Achtergronddocument bij fact sheet jeugdwerkloosheid 2014



Vergelijkbare documenten
Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2013

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam. nummer 5 maart 2013

Achtergronddocument bij fact sheet Jeugdwerkloosheid 2012

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015

jeugdwerkloosheid 64% werklozen volgt opleiding 800 jongeren geregistreerd als werkloze

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2014

Jeugdwerkloosheid. achtergronddocument

Jeugdwerkloosheid Nieuw-West

Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2017

jeugdwerkloosheid Oost Definities Fact sheet augustus 2014

Monitor jeugdwerkloosheid over. Achtergrondrapportage bij de factsheet Jeugdwerkloosheid. Onderzoek, Informatie en Statistiek

jeugdwerkloosheid Zuid Definities Fact sheet augustus 2014

Jeugdwerkloosheid Amsterdam

Monitor jeugdwerkloosheid over. Achtergrondrapportage bij de factsheet Jeugdwerkloosheid. Onderzoek, Informatie en Statistiek

Noordse jongeren op de arbeidsmarkt

Monitor jeugdwerkloosheid 2010

Werkloosheid 50-plussers

8. Werken en werkloos zijn

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald

Jongeren op de arbeidsmarkt

Werkloosheid in Helmond 2012 Samenvatting en conclusies

Bijlage 1 Ontwikkeling arbeidsmarktpositie jongeren

Participatie in arbeid

Factsheet Jongeren buiten beeld 2013

Maandelijkse cijfers over de werkloze beroepsbevolking van het CBS en nietwerkende werkzoekenden van het UWV

Arbeidsmarktontwikkelingen 2016

10. Veel ouderen in de bijstand

Langdurige werkloosheid in Nederland

CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt

Allochtonen op de arbeidsmarkt

Centraal Bureau voor de Statistiek. Maandelijkse cijfers over de werklozen en niet-werkende werkzoekenden van het CBS en UWV.

Centraal Bureau voor de Statistiek. Maandelijkse cijfers over de werklozen en niet-werkende werkzoekenden van het CBS en UWV WERKbedrijf.

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen in 2008 licht gedaald

Ontwikkelingen in de werkloosheid in Amsterdam per stadsdeel tussen 1 januari 2001 en oktober 2003 (%)

Persbericht. Werkloosheid hoger na jaar van daling. Centraal Bureau voor de Statistiek. Daling werkloosheid hapert

5. Onderwijs en schoolkleur

Arbeidsmarkt MRA in 2014 in beeld

Meerdere keren zonder werk

CBS: Meer mensen aan het werk, vooral jongeren

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

Jongeren buiten beeld 2013

LAAGGELETTERDHEID IN DEN HAAG

Arbeidsdeelname van paren

Centraal Bureau voor de Statistiek

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid neemt verder toe. Stijging 10 duizend per maand in afgelopen halfjaar

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen nauwelijks toegenomen in 2005

LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT

Werkloosheid Redenen om niet actief te

LAAGGELETTERDHEID IN LEIDSCHENVEEN-YPENBURG

Participatie in arbeid

LAAGGELETTERDHEID IN LAAK

FORUM Factsheet Jeugdwerkloosheid,

Jongeren in Rotterdam en Nederland, 2007 en Vinodh Lalta, CBS-CvB

Fact sheet. Dienst Wonen, Zorg en Samenleven. Eigen woningbezit 1e en 2e generatie allochtonen. Aandeel stijgt, maar afstand blijft

Aantal werkzoekenden en aantal WWuitkeringen

Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet verder gedaald

Aantal werkzoekenden en aantal WWuitkeringen

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid stijgt opnieuw sterk

Jeugdwerkloosheid. Arbeidsmarktregio Noord-Kennemerland (+ West-Friesland) mei UWV WERKbedrijf Arbeidsmarktinformatie, 2009 Versie 0.

Artikelen. Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst

Persbericht. Werkloosheid blijft dalen in januari Centraal Bureau voor de Statistiek. Trend werkloosheid blijft dalend

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal

Werkloosheid Amsterdam

ECONOMISCHE MONITOR EDE 2015 I

monitor Marokkaanse Nederlanders in Maassluis bijlage(n)

Landelijke Jeugdmonitor. Rapportage 2e kwartaal 2007

BIJLAGE 1 Nulmeting Project Plan van Aanpak Marokkaanse risicojongeren

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs

LelyStadsGeluiden. De mening van de jongeren gepeild. School en werk 2007

Afhankelijk van een uitkering in Nederland

Aantal werkzoekenden en WW-uitkeringen opnieuw toegenomen

Aantal werkzoekenden en aantal WWuitkeringen

CBS-berichten: Veranderingen in de arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970

12. Vaak een uitkering

maatschappelijke afdeling Beleidsonderzoek en Geo Informatie

Persbericht. Werkloosheid stijgt verder. Centraal Bureau voor de Statistiek

Voortijdig schoolverlaters: een kwetsbare groep op de arbeidsmarkt

Ouders op de arbeidsmarkt

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Maart 2013

Werkloosheid nauwelijks veranderd

Kwantitatieve ontwikkelingen rondom jeugdwerkloosheid

Statistisch Bulletin. Jaargang

Statistisch Bulletin. Jaargang

Participatie in arbeid

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt

Studenten aan lerarenopleidingen

Update door- en uitstroomcijfers participatie zonder startkwalificatie

Staan werklozen ingeschreven als niet-werkende werkzoekenden? Sylvia de Vries, Sabine Lucassen, Johan van der Valk (CBS) en Anske Bouman (CWI)

Statistisch Bulletin. Jaargang

Niet Werkende Werkzoekenden en jeugdwerkloosheid in de arbeidsmarktregio FoodValley april 2012 april 2013

Statistisch Bulletin. Jaargang

Basiscijfers gemeenten. Arbeidsmarktregio Midden-Utrecht

Kwantitatieve ontwikkelingen rondom jeugdwerkloosheid

CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen

Persbericht. Arbeidsmarkt ook in 2001 gunstig. Centraal Bureau voor de Statistiek

Tweemeting Uitstroomdoelstelling re-integratieondersteuning Voorlopige cijfers 2006 en eerste halfjaar 2007

Vrouwen op de arbeidsmarkt

Transcriptie:

Achtergronddocument bij fact sheet jeugdwerkloosheid 2014 In opdracht van: DWI en DMO Projectnummer: 13179 Fotograaf Edwin van Eis (2008) Idske de Jong Carine van Oosteren Bezoekadres: Oudezijds Voorburgwal 300 Telefoon 020 251 0421 Postbus 658, 1000 AR Amsterdam www.os.amsterdam.nl i.jong@os.amsterdam.nl Amsterdam, juni 2014

Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek Inhoud Inleiding 4 1 Definities (jeugd)werkloosheid 6 1.1 Twee definities van (jeugd)werkloosheid 6 1.2 Overlap tussen werkloosheidsdefinities 8 1.3 Verschillen tussen werkloosheidsdefinities 9 2 Naar zes groepen jongeren 10 2.1 Amsterdamse jongeren in zes groepen 10 2.2 Stap 1: aantal Amsterdamse jongeren 10 2.3 Stap 2: onderwijsvolgende jongeren 12 2.4 Stap 3: beroepsbevolking 13 2.5 Stap 4: combineren werk-, werkloosheid- en opleiding 13 3 Ontwikkelingen in de zes groepen 15 3.1 Minder jongeren aan het werk 15 3.2 Werkloosheid stijgt naar 24% 16 3.3 Onderwijs volgende werklozen versus niet-onderwijsvolgende werklozen 18 3.4 Verdringing zorgt voor hogere werkloosheid onder laagopgeleiden 19 3.5 Weer meer jongeren met startkwalificatie 20 3.6 Participatie stijgt door stijging werkloosheid 21 4 Ontwikkelingen in Nederland en de G4 22 4.1 Sinds 2013 meisjes vaker dan jongens werkloos 23 4.2 Amsterdamse jongeren minder vaak werkloos dan jongeren uit Rotterdam en Den Haag 24 5 Werkloze en overige jongeren nader bekeken 26 5.1 Vijf (sub)groepen door toevoegen arbeidsongeschiktheid en vsv 26 5.2 Geregistreerde werkloosheid stijgt naar 3,8% 27 5.3 Meer zoekperiodes en grotere instroom in 2013 28 5.4 Meestal voortijdig schoolverlaters begeleidt door BLP of Jongerenloket 29 5.5 Aantal arbeidsongeschikte jongeren neemt toe 30 5.6 Ongeveer 5.700 jongeren niet in beeld 31 6 Werkloze en overige jongeren naar leeftijd en geslacht 32 6.1 Vooral activiteiten 23 plussers niet in beeld 32 6.2 Verschil tussen jongens en meisjes klein 33 6.3 Jongeren van niet-westerse herkomst ontvangen vaker begeleiding of een uitkering 33 Bijlage 1 Aanvullende tabellen 35 2

