Samenvatting door een scholier 2004 woorden 30 maart 2011 5,5 1 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Hoofdstuk 5: Seksualiteit 5.1 Seks is Voordeliger Seksualiteit: het gedrag dat direct of indirect met de paring samenhangt. Het is vooral een voorbereiding op voortplanten. Ongeslachtelijke voortplanting: er ontstaat een populatie van genetisch identieke nakomelingen (kloon). Er is geen voorbereidend gedrag (aseksueel) Voordelen ongeslachtelijke voortplanting: Aantal individuen neemt snel toe Grotere/kleinere overlevingskans (omdat alle nakomelingen dezelfde eigenschappen hebben, ondervinden ze allemaal evenveel last van ongunstige veranderingen in dat milieu) Geslachtelijke voortplanting: Door versmelting van de eicel en zaadcel ontstaan nieuwe allelenparen. Dit zorgt ervoor dat iedere nakomeling een andere allelenmix heeft. Zo is dus iedere nakomeling uniek. Voordelen geslachtelijke voortplanting: Je kunt je in een ander leefgebied met minder concurrenten handhaven Allelen worden aangepast aan meest voorkomende ziekteverwekkers Overlevingskans groter Proces Natuurlijke selectie: 1. Ene individu is beter in staat om te overleven dan het andere 2. De beste overleven en produceren veel nakomelingen 3. Dan begint het weer opnieuw 5.2 Omgangsvormen bij dieren Seksuele selectie: het veroveren van een partner De paartijd: De enige tijd van het jaar dat dieren elkaars pad kruisen Polygaam: een mannetje heeft meerdere vrouwtjes Monogaam: Beide ouders zorgen voor het nest, de eieren en de jongen. Seksueel gedrag speelt bij sommige diergroepen een rol om sociale spanningen te verminderen https://www.scholieren.com/verslag/38396 Pagina 1 van 5
5.3 Seks van jong tot oud Geslachtschromosomen jongens: XY Geslachtschromosomen meisjes: XX Testosteron: Onmisbaar bij verdere ontwikkeling van de geslachtsorganen van jongens. Secundaire geslachtskenmerken: lagere stem, zaadlozingen, schaamhaar, borsten, eisprong, enz. Oestrogeen: Vrouwelijk geslachtshormoon, word gevormd in de eierstokken en verhoogt de zin in vrijen. De menopauze: Na de menopauze zijn vrouwen onvruchtbaar (ongeveer bij 50 jaar) Geslachtshormonen, sociale en culturele factoren, medicijnen en drugs hebben invloed op de hersenontwikkeling. Tertiaire geslachtskenmerken: hebben te maken met psyche en gedrag Heteroseksueel: willen relatie met iemand van het andere geslacht Homoseksualiteit: willen relatie met iemand van hetzelfde geslacht 5.4 Mensen en seks Seksualiteit heeft bij mensen meer functie dan bij dieren. Of seksualiteit aangenaam is, hangt af van de intimiteit in het contact. Seksueel gedrag heeft zowel een menselijke als een dierlijke kant. Hun onderlinge verhouding staat voortdurend ter discussie. Het denken en omgaan met seksualiteir word ook sterk beïnvloed door de heersende normen en waarden, die per religie en cultuur kunnen verschillen. 5.5 Ziek van de liefde Soa s: gebeurd door contact met bloed, sperma, vaginavocht of besmette voorwerpen. Contactopsprong: iedereen waarmee een besmet iemand seksueel contact heeft gehad moet worden opgespoord en behandeld. Hoofdstuk 6: Voortplanting 6.1 Het begin is er Bevruchting: 1. Aantal zaadcellen dringen door follikels (Zaadcellen komen in contact met en hechten zich aan receptoren 2. Zaadcel geeft enzymen af die eischil afbreken en dringt cel binnen 3. De membranen van de cellen versmelten 4. Kern zaadcel dringt in grondplasma eicel Doordat de andere zaadcellen los komen van de receptoren, kan er geen tweede zaadcel binnendringen. Na 30 uur: 1ste deling 3 dagen: 16 cellen (morula), de cellen worden niet groter (Klievingsdelingen) Eischil: Laag eiwitten om de eicel, beschermt tegen infecties. Trilharen aan de binnenkant van de eileiders vervoer het klompje cellen naar baarmoeder. Inestelling: https://www.scholieren.com/verslag/38396 Pagina 2 van 5
