Bijvoegsel van de Nederlandse Staatscourant van woensdag 20 augustus 1997, nr. 158



Vergelijkbare documenten
Bijvoegsel van de Nederlandse Staatscourant van woensdag 9 april 1997, nr. 68

Bijvoegsel van de Nederlandse Staatscourant van Woensdag 23 juli 1997, nr. 138

betreft: [klager] datum: 8 september 2014

Rapport. Datum: 29 maart 2005 Rapportnummer: 2005/091

10-02 DE RAAD VAN TOEZICHT GRONINGEN VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS IN ONROERENDE GOEDEREN NVM

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

UITSPRAAK 1 VAN 2015 VAN HET TUCHTCOLLEGE VOOR DE SCHEEPVAART IN DE ZAAK NR V3-LEAH

PROCEDURE VOOR DE UITGIFTE VAN HET CERTIFICAAT VAN GOEDKEURING

S /1 Datum uitspraak: 28 juni 2005 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak in het geding tussen:

DE PROCEDURE IN TUCHTZAKEN VAN DE ORDE DER GENEESHEREN

Landelijk Register van Gerechtelijke Deskundigen, LRGD. Raad voor de Tuchtrechtspraak U I T S P R A A K

Voorlopig onderzoek naar de gronding van ms Zhen Hua 10 Europoort, 2 februari 2008

Tweede Kamer der Staten-Generaal

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Rapport. Datum: 16 juli 1998 Rapportnummer: 1998/285

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 oktober 2015.

Rapport. Datum: 28 juli 2000 Rapportnummer: 2000/252

Rapport. Datum: 24 april 2001 Rapportnummer: 2001/110

REGLEMENT VOOR DE BEHANDELING VAN GESCHILLEN DOOR DE GESCHILLENCOMMISSIE ZAKELIJKE KLANTEN ENERGIEBEDRIJVEN (GESCHILLENCOMMISSIE ZAKELIJKE KLANTEN)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Derde Enkelvoudige Belastingkamer PROCES-VERBAAL. van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Z, belanghebbende,

KONINKRIJK BELGIE --- [Met de scheepvaartcontrole belaste dienst] REGISTER VAN LAAD- EN LOSGEREI

38350 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

CR 12/2424 DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

ECLI:NL:CRVB:2008:BG7278

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken.

UITSPRAAK 4 VAN 2011 VAN HET TUCHTCOLLEGE VOOR DE SCHEEPVAART IN DE ZAAK NR V7 HERCULUS ZK 65

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/242

Rapport. Datum: 28 juli 2000 Rapportnummer: 2000/257

Taxatie. Te hoge waardering. Reden van taxatie en hoogte van waardering. De Raad van Toezicht Zwolle geeft de volgende uitspraak in de zaak van:

KAMER VAN BEROEP GEMEENSCHAPSONDERWIJS BESLISSING GO/2012/07/ / 29 AUGUSTUS 2012

DE RAAD VAN TOEZICHT NOORD VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS IN ONROERENDE GOEDEREN NVM.

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1951 No. 24 Overgelegd aan de Staten-Generaal door de Minister van Buitenlandse Zaken

Waardebepaling tegen de zin van een van de twee opdrachtgevers gemeld.

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 2 maart 2000 Rapportnummer: 2000/077

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Informatie aan niet-opdrachtgever. Onjuiste oppervlakte in verkoopdocumentatie.

KAMER VAN BEROEP GESUBSIDIEERD OFFICIEEL ONDERWIJS BESLISSING. Nr. GOO/2012/157/, Inzake : de heer, wonende te, bijgestaan door Mter, advocaat te,

Hybride voortstuwing sloep met ballen

Besluit van de Vlaamse Regering tot aanpassing van de scheepvaartregelgeving aan de mogelijkheden van geautomatiseerd varen

CBE-1142 (030)

ECLI:NL:RBROT:2017:4588

vast te stellen de navolgende Verordening Georganiseerd Overleg Hefpunt

Rapport. Datum: 23 december 2004 Rapportnummer: 2004/489

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar Nr. 152 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Onafhankelijkheid. Belangenverstrengeling.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

RvT Zwolle. Taxatie als deskundige. Noodzaak van plaatselijke bekendheid.

Overwegende dat de inspecteur het verschuldigde griffierecht tijdig heeft

DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. de Raad voor Rechtsbijstand 's-gravenhage, appellant,

Rapport. Datum: 15 april 2005 Rapportnummer: 2005/121

Daarmee was de schriftelijke behandeling van de klacht gereed.

Feitelijke informatie De Afdeling bestuursrechtspraak heeft samengevat - het beroep gegrond verklaard op de volgende overwegingen.

Artikel 1 1. Artikel 2

Beroep tegen overplaatsing gegrond vanwege het ontbreken van de instemming van de werkneemster.

UITSPRAAK 4 VAN 2016 VAN HET TUCHTCOLLEGE VOOR DE SCHEEPVAART IN DE ZAAK NUMMER 2015.V10 - MARIA GO 20

Rapport. Datum: 11 april 2000 Rapportnummer: 2000/148

Taxatie. Onjuiste taxatiewaarde. Hertaxatie door niet-onafhankelijke tweede taxateur.

