KU LEUVEN FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID Academiejaar 2012-2013



Vergelijkbare documenten
PARTICIPATIE DOOR KINDEREN

Kinderrechten toepassen Aanknopingspunten en kritische reflecties

BELANG VAN DE MINDERJARIGE. Artikel 5

afhankelijk van hun wettelijke vertegenwoordigers en waardoor ze vaak niet zelf kunnen beslissen over de

vzw Steunpunt Jeugdhulp februari 2011 Het Decreet Rechtspositie minderjarigen in de VAPH-praktijk

BELEIDSPARTICIPATIE DOOR EEN KINDERRECHTENBRIL

VLAAMSE OUDERENRAAD Advies 2015/6 naar aanleiding van de aanbeveling van de Raad van Europa over de rechten van ouderen

Open Forum. Kinderrechteneducatie. 25 februari 2005

TYPES INSTRUMENTEN OVERZICHT

Bijzonder procesdoel 3: ontdekken van mensenrechten

DEEL 1. KINDERRECHTEN: INSTRUMENTEN EN RECHTEN

SUPPORTED BY THE RIGHTS, EQUALITY AND CITIZENSHIP (REC) PROGRAMME OF THE EUROPEAN UNION

Het VN Verdrag inzake de Rechten van Personen met een handicap FOD Sociale Zekerheid Vereniging voor de Verenigde Naties 4 december 2013

Eindtermen van de tweede en de derde graad van het gewoon secundair onderwijs. Advies aan de Commissie voor Onderwijs, Vorming en Wetenschapsbeleid.

BELEIDSPARTICIPATIE DOOR EEN KINDERRECHTENBRIL

De betekenis van Kinderrechten voor. HCA Oost-Vlaanderen

Van gunsten naar rechten voor leerlingen met beperkingen. Het VN-Verdrag over de rechten van personen met een handicap en onderwijs

KINDERRECHTEN IN ONTWIKKELINGS- SAMENWERKING BTC INFOCYCLUS

Kinderen en scheidingsdeskundigen: Kinderen toegelaten?

452 ( ) Nr juli 2015 ( ) ingediend op. Ontwerp van decreet

KINDERRECHTEN IN BELGIË

Inhoud. Hoofdstuk 1. De institutionalisering van het ingrijpen in opvoeding in de. Hoofdstuk 2. Sociale opvoeding in het regime van de Wet op de

KINDERRECHTEN IN UW KLAS?

KINDERRECHTEN ALS KAPSTOK VOOR KINDVRIENDELIJK BELEID

Gerechtelijke Jeugdbijstand in hoogdringende gevallen. Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen.

UNICEF België vraagt...

VN-klachtenprocedure voor kinderrechten

PARITAIRE PARLEMENTAIRE VERGADERING ACS- EU

HANDVEST VAN DE VOEDSELHULP

EUROPEES PARLEMENT. Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken. 20 juni 2003 PE /6-24 AMENDEMENTEN 6-24

Startmoment traject Jeugdwerk in de Stad, 27 september Didier Reynaert Lector sociaal werk, HoGent Gastlector kinderrechten, Odisee

Kaderconventie van de Raad van Europa over de bijdrage van cultureel erfgoed aan de samenleving, opgemaakt in Faro op 27 oktober 2005

Embargo tot de datum waarop deze toespraak wordt gehouden / toetsen aan deze datum

De (herziene) Europese Overeenkomst inzake adoptie van kinderen

Wie komt in aanmerking voor de award

Participatie: verrassen en geraakt worden

KINDERRECHTEN IN BELGIË

Het VN-Verdrag inzake de Rechten van het Kind

Intersectorale vorming DRP. Inspraak en participatie Vrij besteedbaar bedrag Menswaardige behandeling Klachtrecht

NGO s, het Kinderrechtenverdrag en het VN Comité. Jaap E. Doek. 1. Inleiding

Adviesorgaan van de Nationale Commissie voor de Rechten van het Kind

EUROPESE COMMISSIE TEGEN RACISME EN INTOLERANTIE

Kinderrechten- en ontwikkelingseducatie voor uw toekomstige leerkrachten!

Centra voor Integrale Gezinszorg

VRIJHEDEN EN VRIJHEIDSBENEMING. Mensenrechten van gedetineerden

Kind aan het woord. 21 april Marjon ten Velden MSc OT. Opleiding Ergotherapie Faculteit Gezondheid HvA

BEKWAAMHEID VAN DE MINDERJARIGE. Artikel 4

Kinderopvang: dienstencheques bieden geen garantie voor kwaliteitsvolle opvang

Kinderrechten in ontwikkelingssamenwerkin

Voorstelling jaarverslag Kinderrechtencommissariaat

VLAAMSE OUDERENRAAD Advies 2011/2 over de aanpassing van het Decreet ouderenbeleidsparticipatie

Beroepsgeheim in de drughulpverlening

De sociale plattegrond

DE KINDEROMBUDSMAN PRESENTEERT EERSTE NEDERLANDSE KINDERRECHTENMONITOR: GROTE ZORGEN OVER HALF MILJOEN KINDEREN

De gemeenteraad. Ontwerpbesluit. Onderwerp: Beginselverklaring neutraliteit van het stedelijk en gemeentelijk onderwijs - Goedkeuring

Ruimtelijke Ordening en Minderjarigen. Commissie voor Leefmilieu, Natuurbehoud en Ruimtelijke Ordening

VR DOC.0432/1

Ratificatie VN-verdrag 2006a

3. Inspraak - Participatie aan het beleid

INHOUD. WOORD VOORAF... v. VOORWOORD... vii. AFKORTINGEN... xi. LIJST VAN RELEVANTE WETGEVING... xiii DEEL I. EVOLUTIE... 1

VERKLARING OMTRENT MENSENRECHTENBELEID VAN UNILEVER

What Do You Think? Dat denken wij ervan: kinderen en jongeren op de vlucht praten over hun rechten

Ontwerp van Decreet betreffende het onderwijs XIII, Parl.St. Vlaams Parlement, , nr. 729

Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent. Academiejaar HET HOREN VAN KINDEREN. Masterproef van de opleiding Master in de rechten

TRACTATENBLAD VAN HET

BEGINSELEN VAN EUROPEES FAMILIERECHT BETREFFENDE OUDERLIJKE VERANTWOORDELIJKHEID

Integrale Jeugdhulpverlening: een nieuw plan in de maak

8763/19 jwe/gra/sp 1 TREE.1.B

Ver van mijn bed of toch niet? Het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap

DE SAMENWERKING TUSSEN KINDERRECHTENJURISTEN EN (ORTHO)PEDAGOGEN

Hoe kan de ontwikkeling van ervaringswerk en -kennis een participatieve jeugdhulp versterken?

1 Aanbevolen artikel

VR DOC.0952/2BIS

Actieplan Kinderrechten SINT MAARTEN

Kinderarmoede en opvoedingsondersteuning. Prof. Dr. Rudi Roose Universiteit Gent Vakgroep Sociaal Werk en Sociale Pedagogiek Senaat - 6 juli 2015

Thema KINDERRECHTEN EN PARTICIPATIE EXTRA INFO. Kinderrechten in een notendop.

Een statuut voor pleegouders. april 2017

Beroepsgeheim Ontwerp tot wijziging van artikel 458bis van het Strafwetboek

obs Jaarfke Torum CL Scheemda Postbus ZH Scheemda

Deel I Het principe: spreekrecht, ook voor ambtenaren 19

Voorstel van resolutie. betreffende een meer doeltreffende preventie van vrouwelijke genitale verminking in Vlaanderen

waardigheid participatie gelijke rechten solidariteit individuele vrijheid

Verzoekschrift over de pleegzorg van kinderen met een handicap

Afstemming Decreet Bijzondere Jeugdbijstand Decreet Rechtspositie

RECHT OP PRIVACY. Artikel 25

PRAKTIJK MANAGER. Mr Jolanda J.A. van Boven. VAN BOVEN Juridisch Adviesbureau Arnhem

NAAR EEN VITALE SAMENWERKING tussen KINDEROPVANG en LOKAAL BESTUUR

Staten-Generaal Opvang en Vrije tijd van schoolkinderen. Docentendag Pedagogie Jonge Kind 12 september 2014

Kinder- en Jongerentelefoon. Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen.

