De innovativiteit van de Nederlandse industrie en dienstensector 2002



Vergelijkbare documenten
MKB-index april 2017

De innovativiteit van de Nederlandse industrie

Exportontwikkeling van het industriële MKB

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Fryslân

Belasting over de winst verdeeld naar sector en grootteklasse

De stand van Mediation in Nederland

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Zeeland

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Gelderland

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Drenthe

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Zuid-Holland

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Limburg

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Flevoland

Personeelsmonitor Provincies. Benchmarkrapport Provincie Noord-Holland

Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid

Uitgevoerd in opdracht van. Rapportage beoordelen en incidenteel belonen 2013 Provincies

Kunnen MKB-ondernemers de weg nog vinden? Veranderingen in de sociale zekerheid

De Watersector Exportindex (WEX)

BNA Conjunctuurmeting

Ergernissen van ondernemers in het MKB Minirapportage

Aanscherpingen glijdende schaal. Geschatte resultaten van recente en voorgenomen aanscherpingen. Samenvatting

Innovatie in het MKB in Noord-Nederland

Tevredenheidsonderzoek Dienst inburgeren Universiteit van Amsterdam, INTT

De Watersector Exportindex (WEX)

Stijging van export en exportkansen in industrie, diensten en groothandel

Tevredenheidsonderzoek Dienst inburgeren Studiecentrum Talen Eindhoven bv

Tevredenheidsonderzoek Dienst inburgeren Hogeschool Inholland Amsterdam/Diemen

De oudere starter in Nederland Quick Service

Bijdrage van buitenlandse werknemers aan innovatie in het MKB. drs. A. Bruins T. Span MSc drs. P. Gibcus

Tevredenheidsonderzoek 2014 / Accessio Inburgering

Kengetallen ondernemerschap

Tevredenheidsonderzoek Heliomare

Tevredenheidsonderzoek Fox AOB

Zoetermeer, 28 februari 2018

Tevredenheidsonderzoek 2014 / Regionaal Autisme Centrum onderdeel Autismewerk.nl

Tevredenheidsonderzoek. ROC Drenthe College meetperiode: 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018 Definitief rapport

Exportprestaties van het industriële MKB in 2003

Tevredenheidsonderzoek Jobcoach organisatie Trace Daelzicht

Tevredenheidsonderzoek 2015 / Hogeschool van Amsterdam

Topsectoren in beeld Ontwikkelingen van de innovativiteit van de topsectoren

Tevredenheidsonderzoek De Opstap, Leerwerktraject van De Kapstok

Tevredenheidsonderzoek 2012 / A&P Partners

Conjunctuurpeiling BNA Voorjaar 2015

Tevredenheidsonderzoek Heliomare

Cliëntenaudit Bureau ABC

Van goede naar betere dienstverlening. Tevredenheids- en behoefteonderzoek voor het Vervangingsfonds en Participatiefonds

Kostenontwikkeling binnenvaart 2015 en raming 2016

Tevredenheidsonderzoek 2014 / De Nieuwe Werkgever

Bouwers en hun gemeente

Tevredenheidsonderzoek 2014 / Fontys Hogescholen - Talencentrum

Brancheonderzoek BNA. Conjunctuurmeting oktober Koninklijke Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst Bond van Nederlandse Architecten

Tevredenheidsonderzoek Wajong Talenten B.V.

Benchmark klanten Qredits

Tevredenheidsonderzoek AM Werk Reïntegratie BV

Stemming onder ondernemers in het MKB

Tevredenheidsonderzoek ROC De Leijgraaf

Tevredenheidsonderzoek Jobcoach Company

Tevredenheidsonderzoek 2010 / Olympia uitzendbureau

Tevredenheidsonderzoek Nieuwland Opleidingen B.V.

Tevredenheidsonderzoek 2015 / Pappenheim Re-integratie en Outplacement

Tevredenheidsonderzoek Stap.nu Reïntegratie & Counseling

Effecten BTW-verandering op het. gedrag van consumenten in de. Schilders- en stukadoorsbranche. drs. K.L. Bangma drs. D. Snel

Tevredenheidsonderzoek 2015 ROC A12

Tevredenheidsonderzoek Dienst inburgeren Landstede

Tevredenheidsonderzoek 2015 / 2016 BABEL

Tevredenheidsonderzoek Twintaal Trainingen

Innovatie bij groot en klein 1

Tevredenheidsonderzoek totaal inburgering bv

Tevredenheidsonderzoek BHP Groep Loopbaanadvisering

Tevredenheidsonderzoek 2014 / Stichting VluchtelingenWerk Zuidwest Nederland

Tevredenheidsonderzoek 2015 / TAMA TalentCentrum

Tevredenheidsonderzoek 2015 / Fontys Hogescholen - Talencentrum

Tevredenheidsonderzoek ROC Kop van Noord-Holland bedrijfsopleidingen

Tevredenheidsonderzoek 2015 / Piblw-Reïntegratie BV.

Brancheonderzoek BNA. Conjunctuurpeiling voorjaar Koninklijke Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst Bond van Nederlandse Architecten

Tevredenheidsonderzoek ROC Alfa-college, unit Educatie

Tevredenheidsonderzoek Friesland College, FC-Extra,School voor Volwasseneneducatie

Tevredenheidsonderzoek Rijn IJssel, Educatie & Integratie

De innovativiteit van de Nederlandse industrie. Yvonne Bernardt Johannes Borger Ro Braaksma

Effecten invoering dubbeltariefsysteem straattaxi

Financieringsproblemen in de binnenvaart

Conjunctuurpeiling BNA. Voorjaar René Vogels

Global Entrepreneurship Monitor 2002

Evaluatie campagne Doe meer met Afval. mening betrokken gemeenten

Topsectoren in beeld Ontwikkeling van de innovativiteit van de topsectoren in najaar 2012-voorjaar 2013

M Innovatie in het MKB. Ontwikkelingen A. Ruis

Tevredenheidsonderzoek Dienst inburgeren ROC Mondriaan

Tevredenheidsonderzoek Wajong Talenten B.V.

Tevredenheidsonderzoek Dienst inburgeren ROC Midden Nederland Participatieopleidingen

Administratieve lasten Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten Nulmeting 2002

Tevredenheidsonderzoek. Re-integratie Zeeland meetperiode: 1 juli 2016 tot en met 30 juni 2017 Definitief rapport

M Markt- en klantgerichtheid in het MKB. drs. S.C. Oudmaijer

Tevredenheidsonderzoek STE Languages

M Innovatie in het MKB. Ontwikkelingen in de periode A. Ruis MSc.

MKB Rating: smaakt naar meer Onderzoek naar bekendheid en gebruik van ratings door MKB-bedrijven

Tevredenheidsonderzoek. Succes2gether.B.V meetperiode: 1 april 2018 tot en met 31 maart 2019 Definitief rapport

Tevredenheidsonderzoek Stichting ActiefTalent

De innovativiteit van de Nederlandse industrie

Strategie en innovatie Gebruik van managementtechnieken voor bepaling van de innovatiestrategie in het MKB

Tevredenheidsonderzoek 2015 / Profunda Loopbaancoaching

Vertrouwen in eigen bedrijf keldert Ondernemersvertrouwen door de jaren heen

Transcriptie:

De innovativiteit van de Nederlandse industrie en dienstensector 2002 ir. C.C. van de Graaff drs. R.M. Braaksma drs. P. Gibcus Zoetermeer, december 2002

ISBN: 90-371-0871-7 Bestelnummer: A200206 Prijs: 50,00 Dit onderzoek maakt deel uit van het programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap, dat wordt gefinancierd door het Ministerie van Economische Zaken. Voor alle informatie over MKB en Ondernemerschap: www.eim.nl/mkb-en-ondernemerschap/. De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij EIM. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van EIM. EIM aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden. The responsibility for the contents of this report lies with EIM. Quoting of numbers and/or text as an explanation or support in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of EIM. EIM does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections. 2