SAMENVATTING Klacht over onzorgvuldig handelen directie en MR bij invoering continue rooster; PO

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Stabiliteit containerschepen. Jan Kruisinga

De Raad van Toezicht Zwolle geeft de volgende uitspraak in de zaak van: W. makelaar, aangesloten bij de NVM, kantoorhoudende te R.

DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

Koepel Nederlandse Traditionele Schutters

Klacht over verlengde kleuterperiode. School heeft verkeerde informatie doorgegeven aan andere school. Klachten ongegrond.

UITSPRAAK 4 VAN 2015 VAN HET TUCHTCOLLEGE VOOR DE SCHEEPVAART IN DE ZAAK NR 2015.V4-ARKLOW BEACH

Rapport. Datum: 3 juni 1998 Rapportnummer: 1998/207

ECLI:NL:RBGEL:2017:3403

LJN: BX6509, Raad van State, /1/A1. Datum uitspraak: Datum publicatie:

Beweerdelijk onjuiste voorlichting aan koper. Persoonlijk gebruiksrecht. De Raad van Toezicht Zwolle geeft de volgende uitspraak in de zaak van:

N.V. Univé Schade, gevestigd te Assen, hierna te noemen Aangeslotene.

COMMISSIE LIDMAATSCHAPSZAKEN VAN DE NVM, gevestigd te Nieuwegein, klaagster,

Optie en Bod. Afbreken onderhandelingen. Contact opnemen met opdrachtgever van collega.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. tegen: hierna te noemen de tussenpersoon'.

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

: Assurantiekantoor E. van der Roest B.V., gevestigd te Huizen, verder te noemen Adviseur

RAAD VAN DISCIPLINE in het ressort 's-gravenhage

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, is het navolgende gebleken.

Afdeling bestuursrechtspraak. Behandelend ambtenaar. I.P». Feis

ECLI:NL:CBB:2002:AE1633

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Nota van B&W. Portefeuilehouder J.C.W. Nederstigt

Taxatie. Financieringstaxatie. Onjuiste taxatiewaarde. Nationale Hypotheek Garantie.

CR 12/2415 DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

Lesbrief ZAND BOVEN WATER OPDRACHT 1 - NEDERLAND EN WATERBOUW

Eerste druk, Eddy Laan Corrector: Paula Breeveld Fred Olsen line, foto s Bergerac/Tenorga

Rapport. Datum: 16 november 2006 Rapportnummer: 2006/368

Print deze uitspraak rechtsgebied. Kamer 2 - Milieu - Bestuursdwang / deze uitspraak

Rijswijk DE OCTROOIGEMACHTIGDEN telefoon fax Beschikking A. - B.

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 5 februari 2008 (07.02) (OR. en) 5952/08 JUR 25 COUR 1

C, tandarts, werkzaam te B, bijgestaan door mr. L. Neuschäfer-Greebe, verbonden aan DAS Rechtsbijstand te Amsterdam,

Beslissing d.d. 10 mei 2017 ex art Tuchtrechtreglement Bancaire Sector

Meetinstructie. Geen informatie verstrekt over positie van medewerker van makelaarskantoor.

De Commissie is niet bevoegd om een oordeel te geven over een besluit van het samenwerkingsverband over toelating tot een Talentklas.

Transcriptie:

Bijvoegsel van de Nederlandse Staatscourant van woensdag 20 augustus 1997, nr. 158 Nr. 24 UITSPRAAK van de Raad voor de Scheepvaart inzake de klacht van het Hoofd van de Scheepvaartinspectie, tegen kapitein M. Zwerver van de Nederlandse hopperzuiger Cornelia, wegens het op 12 november 1996 varen terwijl het schip een geringer vrijboord had dan volgens het Certificaat van Uitwatering was geoorloofd. Aangeklaagde: kapitein M. Zwerver Op 17 maart 1997 heeft het Hoofd van de Scheepvaartinspectie een klacht bij de Voorzitter van de Raad voor de Scheepvaart ingediend van de volgende inhoud: Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie, Gelezen: bijgaand proces-verbaal nr. 12111996-25-1-0 van Politie Rotterdam-Rijnmond, District Rivierpolitie, Basiseenheid Europoort/Grevelingen, gedateerd 3 december 1996, waarvan de Scheepvaartinspectie op 13 januari 1997 op de hoogte werd gesteld; Overwegende: dat uit het voornoemde proces-verbaal blijkt dat de kapitein van de Nederlandse hopperzuiger Cornelia, Melle Zwerver, geboren 23 februari 1942 te Winsum, met zijn schip, het motorschip Cornelia op 12 november 1996 heeft gevaren, terwijl het schip een geringer vrijboord had dan volgens het Certificaat van Uitwatering was geoorloofd; dat de kapitein zulks doende zich niet heeft gehouden aan de verplichting, zoals neergelegd in artikel 4, onder i, van de Schepenwet; Van oordeel: dat kapitein Melle Zwerver zich aldus schuldig heeft gemaakt aan misdraging als bedoeld in artikel 48, eerste lid, van de Schepenwet; Gelet op: de reeds eerder genoemde artikelen en artikel 49 van de Schepenwet; Stelt aan de Raad voor de Scheepvaart voor een onderzoek in te stellen en kapitein M. Zwerver, voornoemd, te horen. ISSN 0921-7479 Sdu Uitgevers, s-gravenhage 1997 1