INHOUD. Inleiding Totstandkoming van het Verdrag Doorwerking van de rechten van het IVRPH... 5

22 VN STANDAARD REGELS

Organisatie van opvang en vrijetijdsbesteding van schoolkinderen [1]

EVRM, minderjarigheid en ouderlijk gezag

Preventie: de meerwaarde van een mensenrechtenperspectief

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 15 januari 2002 (OR. en) 14759/01 JEUN 67 SOC 510

Bijlage 2: tijdslijn kinderrechten

ILO-VERKLARING BETREFFENDE DE FUNDAMENTELE PRINCIPES EN RECHTEN OP HET WERK

Rapport (verkort) Naar aanleiding van de feitelijke uithuisplaatsing van een zesjarige jongen.

december 2014 Informatiekaart VN-verdrag TransitieBureau Wmo

Advies IS - Irak. Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law. Postbus BA Amsterdam T

Transcriptie:

KU LEUVEN FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID Academiejaar 2012-2013 PARTICIPATIERECHTEN VAN KINDEREN EN JONGEREN BINNEN DE BIJZONDERE JEUGDBIJSTAND: OP ZOEK NAAR BETEKENIS EN VORMGEVING Promotor: Prof. Dr. J. PUT Begeleidster: S. HESPEL Masterscriptie, ingediend door Sarah PLASSCHAERT bij het eindexamen voor de graad van MASTER IN DE RECHTEN

KU LEUVEN FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID Academiejaar 2012-2013 PARTICIPATIERECHTEN VAN KINDEREN EN JONGEREN BINNEN DE BIJZONDERE JEUGDBIJSTAND: OP ZOEK NAAR BETEKENIS EN VORMGEVING Promotor: Prof. Dr. J. PUT Begeleidster: S. HESPEL Masterscriptie, ingediend door Sarah PLASSCHAERT bij het eindexamen voor de graad van MASTER IN DE RECHTEN

SAMENVATTING Sinds onder meer het ontstaan van het Kinderrechtenverdrag in 1989 is er sprake van een toenemende aandacht voor kinderrechten en hebben deze rechten terecht steeds meer aan belang gewonnen. Binnen deze groep rechten bevinden zich de participatierechten van kinderen en jongeren. Het gaat om die rechten die minderjarigen erkennen in hun autonomie om zelf bepaalde handelingen te stellen en deel te nemen aan de besluitvorming over zaken die de eigen leefsituatie en die van de gemeenschap betreffen. 1 Eveneens binnen de context van de jeugdhulpverlening is het streven naar participatie van kinderen en jongeren onmisbaar. Onderstaande uiteenzetting legt de focus op de betekenis en vormgeving van participatierechten van kinderen en jongeren binnen de sector van de Vlaamse bijzondere jeugdbijstand. Naast een weergave van het juridisch kader waarbinnen deze rechten zich afspelen, wordt op zoek gegaan naar de betekenis van het concept participatie, met het oog op het streven naar een succesvolle implementatie van participatierechten voor kinderen en jongeren in de praktijk van de Vlaamse bijzondere jeugdbijstand. 1 E.VERHELLEN, Verdrag inzake de rechten van het kind. Achtergronden, motieven,strategieën en hoofdlijnen, Leuven-Apeldoorn, Garant, 1997, 98.

INHOUDSOPGAVE LIJST VAN AFKORTINGEN IV INLEIDING, PROBLEEMSTELLING EN ONDERZOEKSVRAGEN 1 LITERATUURSTUDIE EN JURIDISCHE ANALYSE 5 TER INLEIDING EEN RECHT OP PARTICIPATIE VOOR KINDEREN 5 EN JONGEREN 5 HOOFDSTUK 1 PARTICIPATIERECHTEN ALS GRONDRECHTEN VOOR KINDEREN EN JONGEREN 7 1. Algemene juridische instrumenten betreffende participatierechten van kinderen en jongeren 7 1. Participatierechten in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind 7 1.1. Situering en toezicht 7 1.2. Comprehensiviteit 9 1.3. Artikel 12 IVRK als sleutelartikel 10 1.3.1. VERZEKEREN 11 1.3.2. IN STAAT ZIJN EEN EIGEN MENING TE VORMEN 11 1.3.3. HET RECHT DIE MENING VRIJELIJK TE UITEN 12 1.3.4. ALLE AANGELEGENHEDEN DIE HET KIND BETREFFEN 12 1.3.5. AAN DE MENING WORDT EEN PASSEND BELANG GEHECHT 13 1.3.6. IN OVEREENSTEMMING MET LEEFTIJD EN RIJPHEID 13 2. Algemene commentaren, aanbevelingen en richtlijnen rond kinderparticipatie 14 2.1. Het recht van kinderen en jongeren om gehoord te worden 14 2.2. De betrokkenheid van kinderen bij beslissingen 15 2.3. Kinderen beschermen en actief laten participeren 16 2.4. Participatie van minderjarigen 16 2.5. Promoten van participatie van kinderen en jongeren in scholen, het gezin en het sociale leven 17 2.6. Bescherming welzijn kinderen zonder ouderlijke zorg 18 3. De participatierechten van het kind in de Belgische rechtsorde 18 3.1. Artikel 22 bis Grondwet 18 3.2. De implementatie van het Kinderrechtenverdrag in de Belgische rechtsorde 20 2. Toepasselijkheid binnen de context van de Vlaamse bijzondere jeugdbijstand? Bij wijze van besluit. 20 HOOFDSTUK 2 PARTICIPATIERECHTEN VAN KINDEREN EN JONGEREN BINNEN DE BIJZONDERE JEUGDBIJSTAND 22 1. De sector van de Vlaamse bijzondere jeugdbijstand: een beknopte kennismaking 23 2. Rechtshistorische ontwikkelingen in de richting van kinderparticipatie 25 1. Ouders participeren, kinderen niet 25 2. Een evolutie naar kinderparticipatie binnen de bijzondere jeugdbijstand 26 3. Twee Vlaamse decreten in de richting van kinderparticipatie 28 1. IVRK als hoeksteen 28 2. Decreet Integrale Jeugdhulp 29 3. Decreet Rechtspositie Minderjarige 29 3.1. Algemeen 29 3.2. Concrete artikelen met betrekking tot participatie van de minderjarige 31 I

3.2.1. GEÏNFORMEERD INSTEMMEN MET OF WEIGEREN VAN JEUGDHULP, VRIJE KEUZE VAN JEUGDHULPAANBIEDER EN HET RECHT OM DE INTERVENTIE VAN EEN BEPAALDE JEUGDHULPVERLENER TE WEIGEREN (artt. 8-10 DRM) 31 3.2.2. RECHT OP INSPRAAK EN PARTICIPATIE VAN DE MINDERJARIGE (artt. 16-19 DRM) 33 A. Inspraak en participatie op individueel niveau 33 B. Inspraak en participatie op collectief niveau 34 3.3. Geen definiëring van het begrip kinderparticipatie 34 3. Het Decreet Rechtspositie Minderjarige en het Decreet betreffende de Integrale Jeugdhulp: een meerwaarde voor participatie(rechten) van minderjarigen binnen de bijzondere jeugdbijstand? 35 HOOFDSTUK 3 HET BEGRIP KINDERPARTICIPATIE 38 CONCEPTEN EN TYPOLOGIEËN 38 1. Conceptuele onduidelijkheid 38 1. Geen éénduidige definiëring 38 2. Een poging tot definiëring 39 3. Mogelijke indelingen van participatie 41 3.1. Actief-passief 41 3.2. Formeel-informeel 42 3.3. Intern-extern 42 3.4. Handelingsprincipe-beleidsprincipe 42 3.5. Rechtstreeks-gemedieerd 43 2. Verscheidene typologieën van kinderparticipatie 43 1. ARNSTEIN ladder of citizen participation (1969) 43 2. HART - ladder of child participation (1992) 45 3. TRESEDER Degrees of participation (1997) 48 4. SHIER Pathways to participation (2001) 49 5. UNICEF Strategic approach to participation (2001) 50 6. SHIER et al. Yingyang model of youth participation (2012) 51 7. HERBOTS en PUT The participation disc (in publicatieproces) 53 7.1. Doel 53 7.1.1. PARTICIPATIE ALS MIDDEL OM EEN ANDER DOEL TE BEREIKEN 53 7.1.2. PARTICIPATIE ALS DOEL OP ZICH 54 7.1.3. EEN CONTINUÜM 54 7.2. Context 55 7.2.1. SOCIALE OMGEVING 55 7.2.2. ONDERWERP 56 7.3. Betrokken actoren 56 7.4. Wijze 56 3. Toegepast op de bijzondere jeugdzorg: een mogelijke conclusie 57 HOOFDSTUK 4 EEN TYPOLOGIE VAN KINDERPARTICIPATIE SPECIFIEK VOOR DE BIJZONDERE JEUGDBIJSTAND? 59 1. Vooruitgangsperspectief 59 2. Aandachtspunten voor implementatie? 60 1. Visie 60 2. Over alle niveaus heen 62 2.1. Niveau beleidsontwikkeling 63 2.1.1. PARTICIPATIE ALS BELEIDSPRINCIPE 63 2.1.2. PARTICIPATIE ALS BURGERSCHAPSRECHT 64 2.2. Niveau hulpverleningspraxis 64 II