Inhoudsopgave Voorwoord 5 Samenvatting 7 1 Inleiding 17 2 De innovatiemaatstaven 19 3 Intersectorale vergelijking 21 3.1 Structuur van de industrie- en dienstensector 21 3.2 Inputmaatstaven 25 3.3 Procesmaatstaven 27 3.4 Outputmaatstaven 28 3.5 Conclusie 30 4 Innovatiemaatstaven per subsector in de industrie 31 4.1 Voedings- en genotmiddelenindustrie 31 4.2 Textiel-, kleding- en leerindustrie 34 4.3 Bouwmaterialen-, meubel- en overige industrie 36 4.4 Papier- en kartonindustrie 38 4.5 Grafische industrie 41 4.6 Aardolie-industrie 44 4.7 Chemische industrie 45 4.8 Rubber- en kunststofindustrie 48 4.9 Basismetaal- en metaalproductenindustrie 50 4.10 Machine- en apparatenindustrie 52 4.11 Elektrotechnische en medische-apparatenindustrie 54 4.12 Transportmiddelenindustrie 57 5 Innovatiemaatstaven per subsector in de diensten 59 5.1 Groothandel 59 5.2 Detailhandel en reparatie 62 5.3 Horeca en autohandel 65 5.4 Vervoer en communicatie 67 5.5 Financiële instellingen 69 5.6 Computerservicebureaus 72 5.7 Juridische en economische dienstverlening 74 5.8 Architecten- en ingenieursbureaus 77 5.9 Verhuur en overige zakelijke dienstverlening 79 5.10 Milieudienstverlening 81 5.11 Overige dienstverlening 84 Bijlagen I Statistische afbakening van de deelsectoren 87 II Innovatiemaatstaven; bronnen data 91 3

4

Voorwoord In 1997 verscheen de eerste EIM-publicatie die een kwantitatief inzicht opleverde in diverse innovatiemaatstaven op sectorniveau naar grootteklasse. Ondergetekende had toen de eer om die publicatie het licht te doen zien. Daarbij sprak ik in het voorwoord toentertijd ook drie wensen uit. Deze wensen loop ik graag even met u door. De eerste wens was gericht op de hoop dat het niet bij een eenmalige publicatie zou blijven, maar dat dit de eerste van een reeks zou zijn. Het onderhavige rapport is de zesde sinds 1997, zodat we al van een aardige reeks kunnen spreken. De tweede wens betrof de dekking van de sectoren. In 1997 hadden we ons beperkt tot de industrie, onderscheiden naar 14 deelsectoren, hetgeen toen overigens al uitdaging genoeg was. Omdat juist ook de dienstensector voor de Nederlandse economie van groot belang is, zou het gewenst zijn als we in de toekomst ook de dienstensector met zijn grote diversiteit aan deelsectoren zouden kunnen beschrijven qua innovativiteit. Ik ben verheugd u vanaf deze plaats te kunnen vertellen dat ook dat gelukt is. Reeds in een eerdere publicatie in deze reeks hebben we speciaal aandacht besteed aan de dienstensector, en ook in onderhavige rapportage worden naast 12 deelsectoren uit de industrie, 11 deelsectoren uit de diensten nader belicht. Daarbij wordt steeds een onderscheid gemaakt naar het middenbedrijf en het grootbedrijf. De laatste wens die ik in 1997 uitsprak was dat het heel interessant zou zijn indien we een korte tijdreeks op zouden kunnen bouwen zodat we de ontwikkeling op het gebied van innovativiteit in de tijd zouden kunnen analyseren. Aan deze wens is vorig jaar uitgebreid voldaan door het analyseren en beschrijven van de ontwikkelingen in de innovativiteit van de diverse industriële sectoren. Daarin kon toen als algemene tendens in de industrie een accentverschuiving van R&D naar (door)ontwikkeling gesignaleerd worden. We zullen ons inspannen om in de toekomst vaker ontwikkelingen in de tijd te kunnen beschouwen. Tot slot wil ik de lezer er graag op wijzen dat wij evenals andere jaren in dit project een partnership zijn aangegaan met het CBS. In het bijzonder wil ik namens de auteurs Gerhard Meinen dan ook hartelijk bedanken voor de constructieve samenwerking tussen EIM en CBS. Natuurlijk bedank ik vanaf deze plaats ook graag de auteurs van de onderhavige rapportage voor hun inspanningen en mooie prestatie. Yvonne Prince Directeur EIM bv 5

Samenvatting Dit rapport is het zesde in een reeks publicaties over innovatiemaatstaven. In deze editie wordt een overzicht gegeven van de innovatiemaatstaven op sectorniveau (2-digit) in het midden- en grootbedrijf van de Nederlandse industrie en dienstensector. Deze publicatie is bedoeld voor beleidsmakers en adviseurs die zich een beeld willen vormen van de innovativiteit van het Nederlandse bedrijfsleven, of daar een kwantitatieve onderbouwing voor zoeken. Innovativiteit is een meerdimensionaal begrip Evenals in de voorgaande edities en in diverse EIM-studies wordt in dit rapport een meerdimensionaal begrip van innovativiteit gehanteerd. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat innovativiteit betrekking heeft op meer dan alleen puur technologische innovaties, zoals technologisch nieuwe producten of productieprocessen. Ook nieuwe of verbeterde diensten, werkprocessen, marketingstrategieën en dergelijke, die gericht zijn op het behalen van concurrentievoordeel, kunnen als innovaties worden gezien. Om de mate van innovativiteit in beeld te brengen, dienen daarom naast harde indicatoren ook meer zachte indicatoren gehanteerd te worden, die recht doen aan alle vernieuwingsactiviteiten in het industriële en het dienstverlenende middenbedrijf. Deze indicatoren ofwel maatstaven zijn onder te verdelen in drie categorieën, te weten: input-, procesen outputmaatstaven. Inputmaatstaven hebben betrekking op de personele en materiële middelen die geïnvesteerd worden in innovatie. In deze publicatie gaat het daarbij om de volgende maatstaven: Het percentage bedrijven met eigen R&D-personeel Het percentage R&D-medewerkers van totaal aantal werknemers De R&D-uitgaven met eigen personeel als percentage van de productiewaarde De innovatie-uitgaven als percentage van de productiewaarde De uitgaven aan nieuwe machines als percentage van de productiewaarde De uitgaven aan uitbesteed onderzoek als percentage van de productiewaarde Het percentage bedrijven met gebruik van Nederlandse technologiesubsidies Het percentage bedrijven met gebruik van Europese technologiesubsidies Bij procesmaatstaven gaat het om organisatorische aspecten die van invloed zijn op de mogelijkheden om innovatie-inputs om te zetten in innovatie-outputs. In deze publicatie worden de volgende procesmaatstaven onderscheiden: Het percentage bedrijven met niet-technologische vernieuwingen - waaronder het percentage bedrijven met strategieaanpassingen - waaronder het percentage bedrijven met marketingaanpassingen - waaronder het percentage bedrijven met reorganisatie - waaronder het percentage bedrijven met managementaanpassingen Het percentage innovatoren dat partnership is aangegaan Het percentage innovatoren dat externe adviseurs gebruikt als informatiebron 7

