JAARVERSLAG 2014. Karel Lodewijk Dierickxstraat 30-9000 Gent - 09/225.22.01 - Fax 09/233.54.35 E-mail: info@centrumimpuls.be - Riziv nr 9.65.415.



Vergelijkbare documenten
JAARVERSLAG Karel Lodewijk Dierickxstraat Gent - 09/ Fax 09/ info@centrumimpuls.be - Riziv nr

CAR netwerk Waas & Dender

JAARVERSLAG Erkend en gesubsidieerd door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap

Vacature Kinderneuroloog/kinderpsychiater. Plaats: Revalidatiecentrum Noorderkempen. Nieuwmoersesteenweg 113A Wuustwezel

Centra voor Ambulante Revalidatie

MDT - HET VEER - CAR HOE KAN ONS MDT U HELPEN? In deze brochure leest u hoe multidisciplinair team Het Veer

GON- BEGELEIDING Informatiebrochure voor ouders

MDT TER KOUTER- CAR HOE KAN ONS MDT U HELPEN? In deze brochure leest u hoe multidisciplinair team Ter Kouter

MDT - HET VEER - CAR HOE KAN ONS MDT U HELPEN?

MDT - HET VEER - CAR HOE KAN ONS MDT U HELPEN?

Wat betekent het CLB voor u? Hoe kan ons multidisciplinair team VAPH u helpen?

Een mogelijkheid voor de gezinnen is thuisbegeleiding, een andere is de zorg die ambulante revalidatiecentra aanbieden.

nr. 248 van FREYA VAN DEN BOSSCHE datum: 17 januari 2017 aan JO VANDEURZEN Autismespectrum- en gedragsstoornissen - Thuisbegeleidingsdiensten

Developmental Coordination Disorder (DCD) Informatie voor ouders/verzorgers

Ambulante begeleidingsdienst ZigZag

De erkenning en de grenzen van ons multidisciplinair team

Vroegbegeleiding. Vroegbegeleiding. Onthaalbrochure

INFORMATIE VOOR VERWIJZERS

Kinder- en jeugdpsychiatrie

Kinderen in Perspectief; onze partners in beeldvorming van emoties en gedrag bij kinderen

PSYCHOSOCIALE REVALIDATIE

Alle verslagen van Zorginspectie worden overgemaakt aan het VAPH en/of Jongerenwelzijn.

Het ondersteuningsmodel

1. Periodische personeelsregistratie

Kinderfysiotherapie in het St. Anna ziekenhuis

VADEMECUM VAN DE WIJZIGINGEN IN DE RIZIV-CONVENTIE CAR VANAF 01/05/2012

MDT HET VEER CAR HOE KAN ONS MDT U HELPEN? Minderjarigen. Eerste aanvraag ZORG IMB PAB

Richtlijnen Commissie Leerling Ondersteuning (CLO) Samenwerkingsverband De Liemers po

VR DOC.1387/1BIS

Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.8 - Mei

BELEIDSREGEL CV

Jaarverslag. We bleven geconfronteerd met een tekort aan parkeerplaatsen voor onze medewerkers en voor wie op onze dienst beroep wil doen.

Met de zesde staatshervorming is de bevoegdheid voor de moeder-kindeenheden naar Vlaanderen overgeheveld.

Hoe kan het multidisciplinair team van het COS u helpen?

ALGEMENE PRINCIPES VAN HET NIEUWE ONDERSTEUNINGSMODEL IN BASIS- EN SECUNDAIR ONDERWIJS

MDT PC Caritas HOE KAN ONS MDT U HELPEN? In deze brochure leest u hoe multidisciplinair team 456 U kan helpen bij het indienen van een vraag naar

nr. vraag Heeft uw kind in de afgelopen 12 maanden gebruik gemaakt van zorg van een revalidatiecentrum?

WIE? Aanmelden bij de toegangspoort. Iedere jeugdhulpaanbieder in Vlaanderen. Eén voorwaarde: registratie in E-Healthkadaster

Aanvraag revalidatie buitenland (in te vullen door de verwijzende arts-specialist)

Zorgpad Jeugd Intake

M-decreet. Joke Pauwels Hoofdadviseur BuO

AANMELDING mobiele/ambulante begeleiding buitengewoon onderwijs

DE VLAAMSE REGERING, BESLUIT:

Vraag nr. 234 van 1 februari 2013 van GÜLER TURAN

Zorgregierapport VAPH minderjarigen

MDT HET VEER CAR HOE KAN ONS MDT U HELPEN? Volwassenen. Indienen van een aanvraag bij het Vlaams agentschap voor personen met een handicap.

Het traject start zoals een normaal traject met onthaal, vraagverheldering,

Liaison in de kinder en jeugdpsychiatrie

Beleidsregels indicatiestelling AWBZ Bijlage 7. Behandeling

Ambulante hulpverlening bij personen met een dubbel diagnose Het outreachproject Vlaams- Brabant: stand van zaken drie jaar na de opstart

Gasten verrassen! Themafiche: Pleeggasten in 2017!

De verschillen tussen Eerstelijns én Tweedelijns

Libra R&A locatie Leijpark. Niet Aangeboren Hersenletsel Algemene revalidatie. klinische opname kinderen/jongeren

Infantwerking 0-5 INFORMATIEBROCHURERMATIEBROCH URE]

KATHO IPSCOC 1BaTPa. Werkdocument. Van diagnose naar Behandeling. Vanity Jacobs

Limburgse Stichting Autisme

EACD recommendations DCD. EACD recommendations. EACD recommendations DCD. EACD recommendations DCD. What s new? EACD recommendations DCD

Aanvulling regeling Indicatiecriteria leerlinggebonden financiering (lgf)

Generalistische Basis GGZ berkel-b

Wat is het Revastraatje? Afspraak maken Het onderzoek Ergotherapeutisch / Fysiotherapeutisch onderzoek

M-decreet. Decreet betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. 16 mei 2018

Autismespectrumstoornis?

Draaiboek bij Prodia-protocol : gedrag, emotie en vermoeden van een ontwikkelingsstoornis FASE 2 : uitbreiding van zorg. ONTHAAL

Voorstelling Blijdorp 18 september 2018

Bijlage 7 Profielen Goudvisteam

Jeugdhulp: groot bereik, divers en versterkt eigen krachten

BELEIDSREGEL CV

heeft krachtens de paragrafen 2 en 4 van hoofdstuk 4 van de Wmg

MEDINELLO POLIKLINISCHE REVALIDATIE ZORG

elk kind een plaats... 1

ASKe-instrument. Instrument voor Autisme Specifieke Kwaliteitsevaluatie. Specifieke Evaluatiecriteria Revalidatiecentrum

Landelijke criteria voor de toelaatbaarheidsverklaring SBO en cluster-3 en cluster-4 onderwijs

het Diagnostiek, Advies en ConsultatieTeam

GEMOTIVEERD VERSLAG M-DECREET

DE VLAAMSE MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN, Gelet op het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp;

JAARVERSLAG 2018 INLEIDING 3. VORMING 4 1. Studiedagen 4 2. Langdurige opleidingen en workshops 6 3. Intervisiewerkgroepen 7

2016 IN CIJFERS AANTALLEN BW CGG CAR REVAL DAC TOTAAL

Een geïntegreerd zorgmodel voor abnormale moeheid: Oost-en West Vlaanderen

1,9 miljoen Belgen hebben nog nooit een computer gebruikt; 2,6 miljoen Belgen hebben nog nooit op het internet gesurft.

BuSO GON-BEGELEIDING VANUIT BUSO TEN DRIES LANDEGEM ALGEMENE LEIDRAAD

Jaarverslag Erkend en gesubsidieerd door het VAPH

Triple P (Positive Parenting Program): effectief bij gedragsproblemen?

Een aanvraag bij de Intersectorale Toegangspoort

Aanmeldingsformulier

MH ID. Richtlijnen en principes. 29 maart Over diagnostiek en behandeling van gedragsproblemen bij mensen met een verstandelijke beperking

VERSLAG M-DECREET DEEL I : ATTEST IDENTIFICATIEGEGEVENS LEERLING OUDERS CLB. Klik hier als u tekst wilt invoeren. Voor- en achternaam

ERNSTIGE ENKELVOUDIGE DYSLEXIE. Diagnostiek en behandeling door Adelante audiologie & communicatie

OPEN THERAPEUTICUM LEUVEN HEET JE VAN HARTE WELKOM!

1) In hoeverre is het instrument in uw organisatie gebruikt geweest?

UW KIND INSCHRIJVEN BIJ DE TOEGANGSPOORT VAN INTEGRALE JEUGDHULP?