2.2.1. INDIVIDUELE RELATIE TUSSEN MINDERJARIGE EN HULPVERLENER 64 2.2.2. PARTICIPATIE VAN MINDERJARIGEN OP VOORZIENINGENNIVEAU 65 2.2.3. TRAININGEN EN VORMINGEN TER ONDERSTEUNING 66 3. Dialoog 67 4. Kennis, begrijpen en duidelijkheid 68 5. Communicatief proces en open houding 69 6. Kansen, mogelijkheden, ontwikkeling 69 7. Steun 71 3. Besluit: kinderparticipatie als maatwerk 71 HOOFDSTUK 5 KINDERPARTICIPATIE IN DE PRAKTIJK VAN DE BIJZONDERE JEUGDBIJSTAND: INSPECTIERESULTATEN EN PRAKTIJKVOORBEELDEN 73 1. Participatierechten binnen de bijzondere jeugdbijstand: resultaten inspectieronde Decreet Rechtspositie Minderjarige 73 1. Algemene bevindingen rechtspositie minderjarigen 75 2. Bevindingen betreffende inspraak en participatie van minderjarigen 76 2.1. Resultaten inspraak in de hulpverlening 76 2.2. Resultaten inspraak in de werking 78 2. Participatierechten binnen de bijzondere jeugdbijstand: praktijkvoorbeelden 79 1. Thuisbegeleidingsdienst Vzw Amber 80 1.1. Voorstelling 80 1.2. Aandacht voor kinderparticipatie 80 1.2.1. WEBSITE VZW AMBER 80 1.2.2. BELEIDSDOCUMENT PARTICIPATIE 81 1.2.3. FOLDER DECREET RECHTSPOSITIE MINDERJARIGE VOOR JONGEREN 83 2. Begeleidingstehuis Ter Reie 85 2.1. Voorstelling 85 2.2. Documenten participatie 86 3. Multifunctioneel centrum Ivo Cornelis 87 3.1 Voorstelling 87 3.2. Praktische wegwijzer bij het Decreet Rechtspositie Minderjarige 87 3. Besluit 88 BESLUIT 89 BIBLIOGRAFIE 95 III

LIJST VAN AFKORTINGEN CRK Comité voor de Rechten van het Kind DRM Decreet Rechtspositie Minderjarige IJH Integrale Jeugdhulp IVRK Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind MOF als Misdrijf Omschreven Feit NGO Niet-Gouvernementele Organisatie OSBJ OndersteuningsStructuur Bijzondere Jeugdbijstand PACE Parliamentary Assembly Council of Europe / Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa POS Problematische OpvoedingsSituatie UNICEF United Nations International Childrens Emergency Fund IV

INLEIDING, PROBLEEMSTELLING EN ONDERZOEKSVRAGEN 1. In het kader van het thema kinderrechten is een grote rol weggelegd voor de participatierechten van kinderen en jongeren. Alle mensen hebben het recht om hun mening te uiten bij en mee te werken aan het maken van beslissingen die een invloed hebben op hun levens en kinderen en jongeren zijn ook mensen. 2 Participatie en participatierechten kunnen zich afspelen binnen talrijke contexten en op allerlei verschillende domeinen. Zo kan het bijvoorbeeld gaan om individuele beslissingen omtrent de verblijfsregeling voor een kind na een echtscheiding, schoolreglementen, wetgeving betreffende de minimumleeftijd voor het verrichten van arbeid, de rol van kinderen in de media, etc. Kinderen hebben het recht om hun bezorgdheden hieromtrent te uiten, deel te nemen aan beleidsontwikkelingen en serieus genomen te worden. 3 2. Participatierechten van kinderen en jongeren komen ook aan bod binnen de context van de jeugdhulpverlening. Vermits de jeugdhulpverlening gekenmerkt wordt door een paradoxaal karakter - mensen worden namelijk afhankelijk gemaakt om ze te ondersteunen in hun autonomie - zijn participatie en participatierechten binnen dit kader van cruciaal belang. 4 Het streefdoel is dan ook te komen tot een meer participatieve en emancipatorische jeugdhulpverlening. 5 Participatie van kinderen en jongeren, onder meer binnen de hulpverleningscontext, draagt bij tot de persoonlijke ontwikkeling van deze jongeren en zorgt idealiter voor een meer democratische samenleving. 3. Hoewel het grote belang van participatie niet ontkend kan worden, rijzen er verscheidene fundamentele vragen in dit verband. Meer concreet wordt in onderstaande scriptie een analyse gemaakt van participatierechten binnen de sector van de Vlaamse bijzondere jeugdbijstand. Er wordt naar een antwoord gezocht op de vraag wat verstaan kan worden 2 G. LANSDOWN, Promoting children s participation in democratic decision-making, Florence, Innocenti Research Centre, UNICEF, 2001, 7. 3 G. LANSDOWN, Promoting children s participation in democratic decision-making, Florence, Innocenti Research Centre, UNICEF, 2001, 7. 4 R. ROOSE, De bijzondere jeugdbijstand als opvoeder, Gent, Academia Press, 2006, 162. 5 R. ROOSE, Participatieve hulpverlening: bron of fata morgana?, Gent, Universiteit Gent, 2005, 1. 1

onder kinderparticipatie binnen de context van de bijzondere jeugdbijstand en hoe hier in praktijk vorm aan kan worden gegeven. 4. Onderstaande analyse bevat geen eigen empirisch onderzoek maar bestaat uit een uitgebreid literatuuronderzoek dat opgebouwd wordt aan de hand van vier onderzoeksvragen. Aan de studie van en het antwoord op elke onderzoeksvraag zal telkens een apart hoofdstuk gewijd worden, binnen het onderdeel literatuurstudie en juridische analyse. Vermits het thema van deze studie zowel een juridisch als een hulpverlenend luik bevat, is het onvermijdelijk om naast het gebruiken van juridische literatuur, eveneens nietjuridische literatuur te raadplegen. Kinderrechten binnen de hulpverleningssector kunnen namelijk bekeken worden vanuit een pedagogisch, psychologisch en sociologisch perspectief, maar mogelijk ook vanuit andere takken. Zonder de juridische component uit het oog te verliezen, worden de onderzoeksvragen bijgevolg beantwoord vanuit een multidisciplinair perspectief. 5. Het eerste hoofdstuk, participatierechten als grondrechten voor kinderen en jongeren, schept een juridisch kader door het aanstippen van de belangrijkste juridische instrumenten die algemeen van toepassing zijn op participatierechten van kinderen en jongeren. Het gaat voornamelijk om internationale instrumenten maar ook om participatierechten van kinderen en jongeren binnen de Belgische grondwet. Wat houden deze participatierechten juist in en zijn deze rechten al dan niet toepasselijk op de context van de Vlaamse bijzondere jeugdbijstand? 6. Hoofdstuk twee schetst eerst en vooral waaruit het concrete juridische kader voor kinderparticipatie binnen de Vlaamse bijzondere jeugdbijstand bestaat en hoe men hiertoe gekomen is. Dit kader wordt gevormd door de Vlaamse decreten inzake kinderparticipatie binnen de bijzondere jeugdbijstand. In een tweede luik komt vervolgens de vraag aan bod of deze wetgeving op zijn beurt een werkbaar kader vormt voor de implementatie van participatie(rechten) van kinderen en jongeren in de praktijk van de bijzondere jeugdbijstand. Een kader is werkbaar wanneer het voldoende concrete aanwijzingen bevat opdat het kan dienen als nuttig instrument ter implementatie van de theoretische 2