Outputmaatstaven geven een beeld van resultaten van de innovatie-inspanningen. In dit geval wordt gekeken naar: Het percentage bedrijven met gerealiseerde innovaties (proces- en productinnovaties) - waaronder met productinnovaties - waaronder met procesinnovaties Het percentage bedrijven dat het effect van innovaties op de concurrentiepositie kan inschatten - waaronder concurrentiepositie weinig veranderd - waaronder concurrentiepositie enigszins verbeterd - waaronder concurrentiepositie behoorlijk verbeterd Om de scores van de verschillende sectoren beter te kunnen beoordelen worden tevens de volgende structuurkenmerken gepresenteerd: De arbeidsproductiviteit (toegevoegde waarde per fte in euro's) Het aantal ondernemingen Het aantal werknemers De productiewaarde in miljoenen euro's De belangrijkste databronnen voor deze innovatiemaatstaven zijn de innovatie-enquête en de R&D-enquête van het CBS. De via deze enquêtes verzamelde data worden door het CBS gepresenteerd in StatLine 1. Daarnaast rapporteert het CBS hierover ook in de jaarlijkse publicatie Kennis en Economie. In Kennis en Economie worden de data over het algemeen in absolute aantallen c.q. bedragen gepresenteerd en niet per sector opgesplitst naar grootteklasse. In onderhavige publicatie wordt daarentegen aan de hand van een selectie van innovatiemaatstaven uit Kennis en Economie een innovatieprofiel gepresenteerd van 12 industriële deelsectoren en 11 dienstverlenende deelsectoren, uitgesplitst naar middenbedrijf (10-100 werknemers) en grootbedrijf (100 of meer werknemers). Daarbij worden de innovatiemaatstaven zo veel mogelijk uitgedrukt in percentages van relevante structuurkenmerken van de sectoren om ze onderling te kunnen vergelijken. In zekere zin kan deze publicatie gezien worden als een aanvulling op Kennis en Economie. Vergelijking industrie en diensten Op vrijwel alle gehanteerde maatstaven scoort de industrie hoger dan de dienstensector. Op inputmaatstaven blijft de dienstensector het sterkst achter bij de industrie. 1 Zie www.cbs.nl. 8

tabel 1 Profiel inputmaatstaven voor de industrie- en de dienstensector voor ondernemingen met 10-100 werknemers (MB) en 100 en meer werknemers (GB) Industrie Diensten Inputmaatstaven MB+GB MB GB MB+GB MB GB % bedrijven met eigen R&D-personeel (1999)* innovatie-uitgaven als % van de productiewaarde (1998) 19 14 49 5 4 12 3,1 1,8 3,5 1,5 1,5 1,6 % bedrijven met gebruik van Nederlandse technologiesubsidies (1998) % bedrijven met gebruik van Europese technologiesubsidies (1998) 23 n.b. n.b. 4 n.b. n.b. 3 n.b. n.b. 1 n.b. n.b. * Diensten exclusief de sectoren Horeca en Autohandel en Overige dienstverlening. Bron: EIM/CBS. Dienstverlenende bedrijven hebben veel minder eigen R&D-personeel in dienst. Ook de R&D-uitgaven met eigen personeel liggen in de diensten een stuk lager dan in de industrie. Dit is logisch omdat bij innovatie in de diensten, de technologische component een minder grote rol speelt. R&D ligt dan minder voor de hand. Wat betreft de inzet van R&D-personeel is er in de diensten echter wel minder verschil tussen de scores van het midden- en grootbedrijf dan in de industrie. Alhoewel ook de totale innovatieuitgaven in de diensten achterblijven bij die van de industrie, is het verschil op deze maatstaf echter minder groot. De innovatie-uitgaven van de diensten worden positief beïnvloed door de uitgaven aan nieuwe machines en aan overige innovatie-uitgaven, zoals industrieel ontwerp, licenties, marktintroducties en opleidingskosten met betrekking tot innovaties. Gezien de grotere R&D- en innovatie-inspanningen van de industrie, is het niet verwonderlijk dat bedrijven in de industrie ook meer gebruikmaken van technologiesubsidies dan bedrijven in de diensten. tabel 2 Profiel procesmaatstaven voor de industrie- en de dienstensector voor ondernemingen met 10-100 werknemers (MB) en 100 en meer werknemers (GB) Industrie Diensten Procesmaatstaven MB+GB MB GB MB+GB MB GB % bedrijven met niet-technologische vernieuwingen (1996-1998) % innovatoren dat partnership is aangegaan (1996-1998) 64 61 86 62 60 83 24 20 41 26 25 36 % innovatoren dat externe adviseurs gebruikt als informatiebron (1996-1998) 66 62 84 73 72 84 Bron: EIM/CBS. Afgaande op de inputmaatstaven lijkt de dienstensector qua innovativiteit achter te blijven bij de industrie. Wanneer gekeken wordt naar de procesmaatstaven ontstaat een ander beeld. Op het gebied van niet-technologische vernieuwingen, zoals strategieaanpassingen, marketingaanpassingen, reorganisaties en managementaanpassingen zijn er nauwelijks verschillen tussen industrie en diensten. Wel zijn er verschillen op te merken tussen deelsectoren. Deze verschillen worden, zowel in de industrie als in de diensten, vooral veroorzaakt door de middenbedrijven. Als alleen gekeken wordt naar de grootbedrijven zijn de verschillen tussen de deelsectoren beperkter. Het lijkt er bovendien op dat middelgrote bedrijven in de diensten sterker extern georienteerd zijn bij innovatieprojecten dan industriële collega s. Middelgrote dienstverle- 9

nende bedrijven die innoveren doen dit vaker in partnerships en maken vaker gebruik van externe adviseurs als informatiebron. tabel 3 Profiel outputmaatstaven voor de industrie- en de dienstensector voor ondernemingen met 10-100 werknemers (MB) en 100 en meer werknemers (GB) Industrie Diensten Outputmaatstaven MB+GB MB GB MB+GB MB GB % bedrijven met gerealiseerde innovaties (1996-1998) % bedrijven dat het effect van innovaties op de concurrentiepositie kan inschatten (1996-1998) 55 52 71 30 29 46 77 77 78 75 75 73 - waaronder concurrentiepositie enigszins verbeterd - waaronder concurrentiepositie behoorlijk verbeterd 39 38 43 39 39 43 26 27 21 30 31 26 Bron: EIM/CBS. Gezien de lagere scores op inputmaatstaven is het niet verwonderlijk dat bedrijven in de diensten minder vaak innovaties hebben gerealiseerd dan bedrijven in de industrie. De dienstverlenende bedrijven scoren echter niet op alle outputmaatstaven slechter dan de industrie. Het effect van innovaties op de concurrentiepositie lijkt in de diensten namelijk groter te zijn dan in de industrie. Het lijkt er dan ook op dat het effect van innovaties groter is, wanneer innovatie in de sector minder gebruikelijk is. In weinig innovatieve sectoren kunnen bedrijven zich door middel van innovaties sterker onderscheiden ten opzichte van concurrenten dan in sterk innovatieve sectoren. De innovativiteit van de industriële sectoren In tabel 4 is samengevat hoe de innovatieprofielen van de verschillende sectoren uit de industrie zich verhouden tot het gemiddelde innovatieprofiel van de industrie in het midden- en grootbedrijf. Daarna volgt per sector een nadere toelichting. 10