Samenvatting van het projectverslag. Passend onderwijs voor hoogbegaafde leerlingen met sociaal-emotionele problemen en/of een ontwikkelingsstoornis

Therapeutische peutergroepen. Algemene informatie

Functionele diagnostiek bij langdurige eetstoornissen

De huid en het brein. Multidisciplinaire expertise bij ontwikkeling, leren en gedrag van kinderen en jongeren met neurofibromatose type 1

FUNCTIEPROFIEL. Functie: Zorgcoördinator. A. Functiebeschrijving. 1. Doel van de functie

GGzE centrum autisme volwassenen

Jaarrapport Het Voorbeeld BV 2007

FUNCTIEBESCHRIJVING. MAATSCHAPPELIJK WERKER Buitengewoon Secundair Onderwijs

Transcriptie:

JAARVERSLAG 2014 Karel Lodewijk Dierickxstraat 30-9000 Gent - 09/225.22.01 - Fax 09/233.54.35 E-mail: info@centrumimpuls.be - Riziv nr 9.65.415.26 Ondernemingsnummer: BE0416318951 Maatschappelijke zetel: Kloosterstraat 6 9031 Drongen Erkend en gesubsidieerd door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap

2 ACTUALIA... 4 1. PERSONEELSBESTAND... 4 2. RIZIV... 5 2.1. Reconversie van de sector Centra voor Ambulante Revalidatie... 5 2.2. Staatshervorming... 5 3. VLAAMS AGENTSCHAP VOOR PERSONEN MET EEN HANDICAP... 6 3.1. Resultaten tevredenheidsvragenlijsten 2014... 6 3.2. Kwaliteitsplanning 2014 evaluatie... 8 3.3. Kwaliteitsplanning 2015... 9 4. TOELAGEN EN GIFTEN... 9 4.1. VIPA-toelage in het kader van Bijzondere uitrusting... 9 STATISTISCHE GEGEVENS... 11 INLEIDING... 11 1. ACTIEVE DOSSIERS... 12 1.1. Herkomst van de revalidanten... 12 1.2. Stoornis geslacht leeftijd... 13 1.3. Stoornis onderwijsniveau beroepsactiviteit... 17 1.4. Stoornis en comorbiditeit... 19 1.5. Aantal dossiers opgevolgd door maatschappelijk werker en psycholoog*... 26 2. AANMELDINGEN... 28 2.1. Initiatiefnemer tot verwijzing... 29 2.2. Geslacht leeftijd... 32 2.3. Onderwijsniveau/beroepsniveau... 34 2.4. Gevolg op aanmelding... 36 2.4.1. In huidig jaar aangemeld en gevolg op aanmelding... 36 2.4.2. In vorig jaar aangemeld met gevolg op aanmelding in huidig jaar... 39 2.5. Onderzoek en gevolg... 42 2.5.1. Onderzoek in huidig jaar en gevolg op onderzoek... 42 2.5.2. Relatie aanmeldingsklacht en stoornis... 46 3. WACHTTIJDEN... 48 3.1. Wachttijd tussen aanmelding en onderzoek... 49 3.2. Wachttijd tussen onderzoek en start therapie... 52 3.3. Wachttijd tussen aanmelding en start therapie... 55 4. ONTSLAGEN... 58

3 4.1. Reden stopzetting revalidatie... 59 4.2. Revalidatieduur bij ontslag... 62 INHOUDELIJKE WERKING... 65 VROEGBEGELEIDING: DIAGNOSTIEK EN BEHANDELING... 65 1. PROTOCOL VROEGDIAGNOSTIEK... 65 1.1. Aanmelding... 65 1.2. Intakegesprek... 65 1.3. Observatie... 65 1.4. Vragenlijsten... 66 1.5. Onderzoeken... 66 2. VROEGBEHANDELING... 67 Tips voor ontwikkelingsstimulatie bij jonge kleuters... 66 PERMANENTE VORMING... 78 1. STUDIEDAGEN... 79 2. WORKSHOPS... 80 3. SYMPOSIA - CONGRES... 81 4. VORMING VOOR ARTSEN WERKZAAM IN DE CAR... 81 5. INTERVISIEWERKGROEPEN... 82 6. SUPERVISIEWERKGROEP ICF in de CAR... 83

4 ACTUALIA 1. PERSONEELSBESTAND De personeelsbezetting omvatte op 31.12.2014 38 medewerkers: paramedische dienst: 1 logopediste-diensthoofd voltijds 1 logopediste voltijds 4 logopedisten deeltijds 4 logopedisten halftijds (waarvan 2 halftijds tijdskrediet eindeloopbaan) 1 ergotherapeute voltijds 6 ergotherapeuten deeltijds 1 ergotherapeute halftijds (halftijds tijdskrediet eindeloopbaan) 1 kinesitherapeute voltijds 2 kinesitherapeuten deeltijds psychologische dienst: 1 psycholoog-directeur voltijds 1 orthopedagoge deeltijds (1/5 tijdskrediet eindeloopbaan) 4 klinisch psychologen deeltijds 1 klinisch psychologe halftijds 1 psychologisch assistente voltijds sociale dienst: 1 sociaal verpleegkundige deeltijds medische dienst: 1 pediater deeltijds 1 kinderpsychiater halftijds administratieve dienst: 1 bediende voltijds 1 bediende deeltijds (1/5 tijdskrediet) onderhoudspersoneel: 1 poetsvrouw deeltijds 1 poetsvrouw halftijds 1 poetsvrouw/chauffeur deeltijds 1 klusjesman/chauffeur voltijds Sinds september 2014 nemen 3 deeltijds werkende paramedici (2 logopedisten en 1 ergotherapeute) halftijds tijdskrediet - eindeloopbaan. De vrijgekomen uren werden ingenomen door een logopediste en een ergotherapeute.

5 2. RIZIV 2.1. Reconversie van de sector Centra voor Ambulante Revalidatie In het werkjaar 2014 is er geen enkele samenkomst geweest van de Akkoordraad gelet op de staatshervorming (zie verder). Zoals ook is vermeld in het vorige jaarverslag zijn enkel de nieuwe bepalingen inzake de doelgroep autisme voor ons centrum van belang. Vanaf 2015 blijft een Centrum voor Ambulante Revalidatie dat eind 2014 een kritische massa heeft bereikt van 1040 forfaits, gerechtigd om diagnostiek en behandeling van deze doelgroep verder te zetten mits een samenwerkingsovereenkomst met een referentiecentrum voor autisme. Vanaf een kritische massa van 2080 forfaits gerealiseerd eind 2014 voor de doelgroep autisme is deze samenwerkingsovereenkomst niet nodig. In tegenstelling tot het vorige werkjaar heeft ons centrum eind 2015 deze grens van 2080 forfaits overschreden zodat onze expertise inzake diagnostiek en behandeling voor personen met autisme wordt erkend en een samenwerkingsovereenkomst met het referentiecentrum autisme niet wordt vereist. In de laatste vergadering van de Akkoordraad in 2013 had de administratie van het RIZIV vooropgesteld zelf een ontwerp van samenwerkingsovereenkomst tussen de CAR en de referentiecentra voor autisme te zullen opmaken. Eind 2014 was er echter nog steeds geen ontwerp van samenwerkingsovereenkomst met de referentiecentra voor autisme. 2.2. Staatshervorming In uitvoering van de zesde staatshervorming werd de bevoegdheid over onze sector overgedragen naar de Vlaamse gemeenschap vanaf 1 juli 2014. Onze sector werd toevertrouwd aan het Agentschap Zorg en Gezondheid, afdeling Gespecialiseerde zorg. Vermits de sector zeer bezorgd is over de gevolgen van de nieuwe maatregelen opgenomen in de conventie onder hoofdstuk III, werd door het Overlegplatform Centra voor Ambulante Revalidatie in juni een rondvraag georganiseerd naar de Vlaamse centra. In deze rondvraag werd de actuele situatie opgevraagd inzake de aanwezigheid van de vereiste medische specialismen in het team voor de verschillende beoogde doelgroepen en inzake de inschatting van het al of niet behalen van de kritische massa voor deze doelgroepen op 31.12.2014. De resultaten van deze rondvraag werden gebundeld in de nota Revalidatiemogelijkheden bedreigd. Alle Vlaamse CAR hebben op deze rondvraag geantwoord. De resultaten kunnen als volgt worden samengevat : over heel Vlaanderen zijn er 7063 revalidanten in behandeling in een CAR. vanaf 1 januari 2015 zijn er 850 revalidanten wiens behandeling moet worden afgebouwd (dit is 12% van de totale behandelde populatie of 35% van de revalidanten die gevat zijn in hoofdstuk III). van de 47 Vlaamse CAR zijn er 13 (28%) bedreigd in hun voortbestaan daar zij zich in de toekomst enkel nog zullen kunnen richten naar de doelgroepen die buiten het toepassingsgebied liggen van de voorwaarden van hoofdstuk III, met name mentale handicap, ADHD, complexe ontwikkelingsstoornissen en ernstige gedragsstoornissen.

