Uitwerkingen wizprof D = = B 6 ronden duren 6 minuten en 66 seconden, dus 7 minuten en 6 seconden.

Vergelijkbare documenten
wizprof Veel succes en vooral veel plezier.!! rekenmachine is niet toegestaan je hebt 75 minuten de tijd

4 A: = 10 B: 4 C: 8 D: 8

WISKUNDE-ESTAFETTE Minuten voor 20 opgaven. Het totaal aantal te behalen punten is 500

Hoofdstuk 21 OPPERVLAKTE 4 A: = 10 B: 4 C: 8 D: INTRO

Hoofdstuk 21 OPPERVLAKTE VWO 4 A: = 10 B: 4 C: 8 D: INTRO

wizprof maart 2013 Veel succes en vooral veel plezier.!! je hebt 75 minuten de tijd rekenmachine is niet toegestaan

Junior Wiskunde Olympiade : tweede ronde

WISKUNDE-ESTAFETTE RU 2006 Antwoorden

1. C De derde zijde moet meer dan 5-2=3 zijn en minder dan 5+2=7 (anders heb je geen driehoek).

15 a De rechthoeken zijn 1 bij 6 lucifers, of 2 bij 5 lucifers, of 3 bij 4 lucifers. Zie figuur: Hoofdstuk 21 OPPERVLAKTE HAVO 21.

1 Junior Wiskunde Olympiade : tweede ronde

Estafette. 26 e Wiskundetoernooi

6 A: = 26 m 2 B: = 20 m 2 C:

1 Junior Wiskunde Olympiade : eerste ronde

1 Junior Wiskunde Olympiade : tweede ronde . (D)

16 a. b a. b 6a. de Wageningse Methode Antwoorden H21 OPPERVLAKTE HAVO 1

Opgaven Kangoeroe vrijdag 17 maart 2000

WISKUNDE-ESTAFETTE 2012 Uitwerkingen. a b. e f g

5. C De routes langs A en C zijn even lang, dus is de route langs C ook 215 meter langer.

Wat is de som van de getallen binnen een cirkel? Geef alle mogelijke sommen!

wizsmart 2015 Veel succes en vooral veel plezier.!! je hebt 50 minuten de tijd rekenmachine is niet toegestaan

WISKUNDE-ESTAFETTE KUN Minuten voor 20 opgaven. Het totaal aantal te behalen punten is 500

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : Eerste Ronde.

Toelichting op de werkwijzer

1 Junior Wiskunde Olympiade : eerste ronde

Extra oefeningen hoofdstuk 12: Omtrek - Oppervlakte - Inhoud

de Wageningse Methode Antwoorden H17 PYTHAGORAS VWO 1

WISKUNDE-ESTAFETTE RU 2005 Uitwerkingen

jaar Wiskundetoernooi Estafette n = 2016

1. A De derde donderdag is veertien dagen na de eerste., dus de derde donderdag is op zijn vroegst op 15 maart.

1 Junior Wiskunde Olympiade : tweede ronde

Paragraaf 4.1 : Gelijkvormigheid

16.2 TREK AF VAN. Hoofdstuk 16 HAAKJES VWO. 8 a 16.0 INTRO. 1 b De uitkomsten zijn allemaal 3. c (n + 1)(n 1) (n + 2)(n 2) = 3

16.2 TREK AF VAN. Hoofdstuk 16 HAAKJES VWO. 8 a 16.0 INTRO. 1 b De uitkomsten zijn allemaal 3. c (n + 1)(n 1) (n + 2)(n 2) = 3

Oefeningen in verband met tweedegraadsvergelijkingen

0,6 = 6 / 10 0,36 = 36 / 100 0,05 = 5 /100 2,02 = 2 gehelen en 2 / 100

WISKUNDE: HERHALINGSOEFENINGEN EINDE ZESDE LEERJAAR

WISKUNDE-ESTAFETTE 2015 Uitwerkingen

d = 8 cm 2 6 A: = 26 m 2 B: = 20 m 2 C: = 18 m 2 D: 20 m 2 E: 26 m 2

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : tweede ronde

Estafette. 36 < b < 121. Omdat b een kwadraat is, is b een van de getallen 49, 64, 81 en 100. Aangezien a ook een kwadraat is, en