Achtergronddocument bij fact sheet jeugdwerkloosheid 2014 Bijlage 2 vragenlijst enquête beroepsbevolking 37 3

Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek Inleiding Werkloosheid en jeugdwerkloosheid staat momenteel sterk in de belangstelling. De rijksoverheid trekt in 2013 en 2014 50 miljoen uit om jeugdwerkloosheid te bestrijden en te voorkomen. Daarvan is 25 miljoen beschikbaar om de aanpak van jeugdwerkloosheid in de arbeidsmarktregio s een nieuwe impuls te geven (in lijn met de eerdere actieplannen). De arbeidsmarktregio Groot-Amsterdam heeft om in aanmerking te komen voor de rijksbijdrage (van circa 1,18 miljoen), een regionaal plan van aanpak opgesteld. De andere 25 miljoen wordt ingezet om het arbeidsmarktperspectief van jongeren in het MBO te verbeteren. De gemeente heeft, bovenop het door het rijk toegezegde budget, extra geld uitgetrokken om de jeugdwerkloosheid te bestrijden, het gaat om een bedrag van 2,5 miljoen. Daarbij is het van belang te weten hoe de jeugdwerkloosheid zich in de stad ontwikkelt. Monitoring jeugdwerkloosheid bestaat uit twee instrumenten: een fact sheet en een achtergrondreportage. In Amsterdam waren begin 2013 ruim 14.700 van de bijna 135.000 jongeren tussen van 15 tot 27 jaar werkloos. De Dienst Werk en inkomen en de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling willen weten hoe de jeugdwerkloosheid zich sindsdien heeft ontwikkeld. Daarom heeft O+S de fact sheet Jeugdwerkloosheid in Amsterdam 2014 gemaakt. In de fact sheet wordt de situatie begin 2014 beschreven en vergeleken met de situatie in voorgaande jaren. Deze achtergrondrapportage heeft als doel om meer inzicht te geven in de gehanteerde definities, bronnen en methoden. Daarnaast wordt uitvoeriger ingegaan op de resultaten. Bronnen Om de jeugdwerkloosheid en de voornaamste bezigheid van jongeren in beeld te brengen is informatie uit verschillende bronnen gecombineerd. De cijfers hebben zoveel mogelijk betrekking op dezelfde periode, maar dit is niet altijd mogelijk. Er is gekeken naar bevolkingscijfers (GBA/O+S), onderwijscijfers (DMO en CBS), werk- en werkloosheidscijfers (O+S en CBS) en uitkeringscijfers (DWI en UWV). De bevolkingscijfers zijn hierbij als uitgangspunt genomen. Ook de onderwijscijfers en de uitkeringscijfers komen uit registraties en zijn daarom vaststaande aantallen. Deze cijfers zijn zoveel mogelijk overgenomen. Tabel 1 Te gebruiken data voor monitor jeugdwerkloosheid 2014 bron update periode cijfer gebruikt in monitor bevolkingscijfers GBA/O+S jaarlijks stand 1 jan jan-14 onderwijscijfers DMO/CBS jaarlijks schooljaar okt-12 (mbo, hbo wo) en okt-13 (vo) werk- en werkloosheidscijfers REB/O+S jaarlijks jaar sept 2013-april 2014 uitkeringscijfers DWI 3 keer per jaar stand 1 jan jan-14 niet-werkende werkzoekenden UWV 3 keer per jaar stand 1 jan jan-14 voortijdig schoolverlaters DMO 1 keer per jaar stand 1 okt oktober 2013 4

Achtergronddocument bij fact sheet jeugdwerkloosheid 2014 De werk- en werkloosheidscijfers zijn afkomstig uit enquêtes. O+S heeft ten behoeve van dit onderzoek in de periode september 2013 tot en met april 2014 een enquête beroepsbevolking uitgezet onder jongeren van 15 tot 27 jaar waarin zij werden bevraagd over hun arbeidssituatie. Op basis van deze enquête heeft O+S de (jeugd)werkloosheid berekend. Daarnaast is ook gekeken naar landelijke trends in jeugdwerkloosheid op basis van de enquête beroepsbevolking van het CBS (EBB). Op basis van die enquête is ook de Nederlandse situatie en de situatie in de andere grote steden op hoofdlijnen in beeld gebracht. Leeswijzer Hoofdstuk 1 van dit rapport geeft uitleg over de verschillende definities en cijfers over werkloosheid. Hoofdstuk 2 beschrijft de gehanteerde methode om tot zes groepen jongeren te komen. Het derde hoofdstuk gaat kort in op de ontwikkelingen in de afgelopen jaren. Het vierde hoofdstuk maakt gebruik van CBS data om tot een vergelijking van Amsterdam met de andere grote steden te komen. Het vijfde hoofdstuk gaat verder in op de werkloze en overige jongeren en splitst de overige jongeren op in verschillende subgroepen door onder andere voortijdig schoolverlaten en arbeidsongeschiktheid toe ge voegen aan de cijfers. In hoofdstuk zes worden deze cijfers vervolgens weer uitgesplitst naar leeftijd, geslacht en herkomst. 5

Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek 1 Definities (jeugd)werkloosheid Er zijn verschillende cijfers die de (jeugd)werkloosheid in beeld brengen. In dit hoofdstuk worden deze definities gegeven en wordt ingegaan op de verschillen en de voor- en nadelen van de verschillende cijfers. De informatie dient als achtergrond bij de rest van de rapportage. 1.1 Twee definities van (jeugd)werkloosheid Er zijn grofweg twee gangbare definities van (jeugd)werkloosheid. Ten eerste de werkloze beroepsbevolking en ten tweede de registratie van werkloosheid van niet-werkende werkzoekenden (NWW). Dit zijn deels gescheiden en deels overlappende groepen. Sinds enige tijd blijkt de registratie van de niet-werkende werkzoekenden geen goed beeld meer te geven van de geregistreerde werkloosheid. Het CBS heeft besloten, de NWW-cijfers niet meer maandelijks te publiceren in hun werkloosheidsbericht maar gebruik te maken van de WW-cijfers. O+S zal de komende tijd een combinatie van WW, WWB en arbeidsongeschiktheid gaan hanteren om de geregistreerde werkloosheid in beeld te brengen. De eerste cijfers zijn naar verwachting in het najaar van 2014 beschikbaar. In dit rapport wordt nog wel gekeken naar de geregistreerde werkloosheid. De NWWcijfers worden, net als in de vorige monitor, gecombineerd met de geregistreerde jongeren bij DWI. Dit geeft een vollediger beeld van de geregistreerde werkloosheid. Onder de werkloze beroepsbevolking wordt verstaan: Mensen zonder werk die actief zoeken naar een baan van minimaal 12 uur per week 1. De werkloze beroepsbevolking wordt gepresenteerd als percentage van de beroepsbevolking. Onder de beroepsbevolking wordt iedereen van 15 tot en met 64 jaar gerekend die tenminste 12 uur per week werkt en iedereen die aangeeft minimaal 12 uur per week te willen werken. De laatste groep vormt de werkloze beroepsbevolking, de eerste groep de werkzame beroepsbevolking. Studenten met een bijbaan van bijvoorbeeld 14 uur per week worden wel tot de beroepsbevolking gerekend, maar studenten met een baantje van acht uur per week niet. 1 Mensen die zoeken naar een kleinere baan worden niet tot de werkloze beroepsbevolking gerekend, evenals mensen die niet actief op zoek zijn naar werk. 6