tabel 4 Vergelijking innovatieprofielen sectoren met het industriegemiddelde Innovatieprofiel t.o.v gemiddelde industrie Sector Input Proces Output Totaal voedings- en genotmiddelenindustrie - 0 - - textiel- en lederindustrie - - - - bouwmaterialen-, meubel- en overige industrie - - - - papier- en kartonindustrie - 0 0 0 grafische industrie - + 0 0 aardolie-industrie + + + + chemische industrie + + + + rubber- en kunststofindustrie 0 + + + basismetaal- en metaalproductenindustrie - - - - machine- en apparatenindustrie + + + + elektrotechnische en medische-apparatenindustrie + + + + transportmiddelenindustrie 0 0 0 0 Bron: EIM. Ten opzichte van de totale industrie is de voedings- en genotmiddelenindustrie gematigd innovatief te noemen. Op vrijwel alle inputmaatstaven scoort deze sector lager dan gemiddeld. Wel is er meer aandacht voor niet-technologische vernieuwingen dan gemiddeld. Daarentegen worden er in deze sector iets minder innovaties gerealiseerd dan in de totale industrie. De invloed van innovaties op de concurrentiepositie is in deze sector bovendien minder groot dan in de totale industrie De sector textiel-, kleding- en lederindustrie is minder innovatief te noemen. Op vrijwel alle inputmaatstaven scoort deze sector zeer laag. Alleen het percentage bedrijven dat gebruikmaakt van Europese technologiesubsidies is gelijk aan het industriegemiddelde. Het percentage bedrijven dat niet-technische vernieuwingen heeft doorgevoerd is ook iets lager dan gemiddeld en bedrijven in deze sector zijn bij innovaties beperkt extern georiënteerd. Het percentage bedrijven met gerealiseerde innovaties is in de textiel-, kleding- en lederindustrie dan ook erg laag. Wel is het effect van deze innovaties op de concurrentiepositie groter dan gemiddeld. De bouwmaterialen-, meubel- en overige industrie levert benedengemiddelde innovatieinspanningen. De druk tot vernieuwing vanuit de markt is in deze sector betrekkelijk gering. Op niet-technologische vernieuwingen blijft het middenbedrijf iets achter bij het gemiddelde, terwijl het grootbedrijf een bovengemiddelde score behaalt. Het percentage bedrijven met gerealiseerde innovaties blijft echter in het grootbedrijf sterk achter bij dat in de totale industrie. Bovendien is het effect van innovaties op de concurrentiepositie beperkt. In de papier- en kartonindustrie vindt de R&D vooral plaats in het grootbedrijf. De lagere scores voor het middenbedrijf hangen waarschijnlijk samen met het feit dat vooral in opdracht van klanten wordt ontwikkeld en geproduceerd, wat veelal resulteert in ad hoc oplossingen voor praktische problemen en waarvoor weinig fundamenteel onderzoek wordt verricht. Het middenbedrijf in deze sector kent wel hogere innovatieuitgaven dan de totale industrie. In vergelijking met de totale industrie is het percenta- 11

ge bedrijven met niet-technologische vernieuwingen in zowel het middenbedrijf als het grootbedrijf iets lager dan gemiddeld. De scores op het gebied van externe oriëntatie zijn vergelijkbaar met die van de totale industrie. De invloed van innovaties op de concurrentiepositie lijkt in deze sector sterker te zijn dan gemiddeld. De uitgaven aan R&D in de grafische industrie zijn laag, evenals de innovatie-uitgaven. Alleen de uitgaven aan nieuwe machines liggen boven het sectorgemiddelde. Waarschijnlijk heeft dit ermee te maken dat het accent binnen de grafische industrie ligt op procesinnovatie en integratie van nieuwe media. Hierdoor is er beperkte ruimte voor echte productinnovatie en wordt er weinig geld gestoken in de ontwikkeling van nieuwe producten. Het percentage bedrijven met niet-technologische vernieuwingen is in de grafische industrie wel hoger dan gemiddeld, maar het gebruik van externe adviseurs en het percentage innovatoren met partnerships is laag. De innovatie-inspanningen van de grafische industrie resulteren in een gemiddeld aantal bedrijven met gerealiseerde innovaties, waarvan het effect op de concurrentiepositie wel iets sterker is dan gemiddeld. De aardolie-industrie is een bij uitstek internationaal georiënteerde bedrijfstak. Wereldwijde concurrentie zorgt voor innovatiedruk. Het middenbedrijf in de aardolie-industrie behaalt dan ook een bovengemiddelde score op het gebied van innovatie-inputs, alleen de uitgaven aan uitbesteed onderzoek zijn in deze sector beperkt. Met name in het middenbedrijf zijn innoverende bedrijven vaker dan collega s elders een partnership aangegaan. De percentages bedrijven die niet-technologische vernieuwingen hebben gerealiseerd liggen daarentegen in het middenbedrijf beneden het industriegemiddelde. De aardolie-industrie scoort wel duidelijk bovengemiddeld als het gaat om gerealiseerde innovaties. Deze innovaties hebben echter relatief weinig invloed op de concurrentiepositie. In de chemische industrie scoort het grootbedrijf boven, maar het middenbedrijf benéden het industriegemiddelde. Op het gebied van niet-technologische vernieuwing behaalt het middenbedrijf in de chemie over de gehele linie een bovengemiddelde score. Ook komen partnerships en het gebruik van externe adviseurs vaker voor dan elders in de industrie. Het percentage bedrijven dat proces- en productinnovaties heeft gerealiseerd ligt in de chemische industrie duidelijk boven het industriegemiddelde. Dit is aan het middenbedrijf toe te schrijven. De rubber- en kunststofindustrie kenmerkt zich door veel inzet van eigen personeel op het gebied van R&D. De uitgaven aan R&D blijven echter achter bij het industriegemiddelde. Desondanks wordt er in deze sector een groot beroep gedaan op nationale technologiesubsidies. Wat betreft innovatie van bedrijfsinterne processen en externe betrekkingen scoort deze sector iets boven het industriegemiddelde. Het percentage bedrijven dat innovaties heeft gerealiseerd ligt, met name dankzij productinnovaties, duidelijk boven het gemiddelde. Het effect hiervan op de concurrentiepositie is echter bescheiden. De basismetaal- en metaalproductenindustrie beschikt over een beperkte hoeveelheid R&D-personeel. De innovatie-uitgaven in het middenbedrijf zijn in deze sector echter, vooral dankzij de hogere uitgaven aan machines, juist iets bovengemiddeld. Het aantal ondernemingen in het middenbedrijf dat niet-technologische vernieuwingen heeft doorgevoerd is laag. In het middenbedrijf zijn ook maar weinig bedrijven met gerealiseerde innovaties. In het grootbedrijf ligt het percentage bedrijven met gerealiseerde innovaties juist een stuk hoger dan gemiddeld. Het effect van innovaties op de concurrentiepositie is zowel in het midden- als in het grootbedrijf overwegend positief. 12

De innovatie-inputs van de machine- en apparatenbouw geven positieve scores aan die variëren van licht tot duidelijk bovengemiddeld. Alleen de aanschaf van machines voor eigen gebruik blijft met name bij het middenbedrijf achter. Wat betreft procesmaatstaven blijft de machine- en apparatenbouw dichter bij het industriegemiddelde. Het aandeel bedrijven dat innovaties heeft gerealiseerd ligt beduidend hoger dan gemiddeld in de industrie, met een gezien de aard van de activiteiten voor de hand liggend accent op productinnovaties. Daarbij loont innovatie in deze sector ook, vooral voor de kleinere bedrijven. De elektrotechnische en medische-apparatenindustrie als geheel is sterk technologiegedreven. Deze sector is dan ook bovengemiddeld innovatief te noemen. Midden- en grootbedrijven scoren hoog op vrijwel alle inputmaatstaven. Het percentage bedrijven met niet-technologische vernieuwingen en het percentage bedrijven met partnerships is iets hoger dan gemiddeld. Het percentage bedrijven dat externe adviseurs heeft gebruikt, is juist lager dan gemiddeld. Ook het percentage bedrijven met gerealiseerde innovaties ligt ruim boven het gemiddelde. De concurrentiepositie is hierdoor echter weinig verbeterd. De transportmiddelenindustrie heeft over het algemeen, afgezet tegen het industriegemiddelde, een modale score op het gebied van innovatie-inspanningen. Het algemene beeld van de transportmiddelenindustrie op het gebied van procesmaatstaven komt overeen met het industriegemiddelde. Op het gebied van outputmaatstaven scoort het middenbedrijf iets onder het industriegemiddelde, maar evenals bij de R&D-inspanning overtreft het grootbedrijf in de bedrijfstak dit gemiddelde duidelijk. Innovaties hebben in deze sector de concurrentiepositie van bedrijven echter betrekkelijk weinig veranderd De innovativiteit van de dienstverlenende sectoren In tabel 5 is samengevat hoe de innovatieprofielen van de verschillende sectoren uit de diensten zich verhouden tot het gemiddelde innovatieprofiel van de diensten in het midden- en grootbedrijf. Daarna volgt per sector een nadere toelichting. tabel 5 Vergelijking innovatieprofielen sectoren met het dienstengemiddelde Innovatieprofiel t.o.v gemiddelde dienstensector Sector Input Proces Output Totaal groothandel + 0 + + detailhandel en reparatie - - - - horeca en autohandel - - - - vervoer en communicatie - - - - financiële instellingen + + + + computerservicebureaus + + + + juridische en economische dienstverlening 0 0 0 0 architecten en ingenieursbureaus + + + + verhuur en overige zakelijke dienstverlening - 0 - - milieudienstverlening + + - + overige dienstverlening - 0 - - Bron: EIM. 13

