Leerplangebonden attitudes in het vak Duits. Een matrix met observeerbare gedragingen. Vakbegeleiding Duits VVKSO 2014-04-01

Vergelijkbare documenten
Luister- en kijkvaardigheid in de lessen Nederlands

Aartsbisdom Mechelen-Brussel Vicariaat Onderwijs Diocesane Pedagogische Begeleiding Secundair Onderwijs

Wat stelt de doorlichting vast? Enkele voorbeelden:

EVALUATIEFORMULIER MENTOR KLEUTERONDERWIJS STAGE 1 PERIODE 2

WERKBLAD LEIDERSCHAPSSTIJL

Taaltaken, verwerkingsniveaus, tekstsoorten, tekstkenmerken en strategieën

EVALUATIEFORMULIER MENTOR KLEUTERONDERWIJS STAGE 1 PERIODE 1

Taaltaken, verwerkingsniveaus, tekstsoorten, tekstkenmerken en strategieën

H u i s w e r k b e l e i d

luisteren: ET 4, 6 spreken: ET 15, 18, 23 lezen: ET 10, 12 schrijven: ET 28, 30, 31, 34 mondelinge interactie: 24, 27

~ 1 ~ selecteren. (LPD 1,8,27) (LPD 13,22,23,27)

Zelfstandig werken = actief en zelfstandig leren van een leerling. Het kan individueel of in een groep van maximaal 6 leerlingen.

Taaltaken, verwerkingsniveaus, tekstsoorten, tekstkenmerken en strategieën

Kruistabel ter inspiratie voor het opmaken van een jaarplan Duits voor de derde graad Moderne Talen

Hoe werken met de portfolio s? In de portfolio s is een duidelijke leerlijn ingebouwd.

Beoordelingsfiche bij een open opdracht: een eenvoudig model

Lokaliseren situeren van plaatsen op een landkaart (in een beperkt of ruim kader).

Checklist Gesprek voeren 2F - handleiding

t Vuil Reclametruukske

Doel van deze presentatie is

Wat te doen met zwakke begrijpend lezers?

Voor alle leraren Nederlands. 'Vergelijkend schema', eindtermen vaardigheden van de 3 graden: tekstsoorten, procedures/strategieën en attitudes.

Functieprofiel Young Expert

Evaluatie van vakattitudes

Spoor je leerlingen dus aan om een verzorgde taal te hanteren tijdens en buiten de lessen. Je maakt hen enkel sterker!

Kijkwijzer techniek. Kijkwijzer leerlingencompetenties, materiaal uit traject Talenten breed evalueren, dag 1 Pagina 1

BEOORDELING STAGE DOOR DE VAKMENTOR

ONDERSTEUNING BIJ HET LEZEN

beroepskwalificaties amateur vertolkend muzikant

2.3 Literatuur Schriftelijke vaardigheden Lezen LES GODVERDOMSE DAGEN OP EEN GODVERDOMSE BOL LEERPLAN ALGEMEEN:

MODERNE VREEMDE TALEN - ASO DUITS Het voorliggende pakket eindtermen beantwoordt aan de decretale situatie waarbij in de basisvorming in de derde

LEREN LEREN WAT? HOE?

Kruistabel ter inspiratie voor het opmaken van een jaarplan Duits voor het 2 e leerjaar van de 2 e graad aso. Datu m van de les. De leerlingen kunnen

Lambrecht Spijkerboer 12 oktober 17

vaardigheden - 21st century skills

TOETSTAAK 4: IK BEN IETS KWIJT

Waarvoor dient dit attest? is in eerste instantie een (zelf)evaluatie-instrument dat feedback geeft over de vaardigheden van de jongere.

SECTORWERKSTUK

GEZINSONDERSTEUNEND WERK ONDERZOEK NAAR COMPETENTIES BIJ VRIJWILLIGERS EN PROFESSIONALS

Leren leren : geschiedenis

Evaluatie van mijn portfolio

Accelerative Integrated methodiek een doe -methode van elkaar leren

D.1 Motiveren en inspireren van leerlingen

Leerjaar 4: Lesopbouw en suggesties (incl. bewijzenblad) voor leerroute A

- Leerlijn Leren leren - CED groep. Leerlijn Leren leren CED groep

Observatieleidraad leertaak zelfregulerend leren

Dagelijks werkperiode 3

3 LEERPLANDOELEN. De katholieke basisschool stelt zich als algemeen streefdoel voor mediaopvoeding:

Hoe kan de school in het algemeen werk maken van het nieuwe concept (stam + contexten)?

RICHTLIJNEN EVALUATIE STAGES 3 e master Diergeneeskunde. Geachte stagegever,

Rubrics vaardigheden

1.a. De leerlingen hebben een positieve houding tegenover ICT en zijn bereid ICT te gebruiken om hen te ondersteunen bij het leren.

TABASCO. Oriëntatie + voorbereiden

omgeving wereld regie vanuit de jongere Jongeren leren organiseren

Positieve houding. Hoge verwachtingen. Flexibele planning

Thema. Kernelementen. Oplossingsgericht taalgebruik Voorbeeld van communiceren 10 communicatie-tips

Verslag van dataverzameling in functie van het onderzoek van de NTU naar het schrijfleven van leerlingen

Zelfreflectie meetinstrument Ondernemende houding studenten Z&W

Rubrics vaardigheden

luisteren: dialoog beluisteren en

Medewerker interne dienst. Persoonlijke effectiviteit: 2. Accuratesse

Verslag focusgroep ouders met jongeren in secundaire scholen

OBSERVATIELIJST van de MUZISCHE ONTWIKKELING Van kleuters IN 5 CATEGORIEËN

A. Creëer een positief, veilig en rijk leerklimaat door

kempelscan P1-fase Kempelscan P1-fase 1/7

Competenties verbonden aan het ComPas

EXAMENPROJECT NEDERLANDS 5TSO ARGUMENTEREN EN DEBATTEREN

Taalvaardigheid Preventie en remediëring. -betrokkenheid verhogende werkvormen creëren -een maximale -herformuleren de lln het probleem

Waarom Wetenschap en Techniek W&T2015

- Een docent controleert of jij je huiswerk op hebt geschreven. - Je hebt aanmoediging nodig om je huiswerk te noteren.

Hoe kan je breed en permanent evalueren?

Beroepsgerichte Vorming, opleiding handel en administratie of Project Algemene Vakken

Welke ruimte en skills hebben leerlingen nodig om bevlogen en gemotiveerd te werken. Astrid van den Hurk 22 januari 2015

Observatielijst bezoek op de werkplek Competentieprofiel

attitudes zelfstandig leren kennis vaardigheden

Zakelijk Professioneel (PROF) - B2

Pedagogische opleiding theorie. Doelstellingen. Doelstellingen. Hoofdstuk 1 Communicatie en feedback. De kennis over de begrippen:

1 Basiscompetenties voor de leraar secundair onderwijs

Ik ga een grote uitdaging niet uit de weg. Taken die moeilijk zijn, vind ik veel leuker dan eenvoudige taken.