regelgeving binnen de specifieke eigen context die kenmerkend is voor de praktijk van de bijzondere jeugdbijstand. 6 7. Na de afbakening van het juridisch kader, wordt de focus in het derde hoofdstuk gelegd op het begrip kinderparticipatie: concepten en typologieën. Ten gevolge van de conceptuele onduidelijkheid van deze term, wordt teruggegrepen naar enkele typologieën en theoretische invullingen van het kinderparticipatiebegrip. Deze modellen dragen mogelijk bij tot de invulling van participatierechten van kinderen en jongeren opdat deze rechten, zoals beschreven in juridische instrumenten, in de praktijk van de bijzondere jeugdbijstand werkelijk tot uiting kunnen komen. Centraal binnen dit hoofdstuk staat enerzijds de vraag naar de betekenis van het concept kinderparticipatie en anderzijds de vraag naar het bestaan van theoretische modellen die in de wetenschappelijke literatuur tot uiting komen, als mogelijke basis voor de invulling van participatie van kinderen en jongeren in de praktijk. 8. Participatiemodellen en participatiemethoden dienen steeds ingepast te worden in de concrete context waarin de participatie van kinderen en jongeren wordt nagestreefd. In deze uiteenzetting wordt deze context gevormd door de eigenheid van de sector van de bijzondere jeugdbijstand. In het vierde hoofdstuk, getiteld een typologie van kinderparticipatie specifiek voor de bijzondere jeugdbijstand?, worden aandachtspunten geformuleerd die een handvat kunnen aanreiken voor het werken aan de implementatie van participatie(rechten) voor kinderen en jongeren binnen de specifieke werking van de bijzondere jeugdbijstand. De keuze van deze aandachtspunten is geïnspireerd door elementen die in de participatiemodellen, besproken in het derde hoofdstuk, tot uiting komen. 9. Tot slot, om te vermijden dat deze masterproef enkel een theoretische waarde bevat, wordt het laatste hoofdstuk, kinderparticipatie in de praktijk van de bijzondere jeugdbijstand: inspectieresultaten en praktijkvoorbeelden, toegevoegd. Ter illustratie worden eerst een aantal bevindingen uit een inspectierapport omtrent de rechtspositie van de minderjarigen in de praktijk beknopt weergegeven. Daarnaast worden enkele 6 Eigen definiëring. 3

praktijkvoorbeelden aangekaart. Het betreft documenten die vandaag gebruikt worden in de dagelijkse werking van Vlaamse voorzieningen binnen de bijzondere jeugdbijstand. Aan de hand van zowel de inspectieresultaten als de werkdocumenten, verwerft men een beter inzicht in de visie van de voorzieningen betreffende kinderparticipatie en in het belang dat hieraan gehecht wordt in de praktijk. 10. Het besluit bevat, naast een overkoepelend antwoord op de verschillende onderzoeksvragen, een beknopte reflectie over de eigen aanpak en over mogelijkheden en vragen voor verder onderzoek. Tot slot komen enkele kritische aanbevelingen voor de praktijk aan bod. 4

LITERATUURSTUDIE EN JURIDISCHE ANALYSE Young people are experts on being young people, regardless of what others think. - Barry Checkoway 7 - TER INLEIDING EEN RECHT OP PARTICIPATIE VOOR KINDEREN EN JONGEREN 11. Hoewel er reeds langer belangstelling bestaat voor het welzijn van kinderen en jongeren, wordt pas de laatste decennia gestreefd naar respect voor de menselijke waardigheid van kinderen in het kader van een pleidooi voor de eigenlijke rechten van het kind. 8 Er schuilt een specifieke betekenis in de term kinderrechten vermits hij betrekking heeft op de mensenrechten van min-18-jarigen. Het gaat om die rechten van kinderen die als zeer fundamenteel beschouwd worden omdat ze verband houden met het mens-zijn van kinderen. 9 Deze rechten zijn vaak van grote waarde gebleken om te komen tot sociale en maatschappelijke verandering en emancipatie. Het belang en potentieel van de uitwerking van een rechtspositie voor kinderen en jongeren kan bijgevolg niet onderschat worden. 10 12. Binnen deze groep rechten bevinden zich onder meer participatierechten. Het gaat om die rechten die minderjarigen erkennen in hun autonomie om zelf bepaalde handelingen te stellen en deel te nemen aan de besluitvorming over zaken die de eigen leefsituatie en die 7 Citaat uit B. CHECKOWAY, What is youth participation?, Children and Youth Services Review 33, 2011, 340-345. 8 E. VERHELLEN, Implementatie van kinderrechten: ook een academische verantwoordelijkheid, in W. VANDENHOLE (ed.), Kinderrechten als mensenrechten: een multidisciplinaire verkenning, Antwerpen, Intersentia, 2007, 1. 9 W. VANDENHOLE, De versterking van de rechtspositie van kinderen en de uitbouw van een kinderrechteninstrumentarium (1989-2009): van implementatie naar effectenbeoordeling?, in D. REYNAERT, R. ROOSE, W. VANDENHOLE EN K. VLIEGHE (eds.), Kinderrechten: springplank of struikelblok?, Antwerpen, Intersentia, 2011, 17. 10 W. VANDENHOLE, De versterking van de rechtspositie van kinderen en de uitbouw van een kinderrechteninstrumentarium (1989-2009): van implementatie naar effectenbeoordeling?, in D. REYNAERT, R. ROOSE, W. VANDENHOLE EN K. VLIEGHE (eds.), Kinderrechten: springplank of struikelblok?, Antwerpen, Intersentia, 2011, 18-19. 5

van de gemeenschap betreffen. 11 Minderjarigen hebben het recht om minstens hun mening weer te geven met betrekking tot zaken die hen rechtstreeks aangaan. Ondanks dit recht is er binnen de context van de jeugdhulpverlening sprake van grote verschillen tussen de sectoren betreffende de mate waarin de betekenisverlening van minderjarigen in rekening wordt gebracht. 12 13. Vertrekkende vanuit de visie van het kind als drager van rechten wordt in onderstaande uiteenzetting nagegaan wat participatie van kinderen en jongeren betekent en hoe dit vorm krijgt binnen de praktijk van de Vlaamse bijzondere jeugdbijstand. 11 E.VERHELLEN, Verdrag inzake de rechten van het kind. Achtergronden, motieven,strategieën en hoofdlijnen, Leuven-Apeldoorn, Garant, 1997, 98. 12 V. CARETTE, Een groeiproces naar structurele participatie. Participatie van minderjarigen en ouders aan beleidsontwikkeling inzake integrale jeugdhulpverlening, Brussel, Centrum voor Bevolkings- en Gezinsstudie, 2004, 16. 6

HOOFDSTUK 1 PARTICIPATIERECHTEN ALS GRONDRECHTEN VOOR KINDEREN EN JONGEREN 14. Een analyse rond participatierechten noodzaakt de weergave van het juridisch kader waarbinnen deze rechten hun grondslag vinden. Over de jaren heen werden verscheidene juridische instrumenten ontwikkeld waarin het belang van participatierechten voor kinderen en jongeren benadrukt wordt. In wat volgt, wordt stilgestaan bij enkele nationale en internationale juridische instrumenten die specifiek handelen over participatierechten van kinderen en jongeren. Men kan zich echter de vraag stellen naar wat deze participatierechten juist inhouden en of deze rechten al dan niet toepasselijk zijn op de context van de Vlaamse bijzondere jeugdbijstand. 1. Algemene juridische instrumenten betreffende participatierechten van kinderen en jongeren 1. Participatierechten in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind 1.1. Situering en toezicht 15. De evolutie van het kindbeeld in de maatschappij, samen met de beschouwing van het kind als volwaardige burger met eigen rechten, heeft haar hoogste uitdrukking gekregen in de totstandkoming van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind 13 (IVRK). 14 Het IVRK erkent minderjarigen niet louter als sociale actoren die op een autonome wijze betekenis geven aan hun leefomgeving, maar ook als subjecten van rechten. 15 Dit Kinderrechtenverdrag heeft er toe bijgedragen dat de inhoud en draagwijdte van kinderrechten vandaag de dag veel beter afgelijnd zijn. 16 Het werd unaniem aangenomen 13 Verdrag van 20 november 1989 inzake de rechten van het kind, BS 17 januari 1992. 14 J. PUT, Handboek Jeugdbeschermingsrecht, Brugge, Die Keure, 2010, 11 en 52. 15 V. CARETTE, Een groeiproces naar structurele participatie. Participatie van minderjarigen en ouders aan beleidsontwikkeling inzake integrale jeugdhulpverlening, Brussel, Centrum voor Bevolkings- en Gezinsstudie, 2004, 17. 16 K. HANSON, Participatierechten in het IVRK: een analytisch overzicht, TJK 2002/3, 100. 7