6 de groep complexe ontwikkelingsstoornissen moet bovendien worden afgebouwd en mag op 31.12.2015 slechts 30 % bedragen van de totale populatie die in een CAR wordt behandeld. heel wat CAR bereiken slechts nipt de kritische massa. het al of niet voldoen aan de voorwaarde kritische massa is vaak afhankelijk van slechts enkele revalidanten. de centra die op vandaag beschikken over voldoende uren geneesheerspecialist kunnen eveneens in de problemen komen wanneer deze arts langdurig ziek wordt of het centrum verlaat. De expertise die in een multidisciplinair team werd opgebouwd wordt niet in rekening gebracht. De in hoofdstuk III van de conventie opgelegde nieuwe eisen vormen niet alleen een grote bedreiging voor de huidige en toekomstige revalidatiemogelijkheden van heel wat revalidanten, zowel wat betreft de diagnostiek als wat betreft de behandeling, ze zijn tevens een reële bedreiging voor de tewerkstelling in de sector. Gelet op deze precaire situatie en op het feit dat niet is voldaan aan de in de preambule opgesomde noodzakelijke voorwaarden om de reconversie te doen slagen, dringt een opschorting van hoofdstuk III van de revalidatieovereenkomst zich op. Bovendien betekent een opschorting geen enkele meerkost voor de overheid. Deze nota werd in juli overgemaakt aan de bevoegde minister voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. De minister is echter van oordeel dat het debat inzake de nieuwe eisen in de conventie vanaf 2015 verder moet worden gevoerd in de Akkoordraad. Dit lijkt de sector echter niet opportuun gelet op de tot nu toe weinig begripvolle houding van het College van geneesheren-directeurs die de uitvoering van deze nieuwe maatregelen blijven voorop stellen. De sector blijft daarom aandringen bij de bevoegde Vlaamse minister om het hoofdstuk III in de revalidatieovereenkomst op te schorten tot na de transitiefase eind 2017. Dit biedt de mogelijkheid om enerzijds de revalidatiemogelijkheden voor de huidige revalidanten (voorlopig) te vrijwaren en om anderzijds het overleg tussen de CAR en de administratie van het Agentschap Zorg en Gezondheid op te starten waarin een Vlaams toekomstplan voor de sector kan worden uitgewerkt. 3. VLAAMS AGENTSCHAP VOOR PERSONEN MET EEN HANDICAP 3.1. Resultaten tevredenheidsvragenlijsten 2014 De tevredenheidsvragenlijsten worden bij het einde van elk behandelingsjaar aan de ouders meegegeven. Op die manier hopen we ook tussentijds de samenwerking met de ouders en het kind te kunnen verbeteren mochten er bedenkingen of opmerkingen worden geformuleerd. Globaal genomen geven de antwoorden ons een beeld van de tevredenheid van de ouders. Dit geeft een indicatie van de outcome van onze revalidatie. In de vragenlijst worden verschillende aspecten van de werking bevraagd: de resultaten van de behandelingen, de samenwerking met de school en de andere diensten, het onthaal, de praktische afspraken en organisatie, de relatie met de verschillende teamleden. Aan de ouders wordt gevraagd de uitspraken in de vragenlijst te scoren met volgende waarderingscodes :

7 Score 1 helemaal niet akkoord Score 2 in hoge mate niet akkoord Score 3 eerder niet akkoord Score 4 eerder wel akkoord Score 5 in hoge mate akkoord Score 6 volledig akkoord. Totaal zijn in 2014 173 tevredenheidsvragenlijsten aan de ouders doorgegeven. Hiervan zijn er 73 vragenlijsten teruggekeerd of 42,20% wat een goed resultaat is. Hierna komt de tabel met de scores per stelling en de gemiddelde score. De gemiddelde score werd telkens berekend op het aantal antwoorden dat per stelling werd gegeven. 2014 Score 1 Score 2 Score 3 Score 4 Score 5 Score 6 Gemiddelde score De werking van het Centrum werd u goed uitgelegd 3 2 22 46 5,52 U wist bij wie u terecht kon voor bijkomende informatie of problemen 2 1 3 21 46 5,48 Wij maakten genoeg tijd vrij om in te gaan op uw vragen en problemen 4 24 45 5,56 Wij gingen snel genoeg in op uw vragen 2 4 19 48 5,55 U voelde zich begrepen in uw vragen en problemen 2 5 23 44 5,55 U ervaarde voldoende respect in de omgang 4 16 53 5,67 Wij gaven u voldoende uitleg bij de onderzoeken 6 21 45 5,46 U wist voldoende over de inhoud van de behandeling 1 3 7 24 38 5,30 Wij betrokken u voldoende bij de revalidatie 1 1 4 22 45 5,49 U werd voldoende op de hoogte gehouden van de vorderingen van uw kind 1 1 4 19 48 5,53 U bent tevreden over het resultaat van de behandeling 1 4 22 46 5,53 U kreeg voldoende informatie over hoe u zelf de problemen kan aanpakken 4 7 21 41 5,31 De relatie met de therapeuten was goed 1 5 14 53 5,63

8 De contacten met de medewerkers verliepen vriendelijk 4 11 58 5,74 Afspraken werden stipt opgevolgd 1 3 14 55 5,68 Wij betrokken andere diensten (CLB, school ) voldoende bij de revalidatie 1 7 19 46 5,49 De berichtgeving i.v.m. praktische regelingen (vervoer, 1 4 19 49 5,59 vakantieregeling, betalingen ) verliep vlot De lokalen, gangen en andere ruimtes voldoen aan uw wensen qua inrichting, comfort, 1 3 9 22 38 5,18 Het centrum is netjes onderhouden 3 4 25 41 5,42 Ook in 2014 stellen we vast dat de gemiddelde scores zeer hoog liggen en kunnen we besluiten dat de ouders de verschillende aspecten van onze werking positief waarderen. Dit is een stimulans voor het hele team om op dezelfde manier verder te werken en steeds aandacht te blijven schenken aan zowel de inhoudelijke als relationele aspecten in de werking. De teruggekomen vragenlijsten worden eerst in het coördinatieteam besproken en daarna aan de behandelende therapeuten en de artsen doorgegeven zodat ook zij op de hoogte worden gebracht van de feedback van de ouders op onze werking. Wanneer op een item een score gegeven wordt lager dan 4, of wanneer ouders bijkomende opmerkingen noteren, wordt dit door één van de teamleden met de ouders besproken en wordt in het coördinatieteam of eventueel met het voltallige team onderzocht of één of ander in de (samen)werking moet worden aangepast. 3.2. Kwaliteitsplanning 2014 evaluatie Het biopsychosociaal model als synthese van de medische en sociale visie op gezondheid wordt meer en meer wetenschappelijk ondersteund en biedt een houvast in het kader van diagnostiek en hulpverlening en evidence based werken. De ICF is een vertaling van de in 2001 gelanceerde International Classification of Functioning, Disability and Health van de Wereldgezondheidsorganisatie. Het is derhalve van belang dat het revalidatieteam wordt opgeleid in dit gemeenschappelijk denkkader en het taalgebruik dat ermee gepaard gaat. Gelet op het feit dat deze implementatie niet evident is werd ook in 2014 de implementatie van dit denkkader als kwaliteitsplanning weerhouden. Doorheen het jaar 2014 werd op regelmatige tijdstippen stilgestaan bij de verdere implementatie van het ICF-model in de werking van het CAR. Dit gebeurde zowel in de disciplinevergaderingen als in de personeelsvergadering. Tevens hebben de 2 ICF-coördinatoren regelmatig onderling de implementatie besproken. Hierin kwam zowel de inhoudelijke dimensie als de relationele dimensie aan bod gelet op de kritische houding bij sommige personeelsleden ten opzichte van dit denkkader. Ook de meer uitgebreide interne werkgroep kwam samen om de implementatie in de verschillende disciplines te bespreken.