Een commissie uit de Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld in artikel 29, derde lid, van de Schepenwet, besliste op 7 april 1997 dat de Raad een onderzoek zou instellen naar de gegrondheid van deze klacht. 1. Gang van het gehouden onderzoek De Raad nam kennis van de stukken van het voorlopig onderzoek, onder meer omvattende: een fotokopie van een proces-verbaal van de Politie Rotterdam-Rijnmond, District Rivierpolitie, Basiseenheid Europoort/Grevelingen, nr. PL17LO-12/11/96-25-1-0, opgemaakt en gesloten op 3 december 1996, met bijlagen; een fotokopie van een nota d.d. 11 februari 1997, kenmerk 97/332/SIKS, van het hoofd van de afdeling Koopvaardij van de Scheepvaartinspectie ing. T. Smit, aan de heer K.M. van der Velden van de afdeling Onderzoek Ongevallen van de Scheepvaartinspectie; een fotokopie van een brief d.d. 12 maart 1997, kenmerk SI/sio/260.97, van hoofd van de Scheepvaartinspectie ir. H.G.H. ten Hoopen, aan directeur K.G. van Nes, van Boskalis Oosterwijk BV; een fotokopie van stabiliteits- en sterkteberekeningen van het Nederlandse ms. Cornelia ; een fotokopie van een aanvullende verklaring van M. Zwerver, kapitein van het Nederlandse ms. Cornelia opgemaakt d.d. 25 april 1997; een fotokopie van een afbeelding met korte beschrijving van het Nederlandse ms. Cornelia. Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van de Raad van 30 mei 1997. Voor het Hoofd van de Scheepvaartinspectie was ter zitting aanwezig de Inspecteur voor de Scheepvaart K.M. van der Velden. De Raad hoorde kapitein M. Zwerver van het ms. Cornelia als aangeklaagde. Kapitein M. Zwerver werd ter zitting bijgestaan door zijn raadsman mr. P. Blussé van Oud Alblas, advocaat te Rotterdam. Op verzoek van de aangeklaagde is door de Raad gehoord als getuige/deskundige: J. de Bruin, Hoofd Ontwikkeling en Ontwerp van het Koninklijke Boskalis Westminster-concern. De voorzitter zette de aangeklaagde, aan wie voormelde beslissing van 7 april 1997 was meegedeeld, doel en strekking van het onderzoek uiteen en gaf hem gelegenheid tot zijn verdediging aan te voeren en te doen aanvoeren, hetgeen hij dienstig achtte. De Inspecteur voor de Scheepvaart heeft het woord gevoerd. Aan de aangeklaagde en zijn raadsman is het recht gelaten het laatst te spreken. 2. Uit het voorlopig onderzoek blijkt het volgende: A. Het schip De Cornelia is een Nederlandse sleephopperzuiger, toebehorend aan Baggermaatschappij Boskalis te Papendrecht. Het schip is in 1981 gebouwd, is 112,56 meter 2

lang, meet 5.356,9 GT en wordt voortbewogen een motor met een vermogen van 7.805 kw. B. De misdraging Aan de Politie Rotterdam-Rijnmond hebben zakelijk weergegeven verklaard: Kapitein M. Zwerver: Ik ben kapitein van de onder Nederlandse vlag varende hopperzuiger Cornelia. Het schip is eigendom van Baggermaatschappij Boskalis Papendrecht, maar vaart momenteel in opdracht van Boskalis Oosterwijk BV en het personeel wordt ook door Boskalis Oosterwijk BV gemanaged. Ik vaar regelmatig met de Cornelia buitengaats om werkzaamheden voor Rijkswaterstaat uit te voeren. Buitengaats zuigen wij het schip vol met zand en spuiten dit op in de achtste Petroleumhaven te Rotterdam. Het zand zuigen wij op ten zuiden van de lichtenlijn 112, op ongeveer een halve mijl vanaf de monding van de Nieuwe Waterweg tot ongeveer 5 mijl buitengaats. Ik ben zojuist vanaf deze locatie buitengaats gekomen en het schip lag nagenoeg gelijklastig afgeladen. Ik weet dat ik te veel geladen heb en daardoor een geringer vrijboord heb dan blijkens het Certificaat van Uitwatering geoorloofd is. U zegt dat dit ongeveer 79 centimeter geringer is. Maar ik vind dat de constructie van het schip dermate sterk is, dat ik hierbij niet het schip en de bemanning in gevaar heb gebracht. De uitdraai van de lading die ik u zojuist gaf is die van de zojuist ondernomen reis. Ik wens voor deze overtreding indien mogelijk een schikking. Directeur van Boskalis K.G. van Nes: Ik ben directeur van Boskalis Oosterwijk BV gevestigd te Rotterdam. Ons bedrijf staat ingeschreven in de Kamer van Koophandel en fabrieken voor Rotterdam en de Beneden-Maas. Ik ben als zodanig bevoegd de BV in strafzaken naar buiten te vertegenwoordigen. Voor mijn verklaring verwijs ik u naar mijn schriftelijke verklaring. Ik voeg hierbij aan toe dat wij de schippers niet verbieden om dieper te laden, mits de veiligheid van het schip en de bemanning niet in gevaar komt. 3. Het onderzoek ter zitting Ter zitting van de Raad heeft aanvullend verklaard: Kapitein M. Zwerver: De ambtenaren van de Scheepvaartinspectie hadden al eerder, toen zij voor controles en inspectie aan boord waren, kunnen constateren dat wij vaker dieper waren afgeladen dan volgens het baggermerk was toegestaan. Direct nadat wij afgeladen waren, lag het schip iets dieper dan de deklijn; wij lagen 3

