Thema Op zoek naar werk



Vergelijkbare documenten
Thema Op zoek naar werk

Lesbrief 14. Naar personeelszaken.

Thema Op zoek naar werk. Les 9. Het sollicitatiegesprek Antwoord geven op vragen

Thema Op het werk. Lesbrief 15. Het functioneringsgesprek.

Thema Op zoek naar werk

Thema Op zoek naar werk. Les 7. Naar het uitzendbureau.

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 6. Het sollicitatiegesprek Antwoord geven op vragen

Les 1. Bij de huisarts

Thema Op zoek naar werk

Thema In en om het huis.

Thema Op zoek naar werk

Herhalingsles van het thema Op zoek naar werk

Thema Op zoek naar werk. Demet TV. Lesbrief 7. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 8. Praten en bellen over een baantje

Thema Op het werk. Lesbrief 12. In de pauze.

Thema In en om het huis

Thema Op zoek naar werk

Thema Nederlandse cultuur en gewoontes

Les 35. Een nieuw paspoort

Opstartlessen. Les 1. Kennismaken

Thema Op zoek naar werk. Les 10. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken

Lesbrief 1. Bij de huisarts

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 5. Werk vragen in een winkel

Thema Op zoek naar werk

Thema Gezondheid. Lesbrief 3. Bij de specialist.

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 10. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken

Herhalingsles van het thema Op zoek naar werk

Thema Op het werk. Demet TV. Lesbrief 8. De eerste werkdag

Thema Op het werk. Lesbrief 16. Herhaling thema.

Thema Kinderen en school. Demet TV. Lesbrief 9. De kinderopvang

Thema Informatie vragen bij een instelling

Les 2. Naar het ziekenhuis.

Lesbrief 35. AOW aanvragen.

Thema Gezondheid. Lesbrief 2. Naar het ziekenhuis.

Thema Op het werk. Les 16. Herhaling thema. Wat leert u in deze les? Veel succes!

Les 3. Familie, vrienden en buurtgenoten

Thema Op het werk. Lesbrief 13. Hoe werkt de machine?

Les 33. Zwangerschap

Thema Informatie vragen bij een instelling

Thema Gezondheid. Lesbrief 2. De wachtkamer

Thema Informatie vragen bij een instelling

Thema In en om het huis

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 9. Het sollicitatiegesprek Antwoord geven op vragen

Thema Gezondheid. Lesbrief 3. Bij de specialist.

Thema Informatie vragen bij een instelling

Les 4. Naar de apotheek.

Thema Informatie vragen bij een instelling

Beginnerslessen. Lesbrief 42. Het inburgeringsexamen

Lesbrief 4. Naar de apotheek.

Thema Kinderen en school

Thema Op het werk. Lesbrief 14. Opdrachten

Thema In en om het huis

Thema Gezondheid. Lesbrief 33. In gesprek met de leerkracht.

Lesbrief 3. De fysiotherapeut.

Thema Gezondheid. Lesbrief 2. De wachtkamer

Het thema van deze les is Op zoek naar werk. Dit is les 7 Beginners. Werk vragen in een winkel.

Thema Op het werk. Lesbrief 13. Hoe werkt de machine?

Thema Informatie vragen bij een instelling

Thema Kinderen en school. Lesbrief 19. Samen naar de bibliotheek

Thema Gezondheid. Les 5. De tandarts

VERLENGEN KOPEN RUILEN BETALEN

Thema In en om het huis

Thema Op het werk. Lesbrief 15. Vrij vragen

Thema Op het werk. Les14. Opdrachten

Thema Gezondheid. Les 3. De huisarts

Thema Kinderen en school. Lesbrief 19. Samen naar de bibliotheek

Les 5. In het ziekenhuis.

Thema Kinderen en school. Les 17. De kinderopvang

Thema Kinderen en school

Thema Op het werk. Les 15. Vrij vragen

Les 4. De fysiotherapeut.

Les 34. Meedoen in het verpleeghuis

Thema Gezondheid. Lesbrief 5. De tandarts

Thema Kinderen en school

Lesbrief 40. Een nieuwe woning zoeken

Thema Op het werk. Les 12. De eerste werkdag

Thema Gezondheid. Les 2. De wachtkamer

Thema Op het werk. Les 13. Hoe werkt de machine?