9 Daarnaast werd in november een werkbezoek gebracht aan het CAR Het Veer in Sint-Niklaas teneinde de concrete implementatie in dit CAR te leren kennen en van gedachten te wisselen over het denkkader en de toepassing ervan. 3.3. Kwaliteitsplanning 2015 Op basis van deze ervaringen werd beslist om ook in 2015 de implementatie van dit denkkader aan te houden als kwaliteitsplanning met volgende concrete doelstellingen: het team stimuleren om open te staan voor verandering en om los te komen van de idee dat we reeds lang werken volgens ICF; inzien dat we als team nog meer hulpvraag gestuurd kunnen werken; het team stimuleren om meer intradisciplinair te werken : één kind, één plan, één ICF-taal; andere invulling geven aan het intaketeam; het aanvangsbilan opstellen op basis van het ICF-model en dit vanaf januari zo toepassen; bestaande weerstand tegen het ICF-model ombuigen in een positieve benadering gepaard met vertrouwen in verandering; hiertoe de interne werkgroep stilaan uitbreiden zodat meer personeelsleden effectief dit denkkader toepassen; verdere bewustmaking van de teamleden stimuleren op formele en informele momenten; humor als kapstok voor kennisoverdracht en bewustwording; het bio-psycho-sociaal model en ICF worden verder besproken in de verschillende overlegmomenten zoals de personeelsvergadering, de disciplinevergaderingen en de coördinatievergaderingen; bespreking in de verschillende disciplines in verband met het aanpassen van het geïntegreerd multidisciplinair verslag; verdere opvolging van de implementatie door de twee personeelsleden die de opleiding hebben gevolgd. 4. TOELAGEN EN GIFTEN 4.1. VIPA-toelage in het kader van Bijzondere uitrusting Eind 2013 heeft ons centrum twee projecten ingediend bij het VIPA om in het kader van de Bijzondere uitrusting een toelage te kunnen ontvangen teneinde de nog aanwezige verouderde computers te kunnen vervangen door hedendaagse toestellen en om een draadloos netwerk te kunnen installeren in functie van therapeutische toepassingen. Het ging om een project Actualisering van het therapeutisch computerpark en een project Actualisering computernetwerksysteem. Begin 2014 werd door VIPA echter meegedeeld dat er geen budget meer vrij was om te kunnen tegemoet komen aan de verschillende ingediende projecten uit de sector, in casu onze twee projecten. Midden 2014 zijn via eigen middelen noodgedwongen de verouderde XP-computers vervangen vermits de support voor deze software zou verdwijnen.

In tegenstelling tot de eerdere berichten kregen wij dan toch eind december 2014 de subsidiebelofte en de subsidiebeslissing voor beide ingediende dossiers en kregen we de toelating om de aanbestedingsprocedure te starten. Deze procedure wordt begin 2015 verder gezet zodat in 2014 nog niet kon worden overgegaan tot de aankopen van de aangevraagde apparatuur. 10

11 STATISTISCHE GEGEVENS INLEIDING De registratie van de revalidanten volgens stoornis gebeurt sinds 2007 volgens het classificatiesysteem van de ICD-10. De Centra voor Ambulante Revalidatie (CAR) behandelen voornamelijk revalidanten met psychische stoornissen en gedragsstoornissen. Gezien de complexiteit van de problematieken die in ons centrum behandeld worden, worden naast de indexstoornis één of meerdere comorbide stoornissen geregistreerd. Deze worden in afzonderlijke tabellen (tabel 1.4. en 1.4.1) vermeld. Naast de stoornissen kunnen ook aanverwante aandoeningen geregistreerd worden. Dit zijn aandoeningen die vaak in verband gebracht worden met psychische stoornissen en gedragsstoornissen. De tabellen bevatten zoals vorige jaren gegevens betreffende: het actieve revalidantenbestand op 31/12/2014 aanmeldingen wachttijden ontslagen in 2014 De grafieken geven de evoluties weer van de laatste 5 jaar.

12 1. ACTIEVE DOSSIERS De actieve dossiers omvatten alle revalidanten die op 31/12/2014 in behandeling waren. 1.1. Herkomst van de revalidanten WOONPLAATS AANTAL % in dezelfde fusiegemeente van het centrum in kerngemeente 106 57,92 In andere deelgemeente van de fusie 73 39,89 in dezelfde provincie: in aangrenzende gemeente van de fusie 1 0,55 in niet aangrenzende gemeente van de fusie 3 1,64 in andere provincie 0 0,0 in buitenland 0 0,0 TOTAAL 183 100,0 97,8 % woont in de fusiegemeente Gent.

1.2. Stoornis geslacht leeftijd 13

14 Aantal Stoornis Op 31/12/14 waren 183 kinderen in behandeling. 220 Aantallen ACTIEVE REVALIDANTEN 200 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0 2010 2011 2012 2013 2014 Tabel 1.2. toont ons het volgende: 182 revalidanten (99,5%) hebben een psychische stoornis of een gedragsstoornis (F-codes). We zien stoornissen in de volgende categorieën: Neurotische, stress-gebonden en somatoforme stoornissen - F432: Aanpassingsstoornissen (aantal=1) Zwakzinnigheid (aantal 37): - F70: lichte zwakzinnigheid (debiliteit) (aantal=35) - F71: matige zwakzinnigheid (imbeciliteit) (aantal=2) Stoornissen in de psychische ontwikkeling (aantal 72): - F80: specifieke ontwikkelingsstoornissen van spraak of taal (F801, F802) (aantal=16) - F81: specifieke ontwikkelingsstoornissen van schoolvaardigheden (F810, F811, F812, F813) (aantal = 13) - F82: specifieke ontwikkelingsstoornis van motorische functies (aantal=17) - F84: autismespectrumstoornissen* (F840, F841) (aantal=26) Gedrags- en emotionele stoornissen (aantal 72): - F90: hyperkinetische stoornissen (F900, F901) (aantal=62) - F91: gedragsstoornissen (F910, F913) (aantal=2) - F92: gemengde stoornissen van gedrag en emoties (F929) (aantal=1) - F93: emotionele stoornissen met begin op kinderleeftijd (F932) (aantal=1) - F94: sociale functiestoornissen met specifiek begin op kinderleeftijd en in adolescentie (F940, F941) (aantal=2) - F98: andere gedragsstoornissen en emotionele stoornissen die doorgaans beginnen op kinderleeftijd en in adolescentie (F985, F988) (aantal=4) * ICD-10 spreekt van pervasieve ontwikkelingsstoornissen maar wij gebruiken de meer courant gebruikte terminologie nl. autismespectrumstoornissen.

15 1 revalidant heeft een congenitaal gestoord ontwikkelingssyndroom vnl. gepaard gaand met kleine gestalte (Q871) Voor een volledige lijst van voorkomende ICD-10 stoornissen in 2014 verwijzen we naar bijlage 1, blz. 64. Meer gedetailleerd geeft dit naar frequentie van voorkomen het volgende: percenten INDEXSTOORNIS ICD-10 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 2010 2011 2012 2013 2014 Hyperkinetische stoornissen (F900, F901): 33,88 % Lichte zwakzinnigheid (F70): 19,13 % Autismespectrumstoornissen (F840, F841): 14,21 % Ontwikkelingsstoornis van motorische functies (F82): 9,29 % Ontwikkelingsstoornissen van spraak of taal (F801, F802): 8,74 % Ontwikkelingsstoornissen van schoolse vaardigheden (F810, F811, F812, F813): 7,10 % Gedrags- en emotionele stoornissen (F910, F913, F929, F932, F940, F941, F985, F988): 5,46 % Matige zwakzinnigheid (F71): 1,09 % Aanpassingsstoornis (F432) 0,55 % Congenitaal gestoord ontwikkelingssyndroom (Q871): 0,55 % We zien vnl. een lichte stijging van 4,4 % in de groep hyperkinetische stoornissen en een daling in de groep taalstoornissen met 3,5 %. Geslacht 70,5 % van de revalidanten is van het mannelijk geslacht. Percentage mannelijke revalidanten bij volgende stoornissen: Autismespectrumstoornissen (F840 + F841): 88,5 % Lichte zwakzinnigheid 80,0 % Hyperkinetische stoornissen: 72,6 %

16 Registratie bij het Vlaams Agentschap voor personen met een handicap Geen enkele revalidant is geregistreerd bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. Leeftijd LEEFTIJD percenten 100 80 60 40 20 0 0-3 jaar 4-6 jaar 7-9 jaar 10-12 jaar 13-18 jaar 2010 2011 2012 2013 2014 0-3 jarigen maken 2,19 % uit van het totale revalidantenbestand 4-6 jarigen 26,77 % 7-9 jarigen 50,82 % 10 12 jarigen 18,03 % 13 18 jarigen 2,19 % Bij de 0 3 jarigen waren 2 kinderen op 31/12/14 respectievelijk 2 jaar 9 maand en 2 jaar 11 maand. De 2 andere kinderen waren ruim 3 jaar. Deze 4 jonge kinderen zijn mentaal beperkt en hebben nood aan ontwikkelingsgerichte therapie. Naast de individuele therapie maken ze deel uit van het ontwikkelingsgroepje. In de categorie 13-18 jarigen zijn de revalidanten eind december 13 en 14 jaar oud. De 4 revalidanten volgen reeds meerdere jaren revalidatie; 2 van 4 revalidanten werden heraangemeld.