dus zo n 10 cm dieper dan het binnenmerk. Onmiddeliijk nadat wij hebben gezogen vloeit het water dat nog op het zand ligt weer weg; dit wegvloeien duurt een paar minuten. Wij beginnen de terugreis naar de stort nadat het water is weggevloeid. Zodra wij in het Beerkanaal komen, nemen wij weer water in, en wel in de voorpiek om de kop dieper te laten liggen en op het zand om dit beter verpompbaar te maken. Ik laat u op de door u getoonde foto en tekening zien, waar het baggermerk op de Cornelia is aangebracht. Er is geen overleg geweest tussen de kapiteins en de technische dienst van Boskalis geweest over de mogelijkheid om dieper af te laden dan het baggermerk. Ik was wel op de hoogte van sterkte- en stabiliteitsberekeningen, die aangaven dat er dieper afgeladen kon worden dan het baggermerk. Getuige/deskundige J. de Bruin: In samenwerking met de Scheepvaartinspectie en de klassebureaus is de baggerindustrie ongeveer dertig jaar geleden gekomen tot regelgeving voor baggerschepen, waarbij onder meer het vrijboord kon worden gereduceerd door middel van het plaatsen van een baggermerk. Nadien heeft de baggerindustrie zich in technisch opzicht heel erg ontwikkeld, als gevolg van globalisering en internationalisering. Zo zijn bijvoorbeeld de baggerschepen veel groter en sterker geworden, wat de veiligheid van die schepen ten goede komt. Zes jaar geleden is een werkgroep gevormd, waarmee opnieuw begonnen werd om nieuwe grenzen vast te stellen; de baggerindustrie loopt daarin voorop. Met de klassebureaus is vervolgens overleg gestart om het vaargebied waarbinnen het baggermerk toegepast mag worden te vergroten. Drie jaar geleden is er contact gezocht met de Scheepvaartinspectie om te bezien of het baggermerk naar boven kon worden verplaatst, rekening houdend met de ruimte in het scheepsontwerp. Wat de verplaatsing van het baggermerk betreft was het niet de bedoeling van de baggerindustrie dat de kritische grens van de stabiliteit zou worden benaderd. Ik laat u op de door mij gemaakte diagrammen zien dat de stabiliteit van de Cornelia niet in gevaar is geweest. De Cornelia heeft, wat oppervlakte in de tekening betreft, de omvang van de stabiliteit die drie à vier keer zo groot is als de stabiliteit van een normaal schip van deze grootte. Pas bij 20 cm water aan dek wordt de door de Scheepvaartinspectie vereiste minimum waarde van de stabilieit benaderd. Voor de binnenwateren is het schip door de Scheepvaartinspectie goedgekeurd op een binnenmerk van een waterlijn bijna aan dek. Ook wat sterkte betreft is de Cornelia niet in de kritische zone van de ontwerpnorm gekomen. Op de door mij gemaakte tekeningen met betrekking tot de relatie tussen sterkte en belading toon ik u enkele parameters waaruit dit blijkt. Ik geef toe dat de Scheepvaartinspectie door middel van een brief d.d. 12 maart 1997, kenmerk SI/sio/260.97 te kennen heeft gegeven dat er niet dieper afgeladen mag worden dan het huidige baggermerk. Omdat de baggerindustrie echter in de praktijk in technische zin, dat wil zeggen in ontwerp en bouw van baggerschepen, vooruit loopt op de wetgeving, zou ik graag zien dat er nog dit jaar een nieuwe regeling voor de plaatsing van het baggermerk tot stand komt. Ik ben er namelijk van overtuigd dat, gezien de huidige technische ontwikkelingen en bouwwijze, het mogelijk is om het baggermerk naar boven te verplaatsen. Ik vermoed dat het nieuwe 4