door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 20 november 1989 17. In België werd het verdrag goedgekeurd 18 in november 1991 en trad het effectief in werking op 15 januari 1992. 19 16. Het toezicht op de implementatie van het Kinderrechtenverdag wordt uitgeoefend door het Comité voor de Rechten van het Kind (CRK). 20 Dit Comité bestaat uit 18 onafhankelijke experts uit verschillende VN-lidstaten en komt minstens twee maal per jaar samen, telkens voor een periode van een drietal weken. 21 Het Comité beschikt in dit verband over verschillende technieken. Het kan toezicht uitoefenen via de landenrapporteringsprocedure. Verdragspartijen zijn verplicht om vijfjaarlijks een rapport in te dienen over de mate waarin de kinderrechten verwezenlijkt zijn. Dit regeringsrapport, dat steeds algemeen beschikbaar gesteld moet worden, wordt door het CRK besproken, in aanwezigheid van landsvertegenwoordigers. Op grond van deze besprekingen formuleert het Comité vervolgens slotopmerkingen of concluding observations, met daarin aandacht voor positieve ontwikkelingen, aandachtspunten en suggesties voor verbetering ten aanzien van het land in kwestie. 22 Naast deze concluding observations, maakt het Comité gezaghebbende interpretaties van bepalingen uit het Kinderrechtenverdrag die de implementatie ervan moeten bevorderen en die staten een leidraad bieden bij het nakomen van hun rapportageverplichtingen. Het gaat hier om algemene commentaren over specifieke thema s. 23 Tot slot vaardigt het CRK nog andere aanbevelingen uit, in de vorm van decisions van formele aard of handelend over inhoudelijke 17 J. PUT, Handboek Jeugdbeschermingsrecht, Brugge, Die Keure, 2010, 11 en 52. 18 De goedkeuringswetten voor de Gemeenschappen: Decreet 15 mei 1991 houdende goedkeuring van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind, aangenomen te New York op 20 november 1989, BS 13 juli 1991; Dekret vom 25 Juni 1991 zur Billigung des Übereinkommens vom 20 November 1989 über die Rechte des Kindes, BS 9 augustus 1991; Décret de 3 juillet 1991 portant approbation de la Convention relative aux droits de l enfant, adoptée à New York le 20 Novembre 1989, BS 5 september 1991. Federale goedkeuringswet: Wet van 25 november 1991 houdende goedkeuring van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind, aangenomen te New York op 20 november 1989, BS 17 januari 1992. 19 J. PUT, Handboek Jeugdbeschermingsrecht, Brugge, Die Keure, 2010, 52. 20 W. VANDENHOLE, Kinderrechten in universele en Europese mensenrechtenverdragen in W.VANDENHOLE (ed.), Kinderrechten in België, Antwerpen, Intersentia, 2008, 6. 21 J. PUT, Handboek Jeugdbeschermingsrecht, Brugge, Die Keure, 2010, 58. 22 W. VANDENHOLE, Kinderrechten in universele en Europese mensenrechtenverdragen in W. VANDENHOLE (ed.), Kinderrechten in België, Antwerpen, Intersentia, 2008, 6; J. PUT, Handboek Jeugdbeschermingsrecht, Brugge, Die Keure, 2010, 58. 23 W. VANDENHOLE, Kinderrechten in universele en Europese mensenrechtenverdragen in W. VANDENHOLE (ed.), Kinderrechten in België, Antwerpen, Intersentia, 2008, 6; J. PUT, Handboek Jeugdbeschermingsrecht, Brugge, Die Keure, 2010, 59. 8

aspecten. Daarnaast organiseert het CRK jaarlijks een discussiedag over een specifiek domein of thema, waaraan alle geïnteresseerden kunnen deelnemen om hierover te reflecteren. 24 1.2. Comprehensiviteit 17. Het Kinderrechtenverdrag bevat een uitgebreide catalogus aan kinder- en jongerenrechten op economisch, politiek, sociaal, cultureel, burgerrechtelijk en strafrechtelijk vlak. 25 Al deze rechten zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden in één comprehensief instrument en dienen bijgevolg als één geheel gelezen en uitgevoerd te worden. 26 De leidende principes van het IVRK worden weergegeven volgens de zogenaamde drie P s. 27 Een eerste P staat voor protection of het recht op bescherming. Het betreft hierbij de bijzondere beschermingsrechten die voortkomen uit de specifieke behoeften van kinderen en hen beschermen tegen de gevolgen van individuele én structureel kwetsende beslissingen van anderen. 28 Het gaat onder meer over het recht op leven, overleven en ontwikkeling 29 ; bescherming tegen mishandeling, verwaarlozing en exploitatie 30, kinderarbeid 31, foltering of andere wrede onmenselijke of onterende behandelingen of bestraffing 32 enz. 33 Vervolgens verwijst het element provision naar het recht op toegang tot bepaalde diensten en voorzieningen in hoofde van het kind, zoals 24 W. VANDENHOLE, Kinderrechten in universele en Europese mensenrechtenverdragen in W. VANDENHOLE (ed.), Kinderrechten in België, Antwerpen, Intersentia, 2008, 6; J. PUT, Handboek Jeugdbeschermingsrecht, Brugge, Die Keure, 2010, 60. 25 J. PUT, Handboek Jeugdbeschermingsrecht, Brugge, Die Keure, 2010, 53. 26 E. DESMET en J. PUT, Het Decreet Rechtspositie Minderjarigen: een internationaalrechtelijke toetsing, TJK 2011/2, 104; E. VERHELLEN, Een inleiding tot het Verdrag inzake de Rechten van het Kind in W. VANDENHOLE (ed.), Kinderrechten in België, Antwerpen, Intersentia, 2008, 29-30. 27 J. PUT, Handboek Jeugdbeschermingsrecht, Brugge, Die Keure, 2010, 54. 28 E. VERHELLEN, Een inleiding tot het Verdrag inzake de Rechten van het Kind in W. VANDENHOLE (ed.), Kinderrechten in België, Antwerpen, Intersentia, 2008, 31. 29 Art. 6 IVRK. 30 Art. 19 IVRK. 31 Art. 32 IVRK. 32 Art. 37 IVRK. 33 E. VERHELLEN, Een inleiding tot het Verdrag inzake de Rechten van het Kind in W. VANDENHOLE (ed.), Kinderrechten in België, Antwerpen, Intersentia, 2008, 31. 9

bijvoorbeeld het recht op gezondheidszorg 34, op sociale zekerheid 35 ; het recht op rust, spel en vrije tijd 36 ; het recht op onderwijs 37 enz. Het belangrijkste en meest vernieuwende aspect van het Kinderrechtenverdrag betreft echter participation of participatierechten. 38 Het Kinderrechtenverdrag heeft namelijk voor het eerst bepaald dat de deelname van minderjarigen aan de maatschappij tot één van de fundamentele rechten van minderjarigen behoort. 39 Het gaat hierbij onder meer over het recht op vrijheid van meningsuiting 40 ; het recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst 41 enz. Deze participatierechten getuigen van een visie waarbij het kind beschouwd wordt als een rechtssubject en waarbij het omgaan met het kind aanzien wordt als niet langer over het kind, maar, in de mate van het mogelijke, mét het kind. 42 1.3. Artikel 12 IVRK als sleutelartikel 18. 1. State parties shall assure to the child who is capable of forming his or her own views the right to express those views freely in all matters affecting the child, the views of the child being given due weight in accordance with the age and maturity of the child. 43 Wat participatierechten van kinderen en jongeren betreft, is voornamelijk artikel 12 IVRK, dat handelt over gewaardeerde vrije meningsuiting, hét sleutelartikel. Het verdrag erkent via dit artikel namelijk dat het kind een volwaardige mening heeft. 44 Het is de uiting van de idee dat kinderen het recht hebben op inbreng in beslissingsprocessen. 45 Artikel 12 IVRK, in 34 Art. 24 IVRK. 35 Art. 26 IVRK. 36 Art. 31 IVRK. 37 Art. 28 IVRK. 38 E. VERHELLEN, Een inleiding tot het Verdrag inzake de Rechten van het Kind in W. VANDENHOLE (ed.), Kinderrechten in België, Antwerpen, Intersentia, 2008, 31. 39 KINDERRECHTSWINKELS VZW, Aan de slag met het decreet rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp, 2006, deel 5, 3. 40 Art. 13 IVRK. 41 Art. 14 IVRK. 42 K. HERBOTS, E. ROEVENS EN J. PUT, Participatie van het kind in het gerechtelijk scheidingsproces: droombeeld of realiteit?, TJK 2012, afl. 1, 24; K. HERBOTS, E. ROEVENS EN J. PUT, Participatierechten van kinderen in scheidingssituaties. Visie en praktijk van scheidingsbemiddelaars, FJR 2011/111, 313. 43 Art. 12, paragraaf 1 IVRK. 44 E. VERHELLEN, Een inleiding tot het Verdrag inzake de Rechten van het Kind in W. VANDENHOLE (ed.), Kinderrechten in België, Antwerpen, Intersentia, 2008, 31-32. 45 J. CASHMORE, Promoting the participation of children and young people in care, Child Abuse and Neglect 26, 2002 838. 10

