] Druk op deze toets om originelen te scannen en beelden op te slaan als bestanden. Voor meer informatie over het gebruik van de scannerfunctie, zie de handleiding Scannen. 13. [Printer] Druk op deze toets om het apparaat als printer te gebruiken. Voor meer informatie over het maken van instellingen voor de printerfunctie, zie Afdrukken. 14. [Documentserver] 15. / Druk op deze toets om documenten op de harde schijf van het apparaat op te slaan of af te drukken. Voor meer informatie over het gebruik van de functie Documentserver, zie de handleiding Kopiëren / Document Server. Druk op deze toetsen om naar een andere pagina te gaan wanneer de pictogrammen niet op één pagina kunnen worden weergegeven. 16. Snelkoppelingen U kunt snelkoppelingen naar programma's aan het [Home]-scherm toevoegen. Voor meer informatie over het registreren van snelkoppelingen, zie Pag. 52 "Pictogrammen toevoegen aan het [Home]-scherm (bij gebruik van het standaard bedieningspaneel)". Het programmanummer verschijnt onderaan het pictogram van de snelkoppeling. Voor meer informatie over voorbeelden van snelkoppelingen die u kunt programmeren, zie Handige functies. 17. [Adresboekbeheer] Druk hierop om het adresboek weer te geven. Voor meer informatie over het gebruik van het adresboek, zie de handleiding Het apparaat aansluiten / Systeeminstellingen. Als er een geïntegreerde softwaretoepassing geïnstalleerd is, wordt er een functiepictogram voor de toepassing weergegeven op het [Home]-scherm. U kunt de volgorde van de pictogrammen wijzigen. Zie Handige functies voor meer informatie. In het vereenvoudigde scherm worden er op elke pagina maximaal 8 pictogrammen weergegeven. Letters en toetsen worden in een groter formaat getoond om de bediening te vergemakkelijken. Op het standaardscherm worden er op elke pagina maximaal twaalf pictogrammen weergegeven. Voor meer informatie, zie Snel aan de slag. 51

2. Snel aan de slag Pictogrammen toevoegen aan het [Home]-scherm (bij gebruik van het standaard bedieningspaneel) U kunt snelkoppelingen toevoegen naar programma's die zijn opgeslagen in de kopieer- of scanmodus. U kunt ook pictogrammen controleren van functies en softwaretoepassingen die u uit het [Home-scherm heeft verwijderd. Sneltoetsen naar programma's opgeslagen in de modus Documentserver kunnen niet worden geregistreerd in het scherm [Home]. Namen van snelkoppelingen van maximaal 32 karakters kunnen in een standaard scherm worden weergegeven. Als de naam van de snelkoppeling langer is dan 32 karakters, wordt het 32ste karakter vervangen door "...". In een eenvoudig scherm kunnen slechts 30 karakters worden weergegeven. Als de naam van de snelkoppeling langer is dan 30 karakters, wordt het 30ste karakter vervangen door "...". Voor meer informatie over het maken van een programma, zie Pag. 76 "Functies in een programma registreren (standaard bedieningspaneel)". Voor meer informatie over het registreren van een snelkoppeling met behulp van het scherm [Programmeren], zie Pag. 52 "Een snelkoppeling van een programma op het [Home]-scherm registreren (bij gebruik van het standaard bedieningspaneel)". U kunt tot 72 pictogrammen voor functies en snelkoppelingen registreren. Verwijder pictogrammen die u niet meer nodig heeft wanneer de limiet is bereikt. Voor meer informatie, zie Handige functies. U kunt de positie van pictogrammen wijzigen. Zie Handige functies voor meer informatie. Een snelkoppeling van een programma op het [Home]-scherm registreren (bij gebruik van het standaard bedieningspaneel) U kunt snelkoppelingen naar programma's aanmaken die zijn opgeslagen in de kopieerapparaat- of scannermodus op het [Home]-scherm. Zodra u een snelkoppeling heeft aangemaakt, kunt u het programma met één druk op de snelkoppeling openen. 1. Geef het scherm [Kopieermachine] of [Scanner] weer. 52

Het [Home]-scherm gebruiken (bij gebruik van het standaard bedieningspaneel) 2. Druk op de knop [Programmeren]. CUP001 3. Druk op [Op Home programm.]. 4. Selecteer het nummer van het programma dat u als een snelkoppeling wilt registreren. 5. Druk op [Ja]. 6. Druk op [Afsluiten]. naast een programma betekent dat de bijbehorende snelkoppeling geregistreerd is in het [Home]-scherm. Nieuwe pictogrammen voor snelkoppelingen worden toegevoegd naast het laatste snelkoppelingspictogram. Als er in de laatste positie reeds een pictogram staat, wordt het nieuwe pictogram op de eerste beschikbare positie vanaf het begin van de regel geplaatst. Voor meer informatie over het registreren van een snelkoppeling op het [Home]-scherm wanneer u het Smart Operation Panel gebruikt, zie Pag. 63 "Pictogrammen toevoegen aan het [Home]- scherm (bij gebruik van het Smart Operation Panel)". Pictogrammen toevoegen aan het [Home]-scherm met Web Image Monitor (bij gebruik van het standaard bedieningspaneel) 1. Start Web Image Monitor op. Voor meer informatie, zie Het apparaat aansluiten / Systeeminstellingen. 2. Log in op de Web Image Monitor. 3. Om pictogrammen toe te voegen aan het standaard [Home]-scherm, gaat u naar [Apparaatbeheer] en klikt u op [Home van apparaat beheren]. Ga naar stap 5. 4. Om pictogrammen toe te voegen aan het [Home]-scherm van een gebruiker, gaat u naar [Scherm per gebruiker personaliseren]. 5. Klik op [Pictogrammen bewerken]. 53

2. Snel aan de slag 6. Ga naar [ Het pictogram kan toegevoegd worden.] van de positie die u wilt toevoegen en klik vervolgens op [ Toevoegen]. 7. Selecteer het functie- of snelkoppelingspictogram dat u wilt toevoegen. 8. Klik vier keer op [OK]. Pictogrammen toevoegen aan het [Home]-scherm met Gebruikersinst. / Informatie (bij gebruik van het standaard bedieningspaneel) In de volgende procedure wordt een snelkoppeling naar een kopieerprogramma geregistreerd in het [Home]-scherm. 1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen]. 2. Druk op [Home bewerken]. CUV110 54

Het [Home]-scherm gebruiken (bij gebruik van het standaard bedieningspaneel) 3. Druk op [Pictogram toevoegen]. 4. Druk op het tabblad [Programmeren]. 5. Controleer of [Programma kopieermachine] is geselecteerd. 6. Selecteer het programma dat u wilt toevoegen. 55

2. Snel aan de slag 7. Bepaal de positie waar [Blanco] wordt weergegeven. 8. Druk op [OK]. 9. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen]. Druk op linksboven in het scherm om de positie in de eenvoudige weergave te controleren. 56

Het [Home]-scherm gebruiken (bij gebruik van het Smart Operation Panel) Het [Home]-scherm gebruiken (bij gebruik van het Smart Operation Panel) Het [Home]-scherm is ingesteld als standaardscherm zodra het apparaat wordt ingeschakeld. Er is een pictogram aan elke functie toegewezen en deze worden weergegeven op het [Home]-scherm. U kunt snelkoppelingen naar veelgebruikte functies of internetpagina's toevoegen aan het [Home]- scherm. Ook kunt u widgets zoals de Talen wijzigen widget registreren. Het [Home]-scherm en het scherm van elke functie kan verschillen afhankelijk van de optionele eenheden die geïnstalleerd zijn. Als u het [Home]-scherm wilt weergeven, drukt u op [Home] ( scherm. ) onderaan in het midden van het Pas geen overmatige druk of kracht toe op het scherm, want dan kan het beschadigen. Maximaal toelaatbare kracht is ongeveer 30 N (ongeveer 3 kgf). N = Newton, kgf = kilogramkracht. 1 kgf = 9,8 N. Om tussen schermen te wisselen, veegt u met uw vinger naar links of rechts op het scherm. 1 2 3 4 13 5 6 12 11 10 9 8 7 DRC953 1. Pictogram voor ingelogde gebruiker Als gebruikersverificatie is ingeschakeld, wordt er een pictogram weergegeven om aan te geven dat er gebruikers zijn ingelogd. Druk op het pictogram om de namen te zien van de gebruikers die momenteel zijn ingelogd. 2. Systeembericht Hiermee worden berichten van het systeem en de toepassingen van het apparaat weergeven. 3. [Inloggen]/[Uitloggen] Deze toetsen worden weergegeven wanneer gebruikersverificatie is ingeschakeld. Wanneer u op [Inloggen] drukt, verschijnt het verificatiescherm. Als u reeds bent ingelogd op het apparaat, verschijnt [Uitloggen]. Om uit te loggen, drukt u op [Uitloggen]. Voor meer informatie over het in- en uitloggen, zie Pag. 91 "Inloggen op het apparaat". 57

2. Snel aan de slag 4. [Energiespaarstand] Druk hierop om de energiespaarstand of de slaapstand te activeren. Voor meer informatie over de modi, zie Snel aan de slag. 5. Pictogram van toepassingenlijst Druk hierop om de lijst met toepassingen weer te geven. U kunt snelkoppelingen maken naar de toepassingen op het [Home]-scherm. Als u een toepassing wilt gebruiken die wordt weergegeven op het tabblad [Widgets] en [Programmeren], maakt u een snelkoppeling voor de toepassing in het [Home]-scherm. Voor meer informatie, zie Handige functies. 6. Pictogrammen om tussen schermen te wisselen Druk hierop om tussen de vijf home-schermen te wisselen. De pictogrammen verschijnen aan de onderkant rechts en links van het scherm. Het aantal pictogrammen geeft het aantal schermen weer aan weerszijden van het huidige scherm. 7. [Stoppen] Druk op deze toets om een taak die wordt uitgevoerd, zoals kopiëren, scannen of afdrukken, te stoppen. 8. [Menu] Hiermee wordt het menuscherm weergegeven van de toepassing die u gebruikt. Afhankelijk van de toepassing die u gebruikt, is deze toets mogelijk niet beschikbaar. U kunt deze toets ook in het [Home]-scherm indrukken om de instellingen in het [Home]-scherm terug te zetten op de standaardwaarden. 9. [Home] Druk hierop om het [Home]-scherm weer te geven. 10. [Terug] Druk op deze toets om terug te gaan naar het vorige scherm terwijl Schermeigenschappen is ingeschakeld of er toepassingen worden gebruikt. Afhankelijk van de toepassing die u gebruikt, is deze toets mogelijk niet beschikbaar. U kunt in sommige toepassingen opgeven of deze toets moet worden ingeschakeld of niet. Voor meer informatie over de instelling, zie Het apparaat aansluiten / Systeeminstellingen. 11. [Media-informatie] / Haal de aangesloten SD-kaart of het USB-geheugenopslagapparaat uit de mediasleuf. Voor meer informatie, zie Snel aan de slag. 12. [Status controleren] Druk op deze knop om de systeemstatus van het apparaat, de bedieningsstatus van elke functie en de huidige taken te bekijken. U kunt hier ook de taakgeschiedenis en de onderhoudsinformatie van het apparaat bekijken. 13. Pictogramweergavegebied Geeft de functie of pictogrammen en widgets van toepassingen weer. Weergegeven pictogrammen kunnen verschillen tussen de vijf startschermen. Voor meer informatie over pictogrammen op elk scherm, zie Pag. 59 "Voornaamste pictogrammen op het [Home]-scherm (bij gebruik van het Smart Operation Panel)". U kunt ook snelkoppelingen toevoegen en pictogrammen schikken met behulp van mappen. Voor meer informatie, zie Handige functies. 58

Het [Home]-scherm gebruiken (bij gebruik van het Smart Operation Panel) U kunt de achtergrond van het [Home]-scherm wijzigen. Voor meer informatie, zie Handige functies. U kunt van modus wisselen door op pictogrammen op het [Home]-scherm te drukken. U kunt ook van modus wisselen door op de functietoetsen te drukken. Voor meer informatie over de functietoetsen, zie Snel aan de slag. In de volgende gevallen kan de modus niet worden gewijzigd: Bij het scannen van een origineel met de scanfunctie Bij het openen van de volgende schermen: Apparaateigenschappen Teller Informatie Adresboekmanagement Instellingen Papierlade Huidige taak / Taakhistorie Tijdens een onderbroken kopieertaak Het [Home]-scherm is ingesteld als standaardscherm zodra het apparaat wordt ingeschakeld. U kunt deze standaardinstelling wijzigen bij Functieprioriteit. Zie Het apparaat aansluiten / Systeeminstellingen. Voornaamste pictogrammen op het [Home]-scherm (bij gebruik van het Smart Operation Panel) De volgende pictogrammen worden standaard weergegeven in het [Home]-scherm: Pictogram Beschrijving Kopie Scanner Druk hierop om het scherm van de kopieerfunctie weer te geven. Voor meer informatie over het gebruik van de kopieerfunctie, zie Kopiëren / Document Server. Druk hierop om het scherm van de scannerfunctie weer te geven. Voor meer informatie over het gebruik van de scannerfunctie, zie de handleiding Scannen. 59

2. Snel aan de slag Snelle kopie Pictogram Snelle scanner Printer Afdrukken/scannen (geheugenopslagapparaat) Beschrijving Hiermee kunt u instellingen maken door simpelweg de richting van de toetsen links naar rechts te bewegen, zodat u gemakkelijk kunt kopiëren. U kunt ook gebruikmaken van de belangrijkste kopieerfuncties zoals dubbelzijdig en gecombineerd kopiëren. Voor meer informatie over het gebruik van deze functie, zie Snel aan de slag. Hiermee kunt u een bestemming uit de lijst selecteren en gescande gegevens verzenden. U kunt gegevens versturen via e-mail of naar een map. Voor meer informatie over het gebruik van deze functie, zie Snel aan de slag. Hiermee kunt u instellingen opgeven om het apparaat eenvoudig als printer te gebruiken. Voor meer informatie, zie Afdrukken. Hiermee kunt u gescande bestanden afdrukken vanaf en opslaan op een geheugenopslagapparaat. Voor meer informatie, zie Afdrukken. Afdrukken snel vrijgeven Documentserver Internetbrowser Gebruikershandleiding Adresboekbeheer Website met toepassingen Gebruikersinstellingen Hiermee kunt u bestanden eenvoudig afdrukken. Voor meer informatie, zie Afdrukken. Druk op deze toets om documenten op de harde schijf van het apparaat op te slaan of af te drukken. Voor meer informatie over het gebruik van de functie Documentserver, zie de handleiding Kopiëren / Document Server. Druk op deze toets om internetpagina's weer te geven. Voor meer informatie, zie Handige functies. Druk hierop om de handleidingen voor het apparaat weer te geven. Druk hierop om het adresboek weer te geven. Voor meer informatie over het gebruik van het adresboek, zie de handleiding Het apparaat aansluiten / Systeeminstellingen. Druk hierop om de toepassingensite weer te geven. Hier kunt u toepassingen voor uw apparaat downloaden. Voor meer informatie, zie Snel aan de slag. Druk hierop om het scherm weer te geven van de systeeminstellingen van het apparaat. 60

Het [Home]-scherm gebruiken (bij gebruik van het Smart Operation Panel) Pictogram Systeembericht widget Talen wijzigen widget Voorraadinfo widget Geïntegreerde softwaretoepassingen Beschrijving Hiermee worden berichten van het systeem en de toepassingen van het apparaat weergeven. Hiermee kunt u de taal op het scherm wijzigen. Geeft aan hoeveel toner er nog is. Als er een geïntegreerde softwaretoepassing geïnstalleerd is, wordt er een functiepictogram voor de toepassing weergegeven op het [Home]-scherm. U kunt pictogrammen toevoegen aan het [Home]-scherm om het apparaat te personaliseren. Voor meer informatie over het toevoegen van pictogrammen aan het [Home]-scherm, zie Pag. 63 "Pictogrammen toevoegen aan het [Home]-scherm (bij gebruik van het Smart Operation Panel)". Mogelijke bewerkingen op het scherm (bij gebruik van het Smart Operation Panel) Vingers samenknijpen (uitzoomen) Plaats uw duim en wijsvinger op het scherm en knijp vervolgens uw vingers samen om het scherm uit te zoomen. Dubbeltikken kan ook effectief zijn voor deze bewerking. Vingers spreiden (inzoomen) DNE103 Plaats uw duim en wijsvinger op het scherm en spreid uw vingers uit elkaar om het scherm in te zoomen. Dubbeltikken kan ook effectief zijn voor deze bewerking. 61

2. Snel aan de slag Vegen DNE104 Veeg met uw vinger naar rechts of links op het scherm om tussen schermen te wisselen. Lang tikken DNE102 Plaats uw vinger op het scherm en houd deze op het scherm tot het volgende scherm wordt weergegeven. U kunt het menuscherm weergeven van de gebruikte toepassing. Slepen DNE101 Zet uw vinger op het scherm en sleep hem vervolgens over het scherm. U kunt een pictogram slepen naar de gewenste plek op het scherm. 62

Het [Home]-scherm gebruiken (bij gebruik van het Smart Operation Panel) DNE111 Pictogrammen toevoegen aan het [Home]-scherm (bij gebruik van het Smart Operation Panel) Snelkoppelingen toevoegen aan het [Home]-scherm (bij gebruik van het Smart Operation Panel) U kunt snelkoppelingen toevoegen aan de functies van het apparaat. U kunt de pictogrammen van de apparaatfuncties en ingebouwde software weergeven nadat u ze heeft verwijderd uit het [Home]-scherm. 1. Druk op [Home] ( ) onderaan in het midden van het scherm. 2. Druk op. 3. Druk op het tabblad [Apps] om een snelkoppeling toe te voegen naar een andere toepassing dan de Oudere toepassingen. Druk op het tabblad [Programmeren] om een snelkoppeling toe te voegen naar een van de Oudere toepassingen. 4. Selecteer de toepassing waar u een snelkoppeling voor wilt toevoegen. Anders dan Oudere toepassingen: Druk enige tijd op het toepassingspictogram. Oudere toepassingen: Druk enige tijd op het pictogram [Oudere toepassingen]. De afbeelding van waar de snelkoppeling moet worden geplaatst in het [Home]-scherm wordt weergegeven. 5. Sleep het pictogram naar de gewenste plek in het scherm. Wanneer u een snelkoppeling wilt toevoegen naar de Oudere toepassingen, gaat u verder naar stap 6. 6. Selecteer in de lijst een van de Oudere toepassingen die u wilt toevoegen. 63

2. Snel aan de slag Snelkoppelingen naar favorieten toevoegen aan het [Home]-scherm (bij gebruik van het Smart Operation Panel) U kunt snelkoppelingen naar bladwijzers die zijn geregistreerd in favorieten in de Webbrowser toevoegen aan het [Home]-scherm. 1. Druk op [Home] ( ) onderaan in het midden van het scherm. 2. Druk op. 3. Druk op het tabblad [Programmeren]. 4. Druk enige tijd op het pictogram [Bladwijzer]. De afbeelding van waar de snelkoppeling moet worden geplaatst in het [Home]-scherm wordt weergegeven. 5. Sleep het pictogram naar de gewenste plek in het scherm. 6. Selecteer in de lijst met bladwijzers de bladwijzer die u wilt toevoegen. Snelkoppelingen naar programma's toevoegen aan het [Home]-scherm (bij gebruik van het Smart Operation Panel) U kunt snelkoppelingen toevoegen naar programma's die zijn geregistreerd in de toepassingen Kopieerapparaat, Scanner of Snel faxen/scannen/kopiëren. 1. Druk op [Home] ( ) onderaan in het midden van het scherm. 2. Druk op. 3. Druk op het tabblad [Programmeren]. 4. Selecteer het programma waar u een snelkoppeling voor wilt toevoegen. Anders dan Oudere toepassingen: Druk enige tijd op het toepassingspictogram. Oudere toepassingen: Druk enige tijd op het pictogram [Oudere toepassingen]. De afbeelding van waar de snelkoppeling moet worden geplaatst in het [Home]-scherm wordt weergegeven. 5. Sleep het pictogram naar de gewenste plek in het scherm. 6. Selecteer in de lijst het programma dat u wilt toevoegen. Widgets toevoegen aan het [Home]-scherm (bij gebruik van het Smart Operation Panel) U kunt widgets aan het [Home]-scherm toevoegen om aan te geven hoeveel toner er nog is of u kunt de schermtaal wijzigen. 64

Het [Home]-scherm gebruiken (bij gebruik van het Smart Operation Panel) 1. Druk op [Home] ( ) onderaan in het midden van het scherm. 2. Druk op. 3. Druk op het tabblad [Widget]. 4. Druk enige tijd op het widgetpictogram dat u wilt toevoegen. De afbeelding van waar de widget moet worden geplaatst in het [Home]-scherm wordt weergegeven. 5. Sleep het pictogram naar de gewenste plek in het scherm. 65

2. Snel aan de slag De verschillende toepassingen gebruiken Elke toepassing gebruiken (bij gebruik van het standaard bedieningspaneel) Het weergavescherm laat de gebruiksstatus, meldingen en functiemenu's zien. De weergegeven functie-items dienen als selectietoetsen. U kunt een item selecteren of specificeren door er zachtjes op te drukken. Selecteert of specificeert u een item op het scherm, dan wordt het als volgt gemarkeerd. Toetsen die er als volgt uitzien, kunt u niet gebruiken. Pas geen overmatige druk of kracht toe op het scherm, want dan kan het beschadigen. Maximaal toelaatbare kracht is ongeveer 30 N (ongeveer 3 kgf). N = Newton, kgf = kilogramkracht. 1 kgf = 9,8 N. Het [Bovenste] scherm is ingesteld als standaardscherm zodra het apparaat wordt ingeschakeld. Het [Home]-scherm en het scherm van elke functie kan verschillen afhankelijk van de optionele eenheden die geïnstalleerd zijn. Het gebruik van elke toepassing (bij gebruik van het Smart Operation Panel) U kunt de functieschermen openen door op pictogrammen zoals [Kopie] of [Scanner] te drukken in het [Home]-scherm. Elke functie kan drie soorten schermen ("scherm met standaardtoepassingen", scherm met "Oudere toepassingen" en "scherm met snelle toepassingen") gebruiken. Scherm met standaardtoepassingen Functies en instellingen die vaak worden gebruikt worden op het bovenste scherm weergegeven. Veeg het scherm omhoog of omlaag om een item te selecteren. Wanneer u een item selecteert, verschijnt de vervolgkeuzelijst of de instelling. Voor meer informatie over bewerkingen op dit scherm, zie Pag. 61 "Mogelijke bewerkingen op het scherm (bij gebruik van het Smart Operation Panel)". Voor meer informatie over het gebruik van dit scherm, zie Snel aan de slag. Het scherm Oudere toepassingen U kunt geavanceerde functies en gedetailleerde instellingen selecteren aan de hand van de functies en instellingen die u vaak gebruikt. Voor meer informatie over het gebruik van dit scherm, zie Snel aan de slag. Voor meer informatie over toetsen die op het scherm van alle klassieke toepassingen worden weergegeven, zie Snel aan de slag. 66

De verschillende toepassingen gebruiken Het scherm met snelle toepassingen U kunt eenvoudig de basisbewerkingen instellen, zoals dubbelzijdig kopiëren, gescande documenten per e-mail verzenden of andere bewerkingen. Voor meer informatie over het gebruik van dit scherm, zie Snel aan de slag. Functies die u op elk scherm kunt gebruiken Display Scherm met standaardtoepassingen Het scherm Oudere toepassingen Het scherm met snelle toepassingen Functies die u kunt gebruiken Kopieerapparaat Scanner Kopieerapparaat Scanner Printer Documentserver Kopieerapparaat Scanner De pictogrammen [Kopieerapparaat (klassiek)], [Scanner (klassiek)] en [Printer (klassiek)] worden weergegeven in de Toepassingenlijst. Voor meer informatie over hoe u deze aan het [Home]- scherm kunt toewijzen, zie Pag. 63 "Pictogrammen toevoegen aan het [Home]-scherm (bij gebruik van het Smart Operation Panel)". Het scherm [Kopiëren] (bij gebruik van het Smart Operation Panel) U kunt heen en weer schakelen tussen de twee schermen die in deze paragraaf worden beschreven door het scherm omhoog of omlaag te vegen. 1 2 3 4 7 5 6 DRC966 67

2. Snel aan de slag Nr. Pictogram Beschrijving 1 U kunt een kleurmodus selecteren. 2 U kunt afbeeldingen verkleinen en vergroten. 3 4 5 U kunt de papierlade opgeven die het papier bevat waarop u wilt kopiëren. U kunt instellen hoeveel kopieën gemaakt moeten worden. Druk op een nummer om het aantal kopieën met het toetsenbord in te voeren. U kunt het aantal kopieën ook opgeven met [ ] of [ ]. Voorbeelden van afdrukken wijzigen op basis van uw instellingen. 6 7 U kunt de kopieerinstellingen controleren voordat u een grote kopieeropdracht uitvoert. De algemene belichting van het origineel kan in negen stappen worden aangepast. Geef de belichting op door op het pictogram links of rechts te slepen. te tikken en deze naar 8 9 10 11 12 13 14 15 16 DRC150 Nr. Pictogram Beschrijving 8 U kunt twee enkelzijdige originelen of één dubbelzijdig origineel combineren op één zijde van een vel. Het apparaat selecteert automatisch een reproductieverhouding en kopieert de originelen op één vel kopieerpapier. 68

De verschillende toepassingen gebruiken Nr. Pictogram Beschrijving 9 10 U kunt kopieën sorteren als een set en kopieën van elke pagina stapelen bij een origineel van meerdere pagina's. U kunt elke set kopieën samen nieten. 11 U kunt perforatiegaten in kopieën maken. 12 U kunt een origineeltype selecteren dat geschikt is voor uw originelen. 13 Kopieën kunnen op verschillende manieren worden gevouwen. 14 15 16 U kunt een origineel met veel pagina's verdelen en het in kleinere delen scannen, terwijl u het toch als een geheel kopieert. Om dit te doen, plaatst u meerdere pagina's van het origineel in de ADF. U kunt het origineelformaat opgeven wanneer u originelen met een aangepast formaat kopieert. Er zijn nog andere instellingen. Het scherm [Scanner] (bij gebruik van het Smart Operation Panel) 1 2 3 4 5 13 12 6 7 8 9 11 10 DRC958 69

2. Snel aan de slag Nr. Pictogram Beschrijving 1 2 3 4 Geeft het type scannerbestemming weer. Druk hierop om te schakelen tussen e- mailbestemmingen en mapbestemmingen. Hier ziet u de opgegeven bestemming. Als u op de bestemming tikt, kunt u deze in het adresboek registreren of uit de bestemmingen verwijderen. Als u omhoog of omlaag veegt, kunt u de geselecteerde bestemmingen bevestigen. Het totaal aantal geselecteerde bestemmingen wordt weergegeven. Druk hierop om een scherm weer te geven waarin u de bestemmingen kunt bevestigen. In het scherm voor bevestiging van de bestemmingen kunt u het volgende doen: De velden "Aan", "Cc" en "Bcc" van de e- mailbestemmingen omwisselen Bestemmingen in het adresboek registreren Bestemmingen bewerken Bestemmingen van de bestemmingslijst verwijderen Druk hierop om het scherm met verzendresultaten weer te geven. In het scherm met verzendresultaten kunt u het volgende doen: Verzonden taken controleren Foutbeschrijvingen controleren Het verzenden van een document in stand-by annuleren Een lijst van verzendresultaten afdrukken 5 Druk hierop om de huidige instellingen te wissen. 6 Druk hierop om het voorbeeldscherm weer te geven na het scannen van de originelen. 70

De verschillende toepassingen gebruiken Nr. Pictogram Beschrijving 7 8 9 U kunt de instellingen controleren in Verzendinstellingen. Druk hierop om het scherm Verzendinstellingen te openen. Voor meer informatie, zie Pag. 71 "Het scherm [Verzendinstell.] (bij gebruik van het Smart Operation Panel)". Druk hierop om originelen te scannen en het verzenden te starten. 10 11 Druk hierop om naar het gedeelte van het adresboek te schakelen. Toont de bestemmingen in het adresboek aan. Als een wachtwoord of beveiligingscode is ingesteld voor een mapbestemming, voert u het wachtwoord of de beveiligingscode in op het scherm dat verschijnt nadat u op de mapbestemming heeft getikt. 12 De onderdelen van het adresboek. 13 Druk hierop om een bestemming toe te voegen. U kunt bestemmingen als volgt toevoegen: Handmatig invoeren In de verzendgeschiedenis selecteren Een registratienummer uit het adresboek opgeven Zoeken naar een bestemming in het adresboek of op de LDAP-server Het scherm [Verzendinstell.] (bij gebruik van het Smart Operation Panel) U kunt de vier schermen wisselen die in deze sectie worden beschreven door het scherm omhoog of omlaag te vegen. 71