baggermerk tussen de 67% en de 75% van de afstand tussen het Plimsollmerk en de deklijn zal kunnen komen te liggen, dus zo n reductie van ongeveer 70% van het internationale vrijboord, in plaats van de huidige 50%. Het is een principekwestie of je daar nu al in de praktijk op mag vooruitlopen. Ik geef toe dat de Cornelia op 12 november 1996 ook dieper dan dit nieuwe baggermerk zou zijn beladen. Voor het maken van officiële berekeningen maken wij gebruik van externe consultants. Deze voeren de berekeningen uit op onze aanwijzingen. De huidige procedure is, dat deze berekeningen dan worden voorgelegd aan de klassebureaus en de Scheepvaartinspectie. De klassebureaus zijn via de eerder genoemde werkgroep wel betrokken bij het maken van de nieuwe berekeningen, evenals de Scheepvaartinspectie. Ten behoeve van deze zitting heb ik bovendien zelf nog een aantal berekeningen uitgevoerd, uitgaande van de situatie van de Cornelia op 12 november 1996. De stabiliteit is een zaak van de Scheepvaartinspectie. Toen wij destijds eigenaar van dit schip werden, zijn wij akkoord gegaan met de toenmalige stabiliteitsberekeningen en de plaats van het baggermerk. De laatste tien jaar zijn wij begonnen om de meeste schepen door te lichten op sterkte en stabiliteit op een vrijboord van 0 cm. Wij gaan hierbij verder dan de minimum eisen van de Scheepvaartinspectie. Zo houden wij bijvoorbeeld niet alleen rekening met de statische stabiliteit, maar ook met een stukje dynamische stabiliteit, zoals de stabiliteit in golven. Dit zijn interne berekeningen, die bijvoorbeeld ook gebruikt worden om de kapiteins meer inzicht te geven. De berekeningen worden nog niet voorgelegd aan andere instanties, omdat de wetgeving nog niet is aangepast. Ik ben van mening dat de Cornelia in dit geval, aangenomen dat de overige gebruikelijke voorzorgen, zoals droge bilges, waterdichte deuren gesloten en dergelijke, in acht zijn genomen, op geen enkele wijze in de gevarenzone is gekomen. 4. Het standpunt van de Inspecteur Een afschrift van het proces-verbaal opgemaakt door de Politie Rotterdam-Rijnmond, afdeling Rivierpolitie, betreffende het vermoedelijk overladen van de sleephopperzuiger Cornelia was de aanleiding tot het initiëren van een klacht tegen kapitein Zwerver wegens overtreding van artikel 4, lid i, van de Schepenwet. Uit het onderzoek is gebleken dat het ms Cornelia op 12 november 1996 buitengaats heeft geladen en gevaren; de gemiddelde diepgang bij einde zuigen bedroeg circa 8,45 meter. Bij die diepgang staat het water op het dek. De diepgang op het baggermerk bedraagt 7,46 meter; hetgeen een overlading van ruim 1900 ton inhoudt. In de Europahaven werd door de Politie eveneens geconstateerd dat het water over de gangboorden stroomde. Volgens de kapitein was er zowel bij het laden als bij het varen in de Europahaven sprake van water op de lading, in verband met het vloeibaar houden van de lading. Het schip lag en voer derhalve ruim over haar baggermerk; het overladen werd door de kapitein niet betwist. Opmerkelijk in het onderzoek zijn de verklaringen van de kapitein dat de constructie dermate sterk is, dat hij het schip en de bemanning niet in gevaar heeft gebracht en de zinsnede in de brief van directeur Van Nes, van Boskalis Oosterwijk 5