1. In de baarmoeder bestaat het klompje cellen ongeveer uit 100 cellen. 1 of 2 dagen later nestelt het zich in het baarmoederslijmvlies. (blastula) 2. Er is een buitenste omhulsel van cellen (trofoblast). In de troblast bevindt zich een laag cellen (kiemschijf). De cellen in de kiemschijf delen, er ontstaat 2 holtes gevuld met vocht: de amnionholte en het dooierblaasje. 3. De trofoblast vormt uitstulpingen: vlokken die tussen de cellen van het baarmoederslijmvlies ingroeien en later het kinderlijk deel van de placenta vormen. De vlokken nemen voedingstoffen en zuurstof op uit het bloed in de bloedvaten van het baarmoederslijmvlies en geven koolstofdioxide en andere afvalstoffen terug aan het bloed van de moeder. 4. Tussen trofoblast en kiemschijf ontstaan een hechtsteel. Hierdoor vind transport plaats tussen trofoblast en kiemschijf. 5. De amnionholte groeit, verdringt de blastulaholte en komt met het omhulsel tegen de trofoblast te liggen. 6. Het dooierblaasje vormt de eerste bloedcellen. 7. Uit de cellen van de kiemschijf tussen dooierblaasje en amnionholte vormt zich het embryo Navelstreng 1. Na ongeveer 3 weken is het bloedvatenstelsel van het embryo gevormd. Een deel van de bloedvaten groeit door de hechtsteel naar buiten: de bloedvaten in de navelstreng. 2. De navelstreng heeft 2 slagaders en 1 ader. De ader vervoert O2 en voeding vanuit placenta naar baby, slagaders vervoeren afval en CO2 naar moeder 3. Na 8 weken zijn alle organen aangelegd. Het embryo is dan ongeveer 3cm en heet nu een foetus. 4. De 2 vruchtwatervliezen: Amnion en Chorion groeien met de foetus mee, deze beschermen de baby tegen schokken Placenta: bevat bloedvaten van moeder en foetus. Hier vindt de uitwisseling van stoffen plaats. Na de 3e maand gaat de placenta de hormonen progesteron en oestradiol produceren. Als de moeder rookt, medicijnen of drugs gebruikt komen deze stoffen voor een deel terecht in de foetus. Van rokende moeders hebben de kinderen bij geboorte een lager gewicht. 6.2 Zaadcel / Eicel Geslachtscellen: Een mens heeft 23 verschillende chromosomen (haploïd). Door de bevruchting ontstaan (2x23) cellen (diploïd). Je kunt ze in paren rangschikken. Voor elk paar geldt: Een van je moeder een van je vader Informatie over dezelfde erfelijke eigenschappen Meiose: celdeling die geslachtscellen deelt. Het gaat om 2 delingen meiose 1(chromosomen van elk paar chromosomen gaan uit elkaar) en meiose 2 (chromatiden van elk chromosoom gaat uit elkaar). 1. Profase 1: De chromosomen spiraliseren. Het kernmembraam valt uiteen. De centriolen delen. 2. Metafase 1: de chromosomen liggen paarsgewijs midden in de cel (equatorvlak). De spoelfiguur is gevormd. 3. Anafase 1: De trekdraden trekken van elk paar chromosomen, 1 chromosoom naar de ene pool en het andere naar de andere pool. 4. Telofase 1: het kernmembraam is gedeeltelijk weer gevormd 5. Profase 2: De chromosomen spiraliseren opnieuw. Het kernmembraam valt uiteen. De centriolen delen opnieuw. 6. Metafase 2: De chromosomen liggen in het equatorvlak. De spoelfiguur is gevromd. https://www.scholieren.com/verslag/38396 Pagina 3 van 5
7. Anafase 2: De trekdraden trekken de chromatiden uit elkaar 8. Telofase 2: De kernmembranen ontstaan. Het grondplasma deelt. Plaats meiose: man: zaadbal/testis Vrouw: eierstok Testis/ovarium: geslachtsklier 2n=diploïd n=haploïd Vrouwelijke geslachtscellen: 1. Na 8ste week delen bij een vrouwelijk embryo de kiemcellen in de ovaria 2. Hierdoor ontstaan een paar miljoen oögonia. Een groot deel van de oögonia sterft af. De resterende 1-2 miljoen beginnen nog voor de geboorte met de meiose (ze heten dan oöcyten). 3. Oöcyten worden omgeven door follikelcellen samen vormen ze de follikels. 4. Tijdens de geboorte bevinden de oöcyten zich in de profase 1. 5. De rustperiode kan 12-50 jaar duren. 6. In het begin van de puberteit 400000 oöcyten over. 7. Na meiose 1: ongelijke deling. 