WISKUNDE-ESTAFETTE Minuten voor 20 opgaven. Het totaal aantal te behalen punten is 500

wizbrain maart 2013 Veel succes en vooral veel plezier.!! je hebt 75 minuten de tijd rekenmachine is niet toegestaan

wizprof Veel succes en vooral veel plezier.!! Stichting Wiskunde Kangoeroe WERELDWIJDE W4KANGOEROE WISKUNDE WEDSTRIJD

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : Eerste Ronde.

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : tweede ronde

1. Het getal = 1800 is even. De andere antwoorden zijn oneven: 2009, = 11, = 191, = 209.

WISKUNDE-ESTAFETTE KUN 2002 Uitwerkingen

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : eerste ronde

12 Vlaamse Wiskunde Olympiade : Eerste ronde.

1 Junior Wiskunde Olympiade : tweede ronde

WISKUNDE-ESTAFETTE Minuten voor 20 opgaven. Het totaal aantal te behalen punten is 500

Waarom probleemoplossend denken? Heuristiek. Hoe realiseren in de klas? Nieuw leerplan VVKSO. Meer dimensionale kijk

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : eerste ronde

Taak na blok 1 startles 8

Oefeningen in verband met tweedegraadsvergelijkingen

Onthoudboekje rekenen

Eindexamen wiskunde B1-2 vwo 2008-II

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : Tweede Ronde.

1. rechthoek. 2. vierkant. 3. driehoek.

1 Junior Wiskunde Olympiade : eerste ronde

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : Tweede Ronde.

Estafette. De langste zijde wordt in twee ongelijke stukken verdeeld. Laat x de lengte van het ene stuk zijn, dan is het andere stuk 25 x.

Uitwerkingen oefeningen hoofdstuk 4

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : Tweede Ronde

Eindexamen wiskunde B1-2 vwo 2008-II

9 a met: 100 (a+b) ; zonder: 100 a b b 100 (a+b) = 100 a b. 10 a met: 24 (a b) ; zonder: 24 a + b b 24 (a b) = 24 a + b. 11 a 90 a b 90 + a

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : Tweede Ronde.

6.1 Rechthoekige driehoeken [1]

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade: tweede ronde

Wat is het aantal donkere tegels?

Soorten lijnen. Soorten rechten

Estafette. ABCD is een vierkant met zijden van lengte 1. Γ is de cirkel met straal 1 en middelpunt C. P is het snijpunt van lijnstuk AC met Γ. ?

Hierbij geven we de antwoorden en bewijzen we meteen ook hoe de constanten kunnen bepaald worden.

Aan alle Wallabies, en aan hun leerkrachten, veel succes en, nog belangrijker, veel plezier!

1 Junior Wiskunde Olympiade: tweede ronde

Vlaamse Wiskunde Olympiade : eerste ronde

13 Vlaamse Wiskunde Olympiade : Tweede ronde.

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : Eerste Ronde.

1 Junior Wiskunde Olympiade: eerste ronde

Blok 6B - Vaardigheden

Opgaven Kangoeroe vrijdag 17 maart 2000

Hoofdstuk 8 - Ruimtefiguren

2.1 Cirkel en middelloodlijn [1]

12 Vlaamse Wiskunde Olympiade: eerste ronde

Extra oefenmateriaal H10 Kegelsneden

Rekentijger - Groep 7 Tips bij werkboekje A

FAYA LOBI WEDSTRIJD 2014

7.0 Voorkennis. Definitie = Een afspraak, die niet bewezen hoeft te worden.

WISKUNDE-ESTAFETTE RU 2007 Uitwerkingen

6.1 Kwadraten [1] HERHALING: Volgorde bij berekeningen:

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : Tweede ronde.