bv, dat het bedrijf schippers niet verbiedt om dieper af te laden, mits de veiligheid van het schip en de bemanning niet in gevaar komt, dat het hem niet verbaast dat het ms Cornelia over haar merk is beladen en weet dat dat regelmatig gebeurt. Ik moet daaruit opmaken dat er geen respect is voor de wettelijke normen en onvoldoende inzicht bestaat over het Plimsoll- en baggermerk. Voor de vaststelling van het baggermerk zijn de sterkte, de stabiliteit en de uitrusting van het schip mede bepalend; het kunnen storten van de lading is een voorwaarde. De goedgekeurde bescheiden, stabiliteitsgegevens en certificaten, geven slechts berekeningen tot een maximale diepgang van 7,46 meter. Overschrijding van deze criteria brengt het schip en de bemanning in gevaar. Ik kom tot de conclusie dat de klacht tegen kapitein Zwerver gegrond is. Hij heeft zich ernstig misdragen door het bewust overtreden van artikel 4, lid i, van de Schepenwet. De kapitein is direct verantwoordelijk voor de veiligheid van schip en bemanning en het naleven van de wettelijke bepalingen. Ik stel voor kapitein Zwerver te straffen door hem de bevoegdheid om te varen als kapitein te ontnemen voor de periode van twee weken, hierbij is rekening gehouden met de verklaring dat de kapitein sedert het proces-verbaal niet meer dieper aflaadt. Gezien eerdere uitspraken van de Raad ter zake het overladen van sleephopperzuigers mag duidelijk zijn dat van gedoogbeleid of gewoonterecht geen sprake is. De uitspraken werden ruim onder de aandacht gebracht van de bedrijfstak en de media, waaronder de Vereniging van Waterbouwers in bagger-, kust- en oeverwerken. Ik stel vast dat dit in mei 1996 ook bij het Koninklijke Boskalis-Westminster concern bekend was. Op verzoek van de bedrijfstak werd na de uitspraak over het te diep afladen van het ms Poseidon (Uitspraak no.5/1996) de wens geuit voor een grotere reductie van het vrijboord dan de in richtlijn 28 gehanteerde maximum reductie van 50%. Het Directoraat Scheepvaart en Maritieme Zaken heeft een werkgroep geïnstalleerd, waaraan de heer J. de Bruin van het Koninklijke Boskalis-Westminster concern deelneemt. De eerder gememoreerde uitspraken van rederijzijde zijn daarom des te opmerkelijker. Juist na de uitspraak inzake het ms Poseidon en het kapseizen van de sleephopperzuiger Spauwer (november 1995) mocht van de rederij een meer op de veiligheid en wettelijke normen gericht beleid worden verwacht. Het is de taak van de rederij de kapitein te instrueren en te wijzen op onveilig en onwettig handelen. De rederij heeft door haar handelen direct meegewerkt aan het in gevaar brengen van de bemanning en het schip. Met betrekking tot de eerder genoemde werkgroep kan ik meedelen dat mede uit het onderzoek naar het kapseizen van het ms Spauwer tekortkomingen in Richtlijn 28 Bijzondere voorschriften baggermaterieel werden geconstateerd die herziening wenselijk maakten; dit naast de wens van de bedrijfstak voor een grotere reductie van het vrijboord. Aan het overleg wordt deel genomen door vertegenwoordigers van de Vereniging van Waterbouwers in Bagger-, Kust en Oeverwerken (VBKO), Bureau Veritas en de Scheepvaartinspectie. Gezien de koppeling van het Certificaat van Uitwatering aan internationale regelgeving en het behouden van het regionale concurentieniveau, was deelname van de autoriteiten van België, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Frankrijk wenselijk. Het betreft een totale herziening van de bestaande richtlijn. Er wordt naar gestreefd dit voor het eind van dit jaar af te 6

ronden; het resultaat is afhankelijk van de constructieve opstelling van alle partijen. Vooraf is gesteld dat vooruitlopend op het onderzoek en een nieuwe richtlijn geen rechten kunnen worden ontleend; ook niet aan de uitkomsten van de berekeningen voor het ms Cornelia, en al zijn die de bemanning bekend. Behalve stabiliteit zijn nog een aantal andere aspecten van invloed op de bepaling van een vrijboordreductie, de brief van 20 juni 1996 van de heer Langebaerd, hoofd van de afdeling Koopvaardij van de Scheepvaartinspectie is mijns inziens duidelijk. Er mag derhalve niet worden gevaren op een grotere diepgang dan welk volgens het uitwateringscertificaat is toegestaan. 5. Het oordeel van de Raad Toedracht Op dinsdag 12 november 1996, omstreeks 10.15 uur, surveilleerde de bemanning van een politievaartuig van de Politie Rotterdam-Rijnmond, District Rivierpolitie, Basiseenheid Europoort/Grevelingen, in het Beerkanaal te Rotterdam. Via het marifoonkanaal 3 (sector Maasmond) hoorde men dat een schip, de Cornelia genaamd, zich meldde vanaf zee en als bestemming de Europahaven opgaf. Om 10.30 uur zagen zij de hopperzuiger Cornelia vanuit zee het Beerkanaal en vervolgens de Europahaven invaren. De hopperzuiger Cornelia is eigendom van de baggermaatschappij Boskalis Papendrecht en voer nu in opdracht van Boskalis Oosterwijk B.V. Zij zagen dat de Cornelia tot aan het hoofddek beladen was en wel zodanig dat zowel aan bakboord- als aan stuurboordzijde het water over de gangboorden spoelde. De vaart van de Cornelia bedroeg ongeveer 4 knopen. De hopperzuiger voer achter in de Europahaven tegen het strand op en begon vervolgens, via een persleiding op het voorschip, de lading zand te lossen. De Cornelia had deze lading zand op een locatie 1 tot 5 kilometer ten westen van de Noorderpier van Hoek van Holland gewonnen. Volgens het Certificaat van Uitwatering van de Cornelia valt de deklijn samen met het stalen hoofddek en diende het vrijboord op het baggermerk, ten opzichte van deze deklijn, voor zoet en zout water respectievelijk 78,3 en 94,9 cm te zijn. De Cornelia was dus op het moment dat zij, van buitengaats komend door de politie geobserveerd, ten minste 78,3 cm overbeladen. De politie beschikte niet over middelen om het soortelijk gewicht van het water in de Europahaven op dat moment te meten. De kapitein gaf tijdens het onderzoek van de politie aan boord van de Cornelia toe dat hij te veel geladen had, maar dat hij hierbij zijn schip en bemanning niet in gevaar gebracht had omdat de Cornelia voldoende sterk en stabiel was om dieper af te laden. Berekeningen uitgevoerd door de afdeling Ontwikkeling en Ontwerp van het Koninklijke Boskalis Westminster-concern gaven dit volgens hem aan. In een later stadium verklaarde de kapitein dat hij tijdens zijn vele jaren dat hij in dienst was van de baggermaatschappij Boskalis, nooit anders had meegemaakt, dan dat de zeegaande hopperzuigers dieper werden beladen dan tot op het baggermerk. Hij was van mening dat er door de Scheepvaartinspectie en de Politiediensten een 7