2. Snel aan de slag 1 2 3 4 5 6 DRC959 Nr. Pictogram Beschrijving 1 Druk hierop om de instellingen te selecteren die geschikt zijn voor uw origineeltype en om de kleurmodus te selecteren. 2 Druk hierop om een bestandstype te selecteren. 3 4 5 Druk hierop om de resolutie te selecteren waarmee u het origineel wilt scannen. Druk hierop om de zijden van het te scannen origineel te selecteren, zoals één zijde of beide zijden. Druk hierop om het scanformaat van het origineel te selecteren. 6 Druk hierop om een bestandsnaam op te geven. 72

De verschillende toepassingen gebruiken 7 8 9 10 11 DRC960 Nr. Pictogram Beschrijving 7 8 Druk hierop om de belichting op te geven waarmee u het origineel wilt scannen. U kunt de belichting ook opgeven door op het pictogram te tikken en het naar rechts of links te slepen. Druk hierop om de richting van het origineel te selecteren. 9 Druk hierop om de afzender op te geven. 10 11 Druk hierop om het onderwerp van de e-mail in te voeren. Druk hierop om de hoofdtekst van de e-mail in te voeren. 12 13 14 15 16 17 DRC281 73

2. Snel aan de slag Nr. Pictogram Beschrijving 12 13 14 15 16 17 Druk hierop om de vergrotingsratio op te geven voor het scannen van het origineel. Druk hier om het beeld te wissen vanaf een opgegeven breedte rond het document en in het midden van het document nadat het document is gescand. Druk hierop om een groot aantal originelen in verschillende batches te scannen en deze samen als één taak te versturen. U kunt originelen met meerdere pagina's in de ADF plaatsen. Druk hierop om een groot aantal originelen in verschillende batches te scannen en deze samen als één taak te versturen. Plaats de originelen één voor één in de ADF. Druk hierop om een origineel met meerdere pagina's te verdelen in delen van een bepaald aantal pagina's en de documenten vervolgens te verzenden. Druk hierop om de e-mail te ondertekenen en coderen. 18 19 DRC282 74

De verschillende toepassingen gebruiken Nr. Pictogram Beschrijving 18 19 Om de scaninstelling voor additionele originelen te wijzigen naar [1-zijdig origineel] na het scannen van één zijde van de laatste pagina van een batch dubbelzijdige originelen met behulp van de glasplaat, drukt u op [Instelling wijzigen] en vervolgens op [1-zijdig origineel]. U kunt dit alleen selecteren als [Batch] of [SADF] is geselecteerd. Druk hierop om de afzender te melden dat de e- mailontvanger de e-mail heeft geopend. 75

2. Snel aan de slag Functies in een programma registreren (standaard bedieningspaneel) Het aantal programma's dat kan worden geregistreerd is als volgt: Kopieerapparaat: 25 programma's Documentserver: 25 programma's Scanner: 25 programma's De volgende instellingen kunnen in programma's worden geregistreerd: Kopieerapparaat: Kleurmodus, origineeltype, belichting, origineelinstellingen, papierlade, Bestand opslaan (met uitzondering van Gebruikersnaam, Bestandsnaam en Wachtwoord), Autom. verkl./vergr., Marge creëren, ID-kaart kopiëren, Afwerken, Kaft/Tussenblad, Bewerken/Kleur, Duplex/combi./reeks, Verkl/vergr, aantal kopieën Documentserver (op het afdrukscherm van het eerste document): Afwerken, Kaft/Tussenblad (met uitzondering van Hoofd vellen in Tussv./hfdstk), Bew./Stempel, 2-zijdig / Boek, aantal afdrukken Scanner: Scaninstellingen, belichting, Originele invoertype, Verzend Bestandstype/naam (behalve voor Beveil.inst.), Startnummer, Bestand opslaan (behalve voor Gebruikersnaam, Bestandsnaam en Wachtwoord), Voorvertoning, bestemmingen geselecteerd uit het adresboek, Tekst, Onderwerp, Beveiliging, Ontv. Bevestiging, E-mailmeth. vr best. Dit gedeelte beschrijft hoe u functies in een programma registreert met de functie kopieerapparaat als voorbeeld. 1. Druk op de [Home]-knop links onderin het bedieningspaneel en druk op het pictogram [Kopieerapparaat] in het [Home]-scherm. Als het [Kopieerapparaat]-pictogram niet verschijnt, drukt u op het pictogram het scherm om naar het menuscherm te gaan. rechtsboven in CUV108 76

Functies in een programma registreren (standaard bedieningspaneel) 2. Bewerk de kopieerinstellingen zodat alle functies die u in het geheugen wilt opslaan, zijn geselecteerd. 3. Druk op de knop [Programmeren]. 4. Druk op [Geprogram.]. CUP001 5. Druk op het nummer van het programma dat u wilt registreren. 6. Voer de programmanaam in. 7. Druk op [OK]. 8. Druk op [Afsluiten]. U kunt tot 34 tekens voor een programmanaam invoeren. Wanneer een bepaald programma als standaard wordt geregistreerd, worden de waarden ervan de standaardinstellingen. Deze waarden worden weergegeven zonder op de toets [Programmeren] te drukken wanneer instellingen worden verwijderd of gereset en wanneer het apparaat wordt aangezet. Zie Handige functies. Wanneer de papierlade die u in een programma heeft opgegeven leeg is en als er meer dan één papierlade met papier van hetzelfde formaat is, wordt eerst de papierlade geselecteerd die voorrang heeft gekregen bij [Papierladeprioriteit: Kopieerapparaat]. Voor meer informatie, zie Het apparaat aansluiten / Systeeminstellingen. 77

2. Snel aan de slag Bestemmingen kunnen worden geregistreerd onder een programma van de scannermodus, maar alleen wanneer [Bestemmingen insluiten] is geselecteerd voor [Programma-instelling voor bestemm.] onder [Scannereigenschappen]. Voor meer informatie over de instelling, zie Scannen. Mapbestemmingen die beschermingscodes hebben kunnen niet worden geregistreerd onder een programma van de scannermodus. Programma's worden niet verwijderd door het apparaat uit te schakelen of door op de [Reset]- knop te drukken, tenzij het programma werd verwijderd of overschreven. Programmanummers met een betreffende programma. ernaast betekent dat er al instellingen zijn gemaakt voor het Programma's kunnen worden geregistreerd in het [Home]-scherm en kunnen eenvoudig opnieuw worden opgeroepen. Voor meer informatie, zie Pag. 52 "Een snelkoppeling van een programma op het [Home]-scherm registreren (bij gebruik van het standaard bedieningspaneel)" en Pag. 52 "Pictogrammen toevoegen aan het [Home]-scherm (bij gebruik van het standaard bedieningspaneel)". Sneltoetsen naar programma's opgeslagen in de modus Documentserver kunnen niet worden geregistreerd in het scherm [Home]. Voorbeeld van programma's (bij gebruik van het standaard bedieningspaneel) Kopieermodus Programmanaam Beschrijving van programma Effect Milieuvriendelijk kopiëren Gedagtekende vertrouwelijke kopie Conferentiemateria al kopiëren Tijdschrift kopiëren Specificeer [Comb. 2-zijd.] in [Duplex/combi./reeks]. Specificeer bij [Bewerken / Kleur] [VERTROUWELIJK] onder [Vooraf ingestelde stempel] en [Datumstempel]. Specificeer [Comb. 2-zijd.] in [Duplex/combi./reeks] en [Nieten] in [Afwerken]. Specificeer in [Duplex/combi./ reeks] [Tijdschrift] onder [Boek] en specificeer ook [Nieten: Midden] in [Afwerken]. U kunt hiermee papier en toner besparen. U kunt het nog duidelijker maken dat het vertrouwelijke kopieën betreft door "VERTROUWELIJK" en de datum op de kopieën af te drukken. Hiermee kunnen conferentiematerialen efficiënt worden gekopieerd. Hiermee kunt u papier besparen. U kunt ook afdruktaken zoals het maken van folders binnenshuis uitvoeren in plaats van ze door een extern bedrijf te laten afdrukken. 78

Functies in een programma registreren (standaard bedieningspaneel) Programmanaam Beschrijving van programma Effect Kopiëren in één formaat Kopiëren met een Z-vouw Bedrijfsnaam op kopieën stempelen Miniatuurkopie Kopie opslaan: XXXX (vervang XXXX door een mapnaam) Specificeer [Gemengde formaten] in [Origineelinstell.] en [Autom. verkl./vergr.] op het beginscherm. Specificeer [Z-vouw] in [Afwerken]. Specificeer [Gebruikersstempel] in [Bewerken/Kleur]. Specificeer [Comb.1-zijd.] in [Duplex/combi./reeks]. Geef een map op in [Opslagmap] in [Bestand opslaan]. Het is mogelijk kopieën van verschillende formaten op één papierformaat te kopiëren, zodat het eenvoudiger is ze te beheren. Papier van A3-formaat wordt gevouwen tot A4-formaat. Het is mogelijk kopieën van verschillende formaten op één papierformaat te kopiëren, zodat het eenvoudiger is ze te beheren. Het is mogelijk uw bedrijfsnaam op kopieën (zoals werk- of bouwtekeningen) te stempelen. Uw bedrijfsnaam dient daarvoor eerst in het apparaat te worden geregistreerd. U kunt maximaal acht pagina's op één zijde van een vel papier kopiëren. Hierdoor bespaart u papier. U kunt mappen gebruiken om opgeslagen bestanden te organiseren op gebruikersnaam of op het beoogde gebruik. Scannermodus Programmanaam Beschrijving van programma Effect PDF's scannen Selecteer [Kleur: Tekst / Foto] in [Scaninstellingen]. Selecteer in [Verzend Bestandstype/Naam] het item [PDF] onder [Bestandstype] en voer bedrijfsgegevens in zoals "Vestiging in Londen: dagelijks rapport" onder [Bestandsnaam]. Het is mogelijk documenten efficiënt te scannen. 79

2. Snel aan de slag Programmanaam Beschrijving van programma Effect Hoge compressiebestand en PDF scannen Scannen om op te slaan voor de lange termijn Scannen in één formaat Scannen met digitale handtekening Gescand bestand delen Scannen in hoge resolutie Scannen in batches Selecteer [Kleur: Tekst / Foto] in [Scaninstellingen]. Geef in [Verzend Bestandstype/naam] [PDF] op in [Bestandstype] en geef ook [Hoge compressie PDF] op in [PDFbestandsinst.]. Selecteer in [Verzend Bestandstype/naam] [PDF] in [Bestandstype] en [PDF/A] in [PDFbestandsinst.]. In [Scaninstellingen] selecteert u [Gem. orig. form.] onder [Scanformaat] en geef de afgewerkte grootte op van gescande gegevens met [Verkl/ vergr] onder [Bewerken]. In [Verzend Bestandstype/naam], geef [PDF] op bij [Bestandstype] en geef ook [Digit. handtekening] op. Specificeer [Delen] in [Origin. invoertype]. Geef [Verzend Bestandstype/ naam] op in [TIFF] in [Bestandstype]. Geef ook een hogere resolutie op in [Scaninstellingen]. Selecteer [Batch] in [Origin. invoertype]. U kunt de grootte van gescande documenten comprimeren, zodat u ze kunt verzenden en opslaan. U kunt documenten gemakkelijk digitaliseren in de bestandsindeling "PDF/A", die geschikt is voor langdurige opslag. U kunt deze stap om één formaat te kiezen overslaan, als u gescande gegevens opnieuw afdrukt. Het is mogelijk om een digitale handtekening aan een belangrijk document (zoals een contract) toe te voegen, zodat het opvalt als er met de gegevens is geknoeid. Het is mogelijk een origineel dat uit meerdere pagina's bestaat te scannen als één bestand door deze over groepen van een opgegeven aantal pagina's te verdelen. Gescande documenten behouden veel van de details van de originelen, maar de omvang van de gegevens kan tamelijk groot zijn. Het is mogelijk meerdere scans toe te passen op een groot volume originelen en de gescande originelen als één taak te versturen. 80

Functies in een programma registreren (standaard bedieningspaneel) Programmanaam Beschrijving van programma Effect Scannen naar XXXX (vervang XXXX door een bestemmingsnaam) Scan opslaan: XXXX (vervang XXXX door een mapnaam) Selecteer e-mail- of mapbestemmingen uit de lijst die is geregistreerd in het adresboek van het apparaat en geef vervolgens de scaninstellingen op. Geef een map op in [Opslagmap] in [Bestand opslaan]. Als u bestemmingen en scaninstellingen registreert die u vaak gebruikt, kunt u de procedures om deze op te geven overslaan bij het verzenden van een gescand bestand. U kunt mappen gebruiken om opgeslagen bestanden te organiseren op gebruikersnaam of op het beoogde gebruik. Afhankelijk van de geïnstalleerde opties, kunnen sommige functies mogelijk niet geregistreerd worden. Voor meer informatie, zie Snel aan de slag. De namen van programma's hierboven zijn slechts voorbeelden. U kunt een programma een naam naar keuze geven. Afhankelijk van uw bedrijfsgegevens of het type documenten dat moet worden gescand, is het registreren van een programma niet raadzaam. 81

2. Snel aan de slag Functies in een programma registreren (bij gebruik van het Smart Operation Panel) Het aantal programma's dat kan worden geregistreerd, is afhankelijk per functie. Standaardtoepassingen Kopie: 25 programma's Scanner: 100 programma's Snelle toepassingen Snelle kopie: 25 programma's Snelle scanner: 100 programma's Oudere toepassingen Kopieerapparaat (klassiek): 25 programma's Documentserver: 25 programma's Scanner (klassiek): 25 programma's De volgende instellingen kunnen in programma's worden geregistreerd: Standaardtoepassingen Kopie: Kleurmodus, Verkleinen/Vergroten, Aantal, Belichting, Papierlade, 2-zijdig, Combineren, Sorteren, Stapelen, Nieten, Perforeren, Vouwen, Origineel formaat, Origineeltype, Batch, Ovrg instell. Scanner: Bestemming, Voorvertoning, Verzendinstell. Snelle toepassingen Snelle kopie: Kleurmodus, Papierlade, Aantal, Verkleinen/Vergroten, Dubbelzijdig, Combineren, Stapelen, Perforeren, Belichting, Origineelrichting Snelle scanner: Bestemming, Origineeltype, Bestandstype, Resolutie, Origineelrichting, Origineelzijden, Scanformaat, Voorvertoning Oudere toepassingen Kopieerapparaat (klassiek): Kleurmodus, origineeltype, belichting, Originele instel., papierlade, Bestand opslaan (met uitzondering van Gebruikersnaam, Bestandsnaam en Wachtwoord), Autom. verkl./vergr., 82

Functies in een programma registreren (bij gebruik van het Smart Operation Panel) Marge creëren, ID-kaart kopiëren, Afwerken, Kaft/Tussenblad, Bewerken/Kleur, Duplex/ combi./reeks, Verkl/vergr, aantal kopieën Documentserver (op het afdrukscherm van het eerste document): Afwerken, Kaft/Tussenblad (met uitzondering van Hoofd vellen in Tussv./hfdstk), Bew./ Stempel, 2-zijdig / Boek, aantal afdrukken Scanner (klassiek): Scaninstellingen, belichting, Originele invoertype, Verzend Bestandstype/naam (behalve voor Beveil.inst. en Startnummer), Bestand opslaan (behalve voor Gebruikersnaam, Bestandsnaam en Wachtwoord), Voorvertoning, bestemmingen geselecteerd uit het adresboek, Tekst, Onderwerp, Beveiliging, Ontv. Bevestiging, E-mailmethode bestand In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u functies aan een programma kunt registreren met behulp van elke toepassing. Standaardtoepassingen/Snelle toepassingen 1. Bewerk de instellingen, zodat alle functies die u aan een programma wilt registreren zijn geselecteerd op het scherm [Kopiëren], [Scanner], [Snelle kopie] of [Snelle scanner]. 2. Druk op [Menu] ( ) midden onderin het scherm. 3. Druk op [Huidige inst. vr progr. registr.]. 4. Druk op het nummer van het programma dat u wilt registreren. 5. Voer de programmanaam in. 6. Selecteer het pictogram voor het programma. U kunt een afbeelding die is opgeslagen op een SD-kaart selecteren. 7. Druk op [Vorig scherm]. Als u de snelle toepassing gebruikt, drukt u op [Terug]. 8. Druk op [OK]. 9. Druk op [Plaatsen]. Zelfs wanneer u [Niet programmeren] selecteert, kunt u snelkoppelingen toevoegen aan het programma op het [Home]-scherm nadat de programmaregistratie is voltooid. 10. Druk op [Afsluiten]. Oudere toepassingen 1. Bewerk de instellingen zodat alle functies die u aan een programma wilt registreren zijn geselecteerd op het [Kopieerapparaat (klassiek)]-, [Documentserver]- of [Scanner (klassiek)]-scherm. Als u Documentserver gebruikt, bewerkt u de instellingen in het beginscherm voor afdrukken. 2. Druk op [Herroepen/Progr./Progr. wijzigen] links onderin het scherm. 83

2. Snel aan de slag 3. Druk op [Geprogram.]. 4. Druk op het nummer van het programma dat u wilt registreren. 5. Voer de programmanaam in. 6. Druk op [OK]. 7. Druk op [Afsluiten]. Het aantal tekens dat u voor een programmanaam kunt invoeren, is per functie verschillend: Standaardtoepassingen Kopie: 40 tekens Scanner: 40 tekens Snelle toepassingen Snelle kopie: 40 tekens Snelle scanner: 40 tekens Oudere toepassingen Kopieerapparaat (klassiek): 34 tekens Documentserver: 34 tekens Scanner (klassiek): 34 tekens Wanneer een bepaald programma als standaard wordt geregistreerd, worden de waarden ervan de standaardinstellingen. Deze waarden worden weergegeven zonder het programma op te roepen wanneer instellingen worden verwijderd of gereset en als het apparaat wordt aangezet. Zie Handige functies. Wanneer de papierlade die u in een programma heeft opgegeven, leeg is en als er meer dan één papierlade met papier van hetzelfde formaat is, wordt eerst de papierlade geselecteerd die voorrang heeft gekregen bij [Papierladeprioriteit: Kopieerapparaat] op het tabblad[instell. papierlade]. Voor meer informatie, zie Het apparaat aansluiten / Systeeminstellingen. 84

Functies in een programma registreren (bij gebruik van het Smart Operation Panel) Bestemmingen kunnen worden geregistreerd onder een programma van de scannermodus, maar alleen wanneer [Bestemmingen insluiten] is geselecteerd voor [Programma-instelling voor bestemm.] onder [Scannereigenschappen]. Voor meer informatie over de instelling, zie Scannen. Mapbestemmingen die beschermingscodes hebben kunnen niet worden geregistreerd onder een programma van de scannermodus. Programma's worden niet verwijderd door het apparaat uit te schakelen of door op [Resetten] te drukken, tenzij het programma is verwijderd of overschreven. U kunt een afbeeldingsbestand van 72 72 pixels als programmapictogram voor standaardtoepassingen en snelle toepassingen gebruiken. Wanneer u de Oudere toepassingen gebruikt, geven programmanummers met de programma's zijn geregistreerd. ernaast aan dat Programma's kunnen worden geregistreerd in het [Home]-scherm en kunnen eenvoudig opnieuw worden opgeroepen. Voor meer informatie, zie Pag. 63 "Pictogrammen toevoegen aan het [Home]-scherm (bij gebruik van het Smart Operation Panel)". Sneltoetsen naar programma's opgeslagen in de modus Documentserver kunnen niet worden geregistreerd in het scherm [Home]. Voorbeelden van programma's (bij gebruik van het Smart Smart Operation Panel) Kopieerapparaat (klassiek) Programmanaam Beschrijving van programma Effect Milieuvriendelijk kopiëren Gedagtekende vertrouwelijke kopie Conferentiemateria al kopiëren Tijdschrift kopiëren Specificeer [Comb. 2-zijd.] in [Duplex/combi./reeks]. Specificeer bij [Bewerken / Kleur] [VERTROUWELIJK] onder [Vooraf ingestelde stempel] en [Datumstempel]. Specificeer [Comb. 2-zijd.] in [Duplex/combi./reeks] en [Nieten] in [Afwerken]. Specificeer in [Duplex/combi./ reeks] [Tijdschrift] onder [Boek] en specificeer ook [Nieten: Midden] in [Afwerken]. U kunt hiermee papier en toner besparen. U kunt het nog duidelijker maken dat het vertrouwelijke kopieën betreft door "VERTROUWELIJK" en de datum op de kopieën af te drukken. Hiermee kunnen conferentiematerialen efficiënt worden gekopieerd. Hiermee kunt u papier besparen. U kunt ook afdruktaken zoals het maken van folders binnenshuis uitvoeren in plaats van ze door een extern bedrijf te laten afdrukken. 85

2. Snel aan de slag Programmanaam Beschrijving van programma Effect Kopiëren in één formaat Kopiëren met een Z-vouw Bedrijfsnaam op kopieën stempelen Miniatuurkopie Kopie opslaan: XXXX (vervang XXXX door een mapnaam) Specificeer [Gemengde formaten] in [Origineelinstell.] en [Autom. verkl./vergr.] op het beginscherm. Specificeer [Z-vouw] in [Afwerken]. Specificeer [Gebruikersstempel] in [Bewerken/Kleur]. Specificeer [Comb.1-zijd.] in [Duplex/combi./reeks]. Geef een map op in [Opslagmap] in [Bestand opslaan]. Het is mogelijk kopieën van verschillende formaten op één papierformaat te kopiëren, zodat het eenvoudiger is ze te beheren. Papier van A3-formaat wordt gevouwen tot A4-formaat. Het is mogelijk kopieën van verschillende formaten op één papierformaat te kopiëren, zodat het eenvoudiger is ze te beheren. Het is mogelijk uw bedrijfsnaam op kopieën (zoals werk- of bouwtekeningen) te stempelen. Uw bedrijfsnaam dient daarvoor eerst in het apparaat te worden geregistreerd. U kunt maximaal acht pagina's op één zijde van een vel papier kopiëren. Hierdoor bespaart u papier. U kunt mappen gebruiken om opgeslagen bestanden te organiseren op gebruikersnaam of op het beoogde gebruik. Scanner (klassiek) Programmanaam Beschrijving van programma Effect PDF's scannen Selecteer [Kleur: Tekst / Foto] in [Scaninstellingen]. Selecteer in [Verzend Bestandstype/Naam] het item [PDF] onder [Bestandstype] en voer bedrijfsgegevens in zoals "Vestiging in Londen: dagelijks rapport" onder [Bestandsnaam]. Het is mogelijk documenten efficiënt te scannen. 86

Functies in een programma registreren (bij gebruik van het Smart Operation Panel) Programmanaam Beschrijving van programma Effect Hoge compressiebestand en PDF scannen Scannen om op te slaan voor de lange termijn Scannen in één formaat Scannen met digitale handtekening Gescand bestand delen Scannen in hoge resolutie Scannen in batches Selecteer [Kleur: Tekst / Foto] in [Scaninstellingen]. Geef in [Verzend Bestandstype/naam] [PDF] op in [Bestandstype] en geef ook [Hoge compressie PDF] op in [PDFbestandsinst.]. Selecteer in [Verzend Bestandstype/naam] [PDF] in [Bestandstype] en [PDF/A] in [PDFbestandsinst.]. In [Scaninstellingen] selecteert u [Gem. orig. form.] onder [Scanformaat] en geef de afgewerkte grootte op van gescande gegevens met [Verkl/ vergr] onder [Bewerken]. In [Verzend Bestandstype/naam], geef [PDF] op bij [Bestandstype] en geef ook [Digit. handtekening] op. Specificeer [Delen] in [Origin. invoertype]. Geef [Verzend Bestandstype/ naam] op in [TIFF] in [Bestandstype]. Geef ook een hogere resolutie op in [Scaninstellingen]. Selecteer [Batch] in [Origin. invoertype]. U kunt de grootte van gescande documenten comprimeren, zodat u ze kunt verzenden en opslaan. U kunt documenten gemakkelijk digitaliseren in de bestandsindeling "PDF/A", die geschikt is voor langdurige opslag. U kunt deze stap om één formaat te kiezen overslaan, als u gescande gegevens opnieuw afdrukt. Het is mogelijk om een digitale handtekening aan een belangrijk document (zoals een contract) toe te voegen, zodat het opvalt als er met de gegevens is geknoeid. Het is mogelijk een origineel dat uit meerdere pagina's bestaat te scannen als één bestand door deze over groepen van een opgegeven aantal pagina's te verdelen. Gescande documenten behouden veel van de details van de originelen, maar de omvang van de gegevens kan tamelijk groot zijn. Het is mogelijk meerdere scans toe te passen op een groot volume originelen en de gescande originelen als één taak te versturen. 87

2. Snel aan de slag Programmanaam Beschrijving van programma Effect Scannen naar XXXX (vervang XXXX door een bestemmingsnaam ) Scan opslaan: XXXX (vervang XXXX door een mapnaam) Selecteer e-mail- of mapbestemmingen uit de lijst die is geregistreerd in het adresboek van het apparaat en geef vervolgens de scaninstellingen op. Geef een map op in [Opslagmap] in [Bestand opslaan]. Als u bestemmingen en scaninstellingen registreert die u vaak gebruikt, kunt u de procedures om deze op te geven overslaan bij het verzenden van een gescand bestand. U kunt mappen gebruiken om opgeslagen bestanden te organiseren op gebruikersnaam of op het beoogde gebruik. Afhankelijk van de geïnstalleerde opties, kunnen sommige functies mogelijk niet geregistreerd worden. Voor meer informatie, zie de handleiding Snel aan de slag. De namen van programma's hierboven zijn slechts voorbeelden. U kunt een programma een naam naar keuze geven. Afhankelijk van uw bedrijfsgegevens of het type documenten dat moet worden gescand, is het registreren van een programma niet raadzaam. 88

Het apparaat aan-/uitzetten Het apparaat aan-/uitzetten Nadat u op de hoofdstroomschakelaar heeft gedrukt, moet u ten minste 10 seconden wachten tot duidelijk is dat het Aan/uit-indicatielampje brandt of uit is. De hoofdstroomschakelaar bevindt zich aan de linkerkant van het apparaat. Als deze schakelaar aangezet wordt, wordt het apparaat ingeschakeld en licht het Aan/uit-lampje aan de rechterkant van het bedieningspaneel op. Wanneer deze schakelaar is uitgeschakeld, wordt de hoofdstroom uitgeschakeld en het indicatielampje van de hoofdstroom gaat uit. Wanneer dit is gedaan, gaat het apparaat uit. Gebruik deze schakelaar alleen wanneer het nodig is. Controleer hoeveel stroom er voor de optionele eenheden nodig is en steek de stekkers ervan in een stopcontact die in de buurt ligt, maar niet hetzelfde stopcontact waarop het hoofdapparaat is aangesloten. De hoofdstroomschakelaar inschakelen 1. Zorg ervoor dat de stekker van het netsnoer stevig in het stopcontact zit. 2. Open het klepje van de hoofdstroomschakelaar en druk op de hoofdstroomschakelaar. Het Aan/uit-indicatielampje gaat branden. DRC126 De hoofdstroomschakelaar uitschakelen Wanneer u de stekker uit het stopcontact haalt, trek dan aan de stekker, niet aan het snoer. Als u aan het snoer trekt, kunt u het netsnoer beschadigen. Het gebruik van beschadigde netsnoeren kan resulteren in brand of een elektrische schok. 89

2. Snel aan de slag Zet het apparaat niet uit als het apparaat bezig is met een bewerking. Houd de hoofdstroomschakelaar niet ingedrukt als de stroom uitgeschakeld wordt. Als u dit wel doet, wordt het apparaat geforceerd uitgeschakeld. Dit kan de harde schijf of het geheugen beschadigen en storingen veroorzaken. 1. Open het klepje van de hoofdstroomschakelaar en druk op de hoofdstroomschakelaar. Het Aan/uit-indicatielampje gaat uit. De stroom wordt automatisch uitgeschakeld wanneer het apparaat wordt uitgeschakeld. Als het scherm op het bedieningspaneel niet verdwijnt, neem dan contact op met uw servicevertegenwoordiger. 90

Inloggen op het apparaat Inloggen op het apparaat Wanneer het verificatiescherm wordt weergegeven Als Basisverificatie, Windows-verificatie of LDAP-verificatie actief is, verschijnt het verificatiescherm op het display. Het apparaat kan pas worden gebruikt nadat u uw eigen Log-in gebruikersnaam en Log-in wachtwoord heeft ingevoerd. Als Gebruikerscodeverificatie actief is, kunt u het apparaat pas gebruiken wanneer u de gebruikerscode heeft ingevoerd. Als u dit apparaat kunt gebruiken, wil dat zeggen dat u ingelogd bent. Wanneer u het apparaat niet langer kunt gebruiken, dan betekent het dat u bent uitgelogd. Zorg ervoor dat u ook weer uitlogt, om te voorkomen dat iemand het apparaat gebruikt zonder daarvoor bevoegd te zijn. Vraag aan de gebruikersbeheerder naar de Log-in gebruikersnaam, Log-in wachtwoord en de Gebruikerscode. Voor meer informatie over gebruikersverificatie, zie de Veiligheidshandleiding. De Gebruikerscode die moet worden ingevoerd bij Gebruikerscodeverificatie is de cijfercombinatie geregistreerd in het Adresboek als "Gebruikerscode". Gebruikerscodeverificatie via het bedieningspaneel Als de Gebruikerscodeverificatie actief is, verschijnt er een scherm waarin u gevraagd wordt een gebruikerscode in te voeren. 1. Voer een gebruikerscode in (maximaal 8 cijfers) en druk dan op [OK]. Inloggen via het bedieningspaneel (bij gebruik van het standaard bedieningspaneel) In deze paragraaf wordt de procedure beschreven voor het inloggen op het apparaat wanneer Basisverificatie, Windows-verificatie of LDAP-verificatie ingesteld is. 91