combinatie met artikel 3 IVRK inzake het belang van het kind draagt bij tot een andere positie van minderjarigen in de samenleving. Deze rechten benadrukken de status van kinderen en jongeren als individuen met fundamentele mensenrechten. 46 Artikel 12 IVRK zegt niet dat kinderen recht hebben op autonomie of dat kinderen het recht hebben om alle beslissingen te bepalen, los van de implicaties die deze met zich meebrengen. Het zegt ook niet dat de rechten van kinderen voorgaan op de rechten van hun ouders. Het gaat eerder om een uitdaging ten aanzien van de traditionele houding die inhoudt dat kinderen gezien moeten worden, maar niet gehoord. 47 1.3.1. VERZEKEREN 19. In artikel 12, paragraaf 1 staat te lezen dat de lidstaten die partij zijn het recht van het kind om zijn of haar eigen mening te vormen en te uiten, dienen te verzekeren. De term verzekeren is een juridisch begrip dat geen ruimte laat voor het oordeel van de verdragsstaten. De staten zijn bijgevolg verplicht tot het stellen van passende maatregelen opdat dit recht voor alle kinderen gerealiseerd wordt. 48 1.3.2. IN STAAT ZIJN EEN EIGEN MENING TE VORMEN 20. Verdragsstaten dienen de idee voorop te houden dat kinderen in de mogelijkheid zijn om hun eigen visie en mening te vormen. Er is in dit verband geen sprake van een leeftijdslimiet. Het Comité voor de Rechten van het Kind raadt de Staten dan ook af om leeftijdslimieten in te voeren die tot gevolg zouden hebben dat het recht van kinderen om gehoord te worden, in materies die hen aanbelangen, beperkt zou worden. 49 Jonge kinderen, kinderen die de taal niet machtig zijn en kinderen met beperkingen kunnen mogelijk moeilijkheden ondervinden bij het uiten van hun mening. Men kan hen hierin 46 R. HODGKIN EN P. NEWELL, Implementation Handbook for the Convention on the Rights of the Child, New York, UNICEF, 2002, 26; V. CARETTE, Een groeiproces naar structurele participatie. Participatie van minderjarigen en ouders aan beleidsontwikkeling inzake integrale jeugdhulpverlening, Brussel, Centrum voor Bevolkings- en Gezinsstudie, 2004, 17. 47 G. LANSDOWN, Promoting children s participation in democratic decision-making, Florence, Innocenti Research Centre, UNICEF, 2001, 2 48 COMITÉ VOOR DE RECHTEN VAN HET KIND, General Comment No. 12 (2009) The right of the child to be heard, 20 juli 2009, CRC/C/GC/12, 19. 49 COMITÉ VOOR DE RECHTEN VAN HET KIND, General Comment No. 12 (2009) The right of the child to be heard, 20 juli 2009, CRC/C/GC/12, 20-21. 11

begeleiden door middel van spel, schrijven, computer, gebarentaal, tekeningen, etc. 50 De volledige implementatie van artikel 12 IVRK veronderstelt namelijk ook de erkenning van en respect voor niet-verbale vormen van communicatie. 51 Opdat een kind de mogelijkheid heeft om zijn of haar mening te vormen, is het niet noodzakelijk dat het kind alle aspecten begrijpt van de concrete aangelegenheid waarover het gaat. Het kind dient te beschikken over voldoende inzicht om een eigen mening mogelijk te maken. 52 1.3.3. HET RECHT DIE MENING VRIJELIJK TE UITEN 21. Vermits het de taak van volwassenen is om te voorzien in de mogelijkheden voor kinderen om hun mening te kunnen uiten, rust er een verplichting op ouders, hulpverleners, politiekers, etc. om ervoor te zorgen dat kinderen gesteund worden en over de mogelijkheid beschikken om hun mening uit te brengen in materies die hen aanbelangen. 53 Zo moeten de kinderen onder meer geïnformeerd en ingelicht worden over de concrete materies, opties, beslissingen en de gevolgen hiervan. Dit recht op informatie is van essentieel belang vermits het dé vereiste is opdat kinderen een duidelijke beslissing kunnen nemen. 54 De term vrijelijk impliceert dat kinderen in de eerste plaats moeten kunnen kiezen of ze hun recht om gehoord te worden al dan niet wíllen uitoefenen én dat ze hun mening moeten kunnen uiten zonder dat ze onder druk gezet of gemanipuleerd worden. Daarnaast betekent het ook dat het kind het recht heeft om zijn eigen mening te uiten en zich niet moet vastklampen aan de meningen van anderen. 55 1.3.4. ALLE AANGELEGENHEDEN DIE HET KIND BETREFFEN 22. Het feit dat artikel 12 IVRK aanhaalt dat het recht om gehoord te worden mogelijk moet zijn aangaande alle aangelegenheden die het kind betreffen, moet ruim geïnterpreteerd 50 G. LANSDOWN, Promoting children s participation in democratic decision-making, Florence, Innocenti Research Centre, UNICEF, 2001, 2. 51 COMITÉ VOOR DE RECHTEN VAN HET KIND, General Comment No. 12 (2009) The right of the child to be heard, 20 juli 2009, CRC/C/GC/12, 21. 52 COMITÉ VOOR DE RECHTEN VAN HET KIND, General Comment No. 12 (2009) The right of the child to be heard, 20 juli 2009, CRC/C/GC/12, 21. 53 G. LANSDOWN, Promoting children s participation in democratic decision-making, Florence, Innocenti Research Centre, UNICEF, 2001, 2. 54 COMITÉ VOOR DE RECHTEN VAN HET KIND, General Comment No. 12 (2009) The right of the child to be heard, 20 juli 2009, CRC/C/GC/12, 25. 55 COMITÉ VOOR DE RECHTEN VAN HET KIND, General Comment No. 12 (2009) The right of the child to be heard, 20 juli 2009, CRC/C/GC/12, 22. 12

worden. 56 Het strekt zich uit over alle materies, handelingen en beslissingen die van invloed zijn op het leven van kinderen. Het gaat bijgevolg om verschillende contexten: familie, school, lokale verenigingen, nationaal politiek niveau, etc., maar ook om allerlei thema s. 57 Het CRK uit haar bezorgdheid over het feit dat kinderen het recht om gehoord te worden vaak ontzegd wordt, ook al is het kennelijk zo dat de materie in kwestie de kinderen beïnvloedt en zij in staat zijn hun mening te vormen hieromtrent. De verdragsstaten moeten steeds goed luisteren naar de meningen van kinderen opdat hun perspectief kan bijdragen tot de verbetering van oplossingen. 58 1.3.5. AAN DE MENING WORDT EEN PASSEND BELANG GEHECHT 23. Enkel luisteren naar kinderen is onvoldoende. Aan de mening van kinderen en jongeren dient voldoende aandacht en belang besteed te worden, zonder dat steeds voldaan moet worden aan alles wat kinderen zeggen. 59 1.3.6. IN OVEREENSTEMMING MET LEEFTIJD EN RIJPHEID 24. Het belang dat gehecht moet worden aan de meningen van kinderen houdt verband met de mate waarin ze de materies in kwestie begrijpen. Dit houdt echter niet in dat aan de mening van jongere kinderen automatisch minder belang gehecht moet worden. 60 Het niveau van begrijpen van kinderen hangt niet eenzijdig samen met hun biologische leeftijd. 61 De mogelijkheid van een kind om te begrijpen waarover het gaat, hangt ook af van de sociale context, het soort beslissing, de concrete levenservaring van het kind en de ondersteuning en informatie die het krijgt van volwassenen. 62 56 COMITÉ VOOR DE RECHTEN VAN HET KIND, General Comment No. 12 (2009) The right of the child to be heard, 20 juli 2009, CRC/C/GC/12, 26. 57 G. LANSDOWN, Promoting children s participation in democratic decision-making, Florence, Innocenti Research Centre, UNICEF, 2001, 2. 58 COMITÉ VOOR DE RECHTEN VAN HET KIND, General Comment No. 12 (2009) The right of the child to be heard, 20 juli 2009, CRC/C/GC/12, 27. 59 G. LANSDOWN, Promoting children s participation in democratic decision-making, Florence, Innocenti Research Centre, UNICEF, 2001, 2. 60 G. LANSDOWN, Promoting children s participation in democratic decision-making, Florence, Innocenti Research Centre, UNICEF, 2001, 2. 61 COMITÉ VOOR DE RECHTEN VAN HET KIND, General Comment No. 12 (2009) The right of the child to be heard, 20 juli 2009, CRC/C/GC/12, 29. 62 G. LANSDOWN, Promoting children s participation in democratic decision-making, Florence, Innocenti Research Centre, UNICEF, 2001, 3. 13