Thema Gezondheid Beginnerslessen

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 7. Werk vragen in een winkel

Thema Gezondheid. Lesbrief 1. Een afspraak maken

Thema Gezondheid. Lesbrief 3. De huisarts

Lesbrief 37. Aangifte doen bij politie

Spreekopdrachten thema 6 Werk zoeken

Les 4. Eten en drinken, boodschappen doen

Thema Op het werk. Lesbrief 12. De eerste werkdag

Lesbrief 7. Leren & werken

Thema Kinderen en school. Lesbrief 10. Voor het eerst naar school

Alles onder de knie? 1 Herhalen. Intro. Met de docent. 1 Werk samen. Lees het begin van de gesprekjes. Maak samen de gesprekjes af.

U leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen.

Thema In en om het huis

Thema Gezondheid. Lesbrief 5. De tandarts

Thema In en om het huis.

Thema Gezondheid. Lesbrief 2. De huisarts

Thema Kinderen en school

Thema Op het werk. Lesbrief 16. Herhaling thema

Opstartlessen. Les 2. Wonen. Wat leert u in deze les? Veel succes! Een gesprek voeren over wonen. Zeggen hoe u woont.

Lesbrief 6. Gezondheid

Thema Gezondheid. Lesbrief 1. Een afspraak maken

Thema Nederlandse cultuur en gewoontes

Transcriptie:

http://www.edusom.nl Thema Op zoek naar werk Lesbrief 9. Het sollicitatiegesprek. Wat leert u in deze les? Een sollicitatiegesprek voeren. De voltooide tijd gebruiken. Vragen naar interesse stellen en beantwoorden. Informatie vragen Veel succes! Deze les is ontwikkeld in opdracht van: Gemeente Den Haag en DWI msterdam

HET GESPREK Opdracht 1. Lees het gesprek. U kunt het gesprek ook beluisteren via de website. HET GESPREK DEEL 1 Ramin heeft een afspraak met meneer van Gent. Hij gaat met hem praten over een baan in het restaurant van & W. en jij Ramin kbari? Dat klopt. Edwin van Gent. Kom binnen. Ga zitten. We zouden vandaag wat verder praten over de baan van horecamedewerker. Ja. Nou, ik zei al door de telefoon, we zijn op zoek naar enthousiaste mensen. Kun je mij vertellen waarom je zin hebt in deze baan? Eh, ja, nou, op school heb ik de richting economie gedaan en ik heb stage gelopen in een winkel. Dat was best leuk. Maar ik ging toen ook werken bij mijn oom, in het weekend. Hij heeft een restaurantje. En dat vond ik echt hartstikke leuk. Waarom vond je dat zo leuk? Kun je dat ook uitleggen? Nou, ik mocht in de keuken helpen, groentes snijden enzo. Soms moest ik ook helpen in de bediening. ls het heel erg druk was, bijvoorbeeld. Dus je hebt ervaring met het maken van eten en helpen in de bediening? Ja. En wat doe je liever, in de keuken werken of in het restaurant helpen? Ik vind het t leukst om in de keuken te werken, lekker eten maken. Maar ook helpen in het restaurant vind ik leuk. Dat is mooi. Wij zoeken iemand voor het restaurant. ls je bij ons in het restaurant werkt, moet je op verschillende plaatsen kunnen werken. De ene week moet je bijvoorbeeld bij de broodjes en de soep staan, de volgende week bij de warme maaltijden. Dat lijkt mij juist wel leuk, dan doe je niet steeds hetzelfde. 2

DE WOORDEN Opdracht 2. Lees de woorden. Zoek deze woorden op in het gesprek op pagina 2. Zet er een streep onder. U kunt de woorden ook beluisteren via de les op internet. Stage lopen ls je stage loopt bij een bedrijf, dan werk je een tijdje bij een bedrijf om het werk/vak goed te leren. Dat hoort bij je opleiding. Voorbeeld: Ik ga volgende maand twee weken stage lopen bij een kledingwinkel. In de bediening werken ls je in de bediening werkt, dan breng je mensen eten en drinken, bijvoorbeeld in een restaurant. Voorbeeld: Ik vind het leuk om in de bediening te werken, want dan praat je met veel mensen. Wat doe je liever? Voorbeeld: Wat doe je liever, eten koken of de tafel afruimen? Ik ruim liever de tafel af. De maaltijd De maaltijd is het eten dat je meestal aan tafel eet. Voorbeeld: Veel mensen komen een warme maaltijd in het restaurant eten. Tip woorden leren Leer elke dag drie woorden. Schrijf ze op een geel plakbriefje. 3