2. Snel aan de slag 1. Druk op [Inloggen]. 2. Voer een Log-in gebruikersnaam in en druk dan op [OK]. 3. Voer een Log-in wachtwoord in en druk dan op [OK]. Wanneer de gebruiker is geverifieerd, wordt het scherm weergegeven voor de functie die u gebruikt. Inloggen via het bedieningspaneel (bij gebruik van het Smart Operation Panel) In deze paragraaf wordt de procedure beschreven voor het inloggen op het apparaat wanneer Basisverificatie, Windows-verificatie of LDAP-verificatie ingesteld is. 1. Druk op [Inloggen] rechts bovenin het scherm. 2. Druk op [Gebruikersnaam]. 3. Voer een log-in gebruikersnaam in en druk dan op [Gereed]. 4. Druk op [Wachtwoord]. 92

Inloggen op het apparaat 5. Voer een Log-in wachtwoord in en druk dan op [Gereed]. 6. Druk op [Inloggen]. Uitloggen via het bedieningspaneel (bij gebruik van het standaard bedieningspaneel) In deze paragraaf wordt de procedure uitgelegd voor het uitloggen van het apparaat wanneer Basisverificatie, Windows-verificatie of LDAP-verificatie ingesteld is. Log altijd uit als u klaar bent met het apparaat om te voorkomen dat onbevoegde personen het apparaat gebruiken. 1. Druk op de knop [Inloggen/Uitloggen]. 2. Druk op [Ja]. DRC133 Uitloggen via het bedieningspaneel (bij gebruik van het Smart Operation Panel) In deze paragraaf wordt de procedure uitgelegd voor het uitloggen van het apparaat wanneer Basisverificatie, Windows-verificatie of LDAP-verificatie ingesteld is. Log altijd uit als u klaar bent met het apparaat om te voorkomen dat onbevoegde personen het apparaat gebruiken. 93

2. Snel aan de slag 1. Druk op [Uitloggen] rechts bovenaan het scherm. 2. Druk op [OK]. 94

Originelen plaatsen Originelen plaatsen Originelen op de glasplaat plaatsen Houd uw handen uit de buurt van de scharnieren en de glasplaat wanneer u de Automatische documentinvoer laat zakken. Als u dat niet doet, kan dit leiden tot verwondingen als uw handen of vingers beklemd raken. Til de ADF nooit met te veel kracht op. Doet u dit toch, dan kan het afdekpaneel van de ADF open gaan of beschadigd raken. 1. Open de ADF. De ADF moet met meer dan 30 graden worden geopend. Doet u dit niet, dan kan het formaat van het origineel niet juist waargenomen worden. 2. Leg het origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat. Het vel moet in de linkerbovenhoek worden uitgelijnd. Begin met de pagina die als eerste moet worden gescand. 1 DRC151 1. Positiemarkering 3. Laat de ADF zakken. Originelen in de automatische documentinvoer plaatsen Zorg ervoor dat u het origineel netjes plaatst. Als u dat niet doet, kan het apparaat mogelijk een papierstoringsmelding weergeven. Zorg er ook voor dat u geen originelen of andere voorwerpen op het afdekpaneel legt. Dit kan een storing veroorzaken. 95

2. Snel aan de slag 1 2 DRC167 1. Sensoren 2. Origineelgeleider 1. Stel de origineelgeleider in op het origineelformaat. 2. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADF. Stapel geen originelen boven de limietmarkering. De eerste pagina moet bovenop worden geplaatst. 1 DRC168 1. Limietmarkering 96

3. Kopiëren In dit hoofdstuk wordt de procedure voor het maken van kopieën beschreven. Basisprocedure Als u kopieën van originelen wilt maken, plaatst u ze op de glasplaat of in de ADF. Wanneer u een origineel op de glasplaat plaatst, moet u beginnen met de eerste pagina die u wilt kopiëren. Wanneer u originelen in de ADF plaatst, moet u zorgen dat de eerste pagina bovenop ligt. Voor meer informatie over het plaatsen van een origineel op de glasplaat, zie Papierspecificaties en papier bijvullen. Voor meer informatie over het plaatsen van een origineel in de ADF, zie Papierspecificaties en papier bijvullen. Als u op ander papier dan normaal papier wilt kopiëren, geeft u het gewicht van het papiertype dat u gebruikt op in [Lade Papierinstellingen]. Voor meer informatie, zie de handleiding Papierinstellingen. Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel Voor meer informatie over het gebruik van deze functie, zie Pag. 97 "Basisprocedure (klassiek)". Bij gebruik van het Smart Operation Panel U kunt deze functie gebruiken via de toepassingen Kopiëren en Kopiëren (klassiek). Bij gebruik van de toepassing Kopiëren Voor meer informatie over het gebruik van het toepassingsscherm, zie Pag. 67 "Het scherm [Kopiëren] (bij gebruik van het Smart Operation Panel)". Bij gebruik van de toepassing Kopieerapparaat (klassiek) Voor meer informatie over het gebruik van de klassieke kopieerfunctie, zie Pag. 97 "Basisprocedure (klassiek)". Basisprocedure (klassiek) 1. Ga naar het beginscherm voor kopiëren. Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel 97

3. Kopiëren 1. Druk op de toets [Home] op het bedieningspaneel. CUV108 2. Druk op het pictogram [Kopieerapparaat] op het scherm. Als het [Kopieerapparaat]-pictogram niet verschijnt, drukt u op het pictogram rechtsboven in het scherm om naar het menuscherm te gaan. Bij gebruik van het Smart Operation Panel 1. Druk op [Home] ( ) onderaan in het midden van het scherm. 2. Druk op het pictogram [Kopieerapparaat (klassiek)] op het [Home]-scherm. 2. Zorg ervoor dat alle oude instellingen zijn gewist. Als er nog eerdere instellingen actief zijn, drukt u op de [Reset]-knop. 3. Plaats de originelen. 4. Geef de gewenste instellingen op. 5. Voer het aantal kopieën in met de cijfertoetsen. Het maximale aantal kopieën dat kan worden ingesteld is 9999. 6. Druk op de [Start]-knop. Wanneer u het origineel op de glasplaat heeft geplaatst, drukt u op de [ ]-knop nadat alle originelen zijn gescand. Wanneer u originelen in de ADF plaatst, moet u voor sommige functies, zoals voor Batch, mogelijk op de [ ]-knop drukken. Volg de aanwijzingen op het scherm. 7. Wanneer de kopieeropdracht is voltooid, drukt u op de [Reset]-knop om de instellingen te wissen. 98

Automatisch verkleinen/vergroten Automatisch verkleinen/vergroten Het apparaat herkent automatisch het originele formaat en selecteert vervolgens een geschikte reproductieratio gebaseerd op het papierformaat dat u heeft geselecteerd. CKN008 Als u een reproductieverhouding kiest nadat u op [Autom. verkl./vergr.] heeft gedrukt, wordt [Autom. verkl./vergr.] geannuleerd en kan de afbeelding niet automatisch gedraaid worden. Dit is handig bij het kopiëren van verschillende formaten originelen op hetzelfde formaat papier. Als de richting waarin het origineel is geplaatst, afwijkt van de richting van het papier waarop u kopieert, draait het apparaat de originele afbeelding met 90 graden en maakt hem passend voor het kopieerpapier (Kopie draaien). Bijvoorbeeld om A3 (11 17) originelen te verkleinen naar A4 (8 1 / 2 11) papier, selecteert u een papierlade die is gevuld met A4 (8 1 / 2 11) -papier en drukt u vervolgens op [Autom. verkl./vergr.]. De afbeelding wordt automatisch gedraaid. Voor meer informatie over het draaien van kopieën, zie Kopiëren / Document Server. De formaten en richtingen van het origineel die u met deze functie kunt gebruiken, zijn: (voornamelijk in Europa) Locatie van origineel Origineelformaat en -richting Glasplaat A3, B4 JIS, A4, B5 JIS, A5, 8 1 / 2 13 ADF A3, B4 JIS, A4, B5 JIS, A5, B6 JIS, 11 17, 8 1 / 2 11, 8 1 / 2 13 (voornamelijk in Noord-Amerika) Locatie van origineel Origineelformaat en -richting Glasplaat 11 17, 8 1 / 2 14 *1, 8 1 / 2 13 2 / 5 *1, 8 1 / 2 11, 5 1 / 2 8 1 / 2 99

3. Kopiëren Locatie van origineel Origineelformaat en -richting ADF 11 17, 8 1 / 2 14 *1, 8 1 / 2 13 2 / 5 *1, 8 1 / 2 11, 5 1 / 2 8 1 / 2, 10 14, 7 1 / 4 10 1 / 2, A3, A4 *1 U kunt de begininstelling veranderen om te bepalen of het apparaat 8 1 / 2 14 of 8 1 / 2 13 2 / 5 detecteert. Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel Voor meer informatie over het gebruik van deze functie, zie Pag. 100 "Procedure voor Autom. verkl./vergr. (klassiek)". Bij gebruik van het Smart Operation Panel U kunt deze functie gebruiken via de toepassingen Kopiëren en Kopiëren (klassiek). Bij gebruik van de toepassing Kopiëren Voor meer informatie over het gebruik van het toepassingsscherm, zie Pag. 67 "Het scherm [Kopiëren] (bij gebruik van het Smart Operation Panel)". Bij gebruik van de toepassing Kopieerapparaat (klassiek) Voor meer informatie over het gebruik van de klassieke kopieerfunctie, zie Pag. 100 "Procedure voor Autom. verkl./vergr. (klassiek)". Procedure voor Autom. verkl./vergr. (klassiek) 1. Druk op [Autom. verkl./vergr.]. 100

Automatisch verkleinen/vergroten 2. Selecteer het papierformaat. 3. Plaats de originelen en druk vervolgens op de [Start]-knop. 101

3. Kopiëren Duplex kopiëren Hiermee worden twee enkelzijdige pagina's of één dubbelzijdige pagina op één dubbelzijdige pagina gekopieerd. Tijdens het kopiëren wordt de afbeelding verschoven om ruimte te maken voor de bindmarge. CKN009 Er zijn twee soorten Dubbelzijdig kopiëren. 1-zijdig 2-zijdig 2-zijdig Hiermee worden twee 1-zijdige pagina's op één 2-zijdige pagina gekopieerd. 2-zijdig Hiermee wordt één 2-zijdige pagina op één 2-zijdige pagina gekopieerd. De resulterende gekopieerde afbeelding kan afwijken van de richting waarin u de originelen heeft geplaatst( of ). Origineelrichting en voltooide kopieën Als u op beide zijden van het papier wilt kopiëren, selecteert u de richting van het origineel en de gewenste richting van de kopie. Origineel Originelen plaatsen Origineelrichtin g Oriëntatie Kopiëren Boven/boven Boven/onder 102

Duplex kopiëren Origineel Originelen plaatsen Origineelrichtin g Oriëntatie Kopiëren Boven/boven Boven/onder Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel Voor meer informatie over het gebruik van deze functie, zie Pag. 104 "Procedure voor Duplex kopiëren (klassiek)". Bij gebruik van het Smart Operation Panel U kunt deze functie gebruiken via de toepassingen Kopiëren en Kopiëren (klassiek). Bij gebruik van de toepassing Kopiëren Voor meer informatie over het gebruik van het toepassingsscherm, zie Pag. 67 "Het scherm [Kopiëren] (bij gebruik van het Smart Operation Panel)". Bij gebruik van de toepassing Kopieerapparaat (klassiek) Voor meer informatie over het gebruik van de klassieke kopieerfunctie, zie Pag. 104 "Procedure voor Duplex kopiëren (klassiek)". 103

3. Kopiëren Procedure voor Duplex kopiëren (klassiek) 1. Druk op [Duplex/combi./reeks]. 2. Let erop dat [Duplex] is geselecteerd. 3. Selecteer [1-zijdig 2-zijdig] of [2-zijdig 2-zijdig] afhankelijk van de manier waarop u het document uitgevoerd wilt hebben. Om de richting van het origineel of de kopie te wijzigen, druk op [Richting]. 4. Druk op [Richting origineel]. 5. Selecteer de richting van het origineel en druk tweemaal op [OK]. 6. Plaats de originelen en druk vervolgens op de [Start]-knop. Origineel- en kopieerrichting opgeven Selecteer de richting van de originelen en kopieën als het origineel dubbelzijdig is of als u op beide zijden van het papier wilt kopiëren. Boven/boven 104

Duplex kopiëren CKN011 Boven/onder CKN012 Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel Voor meer informatie over het gebruik van deze functie, zie Pag. 105 "Procedure voor het opgeven van de origineel- en kopieerrichting (klassiek)". Bij gebruik van het Smart Operation Panel U kunt deze functie gebruiken via de toepassingen Kopiëren en Kopiëren (klassiek). Bij gebruik van de toepassing Kopiëren Voor meer informatie over het gebruik van het toepassingsscherm, zie Pag. 67 "Het scherm [Kopiëren] (bij gebruik van het Smart Operation Panel)". Bij gebruik van de toepassing Kopieerapparaat (klassiek) Voor meer informatie over het gebruik van de klassieke kopieerfunctie, zie Pag. 105 "Procedure voor het opgeven van de origineel- en kopieerrichting (klassiek)". Procedure voor het opgeven van de origineel- en kopieerrichting (klassiek) 1. Druk op [Richting]. 105

3. Kopiëren 2. Selecteer [Boven/boven] of [Boven/onder] bij [Origineel:] als het origineel dubbelzijdig is. 3. Selecteer [Boven/boven] of [Boven/onder] bij [Kopie:]. 4. Druk op [OK]. 106

Gecombineerd kopiëren Gecombineerd kopiëren In deze modus kunt u automatisch een reproductieverhouding selecteren en de originelen op één vel papier kopiëren. Het apparaat selecteert een reproductieverhouding tussen 25% en 400%. Als de richting van het origineel afwijkt van die van het kopieerpapier, wordt de afbeelding automatisch 90 graden gedraaid om een goede kopie te kunnen maken. De richting van het origineel en de afbeeldingpositie bij Combineren De afbeeldingpositie bij Combineren verschilt afhankelijk van de richting van het origineel en het aantal originelen dat moet worden gecombineerd. Staande ( ) originelen CKN015 Liggende ( ) originelen Originelen plaatsen (originelen in de ADF) De kopieervolgorde van de functie Combineren is standaard ingesteld op [Van links naar rechts]. Als u originelen van rechts naar links in de ADF wilt kopiëren, plaatst u ze ondersteboven. Originelen worden van links naar rechts gelezen. CKN016 107

3. Kopiëren CKN010 Originelen worden van rechts naar links gelezen CKN017 Enkelzijdig combineren Combineer meerdere pagina's op één zijde van een vel. CKN014 Er zijn zes soorten enkelzijdige samenvoegingen. 1-zijdig 2 originelen Comb.1-zijd. Hiermee worden twee enkelzijdige originelen op één zijde van een vel papier gekopieerd. 1-zijdig 4 originelen Comb.1-zijd. Hiermee worden vier enkelzijdige originelen op één zijde van een vel papier gekopieerd. 1-zijdig 8 originelen Comb.1-zijd. Hiermee worden acht enkelzijdige originelen op één zijde van een vel papier gekopieerd. 2-zijdig 2 pagina's Comb.1-zijd. Hiermee wordt één dubbelzijdig origineel op één zijde van een vel papier gekopieerd. 108

Gecombineerd kopiëren 2-zijdig 4 pagina's Comb.1-zijd. Hiermee worden twee dubbelzijdige originelen op één zijde van een vel papier gekopieerd. 2-zijdig 8 pagina's Comb.1-zijd. Hiermee worden vier dubbelzijdige originelen op één zijde van een vel papier gekopieerd. Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel Voor meer informatie over het gebruik van deze functie, zie Pag. 109 "Procedure voor Enkelzijdig combineren (klassiek)". Bij gebruik van het Smart Operation Panel U kunt deze functie gebruiken via de toepassingen Kopiëren en Kopiëren (klassiek). Bij gebruik van de toepassing Kopiëren Voor meer informatie over het gebruik van het toepassingsscherm, zie Pag. 67 "Het scherm [Kopiëren] (bij gebruik van het Smart Operation Panel)". Bij gebruik van de toepassing Kopieerapparaat (klassiek) Voor meer informatie over het gebruik van de klassieke kopieerfunctie, zie Pag. 109 "Procedure voor Enkelzijdig combineren (klassiek)". Procedure voor Enkelzijdig combineren (klassiek) 1. Druk op [Duplex/combi./reeks]. 2. Druk op [Combineren]. 109

3. Kopiëren 3. Selecteer [1-zijdig] of [2-zijdig] bij [Origineel:]. Als u [2-zijdig] heeft geselecteerd, kunt u de richting wijzigen. 4. Druk op [Comb. 1-zijd.]. 5. Selecteer het aantal originelen dat u wilt combineren. 6. Druk op [Richting origineel]. 7. Selecteer de richting van het origineel en druk tweemaal op [OK]. 8. Selecteer het papierformaat. 9. Plaats de originelen en druk vervolgens op de [Start]-knop. Dubbelzijdig combineren Hiermee worden meerdere pagina's van originelen gecombineerd tot één vel met twee zijden. CKN074 Er zijn zes soorten dubbelzijdige samenvoegingen. 1-zijdig 4 originelen Comb. 2-zijd. Hiermee worden vier enkelzijdige originelen op één vel met twee pagina's per zijde gekopieerd. 1-zijdig 8 originelen Comb. 2-zijd. Hiermee worden 8 enkelzijdige originelen op één vel met 4 pagina's per zijde gekopieerd. 110

Gecombineerd kopiëren 1-zijdig 16 originelen Comb. 2-zijd. Hiermee worden 16 enkelzijdige originelen op een vel met 8 pagina's per zijde gekopieerd. 2-zijdig 4 pagina's Comb. 2-zijd. Hiermee worden 2 dubbelzijdige originelen gekopieerd op één vel met 2 pagina's per zijde. 2-zijdig 8 pagina's Comb. 2-zijd. Hiermee worden 4 dubbelzijdige originelen gekopieerd op één vel met 4 pagina's per zijde. 2-zijdig 16 pagina's Comb. 2-zijd. Hiermee worden 8 dubbelzijdige originelen gekopieerd op een vel met 8 pagina's per zijde. Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel Voor meer informatie over het gebruik van deze functie, zie Pag. 112 "Procedure voor Dubbelzijdig combineren (klassiek)". Bij gebruik van het Smart Operation Panel U kunt deze functie gebruiken via de toepassingen Kopiëren en Kopiëren (klassiek). Bij gebruik van de toepassing Kopiëren Voor meer informatie over het gebruik van het toepassingsscherm, zie Pag. 67 "Het scherm [Kopiëren] (bij gebruik van het Smart Operation Panel)". Bij gebruik van de toepassing Kopieerapparaat (klassiek) Voor meer informatie over het gebruik van de klassieke kopieerfunctie, zie Pag. 112 "Procedure voor Dubbelzijdig combineren (klassiek)". 111

3. Kopiëren Procedure voor Dubbelzijdig combineren (klassiek) 1. Druk op [Duplex/combi./reeks]. 2. Druk op [Combineren]. 3. Selecteer [1-zijdig] of [2-zijdig] bij [Origineel:]. 4. Druk op [Comb. 2-zijd.]. 5. Druk op [Richting]. 6. Selecteer [Boven/boven] of [Boven/onder] bij [Origineel:] als het origineel dubbelzijdig is. 7. Selecteer [Boven/Boven] of [Boven/Onder] bij [Kopie:] en druk vervolgens op [OK]. 8. Bij [Combineren:] geeft u het aantal originelen op dat moet worden gecombineerd. 9. Druk op [Richting origineel]. 10. Selecteer de richting van het origineel en druk tweemaal op [OK]. 11. Selecteer het papierformaat. 12. Plaats de originelen en druk vervolgens op de [Start]-knop. 112

Kopiëren op aangepast papier Kopiëren op aangepast papier Papierformaten die in de handinvoer geplaatst kunnen worden, zijn: Wanneer de lade voor handinvoer van meerdere bannervellen of de geleidelade voor bannervellen geïnstalleerd is: Horizontale lengte: 139,7-700,0 mm (5,50-27,55 inch), verticale lengte: 90,0-330,2 mm (3,55-13,00 inch) Wanneer de lade voor handinvoer van meerdere bannervellen of de geleidelade voor bannervellen niet geïnstalleerd is: Horizontale lengte: 139,7-487,7 mm (5,50-19,20 inch), verticale lengte: 90,0-330,2 mm (3,55-13,00 inch) Let er echter op dat de beperking van het bereik van de horizontale en verticale lengte varieert afhankelijk van de geïnstalleerde opties. Wanneer de afdrukken worden afgeleverd in de bovenste lade van Finisher SR5070 of Booklet Finisher SR5080: Horizontale lengte: 139,7-487,7 mm (5,50 19,20 inch), verticale lengte: 100,0-330,2 mm (3,94 13,00 inch) Wanneer de uitvoerlade voor bannervellen is geïnstalleerd op de SR5000-serie, kunt u kopiëren op papier met een horizontale lengte van 139,7 700,0 mm (5,50 27,55 inch). Wanneer de afdrukken worden afgeleverd in de lade van Finisher SR5070 of Booklet Finisher SR5080: Horizontale lengte: 139,7-487,7 mm (5,50 19,20 inch), verticale lengte: 139,7-330,2 mm (5,50 13,00 inch) Wanneer de uitvoerlade voor bannervellen is geïnstalleerd op de SR5000-serie, kunt u kopiëren op papier met een horizontale lengte van 139,7 700,0 mm (5,50 27,55 inch). Wanneer de afdrukken worden afgeleverd in de bovenste lade of de lade van Finisher SR4120 of Booklet Finisher SR4130: Horizontale lengte: 139,7-487,7 mm (5,50-19,20 inch), verticale lengte: 90,0-330,2 mm (3,55-13,00 inch) Wanneer de uitvoerlade voor bannervellen voor de SR4000-serie is geïnstalleerd, kunt u kopiëren op papier met een horizontale lengte van 139,7 700,0 mm (5,50 27,55 inch) Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel Voor meer informatie over het gebruik van deze functie, zie Pag. 114 "Procedure voor kopiëren op papier met aangepast formaat (klassiek)". Bij gebruik van het Smart Operation Panel U kunt deze functie gebruiken via de toepassingen Kopiëren en Kopiëren (klassiek). 113

3. Kopiëren Bij gebruik van de toepassing Kopiëren Voor meer informatie over het gebruik van het toepassingsscherm, zie Pag. 67 "Het scherm [Kopiëren] (bij gebruik van het Smart Operation Panel)". Bij gebruik van de toepassing Kopieerapparaat (klassiek) Voor meer informatie over het gebruik van de klassieke kopieerfunctie, zie Pag. 114 "Procedure voor kopiëren op papier met aangepast formaat (klassiek)". Procedure voor kopiëren op papier met aangepast formaat (klassiek) 1. Plaats het papier met de bedrukte zijde boven in de handinvoer. De handinvoer ( 2. Druk op [ ]. 3. Druk op [Papierformaat]. 4. Druk op [Aangepast form.]. ) wordt automatisch geselecteerd. 5. Voer de horizontale afmeting van het origineel in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op [ ]. 6. Voer de verticale afmeting van het origineel in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op [ ]. 7. Druk twee keer op [OK]. 8. Plaats de originelen en druk vervolgens op de [Start]-knop. 114

Op enveloppen kopiëren Op enveloppen kopiëren In deze paragraaf wordt beschreven hoe u op enveloppen met een standaardformaat of aangepast formaat kopieert. Plaats het origineel op de glasplaat en plaats de envelop in de handinvoerlade, in de papierlade of in de brede bulklade. Stel de papierdikte in door het gewicht op te geven van de enveloppen waarop u afdrukt. Voor meer informatie over de verhouding tussen het gewicht en de dikte van papier en de envelopformaten die gebruikt kunnen worden, zie Papierspecificaties en papier bijvullen. Voor details over de verwerking van enveloppen, ondersteunde enveloptypes en hoe u enveloppen moet plaatsen, zie de handleiding Papierspecificaties en papier bijvullen. De functie Duplex kan niet voor enveloppen worden gebruikt. Als de functie Duplex is ingesteld, drukt u op [1-z 2-z:B/B] om deze instelling te annuleren. U moet de afmetingen van de envelop opgeven om te kopiëren op enveloppen van een aangepast formaat. Stel de horizontale en verticale lengte van de envelop in. CJF005 : Horizontaal : Verticaal Controleer of de geopende flap zich in de horizontale richting bevindt. Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel Voor meer informatie over het gebruik van deze functie, zie Pag. 116 "Procedure voor het kopiëren op enveloppen vanuit de handinvoer (klassiek)". Bij gebruik van het Smart Operation Panel U kunt deze functie gebruiken via de toepassingen Kopiëren en Kopiëren (klassiek). 115

3. Kopiëren Bij gebruik van de toepassing Kopiëren Voor meer informatie over het gebruik van het toepassingsscherm, zie Pag. 67 "Het scherm [Kopiëren] (bij gebruik van het Smart Operation Panel)". Bij gebruik van de toepassing Kopieerapparaat (klassiek) Voor meer informatie over het gebruik van de klassieke kopieerfunctie, zie Pag. 116 "Procedure voor het kopiëren op enveloppen vanuit de handinvoer (klassiek)" en Pag. 116 "Procedure voor het kopiëren op enveloppen vanuit een papierlade of de brede bulklade (klassiek)". Procedure voor het kopiëren op enveloppen vanuit de handinvoer (klassiek) 1. Plaats de enveloppen met te bedrukken zijde boven in de handinvoer. De handinvoer ( ) wordt automatisch geselecteerd. 2. Druk op [ ]. 3. Druk op [Papierformaat]. 4. Specificeer het formaat van de envelop en druk vervolgens op [OK]. 5. Druk op [Papiertype]. 6. Selecteer [Envelop]. 7. Druk twee keer op [OK]. 8. Plaats de originelen en druk vervolgens op de [Start]-knop. Procedure voor het kopiëren op enveloppen vanuit een papierlade of de brede bulklade (klassiek) Geef voordat u deze functie gebruikt het papierformaat en - type aan via [Instell. papierlade]. Selecteer [Envelop] als papiertype. Voor meer informatie, zie de handleiding Papierinstellingen. 116

Op enveloppen kopiëren 1. Selecteer de papierlade met de enveloppen. 2. Plaats de originelen en druk vervolgens op de [Start]-knop. 117

3. Kopiëren Sorteren Het apparaat voegt de kopieën samen tot sets en zet ze in volgorde. Afhankelijk van het model en welke opties zijn geïnstalleerd, kunnen enkele van deze functies niet beschikbaar zijn. Voor meer informatie, zie Snel aan de slag. U kunt de handinvoer niet gebruiken met Geroteerd sorteren. Sorteren/Gestaffeld sorteren De kopieën kunnen in opeenvolgende volgorde worden samengevoegd tot sets. Een finisher is nodig om gestaffeld te sorteren. Elke keer wanneer de kopieën van een set of taak afgeleverd worden, wordt de volgende kopie verschoven om elke set of taak van elkaar te scheiden. CKN018 Geroteerd sorteren Iedere set wordt steeds 90 graden gedraaid ( ) en afgeleverd in de kopieeruitvoer. CKN019 Om de functie Geroteerd sorteren te kunnen gebruiken, heeft u twee papierladen nodig die gevuld zijn met papier van hetzelfde formaat en type, maar waarbij het papier in verschillende richtingen ( ) is geplaatst. Voor meer informatie, zie de handleiding Papierinstellingen. Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel Voor meer informatie over het gebruik van deze functie, zie Pag. 119 "Procedure voor Sorteren (klassiek)". 118

Sorteren Bij gebruik van het Smart Operation Panel U kunt deze functie gebruiken via de toepassingen Kopiëren en Kopiëren (klassiek). Bij gebruik van de toepassing Kopiëren Voor meer informatie over het gebruik van het toepassingsscherm, zie Pag. 67 "Het scherm [Kopiëren] (bij gebruik van het Smart Operation Panel)". Bij gebruik van de toepassing Kopieerapparaat (klassiek) Voor meer informatie over het gebruik van de klassieke kopieerfunctie, zie Pag. 119 "Procedure voor Sorteren (klassiek)". Procedure voor Sorteren (klassiek) 1. Druk op [Afwerken]. 2. Druk op [Finisher]. 119