1.3. Stoornis onderwijsniveau beroepsactiviteit 17

18 Onderwijsniveau percenten 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 ONDERWIJS 2010 2011 2012 2013 2014 Alle revalidanten, behalve één, zijn schoolgaand. 81,3 % van de schoolgaande revalidanten volgt gewoon onderwijs (78,2 % in 2013) waarvan: 28,4 % kleuteronderwijs 27,1 % in 2013 69,6 % lager onderwijs 70,7 % 2,0 secundair onderwijs 2,2 % 18,7 % volgt buitengewoon lager onderwijs (21,8 % in 2013). 13 revalidanten (8,8 % van het totaal aantal kinderen uit het gewoon onderwijs) kregen in 2014 GON-begeleiding.

1.4. Stoornis en comorbiditeit 19

20

21

22

23

24

25 Stoornis en comorbiditeit Tabel 1.4. geeft een gedetailleerd beeld van de comorbide stoornissen. Tabel 1.4.1 geeft ons een overzicht van de indexstoornis en het aantal comorbide stoornissen. 147 revalidanten (80,3 % van het revalidantenbestand) hebben naast de indexstoornis één of meer comorbide stoornissen. Comorbide stoornissen komen voor bij alle indexstoornissen: STOORNIS EN COMORBIDITEIT 100,0 80,0 60,0 40,0 20,0 0,0 2010 2011 2012 2013 2014 Rekening houdend met de indexstoornis en de comorbide stoornis toont tabel 1.4. ons, na analyse van de comorbide stoornissen, het volgende: 135 revalidanten (73,8 %) hebben een autismespectrumstoornis en/of een gedrags- en/of emotionele stoornis (waaronder hyperkinetische stoornis). Deze stoornissen komen voor hetzij als indexstoornis (72 gedrags- en of emotionele stoornissen + 26 autismespectrumstoornissen) hetzij als comorbide stoornis (37 in totaal). Naast de comorbide stoornissen worden ook andere, geassocieerde aandoeningen uit de ICD-10 geregistreerd die vaak in verband gebracht worden met psychische stoornissen en gedragsstoornissen. De meest voorkomende aandoeningen vallen onder factoren die de gezondheidstoestand beïnvloeden en contacten met gezondheidszorg (Z-code). Deze zijn niet opgenomen in de tabel. Vermelden we voornamelijk het voorkomen van: inadequaat ouderlijk toezicht en leiding veranderd patroon van gezinsverhoudingen in kindertijd

1.5. Aantal dossiers opgevolgd door maatschappelijk werker en psycholoog* 26

27 Aantal dossiers opgevolgd door maatschappelijk werker* en psycholoog** De tabel geeft de interventies in 2014 weer (intakefase en behandelingsfase) van de in behandeling zijnde revalidanten op 31/12/2014. Met interventies worden de interventies ten aanzien van de revalidant of de ouder bedoeld. De tabel toont ons dat zowel de psychologische dienst als de sociaal verpleegkundige tussenkomen in de intakefase. Naast de sociaal verpleegkundige zijn eveneens een paar leden van de psychologische dienst verantwoordelijk voor de intakefase van een aantal revalidanten. Tevens is er steeds iemand van de psychologische dienst aanwezig bij het intaketeam. Noot: van heel wat revalidanten, actief op 31/12/14 is de intakeprocedure gebeurd in een vorig jaar. Tijdens de behandelingsfase zijn er voor vrijwel alle revalidanten interventies geweest door de psychologische dienst. Bij revalidanten die pas later op het jaar in behandeling werden genomen is het mogelijk dat er nog geen interventie gebeurd is. De sociaal verpleegkundige komt minder tussen in de behandelingsfase. * de functie van maatschappelijk werker wordt in ons centrum ingevuld door een sociaal verpleegkundige. ** De psycholoog omvat de psychologische dienst bestaande uit 5 psychologen, één orthopedagoge en één psychologisch assistente.

28 2. AANMELDINGEN Van de aangemelde personen in 2014 wordt in drie tabellen informatie gegeven omtrent: de aanmeldingsklacht en de initiatiefnemer tot verwijzing* geslacht en leeftijd onderwijsniveau/beroepsactiviteit De volgende twee tabellen behandelen het gevolg op de aanmelding in 2014 van aangemelde personen in 2014 en in vorige jaren. De laatste twee tabellen behandelen het aantal onderzochte revalidanten in 2014 (aangemeld in huidig jaar en vorige jaren) en het gevolg op het onderzoek, alsook de relatie tussen de geformuleerde klacht bij aanmelding en de gediagnosticeerde (index)stoornis na onderzoek. * De persoon die aanmeldt is meestal de ouder (wat door ons gevraagd wordt), terwijl de initiatiefneming tot verwijzing meestal door anderen gebeurt (cfr. tabel 2.1.).

2.1. Initiatiefnemer tot verwijzing 29

30 Aantal aanmeldingen In 2014 werden 163 personen aangemeld (180 aanmeldingen in 2013). Aantallen 260 240 220 200 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0 AANMELDINGEN 2010 2011 2012 2013 2014 Het aantal aanmeldingen daalde in 2014 met 9,5 % t.o.v. 2013. Aanmeldingsklacht Percenten 100,00 AANMELDINGSKLACHT 80,00 60,00 40,00 20,00 0,00 B1 B10 B11 B13 B14 B15 B2 B4 B5 B6 B9 P3 2010 2011 2012 2013 2014 De meest voorkomende klachten zijn vet gedrukt B1 ontwikkelingsretardatie (25,2 %) B10 hyperkinetische problemen B11 aandachts- en concentratieproblemen (21,5 %) B13 schrijfmotorische problemen B14 motorische en/of coördinatieproblemen (9,2 %) B15 andere (angststoornis) B2 (vermoeden) mentale handicap B4 gedragsproblemen B5 (vermoeden) autismespectrumstoornis (23,3 %) B6 taal/spraakproblemen B9 leerproblemen P3 stemmingsstoornissen Het aantal kinderen met aanmeldingsklacht taal- (B6) en leerproblemen (B9) daalt nog steeds. Deze kinderen worden na onderzoek meestal ingeschreven in de groep complexe ontwikkelingsstoornissen - de doelgroep waarvan het percentage revalidanten moet verminderen in opdracht van het RIZIV tot maximum 30 % van het totale revalidantenbestand. Aanmeldingsklacht autisme steeg in 2014 met 5,5 %.

31 Verwijzende instanties percenten 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 Onderwijs (CLB en/of school) VERWIJZENDE INSTANTIES Andere Eigen initiatief Artsen 2010 2011 2012 2013 2014 83,4 % van het aantal aanmeldingen werd door onderwijs verwezen. Het betreft voornamelijk verwijzing van kinderen met ontwikkelingsachterstanden, aandacht- en concentratieproblemen en autismespectrumstoornissen. Aanmelding van kinderen met leerproblemen maakt nog slechts 7,4% uit van het totaal aanmeldingen door onderwijs. 9,2 % werd verwezen door andere diensten, instanties. 4,9 % nam op eigen initiatief contact met ons op. 2,5 % werd verwezen door een arts.

2.2. Geslacht leeftijd 32

33 Geslacht 66,3 % van het totaal aantal aanmeldingen is van het mannelijk geslacht: Aanmeldingsklacht autisme: 71,1 % Aanmeldingsklacht aandacht- en concentratieproblemen: 68,6 % Leeftijd LEEFTIJD BIJ AANMELDING percenten 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 0-3 jaar 4-6 jaar 7-9 jaar 10-12 jaar 13-18 jaar 2010 2011 2012 2013 2014 De groep 4 6 jarigen blijft de grootste groep met 50,9 % (48,9 % in 2013). Ontwikkelingsretardatie is de meest geformuleerde klacht (36,2 %), gevolgd door (vermoeden) autisme (22,9 %) en aandacht- en concentratieproblemen (18,1 %). In tweede instantie worden kinderen aangemeld in de leeftijdscategorie 7 9 jaar (31,9 %). De meest geformuleerde klacht is aandacht- en concentratieproblemen (34,6 %), gevolgd door (vermoeden) autisme (21,2 %). 10 12 jarigen maken 9,2 % uit van het totaal aantal aanmeldingen. In de leeftijdsgroep 0 3 jaar (8 % van het totaal aantal aanmeldingen) is het jongst aangemelde kind 2 jaar 9 maanden. De klachten zijn ontwikkelingsretardatie (76,9 %) en (vermoeden) autisme (23,1 %).