Wat rijpheid betreft, is het niet vanzelfsprekend hiervan een eenduidige definiëring te geven. In de context van artikel 12 IVRK gaat het om de mogelijkheid van een kind om zijn of haar mening te uiten over bepaalde zaken op een redelijke en zelfstandige wijze. Hoe groter de impact van bepaalde beslissingen op het leven van het kind, hoe groter de noodzaak aan een nauwkeurige beoordeling van de maturiteit of rijpheid van het kind. 63 2. Algemene commentaren, aanbevelingen en richtlijnen rond kinderparticipatie 25. Naast het bestaan van het Kinderrechtenverdrag werden eveneens verschillende andere instrumenten ontwikkeld die vermeldenswaardig zijn met betrekking tot participatierechten van kinderen en jongeren. 64 In wat volgt, worden enkele van deze instrumenten kort aangehaald. 2.1. Het recht van kinderen en jongeren om gehoord te worden 26. In 2009 werd door het Comité voor de Rechten van het Kind een algemene commentaar ontwikkeld, general comment no. 12 the right of the child to be heard, ter ondersteuning van de lidstaten bij de effectieve en doeltreffende implementatie van het belangrijke artikel 12 IVRK, met de nadruk op het recht van het kind om gehoord te worden. 65 Concreet stelt het Comité door middel van dit instrument volgende oogmerken centraal: (1) een toenemend begrip van de betekenis van artikel 12 IVRK en van de implicaties voor belanghebbenden, regeringen, NGO s en de maatschappij in zijn geheel; (2) de uitbreiding van het toepassingsgebied van wetgeving, beleid en praktijk opdat volledige implementatie van artikel 12 IVRK wordt bewerkstelligd; (3) het benadrukken van het positieve aspect van het uitvoeren van artikel 12 IVRK, in combinatie met de toezichtsfunctie van het Comité en, tot slot, (4) het (voor)stellen van eisen die ertoe leiden dat een passend belang gehecht 63 COMITÉ VOOR DE RECHTEN VAN HET KIND, General Comment No. 12 (2009) The right of the child to be heard, 20 juli 2009, CRC/C/GC/12, 30. 64 J. PUT, Handboek Jeugdbeschermingsrecht, Brugge, Die Keure, 2010, 66. 65 COMITÉ VOOR DE RECHTEN VAN HET KIND, General Comment No. 12 (2009) The right of the child to be heard, 20 juli 2009, CRC/C/GC/12, 8. 14

wordt aan de meningen van kinderen en jongeren betreffende alle materies die hen aanbelangen. 66 2.2. De betrokkenheid van kinderen bij beslissingen 27. Via aanbeveling 1864 67 nodigt de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa (PACE) het Comité van Ministers uit er bij lidstaten op aan te dringen hun wetgeving, beleid en praktijk inzake de betrokkenheid van kinderen bij beslissingen onder de loep te nemen, om ervoor te zorgen dat kinderen gehoord worden en serieus genomen worden. 68 De mening en ervaring van het kind dienen centraal te staan. Al diegenen die beslissingen nemen moeten dan ook de meningen, wensen en gevoelens van kinderen, waaronder eveneens zeer jonge kinderen, ernstig in overweging nemen. 69 Participatie moet mogelijk gemaakt worden bij beslissingen binnen alle verschillende contexten, vooral binnen het gezinsleven, de gezondheidszorg, adoptieaangelegenheden, het onderwijs, samenlevingskwesties en de toegang tot het rechtssysteem. 70 In het bijzonder wordt de focus door de PACE gelegd op volgende elementen: (1) het niet uit het oog verliezen van de specifieke behoeften van bijzonder kwetsbare groepen, waaronder kinderen met een beperking die verblijven in residentiële instellingen; (2) het opstarten van openbare educatieve programma s voor kinderen, ouders en al diegenen die betrokken zijn bij de besluitvorming die kinderen aanbelangt; (3) de uitroeiing van alle wetten en praktijken die kinderen als mensen denigreren, waaronder schadelijke wetgeving inzake lijfstraffen; (4) de herziening van leeftijdgerelateerde beperkingen inzake stemrecht en (5) de oprichting van een ombudsdienst voor kinderen. 71 66 COMITÉ VOOR DE RECHTEN VAN HET KIND, General Comment No. 12 (2009) The right of the child to be heard, 20 juli 2009, CRC/C/GC/12, 8. 67 PARLEMENTAIRE VERGADERING RAAD VAN EUROPA, Recommendation 1864 (2009) on promoting the participation by children in decisions affecting them, 13 maart 2009. 68 DATABANK KENNISCENTRUM KINDERRECHTEN, http://kekidatabank.be/index.php?lvl=categ_see&id=79&main=1 (consultatie 24 oktober 2012). 69 PARLEMENTAIRE VERGADERING RAAD VAN EUROPA, Recommendation 1864 (2009) on promoting the participation by children in decisions affecting them, 13 maart 2009, 5. 70 PARLEMENTAIRE VERGADERING RAAD VAN EUROPA, Recommendation 1864 (2009) on promoting the participation by children in decisions affecting them, 13 maart 2009, 7. 71 DATABANK KENNISCENTRUM KINDERRECHTEN, http://kekidatabank.be/index.php?lvl=categ_see&id=79&main=1 (consultatie 24 oktober 2012). 15

2.3. Kinderen beschermen en actief laten participeren 28. Aanbeveling CM/Rec(2009)5 72 werd gecreëerd door het Comité van Ministers van de Raad van Europa en vangt aan met volgende paragraaf: Protecting freedom of expression and human dignity in the information and communications environment by ensuring a coherent level of protection for minors against harmful content and developing children s media literacy skills is a priority for the Council of Europe. 73 Het Comité van Ministers moedigt de lidstaten aan om, in samenwerking met publiek-private actoren, strategieën te ontwikkelen en te bevorderen ter bescherming van kinderen tegen het stellen van mogelijk risicovolle gedragingen. Daarnaast moet werk gemaakt worden van de actieve participatie van kinderen en jongeren en moet een goed gebruik van nieuwe informatie en communicatie worden nagestreefd. 74 Concreet wordt hierbij de nadruk gelegd op volgende punten: (1) de creatie en vergemakkelijking van vertrouwensopbouwende omgevingen zodat kinderen het internet op een veilige wijze kunnen verkennen; (2) de ontwikkeling van een op mensenrechten gebaseerd pan-europees keurmerk om nieuwe en bestaande systemen van online inhoudetikettering aan te wenden, en (3) de bevordering van de mediageletterdheid van kinderen. 75 2.4. Participatie van minderjarigen 29. Recommendation CM/Rec(2012)2 76 benadrukt de noodzaak van de eigenlijke implementatie van bestaande bindende Europese en internationale instrumenten ter 72 COMITE VAN MINISTERS RAAD VAN EUROPA, Recommendation CM/Rec(2009)5 on measures to protect children against harmful content and behaviour and to promote their active participation in the new information and communications environment, 8 juli 2009. 73 COMITE VAN MINISTERS RAAD VAN EUROPA, Recommendation CM/Rec(2009)5 on measures to protect children against harmful content and behaviour and to promote their active participation in the new information and communications environment, 8 juli 2009, 1. 74 COMITE VAN MINISTERS RAAD VAN EUROPA, Recommendation CM/Rec(2009)5 on measures to protect children against harmful content and behaviour and to promote their active participation in the new information and communications environment, 8 juli 2009, 6. 75 DATABANK KENNISCENTRUM KINDERRECHTEN, http://kekidatabank.be/index.php?lvl=categ_see&id=79&main=1 (consultatie 24 oktober 2012). 76 COMITE VAN MINISTERS RAAD VAN EUROPA, Recommendation CM/Rec(2012)2 on the participation of children and young people under the age of 18, 28 maart 2012. 16