3. Kopiëren 3. Selecteer [Sorteren] of [Gerot. sort.] en druk vervolgens op [OK]. 4. Voer het aantal te kopiëren sets in met de cijfertoetsen. 5. Plaats de originelen. Druk op de [Testafdruk]-knop om het type afwerking te bevestigen. 6. Druk op de [Start]-knop. Het aantal sets wijzigen Tijdens het kopiëren kunt u het aantal te kopiëren sets wijzigen. Deze functie kan alleen gebruikt worden wanneer de Sorteren-functie geselecteerd is. Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel Voor meer informatie over het gebruik van deze functie, zie Pag. 121 "Procedure voor Wijziging van aantal sets (klassiek)". Bij gebruik van het Smart Operation Panel U kunt deze functie gebruiken via de toepassingen Kopiëren en Kopiëren (klassiek). Bij gebruik van de toepassing Kopiëren Voor meer informatie over het gebruik van het toepassingsscherm, zie Pag. 67 "Het scherm [Kopiëren] (bij gebruik van het Smart Operation Panel)". 120

Sorteren Bij gebruik van de toepassing Kopieerapparaat (klassiek) Voor meer informatie over het gebruik van de klassieke kopieerfunctie, zie Pag. 121 "Procedure voor Wijziging van aantal sets (klassiek)". Procedure voor Wijziging van aantal sets (klassiek) 1. Wanneer "Kopiëren..." wordt weergegeven, drukt u op de toets [Stop]. 2. Voer het aantal kopiesets in met de cijfertoetsen. 3. Druk op [Doorgaan]. Het kopiëren begint opnieuw. 121

3. Kopiëren Gegevens opslaan in de Documentserver Met de Document Server kunt u documenten op de harde schijf van het apparaat opslaan die met de kopieerfunctie ingelezen zijn. U kunt ze dus later afdrukken, na het toepassen van de gewenste configuraties. U kunt de opgeslagen documenten in het Document Server-scherm controleren. Voor meer informatie over de Document Server, zie Pag. 163 "Gegevens opslaan". 1. Druk op [Bestand opslaan]. 2. Voer een gebruikersnaam, bestandsnaam of wachtwoord in, indien nodig. 3. Geef indien nodig een map op waarin het document wilt opslaan. 4. Druk op [OK]. 5. Plaats de originelen. 6. Geef de scaninstellingen voor het origineel op. 7. Druk op de [Start]-knop. Hiermee worden gescande originelen in het geheugen geplaatst en wordt een set kopieën gemaakt. Wanneer u nog een document wilt opslaan, doe dat dan nadat het kopiëren is beëindigd. 122

4. Afdrukken In dit hoofdstuk komen veelgebruikte printerfuncties en -handelingen aan bod. Voor informatie die u niet heeft kunnen vinden in dit hoofdstuk, verwijzen we u naar de handleiding Afdrukken op onze website. Snelinstallatie U kunt de printerstuurprogramma's eenvoudig installeren vanaf de cd-rom die met dit apparaat is meegeleverd. Als u Snelinstallatie uitvoert, wordt het PCL 6-printerstuurprogramma in een netwerkomgeving geïnstalleerd en wordt de standaard TCP/IP-poort ingesteld. U dient printerbeheerder te zijn om de stuurprogramma's te kunnen installeren. Log in als beheerder. 1. Klik op [Snelle installatie] in het installatiescherm. 2. De softwarelicentieovereenkomst verschijnt in het dialoogvenster [Gebruiksrechtovereenkomst]. Wanneer u de overeenkomst heeft gelezen, klikt u op [Ik accepteer de overeenkomst.] en vervolgens klikt u op [Volgende >]. 3. Klik op [Volgende >]. 4. Selecteer in het dialoogvenster [Selecteer printer] het apparaatmodel dat u wilt gebruiken. 5. Klik op [Installeer]. 6. Als het poortinstellingsscherm verschijnt, specificeer dan een poort. 7. Geef de gebruikerscode, de standaardprinter en de gedeelde printer op indien nodig. 8. Klik op [Doorgaan]. De installatie begint. 9. Klik op [Voltooien]. Wanneer u gevraagd wordt uw computer opnieuw op te starten, doe dit dan door het volgen van de instructies die verschijnen. 10. Klik op [Afsluiten] in het eerste dialoogvenster van het installatieprogramma en verwijder de cd-rom uit het station. 123

4. Afdrukken De eigenschappen van het printerstuurprogramma weergeven In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de eigenschappen van het printerstuurprogramma opent in [Apparaten en printers]. U dient over rechten voor printerbeheer te beschikken om de printerinstellingen te wijzigen. Log in als beheerder. U kunt de standaard printerinstellingen niet voor individuele gebruikers wijzigen. De instellingen in het dialoogvenster Printereigenschappen zijn van toepassing op alle gebruikers. 1. Klik in het menu [Start] op [Apparaten en printers]. 2. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. 3. Klik op [Printereigenschappen]. 124

Standaard afdrukken Standaard afdrukken Dubbelzijdig afdrukken wordt geselecteerd als standaardinstelling. Als u op slechts één zijde wilt afdrukken, selecteert u [Uit] voor de instelling voor dubbelzijdig afdrukken. Indien u een afdruktaak via USB 2.0 stuurt terwijl het apparaat zich in de energiespaarstand of de slaapmodus bevindt, kan er mogelijk een foutmelding verschijnen na voltooiing van de afdruktaak. Als dit het geval is, controleer dan of het document afgedrukt is. Bij gebruik van het PCL6-printerstuurprogramma 1. Klik op de menuknop van de toepassing die u gebruikt en klik vervolgens op [Afdrukken]. 2. Selecteer de printer die u wilt gebruiken. 3. Klik op [Voorkeursinstellingen]. 4. Selecteer het tabblad [Veelgebruikte instellingen]. 5. Selecteer [Normale afdruk] in de lijst "Taaksoort:". 6. In de lijst "Documentformaat:" selecteert u het formaat van origineel dat afgedrukt moet worden. 7. In de lijst "Afdrukrichting" selecteert u [Staand] of [Liggend] als de afdrukrichting van het origineel. 8. In de lijst "Invoerlade:" selecteert u de invoerlade waarin zich het papier bevindt waarop u wilt afdrukken. Als u [Automatische ladekeuze] in de lijst "Invoerlade:" selecteert, dan wordt de papierlade automatisch geselecteerd aan de hand van het opgegeven papierformaat en -type. 9. Selecteer de papiersoort die zich in de papierlade bevindt in de lijst "Papiersoort:". 10. Kies [Kleur] of [Zwart-wit] uit de lijst "Kleur/Zwart-wit:". 11. Als u meerdere exemplaren wilt afdrukken, geeft u het aantal sets op in het vakje "Kopieën:". 12. Klik op [OK]. 13. Begin met afdrukken vanuit het dialoogvenster [Afdrukken] van de toepassing. 125

4. Afdrukken Afdrukken op beide zijden van het papier In dit onderdeel wordt uitgelegd hoe u afdrukt op beide zijden van het papier met het printerstuurprogramma. Papiersoorten waarbij het mogelijk is om op beide zijden af te drukken, zijn: Normaal, Gerecycled, Briefhoofd, Voorgedrukt, Voorgeperforeerd, Geel, Groen, Blauw, Ivoor, Oranje, Roze, Rood, Grijs, Gecoat papier: Glansafdruk, Gecoat (glans), Gecoat (mat), Metallic/paarlemoer, Synthetisch, Structuur Bij gebruik van het PCL 6-printerstuurprogramma 1. Klik op de menuknop van de toepassing die u gebruikt en klik vervolgens op [Afdrukken]. 2. Selecteer de printer die u wilt gebruiken. 3. Klik op [Voorkeursinstellingen]. 4. Klik op het tabblad [Veelgebruikte instellingen]. U kunt ook op het tabblad [Uitgebreide Instelling] klikken en vervolgens op [Dub.z./Lay-out/ Boekje] in het vakje "Menu:". 5. Selecteer de inbindmethode voor de uitgevoerde pagina's in de lijst "Dubbelzijdig:". 6. Wijzig indien nodig andere afdrukinstellingen. 7. Klik op [OK]. 8. Begin met afdrukken vanuit het dialoogvenster [Afdrukken] van de toepassing. Dubbelzijdige afdruktypen U kunt de manier waarop ingebonden pagina's geopend moeten worden, selecteren door op te geven aan welke kant moet worden ingebonden. Afdrukrichting Binden Links Binden Bovenkant Staand Liggend 126

Meerdere pagina's op één pagina afdrukken Meerdere pagina's op één pagina afdrukken In dit onderdeel wordt uitgelegd hoe u meerdere pagina's kunt afdrukken op een vel papier. De afdrukfunctie Combineren laat u economisch met papier omgaan doordat er meerdere pagina's op een vel papier worden afgedrukt. Bij gebruik van het PCL 6-printerstuurprogramma 1. Klik op de menuknop van de toepassing die u gebruikt en klik vervolgens op [Afdrukken]. 2. Selecteer de printer die u wilt gebruiken. 3. Klik op [Voorkeursinstellingen]. 4. Klik op het tabblad [Veelgebruikte instellingen]. U kunt ook op het tabblad [Uitgebreide Instelling] klikken en vervolgens op [Dub.z./Lay-out/ Boekje] in het vakje "Menu:". 5. Selecteer het combinatiepatroon uit de lijst "Lay-out:" en geef vervolgens de methode voor het combineren van de pagina's op in de lijst "Paginavolgorde:". Als u een rand aan elke pagina wilt toevoegen, vinkt u het selectievakje [Kaderlijn tekenen] in [Dub.z./Lay-out/Boekje] aan op het tabblad [Gedetailleerde instellingen]. 6. Wijzig indien nodig andere afdrukinstellingen. 7. Klik op [OK]. 8. Begin met afdrukken vanuit het dialoogvenster [Afdrukken] van de toepassing. Vormen van gecombineerd afdrukken Deze functie stelt u in staat om 2, 4, 6, 9 of 16 pagina's in een gereduceerd formaat af te drukken op één pagina en om de volgorde van de pagina's voor de combinatie op te geven. Als u vier of meer pagina's per vel combineert, zijn er vier patronen beschikbaar. De volgende illustraties geven een voorbeeld van verschillende paginavolgorde-patronen voor combinaties bestaande uit 2 en 4 pagina's. 2 pagina s per vel Afdrukrichting Links nr rechts/boven nr beneden Rechts nr links/boven nr beneden Staand 127

4. Afdrukken Afdrukrichting Links nr rechts/boven nr beneden Rechts nr links/boven nr beneden Liggend 4 pagina s per vel Rechts, dan omlaag Omlaag, dan rechts Links, dan omlaag Omlaag, dan links 128

Afdrukken op enveloppen Afdrukken op enveloppen Configureer de papierinstellingen op de goede manier met zowel het printerstuurprogramma als het bedieningspaneel. Envelopinstellingen via het bedieningspaneel configureren 1. Plaats enveloppen in de papierlade. Voor informatie over het plaatsen van enveloppen zie Papierspecificaties en papier toevoegen. 2. Ga naar het scherm met papierinstellingen. Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel 1. Druk op de knop [Papierinstelling]. Bij gebruik van het Smart Operation Panel DRC135 1. Druk op [Home] ( ) onderaan in het midden van het scherm. 2. Druk op het pictogram [Gebruikerstools] ( ) op het [Home]-scherm. 3. Druk op [Instellingen papierlade]. 3. Selecteer de papierlade met de enveloppen. 4. Druk op [Handmatige papierinst.]. 5. Druk op [Envelop] in het gebied "Papiertype" en selecteer vervolgens het juiste item in het gebied "Papierdikte". 6. Druk op het tabblad [Papierformaat]. 7. Selecteer het formaat van de envelop en druk vervolgens op [OK]. 8. Druk op [OK]. 9. Sluit het scherm papierinstellingen. Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel 1. Druk op de knop [Papierinstelling]. 129

4. Afdrukken Bij gebruik van het Smart Operation Panel 1. Druk rechtsboven in het scherm op [Gebruikersinstellingen] ( ). 2. Druk op [Home] ( ) onderaan in het midden van het scherm. Op enveloppen afdrukken via het printerstuurprogramma Als u op geregistreerd aangepast papier afdrukt, moet u de juiste papierinstellingen voor het aangepaste papier in het printerstuurprogramma invoeren. Voor meer informatie over aangepast papier, zie Papierinstellingen. Bij gebruik van het PCL 6-printerstuurprogramma 1. Klik op de menuknop van de toepassing die u gebruikt en klik vervolgens op [Afdrukken]. 2. Selecteer de printer die u wilt gebruiken. 3. Klik op [Voorkeursinstellingen]. 4. Selecteer in de lijst "Documentformaat:" het formaat van de envelop. 5. Selecteer in de lijst "Invoerlade:" in welke papierlade de enveloppen worden geplaatst. 6. Selecteer [Envelop] in de lijst "Papiersoort:". 7. Wijzig indien nodig andere afdrukinstellingen. 8. Klik op [OK]. 9. Begin met afdrukken vanuit het dialoogvenster [Afdrukken] van de toepassing. 130

Opslaan en afdrukken met behulp van de documentserver Opslaan en afdrukken met behulp van de documentserver Met de documentserver kunt u documenten opslaan op de harde schijf van het apparaat, zodat u deze kunt bewerken en afdrukken zoals en wanneer u dat wilt. Annuleer de bestandsoverdracht niet als de gegevens naar de documentserver worden verzonden. Het is mogelijk dat het proces niet juist wordt geannuleerd. Als u per ongeluk een afdruktaak annuleert, gebruik dan het bedieningspaneel van het apparaat om de verzonden gegevens te verwijderen. Voor meer informatie over het verwijderen van documenten die op de documentserver zijn opgeslagen, zie Kopiëren / Document Server of de Help-functie van Web Image Monitor. Op de documentserver kunnen maximaal 3000 bestanden worden opgeslagen. Er kunnen geen nieuwe bestanden opgeslagen worden als er al 3000 bestanden opgeslagen zijn. Zelfs als er minder dan 3000 bestanden zijn opgeslagen, kunnen er geen nieuwe bestanden opgeslagen worden wanneer Het aantal pagina's van een document overschrijdt de 3000. Het totaal aantal pagina's dat in het apparaat is opgeslagen en de verzonden gegevens heeft de 15.000 bereikt (het aantal kan lager zijn afhankelijk van de afdrukgegevens). de harde schijf vol is. Gegevens die zijn opgeslagen op de documentserver worden standaard automatisch verwijderd na drie dagen (72 uur). Wij raden u aan om een back-up te maken van de gegevens. U kunt gegevens naar de documentserver verzenden die op een clientcomputer zijn aangemaakt. Documenten opslaan in de Documentserver Als de harde schijf van het apparaat niet voor andere doelen wordt gebruikt dan de documentserver, is het mogelijk dat het aantal documenten dat op de server kan worden opgeslagen, lager is dan het aantal dat in de specificaties wordt genoemd. 1. Klik op de menuknop van de toepassing die u gebruikt en klik vervolgens op [Afdrukken]. 2. Selecteer de printer die u wilt gebruiken. 3. Klik op [Voorkeursinstellingen]. 4. Klik in de lijst "Taaksoort:" op [Documentserver]. 5. Klik op [Details...]. 131

4. Afdrukken 6. Voer indien vereist gebruikers-id, bestandsnaam, wachtwoord en gebruikersnaam in. 7. Geef het mapnummer op om het document op te slaan in het venster "Mapnummer". Als "0" wordt opgegeven in het vak "Mapnummer:" worden documenten in de Gedeelde map opgeslagen. 8. Als de map met een wachtwoord is beschermd, moet u het wachtwoord in het vak "Wachtwoord map:" invoeren. 9. Klik op [OK]. 10. Wijzig indien nodig andere afdrukinstellingen. 11. Klik op [OK]. 12. Begin met afdrukken vanuit het dialoogvenster [Afdrukken] van de toepassing. U kunt de documenten die op de documentserver zijn opgeslagen met behulp van het bedieningspaneel afdrukken. Zie voor meer informatie Kopiëren / Document Server. Documenten beheren die opgeslagen zijn in de Documentserver U kunt de documenten die op de documentserver van het apparaat zijn opgeslagen inzien of verwijderen met behulp van Web Image Monitor op een client computer die is aangesloten op het netwerk. 132

De functie Afdrukken snel vrijgeven gebruiken (bij gebruik van het Smart Operation Panel) De functie Afdrukken snel vrijgeven gebruiken (bij gebruik van het Smart Operation Panel) Met de snelle toepassingen die worden geïnstalleerd op dit apparaat, kunt u sommige printerfuncties vanuit een één scherm bedienen. Met de functie Afdrukken snel vrijgeven kunt u de lijst bekijken van documenten die zijn opgeslagen in het apparaat. U kunt vanuit de lijst elk document selecteren en afdrukken. De afdrukinstellingen van het document en de datum en tijd waarop het document moet worden verzonden kunnen eveneens worden gewijzigd. 1. Druk op [Home] ( ) onderaan in het midden van het scherm. 2. Druk op het pictogram [Afdrukken snel vrijgeven] op het [Home]-scherm. 3. Selecteer indien nodig de gebruiker. 4. Voer indien nodig het wachtwoord voor de documenten in. De lijst van zowel de documenten die geen wachtwoord hebben en van de documenten die overeenkomen met het ingevoerde wachtwoord, wordt weergegeven. 5. Selecteer documenten. Er kan meer dan één document tegelijkertijd worden geselecteerd. U kunt de volgende bewerkingen uitvoeren op de geselecteerde documenten: Delete Hiermee verwijdert u de geselecteerde documenten. Preview Hiermee wordt een voorvertoning van de eerste pagina van het document weergegeven. Afdrukinst. Hiermee kunt u de afdrukinstellingen van het document configureren. Bestand. beh. Geeft de datum en tijd waarop het document moet worden verzonden en het wachtwoord weer. De bestandsinformatie kan niet worden gewijzigd wanneer er meer dan één document is geselecteerd. 133

4. Afdrukken 6. Druk op [Afdr.]. 134

De functie Afdrukken/scannen (geheugenopslagapparaat) gebruiken (bij gebruik van het Smart Operation Panel) De functie Afdrukken/scannen (geheugenopslagapparaat) gebruiken (bij gebruik van het Smart Operation Panel) Houd SD-kaarten of USB-geheugenopslagapparaten buiten bereik van kinderen. Als een kind per ongeluk een SD-kaart of USB-geheugenopslagapparaat inslikt, moet u onmiddellijk een dokter raadplegen. Met de functie Afdrukken/scannen (geheugenopslagapparaat) kunt u bestanden lezen en afdrukken die zijn opgeslagen op een geheugenopslagapparaat, zoals een USB-stick of een SD-kaart. Ook kunt u gescande gegevens op een geheugenopslagapparaat opslaan. De volgende bestandsindelingen kunnen worden afgedrukt met de functie Afdrukken/scannen (geheugenopslagapparaat): JPEG, TIFF, PDF en XPS. De gescande gegevens kunnen worden opgeslagen in JPEG-, TIFF- en PDF-indeling. Een bestand opgeslagen op een geheugenopslagapparaat afdrukken 1. Druk op [Home] ( ) onderaan in het midden van het scherm. 2. Druk op het pictogram [Afdrukken/scannen (geheugenopslagapparaat)] op het [Home]-scherm. 3. Druk op [Vanaf opslagapparaat afdruk.]. 4. Sluit een geheugenopslagapparaat aan op de mediasleuf. Voor meer informatie over het aansluiten van een geheugenopslagapparaat, zie Snel aan de slag. 5. Druk op [USB] of [SD kaart], afhankelijk van het type opslagapparaat. 6. Selecteer het document dat u wilt afdrukken. U kunt de volgende bewerkingen uitvoeren op het geselecteerde document: Voorvertoning Hiermee wordt een voorvertoning van de eerste pagina van het document weergegeven. 135

4. Afdrukken Geselecteerd Geeft de lijst van de geselecteerde documenten weer. 7. Druk indien nodig op [Afdrukinstell.] om de instellingen zoals het aantal kopieën of dubbelzijdig afdrukken te wijzigen. 8. Druk op [Starten]. Gescande gegevens op een geheugenopslagapparaat opslaan 1. Druk op [Home] ( ) onderaan in het midden van het scherm. 2. Druk op het pictogram [Afdrukken/scannen (geheugenopslagapparaat)] op het [Home]-scherm. 3. Druk op [Scannen naar opslagapparaat]. 4. Sluit een geheugenopslagapparaat aan op de mediasleuf. Voor meer informatie over het aansluiten van een geheugenopslagapparaat, zie Snel aan de slag. 5. Druk op [USB] of [SD kaart], afhankelijk van het type opslagapparaat dat u gebruikt. 6. Geef de locatie op waar u de gescande gegevens wilt opslaan. 7. Plaats het origineel. 8. Druk indien nodig op [Scaninstellingen] om de instellingen zoals het bestandstype of de scanresolutie te wijzigen. 9. Om de gescande afbeelding te bekijken voordat u deze in een bestand opslaat, drukt u op [Voorvertoning]. 10. Druk op [Starten]. 11. Wanneer de bevestiging wordt weergegeven, drukt u op [Scannen volt.] nadat het scannen van het origineel is voltooid. Als er nog meer originelen moeten worden gescand, plaatst u het volgende origineel en drukt u vervolgens op [Volg. orig. scannen]. 12. Wanneer het voorvertoningsscherm verschijnt, controleert u de gescande afbeelding en drukt u vervolgens op [Opslaan]. 136

De functie Afdrukken/scannen (geheugenopslagapparaat) gebruiken (bij gebruik van het Smart Operation Panel) Wanneer de bestandsnaam niet is opgegeven in [Scaninstellingen], wordt de gescande afbeelding opgeslagen onder de naam die overeenkomt met de volgende benamingsregels: Voor een enkele pagina: Datum en tijd van verzending (JJJJMMDDUUMMSSMMM) + 4-cijferig serieel paginanummer (_nnnn) + extensie (.tif/.jpg/.pdf) Wanneer u bijvoorbeeld om 15:30:15.5 op 31 dec. 2020 een origineel van 10 pagina's in JPEG-formaat verstuurt, zijn de bestandsnamen van "20201231153015500_0001.jpg" tot "20201231153015500_0010.jpg". Voor meerdere pagina's: Datum en tijd van verzending (JJJJMMDDUUMMSSMMM) + extensie (.tif/.jpg/.pdf) Wanneer u bijvoorbeeld om 15:30:15.5 op 31 dec. 2020 een origineel van 10 pagina's in PDF-indeling verstuurt, is de bestandsnaam "20201231153015500.pdf". Wanneer u gegevens scant naar een geheugenopslagapparaat, gebruik dan tekens die overeenkomen met de ASCII-codes voor de bestandsnaam. Wanneer u tekens gebruikt die niet overeenkomen met de ASCII-codes, dan kan het apparaat de documenten mogelijk niet lezen of opslaan. Bepaalde typen USB-geheugenopslagapparaten en SD-kaarten kunnen niet worden gebruikt. 137

138 4. Afdrukken

5. Scannen In dit hoofdstuk komen veelgebruikte scannerfuncties en -handelingen aan bod. Voor informatie die u niet heeft kunnen vinden in dit hoofdstuk, verwijzen we u naar de handleiding Scannen op onze website. Basisprocedure bij gebruik van Scannen naar map Zie eerst Scannen voordat u deze procedure uitvoert en bevestig de informatie van de bestemmingscomputer. Zie ook Het apparaat aansluiten / Systeeminstellingen en registreer het adres van de bestemmingscomputer in het adresboek. Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel Voor meer informatie over het gebruik van deze functie, zie Pag. 139 "Basisprocedure bij Scannen naar map (klassiek)". Bij gebruik van het Smart Operation Panel U kunt deze functie gebruiken via de toepassing Scanner en Scanner (klassiek). Bij gebruik van de toepassing Scanner Voor meer informatie over het gebruik van het toepassingsscherm, zie Pag. 69 "Het scherm [Scanner] (bij gebruik van het Smart Operation Panel)". Bij gebruik van de toepassing Scanner (klassiek) Voor meer informatie over het gebruik van de klassieke scannerfunctie, zie Pag. 139 "Basisprocedure bij Scannen naar map (klassiek)". Basisprocedure bij Scannen naar map (klassiek) 1. Hiermee kunt u het beginscherm van de scanner openen. Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel 139

5. Scannen 1. Druk op de toets [Startpagina] op het bedieningspaneel. CUV108 2. Druk op het pictogram [Scanner] op het scherm. Als het [Scanner]-pictogram niet verschijnt, drukt u op het pictogram het scherm om naar het menuscherm te gaan. Bij gebruik van het Smart Operation Panel 1. Druk op [Home] ( ) onderaan in het midden van het scherm. 2. Druk op het pictogram [Scanner (klassiek)] op het [Home]-scherm. 2. Zorg ervoor dat alle oude instellingen zijn gewist. Druk op de [Reset]-knop als de instelling van de vorige gebruiker nog actief is. 3. Druk op het tabblad [Map]. rechtsboven in 4. Plaats de originelen. 5. Indien nodig, specificeer de scaninstellingen aan de hand van het origineel dat gescand moet worden. Voorbeeld: het document scannen in kleur/dubbelzijdig en opslaan als PDF-bestand. Druk op [Scaninstellingen], druk op [Kleur: Tekst / Foto] op het tabblad [Origineeltype] en druk vervolgens op [OK]. Druk op [Originele invoertype], druk op [2-zijdig orig.] en druk vervolgens op [OK]. Druk op [Verzend Bestandstype/naam], dan op [PDF] en druk vervolgens op [OK]. 140

Basisprocedure bij gebruik van Scannen naar map Voor meer informatie over de overige instellingen, zie elk specifieke gedeelte. 6. Geef de bestemming op. U kunt meerdere bestemmingen opgeven. Voor meer informatie, zie Scannen. 7. Druk op de [Start]-knop. Een gedeelde map aanmaken op een computer met Windows/de informatie van een computer bevestigen De volgende procedures leggen uit hoe u een gedeelde map kunt aanmaken op een computer met Windows en hoe de informatie op een computer kunt bevestigen. In deze voorbeelden is Windows 7 het besturingssysteem en behoort de computer tot een netwerkdomein. Schrijf de bevestigde gegevens op. Stap 1: De naam van de gebruiker en de computer bevestigen Bevestig de naam van de gebruiker en de naam van de computer waar u gescande documenten naar toe wilt sturen. 1. Wijs in het menu [Start] naar [Alle programma's], klik op [Accessoires] en klik vervolgens op [Opdrachtprompt]. 2. Voer de opdracht "ipconfig/all" in en druk vervolgens op [Enter]. 3. Bevestig de naam van de computer. De naam van de computer wordt weergegeven onder [Hostnaam]. Hier kunt u ook het IPv4-adres opgeven. Het adres weergegeven onder [IPv4-adres] is het IPv4- adres van de computer. 4. Voer de opdracht "stel gebruiker in" in en druk vervolgens op [Enter]. Let erop dat u spaties zet tussen "stel", "gebruiker" en "in". 5. Bevestig de gebruikersnaam. De gebruikersnaam wordt weergegeven onder [GEBRUIKERSNAAM]. Stap 2: Maak een gedeelde map aan op een computer met Microsoft Windows Maak een bestemmingsmap in Windows en maak delen mogelijk. In de volgende procedure wordt een computer als voorbeeld gebruikt met daarop Windows 7 geïnstalleerd. Deze computer is tevens onderdeel van een domein. Meld u aan als beheerder om een gedeelde map aan te maken. 141

5. Scannen Wanneer "Iedereen" is geselecteerd in stap 6, dan wordt de gedeelde map toegankelijk voor alle gebruikers. Dit is een veiligheidsrisico; wij raden dus aan om alleen aan bepaalde gebruikers toegangsrechten te geven. Volg de volgende procedure om "Iedereen" te verwijderen en om toegangsrechten voor gebruikers te specificeren. 1. Maak een map op de computer op de manier zoals u een normale map zou maken op een locatie die uw voorkeur heeft. 2. Klik met de rechtermuisknop op de map en klik vervolgens op [Eigenschappen]. 3. Klik op het tabblad [Delen] op de optie [Geavanceerd delen...]. 4. Selecteer het keuzevakje [Deze map delen]. 5. Klik op [Machtigingen]. 6. Selecteer uit de lijst [Namen van groepen of gebruikers:] de optie "Iedereen" en klik dan op [Verwijderen]. 7. Klik op [Toevoegen...]. 8. Klik in het venster [Gebruikers, computers, serviceaccounts of groepen selecteren] op de optie [Geavanceerd...]. 9. Geef één of meer objecttypes op, selecteer een locatie en klik vervolgens op [Nu zoeken]. 10. Selecteer de groepen en gebruikers die u toegang wilt geven in de resultatenlijst en klik dan op [OK]. 11. Klik in het venster [Gebruikers, computers, serviceaccounts of groepen selecteren] op [OK]. 12. Selecteer in de lijst [Namen van groepen of gebruikers:] een groep of gebruiker. Vink vervolgens in de kolom [Toestaan] in de toestemmingenlijst het selectievakje [Volledig beheer] of [Wijzigen] aan. Configureer de toegangsrechten voor elke groep en gebruiker. 13. Klik op [OK]. Stap 3: Toegangsprivileges opgeven voor de gedeelde map Als u toegangsprivileges wilt opgeven voor de gemaakte map om andere gebruikers en groepen toegang tot deze map te geven, kunt u de map als volgt configureren: 1. Klik met de rechtermuisknop op de map die u bij stap 2 heeft aangemaakt en klik vervolgens op [Eigenschappen]. 2. Klik op het tabblad [Beveiliging] op [Bewerken...]. 3. Klik op [Toevoegen...]. 4. Klik in het venster [Gebruikers, computers, serviceaccounts of groepen selecteren] op de optie [Geavanceerd...]. 142