Leerlijn ICT VIJFDE LEERJAAR 1 Kennismaken - aanzetten - occasioneel opbouwen - regelmatig VERWERVEN - systematisch herhalen - verdiepen - verbreden -

Competenties De Fontein

Onderwijsconcept op de Herman Broerenschool te Delft. (met behulp van de methode Kids Skills) Eigen Initiatief Model (Begeleid ontdekkend leren)

veilig leren Veilig leren lezen Artikelen - Letterkennis, aanpak b/d-probleem lezen Auteur: Susan van der Linden Stap 1

Dit document hoort bij de training voor mentoren blok 4 coachingsinstrumenten, leerstijlen.

Bedrijf en effecten - 3 Talenten en beroepen

Nieuwe woorden correct kunnen schrijven, kunnen vertalen van N-F en van F-N en kunnen gebruiken in mondelinge en schriftelijke zinnen.

AMV. Kunstacademie Noord-Limburg COMPETENT IN ARTISTIEKE COMPETENTIES ARTISTIEKE COMPETENTIES

Opbrengstgericht werken bij andere vakken. Martine Amsing, Marijke Bertu, Marleen de Haan

Tussendoelen Engels onderbouw vo havo/vwo

CONCEPT. Tussendoelen Engels onderbouw vo havo/vwo

basiscompetenties 2de graad muziek

ADHD en lessen sociale competentie

Type 1: De Docent TEST LEERKRACHTSTIJL LAGER. Centrum voor Taal en Onderwijs MIJN PROFIEL

kijkwijzer hoger onderwijs de les de docent taalontwikkelend lesgeven

Evalueren Inleiding projectdoelstelling Evalueren is geen doel op zich TIPS! vakgroep leerlijn leerlingen en ouder(s)

De Vakman. De leerling hanteert de muzikale parameters en componenten. De leerling leest en schrijft de muziektaal

onvoldoende voldoende goed uitstekend Er is een onderzoeksplan, maar de deelvragen kunnen niet leiden tot een goed antwoord op de hoofdvraag.

Transcriptie:

Leerplangebonden attitudes in het vak Duits Een matrix met observeerbare gedragingen Vakbegeleiding Duits VVKSO 2014-04-01

Leerplangebonden attitudes: observeerbaar gedrag Leidraad 1 Opbouw matrix Onderstaande beschrijvingen van de leerplangebonden attitudes zijn op de eerste plaats bedoeld voor talenrichtingen. Uiteraard kunnen ze ook inspirerend werken voor niet-talenrichtingen, maar daar moet dan door het beperkte aantal contacturen de matrix heel sterk worden afgeslankt. Het kan trouwens nooit de bedoeling zijn, ook niet in de talenrichtingen, om de volledige matrix te hanteren. Hij functioneert alleen maar als inspiratiebron en houdt in die zin ook geen rekening met schooleigen situaties. Elke vakgroep zal daarom zelf zijn eigen afgeslankte versie moeten maken. Die kan verschillen van jaar tot jaar, maar evengoed van semester tot semester, of zelfs van activiteit tot activiteit. Wij hebben de matrix wel bewust heel gedetailleerd opgebouwd, zodat iedereen via knip- en plakwerk een (school)eigen matrix kan samenstellen. De matrix is opgebouwd uit vier niveaus: van onvoldoende tot uitstekend. Het zal na het lezen van de voorstellen al vlug duidelijk zijn dat het laatste niveau slechts voor een heel beperkt aantal leerlingen haalbaar is. Het na te streven niveau voor de doorsneeleerling is immers goed. Het niveau uitstekend werd toegevoegd om die zeldzame leerling die echt uitstekend bezig is, een extra bevestiging te geven. Matig daarentegen betekent dat er voor die leerling nogal wat werkpunten zijn en dat de attitude moet worden bijgestuurd. Door onze opdeling in 4 niveaus in plaats van 3 geven wij de beoordelaar de kans een genuanceerde keuze te maken. 2 Formulering Wij hebben bewust voor een formulering in de je-vorm gekozen. De matrix is daardoor niet alleen meer leerlingbetrokken, hij biedt de leraar de kans om via knip- en plakwerk de leerling direct leerbevorderende feedback te geven. Uit pedagogische overwegingen zouden wij aanraden altijd een paar goede tot uitstekende attitudes te vermelden, en de leerling daarnaast hooguit drie werkpunten aan te reiken. Door de gedetailleerde beschrijvingen kan je hem onmiddellijk tonen wat de zone van de naaste ontwikkeling is, m.a.w. hoe hij als leerling van een matig naar goed, van een goed naar uitstekend gaat. Door de formulering in de je-vorm kan je heel eenvoudig ook overstappen naar een instrument voor zelfevaluatie. 3 Attitudes en consequenties voor de klaspraktijk 2

Als we als leraar bij de leerling een bepaalde attitude nastreven, dan zullen we daar in ons onderwijsleerproces ook oog voor moeten hebben. Dat zal o.a. leiden tot een aantal consequenties voor de klaspraktijk. Die denkoefening zal je ook binnen de vakgroep en als individuele leerkracht moeten maken. Voor een aantal leerplangebonden attitudes, zoals o.a. voor luistervaardigheid, hebben wij ook daar een beperkte voorzet gegeven. We schreven het bewust niet voor alles uit omdat wij binnen de vakgroep graag reflectie op gang willen brengen. Uiteraard mag je dit altijd naar de begeleiding terugkoppelen met de vraag om jullie denkwerk samen eens af te toetsen. Anderzijds moet je je er als leerkracht wel bewust van zijn dat het observeren van attitudes niet ten koste mag gaan van bv. het coachen van leerlingen. Mede daardoor is het nodig om met de vakgroep een haalbare matrix voor te stellen. Geen enkele leerkracht kan bij elke leerling 10 items of meer observeren en tussendoor nog het leerproces van de leerling ondersteunen. Het is dan ook niet zo dat je altijd alle leerlingen moet observeren. Na een globaal zicht op de klas, kan je bij een bepaalde activiteit focussen op één of twee groepjes waarvan je bv. vindt dat ze goed, of helemaal niet goed bezig zijn. Het observeren van een aantal gedragingen, zoals bijvoorbeeld verzamelen van materiaal, zal een eigen methodiek vragen. We denken hierbij bijvoorbeeld aan het werken met een portfolio. De begeleiders Duits 2014-04-01 3