2.3. Onderwijsniveau/beroepsniveau 34

35 Onderwijsniveau/beroepsactiviteit 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 percenten ONDERWIJSNIVEAU AANMELDINGEN 2010 2011 2012 2013 2014 92 % van alle aangemelde personen volgt gewoon onderwijs waarvan: 52,7 % kleuteronderwijs 47,3 % lager onderwijs (1 kind krijgt GON-begeleiding) 6,8 % volgt buitengewoon onderwijs (13,3% in 2013). 1,2 % (2 kinderen) is nog niet schoolgaand.

36 2.4. Gevolg op aanmelding 2.4.1. In huidig jaar aangemeld en gevolg op aanmelding

37 In huidig jaar aangemeld met gevolg op aanmelding 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 percenten GEVOLG OP AANMELDINGEN - in huidig jaar aangemeld geen onderzoek onderzoek in huidig jaar wachtlijst voor onderzoek 2010 2011 2012 2013 2014 Geen onderzoek: 35 van de 163 in het huidig jaar aangemelde personen (21,5 %) werden niet onderzocht in 2014 (10,5 % in 2013). De redenen hiervoor zijn: Afgehaakt voor onderzoek 27 personen werden niet in onderzoek genomen; 11 personen werden verwezen: Te lange wachttijd Behoort niet tot de doelgroep Omwille van eigen selectiecriteria Afgehaakt/ Reden onbekend Geen indicatie voor multidisciplinaire revalidatie 10 10 2 4 1 Verwezen naar Verwezen naar Verwezen naar Verwezen naar Verwezen naar Ander CAR* Zelfst. therapeut Ander CAR* BO* 4 5 2 0 0 * CAR = Centrum voor Ambulante Revalidatie * BO = Buitengewoon Onderwijs Bij 13 van de 27 personen besliste het team om niet te onderzoeken (behoort niet tot onze doelgroep, omwille van eigen selectiecriteria en geen indicatie). Het betreft hier vaak de kinderen waarbij er vermoeden doelgroep complexe ontwikkelingsstoornissen is en/of kinderen die verwezen worden naar een ander CAR/instantie. 10 personen haakten af omwille van de lange wachttijd. 4 personen haakten af om onbekende reden. Afgehaakt tijdens onderzoek 1 persoon haakte af tijdens onderzoek. Therapie gestart Van 7 aangemelde personen werd de therapie in 2014 opgestart zonder onderzoek in ons centrum. Het betreft 3 heraanmeldingen en 4 kinderen die reeds therapie volgden in een ander centrum voor ambulante revalidatie.

38 Onderzoek in huidig jaar 84 personen (51,5 %) werden in 2014 onderzocht of waren nog in onderzoek op 31/12/14. Het gevolg op onderzoek wordt besproken in tabel 2.5.1.. Wachtlijst voor onderzoek Op 31/12/2014 stonden 44 personen (27 %) op de wachtlijst voor onderzoek (31,7 % in 2013). 1 kind is nog niet schoolgaand, 14 kinderen volgen kleuteronderwijs, 28 kinderen volgen lager onderwijs, 1 kind volgt buitengewoon lager onderwijs.

2.4.2. In vorig jaar aangemeld met gevolg op aanmelding in huidig jaar 39

40 In vorig jaar aangemeld met gevolg op aanmelding in huidig jaar Aangezien aangemelde personen vaak op de wachtlijst voor onderzoek staan, moeten ook een aantal aanmeldingen van vorig jaar mee opgenomen worden in een tabel om een volledig beeld te krijgen van wat in 2014 met de aanmeldingen gebeurd is. De tabel toont ons dat er van 71 aangemelde personen in 2013, een gevolg op de aanmelding is geweest in 2014. 100 percenten GEVOLG OP AANMELDING - in vorig jaar aangemeld 80 60 40 20 0 geen onderzoek onderzoek in huidig jaar wachtlijst voor onderzoek 2010 2011 2012 2013 2014 Geen onderzoek: 44 van de 71 in vorig jaar aangemelde personen (62 %) werden niet onderzocht in 2014. Het aantal niet onderzochte personen is merkelijk groter dan in 2013. Dit komt mede doordat 19 personen in therapie werden genomen zonder onderzoek in 2014. Deze kinderen werden echter wel onderzocht in 2013 (zie verder bij therapie gestart ). De redenen hiervoor zijn: Afgehaakt voor onderzoek 19 personen werden niet in onderzoek genomen; 2 personen werden verwezen. Te lange wachttijd Afgehaakt/Reden onbekend Behoort niet tot de doelgroep 9 9 1 Verwezen naar Verwezen naar Verwezen naar BO* ander CAR* 2 * BO = Buitengewoon Onderwijs * CAR = Centrum voor Ambulante Revalidatie Afgehaakt tijdens onderzoek 1 kind haakte af tijdens het onderzoek omwille van praktische redenen.

41 Therapie gestart Van 24 personen aangemeld in 2013 werd de therapie in 2014 opgestart zonder onderzoek in 2014 : 5 personen werden niet onderzocht. Het betreft 4 heraanmeldingen en één revalidant die reeds therapie volgden in een ander centrum voor ambulante revalidatie. 19 personen werden in 2013 onderzocht. Onderzoek in huidig jaar 26 personen (36,6 %) werden in 2014 onderzocht of waren nog in onderzoek op 31/12/14. Het gevolg op onderzoek wordt in tabel 2.5.1. besproken. Wachtlijst Het betreft 1 kind, aangemeld in augustus 2013, dat onderzocht is in een ander CAR en in Impuls in de realiteit op wachtlijst voor therapie staat. De redenen van de lange wachttijd is familiaal.

42 2.5. Onderzoek en gevolg 2.5.1. Onderzoek in huidig jaar en gevolg op onderzoek

43 percenten 100,00 ONDERZOEK IN HUIDIG JAAR EN GEVOLG OP ONDERZOEK 80,00 60,00 40,00 20,00 0,00 Onderzocht, geen voorstel therapie Onderzocht, voorstel therapie In onderzoek op 31/12 123 personen werden in 2014 onderzocht (144 in 2013): - 84 onderzoeken van personen aangemeld in 2014 (tabel 2.4.1.) - 26 personen aangemeld in vorig jaar (tabel 2.4.2.) - 11 personen waarbij de onderzoeksfase startte in 2013 en eindigde in 2014-2 personen haakten af tijdens de onderzoeksfase Van 64 personen (52 %) werd na onderzoek een voorstel tot multidisciplinaire revalidatie geformuleerd. 71,9 % (79,5 % in 2013) werd in therapie genomen in de loop van 2014. 28,1 % (20,5 % in 2013) stond op 31/12/14 nog op de wachtlijst voor therapie. Het betreft 14 lagere schoolkinderen en 4 kleuters. Onderzocht en geen voorstel tot multidisciplinaire revalidatie Deze kolom telt 43 personen (35 %). Bij 41 personen werd na onderzoek geen voorstel tot multidisciplinaire revalidatie geformuleerd. 2 personen haakten af tijdens de onderzoeksprocedure (zie tabel 2.5.1. bis). De redenen waarom geen revalidatie voorgesteld wordt worden vermeld in tabel 2.5.1 bis 16 (13 %) personen waren in onderzoek op 31/12/2014.

2.5.1.bis Onderzoek in huidig jaar geen voorstel tot multidisciplinaire revalidatie 44

45 percenten 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 ONDERZOEK - GEEN VOORSTEL TOT MULTI DISCIPLINAIRE REVALIDATIE 2010 2011 2012 2013 2014 Deze tabel is een detail van de kolom onderzocht + geen voorstel revalidatie uit tabel 2.5.1. en geeft de redenen weer waarom geen revalidatie werd voorgesteld. Tabel 2.5.1.bis telt 41 personen die na onderzoek geen voorstel kregen voor multidisciplinaire revalidatie terwijl tabel 2.5.1. 43 personen telt. Het verschil betreft 2 kinderen die afhaakten tijdens onderzoek en in deze tabel (2.5.1.bis) niet meegeteld worden omdat er geen voorstel geformuleerd is. Bij 73 % (30 personen) is er na onderzoek geen indicatie voor multidisciplinaire revalidatie. 26 personen werden verwezen, waarvan 12 naar een zelfstandige therapeut. De overige 4 personen werden verwezen naar buitengewoon onderwijs en andere instanties/diensten. Eén persoon werd niet in revalidatie genomen omwille van eigen selectiecriteria. Deze persoon werd verwezen naar buitengewoon onderwijs. 8 personen (19,5 %) gingen niet in op het advies. Indicatie voor een ander CAR of een andere hulpverleningdienst: De 2 personen werden verwezen naar buitengewoon onderwijs.