De groothandel houdt zich iets meer bezig met R&D dan de totale dienstensector. Ook de uitgaven aan innovatie liggen iets hoger. Groothandelsbedrijven maken tweemaal zo vaak gebruik van technologiesubsidies als gemiddeld in de dienstensector. In het middenbedrijf worden door innoverende bedrijven wel minder partnerships aangegaan dan gemiddeld. In het grootbedrijf is dit percentage juist iets bovengemiddeld. Bij het aandeel bedrijven met gerealiseerde innovaties is het verschil tussen middenbedrijf en grootbedrijf groot, maar bij beide grootteklassen is dit aandeel hoger dan gemiddeld in de diensten. Het merendeel van deze innovatoren vindt de concurrentiepositie, als gevolg van innovaties, enigszins verbeterd. De detailhandels- en reparatiesector heet weinig innovatief te zijn. Het middenbedrijf in deze sector heeft vrijwel geen eigen R&D-personeel in dienst. Gezien de benedengemiddelde R&D-inspanningen in deze sector is het niet verwonderlijk dat het percentage bedrijven dat gebruikmaakt van een Nederlandse technologiesubsidie iets achterblijft. Opvallend is dat in de detailhandel en reparatie ook bij weinig bedrijven sprake is van niet-technologische vernieuwingen. Deze sector heeft hierop zelfs de laagste score van alle dienstensectoren. Wel worden er meer partnerships aangegaan door innovatoren en wordt er meer gebruikgemaakt van externe adviseurs. Het percentage bedrijven met gerealiseerde innovaties blijft achter bij dat in de totale dienstensector. Innovatieve activiteiten in deze sector zijn veelal gericht op het verbeteren van de klantenbinding. Het effect van deze innovaties op de concurrentiepositie is gemiddeld te noemen. In de horeca en autohandel gaat het doorgaans om afgeleide innovaties die hun oorsprong hebben in de voedingsmiddelenindustrie, respectievelijk de auto-industrie. De beschikbare inputmaatstaven wijzen voor deze bedrijfstak(ken) op benedengemiddelde innovatie-inspanningen. Het lijkt er daarbij op dat het middenbedrijf innovatiever is dan het grootbedrijf. Daarentegen realiseren weinig middenbedrijven in deze bedrijfstak(ken) niet-technologische vernieuwingen. Op het gebied van innovatie-outputs is de score van de bedrijfstak(ken) duidelijk benedengemiddeld, in lijn met de inputs. De vervoer- en communicatiesector behaalt lage scores op de gehanteerde inputmaatstaven. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat voor innovaties in deze sector branchegrenzen overschrijdende overeenstemming rond standaarden vaak een noodzaak is, en een groot aantal deelnemers een voorwaarde voor succes. Innoveren is daardoor voor het merendeel van de bedrijven een kwestie van adopteren. Innovatie gebeurt dan ook vaker dan in de totale dienstensector in partnerships. Op het gebied van niettechnologische vernieuwingen valt de score in de bedrijfstak ook lager uit dan gemiddeld in de dienstensector het geval is. Wat betreft gerealiseerde innovaties brengt het grootbedrijf het er beter af dan het middenbedrijf: respectievelijk een boven- en een benedengemiddelde score in vergelijking met bedrijven uit dezelfde grootteklasse elders in de dienstensector. De uitgaven aan innovatie en R&D zijn in de financiële dienstverlening beduidend hoger dan in de totale dienstensector. Desondanks wordt er in deze sector vrijwel helemaal geen gebruikgemaakt van Nederlandse subsidies. De scores op de procesmaatstaven stijgen over de hele linie sterk uit boven het gemiddelde van de dienstensector. Het percentage bedrijven met gerealiseerde innovaties, zoals internetbankieren, de invoering van de chipknip, het op de markt brengen van nieuwe verzekerings- en beleggingsproducten, ligt in de financiële dienstverlening ruim bovengemiddeld. De computerservicebureaus hebben te maken met snelle economische veroudering en dus een zeer korte levenscyclus van hard- én software. De innovatiedruk is daardoor 14

groot. Bedrijven in deze sector steken qua innovatie-inspanning met kop en schouders uit boven het gemiddelde van de dienstensector. Op het gebied van niet-technologische vernieuwingen zijn de scores van computerservicebureaus eveneens duidelijk bovengemiddeld. De output in de vorm van gerealiseerde innovaties geeft even spectaculaire verschillen met het gemiddelde van de totale dienstensector te zien als de inputmaatstaven. De gerealiseerde innovaties hebben daarbij een positieve invloed op het concurrentievermogen. In de juridische en economische dienstverlening wordt minder aan R&D gedaan dan in de totale dienstensector. De innovatie-uitgaven zijn daarentegen wel bovengemiddeld. Het percentage bedrijven met niet-technologische vernieuwingen wijkt in de juridische en economische dienstverlening nauwelijks af van dat in de totale dienstensector. Het aantal grootbedrijven met partnerships is hoog. In de economische en juridische dienstverlening zijn ook beduidend meer bedrijven met gerealiseerde innovaties dan in de totale dienstensector, waarbij de verdeling tussen product- en procesinnovaties nauwelijks afwijkt van het gemiddelde. Het innovatie-inputprofiel van de sector architecten- en ingenieursbureaus komt sterk overeen met dat van de computerservicebureaus; met een inzet aan mensen en middelen voor R&D die sterk uitgaat boven het gemiddelde van de totale dienstensector. In deze sector zijn de scores van het grootbedrijf, in tegenstelling tot bij de computerservicebureaus, wel hoger dan die van het middenbedrijf. De procesmaatstaven zoals vastgesteld voor deze meting laten voor architecten- en ingenieursbureaus licht bovengemiddelde scores zien. Het aandeel bedrijven met gerealiseerde product- en procesinnovaties ligt bij architecten- en ingenieursbureaus duidelijk hoger dan gemiddeld. Het accent ligt verhoudingsgewijs op productinnovaties. Daarbij hebben met name de middelgrote bedrijven door innovaties hun concurrentiepositie verbeterd. De verhuur en overige zakelijke dienstverlening is in vergelijking met de totale dienstensector matig innovatief. Met name op inputmaatstaven scoort deze sector lager dan gemiddeld. Vooral de uitgaven aan eigen en uitbestede R&D zijn hierbij laag. Bedrijven in deze sector hebben wel iets vaker dan gemiddeld niet technologische vernieuwingen doorgevoerd, maar de externe oriëntatie van innovatieve midden- en grootbedrijven in deze sector blijft iets achter bij de totale dienstensector. Alhoewel het percentage bedrijven met gerealiseerde product- en procesinnovaties iets onder het gemiddelde ligt, is deze score gezien de lage innovatie-uitgaven zeker niet slecht te noemen. Het effect van de gerealiseerde innovaties op de concurrentiepositie is daarentegen beperkt. Op innovatieve inspanningen laat de milieudienstverlening een wisselend beeld zien. Wat betreft het aandeel bedrijven met R&D-personeel en het aandeel R&D-personeel in de werkgelegenheid is de score van deze sector bijvoorbeeld bovengemiddeld, vergeleken met de totale dienstensector. Het percentage R&D-uitgaven van de productiewaarde is daarentegen lager. Op zowel innovatie-uitgaven als niet-technologische vernieuwingen behaalt het middenbedrijf in deze sector bovengemiddelde scores, terwijl het grootbedrijf benedengemiddeld presteert. Het aantal door milieudienstverleners gerealiseerde innovaties is zowel in het midden- als in het grootbedrijf wat onder de maat. Het effect van innovaties op de concurrentiepositie is daarbij bovendien relatief gering. Tot de overige dienstverlening worden gerekend: overig onderwijs, persoonlijke dienstverlening zoals kappers, en werkgevers-, werknemers- en beroepsorganisaties en dergelijke. De scores van deze sector op de gehanteerde inputmaatstaven wijzen op een sterk bij het gemiddelde van de totale dienstensector achterblijvende innovativiteit. Op niet- 15