1 cel krijgt al het grondplasma, de ander wordt poollichaam ( sterft meestal) 8. De grote cel begint aan de meiose 2 maar blijft steken in de metafase. Hij komt vrij tijdens de eisprong. Pas als er bevruchting optreedt word de meiose 2 voltooid. 9. Opnieuw ontstaat er een grote cel en een poollichaam uiteindelijk ontstaat er 1 haloïde cel. Gedurende het leven van een vrouw rijpen er slechts 400-500 oöcyten als 2 eicellen tegelijkertijd bevrucht worden krijg je een twee-eiige tweeling. Mannelijke geslachtcellen: Bij jongens begint de meiose pas met de puberteit. Dit gebeurd in de testes. De kiemcellen en de spermatogonia delen voortdurend(mitose). Elke deling levert een spermatocyt (diploïd) en een spermatogonium (diploïd) op. Uit spermatocyt ontstaat na de meiose vier haploïde cellen. Vervolgens differentiëren de cellen zich tot zaadcellen (ze krijgen een staart). Bij een zaadlozing voegen zaadblaasjes en de prostaat zaadvocht toe. Proces Differentiatie: Vanuit de zaadbuis vervoeren trilharen de zaadcellen naar de bijbal, waar ze verder rijpen. 6.3 Een oproep aan de organen Hypothalamus: geeft via zenuwbanen hormonen af aan het bloed. Via korte bloedvaten komen ze in de hypofyse. De hypofyse reageert daarop door onder andere de hormonen FSH en LH aan het bloed af te geven. Cellen reageren hierop en maken gameten of gaan zelf hormonen afgeven. Bij jongen stimuleert FSH de productie van zaadcellen en LH de afgifte van testosteron. Menstruatiecyclus 1. FSH stimuleert de groei van de follikels en maken oestrogeen. 2. 1 follikel ontwikkelt zich volledig, een met de hoogste oestrogenen productie 3. Oestrogenen komen in bloed en remmen de FSH-productie. Hierdoor stopt de ontwikkeling van andere follikels. 4. Oestrogeen stimuleert de productie van LH. Hierdoor komt de voltooiing van meiose 1 en de eisprong. 5. De lege follikel neemt vetachtige stoffen op en krijgt een gele kleur. Het heet nu een geel lichaam https://www.scholieren.com/verslag/38396 Pagina 4 van 5
6. Deze maakt oestrogeen en progesteron, dat remt de FSH en LH productie af en stimuleert verdere uitgroei van het baarmoederslijmvlies. 7. Als er geen bevruchting is stopt het gele lichaam na 10 dagen de productie progesteron en oestrogeen stopt dit heeft 2 gevolgen. Baarmoederslijmvlies laat los en FSH-productie komt weer op gang. Zwangerschap Effecten van HCG op het lichaam van de moeder zijn: Het gele lichaam blijft en blijft progesteron maken De vorming van FSH en LH worden geremd Te weinig HCG kan een miskraam veroorzaken na 3 maanden stopt het gele lichaam en niet de placenta de aanmaak over. Geboorte: Duurt 9 maanden. Door de weeën maakt de moeder prostaglandinen (veroorzaken onder andere de samentrekking van het spierweefsel van de baarmoederwand). Omdat de druk toeneemt, gaan zenuwimpulsen naar de hypothalamus van de moeder. Die zet de hypofyse aan tot de aangifte van het hormoon oxytocine, dat de samentrekking verder stimuleert. In de hypofyse is de vorming van prolactine op gang gekomen (melkvorming). Oxytocine stimuleert afgifte van melk. 6.4 Ingrijpen in de vruchtbaarheid Pil: Progesteron en oestradiol remmen rijping follikel en ovulatie. Slijm in baarmoederhals wordt taaier door progesteron zodat zaadcellen er moeilijk door heen kunnen Sterilisatie: operatief onderbreken zaad/ei leiders Morning-after pil: Kuur van enkele dagen, tot 48 uur na vrijen. Voorkomt innesteling Morning-after spiraaltje: Tot 5 dagen, voorkomt innesteling Abortus: Zuigcurette (wegzuigen van embryo), Abortuspil Bij vrouwen neemt de vruchtbaarheid na het 28e levensjaar af. IVF= (in virto fertilisatie): hormonen om follikels te rijpen. Zodra een follikel groot genoeg is, zuigt arts het follikel eruit, om het te bevruchten en na 48 uur weer terug te zetten ICSI=(intra cytoplasmatische spermacel injectie): Arts zuigt zaadcel op en injecteert in een eicel https://www.scholieren.com/verslag/38396 Pagina 5 van 5