Basisprocedure bij gebruik van Scannen naar map 5. Geef één of meer objecttypes op, selecteer een locatie en klik vervolgens op [Nu zoeken]. 6. Selecteer de groepen en gebruikers die u toegang wilt geven in de resultatenlijst en klik dan op [OK]. 7. Klik in het venster [Gebruikers, computers, serviceaccounts of groepen selecteren] op [OK]. 8. Selecteer in de lijst [Namen van groepen of gebruikers:] een groep of gebruiker. Vink vervolgens in de kolom [Toestaan] in de lijst het selectievakje [Volledig beheer] of [Wijzigen] aan. 9. Klik op [OK]. Een SMB-map registreren 1. Open het scherm [Adresboekbeheer]. Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel 1. Druk op de [Home]-knop linksonder op het bedieningspaneel. 2. Druk op het pictogram [Adresboekbeheer] in het [Home]-scherm. Bij gebruik van het Smart Operation Panel 1. Druk op [Home] ( ) onderaan in het midden van het scherm. 2. Druk op het pictogram [Adresboekbeheer] in het [Home]-scherm. 2. Controleer of [Programmeren/Wijzigen] geselecteerd is. 3. Druk op [Nieuw progr.]. 4. Druk op [Wijzigen] onder "Naam". Het scherm voor het invoeren van de naam wordt weergegeven. 5. Voer de naam in en druk vervolgens op [OK]. 6. Druk op [ Volg.]. 7. Druk onder "Selecteer een titel" op de toets voor de classificatie die u wilt gebruiken. 143

5. Scannen U kunt de volgende toetsen selecteren: [Frequent]: wordt toegevoegd aan de pagina die het eerst wordt weergegeven. [AB], [CD], [EF], [GH], [IJK], [LMN], [OPQ], [RST], [UVW], [XYZ], [1] tot [10]: wordt toegevoegd aan de lijst met items in de geselecteerde titel. U kunt [Frequent] en nog een toets voor elke titel selecteren. 8. Druk op [Verif. info] en vervolgens op [ Volg.]. 9. Druk op [Spec. and. Ver.info.] rechts van "Mapverificatie". Wanneer u [Niet opgeven] selecteert, worden de SMB-gebruikersnaam en het SMB-wachtwoord dat u heeft opgegeven in "Standaard gebruikersnaam/wachtwoord [Verzenden]" van de instellingen voor Bestandsoverdracht toegepast. 10. Druk op [Wijzigen] onder "Log-in gebruikersnaam". 11. Voer de log-in gebruikersnaam van de bestemmingscomputer in en klik vervolgens op [OK]. 12. Druk op [Wijzigen] onder "Log-in wachtwoord". 13. Geef het wachtwoord van de bestemmingscomputer op en druk vervolgens op [OK]. 14. Voer het wachtwoord opnieuw in ter bevestiging en druk vervolgens op [OK]. 15. Druk op [Map]. 16. Controleer of [SMB] is geselecteerd. 144

Basisprocedure bij gebruik van Scannen naar map 17. Druk op [Wijzigen] of [Blad. door netwerk] en specificeer vervolgens de map. Om een map op te geven, kunt u handmatig het pad invoeren of de map vinden door door het netwerk te bladeren. Voor meer informatie over hoe het pad handmatig kan worden opgegeven, zie Pag. 145 "De SMB-map handmatig zoeken". Voor meer informatie over hoe het pad kan worden opgegeven met behulp van Bladeren door netwerk, zie Pag. 146 "De SMB-map zoeken met [Blad. door netwerk]". 18. Druk op [Verbindingstest] om te controleren of het pad goed is ingesteld. 19. Druk op [Afsluiten]. Als de verbindingstest mislukt, controleer dan de instellingen en probeer het opnieuw. 20. Druk op [OK]. 21. Sluit het scherm [Adresboekbeheer]. Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel 1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen]. Bij gebruik van het Smart Operation Panel 1. Druk rechtsboven in het scherm op [Gebruikersinstellingen] ( ). 2. Druk op [Home] ( ) onderaan in het midden van het scherm. De SMB-map handmatig zoeken 1. Druk onder "Pad" op [Wijzigen]. 2. Voer het pad in waar de map zich bevindt. Bijvoorbeeld: als de naam van de bestemmingscomputer "User" is en de naam van de map is "Share", dan is het pad \\User\Share. Als het netwerk niet toelaat dat IP-adressen automatisch worden verkregen, noteert u het IP-adres van de bestemmingscomputer in het pad. Bijvoorbeeld: als het IP-adres van de bestemmingscomputer "192.168.0.191" is en de naam van de map is "Share", dan is het pad \ \192.168.0.191\Share. 145

5. Scannen 3. Druk op [OK]. Als de notatie van het ingevoerde pad niet juist is, verschijnt er een melding. Druk op [Afsluiten] en voer het pad opnieuw in. De SMB-map zoeken met [Blad. door netwerk] 1. Druk op [Blad. door netwerk]. De computers van de klant op hetzelfde netwerk als het apparaat, verschijnen. Netwerk toont alleen clientcomputers waartoe u toegang heeft. 2. Kies de groep met de bestemmingscomputer. 3. Kies de naam van de bestemmingscomputer. Hieronder worden de gedeelde mappen weergegeven. U kunt op [1 Niveau omhoog] drukken om van niveau te wisselen. 4. Selecteer de map die u wilt registreren. 5. Druk op [OK]. Een geregistreerde SMB-map verwijderen 1. Open het scherm [Adresboekbeheer]. Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel 1. Druk op de [Home]-knop linksonder op het bedieningspaneel. 2. Druk op het pictogram [Adresboekbeheer] in het [Home]-scherm. Bij gebruik van het Smart Operation Panel 1. Druk op [Home] ( ) onderaan in het midden van het scherm. 2. Druk op het pictogram [Adresboekbeheer] in het [Home]-scherm. 2. Controleer of [Programmeren/Wijzigen] geselecteerd is. 146

Basisprocedure bij gebruik van Scannen naar map 3. Selecteer de naam van de map die u wilt verwijderen. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen. U kunt zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikerscode, mapnaam of e-mailadres. 4. Druk op [Map]. 5. Druk op het protocol dat op dit moment niet is geselecteerd. Er wordt een bevestigingsbericht weergegeven. 6. Druk op [Ja]. 7. Druk op [OK]. 8. Sluit het scherm [Adresboekbeheer]. Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel 1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen]. Bij gebruik van het Smart Operation Panel 1. Druk rechtsboven in het scherm op [Gebruikersinstellingen] ( ). 2. Druk op [Home] ( ) onderaan in het midden van het scherm. Het pad voor de bestemming handmatig invoeren Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel Voor meer informatie over het gebruik van deze functie, zie Pag. 148 "Procedure voor het handmatig invoeren van het pad naar de bestemming (klassiek)". Bij gebruik van het Smart Operation Panel U kunt deze functie gebruiken via de toepassing Scanner en Scanner (klassiek). Bij gebruik van de toepassing Scanner Voor meer informatie over het gebruik van het toepassingsscherm, zie Pag. 69 "Het scherm [Scanner] (bij gebruik van het Smart Operation Panel)". Bij gebruik van de toepassing Scanner (klassiek) Voor meer informatie over het gebruik van de klassieke scannerfunctie, zie Pag. 148 "Procedure voor het handmatig invoeren van het pad naar de bestemming (klassiek)". 147

5. Scannen Procedure voor het handmatig invoeren van het pad naar de bestemming (klassiek) 1. Druk op [Handm. inv.]. 2. Zorg ervoor dat [SMB] is geselecteerd. 3. Druk op [Handm. inv.] rechts van het padveld. 4. Voer het pad voor de map in. In het volgende voorbeeldpad, is de naam van de bestemmingsmap "gebruiker" en die van de computer "desk01": \\desk01\user 5. Druk op [OK]. 6. Afhankelijk van de bestemmingsinstellingen, geeft u de gebruikersnaam op om u aan te melden op de computer. Druk op [Handm. inv.] rechts van het veld gebruikersnaam om het schermtoetsenbord weer te geven. 7. Druk op [OK]. 8. Afhankelijk van de bestemmingsinstellingen, geeft u het wachtwoord op om u aan te melden op de computer. Druk op [Handm. inv.] zodat u met behulp van het wachtwoord het schermtoetsenbord kunt laten weergeven. 9. Druk op [OK]. 10. Druk op [Verbindingstest]. Er wordt een verbindingstest uitgevoerd om te controleren of de opgegeven gedeelde map bestaat. Als het bericht "Verbinding met de computer mislukt. Controleer de instellingen. " wordt weergegeven, zie Problemen oplossen. 11. Controleer het resultaat van de verbindingstest en druk op [Afsluiten]. 12. Druk op [OK]. 148

Basisprocedure voor het verzenden van scanbestanden via e-mail Basisprocedure voor het verzenden van scanbestanden via e-mail Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel Voor meer informatie over het gebruik van deze functie, zie Pag. 149 "Basisprocedure voor scanbestanden verzenden via e-mail (klassiek)". Bij gebruik van het Smart Operation Panel U kunt deze functie gebruiken via de toepassing Scanner en Scanner (klassiek). Bij gebruik van de toepassing Scanner Voor meer informatie over het gebruik van het toepassingsscherm, zie Pag. 69 "Het scherm [Scanner] (bij gebruik van het Smart Operation Panel)". Bij gebruik van de toepassing Scanner (klassiek) Voor meer informatie over het gebruik van de klassieke scannerfunctie, zie Pag. 149 "Basisprocedure voor scanbestanden verzenden via e-mail (klassiek)". Basisprocedure voor scanbestanden verzenden via e-mail (klassiek) 1. Hiermee kunt u het beginscherm van de scanner openen. Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel 1. Druk op de toets [Startpagina] op het bedieningspaneel. 149

5. Scannen CUV108 2. Druk op het pictogram [Scanner] op het scherm. Als het [Scanner]-pictogram niet verschijnt, drukt u op het pictogram het scherm om naar het menuscherm te gaan. Bij gebruik van het Smart Operation Panel 1. Druk op [Home] ( ) onderaan in het midden van het scherm. 2. Druk op het pictogram [Scanner (klassiek)] op het [Home]-scherm. 2. Zorg ervoor dat alle oude instellingen zijn gewist. Druk op de [Reset]-knop als de instelling van de vorige gebruiker nog actief is. 3. Controleer of het tabblad [E-mail] is geselecteerd. rechtsboven in 4. Plaats de originelen. 5. Indien nodig, specificeer de scaninstellingen aan de hand van het origineel dat gescand moet worden. Voorbeeld: het document scannen in kleur/dubbelzijdig en opslaan als PDF-bestand. Druk op [Scaninstellingen], druk op [Kleur: Tekst / Foto] op het tabblad [Origineeltype] en druk vervolgens op [OK]. Druk op [Originele invoertype], druk op [2-zijdig orig.] en druk vervolgens op [OK]. Druk op [Verzend Bestandstype/naam], dan op [PDF] en druk vervolgens op [OK]. Voor meer informatie over de overige instellingen, zie elk specifieke gedeelte. 150

Basisprocedure voor het verzenden van scanbestanden via e-mail U kunt hier ook instellingen opgeven die zijn uitgelegd in Scannen. 6. Geef de bestemming op. U kunt meerdere bestemmingen opgeven. Voor meer informatie, zie Scannen. 7. Druk op [Naam afzender], selecteer het e-mailadres van de afzender en druk vervolgens op [OK]. Voor meer informatie, zie Scannen. 8. Druk op [Ontv. Bev.] om de ontvangstbevestiging te gebruiken. Als u op [Ontv. Bev.] drukt, ontvangt de e-mailafzender een bericht als de ontvanger het e- mailbericht heeft geopend. 9. Druk op de [Start]-knop. Een e-mailbestemming opslaan 1. Open het scherm [Adresboekbeheer]. Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel 1. Druk op de [Home]-knop linksonder op het bedieningspaneel. 1. Druk op het pictogram [Adresboekbeheer] in het [Home]-scherm. Bij gebruik van het Smart Operation Panel 1. Druk op [Home] ( ) onderaan in het midden van het scherm. 1. Druk op het pictogram [Adresboekbeheer] in het [Home]-scherm. 2. Controleer of [Programmeren/Wijzigen] geselecteerd is. 3. Druk op [Nieuw progr.]. 4. Druk op [Wijzigen] onder "Naam". Het scherm voor het invoeren van de naam wordt weergegeven. 5. Voer de naam in en druk vervolgens op [OK]. 6. Druk op [ Volg.]. 151

5. Scannen 7. Druk onder "Selecteer een titel" op de toets voor de classificatie die u wilt gebruiken. U kunt de volgende toetsen selecteren: [Frequent]: wordt toegevoegd aan de pagina die het eerst wordt weergegeven. [AB], [CD], [EF], [GH], [IJK], [LMN], [OPQ], [RST], [UVW], [XYZ], [1] tot [10]: wordt toegevoegd aan de lijst met items in de geselecteerde titel. U kunt [Frequent] en nog een toets voor elke titel selecteren. 8. Druk op [E-mail]. 9. Druk op [Wijzigen] onder "E-mailadres". 10. Voer het e-mailadres in en druk vervolgens op [OK]. 11. Als u internetfax wilt gebruiken, geeft u op of u "Verz. via SMTP server" wilt gebruiken. 12. Druk op [OK]. 152

Basisprocedure voor het verzenden van scanbestanden via e-mail 13. Sluit het scherm [Adresboekbeheer]. Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel 1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen]. Bij gebruik van het Smart Operation Panel 1. Druk rechtsboven in het scherm op [Gebruikersinstellingen] ( ). 2. Druk op [Home] ( ) onderaan in het midden van het scherm. Een e-mailbestemming verwijderen 1. Open het scherm [Adresboekbeheer]. Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel 1. Druk op de [Home]-knop linksonder op het bedieningspaneel. 2. Druk op het pictogram [Adresboekbeheer] in het [Home]-scherm. Bij gebruik van het Smart Operation Panel 1. Druk op [Home] ( ) onderaan in het midden van het scherm. 2. Druk op het pictogram [Adresboekbeheer] in het [Home]-scherm. 2. Controleer of [Programmeren/Wijzigen] geselecteerd is. 3. Selecteer de naam van wie u het e-mailadres wilt verwijderen. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen. U kunt zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikerscode, mapnaam of e-mailadres. 4. Druk op [E-mail]. 5. Druk op [Wijzigen] onder "E-mailadres". 6. Druk op [Verw.] en vervolgens op [OK]. 7. Druk op [OK]. 8. Sluit het scherm [Adresboekbeheer]. Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel 1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen]. Bij gebruik van het Smart Operation Panel 1. Druk rechtsboven in het scherm op [Gebruikersinstellingen] ( ). 2. Druk op [Home] ( ) onderaan in het midden van het scherm. 153

5. Scannen Een e-mailadres handmatig invoeren Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel Voor meer informatie over het gebruik van deze functie, zie Pag. 154 "Procedure voor het handmatig invoeren van een e-mailadres (klassiek)". Bij gebruik van het Smart Operation Panel U kunt deze functie gebruiken via de toepassing Scanner en Scanner (klassiek). Bij gebruik van de toepassing Scanner Voor meer informatie over het gebruik van het toepassingsscherm, zie Pag. 69 "Het scherm [Scanner] (bij gebruik van het Smart Operation Panel)". Bij gebruik van de toepassing Scanner (klassiek) Voor meer informatie over het gebruik van de klassieke scannerfunctie, zie Pag. 154 "Procedure voor het handmatig invoeren van een e-mailadres (klassiek)". Procedure voor het handmatig invoeren van een e-mailadres (klassiek) 1. Druk op [Handm. inv.]. 2. Voer het e-mailadres in. 3. Druk op [OK]. 154

Basisprocedure voor het opslaan van een scanbestand Basisprocedure voor het opslaan van een scanbestand U kunt elk opgeslagen bestand beveiligen met een wachtwoord. Het wordt aanbevolen om opgeslagen bestanden te beveiligen tegen onbevoegde toegang met behulp van een wachtwoord. Een gescand bestand opgeslagen in het apparaat kan verloren gaan als er zich een storing voordoet. We raden u aan de harde schijf niet te gebruiken voor het bewaren van belangrijke bestanden. De leverancier is niet verantwoordelijk voor mogelijk opgelopen schade ten gevolge van verloren bestanden. 1. Hiermee kunt u het beginscherm van de scanner openen. Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel 1. Druk op de toets [Startpagina] op het bedieningspaneel. CUV108 2. Druk op het pictogram [Scanner] op het scherm. Als het [Scanner]-pictogram niet verschijnt, drukt u op het pictogram het scherm om naar het menuscherm te gaan. Bij gebruik van het Smart Operation Panel 1. Druk op [Home] ( ) onderaan in het midden van het scherm. 2. Druk op het pictogram [Scanner (klassiek)] op het [Home]-scherm. 2. Zorg ervoor dat alle oude instellingen zijn gewist. Druk op de [Reset]-knop als de instelling van de vorige gebruiker nog actief is. 3. Plaats de originelen. rechtsboven in 155

5. Scannen 4. Druk op [Best.opsl.]. 5. Druk op [Opslaan op HDD]. 6. Indien nodig kunt u de gegevens van het opgeslagen bestand opgeven zoals [Gebruikersnaam], [Bestandsnaam], [Wachtwoord] en [Map selecteren]. Gebruikersnaam Druk op [Gebruikersnaam] en selecteer een gebruikersnaam. Als u een niet-geregistreerde gebruikersnaam wilt opgeven, drukt u op [Handm. invoer] en voert u vervolgens de naam in. Druk nadat u een gebruikersnaam heeft opgegeven op [OK]. Bestandsnaam Druk op [Bestandsnaam], voer een bestandsnaam in en druk vervolgens op [OK]. Wachtwoord Druk op [Wachtwoord], voer een wachtwoord in en druk op [OK]. Voer het wachtwoord opnieuw in om het te bevestigen en druk vervolgens op [OK]. Map selecteren Druk op [Map selecteren], kies de map waarin de opgeslagen bestanden moeten worden opgeslagen en druk vervolgens op [OK]. 7. Druk op [OK]. 8. Druk indien nodig op [Scaninstellingen] om scannerinstellingen, zoals resolutie en scangrootte, op te geven. Voor meer informatie, zie Scannen. 9. Druk op de [Start]-knop. Een opgeslagen bestand uit de lijst controleren In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe u een in de lijst geselecteerd opgeslagen bestand kunt controleren. 156

Basisprocedure voor het opslaan van een scanbestand 1. Druk op [Sel. opgesl. best.]. 2. Selecteer de map waarin zich het bestand bevindt dat u wilt controleren. 3. In de lijst met opgeslagen bestanden selecteert u het bestand dat u wilt controleren. U kunt meerdere bestanden selecteren. Voor meer informatie over het zoeken van het opgeslagen document op gebruikersnaam of documentnaam, zie Scannen. 4. Druk op [Voorvertoning]. 157

5. Scannen Het bestandstype opgeven In deze paragraaf wordt de procedure uitgelegd voor het opgeven van het bestandstype van een bestand dat u wilt verzenden. Bestandstypen kunnen worden opgegeven bij het verzenden van bestanden per e-mail of via scannen naar map, bij het verzenden van opgeslagen bestanden per e-mail of via scannen naar map en bij het opslaan van bestanden op een geheugenopslagapparaat. U kunt een van de volgende bestandstypes selecteren: Enkele pagina: [TIFF/JPEG], [PDF] Als u een bestandstype van een enkele pagina selecteert bij het scannen van meerdere originelen, wordt voor elke pagina één apart bestand gemaakt en is het aantal verzonden bestanden even groot als het aantal gescande pagina's. Meerdere pagina's: [TIFF], [PDF] Als u een bestandstype van meerdere pagina's selecteert bij het verzenden van meerdere originelen, worden de gescande pagina's gecombineerd en als één bestand verzonden. Welke bestandstypen kunnen worden geselecteerd, hangt af van de scaninstellingen en andere instellingen. Voor meer informatie over bestandstypen, zie Scannen. Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel Voor meer informatie over het gebruik van deze functie, zie Pag. 159 "Procedure voor het specificeren van het bestandstype (klassiek)". Bij gebruik van het Smart Operation Panel U kunt deze functie gebruiken via de toepassing Scanner en Scanner (klassiek). Bij gebruik van de toepassing Scanner Voor meer informatie over het gebruik van het toepassingsscherm, zie Pag. 69 "Het scherm [Scanner] (bij gebruik van het Smart Operation Panel)". Bij gebruik van de toepassing Scanner (klassiek) Voor meer informatie over het gebruik van de klassieke scannerfunctie, zie Pag. 159 "Procedure voor het specificeren van het bestandstype (klassiek)". 158

Het bestandstype opgeven Procedure voor het specificeren van het bestandstype (klassiek) 1. Druk op [Verzend Bestandstype/naam]. 2. Selecteer een bestandstype. Als het Bestandstype ingesteld is op [PDF], configureer dan PDF-bestandsinst. zoals vereist. 3. Druk op [OK]. 159

5. Scannen Scaninstellingen opgeven Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel Voor meer informatie over het gebruik van deze functie, zie Pag. 160 "Procedure voor het specificeren van de Scaninstellingen (klassiek)". Bij gebruik van het Smart Operation Panel U kunt deze functie gebruiken via de toepassing Scanner en Scanner (klassiek). Bij gebruik van de toepassing Scanner Voor meer informatie over het gebruik van het toepassingsscherm, zie Pag. 69 "Het scherm [Scanner] (bij gebruik van het Smart Operation Panel)". Bij gebruik van de toepassing Scanner (klassiek) Voor meer informatie over het gebruik van de klassieke scannerfunctie, zie Pag. 160 "Procedure voor het specificeren van de Scaninstellingen (klassiek)". Procedure voor het specificeren van de Scaninstellingen (klassiek) 1. Druk op [Scaninstellingen]. 2. Geef de resolutie, het scanformaat en de andere noodzakelijke instellingen op. Voor meer informatie over individuele scaninstellingen, zie Scannen. 160

Scaninstellingen opgeven 3. Druk op [OK]. 161

162 5. Scannen

6. Documentserver In dit hoofdstuk komen veelgebruikte Document Server-functies en -handelingen aan bod. Voor informatie die u niet in dit hoofdstuk heeft kunnen vinden, verwijzen we u naar de handleiding Kopiëren / Document Server op onze website. Gegevens opslaan In deze paragraaf wordt beschreven hoe u documenten op de Documentserver opslaat. Een document dat met het juiste wachtwoord is geopend, blijft ook - nadat de bewerkingen voltooid zijn - geselecteerd en kan door andere gebruikers worden ingezien. Vergeet als u klaar bent niet op de [Reset]-knop te drukken om de selectie van het document op te heffen. Een gebruikersnaam die geregistreerd staat bij een opgeslagen document van de Documentserver, wordt gebruikt om de auteurs van het document en het documenttype te identificeren. Een gebruikersnaam wordt niet gebruikt om vertrouwelijke documenten tegen andere gebruikers te beschermen. Wanneer u scant met de scanner, zorg er dan voor dat alle andere bewerkingen beëindigd zijn. U kunt [3 zijdig aflopend] niet gebruiken om documenten op te slaan met de documentserverfunctie. Gebruik de kopieerfunctie om documenten op te slaan als u [3 zijdig aflopend] wil gebruiken om documenten op te slaan. Bestandsnaam Er wordt automatisch een bestandsnaam zoals "COPY0001" en "COPY0002" aan het gescande document gegeven. U kunt de bestandsnaam wijzigen. Gebruikersnaam U kunt een gebruikersnaam registreren om de gebruiker of gebruikersgroep te identificeren die de documenten heeft opgeslagen. Selecteer de gebruikersnaam geregistreerd in het adresboek om deze toe te wijzen, of voer de naam direct in. Afhankelijk van de beveiligingsinstelling, wordt mogelijk [Toegangsprivileges] weergegeven in plaats van [Gebruikersnaam]. Voor meer informatie over het adresboek, zie Het apparaat aansluiten / Systeeminstellingen. Wachtwoord Om onbevoegd afdrukken te voorkomen, kunt u een wachtwoord instellen voor elk opgeslagen document. Een beveiligd document kan alleen geopend worden als het wachtwoord wordt ingevoerd. Als een wachtwoord voor de documenten is ingesteld, wordt links van de bestandsnaam een sleutelpictogram weergegeven. 1. Hiermee wordt het initiële Documentserver-scherm weergegeven. Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel 163

6. Documentserver 1. Druk op de toets [Home] op het bedieningspaneel. CUV108 2. Druk op het pictogram [Documentserver] in het scherm. Als het pictogram [Documentserver] niet verschijnt, drukt u op het pictogram rechtsboven in het scherm om naar het menuscherm te gaan. Bij gebruik van het Smart Operation Panel 1. Druk op [Home] ( ) onderaan in het midden van het scherm. 2. Druk op het pictogram [Documentserver] op het [Home]-scherm. 2. Druk op [Naar scanscherm]. 3. Druk op [Opslagmap]. 4. Geef op in welke map u het document u wilt opslaan en druk op [OK]. 5. Druk op [Gebruikersnaam]. 6. Selecteer een gebruikersnaam en druk vervolgens op [OK]. De gebruikersnamen die getoond worden, zijn namen die in het Adresboek geregistreerd staan. Als u een naam wilt opgeven die niet in het scherm voorkomt, drukt u op [Handm. invoer] en voert u een gebruikersnaam in. 7. Druk op [Bestandsnaam]. 8. Voer een bestandsnaam in en druk vervolgens op [OK]. 9. Druk op [Wachtwoord]. 10. Voer een wachtwoord in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op [OK]. U kunt vier tot acht cijfers gebruiken om het wachtwoord op te geven. 11. Voer ter controle het wachtwoord nogmaals in en druk vervolgens op [OK]. 12. Plaats het origineel. 13. Geef de scanvoorwaarden op van het origineel. 14. Druk op de toets [Start]. Het origineel wordt gescand. Het document wordt opgeslagen in de Documentserver. 164

Gegevens opslaan Na het scannen wordt een lijst van opgeslagen mappen weergegeven. Wanneer de lijst niet wordt weergegeven, drukt u op [Scannen voltooien]. 165

6. Documentserver Opgeslagen documenten afdrukken U kunt documenten afdrukken die zijn opgeslagen op de Documentserver. U kunt de volgende instellingen opgeven in het afdrukscherm: Papierlade Het aantal afdrukken [Afwerken] ([Uitvoer], [Finisher], [Vouweenheid]) [Kaft/Tussenblad] ([Voorblad], [Achterblad], [Tusvg/Hfst], [Tussenblad]) [Bew./Stempel] ([Marge aanp.], [Stempel], [Bld bew.]) [2-zijdig/boek] ([1-zijdig afdrukken], [2-zijdig: Boven/boven], [2-zijdig: Boven/onder], [Duplexpagina's opgeven], [Boekje], [Magazine]) Raadpleeg de verschillende paragrafen voor meer informatie over de functies. 1. Selecteer een map. 2. Selecteer het document dat moet worden afgedrukt. 3. Wanneer u twee documenten of meer tegelijkertijd wilt afdrukken, herhaalt u stap 2. U kunt maximaal 30 documenten afdrukken. 4. Druk bij het opgeven van afdrukvoorwaarden op [Naar afdr.scherm] en configureer de afdrukinstellingen. 5. Voer het aantal afdrukken in met de cijfertoetsen. Het maximum aantal dat kan worden ingevoerd is 9999. 6. Druk op de [Start]-knop. 166

7. Web Image Monitor In dit hoofdstuk komen veelgebruikte Web Image Monitor-functies en -handelingen aan bod. Voor informatie die u niet heeft kunnen vinden in dit hoofdstuk, verwijzen we u naar de handleiding Het apparaat aansluiten / Systeeminstellingen op onze website of de Help van Web Image Monitor. Beginpagina weergeven In dit gedeelte wordt de beginpagina besproken en wordt uitgelegd hoe u Web Image Monitor kunt weergeven. Als u een IPv4-adres invoert, begin de onderdelen dan niet met een nul. Bijvoorbeeld: als het adres "192.168.001.010" is, moet u het invoeren als "192.168.1.10". 1. Start uw internetbrowser. 2. Voer "http://(ip-adres of hostnaam van uw apparaat)/" in de URL-balk van uw internetbrowser in. De beginpagina van Web Image Monitor verschijnt. Als de hostnaam van het apparaat werd geregistreerd op de DNS- of WINS-server, kunt u het invoeren. Wanneer u SSL, een protocol voor gecodeerde communicatie, instelt in een omgeving waarin serververificatie wordt gebruikt, voer dan "https://(ip-adres of hostnaam van het apparaat)/" in. Web Image Monitor is onderverdeeld in de volgende gedeeltes: 2 3 1 4 5 DRC715 1. Menugedeelte Als u een menuoptie selecteert, wordt de inhoud hiervan weergegeven. 2. Koptekstgebied Toont pictogrammen voor de Help- en zoekfunctie. Dit gebied toont ook [Inloggen] en [>Uitloggen], waarmee u kunt schakelen tussen de beheerders- en gastmodus. 167