16 technologische vernieuwingen wijken de scores echter nauwelijks af van het gemiddelde. Zoals te verwachten op grond van de inputs, scoren de overige dienstverleners ook bij de outputs duidelijk benedengemiddeld. Voorzover innovaties zijn gerealiseerd ligt het accent op procesinnovaties. Innovaties hebben in deze sector ofwel weinig effect op de concurrentiepositie ofwel verbeteren deze behoorlijk. Een lichte verbetering is er zelden.

1 Inleiding Onderhavige publicatie zesde van een reeks In december 1997 publiceerde EIM de eerste editie van het rapport De innovativiteit van de Nederlandse industrie, waarin een overzicht van innovatiemaatstaven op sectorniveau (2-digit) in de Nederlandse industrie werd gegeven 1. Daarbij werd aangekondigd dat het de eerste publicatie van een reeks zou zijn. Het onderhavige rapport is inmiddels de zesde publicatie in deze reeks en beschrijft zowel de innovativiteit van de industrie als die van de dienstensector. Publicatie is bedoeld voor beleidsmakers en adviseurs Deze publicatie is bedoeld als naslagwerk voor beleidsmakers en adviseurs die zich een beeld willen vormen van de innovativiteit van (sectoren van) het Nederlandse bedrijfsleven, of daar een kwantitatieve onderbouwing voor zoeken. Innovativiteit een meerdimensionaal begrip Evenals in de voorgaande edities en in diverse EIM-studies wordt in dit rapport een meerdimensionaal begrip van innovativiteit gehanteerd. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat innovativiteit betrekking heeft op meer dan alleen puur technologische innovaties, zoals technologisch nieuwe producten of productieprocessen. Ook nieuwe of verbeterde diensten, werkprocessen, marketingstrategieën en dergelijke, die gericht zijn op het behalen van concurrentievoordeel, kunnen als innovaties worden gezien. Om de mate van innovativiteit in beeld te brengen, dienen daarom naast harde indicatoren (zoals de uitgaven aan uitbestede R&D) ook zachte indicatoren gehanteerd (zoals het percentage bedrijven dat partnerships is aangegaan in het kader van innovatieprojecten) te worden, die recht doen aan alle vernieuwingsactiviteiten in het bedrijfsleven. De indicatoren van innovativiteit zijn daarnaast in deze publicatie zodanig gekozen, dat zij zo goed en volledig mogelijk het innovatieproces zoals zich dat in het bedrijfsleven voordoet met al zijn inputs, het proces zelf en de outputs, beschouwen. Inputmaatstaven hebben betrekking op de personele en materiële middelen die geïnvesteerd worden in innovatie. Outputmaatstaven geven een beeld van de resultaten van de innovatie-inspanningen, zoals nieuwe producten en het effect van innovaties op de concurrentiepositie. Bij procesmaatstaven gaat het om organisatorische aspecten die van invloed zijn op de mogelijkheden om innovatie-inputs om te zetten in innovatieoutputs 2. CBS-data belangrijkste bron In zekere zin kan deze publicatie gezien worden als een aanvulling op de jaarlijkse publicatie Kennis en Economie van het CBS. In Kennis en Economie wordt een overzicht gegeven van onderzoek en innovatie in Nederland op basis van de innovatie-enquête en de R&D-enquête. Deze twee CBS enquêtes zijn ook voor deze EIM-publicatie de belangrijkste bron van informatie 3. Waar de data in Kennis en Economie echter over het algemeen in absolute aantallen c.q. bedragen gepresenteerd worden en niet per sector worden opgesplitst naar grootteklasse, gebeurt dit in onderhavige publicatie wel. Aan de hand van een selectie van innovatiemaatstaven uit Kennis en Economie wordt hier een innovatieprofiel gepresenteerd van 12 industriële deelsectoren en 11 dienstverlenende deelsectoren, uitgesplitst naar middenbedrijf (10-100 werknemers) en grootbe- 1 Y.M. Prince, De innovativiteit van de Nederlandse industrie; Innovatiemaatstaven op sectorniveau, EIM, Zoetermeer, 1997. 2 Zie hoofdstuk 2 voor meer informatie over de gehanteerde maatstaven. 3 Meer informatie over de gebruikte bronnen vindt u in Bijlage II: Innovatiemaatstaven; bronnen data. 17

drijf (100 of meer werknemers). De innovatiemaatstaven worden bovendien zo veel mogelijk uitgedrukt in percentages van relevante structuurkenmerken van de sectoren om ze onderling vergelijkbaar te maken. Gegevens deels gebaseerd op schattingen en ramingen Hierbij dient nog wel te worden opgemerkt dat veel van de in dit rapport opgenomen gegevens tot stand zijn gekomen op basis van door EIM uitgevoerde schattingen en ramingen. Bij de vergelijking en beoordeling van de cijfers dient dan ook te worden aangetekend dat niet alle gepresenteerde gegevens even hard zijn. Leeswijzer De publicatie vangt in hoofdstuk 2 aan met een overzicht van de gehanteerde innovatiemaatstaven. In hoofdstuk 3 wordt aan de hand van deze maatstaven de innovativiteit van de industrie- en de dienstensector vergeleken, waarna in de hoofdstukken 4 en 5 wordt ingegaan op de innovativiteit van de verschillende deelsectoren van de industrie en de diensten. In bijlage I vindt u een overzicht van de statistische afbakening van deze deelsectoren. Een beschrijving van de gehanteerde maatstaven en de hiervoor gebruikte bronnen vindt u in bijlage II. 18

2 De innovatiemaatstaven Maatstaven onderverdeeld input-, procesen outputmaatstaven Evenals in voorgaande jaren, is ook dit jaar weer een selectie gemaakt uit het beschikbare datamateriaal 1. Hierbij is getracht zo goed mogelijk aan te sluiten bij de in voorgaande publicaties gebruikte maatstaven. Zoals gebruikelijk in de voorgaande publicaties zijn de maatstaven dan ook onderverdeeld in drie categorieën: input-, proces- en outputmaatstaven. Daarnaast zijn ook enkele structuurkenmerken opgenomen die noodzakelijk zijn om de verschillende maatstaven in het juiste perspectief te kunnen plaatsen. In dit hoofdstuk zal, per categorie, kort worden uitgelegd wat er onder deze categorie wordt verstaan en welke maatstaven dit jaar zijn geselecteerd. Meer informatie over de afzonderlijke innovatiemaatstaven en de gebruikte bronnen vindt u in Bijlage II: Innovatiemaatstaven; bronnen data. Personele en financiële middelen noodzakelijk voor innovatie Input Net zoals in het productieproces zijn ook in het innovatieproces arbeid en kapitaal belangrijke inputs. Hooggekwalificeerd personeel en voldoende middelen zijn twee randvoorwaarden waaraan voldaan moet zijn om überhaupt innovatief te kunnen zijn. De in deze publicatie gehanteerde inputmaatstaven hebben dan ook betrekking op de personele en financiële middelen die geïnvesteerd worden in innovatie, te weten: Het percentage bedrijven met eigen R&D-personeel Het percentage R&D-medewerkers van totaal aantal werknemers De R&D-uitgaven met eigen personeel als percentage van de productiewaarde De innovatie-uitgaven als percentage van de productiewaarde De uitgaven aan nieuwe machines als percentage van de productiewaarde De uitgaven aan uitbesteed onderzoek als percentage van de productiewaarde Het percentage bedrijven met gebruik van Nederlandse technologiesubsidies Het percentage bedrijven met gebruik van Europese technologiesubsidies. Niet alleen aantal gerealiseerde innovaties maar ook effect van deze innovaties is belangrijk Output Outputmaatstaven geven een beeld van resultaten van de innovatie-inspanningen De output van het innovatieproces kan onder andere gemeten worden door het aantal product- en procesinnovaties. Tevens is de betekenis van de innovaties voor het bedrijf van belang. In dit geval wordt daarom gekeken naar: het percentage bedrijven met gerealiseerde innovaties - waaronder met productinnovaties - waaronder met procesinnovaties het percentage bedrijven dat het effect van innovaties op de concurrentiepositie kan inschatten - waaronder concurrentiepositie weinig veranderd - waaronder concurrentiepositie enigszins verbeterd - waaronder concurrentiepositie behoorlijk verbeterd. 1 Afkomstig uit de CBS innovatie-enquête en R&D-enquête, zie bijlage II: Innovatiemaatstaven; bronnen data, voor meer informatie over de gebruikte bronnen. 19