4.0 Voorkennis. 1) A B AB met A 0 en B 0 B B. Rekenregels voor wortels: Voorbeeld 1: Voorbeeld 2: Willem-Jan van der Zanden

Domein A: Inzicht en handelen

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : tweede ronde

Bewijzen onder leiding van Ludolph van Ceulen

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : tweede ronde

Samenvatting Wiskunde Aantal onderwerpen

4.0 Voorkennis. 1) A B AB met A 0 en B 0 B B. Rekenregels voor wortels: Voorbeeld 1: Voorbeeld 2: Willem-Jan van der Zanden

Oefentoets Versie A. Vak: Wiskunde Onderwerp: Meetkunde Leerjaar: 1 (2017/2018) Periode: 3

Transcriptie:

Uitwerkingen wizprof 2019 1. D 20 19 + 20 + 19 = 380 + 20 + 19 = 419 2. B 6 ronden duren 6 minuten en 66 seconden, dus 7 minuten en 6 seconden. 3. E Kijk maar in de spiegel. 4. C Je gooit minimaal 1 + 1 + 1 = 3 en maximaal 6 + 6 + 6 = 18. Er zijn dus 18 2 = 16 verschillende antwoorden: de getallen 1 tm 18 met uitzondering van de getallen 1 en 2. 5. D Er zijn 5 4 = 20 manieren. 6. D 1 3 1 = 1, dus 2 km is 1 deel van de afstand. De totale afstand is 4 5 20 20 dus 20 2 = 40 km. 7. C Als de lichtste kangoeroe 32 kg weegt, dan wegen de drie samen minstens 32 + 33 + 34 = 99 kg. De lichtste kan wel 31 kg wegen: 31 + 32 + 34 = 97. 8. A In vierkant E is de helft zwart. Dat geldt ook voor de vierkanten B, C en D, zie bv. B hiernaast. In vierkant A is iets meer zwart vanwege de smalle rechthoek, hiernaast rood gekleurd. 9. B Het rechtopstaande glas is gevuld tot het vierde streepje van boven. Als we deze hoogte ook bij de andere glazen aangeven (rood), dan zien we dat bij de glazen C tm E de afwijkingen links en rechts (groen) evenveel en tegengesteld zijn, maar bij B niet. 10. E In de figuur zijn twee gelijke driehoeken te zien (groen en geel). De ontbrekende hoek linksonder moet dus ook α zijn en je ziet direct dat 2α + β = 90. 11. B 15728 22204 19331+ 57263

12. C 13. C Het getal a + c wordt zo klein mogelijk als je de tellers a en c zo klein b d mogelijk kiest en de noemers b en d zo groot mogelijk. Dit geeft twee mogelijkheden: 1 + 2 = 29 en het iets kleinere 2 + 1 = 28 = 14. 10 9 90 10 9 90 45 14. D De lengte en de hoogte van de vlag zijn voor een zeker getal a gelijk aan 5a en 3a. De oppervlakte van de vlag is dan 5a 3a = 15a 2, dus van iedere rechthoek is de oppervlakte 15 4 a2. De hoogte van de witte rechthoek is 3a 3 = a, de lengte is daarom 15 4 a2 breedte verhouden zich 15 4 a: a = 15 4 : 1 = 15: 4. = 15 a 4 a. De lengte en de 15. C In de linkerbovenhoek kun je op twee manieren een L neerleggen, zie hiernaast (blauw en groen). De derde manier (rood) lukt niet: het gele vakje kun je niet meer bedekken. Na de blauwe of groene L kun je de bedekking maar op één manier afmaken, zoals hiernaast is te zien. Er zijn dus twee manieren om de figuur te bedekken. 16. C 1 8 deel van het verdunde sap is het geconcentreerde sap. Voor 2 liter verdund sap heb je daarom 1 2 = 1 liter geconcentreerd sap nodig. Dat 8 4 is de helft van een nog half volle fles van 1 liter. 17. C Alle zijden van de rode driehoeken zijn gelijk aan de straal, dus deze driehoeken zijn gelijkzijdig en hebben daarom hoeken van 60. De onderbroken cirkelbogen horen dus bij hoeken van 2 60 = 120 en zijn daarom allemaal 1 deel van een cirkel en 1 12 = 4 lang. De omtrek van de figuur 3 3 is dus gelijk aan 3 12 4 4 = 20. 18. C De som van de cijfers is gelijk aan 3a + 4b. Het tweecijferig getal ab staat voor het getal 10a + b (zo is bijvoorbeeld 32 = 10 3 + 2). Dus moet 10a + b = 3a + 4b ofwel 7a = 3b. Omdat a en b cijfers zijn kan dat alleen maar als a = 3 en b = 7 en dan is a + b = 10.