7. Web Image Monitor 3. Vernieuwen/Help (Vernieuwen): klik op rechtsboven in het werkgebied om de apparaatgegevens te updaten. Klik op de knop [Vernieuwen] van de internetbrowser om het volledige browserscherm bij te werken. (Help): gebruik Help om de inhoud van het Help-bestand weer te geven of te downloaden. 4. Basisgegevensgebied Toon de basisgegevens voor het apparaat. 5. Werkgebied Toont de inhoud van het item dat in het menugedeelte is geselecteerd. 168

8. Papier en toner bijvullen Dit hoofdstuk beschrijft de aanbevolen papierformaten en -typen en hoe u papier in de papierlade plaatst. Papier plaatsen Voorzorgsmaatregelen voor papier plaatsen Pas tijdens het bijvullen van papier op dat uw vingers niet vast komen te zitten of dat u ze verwondt. Stapel het papier niet hoger dan de limietmarkering. Om papierstoringen te voorkomen, moet u het papier loswaaieren voordat u het plaatst. Als u papier plaatst als er nog maar een paar vellen papier in de lade liggen, kan het voorkomen dat er meerdere vellen papier tegelijk worden ingevoerd. Verwijder al het papier, leg het op de stapel nieuwe vellen papier en waaier de hele papierstapel los voordat u het in de lade plaatst. Maak omgekruld of gevouwen papier recht voordat u het plaatst. Als u voor de eerste keer papier plaatst in de papierlade of als u het papierformaat of de papiersoort in de papierlade wijzigt, zorg dan ook voor de juiste papierinstellingen in 'Instellingen papierlade'. Voor meer informatie, zie de handleiding Papierinstellingen. Voor meer informatie over de papiersoorten en -formaten die kunnen worden gebruikt, zie Pag. 196 "Aanbevolen papierformaten en -typen". Het is mogelijk dat u soms een ritselend geluid hoort van papier dat door het apparaat beweegt. Dit geluid duidt niet op slecht functioneren. Loswaaieren van het papier Als u gecoat papier, etiketten of dik papier van 150,1 360,0 g/m 2 (55,1 lb. voorblad 198,0 lb. index) plaatst, is het belangrijk dat u de vellen goed uitwaaiert. Papierstoringen kunnen optreden wanneer papier niet grondig uitgewaaierd is. Als het apparaat meerdere vellen tegelijk of geen papier in wil voeren, moet u het papier uitwaaieren en het opnieuw plaatsen. 169

8. Papier en toner bijvullen 1. Maak de stapel los door de vellen uit te waaieren. CVA068 2. Houd de stapel vast bij het korte eind en buig de stapel heen en weer om ruimte te creëren tussen de vellen. Herhaal dit enkele malen. CVA069 CVA070 170

Papier plaatsen 3. Controleer of er ruimte tussen de vellen is. CVA071 4. Houd de stapel papier met beide handen vast en tik de lange en korte randen van het papier tegen een vlak oppervlak om ze uit te lijnen. DRC153 Papier in lade 1 plaatsen (voornamelijk in Europa) Lade 1 is alleen geschikt voor A4 -papier. Als u op 8 1 / 2 11 papier wilt afdrukken vanuit lade 1, neemt u contact op met uw servicevertegenwoordiger. (voornamelijk in Noord-Amerika) Lade 1 is alleen geschikt voor 8 1 / 2 11 papier. Als u op A4 -formaat vanuit lade 1 wilt afdrukken, neemt u contact op met uw servicevertegenwoordiger. Wanneer papier dat aan de rechterzijde van lade 1 geplaatst is op is, wordt het papier aan de linkerzijde automatisch naar rechts verplaatst. Trek lade 1 er niet uit terwijl de lade het papier aan het verplaatsen is. Wacht totdat u geen geluiden meer uit de lade hoort. 171

8. Papier en toner bijvullen 1. Trek de papierlade langzaam naar buiten tot deze niet verder kan. DRC155 2. Maak een nette stapel van het papier en plaats het met de afdrukzijde naar beneden. Wanneer u papier aan de rechterzijde van de lade plaatst, plaatst u het papier zodanig dat de rechterzijde van het papier strak tegen de rechterzijde van de lade ligt. Wanneer u papier aan de linkerzijde van de lade plaatst, plaatst u het papier zodanig dat de linkerzijde van het papier strak tegen de linkerzijde van de lade ligt. Gehele lade naar buiten getrokken Linkerzijde van de lade uitgetrokken EBB001 EBB002 Stapel het papier niet hoger dan de limietmarkering. 172

Papier plaatsen EBB003 3. Schuif de papierlade langzaam volledig naar binnen. U kunt zelfs papier plaatsen als lade 1 in gebruik is. U kunt de linkerhelft van de lade uittrekken terwijl lade 1 in gebruik is. Papier in de A3/11 17 lade-eenheid plaatsen (voornamelijk in Europa) A3/11 17 lade-eenheid kan alleen A3 papier bevatten. Indien u papier van het formaat A4, B4 JIS, 11 17, 8 1 / 2 14 of 8 1 / 2 11 wilt afdrukken, neem dan contact op met uw servicevertegenwoordiger. (voornamelijk in Noord-Amerika) A3/11 17 lade-eenheid kan alleen 11 17 papier bevatten. Als u wilt afdrukken op A3, A4, B4 JIS, 8 1 / 2 14 of 8 1 / 2 11, dient u contact op te nemen met uw servicevertegenwoordiger. Controleer of de papierranden zijn uitgelijnd met de rechterzijde. 1. Controleer of het papier in de papierlade niet wordt gebruikt en trek de lade dan voorzichtig open tot deze stopt. CVA004 173

8. Papier en toner bijvullen 2. Maak een nette stapel van het papier en plaats het met de afdrukzijde naar beneden. Stapel het papier niet hoger dan de limietmarkering. CVA005 3. Schuif de papierlade langzaam volledig naar binnen. Papier plaatsen in lade 2 en 3 Elke papierlade wordt op dezelfde wijze gevuld. Er kunnen verscheidene papierformaten geplaatst worden in lade 2 en 3 door de posities van de zij- en eindgeleiders aan te passen. U kunt de papierformaten wijzigen zoals hieronder wordt getoond. In het volgende voorbeeld wordt papier in lade 2 geplaatst. Controleer of de papierranden zijn uitgelijnd met de rechterzijde. Als een papierlade te hard dicht geduwd wordt, kunnen de zijwanden van de lade van hun plaats raken. Wanneer u een klein aantal vellen plaatst, moet u ervoor zorgen dat u de zijgeleiders niet te ver naar binnen drukt. Als de zijgeleiders te strak tegen het papier aanliggen, kunnen de randen gaan vouwen, kan het papier onjuist worden ingevoerd of als het een gewicht heeft tussen 52,3-65,9 g/m 2 (14,0-17,9 lb. bankpost) kan het gaan kreukelen. 174

Papier plaatsen 1. Controleer of het papier in de papierlade niet wordt gebruikt en trek de lade dan voorzichtig open tot deze stopt. 2. Verwijder het papier indien aanwezig. DRC251 3. Ontgrendel de vergrendeling op de achterafscheiding. 4. Maak alle schroeven los die de zijafscheidingen op hun plek houden. DRC256 DRC257 175

8. Papier en toner bijvullen 5. Terwijl u de ontgrendelingshendel van de zijgeleider naar beneden duwt, schuift u de zijgeleiders eruit. 6. Knijp in de ontgrendelingshendels van de eindafscheiding en schuif dan de eindafscheiding naar buiten. DRC258 DRC259 7. Maak een nette stapel van het papier en plaats het met de afdrukzijde naar beneden. Stapel het papier niet hoger dan de limietmarkering. 8. Duw de achter- en zijgeleiders voorzichtig tegen het geplaatste papier aan. DRC260 Zorg ervoor dat er geen ruimte zit tussen het papier en de zijgeleiders of eindgeleider. 176

Papier plaatsen DRC261 9. Draai rustig aan de schroeven om ze vast te draaien. 10. Vergrendel de zijwanden weer. DRC262 DRC263 11. Schuif de papierlade langzaam volledig naar binnen. U kunt enveloppen plaatsen in lade 2 en 3. Bij het plaatsen van enveloppen moet u letten op de juiste richting. Voor meer informatie, zie Pag. 217 "Enveloppen". Tabbladen plaatsen in lade 2 en 3 Gebruik bij het plaatsen van tabbladen altijd de optionele tabbladhouder. 177

8. Papier en toner bijvullen DRC253 Plaats de tabbladen met de tab naar de tabbladenhouder. Stel bij het plaatsen van tabbladen de achterafscheiding zo in dat de tabbladhouder op de tabbladen is afgesteld. DRC254 Papier in de handinvoer plaatsen Gebruik de handinvoer om transparanten, etiketten, halfdoorschijnend papier en papier dat niet in de papierladen kan worden geplaatst te gebruiken. Wanneer u de handinvoer opent als de geleiderlade voor bannervellen is geïnstalleerd, plaats dan uw handen niet aan de voor- en achterzijde van de plaats aangegeven door de sticker op de geleiderlade voor bannervellen. Anders kunnen uw vingers bekneld raken, wat letsel kan veroorzaken. Het maximale aantal vellen dat u in één keer kunt plaatsen, is afhankelijk van het type papier. Stapel het papier niet hoger dan de limietmarkering. Voor het maximale aantal vellen dat u kunt plaatsen, zie Pag. 196 "Aanbevolen papierformaten en -typen". 178

Papier plaatsen 1. Open de handinvoer. DRB168 2. Wanneer u papier groter dan A4 of 8 1 / 2 11 plaatst, trekt u het verlengstuk uit. 3. Maak de vergendeling van beide papiergeleiders los. DRB154 4. Plaats het papier met de te bedrukken zijde naar boven tot zover mogelijk in het apparaat. 5. Plaats uw vingers in de kuiltjes op de voor- en zijpapiergeleiders en lijn het papier uit aan de hand van het papierformaat. Als de geleiders niet tegen het papier aandrukken, kunnen afbeeldingen verdraaid raken of wordt het papier verkeerd ingevoerd. DRB169 179

8. Papier en toner bijvullen 6. Houd de papiergeleiders met uw handen vast en vergrendel ze weer. Zorg ervoor dat de totale ruimte tussen het papier en de voor- en zijpapiergeleiders niet groter is dan 0,75 mm. DRB158 Het wordt aanbevolen bij het gebruik van de handinvoer het papier te plaatsen in de richting. Sommige soorten papier kunnen mogelijk niet juist herkend worden wanneer deze geplaatst worden in de handinvoer. Wanneer dit gebeurt, dient u het papier eruit te halen en opnieuw in de handinvoer te plaatsen. U hoeft het verlengstuk niet uit te trekken als de geleiderlade voor bannervellen is geïnstalleerd. Wanneer u dik papier, dun papier, transparanten of halfdoorschijnend papier plaatst, dient u het papierformaat en -type in te stellen. Briefpapier moet in een specifieke richting worden geplaatst. Voor meer informatie, zie Pag. 192 "Papier met vaste afdrukrichting of dubbelzijdig papier laden". U kunt enveloppen in de handinvoer plaatsen. Enveloppen moeten in een specifieke richting worden geplaatst. Voor meer informatie, zie Pag. 217 "Enveloppen". Geef de papierformaten op die niet automatisch worden gedetecteerd. Voor meer informatie over de formaten die automatisch kunnen worden gedetecteerd, zie Pag. 196 "Aanbevolen papierformaten en -typen". Voor meer informatie over het opgeven van formaten, zie Kopiëren / Document Server. Voor meer informatie over het kopiëren via de handinvoer, zie Kopiëren / Document Server. Om papier te plaatsen met een horizontale lengte van meer dan 487,7 mm (19,20 inch), is de multihandinvoer voor bannervellen of de geleiderklep voor bannervellen nodig. Voor meer informatie over de manier waarop paper in de multihandinvoer voor bannervellen moet worden geplaatst, zie Pag. 181 "Papier in de multihandinvoer voor bannervellen plaatsen". Om papier op de geleiderklep voor bannervellen te plaatsen, plaatst u het papier over de gezamenlijke lijn van de handinvoer en de geleiderklep voor bannervellen. 180

Papier plaatsen Papier in de multihandinvoer voor bannervellen plaatsen 1. Trek de multihandinvoer voor bannervellen uit. DRB181 2. Nadat u de multihandinvoer voor bannervellen uit heeft getrokken, tilt u die op totdat u een klik hoort. Til de multihandinvoer voor bannervellen op tot dat die op een hoek van ongeveer 60 graden met de vloer is. 1 DRB182 1. Verlengstuk 3. Open het verlengstuk. DRB183 4. Maak de vergendeling van beide papiergeleiders los. 181

8. Papier en toner bijvullen 5. Plaats het papier met de te bedrukken zijde naar boven tot zover mogelijk in het apparaat. 6. Plaats uw vingers in de kuiltjes op de voor- en zijpapiergeleiders en lijn het papier uit aan de hand van het papierformaat. Als de geleiders niet tegen het papier aandrukken, kunnen afbeeldingen verdraaid raken of wordt het papier verkeerd ingevoerd. 7. Houd de papiergeleiders met uw handen vast en vergrendel ze weer. DRB184 Zorg ervoor dat de totale ruimte tussen het papier en de voor- en zijpapiergeleiders niet groter is dan 0,75 mm. De multihandinvoer voor bannervellen sluiten 1. Til het verlengstuk enigszins op en vouw het in het apparaat. DRB185 182

Papier plaatsen 2. Til de multihandinvoer voor bannervellen richting het apparaat totdat u een klik hoort en kantel hem de andere kant op. 1 2 DRB186 3. Duw de multihandinvoer voor bannervellen terug in zijn oorspronkelijke positie. DRB187 Tabbladen in de handinvoer plaatsen Plaats tabbladen met de tab aan de rechterkant. DRB170 183

8. Papier en toner bijvullen Papier in de bulklade plaatsen (voornamelijk in Europa) De LCT is alleen geschikt voor A4 -papier. Als u wilt afdrukken op 8 1 / 2 11 of B5 JIS vanuit de bulklade (LCT), neemt u contact op met uw servicevertegenwoordiger. (voornamelijk in Noord-Amerika) De LCT is alleen geschikt voor 8 1 / 2 11 -papier. Als u wilt afdrukken op A4 or B5 JIS -formaat via de bulklade (LCT), neemt u contact op met uw servicevertegenwoordiger. De optionele uitbreidingseenheid is nodig om A4, B4 JIS, 8 1 / 2 14 of 8 1 / 2 11 -papier te plaatsen. Controleer of de papierranden tegen de linkerzijde zijn uitgelijnd. 1. Controleer of het papier in de papierlade niet wordt gebruikt en open het bovenpaneel van de LCT. CVA023 2. Plaats papier met de afdrukzijde omhoog in de lade. Stapel het papier niet hoger dan de limietmarkering. 3. Druk op de [Omlaag]-knop. CVA024 De toets knippert terwijl de onderplaat naar beneden gaat. 184

Papier plaatsen CVA025 4. Plaats het papier door de stappen 2 en 3 te herhalen. 5. Sluit het bovenpaneel van de bulklade (LCT). Papier in de brede bulklade plaatsen U kunt diverse formaten papier in de brede bulklade plaatsen door de posities van de zij- en eindgeleiders te wijzigen. U kunt de papierformaten wijzigen zoals hieronder wordt getoond. Controleer of de papierranden tegen de linkerzijde zijn uitgelijnd. 1. Controleer of het papier in de papierlade niet wordt gebruikt en trek de lade dan voorzichtig open tot deze stopt. 2. Verwijder het papier indien aanwezig. DRC170 185

8. Papier en toner bijvullen 3. Maak alle schroeven los die de zijafscheidingen op hun plek houden. DRC182 4. Houd de grepen onderaan op de zijgeleiders met uw vingers vast en schuif de zijgeleiders naar buiten. 1 DRC183 1. Inkepingen 5. Druk op de ontgrendelingsknop van de eindgeleider en schuif de eindgeleider naar buiten. DRC184 6. Plaats papier met de afdrukzijde omhoog in de lade. Plaats een stapel papier van ongeveer 5 10 mm hoog en gebruik daarbij het symbool onder op de zijgeleider als richtlijn. Controleer of het papier aan beide kanten op de ondersteuningsplaten rust. 186

Papier plaatsen Plaats het papier strak tegen de linker geleider aan en lijn de papierranden uit. 1 DRC185 1. Ondersteuningsplaat 7. Pak de inkepingen onder op de zijgeleiders vast met uw vingers en stel de zijgeleiders in op het papierformaat. Plaats de papiergeleider tegen de pennen op de bodem van de binnenste zijgeleider. Zorg ervoor dat er geen ruimte zit tussen het papier en de zijgeleiders. DRC186 Controleer of de positie van de schaalnummers boven op beide zijgeleiders bijna hetzelfde zijn. Wanneer u papier van normaal formaat plaatst, lijnt u de schroefgaten op de zijgeleiders uit met de papierformaatmarkering. DRC190 187

8. Papier en toner bijvullen 8. Houd de binnenste zijgeleiders vast en draai de schroeven in de binnenste zijgeleider aan. Zet de voorste zijgeleider op dezelfde manier vast. 9. Plaats extra vellen, indien nodig. DRC187 Stapel het papier niet hoger dan de limietmarkering. DRC188 10. Druk op de ontgrendelingsknop van de eindgeleider en duw de eindgeleider voorzichtig tegen het geplaatste papier. Zorg ervoor dat er geen ruimte zit tussen het papier en de eindgeleider. DRC189 188

Papier plaatsen 11. Schuif de papierlade voorzichtig volledig naar binnen. Als u de papierlade te krachtig terugduwt, kan de positie van het papier veranderen en kan de afdruknauwkeurigheid afnemen. Als u Pap.gewicht 6 t/m 9, [Gecoat papier: Hoogglans], [Gecoat: Glanz.], [Gecoat: Mat], [Etiketten] of [Transparant] in [Lade Papierinstellingen] selecteert, dan wordt er automatisch lucht tussen de vellen geblazen om het papier in de brede bulklade los te waaieren. Waaier het papier los voor het plaatsen. Voor meer informatie, zie Pag. 169 "Loswaaieren van het papier". U kunt ook enveloppen plaatsen in de brede bulklade. Als u enveloppen plaatst, moet u ze in de juiste richting plaatsen. Voor meer informatie, zie Pag. 217 "Enveloppen". Papier plaatsen in de tussenvoegeenheid Leg niets op de sensor liggen en laat er geen documenten op achter. Dit kan tot gevolg hebben dat het papierformaat niet correct wordt gescand of tot papierstoringen leiden. Wanneer u de functie Z-vouw gebruikt, moet het papier in de tussenvoegeenheid hetzelfde formaat hebben als de gevouwen afdrukken. Als het papier in de tussenvoegeenheid groter is dan de in Z-gevouwen vellen, dan kan er een papierstoring ontstaan. Gebruik geen papier waarop al door dit apparaat is afgedrukt. 1. Plaats het papier netjes. Stapel het papier niet hoger dan de limietmarkering. DRC172 189

8. Papier en toner bijvullen 2. Pas de zijgeleiders aan het formaat van het papier aan. DRC173 Laad het papier met de bedrukte zijde omhoog (voorzijde). Plaats het papier in de tusseneenheid in dezelfde richting als het papier in de papierlade. De niet- of perforeerlocaties bevinden zich aan de linkerkant van het papier wanneer u met uw gezicht naar het apparaat staat. Lijn bij het plaatsen van het papier in de tussenvoegeenheid de richting van de originelen in de ADF uit volgens onderstaande afbeelding. Tussenvoegeenheid ADF Papier in de dubbele tussenvoegeenheid plaatsen Leg niets op de sensor liggen en laat er geen documenten op achter. Dit kan tot gevolg hebben dat het papierformaat niet correct wordt gescand of tot papierstoringen leiden. 190

Papier plaatsen 1. Druk de ontgrendelingshendel in en lijn tegelijkertijd de zijafscheidingen uit op het te plaatsen papierformaat. 2. Plaats het papier netjes. Stapel het papier niet hoger dan de limietmarkering. Duw indien nodig de zijgeleiders voorzichtig tegen het geplaatste papier aan. CVA032 1 CVA033 1. Papierverlengstukken Laad het papier met de bedrukte zijde omhoog (voorzijde). Plaats het papier in de dubbele tussenvoegeenheid in dezelfde richting als het papier in de papierlade. De niet- of perforeerlocaties bevinden zich aan de linkerkant van het papier wanneer u met uw gezicht naar het apparaat staat. Wanneer u papier plaatst dat groter is dan A4 (8 1 / 2 11), trek dan het papierverlengstuk uit. Lijn bij het plaatsen van het papier in de dubbele tussenvoegeenheid de richting van de originelen in de ADF uit volgens onderstaande afbeelding. 191

8. Papier en toner bijvullen Dubbele tussenvoegeenheid ADF Papier met vaste afdrukrichting of dubbelzijdig papier laden Het kan zijn dat er niet goed wordt afgedrukt op papier met een vaste afdrukrichting (van boven naar onder) of op dubbelzijdig papier (bijvoorbeeld briefpapier, geperforeerd papier of gekopieerd papier). Dit hangt af van de manier waarop de originelen en het papier zijn geplaatst. Instellingen voor Gebruikersinst. Kopieermodus Stel [Briefpapier instelling] in op [Ja] bij [Invoer/uitvoer] onder Kopieerapp./Doc. Servereigensch. en plaats het origineel en het papier vervolgens als hieronder wordt weergegeven. Printermodus Geef [Automatische detectie] of [Aan (altijd)] op voor [Briefpapier instelling] in [Systeem] onder het menu Printereigenschappen en plaats dan het papier zoals hieronder is aangegeven. Voor meer informatie over de briefpapierinstellingen, zie de handleidingen Kopiëren / Document Server of Afdrukken. Richting van het origineel en papierrichting De betekenis van de pictogrammen is als volgt: Pictogram Betekenis Leg/plaats papier met de gescande of bedrukte zijde naar boven. 192

Papier plaatsen Pictogram Betekenis Plaats of leg papier met de gescande of bedrukte zijde naar beneden. Origineelrichting Origineelrichting Glasplaat ADF Leesbare richting 90 graden linksom Kopiëren Scanner 180 graden 90 graden rechtsom Kopiëren Scanner Papierrichting Kopieermodus 193

8. Papier en toner bijvullen Gekopieer de zijde Enkelzijdig Lade 1 Lade 2 3 Bulklade Handinvoer of brede bulklade Dubbelzijdi g Printermodus Afdrukzijde Lade 1 Lade 2 3 Bulklade Handinvoer of brede bulklade Enkelzijdig Dubbelzijdi g In de kopieermodus: Voor meer informatie over het maken van dubbelzijdige kopieën, zie de handleiding Kopiëren / Document Server. In de printermodus: Om op papier met briefhoofd af te drukken als [Autodetectie] is gespecificeerd voor [Briefpapier instelling], moet u [Briefpapier] opgeven als het papiertype in de instellingen van het printerstuurprogramma. Als een afdruktaak halverwege het afdrukken wordt gewijzigd van enkelzijdig naar dubbelzijdig afdrukken, kan de enkelzijdige afdruk na de eerste afdruk op de andere zijde worden afgedrukt. Om ervoor te zorgen dat al het papier in dezelfde richting uitgevoerd 194

Papier plaatsen wordt, raden wij u aan om verschillende laden op te geven voor enkelzijdige en dubbelzijdige afdruktaken. Let op dat dubbelzijdig afdrukken uitgeschakeld moet worden voor de lade die is opgegeven voor enkelzijdig afdrukken. Voor meer informatie over het maken van dubbelzijdige afdrukken, zie de handleiding Afdrukken. 195

8. Papier en toner bijvullen Aanbevolen papier Aanbevolen papierformaten en -typen Dit gedeelte geeft de aanbevolen papierformaten en -soorten. Als u gekruld papier gebruikt, omdat het te droog of te vochtig is, kan er een papierstoring optreden. Gebruik geen papier dat bedoeld is voor een inkjetprinter, omdat het aan de fuseereenheid kan blijven plakken en een papierstoring kan veroorzaken. Wanneer u transparanten plaatst, controleer dan de voor- en achterkant van de vellen en plaats ze correct. Anders kan er een storing ontstaan. Lade 1 Papiertype en -gewicht Papierformaat Papiercapaciteit 52,3 300,0 g/m 2 (14,0 lb. bankpost 165,0 lb. index) Papiergewicht 1 8 52,3 300,0 g/m 2 (14,0 lb. bankpost 165,0 lb. index) Papiergewicht 1 8 A4 8 1 / 2 11 *1 8 1 / 2 11 1.250 vellen x 2 1.250 vellen x 2 A4 *1 Om papier van een van de bovengenoemde formaten te plaatsen, neemt u contact op met uw servicevertegenwoordiger. 196

Aanbevolen papier Lade 1 (A3/11 17 lade-eenheid) Papiertype en -gewicht Papierformaat Papiercapaciteit 52,3 300,0 g/m 2 (14,0 lb. bankpost 165,0 lb. index) Papiergewicht 1 8 A3 1000 vellen 52,3 300,0 g/m 2 (14,0 lb. bankpost 165,0 lb. index) Papiergewicht 1 8 11 17 *1 A4, B4 JIS, 11 17, 8 1 / 2 14, 8 1 / 2 11 1000 vellen 52,3 300,0 g/m 2 (14,0 lb. bankpost 165,0 lb. index) Papiergewicht 1 8 A3, A4, B4 JIS, 8 1 / 2 14, 8 1 / 2 11 Aangepast formaat *2 : Verticaal: 210,0-305,0 mm Horizontaal: 210,0-439,0 mm 1000 vellen Verticaal: 8,27-12,00 inch Horizontaal: 8,27-17,28 inch *1 Om papier van een van de bovengenoemde formaten te plaatsen, neemt u contact op met uw servicevertegenwoordiger. *2 Neem contact op met uw service-vertegenwoordiger voor meer informatie over het plaatsen van een aangepast papierformaat in de lade. 197

8. Papier en toner bijvullen Lade 2 en 3 Papiertype en -gewicht Papierformaat Papiercapaciteit 52,3 300,0 g/m 2 (14,0 lb. bankpost 165,0 lb. index) Papiergewicht 1 8 Papierformaten die automatisch kunnen worden waargenomen: A3, A4, A5, B4 JIS, B5 JIS, 8 1 / 2 11, 13 19, SRA3 550 vellen A4, B5 JIS, 11 17, 8 1 / 2 14, 8 1 / 2 11, 7 1 / 4 10 1 / 2, 5 1 / 2 8 1 / 2, 12 18, 13 19 198

Aanbevolen papier Papiertype en -gewicht Papierformaat Papiercapaciteit 52,3 300,0 g/m 2 (14,0 lb. bankpost 165,0 lb. index) Papiergewicht 1 8 Selecteer het papierformaat via het menu Instell. papierlade: A5, A6, B6 JIS, 11 17, 8 1 / 2 14, 8 1 / 2 13, 8 1 / 2 11, 8 1 / 4 14, 8 1 / 4 13, 8 13, 8 10, 7 1 / 4 10 1 / 2, 5 1 / 2 8 1 / 2, 8K, 16K, 12 18, 11 15, 11 14, 10 15, 10 14, 13 19 1 / 5, 12 3 / 5 19 1 / 5, 12 3 / 5 18 1 / 2, 13 18, SRA4, 226 310 mm, 310 432 mm, 8 1 / 2 13 2 / 5 550 vellen A3, A4, A5, A6, B4 JIS, B5 JIS, B6 JIS, 8 1 / 2 13, 8 1 / 4 14, 8 1 / 4 13, 8 13, 8 10, 7 1 / 4 10 1 / 2, 5 1 / 2 8 1 / 2, 8K, 16K, 11 15, 11 14, 10 15, 10 14, 13 19 1 / 5, 12 3 / 5 19 1 / 5, 12 3 / 5 18 1 / 2, 13 18, SRA3, SRA4, 226 310 mm, 310 432 mm, 8 1 / 2 13 2 / 5 199

8. Papier en toner bijvullen Papiertype en -gewicht Papierformaat Papiercapaciteit 52,3 300,0 g/m 2 (14,0 lb. bankpost 165,0 lb. index) Papiergewicht 1 8 Aangepast formaat: Verticaal: 100,0-330,2 mm Horizontaal: 139,7-487,7 mm 550 vellen Verticaal: 3,94 13,00 inch Horizontaal: 5,50-19,20 inch Tabbladen *1 52,3 300,0 g/m 2 (14,0 lb. bankpost 165,0 lb. index) A4, 8 1 / 2 14, 8 1 / 2 11 200 vellen Enveloppen Selecteer het papierformaat via het menu Instell. papierlade: 4 1 / 8 9 1 / 2, C5 Env, C6 Env, DL Env : 50 vellen Dubbele flap: 15 vellen Enkelvoudige flap: 25 vellen Handinvoer *1 De tabbladhouder is nodig. Papiertype en -gewicht Papierformaat Papiercapaciteit 52,3-360,0 g/m 2 (14,0 lb. bankpost - 198,0 lb. index) Papiergewicht 1 9 Papierformaten die automatisch kunnen worden waargenomen: A3, A4, A5, A6, B4 JIS, B5 JIS, B6 JIS, 13 19, SRA3 11 17, 8 1 / 2 11, 5 1 / 2 8 1 / 2, 12 18, 13 19, SRA3 250 vellen Papiergewicht 5: 100 vellen Papiergewicht 6 Papiergewicht 7: 50 vellen Papiergewicht 8: 40 vellen Papiergewicht 9: 35 vellen 200