gedoogbeleid voor het overbeladen van hopperzuigers werd gevoerd. De recente uitspraken van de Raad voor de Scheepvaart waren hem op 12 november 1996 niet bekend. Op het moment dat de politieboot in de Europahaven langszij de Cornelia kwam, had de kapitein reeds water op de lading gepompt om de lading te kunnen verpompen en had hij tevens de voorpiek volgepompt om het lossen te vereenvoudigen. Deze inname van water resulteerde volgens hem in een extra inzinking van het schip van 20 cm en van 25 cm van de boeg. Dit was een van de redenen waarom het schip zo diep lag. Het extra water werd ingenomen toen men het Beerkanaal invoer. De verbalisanten zagen echter dat de Cornelia, tot aan de deklijn geladen, het Beerkanaal kwam invaren. De Cornelia kwam van buitengaats en diende een vrijboord te hebben, afhankelijk van het soortelijk gewicht van het water ter plaatse, van ten minste 78,3 cm. Voor het Hoofd van de Scheepvaartinspectie was deze overschrijding van tenminste 78,3 cm van het toegestane vrijboord aanleiding om een klacht bij de voorzitter van de Raad voor de Scheepvaart in te dienen tegen de kapitein van de Cornelia, omdat deze door met een geringer vrijboord te varen dan volgens het Certificaat van Uitwatering was geoorloofd, zich niet heeft gehouden aan de verplichting zoals neergelegd en artikel 4, onder i, van de Schepenwet en zich aldus schuldig heeft gemaakt aan misdraging als bedoeld in artikel 48, eerste lid van de Schepenwet. Beschouwing De kapitein van de Cornelia, leeftijd 55 jaar, mag beschouwd worden als een ervaren zeeman en een goed kapitein. Al op zeer jonge leeftijd was hij werkzaam in de kustvaart, alwaar hij vier jaar als kapitein dienst heeft gedaan. In 1975 is hij bij het bedrijf Boskalis in dienst getreden als tweede schipper en heeft sedert 1981 als kapitein dienst gedaan op de hopperzuigers van dit bedrijf. Sedert 1993 is hij de vaste afloskapitein op de Cornelia. Hij kende het schip dus goed. Door de afdeling Ontwikkeling en Ontwerp van het Koninklijke Boskalis Westminster-concern zijn, mede in verband met een eventuele herziening van richtlijn 28 Bijzondere voorschriften baggermaterieel sterkte- en stabiliteitsberekeningen gemaakt voor een diepgang groter dan de bij de nieuwbouw berekende sterktediepgang. Voor een eventuele herziening van richtlijn 28 Bijzondere voorschriften Baggermaterieel heeft het Directoraat-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken een werkgroep ingesteld, waarin deelnemen de Scheepvaartinspectie, de Vereniging van Waterbouwers in Bagger-, Kust- en Oeverwerken en Bureau Veritas. Het Engelse Marine Safety Agency, de Belgische Zeevaartpolitie en vertegenwoordigers van de Belgische baggerindustrie en belangstellenden uit Duitsland en Frankrijk zijn geïnteresseerd, en deelname van deze partijen is wenselijk gezien de koppeling van het Certificaat van Uitwatering aan de internationale regelgeving. Berekeningen omtrent sterkte en stabiliteit gedaan door leden van deze werkgroep, dienen uitsluitend gezien te worden als informatiemateriaal voor een eventuele aanpassing van richtlijn 28 en rechten mogen hier zeker niet aan ontleend worden. Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie heeft dit per brief nog eens duidelijk aan de directie van Boskalis Oosterwijk B.V. kenbaar gemaakt. 8