Matrix Klascommunicatie - het gebruik van de doeltaal Gebruik van de doeltaal: productief Je gebruikt consequent en spontaan de doeltaal, zowel tegenover de leraar als tegenover medeleerlingen. Je moet af en toe aangespoord worden om de doeltaal te spreken. Je schakelt af en toe over naar de moedertaal, vooral tegenover medeleerlingen. Je spreekt enkel de doeltaal als je daartoe uitdrukkelijk aangespoord wordt. Je schakelt zeer snel weer over naar de moedertaal. Je vermijdt te antwoorden. Je doet geen of nauwelijks moeite om de doeltaal te spreken. Je weigert de doeltaal te spreken. Gebruik van de doeltaal: reproductief Je leest, kijkt of kijk-luistert consequent in de doeltaal. Je schakelt af en toe over op parallelle vertaalpagina s, ondertiteling in de moedertaal of een voor jou gemakkelijker toegankelijke taal. Je maakt vrij veel gebruik van de uitwijkmogelijkheden. Je maakt altijd en overal gebruik van de uitwijkmogelijkheden. Na terechtwijzing schakel je terug naar de doeltaal. Na terechtwijzing verval je gemakkelijk in hetzelfde euvel. Je weigert de doeltaal te gebruiken. Uitstekend goed matig onvoldoende 4

Algemene doelstellingen ATTITUDES UIT HET LEERPLAN ATTITUDEGEDRAGINGEN Consequenties voor de leraar De leerlingen brengen interesse op voor het maatschappelijke (culturele) leven van de landen van de doeltaal. - Ze tonen respect voor de cultuur van de andere. - Ze gaan spontaan op verkenning naar de cultuur van de andere. o Lezen, internet, tv - Ze stellen spontaan vragen over de landen van de doeltaal. - Ze vertellen spontaan over ervaringen of berichten over de landen van de doeltaal. - Ze brengen spontaan materiaal mee dat verwijst naar de landen van de doeltaal. Laat de leraar ruimte voor de leerling, uiteraard zonder de les te hypothekeren? Weet de leraar zelf het nodige enthousiasme voor het land en zijn taal op te brengen? Wakkert de leraar de nieuwsgierigheid van zijn leerlingen aan? Daagt hij hen af en toe eens uit? Respecteert de leraar de keuze en de inbreng van de leerling? De leerlingen hanteren bewust strategieën en hulpmiddelen. De leerlingen integreren zich positief in de klasgroep. - De leerlingen hanteren bewust strategieën. - De leerlingen maken bewust en adequaat gebruik van hulpmiddelen. - Ze dragen door hun houding de klas, ze wegen niet op een klas. - Ze willen spontaan met anderen uit de klas samenwerken. - Ze laten anderen uit de klas uitspreken. - Ze tonen respect voor de mening en ideeën van de andere. - Bij Partnerarbeit/ Gruppenarbeit nemen zij hun verantwoordelijkheid en werken mee. Kennen de leerlingen de mogelijke strategieën? Besteedt de leraar aandacht aan strategieën? Zijn er hulpmiddelen beschikbaar? Zijn ze als dusdanig ook herkenbaar? Zijn ze vlot toegankelijk? Hebben de leerlingen ermee leren omgaan? Zijn er coöperatieve werkvormen? Zijn er situaties waar leerlingen hun werkpartner zelf mogen kiezen? Zijn er situaties waar die werkpartner hen toegewezen wordt? 5

Interculturele competentie Je toont interesse voor het (actuele) en (economische) gebeuren in de landen van de doeltaal. Je verkent en - leest spontaan verschillende kranten en tijdschriften; - beluistert /bekijkt spontaan nieuwsuitzendingen op radio/ televisie om op de hoogte te zijn van het actuele en het economische gebeuren in de Duitstalige landen. In de klas heb je veel aandacht voor de cultuur en de actuele of economische realiteit van de Duitstalige landen en vraag je vaak bijkomende informatie. Op vraag van de leraar verken en - lees je verschillende kranten en tijdschriften; - beluister /bekijk je nieuwsuitzendingen op radio/ televisie. Je voert de opdracht uit omdat het moet, maar stilaan groeit ook je interesse voor bepaalde thema s. In de klas heb je aandacht voor de cultuur en de actuele of economische realiteit van de Duitstalige landen. Je hebt genoeg aan de informatie die je aangereikt krijgt. Indien de leraar je vraagt om - in kranten en tijdschriften - via nieuwsuitzendingen op radio/televisie informatie over het actuele en het economische gebeuren in de Duitstalige landen op te zoeken, beperk je je tot één of twee bronnen. Je voert de opdracht uit omdat het moet, maar toont weinig of geen interesse. In de klas heb je nauwelijks aandacht voor de cultuur en de actuele of economische realiteit van de Duitstalige landen. De informatie interesseert je nauwelijks. Indien de leraar je vraagt om - in kranten en tijdschriften - via nieuwsuitzendingen op radio/televisie informatie over het actuele en het economische gebeuren in de Duitstalige landen op te zoeken, doe je dit niet en je toont helemaal geen interesse. In de klas heb je helemaal geen aandacht voor de cultuur en de actuele of economische realiteit van de Duitstalige landen. Je wijst elke informatie af. Je brengt spontaan verslag uit over - een persoonlijke ervaring in een Duitstalig land of met Duitstaligen; - een artikel of uitzending over het actuele (economische) gebeuren in de Duitstalige landen. Je luistert aandachtig naar wat een medeleerling over zijn ervaringen in een Duitstalig land vertelt en stelt event. bijkomende vragen. Op vraag van de leraar breng je verslag uit over - een persoonlijke ervaring in een Duitstalig land of met Duitstaligen; - een artikel of uitzending over het actuele (economische) gebeuren in de Duitstalige landen. Je luistert naar wat een medeleerling over zijn ervaringen in een Duitstalig land vertelt. Slechts na herhaaldelijk aandringen van de leraar breng je verslag uit - over een persoonlijke ervaring in een Duitstalig land of met Duitstaligen; - een artikel of uitzending over Duitstalige landen. Je luistert niet naar wat een medeleerling over zijn ervaringen in een Duitstalig land vertelt. Je communiceert over het land van de doeltaal enkel vanuit een vooringenomen houding. Je hebt negatieve commentaar bij wat een medeleerling over zijn ervaringen vertelt. Je verzamelt regelmatig extra materiaal (teksten, liedjes, brochures ) of brengt het op eigen initiatief mee. Je verzamelt extra materiaal (teksten, liedjes, brochures) of brengt het mee indien je dit gevraagd wordt. Je verzamelt nauwelijks extra materiaal en brengt het enkel mee na herhaaldelijk aandringen. Je legt geen verzameling aan. 6