Aanbevolen papier Papiertype en -gewicht Papierformaat Papiercapaciteit 52,3-360,0 g/m 2 (14,0 lb. bankpost - 198,0 lb. index) Papiergewicht 1 9 *1 11 17, 8 1 / 2 14, 8 1 / 2 13, 8 1 / 2 11, 8 1 / 4 14, 8 1 / 4 13, 8 13, 8 10, 7 1 / 4 10 1 / 2, 5 1 / 2 8 1 / 2, 12 18, 11 15, 11 14, 10 15, 10 14, 13 19 1 / 5, 12 3 / 5 19 1 / 5, 12 3 / 5 18 1 / 2, 13 18, SRA4, 226 310 mm, 310 432 mm, 8 1 / 2 13 2 / 5, 4 1 / 5 5 1 / 2 250 vellen Papiergewicht 5: 100 vellen Papiergewicht 6 Papiergewicht 7: 50 vellen Papiergewicht 8: 40 vellen Papiergewicht 9: 35 vellen A3, A4, A5, A6, B4 JIS, B5 JIS, B6 JIS, 8 1 / 2 14, 8 1 / 2 13, 8 1 / 4 14, 8 1 / 4 13, 8 13, 8 10, 7 1 / 4 10 1 / 2, 11 15, 11 14, 10 15, 10 14, 13 19 1 / 5, 12 3 / 5 19 1 / 5, 12 3 / 5 18 1 / 2, 13 18, SRA4, 226 310 mm, 310 432 mm, 8 1 / 2 13 2 / 5, 4 1 / 5 5 1 / 2 201

8. Papier en toner bijvullen Papiertype en -gewicht Papierformaat Papiercapaciteit 52,3-360,0 g/m 2 (14,0 lb. bankpost - 198,0 lb. index) Papiergewicht 1 9 Aangepast formaat *2 : Verticaal: 90,0-330,2 mm Horizontaal: 139,7 487,7 mm *3 Verticaal: 3,55-13,00 inch Horizontaal: 5,50 19,20 inch *3 250 vellen *4 Papiergewicht 5: 100 vellen Papiergewicht 6 Papiergewicht 7: 50 vellen Papiergewicht 8: 40 vellen Papiergewicht 9: 35 vellen Halfdoorschijnend papier A3, A4, B4 JIS, B5 JIS 125 vellen Transparanten A4, 8 1 / 2 11 125 vellen Hoogglans Gecoat papier (mat) Gecoat papier (glanzend) Papierformaten die automatisch kunnen worden waargenomen: A3, A4, A5, A6, B4 JIS, B5 JIS, B6 JIS, 13 19, SRA3 11 17, 8 1 / 2 11, 5 1 / 2 8 1 / 2, 12 18, 13 19, SRA3 *6 250 vellen Papiergewicht 5: 100 vellen Papiergewicht 6 Papiergewicht 7: 50 vellen Papiergewicht 8: 40 vellen Papiergewicht 9: 35 vellen 202

Aanbevolen papier Papiertype en -gewicht Papierformaat Papiercapaciteit Hoogglans Gecoat papier (mat) Gecoat papier (glanzend) *1 11 17, 8 1 / 2 14, 8 1 / 2 13, 8 1 / 2 11, 8 1 / 4 14, 8 1 / 4 13, 8 13, 8 10, 7 1 / 4 10 1 / 2, 5 1 / 2 8 1 / 2, 12 18, 11 15, 11 14, 10 15, 10 14, 13 19 1 / 5, 12 3 / 5 19 1 / 5, 12 3 / 5 18 1 / 2, 13 18, SRA4, 226 310 mm, 310 432 mm, 8 1 / 2 13 2 / 5, 4 1 / 5 5 1 / 2 *6 250 vellen Papiergewicht 5: 100 vellen Papiergewicht 6 Papiergewicht 7: 50 vellen Papiergewicht 8: 40 vellen Papiergewicht 9: 35 vellen A3, A4, A5, A6, B4 JIS, B5 JIS, B6 JIS, 8 1 / 2 14, 8 1 / 2 13, 8 1 / 4 14, 8 1 / 4 13, 8 13, 8 10, 7 1 / 4 10 1 / 2, 11 15, 11 14, 10 15, 10 14, 13 19 1 / 5, 12 3 / 5 19 1 / 5, 12 3 / 5 18 1 / 2, 13 18, SRA4, 226 310 mm, 310 432 mm, 8 1 / 2 13 2 / 5, 4 1 / 5 5 1 / 2 203

8. Papier en toner bijvullen Papiertype en -gewicht Papierformaat Papiercapaciteit Hoogglans Gecoat papier (mat) Gecoat papier (glanzend) Aangepast formaat *2 : Verticaal: 90,0-330,2 mm Horizontaal: 139,7 487,7 mm *3 Verticaal: 3,55-13,00 inch Horizontaal: 5,50 19,20 inch *3 *6 250 vellen *4 Papiergewicht 5: 100 vellen Papiergewicht 6 Papiergewicht 7: 50 vellen Papiergewicht 8: 40 vellen Papiergewicht 9: 35 vellen Etiketten (stickervellen) A4, B4 JIS 1 vel Tabbladen 52,3-360,0 g/m 2 (14,0 lb. bankpost - 198,0 lb. index) A4, 8 1 / 2 14, 8 1 / 2 11 50 vellen Enveloppen *1, *5 4 1 / 8 9 1 / 2, 3 7 / 8 7 1 / 2, C5 Env, C6 Env, DL Env : 20 vellen Dubbele flap: 7 vellen Enkelvoudige flap: 10 vellen *1 Selecteer het papierformaat. Voor meer informatie, zie de handleiding Papierinstellingen. *2 Voer het papierformaat in. Voor meer informatie, zie de handleiding Papierinstellingen. *3 Wanneer de multihandinvoer voor bannervellen of de geleiderklep voor bannervellen is geïnstalleerd, is de beschikbare papierlengte 139,7 700,0 mm (5,50 27,55 inch). *4 Wanneer de multihandinvoer voor bannervellen is geïnstalleerd, kunt u bannervellen plaatsen met een lengte tussen 487,8 700,0 mm (ongeveer 19,21 27,55 inch). Het aantal vellen dat u kunt plaatsen, hangt af van het basisgewicht uit de onderstaande tabel. Papierdikte Basisgewicht (g/m 2 ) Papiercapaciteit Pap.gewicht 1 Pap.gewicht 3 52,3 100,9 50 vellen 204

Aanbevolen papier Papierdikte Basisgewicht (g/m 2 ) Papiercapaciteit Pap.gewicht 4 Pap.gewicht 5 Pap.gewicht 6 Pap.gewicht 8 101,0 150,0 25 vellen 150,1 300,0 10 vellen LCT *5 De beschikbare papierformaten zijn afhankelijk van de geïnstalleerde opties. Raadpleeg de specificaties van elke optie voor meer informatie over de beschikbare papierformaten voor elke optie. *6 Als zich een papierstoring voordoet of als het apparaat een vreemd geluid maakt bij het invoeren van stapels papier, voer dan de vellen vanuit de handinvoer een voor een in. Papiertype en -gewicht Papierformaat Papiercapaciteit 52,3 216,0 g/m 2 (14,0 lb. bankpost 79,9 lb. voor-/ achterblad) Papiergewicht 1 6 52,3 216,0 g/m 2 (14,0 lb. bankpost 79,9 lb. voor-/ achterblad) Papiergewicht 1 6 A4 8 1 / 2 11 *1 B5 JIS, 8 1 / 2 11 4400 vellen 4400 vellen A4, B5 JIS *1 Om papier van een van de bovengenoemde formaten te plaatsen, neemt u contact op met uw servicevertegenwoordiger. Uitbreidingseenheid Papiertype en -gewicht Papierformaat Papiercapaciteit 52,3 216,0 g/m 2 (14,0 lb. bankpost 79,9 lb. voor-/ achterblad) Papiergewicht 1 6 A4 8 1 / 2 11 2500 vellen 205

8. Papier en toner bijvullen Papiertype en -gewicht Papierformaat Papiercapaciteit 52,3 216,0 g/m 2 (14,0 lb. bankpost 79,9 lb. voor-/ achterblad) Papiergewicht 1 6 *1 A4, B4 JIS, B5 JIS, 8 1 / 2 14, 8 1 / 2 11 2500 vellen A4, B4 JIS, B5 JIS, 8 1 / 2 14, 8 1 / 2 11 Grote LCT *1 Om papier van een van de bovengenoemde formaten te plaatsen, neemt u contact op met uw servicevertegenwoordiger. Papiertype en -gewicht Papierformaat Papiercapaciteit 52,3-360,0 g/m 2 (14,0 lb. bankpost - 198,0 lb. index) Papiergewicht 1 9 Papierformaten die automatisch kunnen worden waargenomen: A3, A4, A5, B4 JIS, B5 JIS, 11 17, 8 1 / 2 11, 8 13, 5 1 / 2 8 1 / 2, SRA3 2200 vellen A3, A4, A5, B4 JIS, B5 JIS, 11 17, 8 1 / 2 11, 8 13, 5 1 / 2 8 1 / 2, 12 18 206

Aanbevolen papier Papiertype en -gewicht Papierformaat Papiercapaciteit 52,3-360,0 g/m 2 (14,0 lb. bankpost - 198,0 lb. index) Papiergewicht 1 9 Selecteer het papierformaat via het menu Instell. papierlade: A6 *1, B5 JIS, B6 JIS *1, 8 1 / 2 14, 8 1 / 2 13, 8 1 / 2 11, 8 1 / 4 14, 8 1 / 4 13, 7 1 / 4 10 1 / 2, 5 1 / 2 8 1 / 2, 8K, 16K, 12 18, 11 15, 11 14, 10 15, 10 14, 13 19 1 / 5, 13 19, 12 3 / 5 19 1 / 5, 12 3 / 5 18 1 / 2, 13 18, SRA4, 226 310 mm, 310 432 mm, 8 1 / 2 13 2 / 5, 4 1 / 5 5 1 / 2 *1 2200 vellen A4, A5, A6 *1, B5 JIS, B6 JIS *1, 8 1 / 2 14, 8 1 / 2 13, 8 1 / 4 14, 8 1 / 4 13, 7 1 / 4 10 1 / 2, 8K, 16K, 11 15, 11 14, 10 15, 10 14, 13 19 1 / 5, 13 19, 12 3 / 5 19 1 / 5, 12 3 / 5 18 1 / 2, 13 18, SRA3, SRA4, 226 310 mm, 310 432 mm, 8 1 / 2 13 2 / 5, 4 1 / 5 5 1 / 2 207

8. Papier en toner bijvullen Papiertype en -gewicht Papierformaat Papiercapaciteit 52,3-360,0 g/m 2 (14,0 lb. bankpost - 198,0 lb. index) Papiergewicht 1 9 Aangepast formaat: Verticaal: 100,0 330,2 mm *1 Horizontaal: 139,7-487,7 mm 2200 vellen Verticaal: 3,94 13,00 inch *1 Horizontaal: 5,50-19,20 inch Halfdoorschijnend papier A3, A4, B4 JIS, B5 JIS 1000 vellen Transparanten A4, 8 1 / 2 11 1000 vellen Hoogglans Gecoat papier (mat) Gecoat papier (glanzend) Papierformaten die automatisch kunnen worden waargenomen: A3, A4, A5, B4 JIS, B5 JIS, 11 17, 8 1 / 2 11, 8 13, 5 1 / 2 8 1 / 2, SRA3 2200 vellen *4 A3, A4, A5, B4 JIS, B5 JIS, 11 17, 8 1 / 2 11, 8 13, 5 1 / 2 8 1 / 2, 12 18 208

Aanbevolen papier Papiertype en -gewicht Papierformaat Papiercapaciteit Hoogglans Gecoat papier (mat) Gecoat papier (glanzend) Selecteer het papierformaat via het menu Instell. papierlade: A6 *1, B5 JIS, B6 JIS *1, 8 1 / 2 14, 8 1 / 2 13, 8 1 / 2 11, 8 1 / 4 14, 8 1 / 4 13, 7 1 / 4 10 1 / 2, 5 1 / 2 8 1 / 2, 8K, 16K, 12 18, 11 15, 11 14, 10 15, 10 14, 13 19 1 / 5, 13 19, 12 3 / 5 19 1 / 5, 12 3 / 5 18 1 / 2, 13 18, SRA4, 226 310 mm, 310 432 mm, 8 1 / 2 13 2 / 5, 4 1 / 5 5 1 / 2 *1 2200 vellen *4 A4, A5, A6 *1, B5 JIS, B6 JIS *1, 8 1 / 2 14, 8 1 / 2 13, 8 1 / 4 14, 8 1 / 4 13, 7 1 / 4 10 1 / 2, 8K, 16K, 11 15, 11 14, 10 15, 10 14, 13 19 1 / 5, 13 19, 12 3 / 5 19 1 / 5, 12 3 / 5 18 1 / 2, 13 18, SRA3, SRA4, 226 310 mm, 310 432 mm, 8 1 / 2 13 2 / 5, 4 1 / 5 5 1 / 2 209

8. Papier en toner bijvullen Papiertype en -gewicht Papierformaat Papiercapaciteit Hoogglans Gecoat papier (mat) Gecoat papier (glanzend) Aangepast formaat: Verticaal: 100,0 330,2 mm *1 Horizontaal: 139,7-487,7 mm 2200 vellen *4 Verticaal: 3,94 13,00 inch *1 Horizontaal: 5,50-19,20 inch Etiketten (stickervellen) A4, B4 JIS 20 vellen Tabbladen *2 52,3-360,0 g/m 2 (14,0 lb. bankpost - 198,0 lb. index) A4, 8 1 / 2 14, 8 1 / 2 11 1000 vellen Enveloppen *3 Selecteer het papierformaat via het menu Instell. papierlade: 4 1 / 8 9 1 / 2 *1, C5 Env, C6 Env *1, DL Env *1 10 vellen *1 De zijgeleiders voor briefkaarten zijn nodig voor het plaatsen van papier van 100,0 tot 139,2 mm (3,94 tot 5,48 inch). *2 De tabbladwand is vereist. *3 Beschikbare papierformaten zijn afhankelijk van de geïnstalleerde opties. Raadpleeg de specificaties van elke optie voor meer informatie over de beschikbare papierformaten voor elke optie. *4 Als zich een papierstoring voordoet of als het apparaat een vreemd geluid maakt bij het invoeren van stapels papier, voer dan de vellen vanuit de handinvoer een voor een in. 210

Aanbevolen papier Tussenvoegeenheid Papiertype en -gewicht Papierformaat Papiercapaciteit 64,0 216,0 g/m 2 (17,1 lb. bankpost 79,9 lb. voor-/ achterblad) Papiergewicht 1 6 Papierformaten die automatisch kunnen worden waargenomen: A3, A4, A5, B4 JIS, B5 JIS, 8 1 / 2 13, 8K, 16K 200 vellen 64,0 216,0 g/m 2 (17,1 lb. bankpost 79,9 lb. voor-/ achterblad) Papiergewicht 1 6 A3, A4, B5 JIS, 11 17, 8 1 / 2 14, 8 1 / 2 11, 7 1 / 4 10 1 / 2, 5 1 / 2 8 1 / 2, 10 14, 8 1 / 2 13 2 / 5 *1 11 17, 8 1 / 2 11, 8 1 / 4 13, 8 13, 12 18 200 vellen 8 1 / 2 13, 7 1 / 4 10 1 / 2, 12 18 *1 Als u deze formaten waarneembaar wilt maken, moet u contact opnemen met uw servicevertegenwoordiger. 211

8. Papier en toner bijvullen Dubbele tussenvoegeenheid Papiertype en -gewicht Papierformaat Papiercapaciteit 64,0 216,0 g/m 2 (17,1 lb. bankpost 79,9 lb. voor-/ achterblad) Papiergewicht 1 6 Papierformaten die automatisch kunnen worden waargenomen: A3, A4, A5, B4 JIS, B5 JIS, 11 17, 8 1 / 2 11, 8 13, 5 1 / 2 8 1 / 2, SRA3 240 vellen 2 A3, A4, A5, B4 JIS, B5 JIS, 11 17, 8 1 / 2 11, 8 13, 5 1 / 2 8 1 / 2, 12 18 212

Aanbevolen papier Papiertype en -gewicht Papierformaat Papiercapaciteit 64,0 216,0 g/m 2 (17,1 lb. bankpost 79,9 lb. voor-/ achterblad) Papiergewicht 1 6 Selecteer het papierformaat via het menu Instell. papierlade: B5 JIS, 8 1 / 2 14, 8 1 / 2 13, 8 1 / 2 11, 8 1 / 4 14, 8 1 / 4 13, 7 1 / 4 10 1 / 2, 5 1 / 2 8 1 / 2, 8K, 16K, 12 18, 11 15, 11 14, 10 15, 10 14, 13 19 1 / 5, 13 19, 12 3 / 5 19 1 / 5, 12 3 / 5 18 1 / 2, 13 18, 226 310 mm, 310 432 mm, SRA4, 8 1 / 2 13 2 / 5 240 vellen 2 64,0 216,0 g/m 2 (17,1 lb. bankpost 79,9 lb. voor-/ achterblad) Papiergewicht 1 6 A4, A5, B5 JIS, 8 1 / 2 14, 8 1 / 2 13, 8 1 / 4 14, 8 1 / 4 13, 7 1 / 4 10 1 / 2, 8K, 16K, 11 15, 11 14, 10 15, 10 14, 13 19 1 / 5, 13 19, 12 3 / 5 19 1 / 5, 12 3 / 5 18 1 / 2, 13 18, SRA3, SRA4, 226 310 mm, 310 432 mm, 8 1 / 2 13 2 / 5 Aangepast formaat: Verticaal: 139,7-330,2 mm Horizontaal: 139,7-487,7 mm 240 vellen 2 Verticaal: 5,50-13,00 inch Horizontaal: 5,50-19,20 inch 213

8. Papier en toner bijvullen Papierdikte Papierdikte *1 Metrisch Bankpost Voor-/ achterblad Indexpapier Papiergewicht 52,3 65,9 1 *2 g/m 2 14,0 17,9 lb. bankpost 19,0 24,0 lb. voor-/ achterblad 29,0 36,0 lb. index Papiergewicht 2 66,0 80,9 g/m 2 18,0 21,9 lb. bankpost 24,1 29,9 lb. bankpost 36,1 44,9 lb. index Papiergewicht 3 81,0 100,9 g/m 2 22,0 27,0 lb. bankpost 30,0 37,0 lb. voor-/ achterblad 45,0 55,9 lb. index Papiergewicht 4 101,0 127,4 g/m 2 27,1 34,0 lb. bankpost 37,1 46,9 lb. voor-/ achterblad 56,0 70,0 lb. index Papiergewicht 5 127,5 150,0 g/m 2 34,1 40,0 lb. bankpost 47,0 55,0 lb. voor-/ achterblad 70,1 82,9 lb. index Papiergewicht 6 150,1 216,0 g/m 2 40,1 57,9 lb. bankpost 55,1 79,9 lb. voor-/ achterblad 83,0 119,0 lb. index Papiergewicht 7 216,1 256,0 g/m 2 58,0 68,0 lb. bankpost 80,0 94,0 lb. voor-/ achterblad 119,1 141,0 lb. index Papiergewicht 8 256,1 300,0 g/m 2 68,1 80,0 lb. bankpost 94,1 110,0 lb. voor-/ achterblad 141,1 165,0 lb. index Papiergewicht 9 300,1 360,0 g/m 2 80,1 96,0 lb. bankpost 110,1 132,0 lb. voor-/ achterblad 165,1 198,0 lb. index *1 De afdrukkwaliteit neemt af als het door u gebruikte papier dicht bij het minimale of maximale gewicht ligt. Wijzig de instelling voor het papiergewicht in dunner of dikker. *2 Bij het plaatsen van papier met een gewicht van 52,3-65,9 g/m 2 (14,0-17,9 lb. bankpost), kunnen de randen kreukelen of kan het papier onjuist worden ingevoerd, afhankelijk van het papiertype. 214

Aanbevolen papier Bepaalde papiertypen (zoals halfdoorschijnend papier of transparanten) kunnen wat meer geluid bij het bedrukken veroorzaken dan normaal. Dit geluid wijst niet op een probleem en heeft geen invloed op de afdrukkwaliteit. De papiercapaciteit in de bovenstaande tabellen dient als voorbeeld. De werkelijke papiercapaciteit kan lager zijn, afhankelijk van het papiertype. Zorg er bij het plaatsen van papier voor dat de stapelhoogte niet boven het limietteken op de papierlade uitkomt. Als invoer van meerdere vellen plaatsvindt, waaiert u de vellen grondig of plaatst u de vellen een voor een. Strijk gekrulde vellen glad voordat u ze plaatst. De kopieer-/afdruksnelheid kan lager dan gewoonlijk liggen afhankelijk van het papierformaat en -type. Wanneer u dik papier van 127,5-360,0 g/m 2 (47,0 lb. voor-/achterblad - 198,0 lb. index) wilt plaatsen, zie Pag. 216 "Dik papier". Voor het plaatsen van enveloppen, zie Pag. 217 "Enveloppen". Wanneer u op briefpapier kopieert of afdrukt, is de richting waarin u het papier plaatst afhankelijk van de functie die u gebruikt. Voor meer informatie, zie Pag. 192 "Papier met vaste afdrukrichting of dubbelzijdig papier laden". Wanneer u papier van hetzelfde formaat en type in twee of meer laden plaatst, gebruikt het apparaat automatisch een van de laden waarvoor [Ja] is ingesteld bij [Auto Pap.selectie toep.] als het papier in de eerst gebruikte lade op is. Deze functie wordt Automatische ladewisseling genoemd. Deze functie zorgt ervoor dat u een kopieersessie niet hoeft te onderbreken voor het aanvullen van papier tijdens het maken van een groot aantal kopieën. U kunt het papiertype van de papierlades instellen op het tabblad [Papierlade]. Voor meer informatie, zie Papierinstellingen. Voor meer informatie over de functie Automatische ladewisseling, zie Kopiëren/ Document Server. Bij het plaatsen van etikettenpapier: Wij raden u aan gespecificeerd etikettenpapier te gebruiken. Het is aanbevolen slechts een vel papier per keer in te voeren. Aanbevolen wordt het papier in de richting te plaatsen. Wanneer u papier in de richting plaatst, kunnen etiketten omkrullen nadat ze zijn afgedrukt. Selecteer [Etiketten] voor [Papiertype] bij [Instellingen papierlade]. Wanneer u transparanten plaatst: Het is aanbevolen slechts een vel papier per keer in te voeren. Bij het kopiëren op transparanten, zie Kopiëren / Documentserver. Waaier transparanten zorgvuldig los wanneer u ze gebruikt. Hierdoor kunnen transparanten niet samenkleven en verkeerd worden geplaatst. 215

8. Papier en toner bijvullen Verwijder gekopieerde of afgedrukte vellen één voor één. Bij het plaatsen van doorzichtig papier: Het is aanbevolen slechts een vel papier per keer in te voeren. Bij het plaatsen van doorzichtig papier moet u altijd papier met een lange structuur gebruiken en de papierrichting instellen volgens de structuur. Doorzichtig papier absorbeert gemakkelijk vocht en gaat krullen. Verwijder de krul in het doorzichtig papier voordat u het plaatst. Verwijder gekopieerde of afgedrukte vellen één voor één. Bij het plaatsen van gecoat papier: Als u glanzend papier gebruikt, selecteer dan [Gecoat: Glanz.] voor [Papiertype]. Als u mat papier gebruikt (waaronder zijdepapier, dof en satijnen papier), selecteer dan [Gecoat: Mat] voor [Papiertype]. Als u hoogglanspapier gebruikt, selecteer dan [Gecoat: Hoogglans] voor [Papiertype]. Voor meer informatie over de instellingen voor het gebruik van gecoat papier, zie Papierinstellingen. U moet een geschikte papierdikte opgeven onder [Papiergewicht]. De dikte van geschikt gecoat papier voor elke lade is als volgt. U kunt geen gecoat papier in andere papierladen plaatsen. Handinvoer: 73,3 360,0 g/m 2 (19,6 lb. bankpost 198,0 lb. index) Brede bulklade: 73,3 360,0 g/m 2 (19,6 lb. bankpost 198,0 lb. index) Wanneer u gecoat of hoogglans papier wilt plaatsen, waaier het papier dan altijd uit voordat u het plaatst. Als zich een papierstoring voordoet of als het apparaat een vreemd geluid maakt bij het invoeren van meerdere vellen gecoat papier, voer dan de vellen vanuit de handinvoer een voor een in. Dik papier In dit gedeelte vindt u informatie en aanbevelingen over dik papier. Wanneer u dik papier wilt plaatsen van 127,5 360,0 g/m 2 (47,0 lb. bankpost 198,0 lb. index), moet u de onderstaande aanbevelingen opvolgen om papierstoringen en een afname in afdrukkwaliteit te voorkomen. Als u papier plaatst in de papierladen, moet u minstens 20 vellen plaatsen. Let er ook op dat de zijwanden tegen de papierstapel aangeschoven zijn. Wanneer u op glad dik papier afdrukt, moet u het papier goed uitwaaieren voordat u het plaatst. Zelfs als u het papier uitwaaiert, kan het na verloop van tijd weer aan elkaar vastplakken. Dit kan leiden tot papierstoringen. Als papier ook nadat u het grondig uitgewaaierd heeft, blijft vastlopen of samen wordt ingevoerd, plaatst u het papier vel voor vel in de lade voor handinvoer. 216

Aanbevolen papier Wanneer u dik papier plaatst, stel dan de richting van het papier in volgens de korrelstructuur van het papier aan de hand van onderstaande tabel. Richting van de papierkorrel Lade 1 of bulklade Lade 2 3 Handinvoer of brede bulklade Niet aanbevolen Selecteer de juiste papierdikte onder Papiergewicht als papierdikte voor de lade in [Instell. papierlade]. Als dik papier wordt geplaatst zoals eerder is beschreven, kan het zijn dat - afhankelijk van het type papier - de normale bewerkingen niet kunnen worden uitgevoerd en dat de afdrukkwaliteit niet goed is. Afdrukken kunnen opvallende verticale vouwen vertonen. Afdrukken kunnen duidelijk zijn omgekruld. Strijk afdrukken glad als ze zijn gevouwen of omgekruld. Enveloppen In dit gedeelte vindt u informatie en aanbevelingen over enveloppen. Gebruik geen vensterenveloppen. Waaier de enveloppen uit voor u ze plaatst. Doet u dit niet, dan kunnen de enveloppen aan elkaar blijven kleven vanwege de lijm. Als uitwaaieren niet voorkomt dat ze aan elkaar gaan plakken, leg ze er dan één voor één in. Let er echter op dat sommige enveloptypes niet kunnen worden gebruikt in combinatie met dit apparaat. Er kunnen papierstoringen optreden, afhankelijk van de lengte en vorm van de flappen. Als u enveloppen vastlopen. plaatst, moeten de flappen volledig open zijn. Anders kunnen ze misschien 217

8. Papier en toner bijvullen Voordat u enveloppen plaatst, drukt u ze naar beneden om lucht eruit te laten en de vier randen glad te maken. Strijk de voorste randen (de randen die het apparaat ingaan) van de enveloppen met een potlood of liniaal glad voordat u de enveloppen plaatst. In de kopieermodus De manier om enveloppen te plaatsen hangt af van de richting van de enveloppen. Bij het kopiëren op enveloppen plaatst u deze volgens de toepasselijke richting die hieronder wordt weergegeven: Enveloppen plaatsen Richting van enveloppen Enveloppen met een opening aan de zijkant Glasplaat Lade 2 3 Handinvoer of brede bulklade Flappen: open Onderkant van enveloppen: naar de linkerkant van het apparaat Te scannen zijde: naar beneden Flappen: open Onderkant van enveloppen: naar de rechterkant van het apparaat Te bedrukken zijde: naar beneden Flappen: open Onderkant van enveloppen: naar de linkerkant van het apparaat Te bedrukken zijde: naar boven Enveloppen met een opening aan de zijkant Flappen: gesloten Onderkant van enveloppen: naar de voorkant van het apparaat Te scannen zijde: naar beneden Flappen: gesloten Onderkant van enveloppen: naar de achterkant van het apparaat Te bedrukken zijde: naar beneden Flappen: gesloten Onderkant van enveloppen: naar de achterkant van het apparaat Te bedrukken zijde: naar boven Bij het plaatsen van enveloppen moet u het envelopformaat en de dikte invoeren. Voor meer informatie, zie Kopiëren / Document Server. 218