Achtergronddocument bij fact sheet jeugdwerkloosheid 2014 De geregistreerde werkloosheid bestaat uit verschillende groepen mensen: Niet-werkende werkzoekenden: mensen met of zonder baan die op zoek zijn naar (ander) werk en zich hebben geregistreerd bij het UWV, het uitkeringsinstituut werknemersverzekeringen. Hieronder vallen ook mensen met een WW-uitkering. Bijstandsontvangers: bijstandsontvangers met en zonder sollicitatieplicht. Een deel van bijstandsontvangers heeft een grote afstand tot de arbeidsmarkt, zij zijn geregistreerd in trede 1 en hebben (tijdelijk) geen sollicitatieplicht. Tabel 1.1 Gehanteerde definities werkloosheid bron O+S: Werkloze beroepsbevolking REB, steekproef Amsterdammers CBS: Werkloze beroepsbevolking EBB, steekproef Nederlanders UWV: Niet-Werkende werkzoekenden registratie van inschrijving bij UWV DWI Jongeren in de bijstand registratie van uitkeringen bij DWI leeftijd 15-64 jaar 15-64 jaar 15-64 jaar 15-26 jaar welke groepen werkloos -zonder werk of met werk voor minder dan 12 uur per week -zonder werk of met werk voor minder dan 12 uur per week -zonder werk of met werk (en bijvoorbeeld zicht op ontslag) -mensen met WWB-uitkering -actief op zoek naar betaald werk (voor 12 uur of meer) -actief op zoek naar betaald werk (voor 12 uur of meer) -als werkzoekende ingeschreven bij UWV -op korte termijn beschikbaar -op korte termijn beschikbaar methode 2-jaarlijkse enquête maandelijks enquête presentatie voortschrijdend 3-jaars gemiddelde stand registratie op laatste dag van de maand stand registratie op laatste dag van de maand wie zijn ondervertegenwoordigd niemand, weging respons zorgt voor correctie niemand, weging respons zorgt voor correctie -jongeren -vrouwen -allochtonen wie zijn oververtegenwoordigd niemand, weging respons zorgt voor correctie niemand, weging respons zorgt voor correctie laag opgeleiden -laag opgeleiden, -niet-westerse allochtonen 7

Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek 1.2 Overlap tussen werkloosheidsdefinities De omvang van de werkloze beroepsbevolking is over het algemeen kleiner dan de omvang van de niet-werkende werkzoekenden. Dit komt onder andere doordat bij het UWV mensen ingeschreven staan die nog werk hebben of die minder dan 12 uur per week willen werken. Bij jongeren is het beeld precies andersom. Er behoren meer jongeren tot de werkloze beroepsbevolking dan dat er jongeren ingeschreven staan bij het UWV. Dit komt doordat jongeren vaak geen recht hebben op een werkloosheidsuitkering. Voor hen is er geen noodzaak om zich te laten registreren als werkzoekende. Dit wordt weergegeven in figuur 1.2. Figuur 1.2 Schematisch overzicht van de relatie tussen de werkloze beroepsbevolking en de nietwerkende werkzoekenden in het algemeen Bron: CBS, UWV WERKbedrijf 8

Achtergronddocument bij fact sheet jeugdwerkloosheid 2014 1.3 Verschillen tussen werkloosheidsdefinities De belangrijkste verschillen tussen de werkloze beroepsbevolking en de niet-werkende werkzoekenden zijn: Werkloze beroepsbevolking niet ingeschreven bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV, blauw in figuur 1.2): dit zijn grotendeels mensen die geen uitkering kunnen krijgen. Het zijn vooral schoolverlaters, mensen die tijdelijk werk zoeken (zoals jongeren die een vakantie- of bijbaan zoeken) en (herintredende) vrouwen. Werkloze beroepsbevolking wel ingeschreven bij UWV (licht blauw in figuur 1.2): de werklozen die zich hebben ingeschreven bij het UWV (veelal omdat zij recht hebben op een uitkering) en actief zoeken naar werk voor minimaal 12 uur per week en direct beschikbaar zijn. Niet in werkloze beroepsbevolking wel ingeschreven bij UWV (wit in figuur 1.2): het gaat om drie groepen: 1. Mensen met tijdelijk werk voor minimaal 12 uur per week, maar nog niet uitgeschreven bij UWV. 2. Mensen die niet direct beschikbaar zijn voor arbeid van minimaal 12 uur per week (bijvoorbeeld re-integratietraject, opleiding als voorbereiding op arbeidsmarkt) of werk zoeken voor minder dan 12 uur per week. 3. Mensen die niet actief zoeken omdat zij bijvoorbeeld vrijgesteld zijn van sollicitatieplicht wegens persoonlijke omstandigheden en ontmoedigden die geen baan zoeken omdat ze er niets van verwachten. Er zijn een paar specifieke groepen die relatief vaak in de ene groep voorkomen maar niet in de andere en andersom: Jongeren zijn vaak niet uitkeringsgerechtigd (zogenoemde Nugger) en schrijven zich daarom niet in bij het UWV. Vrouwen zoeken vaker dan mannen werk zonder ingeschreven te staan bij het UWV omdat ze geen recht hebben op een uitkering. Zij behoren dus relatief vaak tot de linker groep in figuur 1.2 (werkloze beroepsbevolking niet ingeschreven bij UWV). Werkloze niet-westerse allochtonen staan relatief vaak niet ingeschreven bij UWV omdat een deel geen recht heeft op een werkloosheidsuitkering. Daarnaast is er ook een beperkte groep die niet weet dat zij zich kunnen inschrijven. Laagopgeleiden staan relatief vaak wel ingeschreven bij UWV maar behoren minder vaak tot de werkloze beroepsbevolking. Dit komt doordat zij vaker recht hebben op een uitkering (daarom wel ingeschreven) maar minder vaak actief zoeken naar een baan (werkloze beroepsbevolking). Wellicht schrijven laag opgeleide jongeren zich ook sneller in bij UWV om hulp te krijgen bij het vinden van een baan dan hoog opgeleide jongeren. Hoog opgeleide jongeren zoeken op andere manieren naar een baan. 9

Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek 2 Naar zes groepen jongeren Om beter zicht te krijgen op de situatie van Amsterdamse jongeren op de arbeidsmarkt zijn de jongeren ingedeeld in zes groepen op basis van de kenmerken onderwijs, werk en werkloosheid. Dit hoofdstuk beschrijft welke groepen er zijn geformuleerd en welke stappen er zijn genomen om deze groepen samen te stellen. 2.1 Amsterdamse jongeren in zes groepen In Amsterdam hanteren we de volgende zes groepen: 1. in opleiding 2. in opleiding en aan het werk 3. aan het werk en niet in opleiding 4. werkloos en in opleiding 5. werkloos en niet in opleiding 6. niet in opleiding en niet werkend, overig De gegevens komen deels uit registraties en deels uit enquêtes. Werkend wil zeggen minimaal 12 uur per week aan het werk. Werkloos zijn de jongeren die actief zoeken naar een baan voor minimaal 12 uur per week (al dan niet geregistreerd), ofwel de werkloze beroepsbevolking (zie hoofdstuk 1). De jongeren in groep 1 en 6 behoren niet tot de beroepsbevolking. De andere groepen behoren wel tot de beroepsbevolking, zij werken of willen werken voor minimaal 12 uur per week. Tabel 2.1 Indeling groepen jongeren naar beroepsbevolking en niet-beroepsbevolking in opleiding in opleiding en aan het werk aan het werk en niet in opleiding werkloos en in opleiding werkloos en niet in opleiding niet in opleiding en niet werkend, overig beroepsbevolking niet-beroepsbevolking 2.2 Stap 1: aantal Amsterdamse jongeren Op 1 januari 2014 waren er 137.045 jongeren in de leeftijd van 15 tot 27 jaar in Amsterdam. Dit zijn er 2.160 meer dan een jaar eerder. Het aantal Amsterdamse jongeren is de afgelopen jaren gestegen, maar deze stijging is het laatste jaar minder sterk dan voorgaande jaren. Er komen vooral steeds meer Amsterdamse jongeren van 23 jaar en 10

