Oolgaardt lezing 28 November 2006 Ze kunnen het wel, maar ze doen het niet Sociaal emotionele vermogens van normaal intelligente kinderen met autisme spectrum stoornissen (ASS) Sander Begeer (Vrije Universiteit, Amsterdam) Mark Meerum Terwogt (Vrije Universiteit) Carolien Rieffe (Universiteit Leiden) Hans Koot (Vrije Universiteit) Hedy Stegge (Vrije Universiteit/De Bascule)
Autisme Spectrum 1. Kwalitatieve beperkingen in sociale interacties ti 2. Kwalitatieve beperkingen in communicatie 3. Beperkte, zich herhalende stereotiepe patronen van gedrag, belangstelling en activiteiten waarbij sprake is van een stoornis in de verbeelding
1. Kwalitatieve beperking in sociale interactie Tekortkomingen in: gebruik oogcontact, t gezichtsuitdrukking, itd lichaamshouding, en mimiek teneinde sociale interactie te reguleren ontwikkelen van vriendschappen met leeftijdsgenoten spontaan delen van plezier, interesses, of prestaties met andere mensen Een gebrek in sociale of emotionele wederkerigheid
Onderzoek naar sociale en emotionele vermogens: Theory of Mind Alledaagse theorieën over gedrag van mensen om ons heen Maken gedrag begrijpelijk en voorspelbaar Gedrag wordt niet gestuurd door de objectieve werkelijkheid, maar door mentale toestanden zoals gedachten, wensen, intenties, voorkeuren, emoties.
Voorlopers van Theory of Mind: gedeelde aandacht, imitatie it ti en simulatie
Vanaf 3 tot 4 jaar: Theory of Mind-kennis Hoe meten we deze kennis? False Belief Taak (meest gangbaar) Begrip van mentale toestanden Aandacht voor mentale toestanden
Huidig onderzoek Wetenschap en praktijk: Focus op Theory of Mind kennis Normaal intelligente kinderen met Autisme Spectrum Stoornis (>10 jaar): slagen op false belief taken, praten over mentale toestanden, tonen ook begrip Asymmetrie kennis en vaardigheden: Tonen basale sociaal/emotionele inzichten Toch vaak problemen in dagelijks leven
Centrale vraag Als ze het kunnen, waarom doen ze het dan niet? Waarom gebruiken kinderen met HFASS hun sociaal emotionele vermogens zo weinig in de praktijk? Motivatie? Duidelijkheid? Andere knelpunten?
Drie onderzoeken: 1.Theory of Mind gebruik bij kinderen (7-12 jaar) 2. Aandacht voor emoties bij kinderen (7-13 jaar) 3. Theory of Mind gebruik bij jongeren (10-17 jaar)
Onderzoek 1. Theory of Mind gebruik bij kinderen* *Begeer, S., Rieffe, e, C., Meerum Terwogt, M. & Stockmann, L. (2003). Theory of Mind based action in children from the autistic spectrum. Journal of Autism and Developmental Disorders, 33, 479-487.
Theory of Mind problemen in kinderen met ASS Jaren 80: klassieke bevinding uitval van kinderen met ASS op false belief taak Bepalend voor onderzoek laatste t 20 jaar Maar normaal intelligente kinderen met ASS bleken wel te slagen voor de false belief taak.
Theory of Mind gebruik Kind krijgt 2 eenvoudige taakjes, 1 taakje wordt beloond Sabotage beide taakjes door medewerker Vraag: Hoe snel wordt false belief proefleider gecorrigeerd?
Resultaten Controle kinderen altijd snelle reactie Pddnos sneller bij beloonde taak Kinderen met ASS geen effect Beloning Geen Beloning Controle PddNOS Autistisch
Conclusie: Kinderen uit ithet tass spectrum gebruiken ToM kennis minder adequaat dan controle kinderen Beloning beïnvloedt gebruik ToM kennis bij kinderen met PDDNOS
Onderzoek 2. Aandacht voor emoties* *Begeer, S., Rieffe, C., Meerum Terwogt, M. & Stockmann, L. egee, S, e e, C, ee u e ogt, & Stoc a, (2006). Attention to facial emotion expressions in children with autism. Autism, 10 (1), 37-51.
Aandacht voor emoties ASS: gebrek aandacht voor emotionele uitdrukkingen HFASS: tegenstrijdige bevindingen, wel herkenning, maar minder aandacht Vraagstelling: missen HFASS inzicht in de Vraagstelling: missen HFASS inzicht in de sociale relevantie van emoties?