Je bouwt een eigen mening en standpunt op over het gebeuren in de landen van de doeltaal. Je vergelijkt de informatie uit Vlaamse en/of Duitstalige media met elkaar, neemt hierover een standpunt in en formuleert op basis van de informatie een eigen mening. Je maakt hierbij gebruik van eerder verworven kennis. Je vergelijkt de informatie uit Vlaamse en Duitstalige media met elkaar, neemt hierover een standpunt in en probeert op basis van de informatie een eigen mening te formuleren. Je kennis is beperkt. Je vergelijkt weliswaar de informatie uit Vlaamse en Duitstalige media met elkaar, maar probeert niet op basis daarvan een eigen mening op te bouwen. Je doet helemaal geen inspanning om informatie uit Vlaamse en/of Duitstalige media met elkaar te vergelijken en op basis daarvan een eigen mening op te bouwen. Je raadpleegt op eigen initiatief bronnen om meer en beter geïnformeerd te zijn. Je zoekt spontaan informatie op over een (actueel) gebeuren in de Duitstalige landen. Je zoekt informatie op over een (actueel) gebeuren in de Duitstalige landen wanneer de leerkracht dit vraagt. Je zoekt je informatie over een (actueel) gebeuren in de Duitstalige landen pas na aandringen van de leraar. Je zoekt geen informatie op over een (actueel) gebeuren in de Duitstalige landen, zelfs niet wanneer de leraar dit vraagt. Je raadpleegt op eigen initiatief Duitse media om op die manier je kennis over de Duitstalige landen te verdiepen. In taaltaken maak je gebruik van de kennis die je via deze weg verwerft. Je raadpleegt Duitse media omdat de leraar dit vraagt. In taaltaken maak je in beperkte mate gebruik van de kennis die je via deze weg verwerft. Je raadpleegt Duitse media pas na aandringen van de leraar. In taaltaken maak je slechts in beperkte mate gebruik van de kennis die je via deze weg verwerft. Je leest nooit een Duitse krant, ook niet wanneer de leraar dit vraagt. Je beschikt over te weinig kennis om hiervan in taaltaken gebruik te maken. Je toont respect voor de anderstalige. In het contact met Duitstaligen ben je je steeds bewust van de culturele verschillen. In het contact met Duitstaligen ben je je bewust van de culturele verschillen. In het contact met Duitstaligen ben je je onvoldoende bewust van de culturele verschillen. In het contact met Duitstaligen ben je je niet bewust van de culturele verschillen. In contact met Duitstaligen toon je respect voor de gesprekspartner en houd je rekening met de gevoeligheden van de andere cultuur, gebaseerd op informatie uit de klas, bij het stellen van vragen. In contact met Duitstaligen toon je respect voor de gesprekspartner, maar je houdt niet altijd rekening met de gevoeligheden van de andere cultuur bij het stellen van vragen. In contact met Duitstaligen toon je weinig respect voor de gesprekspartner. Je houdt te weinig rekening met de gevoeligheden van de andere cultuur bij het stellen van vragen. In contact met Duitstaligen toon je geen respect voor de gesprekspartner. Je houdt helemaal geen rekening met de gevoeligheden van de andere cultuur bij het stellen van vragen. Je toont een kritische houding t.o.v. vooroordelen. Je bent je bewust van de stereotypen en de vooroordelen over Duitstalige landen en Duitstaligen. Je kan die nuanceren op basis van inzichten en ervaringen. Je bent je bewust van de stereotypen en de vooroordelen over Duitstalige landen en Duitstaligen, maar kan die nog niet zelfstandig voldoende nuanceren. Je bent je bewust van de stereotypen en de vooroordelen over Duitstalige landen en Duitstaligen, maar kan die slechts met hulp van anderen nuanceren. Je kent de stereotypen en de vooroordelen over Duitsland en de Duitsers. Je bent niet bereid hierover een kritische houding aan te nemen. 7

Je gaat met klasgenoten in gesprek over eventuele vooroordelen en weerlegt ze op basis van eigen inzichten en ervaringen. Je gaat met klasgenoten in gesprek over eventuele vooroordelen, staat open voor weerleggingen, en bent bereid je mening bij te sturen. Je gaat met klasgenoten in gesprek over eventuele vooroordelen, maar bent niet altijd bereid je mening bij te sturen. Uitstekend goed matig onvoldoende Je blijft bij je eigen standpunt en wil je eigen mening niet bijsturen. 8

De vaardigheden Woord vooraf We hebben de vakgebonden attitudes bij de vaardigheden in aparte matrixen beschreven, zo konden we per vaardigheid nog een paar bijkomende accenten leggen. Het gebruik van strategieën kan je bijvoorbeeld heel algemeen verwoorden of gedetailleerd beschrijven. Een bijkomend voordeel is dat je bij het geven van feedback de tekst niet meer hoeft aan te passen. Je kunt direct knippen en plakken. We hielden eraan bij de vaardigheden heel uitdrukkelijk ook het item strategieën op te nemen. Hoewel het gebruik van strategieën niet direct een attitude is die moet worden nagestreefd, maar als een te realiseren doelstelling in de leerplannen is opgenomen, kunnen we niet voorbij aan het feit dat voor het al of niet slagen van deze leerplandoelstelling de attitude van de leerling bepalend zal zijn. Alles staat of valt met de bereidheid van de leerling om deze strategieën (adequaat) toe te passen. Het is die onderliggende basisvoorwaarde die we hier in de matrix hebben opgenomen. 9