VRGEN IJ HET GESPREK Opdracht 3. Is de zin goed of fout? Zet een kruisje. 1. Ramin heeft een afspraak met Edwin van Gent. Goed Fout 2. Ramin en Edwin praten over de baan voor horecamedewerker. 3. Ramin heeft nog nooit in de horeca gewerkt. 4. Ramin vindt werken in de keuken het leukst. 5. Meneer van Gent heeft een baan voor Ramin waar hij van alles moet doen. ekijk nu de antwoorden op p. 21. 4

HET GESPREK Opdracht 4. Lees het gesprek. U kunt het gesprek ook beluisteren via de website. HET GESPREK DEEL 2 Ramin en de man praten verder over het werk in het restaurant. Ja, dat is waar, maar soms moet je ook achter de kassa zitten en dat vinden de meeste medewerkers niet zo leuk. Heb je wel eens met een kassa gewerkt? Nee, niet in een winkel ofzo, maar ik heb het wel eens op school geoefend. En vind je het leuk om met mensen om te gaan? Ja! Maar het is niet altijd zo leuk hoor. Je hebt vaak te maken met ongeduldige mensen. Dan moet je ook vriendelijk blijven. Nou, dat kan ik wel hoor. Ik ben een rustige jongen. Nou, als ik dat allemaal zo hoor: ik zie het wel zitten met je. En jij, nu je alles gehoord hebt: Lijkt het je nog steeds leuk? Jazeker Mooi. Maar ik moet het allemaal even met mevrouw Prinsze overleggen. Zij is de foodmanager in dit filiaal. Oké, maar ik eh wil ook nog iets vragen, eh, ja, ik wil graag weten hoeveel ik ongeveer ga verdienen. Ja, natuurlijk, het salaris, dat vergeet ik helemaal. Maar dat weet ik niet uit mijn hoofd. Dat moet ik even opzoeken. Laten we het volgende afspreken. Ik overleg met mevrouw Prinsze over jouw sollicitatie. Daarna neem ik dan weer contact met je op. Waarschijnlijk wil mevrouw Prinsze dan ook nog een kort gesprekje met je. Dat is prima. Even kijken, nou ik denk dat ik aan het einde van de week wel meer weet. Laten we afspreken dat ik je vrijdag even bel, vrijdagochtend om een uur of 10. Dat is goed. 5

DE WOORDEN Opdracht 5. Lees de woorden. Zoek deze woorden op in het gesprek op pagina 5. Zet er een streep onder. Tip: U kunt de woorden ook beluisteren via de les op internet. Ongeduldig ls je ongeduldig bent, dan kun je niet goed wachten. Voorbeeld: Sommige klanten zijn erg ongeduldig. Ze willen meteen geholpen worden. Ik zie het wel zitten. ls je het wel ziet zitten met iemand, dan vind je die persoon wel goed. Voorbeeld: Deze baan is geschikt voor jou, ik zie het wel zitten met je. Overleggen met ls je even met je baas moet overleggen, dan moet je iets met je baas bespreken. Voorbeeld: Ik moet even overleggen met mijn baas want ik wil volgende week een dag vrij. Het filiaal Een filiaal is een winkel of een kantoor van een groot bedrijf. Voorbeeld: lbert Heijn is een groot bedrijf, het heeft een heleboel filialen. In Den Haag zijn veel H-winkels. Verdienen ls je een baan hebt, dan verdien je geld. Je krijgt geld voor het werk dat je doet. Voorbeeld: Ik verdien iedere maand 600 euro. Het salaris Het salaris is het geld dat je krijgt als je werkt. Voorbeeld: Hoeveel salaris krijg je per maand voor dat werk? Uit je hoofd weten ls je een telefoonnummer uit je hoofd weet, dan kun je het nummer zo zeggen. Je hoeft het niet op te zoeken. Voorbeeld: Ik weet het telefoonnummer van de dokter uit mijn hoofd. Ik neem contact met je op. ls je met iemand contact opneemt, dan bel je hem of je stuurt een briefje. Voorbeeld: Ik neem morgen contact met je op, dan bel ik je even. 6