2.5.2. Relatie aanmeldingsklacht en stoornis 46

47 Relatie aanmeldingsklacht en stoornis Van de onderzochte personen in 2014 wordt in deze tabel de relatie aangetoond tussen de klacht bij aanmelding en de diagnose (indexstoornis) na onderzoek (voor ICD10-codes : zie bijlage, blz. 64). Vermelden we vooral dat: 17 van de 32 kinderen met aanmeldingsklacht aandacht en concentratieproblemen na onderzoek gediagnosticeerd werden als kinderen met een hyperkinetische stoornis (53,1 %); 12 van de 23 kinderen met aanmeldingsklacht ontwikkelingsretardatie gediagnosticeerd werden als kinderen met een licht of matig mentale handicap (52,2 %). 11 van de 23 kinderen met aanmeldingsklacht pervasieve ontwikkelingsstoornis (of autismespectrumstoornis) gediagnosticeerd werden als kinderen met een autismespectrumstoornis (47,8 %).

48 3. WACHTTIJDEN De wachttijden zijn berekend op de cliënten die onderzocht zijn in 2014, of waarbij de revalidatie opgestart werd in de loop van 2014 en de onderzoeken voordien gebeurden. Het betreft dus ook aanmeldingen van het vorig jaar. Noot: de tabellen waarbij de cliënten geregistreerd zijn volgens leeftijd betreft de leeftijd bij datum aanmelding!

3.1. Wachttijd tussen aanmelding en onderzoek 49

50

51 Wachttijd tussen aanmelding en onderzoek percenten 60 WACHTTIJD TUSSEN AANMELDING & ONDERZOEK 50 40 30 20 10 2010 2011 2012 2013 2014 0 < 2 maand 2-4 maand 4-6 maand 6-9 maand 9-12 maand > 12 maand Ruim de helft (50,9 %) van de 112 onderzochte personen in 2014*) werd binnen de 2 maanden onderzocht (37,7 % in 2013). 25 % (28 personen) werd binnen de 4 maanden onderzocht (79,2 % in 2014). Eén persoon stond meer dan één jaar op de wachtlijst op 31/12/14. Het intakegesprek (eerste bilan) moest verscheidene keren herpland worden omwille van het niet opdagen van de ouders. Kleuters kunnen relatief snel onderzocht worden omdat er een groter verloop is dan bij lagere schoolkinderen. Kinderen uit het buitengewoon onderwijs die aangemeld worden begin september kunnen vrijwel onmiddellijk onderzocht worden. Aanmeldingen in de loop van of op het einde van het schooljaar komen meestal terecht op de wachtlijst voor onderzoek. Indien er nog plaats is voor therapie worden ook zij onmiddellijk onderzocht. Bij lagere schoolkinderen en leerlingen uit het secundair onderwijs is de wachttijd tussen aanmelding en onderzoek meestal groter. Noot: * Deze tabel toont aan dat 112 personen gestart zijn met onderzoek in 2014 terwijl we in de tabellen 2.4.1. + 2.4.2. (kolom onderzoek in huidig jaar) zien dat respectievelijk 84 + 26 = 110 personen startten met onderzoek in 2014. Het verschil betreft 2 personen waarbij de onderzoeken werden opgestart maar de ouders afhaakten tijdens de onderzoeksfase.

3.2. Wachttijd tussen onderzoek en start therapie 52

53

54 Wachttijd tussen onderzoek en start therapie 80 70 percenten WACHTTIJD TUSSEN ONDERZOEK & THERAPIE 60 50 40 30 2010 2011 2012 2013 2014 20 10 0 < 2 maand 2-4 maand 4-6 maand 6-9 maand 9-12 maand > 12 maand 38,5 % (25 van de 65 personen) startte binnen de 2 maanden na onderzoek met therapie. 40 % (26 personen) staat tussen 2 en 6 maanden op de wachtlijst therapie. 7 kinderen stonden op 31/12/14 meer dan 1 jaar op de wachtlijst. Noot: 5 van de 7 revalidanten werden heraangemeld en in therapie genomen zonder onderzoek. Hierdoor is de wachttijd tussen onderzoek (datum onderzoek van de eerste aanmelding) en therapie (datum eerste therapie na heraanmelding) groot. De voornaamste redenen voor lange(re) wachttijden zijn: Kinderen met diagnose complexe ontwikkelingsstoornissen blijven soms langere tijd op de wachtlijst staan omwille van het maximum percentage dat in therapie mag genomen worden; een volzet uurrooster; praktische en organisatorische redenen: o.a. de vraag naar vervoer van de ouders, onvoldoende combinatiemogelijkheden binnen het uurrooster (therapiefrequentie, aantal betrokken disciplines, zelfde therapeuten).

3.3. Wachttijd tussen aanmelding en start therapie 55

56

57 Wachttijd tussen aanmelding en start therapie percenten 40 WACHTTIJD TUSSEN AANMELDING & THERAPIE 30 20 10 2010 2011 2012 2013 2014 0 < 2 maand 2-4 maand 4-6 maand 6-9 maand 9-12 maand > 12 maand Bij 9 van de 71 personen bedraagt de wachttijd, tussen het moment dat het kind aangemeld wordt en de start van de behandeling, minder dan 2 maanden. Het betreft: 2 kinderen uit het buitengewoon onderwijs die vrijwel onmiddellijk onderzocht en vervolgens in therapie genomen konden worden; 7 aanmeldingen die zonder onderzoek vrij snel in therapie konden genomen worden: het betreft 4 heraanmeldingen; 2 aanmeldingen die reeds therapie volgden in een ander centrum voor ambulante revalidatie en één kind dat onderzocht werd in een andere dienst. Bij de overige 62 personen bedraagt de wachttijd: tussen 2 en 6 maanden (22) tussen 6 en 12 maanden (33) meer dan 1 jaar (7)

58 4. ONTSLAGEN De volgende twee tabellen behandelen de ontslagen revalidanten in 2014. Het betreft revalidanten die na onderzoek in behandeling werden genomen. De tabellen geven informatie omtrent de reden van stopzetting en de revalidatieduur.

4.1. Reden stopzetting revalidatie 59

60 Aantal stopzetting revalidatie Aantallen 100 STOPZETTINGEN 80 60 40 20 2010 2011 2012 2013 2014 0 Bij 67 revalidanten werd het revalidatieprogramma in de loop van 2014 stopgezet. Reden stopzetting revalidatie 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 percenten doelstellingen bereikt REDEN STOP op initiatief patiënt op initiatief centrum stop tgv regelgeving onderbreking 2010 2011 2012 2013 2014 Bij 35,8 % (24 revalidanten) van het totaal aantal ontslagen waren de doelstellingen bereikt bij ontslag. Ontslag omwille van doelstellingen bereikt betekent niet noodzakelijk dat de problematiek of stoornis niet meer aanwezig is, maar dat de therapie inhoudelijk is afgewerkt in het kader van de multidisciplinaire hulpverlening in onze setting. 9 revalidanten werden verwezen naar GON-begeleiding, Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg (CGGZ) en zelfstandige therapeut. In 2014 daalde het aantal stopzettingen op initiatief van de revalidant naar 13,4 % (28,4 % in 2013). De redenen zijn de volgende: Gaat naar andere voorziening/hulp-verlening Inhoudelijke reden (motivatie, probleembewustzijn) Praktische reden (vervoer, uurregeling) 2 2 5 Verwezen naar Verwezen naar Verwezen naar *BO ander *CAR GON-begeleiding zelfst. therapeut ander *CAR GON-begeleiding 2 1 3 * BO = Buitengewoon Onderwijs * CAR = Centrum voor Ambulante Revalidatie

61 Het aantal stopzettingen op initiatief van het centrum steeg daarentegen naar 40,3 % (25,4 % in 2013). De redenen zijn de volgende: Inhoudelijke redenen Onvoldoende motivatie 23 4 Verwezen naar Verwezen naar BO* Andere* BO* 17 1 1 * BO = Buitengewoon Onderwijs * Andere = MFC (Multifunctioneel Centrum) Bij 10,5 % diende de revalidatie stopgezet te worden omwille van de regelgeving. De 7 revalidanten voldeden niet meer aan de vereiste multidisciplinariteit en werden allen verwezen.