Luistervaardigheid ATTITUDES UIT HET LEERPLAN ATTITUDEGEDRAGNGEN: Richtingsvragen Consequenties voor de leraar Leerlingen gebruiken de juiste luisterstrategie. Passen de leerlingen strategieën toe bij het luisteren? Leerlingen gebruiken de luisterstrategie die past bij het teksttype en de opdracht (3 de graad aso). Passen ze de juiste strategieën toe? - Tonen ze de juiste luisterhouding? o Aandacht bij de Einstieg o Concentratie tijdens de opdracht o Doorzetten tijdens de opdracht - Benaderen ze de luisteropdracht vanuit het OVUR-model? o Oriënteren zij zich op het luisterdoel (luisterdoel bepalen, hypotheses vormen) o Uitvoeren: maken zij spontaan en efficiënt gebruik van de ondersteuning (visueel ), passen zij decoderingsstrategieën toe? Maken zij eventueel notities bij het luisteren? o Reflecteren: controleren zij zichzelf? Reflecteren zij over wat waarom goed was/ of fout liep? Werken we met strategieën? Kennen de leerlingen de strategieën? Worden de strategieën regelmatig eens geëxpliciteerd? Wordt erover gereflecteerd? Heb ik als leraar aandacht voor de luisterhouding bij luisteropdrachten? - Heb ik oog voor het situeren van de luisteropdracht? - Laat ik ruimte voor het opbouwen van hypotheses? - Is er tijd en ruimte om effectief ook van het ondersteunend materiaal gebruik te maken? (Moeten leerlingen zoveel lezen/invullen dat ze nauwelijks naar de video kunnen kijken?) Leren wij leerlingen over de opdracht te reflecteren? - Is er ruimte voor zelfcontrole? Leren wij hen met checklists of stappenplannen te werken? Heb ik als leraar systematisch ook aandacht voor de luisterhouding van het publiek/ de gesprekspartner bij spreek- en gespreksopdrachten? Het is nuttig als leerlingen al snel zelfstandig met luisterteksten leren omgaan (3 de graad aso Pedagogische wenken). De leerling maakt spontaan of op vraag bijkomende luisteropdrachten. De leerling zoekt zelfstandig bijkomend luistermateriaal - Nieuwsberichten YouTube - cd/dvd Reik ik de leerlingen een haalbare oefen- en remedieerdatabase aan? Is die vlot toegankelijk? Ligt die in de lijn van het geziene? 10

Bij luisteropdrachten: Je toont de juiste luisterhouding. Bij de start van de luisteroefening zit je geconcentreerd en gefocust op de tekst. Je bent meestal geconcentreerd bij het luisteren. Je lijkt vaak af te dwalen. Je doet geen moeite om geconcentreerd te luisteren. Bij het luisteren haak je bij problemen niet af, maar je blijft aandachtig en gefocust op de tekst en probeert van zodra het kan weer in te stappen. Wanneer het je te moeilijk wordt, haak je af. Af en toe doe je een poging om toch nog iets van de tekst te begrijpen. Als de problemen te groot worden of te veelvuldig voorkomen, dan hou je het voor bekeken. Bij de minste moeilijkheid haak je definitief af. Bij luisteropdrachten: Je benadert de tekst vanuit de OVUR strategie. Je past consequent de verschillende stappen van de OVUR-strategie toe: je oriënteert je op de tekst, je bereidt je mentaal voor, je hebt aandacht voor bijkomende ondersteuning, je verkent de vragen En controleert achteraf jezelf. Je verkent vooraf de vragen, leest of beluistert aandachtig de situering van de opdracht. Je bouwt niet systematisch hypotheses of controleert je antwoorden niet systematisch. Of omgekeerd. Je verkent niet systematisch de vragen, leest of beluistert niet altijd even aandachtig de situering van de opdracht. Je bouwt niet systematisch hypotheses of controleert je antwoorden niet systematisch. Je past helemaal geen strategie toe. Je oriënteert je noch op het thema, noch op mogelijke verwachtingen. Je bereidt je ook op de tekst niet voor. Je luisteractiviteit start pas als de tekst effectief start. Bij kijkluisteropdrachten daarenboven: Bij spreekopdrachten: Je toont de juiste luisterhouding. Ook zonder aanwijzingen van de leraar: - Besteed je expliciet aandacht aan, en maakt efficiënt gebruik van de beeldinformatie. - Luister je ook geconcentreerd naar de bijhorende tekst. Je toont spontaan respect voor de andere, je luistert actief. Als de leraar er je op wijst: - Besteed je expliciet aandacht aan, en maakt efficiënt gebruik van de beeldinformatie. - Luister je ook geconcentreerd naar de bijhorende tekst. Je toont respect voor de andere, maar luistert te weinig actief. Ondanks aanwijzingen van de leraar: - laat je je teveel meedrijven met het beeld en luistert dan onvoldoende naar de tekst. - ben je onvoldoende gefocust op het bijhorende beeld. Pas na aandringen van de leraar toon je een zekere mate van luisterbereidheid. Je besteedt helemaal geen aandacht aan of maakt helemaal geen gebruik van de beeldinformatie. Je bent enkel gefocust op het beeld en luistert niet naar de bijhorende tekst. Je luistert niet naar de andere, je houding toont weinig respect voor de andere. 11

Bij gespreksvaardigheid: Je toont de juiste luisterhouding. Je toont spontaan respect voor de andere, je luistert actief en stapt in in het gesprek. Je toont respect voor de andere, maar luistert te weinig actief. Je stapt nog te weinig spontaan in in het gesprek. Pas na aandringen van de leraar toon je een zekere mate van interesse en luisterbereidheid. Je neemt nauwelijks zelf deel aan het gesprek. Je luistert niet naar de andere, je houding toont weinig respect voor de andere. Je neemt niet deel aan het gesprek. Je maakt bijkomende luisteropdrachten. Je maakt spontaan zelfstandig bijkomende luisteropdrachten uit de aangereikte database. Je maakt meestal op vraag zelfstandig bijkomende luisteropdrachten uit de aangereikte database. Je maakt enkel op uitdrukkelijk aandringen bijkomende opdrachten uit de aangereikte database. Je maakt geen of vraagt geen bijkomende oefeningen, ook niet bij heel zwakke resultaten. Je vraagt onafhankelijk van je resultaten zelf naar bijkomende luisteropdrachten. Je gaat zelf op zoek naar bijkomend luistermateriaal. Je vraagt na mindere resultaten naar bijkomende luisteropdrachten. Je vraagt enkel na heel zwakke resultaten naar bijkomende luisteropdrachten. Uitstekend goed matig onvoldoende 12