Zowel kwaliteit interne bedrijfsproces als externe oriëntatie van invloed op mogelijkheden om te innoveren Proces De wijze waarop innovatie-inputs omgezet (kunnen) worden in bovenbeschreven outputs is uiteraard ook een belangrijk aspect van de innovativiteit. Daarbij is zowel de kwaliteit van het interne bedrijfsproces als de externe gerichtheid van het bedrijf in de vorm van samenwerking, klant- en marktoriëntatie van belang. In deze publicatie worden de volgende procesmaatstaven onderscheiden: Het percentage bedrijven met niet-technologische vernieuwingen - waaronder het percentage bedrijven met strategieaanpassingen 1 - waaronder het percentage bedrijven met marketingaanpassingen - waaronder het percentage bedrijven met reorganisatie - waaronder het percentage bedrijven met managementaanpassingen Het percentage innovatoren dat partnership is aangegaan Het percentage innovatoren dat externe adviseurs gebruikt als informatiebron. Structuurkenmerken noodzakelijk om scores sectoren in het juiste perspectief te plaatsen Structuurkenmerken Om de scores van de verschillende sectoren in het juiste perspectief te kunnen plaatsen worden de volgende structuurkenmerken gepresenteerd: De arbeidsproductiviteit (toegevoegde waarde per fte in euro's) Het aantal ondernemingen Het aantal werknemers De productiewaarde in miljoenen euro's. 1 Voor meer informatie over hoe in het midden- en kleinbedrijf wordt omgegaan met strategie en innovatie verwijzen wij naar de nog te verschijnen minirapportage Strategie en Innovatie, Gebruik van managementtechnieken voor bepaling van de innovatiestrategie in het MKB, EIM, Zoetermeer. 20

3 Intersectorale vergelijking In dit hoofdstuk worden de innovatiemaatstaven van de industrie en de dienstensector met elkaar vergeleken. Hiervoor wordt eerst een beschrijving gegeven van deze twee sectoren aan de hand van enkele structuurkenmerken ( 3.1). Vervolgens worden de prestaties van de industrie en diensten op input-, proces- en outputmaatstaven van innovatie vergeleken ( 3.2 t/m 3.4). Bij deze vergelijking zal ook zo veel mogelijk worden gekeken naar verschillen tussen deelsectoren en de invloed hiervan op de totaalscores van de sectoren. 3.1 Structuur van de industrie- en dienstensector Om de scores van een sector op de verschillende innovatiemaatstaven in het juiste verband te kunnen plaatsen is het belangrijk om ook een beeld te hebben van de structuur van een sector. Vandaar dat in tabel 6 een overzicht wordt gegeven van enkele belangrijke structuurkenmerken van de industrie- en dienstensector. tabel 6 Structuurkenmerken van de industrie- en de dienstensector voor ondernemingen met 10-100 werknemers (MB) en 100 en meer werknemers (GB) Industrie Diensten Structuurkenmerken MB+GB MB GB MB+GB MB GB arbeidsproductiviteit (toegevoegde waarde per fte in euro's) (1999)* 75.458 53.187 89.928 62.572 56.444 66.735 aantal ondernemingen (1999) 10.121 8.663 1.389 30.591 28.298 2.293 aantal werknemers (1999) 743.549 295.033 448.516 2.599.752 949.395 1.650.356 productiewaarde in miljoenen euro's (1998) 169.938 43.873 126.065 233.144 95.364 137.780 * Vanwege een sterk afwijkende exploitatiestructuur van de sector Verhuur en overige zakelijke dienstverlening is deze sector bij de berekening van de arbeidsproductiviteit van de totale diensten buiten beschouwing gelaten. Bron: EIM. Industrie is relatief grootschalig In Nederland kunnen in totaal ruim 46.000 bedrijven tot de industrie worden gerekend. Hiervan heeft circa 78% minder dan 10 werknemers in dienst en behoort daarmee tot het kleinbedrijf. Van de overige bedrijven worden er, zoals uit tabel 6 valt af te lezen, ruim 8.600 gerekend tot het middenbedrijf (10 tot 100 werknemers) en bijna 1.400 tot het grootbedrijf (meer dan 100 werknemers). In de totale industrie zijn per bedrijf gemiddeld circa 18 werknemers in dienst. In vergelijking met de industrie zijn de diensten kleinschalig. Van de bijna 400.000 dienstverlenende ondernemingen kan 92% tot het kleinbedrijf worden gerekend. Van de overige ruim 30.000 ondernemingen behoren er circa 28.000 tot het middenbedrijf en bijna 2.300 tot het grootbedrijf. De gemiddelde bedrijfsomvang in de totale dienstensector bedraagt iets meer dan 8 werknemers 1. 1 P.A. van Eck van der Sluijs, Ondernemen in de diensten 2002, Sectorscoop, EIM, januari 2002. 21

Wanneer we alleen kijken naar het midden- en grootbedrijf zoals in deze rapportage, is het verschil in gemiddelde bedrijfsgrootte echter beperkt. De dienstensector lijkt dan zelfs iets grootschaliger te zijn. In de diensten komt de gemiddelde bedrijfsgrootte dan uit op ruim 85 en in de industrie op 74 werknemers. Dit verschil is vooral toe te schrijven aan de grootbedrijven. Alhoewel er in de diensten relatief weinig bedrijven tot het grootbedrijf gerekend kunnen worden, zijn de grootbedrijven die er zijn vaak zeer groot. Een grootbedrijf in de diensten telt gemiddeld 719 werknemers, in de industrie 322. Hierbij dient wel te worden opgemerkt dat in de diensten veel parttimers werken. Diensten verantwoordelijk voor groot deel van de werkgelegenheid Schaalgrootte per deelsector verschillend Door het grote aantal bedrijven in de diensten is het aandeel van deze sector in de werkgelegenheid, ondanks de lage gemiddelde bedrijfsgrootte, zeer groot. De sector diensten verzorgt bijna 70% van de werkgelegenheid in het particuliere bedrijfsleven. De industrie is in dit opzicht een kleine sector. Slechts 20% van de werkgelegenheid in het particuliere bedrijfsleven komt voort uit de industrie. In de dienstensector neemt het aantal bedrijven bovendien het sterkst toe, waardoor ook de werkgelegenheid en de productie sterk groeien. Zoals uit figuur 1 blijkt, zijn niet alle deelsectoren van de industrie even grootschalig. Relatief grootschalige deelsectoren zijn de deelsectoren die gerekend kunnen worden tot de procesindustrie; de voedings- en genotmiddelenindustrie, de chemische industrie en de aardolie-industrie. In deze deelsectoren is het aandeel van de deelsector in de werkgelegenheid van de totale industrie groter dan het aandeel van het aantal bedrijven. De textiel- en leerindustrie en de bouwmaterialen-, meubel- en overige industrie zijn juist kleinschalig. Hetzelfde geldt in mindere mate voor de machine- en apparatenindustrie, de metaalindustrie, de rubber- en kunststofindustrie en de grafische industrie. Deze sectoren zijn veelal arbeidsintensief. Het aandeel van de deelsector in de productiewaarde ligt in deze deelsectoren lager dan het aandeel in de werkgelegenheid. 22