19. B Omdat er in elke mand evenveel appels moeten komen, is het aantal manden een deler van 60, dus 1, 2, 3, 4, 5, 6, 10, 12, 15, 20, 30 of 60. Bij 12 manden heb je minstens 0 + 1 + 2 + 3 + + 10 + 11 = 66 peren nodig. Dat zijn er te veel, dus kun je maximaal 10 manden gebruiken. Dat lukt ook door ze te vullen met bijvoorbeeld 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 15 peren. 20. E De rode zijden moeten tegen elkaar komen, evenzo de groene. Daardoor moeten ook de bruine, de gele en de blauwe tegen de zijden met dezelfde kleur komen. 21. D In de rode driehoek hiernaast geldt volgens de stelling van Pythagoras x 2 + (2x) 2 = 1, waaruit volgt dat x 2 = 1. De oppervlakte van het vierkant is dan 5 (2x) 2 = 4x 2 = 4 5. 22. A Noem de afstand van het verste punt tot het middelpunt x. Dan is de afstand van het andere stip tot het middelpunt gelijk aan x 3. In één periode legt het verste punt een afstand van 2πx af, het andere punt een afstand van 2π(x 3). Dus moet 2πx = 2 1 2π(x 3), x = 2 1 (x 3), 2 2 1 1 x = 7 1, x = 5. 2 2 23. B Als we naar het begin van de rij kijken, dan zien we dat: de drievouden + 1 (geel gemarkeerd) allemaal volgen op een haakje; de drievouden zelf (groen) allemaal voorafgaan aan een haakje; de drievouden + 2 (rood) vanaf de 10 door de haakjes worden gesplitst; vanaf de 10 begint elk groepje van drie geel of eindigt het groen: (123)(456)(789)(101)(112)(131)(415)(161)(718) De getallen 22, 46, 64 en 88 zijn allemaal een drievoud +1, dus geel, zodat Silke de drietallen (222), (464), (646) en (888) krijgt. Het getal 44 is een drievoud +2, dus rood. Het viertal (444) krijgt Silke dus niet. 24. D De drie hoekpunten kunnen niet verbonden zijn door een zijde. In de linker figuur zie je twee rode hoekpunten die verbonden zijn door een zijde. Een derde hoekpunt moet dan in een zijvlak liggen (dat dan ook door een vierde hoekpunt gaat) of in een diagonaalvlak (maar dan gaat dat ook door een vierde hoekpunt). Als je kijkt naar twee evenwijdige zijvlakken, dan zullen er twee in één zijvlak liggen (diagonaalsgewijs) en één in het andere zijvlak. Dus liggen de drie hoekpunten als in de rechter figuur. Maar dan ligt één van de overige hoekpunten (de groene) door het vlak gescheiden van de andere overige hoekpunten. De kubus heeft acht hoekpunten, dus er zijn acht vlakken mogelijk.