Leesvaardigheid Je maakt efficiënt gebruik van hulpmiddelen bij leesvaardigheidsopdrachten. Je leest en gebruikt de ondersteuning bij de tekst. Je maakt pas gebruik van een woordenboek/grammaticaal overzicht, als de andere strategieën geen antwoord bieden. Je raadpleegt pas de hulpbronnen als de leraar er jou op wijst. Je roept de hulp in van de leraar of een medeleerling in plaats van zelf hulpbronnen in te zetten. Je negeert de aangeboden ondersteuning bij de tekst. Je maakt geen gebruik van strategieën en grijpt direct terug naar een woordenboek. Je gebruikt de juiste leesstrategie. Je bepaalt altijd eerst het leesdoel. Je bepaalt meestal eerst het leesdoel. Je bepaalt sporadisch eerst het leesdoel. Je bepaalt nooit eerst het leesdoel. Je herleest zelfstandig wat onduidelijk is zonder onmiddellijk vragen aan de leraar te stellen. Je herleest op aansturen van de leraar wat onduidelijk is. Je herleest soms op aansturen van de leraar wat onduidelijk is. Je herleest niet, ook niet op aansturen van de leraar wat onduidelijk is. Je maakt consequent gebruik van ondersteunend visueel materiaal (symbolen, illustraties ). Je maakt meestal gebruik van ondersteunend visueel materiaal (symbolen, illustraties ). Je maakt soms gebruik van ondersteunend visueel materiaal (symbolen, illustraties ). Je maakt nooit gebruik van ondersteunend visueel materiaal (symbolen, illustraties ). Je probeert consequent de vermoedelijke betekenis van transparante woorden af te leiden. (taalverwantschap) Je probeert meestal de vermoedelijke betekenis van transparante woorden af te leiden. (taalverwantschap) Je probeert soms de vermoedelijke betekenis van transparante woorden af te leiden. (taalverwantschap) Je probeert nooit de vermoedelijke betekenis van transparante woorden af te leiden. (taalverwantschap) Je leidt consequent de vermoedelijke betekenis van onbekende woorden af uit de context. Je leidt meestal de vermoedelijke betekenis van onbekende woorden af uit de context. Je leidt soms de vermoedelijke betekenis van onbekende woorden af uit de context. Uitstekend goed matig onvoldoende Je leidt nooit de vermoedelijke betekenis van onbekende woorden af uit de context. 13

Spreek- en gespreksvaardigheid Je ontwikkelt spreekdurf. Je bent bereid om zo correct en zo vlot mogelijk te communiceren, rekening houdend met de context (klantvriendelijkheid). Je streeft een zo groot mogelijke verstaanbaarheid na met respect voor de gesprekspartner. Uitstekend goed matig onvoldoende In je communicatie met de leraar spreek je altijd spontaan Duits in de les. Je stelt altijd vragen m.b.t. de klassituatie in het Duits. Je doet spontaan een inspanning om tijdens groepswerk zoveel mogelijk Duits te spreken. Je raadpleegt op een gepaste manier de beschikbare bronnen (Redemittel, woordenboek, grammaticaal overzicht ). Bij zakelijke contacten gebruik je steeds het gepaste taalregister (Herr, Frau / Sie-Form). Je spreekt altijd verstaanbaar en voldoende luid, je articuleert goed. Je houdt altijd oogcontact met de gesprekspartner en je verzorgt je lichaamshouding. In je communicatie met de leraar, spreek je meestal spontaan Duits, de leraar moet je af en toe eens aansporen. Je stelt meestal vragen m.b.t. de klassituatie in het Duits. Als de leraar en/of een medeleerling er je attent op maakt, dan doe je een inspanning om tijdens groepswerk Duits te spreken. Je raadpleegt af en toe de beschikbare bronnen; af en toe moet je leerkracht je daaraan herinneren. Bij zakelijke contacten gebruik je meestal het gepaste taalregister (Herr, Frau / Sie-Form). Je spreekt meestal verstaanbaar en voldoende luid. Je articuleert meestal goed. Je houdt meestal oogcontact met de gesprekspartner en meestal verzorg je je lichaamshouding. In je communicatie met de leraar spreek je enkel Duits in de les als je door de leerkracht aangespoord wordt. Je stelt vragen m.b.t. de klassituatie liever niet in het Duits; de leerkracht moet je daartoe aansporen. Enkel als de leraar er je attent op maakt, dan doe je een inspanning om tijdens groepswerk Duits te spreken. Je raadpleegt zelden de beschikbare bronnen; je leerkracht moet je regelmatig aansporen om dat te doen. Bij zakelijke contacten moet de leerkracht je doorlopend eraan herinneren het gepaste taalregister te gebruiken (Herr/ Frau / Sie-Form). Je spreekt maar af en toe verstaanbaar en voldoende luid. Je articulatie is nog voor sterke verbetering vatbaar. Je houdt maar af en toe oogcontact met de gesprekspartner. Je lichaamshouding kan veel beter verzorgd worden. In je communicatie met de leraar spreek je nooit Duits; je weigert om Duits te spreken in de les. Je stelt vragen m.b.t. de klassituatie nooit in het Duits. Je spreekt nooit Duits of weigert Duits te spreken tijdens groepswerk. Je raadpleegt nooit de beschikbare bronnen. Bij zakelijke contacten gebruik je ook na aandringen van de leraar zelden het gepaste taalregister. Je spreekt niet verstaanbaar en/of te stil. Je articuleert onvoldoende. Je kijkt je gesprekspartner nooit aan. Je verzorgt je lichaamshouding niet. 14

Je streeft een zo groot mogelijke correctheid na. Je maakt efficiënt gebruik van de spreek- en gespreksstrategieën. Je luistert altijd actief naar de gesprekspartner en je stelt altijd bijkomende vragen bij onduidelijkheid. Je lacht nooit met door de gesprekspartner gemaakte fouten. Je gebruikt de Redemittel altijd correct. Je bent altijd bereid jezelf te corrigeren tijdens het spreken. Je blijft je altijd concentreren ook al kan je niet alles zeggen. Je maakt altijd gebruik van ondersteunende lichaamstaal. Ondanks moeilijkheiden probeer je altijd via omschrijvingen de correcte boodschap over te brengen. Bij onduidelijkheid vraag je de gesprekspartner altijd om langzamer te spreken, iets te herhalen Je herhaalt altijd wat je partner zegt om wederzijds begrip na te gaan. Je luistert meestal actief naar de gesprekspartner en je stelt regelmatig bijkomende vragen bij onduidelijkheid. Je lacht zelden met door de gesprekspartner gemaakte fouten. Je gebruikt de Redemittel meestal correct. Je bent meestal bereid jezelf te corrigeren tijdens het spreken. Je blijft je meestal concentreren ook al kan je niet alles zeggen. Je maakt meestal gebruik van ondersteunende lichaamstaal. Ondanks moeilijkheden probeer je meestal via omschrijvingen de correcte boodschap over te brengen. Bij onduidelijkheid vraag je de gesprekspartner meestal om langzamer te spreken, iets te herhalen Je herhaalt meestal wat je partner zegt om wederzijds begrip na te gaan. Je luistert af en toe naar de gesprekspartner en je stelt nauwelijks bijkomende vragen bij onduidelijkheid. Je lacht regelmatig met door de gesprekspartner gemaakte fouten. Je gebruikt de Redemittel af en toe correct. Je bent af en toe bereid jezelf te corrigeren tijdens het spreken. Je hebt het moeilijk je te concentreren als je niet alles kan zeggen. Je maakt af en toe gebruik van ondersteunende lichaamstaal. Ondanks moeilijkheden probeer je af en toe via omschrijvingen de correcte boodschap over te brengen. Bij onduidelijkheid vraag je de gesprekspartner af en toe om langzamer te spreken, iets te herhalen Je herhaalt af en toe wat je partner zegt om wederzijds begrip na te gaan. Je luistert nooit naar de gesprekspartner en je stelt nooit bijkomende vragen bij onduidelijkheid. Je lacht voortdurend met door de gesprekspartner gemaakte fouten. Je gebruikt de Redemittel nooit correct. Je bent niet bereid jezelf te corrigeren tijdens het spreken. Je concentreert je niet als je niet alles kan zeggen. Je maakt nooit gebruik van ondersteunende lichaamstaal. Je doet geen moeite om via omschrijvingen de correcte boodschap over te brengen. Uitstekend goed matig onvoldoende Bij onduidelijkheid vraag je de gesprekspartner nooit om langzamer te spreken, iets te herhalen Je herhaalt nooit wat je partner zegt om wederzijds begrip na te gaan. 15