Aandacht voor emotionele gezichtsuitdrukkingen itd Kinderen werden gevraagd foto s te sorteren Neutrale conditie: basis aandacht voor emoties Gestuurde conditie: aandacht voor emoties als dit relevante informatie is
Welke twee foto s horen het meest bij elkaar?
Resultaten Gemiddelde selectie op emotionele expressie 2 1 neutrale conditie* 0 controle autisme
Welke twee zou je het liefst als meester willen hebben?
Resultaten Gemiddelde selectie op emotionele expressie 2 1 Neutrale conditie* Meester? 0 controle autisme
Conclusie Minder spontane aandacht voor emoties Maar als context duidelijk wordt, gelijke aandacht als controle groep Aandacht off-line?
Onderzoek 3 Theory of Mind gebruik bij jongeren met HFASS Onderzoek in uitvoering
Theory of Mind gebruik
Huidig experiment Gebruik van Theory of Mind tijdens een directe interactie ti met een ander persoon (Keysar et al. (2003), Cognition) Doel is niet om te bepalen of jongere Theory of Mind kennis heeft (weet dat ander een eigen perspectief heeft), maar of deze kennis ook gebruikt wordt
Procedure Twee proefpersonen (waarvan 1 medewerker) Benoem alle objecten, oefen rol van opdrachtgever of uitvoerder Opdrachtgever ziet niet wat er achter afgesloten vakjes ligt
Opdrachtgever gebruikt dit schema om voorwerpen te noemen die verplaatst moeten worden
Procedure Sommige opdrachten verwijzen naar twee voorwerpen (b.v. Knoop verwijst naar touw of broekknoop) Een van deze twee voorwerpen ligt steeds achter een afgesloten vakje Totaal 64 opdrachten, waarvan 18 ambigue opdrachten (verwijzend naar twee voorwerpen)
Uitvoerder s perspectief (proefpersoon) Opdrachtgever s perspectief (medewerker)
Vragen en verwachtingen Gebruiken HFASS jongeren Theory of Mind bij werkelijke interacties? Verwachtingen: HFASS meer egocentrische fouten Langzamer
Reactie tijden en fouten Geen verschil in reactietijden Niet-ambigue opdrachten: geen fouten bij autisme en controle groep Ambigue opdrachten: Egocentrische fout bij 41% van de ASS groep Maar ook bij 36% of controle groep! (~7 van de 18 voorwerpen)
Conclusie HFASS en controle jongeren gebruiken Theory of Mind in zelfde mate (zelfde fouten en reactietijd) Normaal ontwikkelende jongeren: 36% fouten! Hebben zij dan geen Theory of Mind? Egocentrisme? Vertekening door kennis realiteit?
Aanvullend onderzoek: Autisme en Asperger versus PDDNOS Analyses van opmerkingen Tijdsdruk opvoeren
Algemene conclusie Autisme: Interne (motivatie) en externe (duidelijkheid context) factoren bepalen gebruik van sociaal emotionele vermogens Sociale en emotionele competentie bij autisme eerder afwijkend dan afwezig Begrip en gedrag g vaak discrepant Normale ontwikkeling: Ook volwassenen zonder autisme gebruiken hun sociale vermogens slechts beperkt Theory of Mind is geen automatisch vermogen
Discussie punten Sociale en emotionele competentie van kinderen met autisme is misschien afwijkend, maar zeker niet afwezig. Sociaal emotioneel begrip en gedrag hangen niet samen bij kinderen met autisme. Autisten hebben juist een Theory of Mind. De term Theory of Mind dient afgeschaft te worden. Autisten zijn goede gedragswetenschappers.
DSN-IV (The Diagnostic and Statistical Manual of 'Normal' Disorders): 666.00 Neurotypic Disorder A. Qualitative impairment in independent social interaction as manifested by the following: (1) marked delusional sense of awareness of the existence or feelings of others (2) extreme or abnormal seeking of comfort at times of distress (3) constant or mindless imitation (4) constant or excessive social play B. Qualitative impairment in verbal and nonverbal communication, and in imaginative activity, as manifested by the following: (1) blatent overuse of all modes of communication (2) markedly abnormal nonverbal communication (3) excessive imaginative irrelevant activity C. Markedly restricted repertoire of activities and interests, as manifested by the following: (1) inability or lack of understanding for or interest in stereotyped body movements (2) marked oblivion to changes in aspects of environment, e.g., when a vase is moved from usual position