25. A Kleur de hoekpunten beurtelings rood en blauw als in de figuur. Elk lijntje verbindt een rood met een blauw hoekpunt. Elke zet gaat de pion dus naar een andere kleur. Hij begint in een rood punt, daarna in een blauw, weer in een rood, weer in een blauw punt, enzovoort. Na 2019 zetten komt de pion daarom in een blauw punt en van de genoemde punten is alleen Q blauw. 26. C Merk allereerst op c uit drie cijfers bestaat, zodat 2b + 1 = c < 1000 en daarom 2a + 1 = b < 500 en a < 250. We gaan voor de nu nog mogelijke a na wat b en c moeten worden: a b c a b c a b c 101 203 407 151 303 607 202 405 811 111 223 447 161 323 647 212 425 851 121 243 487 171 343 687 222 445 891 131 263 527 181 363 727 232 465 931 141 283 567 191 383 767 242 485 971 Alleen de groene mogelijkheden geven een juiste a, b en c. 27. D Het getal 1 kan niet bij een hoekpunt staan: elk ander getal is immers een veelvoud van 1. Om de som zo klein mogelijk te maken zetten we 2 en 3 in de hoekpunten A en C. In de hoekpunten B en D moeten dan zo klein mogelijke veelvouden van 2 en 3 (dus van 6) komen, maar die mogen onderling geen veelvoud van elkaar zijn: 2 6 = 12 en 3 6 = 18. De kleinste som van de vier getallen is dan 2 + 3 + 12 + 18 = 35. 28. B Schrijf alle getallen en hun product als product van priemgetallen: 10 20 30 40 50 60 70 80 90 = 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 9 = 1 2 3 2 2 5 2 3 7 2 3 3 2 (2 5) 9 = 2 16 3 4 5 10 7 Als dit een kwadraat moet zijn, dan moeten alle exponenten even zijn, dus moeten we in ieder geval 70 = 2 5 7 schrappen. Het product van de overige getallen is dan 2 15 3 4 5 9. Als we nu nog 10 = 2 5 schrappen, dan is het product van de overige getallen 2 14 3 4 5 8 = (2 7 3 2 5 4 ) 2. 29. B Noem AD = x. Opp. ADE = 1 AD h 2 E = 1 x h 2 E, opp. FDE = 1 FD h 2 E. Deze zijn gelijk, dus moet FD = x. Opp. FAC = 1 AF h 2 C = 1 2x h 2 C = x h C, maar ook opp. FAC = 3 opp. ADE = 1 1 x h 2 E, dus h C = 1 1 h 2 E. Opp. ABC = 1 AB h 2 C = 3 AB h 4 E, maar ook opp. ABC = 4 opp. ADE = 2x h E, dus 3 AB = 2x, AB = 2 2 x en BF = 2 x. 4 3 3 Nu weten we AF: BD = 2x: 1 2 x = 2: 1 2 = 6: 5. 3 3

30. C We schrijven zo n getal als abcd. Dan moet het getal abc een deler zijn van abcd, maar abc is ook een deler van abc0, dus abc is een deler van het verschil abcd abc0 = d. Dat kan alleen als d = 0. De getallen die we zoeken hebben dus de vorm abc0 en is het getal ab0 daarvan een deler. Maar dan is ab een deler van abc. ab is ook een deler van ab0, dus van het verschil abc ab0 = c. Dat kan alleen als c = 0. De getallen die we zoeken hebben dus de vorm ab00. Maar dan zijn de getallen a00 en b00 delers van ab00, dus de cijfers a en b zijn delers van het getal ab = 10a + b. Maar dan moet a een deler zijn van b (maar dan is b = pa voor een zeker getal p) en b een deler van 10a. Dus pa is een deler van 10a en p een deler van 10. Daarom is p = 1, p = 2 of p = 5: b = a, b = 2a of b = 5a en de getallen die we zoeken waren van de vorm ab00. De getallen zijn daarom 1100, 1200, 1500, 2200, 2400, 3300, 3600, 4400, 4800, 5500, 6600, 7700, 8800 en 9900. Totaal zijn dat 14 getallen.