Schrijven Je ontwikkelt schrijfdurf en geslaagde communicatie. *vragen aan de leraar Duits via het leerplatform, actieve deelname aan mogelijk door de leraar georganiseerde e- mailprojecten, Uitstekend Goed Matig Onvoldoende Je gebruikt de concrete situaties* zoveel mogelijk om het schrijven in te oefenen. Je maakt slechts af en toe, na aansporing van de leerkracht, gebruik van de concrete situaties* om het schrijven in te oefenen. Je maakt alleen na herhaaldelijk aansporen van de leerkracht gebruik van de concrete situaties* om het schrijven in te oefenen. Je maakt geen gebruik van de concrete situaties* om het schrijven in te oefenen. Je streeft correctheid van stijl en lexicale rijkdom na - bij imitatie - in vaktaalsituaties. Je gebruikt actief/op eigen beweging de aangeboden hulpmiddelen*. Je neemt notities (o.a. van het bord) volledig, verzorgd en zo correct mogelijk over. Je moet af en toe aangespoord worden om de aangeboden hulpmiddelen* te gebruiken. Je gebruikt de aangeboden hulpmiddelen* enkel als je daartoe aangespoord wordt. Je gebruikt de aangeboden hulpmiddelen* nooit, of weigert ze te gebruiken. *modellen, bouwstenen, woordenboek, minigrammatica, tekstverwerkingsprogramma s met spellingchecker, mogelijke checklist (hoofdletters, Umlaut ) Je maakt efficiënt gebruik van de schrijfstrategieën. Je bepaalt steeds uit eigen beweging een schrijfdoel. Het schrijfdoel is juist. De notities die je neemt zijn meestal volledig, verzorgd en correct. Je bepaalt uit eigen beweging een schrijfdoel. Het schrijfdoel is juist als men je een beetje op weg zet. Bij het overnemen van notities maak je vaak fouten en ben je onvolledig en incorrect. Je denkt pas aan het bepalen van een schrijfdoel als men je erop wijst dit te doen. Je hebt hulp nodig om het juiste schrijfdoel te vinden. Je neemt notities zelden volledig, verzorgd en correct over. Je bepaalt geen schrijfdoel. Je maakt uit eigen beweging efficiënt gebruik van een (juist) model of van een in de klas behandelde tekst. Het is af en toe nodig je aan te sporen tot het efficiënt gebruik van een (juist) model of van een in de klas behandelde tekst. Je maakt enkel gebruik van een model of van een in de klas behandelde tekst na herhaalde aansporing. Je maakt geen gebruik van een model of van een in de klas behandelde tekst, ook niet na aansporing. 16

*Bouwstenen, woordenlijsten, woordenboeken, grammaticale overzichten, spellingchecker, Je maakt uit eigen beweging efficiënt gebruik van hulpmiddelen*. Je past de principes van lay-out uit eigen beweging correct toe. Je maakt na af en toe een aansporing efficiënt gebruik van hulpmiddelen*. Je past de principes van lay-out correct toe als je erop gewezen wordt. Je maakt pas na herhaalde aansporing (efficiënt?) gebruik van hulpmiddelen*. Je past de principes van lay-out pas toe na herhaaldelijke aansporing van de leerkracht. Je maakt geen gebruik van hulpmiddelen*, ook niet na aansporing. Je past de principes van lay-out niet toe. Je leest je eigen tekst uit eigen beweging na. Je leest je eigen tekst na, maar af en toe pas nadat je erop gewezen wordt. Je leest je eigen tekst niet altijd na en steeds pas nadat je erop gewezen wordt. Je levert je eigen tekst altijd in zonder na te lezen, ook al wijst de leerkracht je op het belang van nalezen. Je streeft creativiteit na. (ASO 3 de graad) Je herhaalt uit eigen beweging nooit letterlijk wat in een tekst staat, maar probeert er een persoonlijke touch aan te geven. Je neemt meestal niet letterlijk over wat in een tekst staat, en probeert meestal een persoonlijke touch aan je werk te geven. Het is (bijna) altijd nodig je eraan te herinneren dat je tekst van anderen niet letterlijk mag overnemen. Je neemt altijd tekst door anderen geschreven letterlijk over, zonder er een persoonlijke touch aan te geven. Je schrijft af en toe al eens een creatief tekstje (bv. een eenvoudig gedichtje). Soms is het nodig je eraan te herinneren geen zaken letterlijk over te nemen. uitstekend goed matig onvoldoende 17