bescherming van kinderrechten. 77 Vertrekkende vanuit artikel 12 IVRK, beveelt het Comité van Ministers de regeringen van de lidstaten van de Raad van Europa aan om ervoor te zorgen dat kinderen en jongeren hun recht kunnen uitoefenen om gehoord te worden en om te participeren in besluitvorming omtrent alle zaken die hen aangaan. Aan hun mening dient hierbij een passend belang gehecht te worden in overeenstemming met hun leeftijd en rijpheid. 78 Verschillende beginselen en maatregelen worden vermeld met betrekking tot volgende thema s: het beschermen van het recht op participatie, het bevorderen van en informeren over participatie, en het creëren van ruimtes voor participatie. 79 2.5. Promoten van participatie van kinderen en jongeren in scholen, het gezin en het sociale leven 30. Recommendation No. R (98) 8 on children's participation in family and social life, daterend van 1998 en opgesteld door het Comité van Ministers van de Raad van Europa, beveelt overheden aan om de participatie van kinderen in scholen, in het gezin en in het sociale leven te promoten en te ondersteunen. 80 Lidstaten moeten barrières voor deze participatie identificeren en verwijderen volgens de principes en aanbevolen maatregelen in de appendix. Deze hebben betrekking op informatie, onderwijs, naschoolse activiteiten, verenigingen van kinderen, deelname aan het openbare leven, werk, opleiding, media, sociale cohesie, onderzoek, wettelijke kaders en de Europese samenwerking. 81 77 COMITE VAN MINISTERS RAAD VAN EUROPA, Recommendation CM/Rec(2012)2 on the participation of children and young people under the age of 18, 28 maart 2012, 1. 78 DATABANK KENNISCENTRUM KINDERRECHTEN, http://kekidatabank.be/index.php?lvl=categ_see&id=79&main=1 (consultatie 24 oktober 2012)..; COMITE VAN MINISTERS RAAD VAN EUROPA, Recommendation CM/Rec(2012)2 on the participation of children and young people under the age of 18, 28 maart 2012, 2-4. 79 DATABANK KENNISCENTRUM KINDERRECHTEN, http://kekidatabank.be/index.php?lvl=categ_see&id=79&main=1 (consultatie 24 oktober 2012). 80 COMITE VAN MINISTERS RAAD VAN EUROPA, Recommendation No. R (98) 8 on children's participation in family and social life, 19 september 1998, 47. 81 DATABANK KENNISCENTRUM KINDERRECHTEN, http://kekidatabank.be/index.php?lvl=categ_see&id=79&main=1 (consultatie 24 oktober 2012). 17

2.6. Bescherming welzijn kinderen zonder ouderlijke zorg 31. VN-richtlijn no. 64/142 82 handelt over het aangewezen gebruik en de voorwaarden van alternatieve zorg. 83 Het beoogt de implementatie van het Kinderrechtenverdrag te bevorderen en van andere internationale instrumenten met betrekking tot de bescherming en het welzijn van kinderen zonder ouderlijke zorg. 84 Onder alternatieve zorg verstaat men zowel opvang zonder tussenkomst van de overheid bij particulieren (informal care) als plaatsing met tussenkomst van de overheid en alle vormen van residentiële opvang (formal care). 85 Het centrale principe van waaruit deze aanbeveling vertrekt is de idee dat het gezin en de familie de belangrijkste omgevingen zijn voor het kind en dat kinderen bijgevolg niet onnodig geplaatst mogen worden in alternative care. Indien er toch opvang buiten het gezin noodzakelijk is, moet deze steeds voorzien worden in passende omstandigheden en in overeenstemming met het belang van het kind in kwestie. 86 3. De participatierechten van het kind in de Belgische rechtsorde 3.1. Artikel 22 bis Grondwet 32. Betreffende kinderrechten in de Belgische Grondwet, staat vandaag de dag artikel 22bis, onder titel II de Belgen en hun rechten, centraal. Tot het jaar 2000 werd verondersteld dat alle grondrechten uit deze titel van de Grondwet golden voor alle Belgen en dus ook voor kinderen. 87 Hier kwam op een bepaald moment echter verandering in. Ten gevolge van de zaak DUTROUX werd een nationale commissie opgericht tegen seksuele uitbuiting van kinderen. Deze commissie pleitte in haar eindrapport van 1997 om het recht van iedereen op fysieke, psychische en seksuele integriteit op te nemen in de Grondwet 88. 89 82 VERENIGDE NATIES, Guideline No. 64/142 for the Alternative Care of Children, 24 februari 2010; zie ook VERENIGDE NATIES, Resolution no. 64/142 for the Appropriate Use and Conditions of Alternative Care for Children, 20 november 2009. 83 J. PUT, Handboek Jeugdbeschermingsrecht, Brugge, Die Keure, 2010, 68-69. 84 E. DESMET en J.PUT, Het Decreet Rechtspositie Minderjarigen: een internationaalrechtelijke toetsing, TJK 2011/2, 105. 85 J. PUT, Handboek Jeugdbeschermingsrecht, Brugge, Die Keure, 2010, 68-69. 86 J. PUT, Handboek Jeugdbeschermingsrecht, Brugge, Die Keure, 2010, 68-69. 87 A. ALEN, Compendium van het Belgisch Staatsrecht: deel 2, Mechelen, Kluwer, 2012, 36. 88 NATIONALE COMMISSIE TEGEN SEKSUELE UITBUITING VAN KINDEREN (ed.), Kinderen stellen ons vragen, eindrapport, Brussel, 1997, 11. 18

In het jaar 2000 koos men er vervolgens voor om een nieuw artikel, artikel 22bis van de Grondwet, in te voeren dat stelt dat voor elk kind het recht op eerbiediging van zijn morele, lichamelijke, geestelijke en seksuele integriteit gegarandeerd moet worden. 90 In het tweede lid wordt aangegeven dat een wet, een decreet of een ordonnantie de bescherming van dit recht dient te waarborgen. Vermits deze formulering slechts beperkt was doordat maar enkele elementen van een hele verzameling aan kinderrechten aangehaald werden én het de bedoeling was om met artikel 22bis GW alle basisprincipes van het Kinderrechtenverdrag expliciet op te nemen in de Belgische rechtsorde, werd in 2008 het artikel gewijzigd en aangevuld 91 om uiteindelijk te komen tot volgende bewoordingen: Elk kind heeft recht op eerbiediging van zijn morele, lichamelijke, geestelijke en seksuele integriteit. Elk kind heeft het recht zijn mening te uiten in alle aangelegenheden die het aangaan; met die mening wordt rekening gehouden in overeenstemming met zijn leeftijd en zijn onderscheidingsvermogen. Elk kind heeft recht op maatregelen en diensten die zijn ontwikkeling bevorderen. Het belang van het kind is de eerste overweging bij elke beslissing die het kind aangaat. De wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel waarborgen deze rechten van het kind. 33. Er kunnen echter vragen gesteld worden bij de meerwaarde van het inschrijven van rechten van het kind in de Grondwet. Vermits de bescherming van kinderrechten met betrekking tot de integriteit al door andere internationale en interne bepalingen beschermd wordt, kan de juridische relevantie in twijfel getrokken worden. Anderzijds geeft artikel 22 bis GW vanuit politiek oogpunt toch wel een zeker signaal, vermits de grondwetgever op deze manier het grote belang van kinderrechten benadrukt. Tot slot, wordt de directe werking van deze bepaling sterk in twijfel getrokken. 92 89 P. LEMMENS, De rechten van het kind als grondrechten in de Belgische rechtsorde in W. VANDENHOLE, Kinderrechten in België, Antwerpen, Intersentia, 2008, 53. 90 J. PUT, Handboek Jeugdbeschermingsrecht, Brugge, Die Keure, 2010, 91. 91 K. HERBOTS EN J. PUT, De grondwettelijke verankering van kinderrechten, TJK 2010, 9. 92 P. LEMMENS, De rechten van het kind als grondrechten in de Belgische rechtsorde in W. VANDENHOLE, Kinderrechten in België, Antwerpen, Intersentia, 2008, 54-55; J. PUT, Handboek Jeugdbeschermingsrecht, Brugge, Die Keure, 2010, 91-92. 19