Zolang bovengenoemde richtlijn niet is aangepast dient het geldende Certificaat van Uitwatering gerespecteerd te worden. Bij de nieuwbouw van de Cornelia werd door het Klassebureau een sterktediepgang bepaald van 7,463 meter. Gebaseerd op deze berekening en de door de Scheepvaartinspectie goedgekeurde stabiliteitsberekening werd een reductie op het zomervrijboord gegeven van 50 procent. Deze reductie het baggermerk wordt, onder voorwaarden, door de Scheepvaartinspectie via het Certificaat van Uitwatering verleend. Afladend op het baggermerk diende de kapitein aan boord van de Cornelia zich te houden aan een vrijboord van 94,9 cm in zout water en 78,3 cm in zoet water. De afdeling Ontwikkeling en Ontwerp van het Boskalis Westminster-concern heeft berekeningen gemaakt, voor zowel de stabiliteit als de sterkte van de Cornelia. Voor de sterkteberekening is men uitgegaan van een vrijboord van 0 cm en men kwam tot de conclusie dat het schip in die beladingstoestand bij een golfhoogte van 0,8 meter en 3 mijl uit de kust, op het door het Klassebureau bepaalde maximale toelaatbare niveau bleek te liggen. Ook is, volgens deze afdeling, de stabiliteit bij 0 cm vrijboord voldoende, waarbij nog enige reserve aanwezig is voor een hogere ligging van het zwaartepunt, zoals zich dat op veel schepen in de loop der jaren voltrekt door het aanbrengen van extra apparatuur en dergelijke zaken. Als vuistregel kan men stellen dat als het schip voldoet aan de voorwaarden gesteld in richtlijn 28 Bijzondere voorschriften voor Baggermaterieel, men voor de plaatsing van het baggermerk een reductie kan krijgen van 50 procent van het internationale vrijboord. Bij de onderhandeling voor een eventuele aanpassing van deze richtlijn wordt bekeken of, gezien de huidige technische ontwikkelingen en bouwwijze van de moderne hopperzuigers, de mogelijkheid bestaat om het baggermerk naar boven te verplaatsen. Het hoofd van de afdeling Ontwikkeling en Ontwerp voor het Koninklijke Boskalis Westminster-concern, de heer J. de Bruin, gaat uit van een extra reductie van ongeveer 20 procent, zodat het baggermerk op ongeveer 70 procent van de afstand tussen het Plimsollmerk en de deklijn zal kunnen komen te liggen. De Raad is van oordeel dat de sterkteberekeningen alleen geaccepteerd kunnen worden na waarmerking door een klassebureau en de stabiliteitsberekeningen na goedkeuring door de Scheepvaartinspectie. Het Hoofd van de Afdeling Koopvaardij van de Scheepvaartinspectie zet kanttekeningen bij de stabiliteitsberekeningen en heeft dit de betrokken partijen laten weten. De stabiliteitsberekeningen, gebaseerd op een onbeschadigde toestand van het schip zijn niet voldoende volgens deze functionaris. Met een groot aantal andere aspecten dient rekening gehouden te worden, zoals onder meer reservedrijfvermogen, boeghoogte, lekstabiliteitseisen, risico s van waterovername en overbelading en weers- en zeecondities. De heer De Bruin is wat betreft de stabiliteitsberekeningen uitgegaan van een soortelijk gewicht van de lading van 1,90 t/m 3. Het bevreemdt de Raad dat men niet van een soortelijk gewicht van 2,1 t/m 3 is uitgegaan. Het laden van zwaarder zand heeft een grote rol gespeeld bij de ramp van de Spauwer. De kapitein van de Cornelia was door zijn rederij op de hoogte gesteld van de gemaakte berekeningen en heeft zelf daar zijn conclusies uit getrokken. 9

Dat er geen gedoogbeleid ten aanzien van deze materie bestaat had deze ervaren kapitein moeten weten. De uitspraken van de Raad, handelend over het overschrijden van het toegestane vrijboord door baggervaartuigen laten duidelijk het tegendeel zien en werden ruim onder de aandacht van de bedrijfstak gebracht. Ook de ramp met de Spauwer zal de kapitein niet ontgaan zijn. De Raad is van oordeel dat de klacht van het Hoofd van de Scheepvaartinspectie gegrond is. De staat van dienst van de kapitein is van invloed geweest op de hoogte van de strafmaatregel. Ook is de Raad van oordeel dat de kapitein door de berekeningen, gemaakt door de rederij, misleid is. De Raad wil er echter op wijzen dat een kapitein zijn eigen verantwoordelijkheid heeft en daarnaar dient te handelen en de Raad zal in de toekomst niet aarzelen de vaarbevoegdheid van kapiteins die te diep afladen, voor een bepaalde tijd in te trekken. Beslissing De Raad straft kapitein Melle Zwerver, geboren 23 februari 1942 te Winsum, wegens het niet nakomen van de verplichting zoals neergelegd in artikel 4, onder i, van de Schepenwet door het te zijnen aanzien uitspreken van een berisping. Lering 1. Wederom moet de Raad er op wijzen dat van een gedoogbeleid ten aanzien van het overschrijden van het toegestane vrijboord voor baggerschepen geen sprake is. Het baggermerk is en blijft een veiligheidsmerk. Ook de onderhandelingen voor een eventuele aanpassing van richtlijn 28 Bijzondere voorschriften voor Baggermaterieel doen hier geen afbreuk aan. 2. Het beleid van een rederij dient gericht te zijn op veiligheid en het naleven van de wettelijke normen. Het is de taak van de rederij hun kapiteins hierop te wijzen en controle uit te oefenen op de naleving hiervan. Aldus gedaan door mr. U.W. baron Bentinck, voorzitter, R.M. Heezius en L.J. de Graaff, leden, in tegenwoordigheid van s Raads secretaris mr. D.J. Pimentel, en uitgesproken door de voorzitter ter openbare zitting van de Raad van 30 mei 1997. (get.) U.W. Bentinck, D.J. Pimentel 10