Cognitieve vaardigheden ATTITUDE UITSTEKEND GOED Matig ONVOLDOENDE Je integreert de verworven grammaticale inzichten op een adequate manier. Je past op basis van de aangeleerde structuren en de aangereikte tools de regels in nieuwe situaties over het algemeen consequent en systematisch toe. Je past op basis van de aangeleerde structuren en de aangereikte tools de regels in nieuwe situaties meestal toe. Je past op basis van de aangeleerde structuren en de aangereikte tools de regels in nieuwe situaties toe, maar moet daarvoor ook vaak aangespoord worden. Je maakt weinig of geen gebruik van de aangeleerde structuren en de aangereikte tools om de regels in nieuwe situaties toe te passen. Met het oog op een hogere zelfredzaamheid oefen je zelfstandig grammaticale elementen in. Je maakt zelfstandig oefeningen in een hoog tempo en doet meer dan gevraagd, probeert eerst zelf problemen op te lossen, vraagt daarna evt. uitleg, Je maakt gebruik van verbetersleutels en stelt je vragen bij de gemaakte fouten. Je benut alle kansen die je geboden worden om je te ontwikkelen en neemt initiatief. Je maakt zelfstandig oefeningen in een vrij hoog tempo en doet soms meer dan gevraagd, je vraagt uitleg bij problemen, maakt gebruik van de verbetersleutel om je te verbeteren. Je bent geïnteresseerd en benut kansen om je te ontwikkelen, je bent positief kritisch. Je maakt enkel wat opgedragen is, maar heeft steeds meer tijd nodig, vraagt snel om extra uitleg Je maakt inadequaat gebruik van een verbetersleutel. Je stelt je immers geen vragen over de gemaakte fouten. Je bent matig geïnteresseerd, er is veel externe motivatie nodig om hem/haar te laten bijleren. Je maakt de oefeningen slechts gedeeltelijk of niet, vraagt heel vaak uitleg en maakt weinig of geen vooruitgang. Je kopieert zomaar de verbetersleutel of gebruikt hem helemaal niet. Je bent niet geïnteresseerd, leert niet uit je fouten en hebt geen behoefte om bij te leren. Je wijst alle leerkansen van de hand. Je maakt adequaat gebruik van de aangeleerde denkstrategieën (grammaticaal) Je maakt consequent gebruik van de aangeleerde stappenplannen om een grammaticaal probleem op te lossen en gebruikt bij evt. problemen spontaan een grammaticaal overzicht. Je maakt over het algemeen goed gebruik van een aangeleerd stappenplan om een grammaticaal probleem op te lossen, maar grijpt al te snel terug op een grammaticaal overzicht bij problemen. Je maakt weinig gebruik van de aangeleerde stappenplannen en grijpt heel snel terug op een grammaticaal overzicht. Je kent het aangeleerde stappenplan onvoldoende of niet. Je grijpt onmiddellijk terug op een grammaticaal overzicht of maakt daarvan helemaal geen gebruik. Je maakt consequent gebruik van de aangeboden Verstehenshilfen Je maakt over het algemeen goed gebruik van de aangeboden Je maakt weinig gebruik van de aangeboden Verstehenshilfen en Je maakt nauwelijks of geen gebruik van de aangeboden 18

Je maakt adequaat gebruik van de aangeleerde denkstrategieën (lexicaal) en woordenlijsten. Je leidt spontaan betekenis af vanuit de context en vanuit verwantschap Nederlands-Duits. Je grijpt pas in laatste instantie naar een woordenboek om onbekende woorden op te zoeken. Verstehenshilfen en woordenlijsten. Je leidt betekenis af vanuit context en taalverwantschap, maar grijpt al te snel naar een woordenboek om allerhande woorden op te zoeken. woordenlijsten. Je leidt weinig betekenis af vanuit context en taalverwantschap en grijpt heel snel terug op een woordenboek. Verstehenshilfen en woordenlijsten. Je leidt nauwelijks of geen betekenis af vanuit context en taalverwantschap en grijpt onmiddellijk terug op een woordenboek. Je integreert de verworven woordenschat op een adequate manier. Je past de nieuwe woordenschat consequent toe en controleert dit ook. Je maakt daarnaast, optimaal gebruik van de aangeboden Redemittel. Bij twijfel en als controle gebruik je het woordenboek. Je past de nieuwe woordenschat toe en maakt gebruik van de aangeboden Redemittel. Je grijpt al te snel naar een woordenboek om nieuwe of andere woorden te gebruiken. Je past de nieuwe woordenschat toe en maakt gebruik van de aangeboden Redemittel, maar moet daarvoor ook vaak aangespoord worden. Je beperkt je veel te tot vroegere kennis of gebruikt veel te snel een woordenboek. Je maakt weinig of geen gebruik van de nieuwe woordenschat en de aangeboden Redemittel. Je blijft hangen in een beperkte basiswoordenschat en grijpt direct terug naar een woordenboek. Met het oog op een grotere zelfredzaamheid bereid je zelfstandig je woordenschat uit. Je bent creatief en benut alle kansen om je te ontwikkelen en neemt zelf initiatief. Je bent een voorbeeldleerling! (aanleggen van woordenlijsten, portfolio, internetkranten ) Je bent geïnteresseerd en benut kansen om je te ontwikkelen. Je bent positief, maar de leerkracht moet je wel sturen. (aanleggen van woordenlijsten, portfolio, internetkranten ) Je doet enkel wat opgedragen is, omdat het moet. (aanleggen van woordenlijsten, portfolio, internetkranten ) Je ziet de meerwaarde niet en tracht soms taken door te schuiven of neemt helemaal geen initiatief. (aanleggen van woorden-lijsten, portfolio, internetkranten ) 19

Persoonlijke checklist cognitieve vaardigheden Zelfevaluatie Cognitieve vermogens en vaardigheden Cognitieve vaardigheden of vermogens hebben te maken met de mate waarin je in staat bent om kennis en informatie op te nemen en te verwerken. Bij het verwerken van informatie spelen allerlei mentale processen een rol. Je hebt je geheugen nodig, maar ook taal, oriëntatie, aandacht en het vermogen om problemen op te lossen, concepten te vormen en dingen voor je te zien. Daarnaast zijn redeneren, rekenen, lezen en schrijven, plannen maken en initiatieven nemen cognitieve functies. Je gebruikt je cognitieve vaardigheden dus voortdurend. Cognitieve functies zijn verwant aan wat we 'intelligentie' noemen. Je ontwikkelt je cognitieve functies als kind. Hoe goed je deze ontwikkelt, is grotendeels genetisch bepaald. Inzichtelijke vaardigheden die te maken hebben met het denken, het verstand, het intellect, het menselijk kenvermogen. Attitudes JA NEEN Ik bestudeer de aangeboden voorbeelden aandachtig. Ik imiteer de aangeleerde structuren. Ik maak gebruik van de aangereikte tools. Ik pas de regels toe in een nieuwe situatie. Ik maak zelfstandig oefeningen. Ik vraag uitleg bij onduidelijkheid. Ik gebruik de verbetersleutel om de gemaakte fouten kritisch te corrigeren. Ik maak gebruik van een aangereikt stappenplan om een grammaticaal probleem op te lossen. Ik maak spontaan gebruik van een grammaticaal overzicht. Ik maak gebruik van de aangeboden Verstehenshilfen en woordenlijsten. Ik maak gebruik van de context om de betekenis van onbekende woorden af te leiden. Ik maak gebruik van verwantschap tussen het Nederlands en het Duits. Ik raadpleeg spontaan een woordenboek. Ik controleer of ik de nieuwe woordenschat effectief gebruik. Ik maak optimaal gebruik van de aangeboden Redemittel. Ik gebruik bij twijfel hulpmiddelen zoals woordenlijsten, woordenboek, grammaticale schema s of internet. Ik verzamel teksten rond bepaalde thema s om de eigen woordenschat uit te breiden. Ik leg zelfstandig woordenlijsten aan. Ik doe inspanningen om 20