Achtergronddocument bij fact sheet jeugdwerkloosheid 2014 ouder, veelal betreft dit jongeren van autochtone herkomst. Het aantal Amsterdamse jongeren van westerse en niet-westerse herkomst daalde in 2013 licht. Van alle Amsterdamse jongeren is 46,6% van autochtone herkomst (2013: 45,8%), 39,2% (2012: 39,9%) van de jongeren zijn Amsterdammers van niet-westerse herkomst en 14,2% (2012: 14,3%) betreft Amsterdamse jongeren van westerse herkomst. Tabel 2.2 Amsterdamse jongeren naar leeftijd, geslacht en herkomst, januari 2014 autochtoon westers allochtoon niet-westers allochtoon totaal jonge mannen 15 tot 23 jaar 14.439 3.998 17.014 35.451 23 tot 27 jaar 13.916 4.502 9.723 28.141 totaal 28.355 8.500 26.737 63.592 jonge vrouwen 15 tot 23 jaar 18.366 4.886 16.861 40.113 23 tot 27 jaar 17.075 6.089 10.176 33.340 totaal 35.441 10.975 27.037 73.453 totaal 15 tot 23 jaar 32.805 8.884 33.875 75.564 23 tot 27 jaar 30.991 10.591 19.899 61.481 totaal 63.796 19.475 53.774 137.045 procenten jonge mannen 15 tot 23 jaar 41 11 48 100 23 tot 27 jaar 49 16 35 100 totaal 45 13 42 100 jonge vrouwen 15 tot 23 jaar 46 12 42 100 23 tot 27 jaar 51 18 31 100 totaal 48 15 37 100 totaal 15 tot 23 jaar 43 12 45 100 23 tot 27 jaar 50 17 32 100 totaal 47 14 39 100 Bron: O+S Niet alle leeftijdsgroepen zijn gelijk in omvang. Vanaf 18 jaar neemt het aantal jongeren per leeftijdsgroep snel toe door instroom van studenten in de stad. Dit patroon is de afgelopen jaren alleen maar sterker geworden. Een ander opvallend patroon is dat het aantal autochtone jongeren dat in de stad blijft jaarlijks afneemt. 11

2014 2 Amsterdamse jongeren januari 2002: 108.887 Amsterdamse jongeren januari 2014: 137.045 Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek Figuur 2.3 Amsterdamse jongeren van 15-26 jaar naar leeftijd, leeftijd vestiging in Amsterdam en herkomst, 2002 en 18.000 16.000 14.000 12.000 10.000 8.000 aantal niet-westers allochtoon - vestiger niet-westers allochtoon - Amsterdammer westers allochtoon - vestiger westers allochtoon - Amsterdammer autochtoon - vestiger 18.000 16.000 14.000 12.000 10.000 8.000 aantal niet-westers allochtoon - vestiger niet-westers allochtoon - Amsterdammer westers allochtoon - vestiger westers allochtoon - Amsterdammer autochtoon - vestiger 6.000 autochtoon - Amsterdammer 6.000 autochtoon - Amsterdammer 4.000 4.000 2.000 2.000 0 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 0 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 Bron: O+S 2.3 Stap 2: onderwijsvolgende jongeren Om tot zes groepen jongeren te komen is vervolgens gekeken naar het aantal jongeren dat geregistreerd staat op een opleiding. Op dit moment zijn nog niet alle onderwijscijfers over schooljaar 2013/ 14 beschikbaar 3. Daarom wordt in dit onderzoek grotendeels gebruik gemaakt van cijfers over schooljaar 2012/ 13. In totaal stonden er in schooljaar 2012/ 13 77.900 jongeren in de leeftijd van 15 tot 27 jaar ingeschreven bij een onderwijsinstelling. Dit is 57% van alle jongeren. Hiervan volgt 21% een opleiding in het voortgezet onderwijs, 21% gaat naar het middelbaar beroepsonderwijs en 55% volgt een opleiding in het hoger onderwijs. Drie procent van de 15 tot 27 jarige jongeren volgt een opleiding in het speciaal onderwijs, particulier onderwijs of het volwassenonderwijs. Tabel 2.4 Onderwijsvolgende jongeren woonachtig in Amsterdam, schooljaar 2009/ 10 2013/ 14 2009/'2010 2010/'2011 2011/'2012 2013/'2014* abs. % abs. % abs. % abs. % voortgezet onderwijs 15.600 21 15.600 21 15.700 21 16.200 21 middelbaar beroepsonderwijs 16.600 23 16.100 22 15.900 21 16.000 21 hoger beroepsonderwijs 17.900 25 18.400 25 19.000 25 19.000 24 wetenschappelijk onderwijs 22.600 31 24.300 33 24.900 33 24.400 31 overig (SO, particulier en vavo) 2.300 3 totaal 72.700 100 74.400 100 75.500 100 77.900 100 * cijfers MBO, HBO, WO en vavo komen van het CBS en gaan over schooljaar 2012/ 13, VO cijfers komen van DMO en gaan over schooljaar 2013/ 14 bron: DMO, CBS/DUO 2 Amsterdammer: jongeren opgegroeid in Amsterdam, is voor 18e verjaardag in Amsterdam komen wonen. Vestiger: jongere die op of na 18 e verjaardag in Amsterdam is komen wonen. 3 De afgelopen jaren is gebruik gemaakt van CBS cijfers over onderwijsvolgende jongeren naar leeftijd, regio en onderwijssoort. Deze cijfers komen jaarlijks in oktober beschikbaar. Op dit moment zijn er nog geen gegevens naar leeftijd beschikbaar over schooljaar 2012/ 2013. DMO heeft ook gegevens over VO en MBO leerlingen, maar deze Daarom wordt ivm de vergelijkbaarheid gebruik gemaakt van cijfers over schooljaar 2011/ 12. 12

Achtergronddocument bij fact sheet jeugdwerkloosheid 2014 2.4 Stap 3: beroepsbevolking Vervolgens is in de Amsterdamse enquête beroepsbevolking 2014 4 van O+S gekeken welk deel van de jongeren tot de beroepsbevolking behoort en welk deel van hen werkzaam is en welk deel werkloos. Van alle jongeren behoren er 76.500 tot de beroepsbevolking, zij werken of willen minimaal 12 uur per week werken. Dit is 56% van alle jongeren. Van de beroepsbevolking van 15 tot 27 jaar is in 2014 76% werkzaam en 24% werkloos. Het werkloosheidspercentage komt hiermee uit op 24%. Tabel 2.5 Beroepsbevolking 15-26 jaar Amsterdam, 2009, 2011, 2013 en 2014 2009 2011 2013 2014 abs. abs. abs. abs. geschat % geschat % geschat % geschat % werkzaam 61.100 86 65.300 84 57.900 80 58.100 76 werkloos 10.300 14 12.100 16 14.700 20 18.400 24 71.400 100 77.400 100 72.600 100 76.500 100 Bron REB O+S: 2.5 Stap 4: combineren werk-, werkloosheid- en opleiding Van de werkende jongeren volgt 39% fulltime een opleiding. Dit zijn de jongeren met een baan van minimaal 12 uur naast hun opleiding. Op basis van dit gegeven zijn drie groepen samengesteld: 1. in opleiding (44.200) 2. in opleiding en aan het werk (22.400) 3. aan het werk en niet in opleiding (35.700) Van de werkloze jongeren volgt 61% een fulltime opleiding. Op basis hiervan zijn groep 4 en 5 samengesteld: 4. werkloos en in opleiding (11.300) 5. werkloos en niet in opleiding (7.100) Vervolgens blijft er een restgroep over, deze jongeren gaan niet naar school, werken niet meer dan 12 uur per week en zoeken ook niet actief naar werk. Dit zijn naar schatting 16.300 jongeren, 12% van alle jongeren. Een deel van deze jongeren wil wel werken maar is niet direct beschikbaar of niet actief op zoek. Een deel kan niet of maar gedeeltelijk werken wegens arbeidsongeschiktheid en weer anderen hebben ervoor gekozen niks te doen. Deze groep wordt later in dit onderzoek verder bekeken. 4 De gegevens zijn verzameld in de periode mei 2012 tot en met april 2013. 13

Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek Op basis van deze beschreven stappen komen we tot de volgende verdeling in zes groepen: 1. 32,2% van de jongeren is in opleiding en werkt niet; 2. 16,3% is in opleiding en aan het werk voor minimaal 12 uur per week; 3. 26,1% is aan het werk en niet in opleiding; 4. 8,2% van de jongeren is werkloos en is in opleiding; 5. 5,2% is werkloos en niet in opleiding en 6. 12,0% van de jongeren is niet in opleiding en niet werkzaam. In tabel 2.6 is dit schematisch weergegeven. Deze tabel vormt de basis voor de verdere analyses. Uit de figuur valt op te maken dat een groot deel van de Amsterdamse jongeren (83%) aan het werk is of op school zit. De oranje gekleurde groepen zijn de aandachtsgroepen. Tabel 2.6 procenten) Amsterdamse jongeren naar voornaamste bezigheid, 2012, 2013 en 2014 (aantallen en 2012 2013 2014 abs. % abs. % abs. % 1 in opleiding 41.700 31,5 43.700 32,4 44.200 32,2 2 in opleiding en aan het werk 25.200 18,9 22.200 16,5 22.400 16,3 3 aan het werk en niet in opleiding 40.100 30,2 35.600 26,4 35.700 26,1 4 werkloos en in opleiding 7.000 5,2 8.000 5,9 11.300 8,2 5 werkloos en niet in opleiding 5.100 3,9 6.700 5,0 7.100 5,2 6 niet in opleiding en niet werkend, overig 13.900 10,4 18.600 13,8 16.300 12,0 totaal 133.000 100 134.800 100 137.000 100 Bron: O+S: 14

Achtergronddocument bij fact sheet jeugdwerkloosheid 2014 3 Ontwikkelingen in de zes groepen In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ontwikkelingen tussen 2012, 2013 en 2014 in de verschillende groepen. 3.1 Minder jongeren aan het werk Tweeënveertig procent van de Amsterdamse jongeren is aan het werk voor minimaal 12 uur per week. Dit zijn in totaal 58.100 jongeren. In dit onderzoek valt de groep werkende jongeren uiteen in twee groepen: 22.400 jongeren die een opleiding volgen en een baan hebben (16% van alle jongeren) en 35.700 jongeren die aan het werk zijn en geen opleiding meer volgen (26%). Begin 2014 zijn er minder jongeren aan het werk dan in 2012 en 2013. Zowel het aandeel jongeren dat een opleiding volgt en werkt (2012: 19%) als het aandeel jongeren dat werkt en geen opleiding meer volgt is gedaald (2012: 30%). Inkomen werkende jongeren In 2011 hadden 53.5000 Amsterdamse jongeren een heel jaar inkomen. Dit is 40% van alle jongeren. Het gemiddeld inkomen van jongeren met een heel jaar inkomen was in 2011 16.900, dit is iets meer dan een jaar eerder toen jongeren een gemiddeld inkomen hadden van 16.800. In 2009 hadden jongens nog een hoger inkomen dan meisjes, in 2011 is dit verschil bijna verdwenen. Jongens hadden een gemiddeld inkomen van 17.000 en meisjes van 16.800. Autochtone jongeren ( 20.900) hebben een veel hoger inkomen dan Amsterdamse jongeren van niet-westerse herkomst ( 12.4000), dit verschilt komt voornamelijk maar niet volledig door het verschil in opleidingsniveau. Autochtone jongeren zijn hoger opgeleid, dit komt door de grote instroom van (veelal autochtone) studenten elk jaar. Het inkomen van Amsterdamse jongeren van niet-westerse herkomst is ten opzichte van de afgelopen jaren gedaald. Tabel 3.1 Gemiddeld persoonlijk inkomen, 2009, 2010 en 2011 2009 2010 2011 jonge mannen 17.700 16.900 17.000 jonge vrouwen 16.900 16.700 16.800 autochtoon 19.700 19.200 20.900 niet-westers allochtoon 14.500 14.200 12.400 totaal 17.300 16.800 16.900 aantal jongeren met heel jaar inkomen 52.200 52.800 53.500 Bron: CBS, bewerking O+S Dit zijn de meest recente beschikbare inkomensgegevens. De cijfers komen vanwege controles en bewerkingen altijd pas enkele jaren na het betreffende jaar beschikbaar. 15

Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek 3.2 Werkloosheid stijgt naar 24% Begin 2014 was 24% van de jonge Amsterdamse beroepsbevolking (18.400 jongeren) actief op zoek naar een baan. Dit komt neer op 13% van alle jongeren. De werkloosheid is dus gestegen ten opzichte van voorgaande jaren (2012: 16%, 2013: 20%). De werkloosheid is het hoogst onder Amsterdamse jongeren van niet-westerse herkomst (38%) maar onder deze groep steeg de werkloosheid afgelopen jaar niet verder. Jongeren zonder startkwalificatie (43%) en 15-22 jarigen (36%) zijn ook relatief vaak werkloos. Onder deze twee groepen nam de werkloosheid in 2013 ook sterk toe. Ook middelbaar opgeleiden waren begin 2014 veel vaker werkloos dan begin 2013. De werkloosheid steeg in 2013 sterker onder jonge vrouwen dan onder jonge mannen, maar onder beide groepen was sprake van een stijging. Onder autochtone Amsterdammers steeg de werkloosheid in tegenstelling tot voorgaande jaren ook, net als onder Amsterdammers van Westerse herkomst, terwijl onder Amsterdammers van niet-westerse herkomst sprake van een gelijk niveau. Amsterdamse jongeren van Marokkaanse (48%) en Surinaamse of Antilliaanse (38%) herkomst zijn veel vaker werkloos dan Amsterdamse jongeren van Turkse (33%) of overige niet-westerse herkomst (31%). Figuur 3.2 Aandeel werkloze jongeren in de beroepsbevolking, 2012, 2013 en 2014 (procenten) jonge vrouwen 15 19 24 jonge mannen 16 21 24 15-22 jaar 23 31 36 23-26 jaar 10 13 16 autochtone Amsterdammers 8 10 14 Amsterdammers van westerse herkomst 8 13 22 Amsterdammers van niet-westerse herkomst 22 39 38 18 zonder startkwalificatie 33 43 18 met startkwalificatie, middelbaar opgeleid 18 24 met startkwalificatie, hoog opgeleid 7 8 10 totaal 16 20 24 0 10 20 30 40 50 2012 2013 2014 % Bron: O+S Het grote verschil in werkloosheid tussen jongeren van autochtone herkomst en jongeren van niet-westerse herkomst kan maar gedeeltelijk verklaard worden door het opleidingsniveau van de jongeren. Hoogopgeleide Amsterdammers van niet-westerse herkomst zijn veel vaker werkloos (19%) dan autochtone Amsterdammers (8%). 16

Achtergronddocument bij fact sheet jeugdwerkloosheid 2014 Figuur 3.3 Aandeel werkloze jongeren in de beroepsbevolking naar herkomst en opleidingsniveau, 2014 (procenten) 56 Amsterdammers van niet westerse herkomst 32 19 35 Amsterdammers van westerse herkomst 28 10 22 autochtone Amsterdammers 18 8 44 totaal 25 10 % 0 10 20 30 40 50 60 laag opgeleid middelbaar opgeleid hoog opgeleid Bron: O+S 17

Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek Appels met peren vergelijken? Het vergelijken van de jongeren van niet-westerse herkomst met de groep van autochtone herkomst is in feite een rare vergelijking. De groep autochtone Amsterdammers bestaat grotendeels uit kansrijke studenten die naar de stad zijn gekomen om te studeren (zie hoofdstuk 2), de groep niet-westerse allochtonen is zeer divers en bestaat grotendeels uit jongeren met laagopgeleide ouders. Voor een goede vergelijking zou het opleidingsniveau van de ouders meegenomen moeten worden in de vergelijking. Dit gegeven is helaas niet beschikbaar. Daarom is gezocht naar alternatieven, zoals in Amsterdam opgegroeide jongeren (jongeren die voor hun 18 e naar Amsterdam zijn gekomen) of autochtone jongeren uit buurten waar veel niet-westerse jongeren (Nieuw-West en Zuidoost) wonen of relatief veel laagopgeleiden wonen (Noord). Vergelijking van jongeren van niet-westerse herkomst met deze groepen laat nog steeds een hogere werkloosheid zien onder de niet-westerse jongeren dan onder andere jongeren. Tabel 3.4 Aandeel werkloze jongeren naar volgen van opleiding, 2014 (procenten) totaal Amsterdammers van niet westerse herkomst 38% autochtone Amsterdammers 14% niet-westerse, in Amsterdam opgegroeid 45% niet-westers, op of na 18e naar Amsterdam gekomen 31% autochtoon, in Amsterdam opgegroeid 25% autochtoon, op of na 18e naar Amsterdam gekomen 11% Autochtone jongeren uit Noord 19% Autochtone jongeren uit Nieuw-West 15% Autochtone jongeren uit Zuidoost 22% totaal Amsterdamse jongeren 24% Bron: O+S 3.3 Onderwijs volgende werklozen versus niet-onderwijsvolgende werklozen In dit onderzoek wordt onderscheid gemaakt tussen twee groepen werkloze jongeren: werkloze jongeren die een opleiding volgen en werkloze jongeren die geen opleiding volgen. Eenenzestig procent van de werkloze jongeren volgt nog een opleiding en 39% is niet in opleiding. Uitgedrukt in werkloosheidspercentages wil dit zeggen dat van de jongeren die een opleiding volgen en daarnaast werken of willen werken 33% actief zoekt naar een baan en dus werkloos is en van de jongeren die geen onderwijs volgen is 17% werkloos. Het aandeel werkloze jongeren in opleiding is gestegen ten opzichte van voorgaande jaren, in 2013 was 26% jongeren in opleiding werkloos, dat is nu 33%. Onder de nietonderwijsvolgende jongeren bleef de werkloosheid vrijwel stabiel: begin 2013 was 16% werkloos, dit is begin 2014 17%. 18

Achtergronddocument bij fact sheet jeugdwerkloosheid 2014 Hoewel de werkloosheid onder laagopgeleiden met 44% erg hoog is, wordt dit grotendeels verklaard door het feit dat veel van deze jongeren nog onderwijs volgen. Van de onderwijsvolgende jongeren met een laag opleidingsniveau (zij hebben dus nog zicht op een hoger opleidingsniveau) is 62% werkloos. Onder niet-onderwijsvolgende laag opgeleide jongeren is dit vele malen lager (27%). Tabel 3.5 Aandeel werkloze jongeren naar volgen van opleiding, 2014 (procenten) onderwijsvolgend niet-onderwijsvolgend totaal vrouwen 33 17 24 mannen 34 16 24 15-22 jaar 40 28 36 23-26 jaar 33 14 16 niet-westerse allochtonen 49 29 38 westerse allochtonen 29 17 22 autochtonen 22 9 14 Surinaams/Antilliaans 54 27 39 Turks 42 27 33 Marokkaans 55 40 48 Overig niet-westers 41 22 31 1e generatie westerse/niet-westerse herkomst 50 20 32 2e generatie westerse/niet-westerse herkomst 27 15 20 laag 62 27 44 middelbaar 27 21 25 hoog 19 8 10 totaal 33 17 24 Bron: O+S: 3.4 Verdringing zorgt voor hogere werkloosheid onder laagopgeleiden Van de niet schoolgaande middelbaar opgeleide jongeren werkte in 2013 32% in een baan waar geen vooropleiding voor wordt gevraagd (laag baanniveau), zij werken dus onder hun niveau. Dit is vergelijkbaar met 2009. Ook hoogopgeleide jongeren werken regelmatig onder hun niveau (19%). Zij verdringen hierdoor middelbaar en laagopgeleide jongeren en benutten hun opgedane kennis niet optimaal. Het omgekeerde komt ook voor, 13% van de middelbaar opgeleide jongeren werkt naar eigen zeggen in een baan waarvoor een hoger opleidingsniveau wordt gevraagd. Van de laagopgeleide jongeren werkt 23% op een hoger niveau (zie figuur 3.6). 19

2013 2009 Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek Figuur 3.6 Opleidingsniveau van niet schoolgaande werkende jongeren naar niveau van de baan, 2009 en 2013 (procenten) laag opgeleid 84 13 3 middelbaar opgeleid 31 60 9 hoog opgeleid 8 7 85 laag opgeleid 77 19 4 middelbaar opgeleid 32 55 13 hoog opgeleid 10 9 81 0 20 40 60 80 % 100 laag baanniveau middelbaar baanniveau hoog baanniveau 3.5 Weer meer jongeren met startkwalificatie Een startkwalificatie 5 geldt als minimale kwalificatie voor de arbeidsmarkt, maar geeft geen garantie op een baan. Van de Amsterdamse jongeren heeft 66% een startkwalificatie, dit is meer dan in voorgaande jaren. Een deel van de jongeren heeft, doordat zij nog op school zitten, nog zicht op het behalen van een startkwalificatie. Jongeren die werken en geen opleiding meer volgen behalen meestal geen startkwalificatie meer. Van deze groep heeft 83% een startkwalificatie. Van de werkloze jongeren die geen opleiding meer volgen heeft 69% een startkwalificatie. Dit is een verder stijging ten opzichte van voorgaande jaren. Tabel 3.7 Aandeel jongeren met startkwalificatie per groep, 2012, 2013 en 2014 (procenten) 2012 2013 2014 1 in opleiding 55 52 52 2 in opleiding en aan het werk 63 73 87 3 aan het werk en niet in opleiding 61 76 83 4 werkloos en in opleiding 60 46 59 5 werkloos en niet in opleiding 52 58 69 6 niet in opleiding en niet werkend, overig 27 28 40 totaal 58 61 66 Bron: O+S: 5 Een diploma op minimaal mbo-2, havo- of vwo-niveau. Een vmbo-diploma is geen startkwalificatie. 20

Achtergronddocument bij fact sheet jeugdwerkloosheid 2014 3.6 Participatie stijgt door stijging werkloosheid De beroepsbevolking is weer wat groter geworden ten opzichte van 2013, er zijn meer jongeren actief gaan zoeken naar een baan, terwijl de arbeidsmarkt deze nog niet aanbiedt, dit zorgt voor een hogere werkloosheid. Het aandeel werkzame jongeren bleef vrijwel gelijk (43% in 2013 naar 42% in 2014). In 2012 behoorde 58% van de jongeren tot de beroepsbevolking, in 2013 was dit 54% en nu is dit 56%. Hoewel de arbeidsparticipatie van jongeren in het algemeen steeg, bleven bepaalde groepen achter. Jongeren zonder startkwalificatie en jongeren van niet westerse herkomst bieden zich juist minder vaak aan op de arbeidsmarkt. Zij zijn vaker een opleiding gaan volgen of zoeken niet meer actief naar een baan. Figuur 3.8 Bruto arbeidsparticipatie, 2012, 2013 en 2014 (procenten) jonge vrouwen 56 51 55 jonge mannen 61 57 57 15-22 jaar 47 39 39 23-26 jaar 74 74 76 autochtone Amsterdammers 50 57 59 Amsterdammers van westerse herkomst 57 62 60 Amsterdammers van niet-westerse herkomst 5459 50 met startkwalificatie, hoog opgeleid 72 76 80 met startkwalificatie, middelbaar opgeleid 59 57 60 zonder startkwalificatie 53 41 34 totaal 58 54 56 0 20 40 60 80 100 2012 2013 2014 % Bron: O+S In bijlage 2 zijn tabellen opgenomen van de ontwikkelingen binnen de zes groepen naar leeftijd, geslacht, herkomst en het hebben van een startkwalificatie. 21

Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek 4 Ontwikkelingen in Nederland en de G4 Dit hoofdstuk beschrijft de ontwikkelingen in de jeugdwerkloosheid in Nederland en in de vier grote steden. Alle Nederlandse jongeren en de jongeren in de G4 (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht) worden op eenzelfde manier als de Amsterdamse jongeren verdeeld in zes groepen. De indeling wordt gemaakt op basis van de enquête beroepsbevolking van het CBS. De cijfers wijken daarop af van andere cijfers in dit rapport en in de fact sheet. Zie het kader voor meer informatie over de verschillen. O+S cijfers werkloosheid versus CBS cijfers werkloosheid O+S (REB) en het CBS (EBB) hebben allebei een enquête beroepsbevolking. In grote lijnen lijken ze op elkaar, maar er zijn ook verschillen. Het voornaamste verschil is het doel van de enquête. Het CBS gebruikt de enquête om landelijk de ontwikkelingen in de werkzame en werkloze beroepsbevolking in beeld te brengen. De enquête is zo ingericht dat op landelijk niveau voor verschillende groepen een goed beeld ontstaat. Daarnaast is het mogelijk om sommige gegevens uit te splitsten op regionaal niveau. Maar dan neemt de betrouwbaarheid af. Cijfers over heel Amsterdam zijn daardoor nog wel betrouwbaar, maar over Amsterdamse jongeren wordt het al minder betrouwbaar (maar nog wel mogelijk). Maar cijfers over Amsterdamse jongeren van niet-westerse herkomst zijn bijvoorbeeld niet betrouwbaar. De O+S enquête heeft als voornaamste doel om voor verschillende Amsterdamse groepen de werkzame en werkloze beroepsbevolking in beeld te brengen. Het aantal ondervraagde Amsterdammers is in deze enquête dan ook groter dan in de CBS-enquête. Hierdoor kan bijvoorbeeld de jeugdwerkwerkloosheid onder verschillende groepen jongeren onderzocht worden. Daarnaast zijn er enkele andere verschillen in de vragenlijst, de onderzoeksopzet en de onderzoeksmethode die ervoor zorgen dat de uitkomsten wat verschillen. Naar 1 cijfer? O+S heeft de afgelopen maanden onderzocht of het mogelijk ik om te komen tot 1 cijfer over jeugdwerkloosheid in Amsterdam. Dit is binnen de huidige informatiebehoefte nog niet gelukt. De CBS enquête biedt niet de gewenste verdieping en de O+S enquête biedt niet de exacte vergelijkingsmogelijkheid met andere steden. Voor de verdieping van verschillende groepen jongeren blijven we afhankelijk van aanvullend onderzoek terwijl we voor de vergelijking met de G4, zoals in dit hoofdstuk, afhankelijk blijven van het CBS. In de zomer van 2014 wordt verder onderzocht of het achteraf combineren van de enquêtes het gewenste resultaat oplevert. 22

jan mrt mei jul sept nov jan mrt mei jul sept nov jan mrt mei jul sept nov jan mrt mei jul sept nov jan mrt mei jul sept nov jan mrt mei jul sept nov jan mrt Achtergronddocument bij fact sheet jeugdwerkloosheid 2014 4.1 Sinds 2013 meisjes vaker dan jongens werkloos Het CBS publiceert maandelijks cijfers over de ontwikkelingen in de (jeugd)werkloosheid. Deze cijfers hebben betrekking op jongeren van 15 tot en met 24 jaar, een beperktere leeftijdsgroep dan in de rest van dit onderzoek wordt gebruikt. Tussen 2008 en 2010 was sprake van een stijging van de jeugdwerkloosheid. In 2011 daalde de jeugdwerkloosheid om vervolgens in 2012 weer te stijgen. Halverwege 2013 was eveneens sprake van een sterke daling maar sinds begin 2014 is de jeugdwerkloosheid weer op het niveau van de zomer van 2013. Elk jaar is de stijging het sterkst tussen december en januari, ook begin 2013 was dit het geval. In april 2014 was 15.5% van de jongeren werkloos (beroepsbevolking). De verschillen tussen jongens en meisjes zijn in 2013 groter geworden, meisjes waren eind 2013 en begin 2014 vaker dan jongens werkloos. Het CBS geeft als verklaring voor de recent gedaalde werkloosheid dat jongeren zich terugtrekken van de arbeidsmarkt 6. Figuur 4.1 Ontwikkeling jeugdwerkloosheid 15-24 jaar Nederland per maand, jongens en meisjes, jan 2008-april 2014 25 % 20 15 10 5 0 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 totaal jongens meisjes bron: CBS Statline Wanneer specifiek gekeken wordt naar de groep van 15 tot 27 jaar, dan zijn er in Nederland bijna 2,5 miljoen jongeren. Van de Nederlandse jongeren (beroepsbevolking) was in 2013 14% werkloos. Dit is meer dan voorgaande jaren (2012: 11% en 2011: 9%). 6 CBS webbericht 15 mei 2014 Stijging werkloosheid vlakt af door terugtrekken jongeren. 23

Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek 4.2 Amsterdamse jongeren minder vaak werkloos dan jongeren uit Rotterdam en Den Haag Indeling van alle Nederlandse jongeren in zes groepen op basis van opleiding, werk en werkloosheid laat zien dat 64% van de Nederlandse jongeren een opleiding volgt. Dit is vrijwel evenveel als in Amsterdam (63%). Van de Nederlandse jongeren is 42% aan het werk voor minimaal 12 uur per week, dit is iets minder dan in voorgaande jaren (44%). Amsterdamse jongeren werken ongeveer even vaak (EBB 43%). De werkloosheid is in Amsterdam nog steeds hoger dan gemiddeld in Nederland. Van alle Amsterdamse jongeren is 10% werkloos (EBB), dit is 18% van de beroepsbevolking (EBB). Van alle Nederlandse jongeren van 15 tot 27 jaar is 7% werkloos (2013), dit is 14% van de beroepsbevolking. Figuur 4.2 Jongeren 15 tot 27 jaar naar voornaamste bezigheid, Nederland, G4 en grote steden, 2013 (procenten) Nederland G4 Amsterdam Utrecht Den Haag Rotterdam % 0 20 40 60 80 100 in opleiding aan het werk en niet in opleiding werkloos en niet in opleiding in opleiding en aan het werk werkloos en in opleiding niet in opleiding en niet werkend, overig bron: CBS, bewerking O+S In de vier grote steden, Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht wonen in totaal bijna 384.000 jongeren van 15 tot 27 jaar (januari 2013). Dit betreft 16% van alle Nederlandse jongeren in deze leeftijdsgroep. Van alle jongeren in de G4 is 62% in opleiding, dit is vrijwel evenveel als in Amsterdam. Amsterdamse jongeren zijn vrijwel even vaak als gemiddeld in de G4 aan het werk (43%). Het voornaamste verschil tussen het G4 gemiddelde en Amsterdam is dat Amsterdamse jongeren vaker werk combineren met een opleiding. 24

Achtergronddocument bij fact sheet jeugdwerkloosheid 2014 Binnen de vier grote steden zijn een aantal opvallende ontwikkelingen te zien. De werkloosheid is in de G4 opgelopen naar 19% (was 16% in 2011). De stijging komt doordat het aandeel werkloze jongeren in alle grote steden toenam. In Rotterdam en Den Haag was de stijging het sterkst. Van alle werkloze jongeren in de G4 volgt 50% nog wel een opleiding. In Utrecht is dit aandeel het hoogst, werkloze Rotterdamse jongeren volgen juist vaak geen opleiding (zie bijlage 2 voor details). Wanneer de jeugdwerkloosheid in de G4 en de verschillende steden wordt afgezet tegen het de jeugdwerkloosheid in heel Nederland (14%) dan valt op dat de jeugdwerkloosheid in Utrecht zelfs onder het gemiddelde ligt. In Amsterdam is de jeugdwerkloosheid hoger dan gemiddeld, maar lager dan in Rotterdam en Den Haag en iets lager dan het G4 gemiddelde. Figuur 4.3 Werkloosheid in steden en G4 ten opzichte van Nederland, 2013 (index Nederland =0) G4 Amsterdam Rotterdam Den Haag Utrecht -20 0 20 40 60 80 index Nederland = 0 jeugdwerkloosheid Nederland 14% bron: CBS Statline 25

Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek 5 Werkloze en overige jongeren nader bekeken In de monitor jeugdwerkloosheid 2012 is voor het eerst een nadere uitsplitsing gemaakt van de werkloze jongeren en de jongeren die niet werken en geen opleiding volgen maar ook niet werkloos zijn. De groep is nader uitgesplitst op basis van de kenmerken: geregistreerd als werkloze bij DWI of UWV, geregistreerd staan als voortijdig schoolverlater en het ontvangen van een arbeidsongeschiktheidsuitkering. 5.1 Vijf (sub)groepen door toevoegen arbeidsongeschiktheid en vsv De groepen werkloze onderwijsvolgende jongeren, werkloze niet-onderwijsvolgende jongeren en niet in opleiding en niet werkend zijn opgedeeld in nog eens vijf subgroepen: 4. Werkloos en in opleiding; 5a. Werkloos, niet geregistreerd werkloos (niet in opleiding); 5b. Werkloos, geregistreerd werkloos (niet in opleiding); 6_1 overige jongeren, geregistreerd werkloos (jongerenloket) 6_2 overige jongeren vsv tot 23 jaar met begeleiding 6_3 overige jongeren, vsv tot 23 jaar begeleiding niet mogelijk of niet gewenst 6_4 overige jongeren, met een Wajong-uitkering 6_5 overige jongeren, niet geregistreerd. Tabel 5.1 Overzicht werkloze en niet actieve jongeren naar specifieke groepen 2012 2013 2014 abs. % abs. % abs. % 4 werkloos en in opleiding 7.000 5,2 8.000 5,9 11.300 8,2 5a werkloos, niet geregistreerd als werkloze 3.700 2,8 4.900 3,6 4.400 3,2 5b werkloos en geregistreerd als werkloze 1.400 1,1 1.800 1,3 2.700 2,0 4+5 werkloze beroepsbevolking 12.100 9,1 14.700 10,9 18.400 13,4 overige jongeren, geregistreerd 1 geregistreerd werkloos 3.300 2,5 2.600 2 2.500 1,8 2 vsv tot 23 jaar met begeleiding 800 0,6 2.200 1,6 3.300 2,4 3 vsv tot 23 jaar begeleiding niet gewenst of niet mogeljk 2.000 1,4 1.600 1,2 1.600 1,2 4 Wajong-uitkering 2.900 2,2 3.100 2,3 3.200 2,3 5 overig 4.900 3,7 7.400 5,5 5.700 4,2 6 overige jongeren, niet geregistreerd 13.900 10,4 17.000 12,6 16.300 11,9 totaal werkloos en niet-actief 26.000 20 31.700 24 34.700 25 bron:o+s 26

Achtergronddocument bij fact sheet jeugdwerkloosheid 2014 5.2 Geregistreerde werkloosheid stijgt naar 3,8% Om te komen tot de verschillende subgroepen is eerst gekeken naar de jongeren die geregistreerd staan als werkloze bij DWI of UWV. Op 1 januari 2014 stonden er bijna 5.200 jongeren in de leeftijd van 15 tot 27 jaar geregistreerd bij DWI, UWV of bij beide instanties. Dit is 3,8% van alle Amsterdamse jongeren. Van de bijna 5.200 jongeren die geregistreerd staan als werkloze behoren er begin 2014 ongeveer 2.700 tot de werkloze beroepsbevolking (groep 5b in tabel 5.1) 7. Ten opzichte van voorgaande jaren is het aantal en aandeel geregistreerde werkloze jongeren gestegen. Figuur 5.2 Overlap werkloze beroepsbevolking en geregistreerde werkloosheid in totale populatie, 2014(procenten) bron: O+S Niet-westerse allochtone jongeren staan veel vaker dan westerse allochtone jongeren en autochtone jongeren geregistreerd als werkloze. Het afgelopen jaar is het aandeel geregistreerde werkloze jongeren van niet-westerse herkomst echter gedaald terwijl Amsterdamse jongeren van westerse en autochtone herkomst juist vaker ingeschreven stonden. Jonge mannen staan iets vaker dan jonge vrouwen geregistreerd, en 23 tot 27 jarige jongeren staan vaker te boek als werkloze dan 15 tot en met 22 jarigen. 7 Uit de enquête beroepsbevolking blijkt dat van de werkloze jongeren die geen opleiding meer volgen 53% ingeschreven staat bij DWI of UWV. Op basis hiervan is dit aantal tot stand gekomen. 27

Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek Figuur 5.3 Geregistreerd werkloze jongeren in totale populatie, 2010, 2012, 2013 en 2014(procenten) 15-22 jaar 23-26 jaar jonge mannen jonge vrouwen Amsterdammers van niet-westerse herkomst Amsterdammers van westerse herkomst autochtone Amsterdammers totaal 0 2 4 6 8 10 % 2010 2012 2013 2014 bron: DWI en UWV/ bewerking O+S 5.3 Meer zoekperiodes en grotere instroom in 2013 In 2013 hebben de Jongerenloketten van DWI 5.121 zoekperiodes opgelegd. Dit zijn er ruim 1.000 meer dan in 2012. Van deze groep zijn 2.948 jongeren na de zoekperiode daadwerkelijk ingestroomd bij DWI 8. Zowel het aantal opgelegde zoekperiodes als de daadwerkelijke instroom is in 2013 toegenomen ten opzichte van 2012. De belangrijkste verklaring hiervoor is dat meer jongeren zich hebben gemeld en dat meer jongeren na de zoekperiode terugkeerden bij DWI. Er stroomden gedurende 2013 4.077 jongeren uit, dit is veel meer dan in 2012 (3.324) en iets minder dan in 2011 (4.320). Per saldo is de uitstroom dus groter dan de instroom (- 1.129). Jongeren kunnen positief, neutraal of negatief uitstromen. Positieve uitstroom wil zeggen uitstroom naar werk of een opleiding. Van alle jongeren die in 2013 uitstroomden was bij 40% sprake van positieve uitstroom. Dit is iets minder dan in 2012, maar meer dan in voorgaande jaren. Negatieve uitstroom wil zeggen dat jongeren uitstromen omdat zij niet meewerken aan een traject, dit kwam voor in 8% van de gevallen. Dit is minder dan in voorgaande jaren. Veertig procent stroomde uit met als label neutrale uitstroom. Dit zijn jongeren die om andere redenen uitstromen (bijvoorbeeld een verhuizing, maar ook 8 Jongeren tot en met 27 jaar hebben een wettelijke zoekperiode van vier weken voordat zij in aanmerking komen van een bijstandsuitkering. 28

Achtergronddocument bij fact sheet jeugdwerkloosheid 2014 jongeren die 27 worden en daarom niet langer meetellen als jongere). Het aandeel neutrale uitstroom is aanzienlijk toegenomen, omdat hiertoe ook de jongeren worden gerekend die zich na de zoekperiode niet meer gemeld hebben (en waarvan niet uit systemen is gebleken dat zij aan het werk of naar school zijn). Tabel 5.4 In- en uitstroom jongeren van 15 tot 27 jaar bij DWI, 2009-2013 abs. 2009 2010 2011 2012 2013 instroom 2.747 4.190 3.381 2.006 2.948 uitstroom 2.637 4.019 4.320 3.324 4.077 saldo 110 171-939 -1.318-1.129 uitstroom procenten aandeel positieve uitstroom 32 33 36 48 40 aandeel neutrale uitstroom 31 28 32 40 52 aandeel negatieve uitstroom 37 39 32 12 8 totaal 100 100 100 100 100 bron: DWI 5.4 Meestal voortijdig schoolverlaters begeleidt door BLP of Jongerenloket Jongeren tot 23 jaar die geen startkwalificatie hebben zijn in beeld bij de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling. Op 1 oktober 2013 stonden er 7.680 jongeren geregistreerd als voortijdig schoolverlater. Hiervan zijn 1.904 jongeren aan het werk (en vallen dus onder groep 3, werkzaam), 4.220 krijgen begeleiding (groep 6b) en bij 1.564 jongeren is begeleiding niet gewenst of niet mogelijk (groep 6c). Er zijn verschillende vormen van begeleiding mogelijk. De meeste jongeren krijgen begeleiding van Bureau Leerplicht Plus (2.952) of het jongerenloket (957) 9. Tabel 5.5 Begeleiding niet schoolgaande jongeren zonder startkwalificatie per 01-10-2013 Oktober 2013 Vsv aan het werk Groep 2 of 3 1.904 Vsv met begeleiding Groep 6b 4.220 - bureau leerplicht plus Groep 6b 2.952 - jongerenloket Groep 6a 957 - zorg Groep 6b 266 - inburgering Groep 6b 8 - justitie Groep 6b 37 Begeleiding niet gewenst of niet mogelijk Groep 6c 1.564 totaal 7.688 bron: DMO 9 Jongeren kunnen door meer dan 1 instantie begeleid worden. Voor de overzichtelijkheid wordt in tabel 6.3 maar 1 instantie per jongere weergegeven. Heeft een jongere begeleiding van het jongerenloket dan gaat dit voor andere begeleidingsinstanties. 29