4.2. Revalidatieduur bij ontslag 62

63 Revalidatieduur bij ontslag 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 percenten REVALIDATIEDUUR 0-1 jaar 1-2 jaar 2-3 jaar 3-4 jaar > 4 jaar 2010 2011 2012 2013 2014 De grafiek toont een duidelijke stijging van de revalidatieduur in 2014: 50,8 % (34 revalidanten) volgde tussen 0 en 3 jaar revalidatie (80,6 % in 2013) waarvan: 11,8 % (4 revalidanten) tussen 0 en 1 jaar revalidatie volgde. De redenen voor deze korte revalidatieduur zijn: Initiatief revalidant Doelstellingen bereikt 2 2 Gaat naar andere voorziening Voor het verstrijken van de maximaal toegestane Praktische reden periode Verwezen Verwezen 1 1 61,7 % (21 revalidanten) tussen 1 en 2 jaar revalidatie volgde. 26,5 % (9 revalidanten) tussen 2 en 3 jaar revalidatie volgde. 49,2 % (33 revalidanten) volgde meer dan 3 jaar revalidatie (19,4 % in 2013), waarvan 13 revalidanten 5 jaar of meer revalidatie volgden.

64 Bijlage : Lijst voorkomende ICD-stoornissen in 2014 F432 F70 F71 F800 F801 F802 F810 F811 F812 F813 F82 F840 F841 F900 F901 F910 F913 F919 F929 F932 F938 F940 F941 F985 F988 Q90 Q871 Aanpassingsstoornissen Lichte zwakzinnigheid Matige zwakzinnigheid Specifieke articulatiestoornis Expressieve taalstoornis Receptieve taalstoornis Specifieke leesstoornis Specifieke spellingsstoornis Specifieke stoornis van rekenvaardigheden Gemengde stoornis van schoolvaardigheden Specifieke ontwikkelingsstoornis van motorische functies Vroegkinderlijk autisme Atypisch autisme Stoornis van activiteit en aandacht Hyperkinetische gedragsstoornis Gedragsstoornis beperkt tot de context van het gezin Oppositioneel opstandige gedragsstoornis Gedragsstoornis, niet gespecificeerd Gemengde stoornis van gedrag en emoties, niet gespecificeerd Sociale angststoornis op kinderleeftijd Overige gespecificeerde emotionele stoornissen op kinderleeftijd Electief mutisme Reactieve hechtingsstoornis op kinderleeftijd Stotteren [stamelen] Overige gespecificeerde gedragsstoornissen en emotionele stoornissen Syndroom van Down Congenitale gestoorde-ontwikkelingssyndromen voornamelijk gepaard gaande met kleine gestalte

65 INHOUDELIJKE WERKING VROEGBEGELEIDING: DIAGNOSTIEK EN BEHANDELING De opnamecriteria voor aanmeldingen van jonge kleuters lagen vroeger op een chronologische leeftijd van ongeveer 3 jaar (kinderen moesten al schoolgaand zijn) en een minimale ontwikkelingsleeftijd van 24 à 30 maanden. Gezien het stijgend aantal aanmeldingen van jonge kleuters met een lichte of matige mentale beperking werden deze criteria aangepast zodat we ons sinds september 2013 ook meer toeleggen op vroegdiagnostiek en vroegbehandeling. Criteria voor onderzoek: - Kalenderleeftijd vanaf 2;3 jaar; - Kinderen moeten niet noodzakelijk schoolgaand zijn; - Vooronderzoek: gegevens worden verzameld bij andere diensten (o.a. thuisbegeleiding, Centrum voor Ontwikkelingsstoornissen) om na te gaan of het kind tot de doelgroep behoort die in aanmerking komt voor therapie in CAR Impuls. Criteria voor therapie: - Ontwikkelingsniveau vanaf 17 à 18 maanden - Indien lager ontwikkelingsniveau wordt elke casus afzonderlijk bekeken i.f.v. voldoende leerbaarheid en haalbaarheid. 1. PROTOCOL VROEGDIAGNOSTIEK De onderzoeksfase van deze jonge doelgroep werd uitgewerkt in een diagnostisch protocol vroegdiagnostiek. 1.1. Aanmelding In de regel belt één van de ouders om het kind aan te melden. Tijdens dit telefonisch gesprek wordt het huidig functioneren van het kind bevraagd en de problemen die de ouders ondervinden. Tevens vragen we de ouder(s) om hun specifieke hulpvraag te verwoorden. 1.2. Intakegesprek Tijdens dit gesprek proberen we een duidelijke zicht te krijgen op de concrete hulpvraag. Het intakegesprek omvat een anamnese- en een sociaal onderzoek, waarbij vragen gesteld worden i.v.m. de voorgeschiedenis van het kind, over de thuissituatie, over het functioneren thuis, in de kinderopvang, de peutertuin, de kleuterklas en over de moeilijkheden die het kind hierbij ondervindt. 1.3. Observatie De observatie gebeurt door een psychologe thuis, in de kinderopvang of op school. Het is belangrijk om deze jonge kinderen ook binnen hun natuurlijke omgeving te observeren en hun functioneren in kaart te brengen. Een onderzoek is slechts een momentopname, we willen de testgegevens graag aanvullen met de prestaties van het kind binnen andere vertrouwde contexten. Noot: het intakegesprek en de observatie worden in dezelfde week gepland (afhankelijk waar het kind overdag is). Deze observatie biedt ook extra informatie voor het plannen van de onderzoeken (bv. indien het kind toch voldoende taal blijkt te hebben, kan er wel een apart logopedisch onderzoek gepland worden).

66 1.4. Vragenlijsten Indien er een vermoeden is van gedragsproblemen of ASS: CBCL en TRFv: gedragsvragenlijsten AVZ-R: deze vragenlijst peilt naar ASS bij kinderen met een mentale beperking. De vragenlijsten zijn bedoeld voor ouders en leerkrachten. Een kleutervragenlijst voor leerkrachten of kinderverzorgsters wordt nog opgemaakt. 1.5. Onderzoeken Medisch onderzoek of kinderpsychiatrisch onderzoek Verloop/planning van het psychodiagnostisch onderzoek en de paramedische onderzoeken: De afname van de Bayley door de psychologe vertoont een grote overlap met de afname van de Peabody door de ergotherapeute, daarom wordt ervoor gekozen deze 2 onderzoeken samen te plannen zodat beide disciplines elkaar kunnen aanvullen. Het logopedisch en het psychomotorisch onderzoek worden eveneens samen gepland omdat deze jonge kleuters in de meeste gevallen nog onvoldoende taal hebben om reeds een taalonderzoek bij af te nemen. Tijdens het psychomotorisch onderzoek kunnen er spontane taaluitingen worden geobserveerd en/of uitgelokt. Eventueel kan er tijdens dit onderzoek ook nog een deel van een taaltest worden afgenomen. Indien er nog geen Bayley afgenomen is worden volgende onderzoeken samen gepland: - psychodiagnostisch en ergotherapeutisch onderzoek (1u30) - logopedisch en psychomotorisch onderzoek (1u30) Indien er een Bayley afgenomen is en een nieuwe afname niet nodig is: - ergotherapeutisch onderzoek (1u00) - logopedisch en psychomotorisch onderzoek (1u30) Indien vermoeden ASS: - ADOS-2: peutermodule (12 tot 30 maanden) of module 1 (preverbale fase): psychodiagnostisch onderzoek en logopedisch onderzoek (1u30) - psychomotorisch onderzoek en ergotherapeutisch onderzoek (1u30) - psychologisch onderzoek indien nog geen Bayley afgenomen werd - kinderpsychiatrisch onderzoek Volgende testen, observaties en vragenlijsten komen aan bod in de verschillende disciplines: Psychodiagnostisch onderzoek: Bayley-II: instrument om de vroegkinderlijke ontwikkeling in kaart te brengen bij kinderen vanaf 16 dagen t/m 42 maanden en 15 dagen. Afname van de mentale schaal en/of non-verbale schaal. ADOS-2 (op indicatie): een semi-gestructureerde observatie, bedoeld voor het onderbouwen van een diagnose autisme of autismespectrumstoornis (ASS). Ergotherapeutisch onderzoek: PDMS II (Peabody Developmental Motor Scales II) meet de grove en fijne motoriek. Deze test kan gebruikt worden bij 0 tot 6 jarigen. Fijne Motoriekkoffer en algemene observatiekoffer Kwalitatieve observatie a.d.h.v. spelmateriaal