figuur 1 Aandeel per deelsector in het aantal ondernemingen, de werkgelegenheid en de productiewaarde van het midden- en grootbedrijf (meer dan 10 werknemers) in de totale industrie voedings- en genotmiddelen 14% 17% 27% textiel en leer 2% 3% 5% bouwmaterialen, meubel en overig 6% 10% 16% papier en karton 3% 3% 2% grafisch 6% 9% 12% aardolie 1% 0% 7% chemie 4% 9% 15% rubber en kunststof 3% 4% 5% metaal 9% 15% 19% machines en apparaten 7% 11% 13% elektrotechnische en medische apparaten 6% 9% 11% transportmiddelen 6% 6% 5% 0% 10% 20% 30% productiewaarde in miljoenen euro's (1998) aantal werknemers (1999) aantal ondernemingen (1999) Bron: EIM, 2002. Op consumenten gerichte diensten arbeidsintensief Ook tussen de dienstverlenende deelsectoren zijn grote verschillen op het gebied van schaalgrootte en arbeidsintensiviteit (zie figuur 2). De deelsectoren architecten en ingenieursbureaus, juridische en economische dienstverlening, horeca en autohandel en de groothandel zijn kleinschalig. Grootschalige dienstverlenende deelsectoren zijn de financiële instellingen, en verhuur en overige zakelijke dienstverlening. Het meest arbeidsintensief zijn de dienstverlenende deelsectoren die zich richten op consumenten; de detailhandel en reparatie, de horeca en autohandel en de overige dienstverlening. 23

figuur 2 Aandeel per deelsector in het aantal ondernemingen, de werkgelegenheid en de productiewaarde van het midden- en grootbedrijf (meer dan 10 werknemers) in de totale diensten Groothandel 12% 16% 21% Detailhandel en reparatie Horeca en Autohandel 6% 7% 8% 17% 14% 15% Vervoer en communicatie 15% 13% 21% Financiële instellingen 4% 9% 14% Computerservicebureaus 4% 3% 3% Juridische en economische dienstverlening Architecten- en ingenieursbureaus 3% 4% 2% 2% 4% 6% Verhuur en overige zakelijke dienstverlening 14% 23% 25% Milieudienstverlening Overige dienstverlening 2% 1% 1% 2% 4% 5% 0% 10% 20% 30% productiewaarde in miljoenen euro's (1998) aantal werknemers (1999) aantal ondernemingen (1999) Bron: EIM, 2002. Hoge arbeidsproductiviteit in het industriële grootbedrijf Gezien het grote aandeel van de diensten in de werkgelegenheid, is het niet verwonderlijk dat ook de totale toegevoegde waarde van de dienstensector een stuk hoger ligt dan die van de industrie. Het verschil is hier echter minder groot dan bij de werkgelegenheid. De dienstensector is namelijk relatief arbeidsintensief. In het midden- en grootbedrijf ligt de arbeidsproductiviteit op iets meer dan 62.500 per fte. In de industrie is dit bijna 75.500 per fte. Dit verschil in arbeidsproductiviteit is inherent aan de uitgevoerde werkzaamheden. In de dienstverlening is arbeid de belangrijkste productiefactor, terwijl in de industrie ook de inzet van materieel een belangrijke productiefactor vormt. Door automatisering kan men de arbeidsproductiviteit verhogen. De meeste vormen van dienstverlening zijn echter nog nauwelijks te automatiseren. Binnen de industrie is door de verschillen op het gebied van automatisering ook sprake van een aanzienlijk verschil in arbeidsproductiviteit tussen het midden- en grootbedrijf. Het middenbedrijf is veelal sterker vertegenwoordigd in meer ambachtelijke sectoren 24

van de industrie en kent daardoor een wat lagere arbeidsproductiviteit. Het grootbedrijf is sterker vertegenwoordigd in de procesindustrie en kent een hoge arbeidsproductiviteit. Vooral de aardolie-industrie springt er in dit opzicht uit met een arbeidsproductiviteit in het grootbedrijf van ruim 450.000 per fte. 3.2 Inputmaatstaven In tabel 7 wordt een overzicht gegeven van de scores van de industrie- en dienstensector op de in deze publicatie gehanteerde inputmaatstaven. Deze maatstaven hebben betrekking op de inzet van personele en financiële middelen ten behoeve van innovatie. tabel 7 Profiel inputmaatstaven voor de industrie- en dienstensector voor ondernemingen met 10-100 werknemers (MB) en 100 en meer werknemers (GB) Industrie Diensten Inputmaatstaven MB+GB MB GB MB+GB MB GB % bedrijven met eigen R&D-personeel (1999)* 19 14 49 5 4 12 % R&D-medewerkers van totaal aantal werknemers (1999)* 5,8 2,8 7,8 0,6 1,0 0,7 R&D-uitgaven met eigen personeel als % van de productiewaarde (1999)* 1,9 0,5 2,3 0,4 0,3 0,4 innovatie-uitgaven als % van de productiewaarde (1998) 3,1 1,8 3,5 1,5 1,5 1,6 uitgaven aan nieuwe machines als % van de productiewaarde (1998) uitgaven aan uitbesteed onderzoek als % van de productiewaarde (1998) % bedrijven met gebruik van Nederlandse technologiesubsidies (1998) % bedrijven met gebruik van Europese technologiesubsidies (1998) 0,7 1,0 0,6 0,6 0,6 0,5 0,3 0,1 0,4 0,2 0,1 0,2 23 n.b. n.b. 4 n.b. n.b. 3 n.b. n.b. 1 n.b. n.b. * Diensten exclusief de sectoren horeca en autohandel en overige dienstverlening. Bron: EIM/CBS. Weinig eigen R&Dpersoneel in diensten Uit tabel 7 blijkt dat de inzet van R&D-personeel in de diensten ver achterblijft ten opzichte van de industrie. In de industrie heeft bijna een op de vijf bedrijven eigen R&Dpersoneel in dienst. In de diensten is dit een op de 20. Het percentage R&Dmedewerkers ten opzichte van het totale aantal medewerkers blijft zelfs nog verder achter. In het midden- en grootbedrijf in de dienstensector maken de R&Dmedewerkers 0,6% uit van het totale aantal medewerkers. In de industrie ligt dit percentage op 5,8. Het is dan ook niet verwonderlijk dat ook de uitgaven aan R&D met eigen personeel in diensten een stuk lager liggen dan in de industrie. Dit is logisch omdat bij innovatie in de diensten, de technologische component een minder grote rol speelt. R&D ligt dan minder voor de hand. Daarbij komt dat innovaties in de diensten veelal het doorvoeren van nieuwe werkwijzen of het implementeren van nieuwe software, etc. betreffen, waardoor er minder behoefte is aan fundamenteel onderzoek. Bovendien is in de definitie van R&D van het CBS opgenomen dat dit te maken dient te hebben met het streven naar oorspronkelijkheid en vernieuwing, met toepassing van B- wetenschappen, zoals wiskunde/informatica, natuur-, landbouw-, technische en/of medische wetenschappen. Zaken die voor dienstensectoren veelal minder relevant zijn. 25