Aanbevolen papier In de printermodus De manier om enveloppen te plaatsen hangt af van de richting van de enveloppen. Bij het afdrukken op enveloppen plaatst u deze volgens de geschikte richting die hieronder wordt weergegeven: Enveloppen plaatsen Soorten enveloppen Lade 2 3 Handinvoer of brede bulklade Enveloppen met een opening aan de zijkant Flappen: open Onderkant van enveloppen: naar de rechterkant van het apparaat Te bedrukken zijde: naar beneden Flappen: open Onderkant van enveloppen: naar de linkerkant van het apparaat Te bedrukken zijde: naar boven Enveloppen met een opening aan de zijkant Flappen: gesloten Onderkant van enveloppen: naar de achterkant van het apparaat Te bedrukken zijde: naar beneden Flappen: gesloten Onderkant van enveloppen: naar de achterkant van het apparaat Te bedrukken zijde: naar boven Selecteer bij het plaatsen van enveloppen "Envelop" als papiertype met behulp van zowel [Instellingen papierlade] als het printerstuurprogramma, en geef de dikte van de enveloppen aan. Voor meer informatie, zie Pag. 129 "Afdrukken op enveloppen". Draai met behulp van het printerstuurprogramma het afdrukvoorbeeld 180 graden bij afdrukken op het volgende papier: Enveloppen die met de korte rand tegen de apparaatbehuizing liggen Enveloppen die met de lange rand tegen de apparaatbehuizing liggen in de handinvoer en brede bulklade 219

8. Papier en toner bijvullen Aanbevolen enveloppen Neem contact op met uw lokale dealer voor informatie over aanbevolen enveloppen. Voor meer informatie over het formaat van de enveloppen dat u kunt plaatsen, zie Pag. 196 "Aanbevolen papierformaten en -typen". Het is aanbevolen slechts een vel papier per keer in te voeren. Plaats alleen enveloppen van hetzelfde formaat en soort. De functie Duplex kan niet voor enveloppen worden gebruikt. Voor een betere kwaliteit van de uitvoer is het raadzaam om de marges van de vier zijdes in te stellen op ten minste de volgende waarden: Voorste invoerrand: 4 mm (0,16 inch) Onderrand: 4 mm (0,16 inch) Rechter-/linkerrand: 2 mm (0,08 inch) De afdrukkwaliteit van enveloppen kan onregelmatig zijn als delen van de enveloppen verschillende diktes hebben. Druk een of twee enveloppen af om de afdrukkwaliteit te controleren. Strijk afdrukken glad als ze zijn gevouwen of omgekruld. Controleer of de enveloppen niet vochtig zijn. Een hoge temperatuur en een hoge vochtigheidsgraad reduceren de afdrukkwaliteit en zorgen ervoor dat de enveloppen gaan kreukelen. Afhankelijk van de omgeving kan het kopiëren of afdrukken op enveloppen deze kreukelen, zelfs als ze zijn aanbevolen. Bepaalde typen enveloppen kunnen mogelijk gekreukeld, besmeurd of met drukfouten uit het apparaat komen. Als u een effen kleur op een envelop afdrukt, kunnen er lijnen ontstaan waar de overlappende randen van de envelop het dikker maken. 220

Aangepast papier registreren met de media-id eenheid Aangepast papier registreren met de media-id eenheid Als u papier scant met de media-id eenheid, zoekt de media-id eenheid aangepast papier in de masterpapierbibliotheek. Als er aangepast papier wordt gevonden met configuraties die vergelijkbaar zijn met die van het gescande papier, wordt dit weergegeven. Namen van onderdelen en functies van de media-id eenheid 4 1 2 3 DFZ012 1. Stroomlampje Gaat aan als er een USB-kabel wordt aangesloten en de media-id eenheid klaar is om papier te scannen. 2. Scanlampje Gaat aan als er papier wordt ingevoerd in de scanzone. Nadat het papier is verwijderd, knippert het terwijl er papier wordt gescand. 3. Foutlampje Gaat aan als er een fout optreedt. 4. Papierscanzone Voer hier het papier in dat u wilt scannen. De media-id eenheid aansluiten 1. Sluit de USB-kabel aan op de mediasleuf op het bedieningspaneel of op de USBhostinterface aan de achterkant van het apparaat. Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel 221

8. Papier en toner bijvullen DRC806 USB-hostinterface DRC807 Papier dat is gescand door de media-id eenheid als aangepast papier registreren Papier uit de masterpapierbibliotheek registreren met de media-id eenheid 1. Geef het scherm [Instell. papierlade] weer. Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel 1. Druk op de knop [Papierinstelling]. DRC135 222

Aangepast papier registreren met de media-id eenheid Bij gebruik van het Smart Operation Panel 1. Druk op [Home] ( ) onderaan in het midden van het scherm. 2. Druk op het pictogram [Gebruikerstools] ( ) op het [Home]-scherm. 3. Druk op [Instellingen papierlade]. 2. Druk op [Aangepast pap. bewerken]. 3. Druk op [Import. uit masterpapierbibliotheek]. 4. Druk op [Autom. identif. vn pap.type]. 5. Plaats het papier in de media-id eenheid en haal het er vervolgens weer uit. Houd de hoeken van het papier met beide handen vast terwijl u het plaatst. Houd het papier plat als u het eruit trekt. DFZ009 De lijst met aangepast papier met eigenschappen die vergelijkbaar zijn met die van het gescande papier wordt weergegeven. 6. Selecteer het aangepaste papier dat u wilt gebruiken en druk vervolgens op [OK]. 7. Druk op [Ja]. 8. Druk twee keer op [Afsluiten]. 9. Sluit het scherm [Instell. papierlade]. Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel 1. Druk op de knop [Papierinstelling]. Bij gebruik van het Smart Operation Panel 223

8. Papier en toner bijvullen 1. Druk rechtsboven in het scherm op [Gebruikersinstellingen] ( ). De lijst die bij stap 5 wordt weergegeven, bevat aangepast papier met eigenschappen die voor 80% of meer overeenkomen. U kunt de instellingen van de geregistreerde aangepaste papiersoort controleren en wijzigen, zoals de instelling voor het papierformaat in het scherm [Aangepast papier bewerken]. Voor meer informatie over het veranderen van aangepast papier, zie Papierinstellingen. Een nieuw aangepast papier registreren met de media-id eenheid 1. Geef het scherm [Instell. papierlade] weer. Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel 1. Druk op de knop [Papierinstelling]. Bij gebruik van het Smart Operation Panel 1. Druk op [Home] ( ) onderaan in het midden van het scherm. 2. Druk op het pictogram [Gebruikerstools] ( ) op het [Home]-scherm. 3. Druk op [Instellingen papierlade]. 2. Druk op [Aangepast pap. bewerken]. 3. Druk op [Nieuw progr.]. 4. Druk op [Scan te programmeren waarde met media-id eenheid]. 5. Plaats het papier in de media-id eenheid en haal het er vervolgens weer uit. Houd de hoeken van het papier met beide handen vast terwijl u het plaatst. Houd het papier plat als u het eruit trekt. DRC135 224

Aangepast papier registreren met de media-id eenheid DFZ009 6. Wijzig indien nodig de instellingen voor het aangepaste papier (zoals naam, formaat en type papier). Als u de instellingen voor [Papiergewicht], [Papiertype], [Type gecoat papier], [Papierkleur], [Voorgeperforeerd of niet] of [Structuur of niet] wijzigt en op [OK] drukt, verschijnt er een bericht waarin staat dat [Geav. inst.] gestart wordt. Om de wijzigingen voor die instelligen toe te passen, selecteert u [Wijzigen]. Als u de wijzigingen wilt annuleren, drukt u op [Niet wijzigen]. 7. Druk op [OK]. 8. Druk op [Afsluiten]. 9. Sluit het scherm [Instell. papierlade]. Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel 1. Druk op de knop [Papierinstelling]. Bij gebruik van het Smart Operation Panel 1. Druk rechtsboven in het scherm op [Gebruikersinstellingen] ( ). Als u aangepast papier met de media-id eenheid scant en opslaat, worden de volgende items automatisch opgegeven: Papiergewicht Gecoat papier, maar geen mat papier Voor meer informatie over de instellingen van aangepast papier, zie Papierinstellingen. Neem voor meer informatie over [Geav. inst.] contact op met uw apparaatbeheerder. De opgeslagen instellingen voor aangepast papier aanpassen met de media-id eenheid 1. Geef het scherm [Instell. papierlade] weer. Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel 1. Druk op de knop [Papierinstelling]. 225

8. Papier en toner bijvullen DRC135 Bij gebruik van het Smart Operation Panel 1. Druk op [Home] ( ) onderaan in het midden van het scherm. 2. Druk op het pictogram [Gebruikerstools] ( ) op het [Home]-scherm. 3. Druk op [Instellingen papierlade]. 2. Druk op [Aangepast pap. bewerken]. 3. Selecteer het aangepaste papier waarvan u de instellingen wilt wijzigen. Druk op [ Vorige] of [ Volg.] om door de lijst te bladeren en het papier te zoeken dat u wilt wijzigen. 4. Druk op [Scan te programmeren waarde met media-id eenheid]. 5. Plaats het papier in de media-id eenheid en haal het er vervolgens weer uit. Houd de hoeken van het papier met beide handen vast terwijl u het plaatst. Houd het papier plat als u het eruit trekt. DFZ009 226

Aangepast papier registreren met de media-id eenheid 6. Wijzig de instellingen. Als u de instellingen voor [Papiergewicht], [Papiertype], [Type gecoat papier], [Papierkleur], [Voorgeperforeerd of niet] of [Structuur of niet] wijzigt en op [OK] drukt, verschijnt er een bericht waarin staat dat [Geav. inst.] gestart wordt. Om de wijzigingen voor die instelligen toe te passen, selecteert u [Wijzigen]. Als u de wijzigingen wilt annuleren, drukt u op [Niet wijzigen]. 7. Druk op [OK]. 8. Druk op [Overschrijven]. Druk op [Opslaan] om de papierinstellingen als een andere aangepaste papiersoort te registreren. 9. Druk op [Ja]. 10. Druk op [Afsluiten]. 11. Sluit het scherm [Instell. papierlade]. Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel 1. Druk op de knop [Papierinstelling]. Bij gebruik van het Smart Operation Panel 1. Druk rechtsboven in het scherm op [Gebruikersinstellingen] ( ). Voor meer informatie over de instellingen van aangepast papier, zie Papierinstellingen. U kunt geen aangepast papier wijzigen dat is toegewezen aan een papierlade. Om dit te wijzigen, dient u de toewijzing te annuleren. Neem voor meer informatie over [Geav. inst.] contact op met uw apparaatbeheerder. Vellen aangepast papier krijgen een nummer toegewezen vanaf 0001. U kunt het nummer wijzigen in het scherm [Aangepaste papierinstellingen wijzigen]. Druk op [Scan. en waarde in bas.gegev. voor media-identificatie bijw.] om de gegevens te registreren die worden gescand door de media ID-eenheid. Druk ook op deze knop om de nauwkeurigheid van de identificatie te verhogen om aangepast papier te zoeken of om informatie te registreren van aangepast papier dat geregistreerd is zonder gebruik te maken van de masterpapierbibliotheek. Een aangepast papier voor een papierlade opgeven met de media-id eenheid 1. Geef het scherm [Instell. papierlade] weer. Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel 1. Druk op de knop [Papierinstelling]. 227

8. Papier en toner bijvullen DRC135 Bij gebruik van het Smart Operation Panel 1. Druk op [Home] ( ) onderaan in het midden van het scherm. 2. Druk op het pictogram [Gebruikerstools] ( ) op het [Home]-scherm. 3. Druk op [Instellingen papierlade]. 2. Selecteer het nummer van de lade waarvan u de papierinstellingen wilt opgeven. 3. Druk op [Autom. identif. vn pap.type]. 4. Plaats het papier in de media-id eenheid en haal het er vervolgens weer uit. Houd de hoeken van het papier met beide handen vast terwijl u het plaatst. Houd het papier plat als u het eruit trekt. DFZ009 De lijst met aangepast papier met eigenschappen die vergelijkbaar zijn met die van het gescande papier wordt weergegeven. 228

Aangepast papier registreren met de media-id eenheid 5. Selecteer het aangepaste papier dat u wilt gebruiken en druk vervolgens op [OK]. Het aangepaste papier dat in de gelecteerde lade gebruikt kan worden, verschijnt. Druk op [ Vorige] of [ Volg.] om door de lijst te scrollen en het papier te zoeken dat u wilt selecteren. Na het selecteren van een aangepast papier, kunt u het type en de kleur ervan controleren door op Instell. control. te drukken. 6. Sluit het scherm [Instell. papierlade]. Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel 1. Druk op de knop [Papierinstelling]. Bij gebruik van het Smart Operation Panel 1. Druk rechtsboven in het scherm op [Gebruikersinstellingen] ( ). Als u de instellingen van het aangepaste papier wilt wijzigen, druk dan op [Aangepaste pap.inst. wijz.] bij stap 3. 229

8. Papier en toner bijvullen Toner bijvullen Deze paragraaf beschijft de voorzorgsmaatregelen bij het vervangen van tonercartridges, hoe u gescande documenten kunt verzenden als de toner op is en wat u moet doen met gebruikte tonercartridges. Verbrand toner (nieuw of gebruikt) of tonercartridges niet. Doet u dit wel, dan riskeert u brandwonden. Toner ontvlamt wanneer het in contact komt met open vuur. Sla toner (nieuw of gebruikt) of tonercartridges niet op in de buurt van open vuur. Doet u dit toch, dan ontstaat er een risico op brand en/of brandwonden. Toner ontvlamt wanneer het in contact komt met open vuur. Gebruik geen stofzuiger om gemorste toner mee op te zuigen (inclusief gebruikte toner). Opgezogen toner kan tot brand of een explosie leiden vanwege een elektrische contactvonk binnenin de stofzuiger. Het is echter wel mogelijk een stofzuiger te gebruiken als deze explosievrij en stofexplosievrij is. Als er toner op de vloer is gemorst, verwijder de gemorste toner dan langzaam met een natte doek zodat de toner niet wordt verspreid. Druk of knijp tonercartridges niet in elkaar. Doet u dit wel, dan riskeert u dat toner geknoeid wordt, hetgeen kan leiden tot het vies worden van de huid en kleding, of dat er zelfs per ongeluk toner ingeslikt wordt. Houd toner (nieuw of gebruikt), tonercartridges en onderdelen die in contact zijn geweest met toner, buiten het bereik van kinderen. Indien toner of gebruikte toner wordt ingeademd, gorgel dan met voldoende water en ga naar een omgeving met frisse lucht. Raadpleeg indien nodig een dokter. Indien toner of gebruikte toner in uw ogen komt, spoel deze dan onmiddellijk uit met grote hoeveelheden water. Raadpleeg indien nodig een dokter. Als toner of gebruikte toner wordt doorgeslikt, verdun deze dan door grote hoeveelheden water te drinken. Raadpleeg indien nodig een dokter. Let er tijdens het verwijderen van vastgelopen papier of het vervangen van tonercartridges goed op dat er geen toner (nieuw of gebruikt) op uw kleding komt. Indien er toner op uw kleding komt, was de vlek dan met koud water. Wanneer u warm water gebruikt, dringt de toner zich in de stof van uw kleding waardoor de vlek niet meer kan worden verwijderd. 230

Toner bijvullen Let er tijdens het verwijderen van vastgelopen papier of het vervangen van tonercartridges goed op dat er geen toner (nieuw of gebruikt) op uw huid komt. Als uw huid in contact komt met toner, moet u het betreffende gedeelte van de huid grondig wassen met water en zeep. Als toner, tonerafvalfles of verbruiksartikelen met toner moeten worden vervangen, zorg er dan voor dat u geen toner morst. Doe de verbruiksartikelen die u weg wilt gooien na verwijdering in een zak. Zorg er bij verbruiksartikelen met een deksel voor dat het deksel is gesloten. Vervang altijd de tonercartridge als er een melding op het apparaat verschijnt. Als u andere toner gebruikt dan van het aanbevolen type, kunnen er storingen optreden. Zet de hoofdstroom niet uit wanneer u toner bijvult. De instellingen gaan dan verloren. Bewaar toner op een plaats waar die niet direct aan zonlicht, een hogere temperatuur dan 35 C (95ºF) of een hoge luchtvochtigheid blootgesteld wordt. Plaats de tonercartridge op een vlakke ondergrond met de opening naar boven. Na het verwijderen van de tonercartridge mag u de fles niet met de mond omlaag schudden. Er zouden namelijk restjes toner kunnen rondspatten. Installeer en verwijder tonercartridges niet herhaaldelijk. Hierdoor kan de tonercartridge gaan lekken. Volg de instructies op het scherm op wat betreft het vervangen van de tonercartridge. Als "De tonercartridge is bijna op." wordt weergegeven, is de toner bijna op. Zorg dat u een vervangende tonercartridge bij de hand heeft. Als verschijnt als er veel toner is, volgt u de instructies voor vervanging van de toner die op het scherm verschijnen. Trek de cartridge uit en installeer deze vervolgens opnieuw. Wanneer u het standaard bedieningspaneel gebruikt, kunt u de naam van de vereiste toner en de procedure voor het vervangen van de toner nalezen via het scherm [Toner bijvullen.]. Wanneer u het Smart Operation Panel gebruikt, kunt u de naam van de vereiste toner en de procedure voor het vervangen van de toner nalezen op het scherm [ Toner bijvullen.]. Om het 231

8. Papier en toner bijvullen scherm [ Toner bijvullen] weer te geven, drukt u op [Status controleren] en vervolgens op [Contr.] in het gedeelte [Apparaatstatus] in het tabblad [App.-/toepassingsstatus]. Voor meer informatie over het controleren van het telefoonnummer van de contactpersoon waar u voorraden kunt bestellen, zie Onderhoud en specificaties. Faxberichten of gescande documenten verzenden wanneer de toner op is Wanneer de toner in het apparaat op is, gaat er een lampje op het display knipperen. U kunt nog steeds gescande documenten verzenden, ook als de toner op is. 1. Hiermee kunt u het beginscherm van de scanner openen. Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel 1. Druk op de toets [Home] linksonder op het bedieningspaneel. CUV108 2. Druk op het pictogram [Scanner] op het [Home]-scherm. Als het [Scanner]-pictogram niet verschijnt, drukt u op het pictogram het scherm om naar het menuscherm te gaan. Bij gebruik van het Smart Operation Panel 1. Druk op [Home] ( ) onderaan in het midden van het scherm. 2. Druk op het pictogram [Scanner] op het [Home]-scherm. 2. Druk op [Afsluit.] en voer het verzenden uit. De foutmelding verdwijnt. rechtsboven in Eventuele rapporten worden niet afgedrukt. Gebruikte toner weggooien Deze sectie beschrijft wat u moet doen met gebruikte tonercartridges. 232

Toner bijvullen Toner kan niet worden hergebruikt. Verpak gebruikte tonercartridges in de verpakking van de cartridge of in een tas zodat de toner niet uit de cartridge kan lekken als u deze verwijdert. (voornamelijk in Europa) Als u uw gebruikte tonercartridge wilt weggooien, neem dan contact op met het dichtstbijzijnde verkooppunt van Ricoh. Als u de toner zelf weggooit, moet u het beschouwen als plastic afvalmateriaal. (voornamelijk in Noord-Amerika) Raadpleeg de lokale Ricoh website voor meer informatie over het recyclen van verbruiksartikelen. U kunt items ook recyclen volgens de gemeentelijke voorschriften of volgens de aanwijzingen van het lokale afvalverwerkingsbedrijf. 233

8. Papier en toner bijvullen Menu-items en -functies Alle items onder Aanpassingsinstellingen voor operators worden weergegeven ongeacht de geïnstalleerde optionele onderdelen van het betreffende apparaat. Als u de instellingen wijzigt van opties die niet geïnstalleerd zijn, hebben deze wijzigingen geen effect. Apparaat: Afbeeldingskwaliteit Voor meer informatie over de volgende items, zie Papierinstellingen. Nr. Item Beschrijving 0209 Speciale modus fotogeleider Verhoog de hoeveelheid smeermiddel voor de fotogeleider. 0210 Fuseerriem polijsten Hiermee verwijdert u verticale en horizontale lijnen uit afdrukken. 0211 Tonerhechting t.o.v. papierinvoersnelheid 0214 Instelling voor polijsten van fuseerriem: Ongelijkmatige glans Hiermee kunt u de tonerhechting verhogen. Geef aan of u wel of niet automatisch [Voor ongelijkmatige glans (kort)] wilt uitvoeren voor het polijsten van de fuseerriem. Apparaat: Papierinvoer/Uitvoer Voor meer informatie over de volgende items, zie Papierinstellingen. Nr. Item Beschrijving 0106 Criteria voor papiergewicht Het is mogelijk dat het apparaat het juiste gewicht van het papier dat in de papierlade is geplaatst, niet kan detecteren. Als dit gebeurt, pas het apparaat dan zo aan dat de afdrukvoorwaarden geschikt zijn. Dit doet u door een numerieke waarde (um) voor de papierdikte in te voeren. Apparaat: Onderhoud Voor meer informatie over de volgende items, zie Papierinstellingen. Nr. Item Beschrijving 0309 Ontwikkelaar verversen Het apparaat gebruikt oude toner in de ontwikkeleenheid en voegt nieuwe toner toe uit de tonerfles. 234

Menu-items en -functies Nr. Item Beschrijving 0702 Omgevingstemperatuur/- vochtigheid vh app. 0703 Aangep. pap.gegev. backuppen/herstellen Dit item geeft de temperatuur en vochtigheidsgraad van de omgeving weer. Maakt een back-up van en herstelt de aangepaste papierprofielen. Afwerken: Finisher Voor meer informatie over de volgende items, zie Papierinstellingen. Nr. Item Beschrijving 0401 Perforeerpositie langs toevoerrichting aanpassen 0402 Perforeerpositie over toevoerrichting aanpassen Wijzig de horizontale positie van de perforaties bij gebruik van Finisher SR4120 of Booklet Finisher SR4130. Wijzig de verticale positie van de perforaties bij gebruik van Finisher SR4120 of Booklet Finisher SR4130. 0403 Nietpositie aanpassen Wijzig de verticale positie van de nietjes bij gebruik van Finisher SR4120 of Booklet Finisher SR4130. 0404 Nietpositie aanpassen voor Boekje 0405 Vouwpositie aanpassen voor Boekje 0406 Vouwsnelheid aanpassen voor Boekje 0801 Nietpositie aanpassen haaks over toevoerrichting 1 0802 Nietpositie aanpassen haaks over toevoerrichting 2 0803 Nietpositie aanpassen langs invoerrichting 0807 Perforeerpositie over toevoerrichting aanpassen Wijzig de horizontale positie van de nietjes voor het boekje bij gebruik van Booklet Finisher SR4130. Wijzig de horizontale positie van het vouwen bij gebruik van Booklet Finisher SR4130. Pas de vouwsnelheid voor boekjes aan bij gebruik van Booklet Finisher SR4130. Wijzig de verticale positie van de nietjes (aangebracht op een rand) bij gebruik van Finisher SR5070 of Booklet Finisher SR5080. Wijzig de verticale positie van de nietjes (dubbel) bij gebruik van de Finisher SR5070 of Booklet Finisher SR5080. Wijzig de horizontale positie van de nietjes bij gebruik van Finisher SR5070 of Booklet Finisher SR5080. Wijzig de verticale positie van de perforaties bij gebruik van Finisher SR5070 of Booklet Finisher SR5080. 235

8. Papier en toner bijvullen Nr. Item Beschrijving 0808 Perforeerpositie langs toevoerrichting aanpassen 0818 Nietpositie aanpassen voor Boekje 0819 Vouwpositie aanpassen voor Boekje 0821 Stel aantal vouwen voor Boekje in Wijzig de horizontale positie van de perforaties bij gebruik van Finisher SR5070 of Booklet Finisher SR5080. Wijzig de horizontale positie van de nietjes voor het boekje bij gebruik van Booklet Finisher SR5080. Wijzig de horizontale positie van het vouwen bij gebruik van Booklet Finisher SR5080. Geeft het aantal keer op dat het boekje gevouwen moet worden wanneer u gebruik maakt van de Booklet Finisher SR5080. Afwerken: Vouwen Voor meer informatie over de volgende items, zie Papierinstellingen. Wanneer aangepast papier wordt gebruikt, krijgen de instellingen voor [Z-vouw positie 1] of [Zvouw positie 2] in [Geav. inst.] voor aangepast papier prioriteit. Nr. Item Beschrijving 0608 Z-vouw positie 1 Pas de breedte van het onderste segment van vellen met een Z-vouw aan wanneer u gebruikmaakt van de multivouweenheid. 0609 Z-vouw positie 2 Pas de totale vouwgrootte van vellen met een Z-vouw aan wanneer de multivouweenheid wordt gebruikt. 236

9. Problemen oplossen Dit hoofdstuk geeft uitleg over basisprocedures voor probleemoplossing. Als een statuspictogram weergegeven wordt Dit gedeelte verklaart de statuspictogrammen die worden weergegeven als het apparaat de gebruiker vraagt om vastgelopen papier te verwijderen, papier bij te vullen of andere procedures uit te voeren. Statuspictogram Status : Papierstoring Verschijnt wanneer papier is vastgelopen. Voor details over het verwijderen van papier, zie Problemen oplossen. : Vastgelopen origineel Verschijnt wanneer een origineel fout wordt ingevoerd. Voor details over het verwijderen van papier, zie Problemen oplossen. : Papier bijvullen Verschijnt als het papier op is. Voor meer informatie over het bijvullen van papier, zie Papierspecificaties en papier bijvullen. : Toner bijvullen Verschijnt als de toner op is. Voor meer informatie over het vervangen van tonercartridges, zie Onderhoud en specificaties. : Nietjes bijvullen Verschijnt als de nietjes op zijn. Voor meer informatie over het bijvullen van nietjes, zie Onderhoud en specificaties. : Tonerafvalfles vol Verschijnt wanneer de tonerafvalfles vol is. Voor informatie over het vervangen van de tonerafvalfles, zie Onderhoud en specificaties. : Perforatieopvangbak vol Verschijnt wanneer de perforatieopvangbak vol is. Voor meer informatie over het verwijderen van perforatorafval bekijkt u de handleiding Problemen oplossen. 237

9. Problemen oplossen Statuspictogram Status : Nietjesopvangbak vol Verschijnt wanneer de opvangbak vol zit met nietjesafval. Voor meer informatie over het verwijderen van nietafval, zie Problemen oplossen. : Service bellen Verschijnt wanneer het apparaat slecht functioneert of onderhoud nodig heeft. : Paneel open Verschijnt wanneer één of meer panelen van het apparaat open staan. 238

Als het indicatielampje [Status controleren] brandt of knippert Als het indicatielampje [Status controleren] brandt of knippert Als een indicatielampje bij de knop [Status controleren] gaat branden of knipperen, drukt u op de [Status controleren]-knop om het scherm [Controleer status] weer te geven. Controleer de status van elke functie op het scherm [Status controleren]. Het scherm [Status controleren] gebruiken (bij gebruik van het standaard bedieningspaneel) 1 2 4 3 CUR013 1. Tabblad [App.-/appl.status] Geeft de status van het apparaat en van elke functie aan. 2. [Contr.] Als er zich een fout voordoet in het apparaat of een functie, drukt u op [Contr.] om details te bekijken. Door op [Contr.] te drukken, verschijnt er een foutmelding op het overeenkomstige functiescherm. Controleer de foutmelding op het functiescherm en neem de nodige maatregelen. Voor meer informatie over het oplossen van het probleem dat in de foutmelding wordt beschreven, zie Problemen oplossen. 3. Meldingen Toont een bericht dat de status aangeeft van het apparaat en van elke functie. 4. Statuspictogrammen Elk statuspictogram dat kan worden weergegeven, wordt hieronder beschreven: : Deze functie voert een taak uit. : Het apparaat kan niet worden gebruikt, omdat er een fout in het apparaat is opgetreden. : De functie kan niet worden gebruikt, omdat er een fout in de functie of het apparaat is opgetreden. Dit pictogram kan ook worden weergegeven als de toner bijna op is. Het scherm [Controleer status] gebruiken (bij gebruik van het Smart Operation Panel) 239

9. Problemen oplossen 1 2 4 3 DRC641 1. Tabblad [App.-/appl.status] Geeft de status van het apparaat en van elke functie aan. 2. [Contr.] Als er zich een fout voordoet in het apparaat of een functie, drukt u op [Contr.] om details te bekijken. Door op [Contr.] te drukken, verschijnt er een foutmelding op het overeenkomstige functiescherm. Controleer de foutmelding op het functiescherm en neem de nodige maatregelen. Voor meer informatie over het oplossen van het probleem dat in de foutmelding wordt beschreven, zie Problemen oplossen. 3. Meldingen Toont een bericht dat de status aangeeft van het apparaat en van elke functie. 4. Statuspictogrammen Elk statuspictogram dat kan worden weergegeven, wordt hieronder beschreven: : Deze functie voert een taak uit. : Het apparaat kan niet worden gebruikt, omdat er een fout in het apparaat is opgetreden. : De functie kan niet worden gebruikt, omdat er een fout in de functie of het apparaat is opgetreden. Dit pictogram kan ook worden weergegeven als de toner bijna op is. In de volgende tabel worden problemen uitgelegd die ervoor zorgen dat het indicatielampje voor de [Status controleren]-knop gaat branden of knipperen. Probleem Oorzaak Oplossing Documenten en rapporten worden niet afgedrukt. De papieruitvoerlade is vol. Verwijder de afdrukken uit de uitvoerlade. 240