VRGEN IJ HET GESPREK Opdracht 6. Klopt dat? Schrijf op ja, dat klopt of nee, dat klopt niet. 1. Ramin vindt het leuk om in een restaurant te werken. Klopt dat? 2. Ramin wil liever niet in de keuken werken. Klopt dat? 3. Ramin kan niet met ongeduldige mensen omgaan. Klopt dat? 4. De manager weet uit zijn hoofd hoeveel Ramin gaat verdienen. Klopt dat? 5. De manager neemt aan het einde van de week contact op met Ramin. Klopt dat? ekijk nu de antwoorden op p. 21. 7

VRGEN IJ HET GESPREK Samenvatting. Schrijf in drie zinnen waar het gesprek over ging. 1. 2. 3. ekijk de antwoorden op p. 21. 8

GRMMTIC Opdracht 7. Tegenwoordige tijd en voltooide tijd. Deze oefening gaat over het werkwoord. Een werkwoord vertelt dat iemand iets doet of dat er iets gebeurt. Met een werkwoord kun ook je zeggen wanneer iets gebeurt. - ls je wilt zeggen dat iets nu gebeurt, dan gebruik je het werkwoord in de tegenwoordige tijd. - ls je wilt zeggen dat iets in het verleden gebeurde, dan kun je de voltooide tijd gebruiken. Kijk maar: Ramin zegt: Ik werk nu in een restaurant. Vroeger heb ik in een winkel gewerkt. Nu u! 1. Ik lees een advertentie in de krant. Gisteren heb ik een advertentie in de krant.. 2. Ik ga naar het uitzendbureau. Vorige week ben ik naar het uitzendbureau. 3. Ik bel de manager op. Gisteren heb ik de manager.. 4. Ik maak een afspraak. Vanochtend heb ik een afspraak 5. Ik vraag informatie aan de manager. Vorige week heb ik informatie aan de manager ekijk nu de antwoorden op p. 21. 9

SPREKEN Opdracht 8. Wat kunt u zeggen? 1. Hallo, ik ben. 2. Wat kan ik voor u doen? ntwoorden: ik wil helpen in het buurthuis / ik wil iets komen doen / 3. Wilt u komen helpen in het buurthuis? ntwoorden: ja / af en toe / misschien 4. Op welke dag wilt u komen helpen? ntwoorden: maandag / dinsdag / woensdag / donderdag / vrijdag 5. Wat wilt u doen in het buurthuis? ntwoorden: koffie zetten / helpen met de kinderen / gym doen met kinderen / opruimen 6. Wilt u volgende week een keertje kijken hoe het gaat? ntwoorden: Dat is goed. / Leuk / Oké. 7. Goed, dan zie ik u volgende week. ntwoorden: Tot dan. / Tot volgende week. / Tot ziens. 10

Geef antwoord op de vraag. Spreek hardop voor uzelf. 1. Hallo, wie bent u? 2. Wat kan ik voor u doen? 3. Wilt u komen helpen in het buurthuis? 4. Op welke dag wilt u komen helpen? 5. Wat wilt u doen in het buurthuis? 6. Wilt u volgende week een keertje kijken hoe het gaat? 7. Goed, dan zie ik u volgende week. 11

WT IS DT? Opdracht 9. Wat is dat? Weet u het woord? Luister naar de zin. Welk woord hoort bij de zin? Kijk naar het voorbeeld: Een gebouw waar u kunt eten. U moet voor het eten betalen. Wat is dat? Het restaurant. Het restaurant is een gebouw waar u kunt eten. U moet voor het eten betalen. Nu zelf. Wat is dat? 1. De plaats waar u het eten klaar maakt. Wat is dat? 2. Het geld dat u krijgt als u werkt. Wat is dat? 3. Een winkel van een groot bedrijf. Wat is dat? 4. Een baan waar iemand voor wordt gezocht. Wat is dat? 5. Een papier waarop vragen staan. U moet de vragen beantwoorden. Wat is dat? ekijk nu de antwoorden op p. 21. 12

SCHRIJVEN Opdracht 10. Wat doe je liever? Zet een rondje om het plaatje wat jij het liefste doet. Schrijf daarna op wat jij liever doet. Schrijf op ik ga liever dan Kijk naar het voorbeeld. Ik ga liever hardlopen dan fietsen. ekijk nu de antwoorden op p. 22. 13

DE WOORDEN Opdracht 11. Zet een streep onder het goede woord. 1. ls je niet kunt wachten dan ben je ongeduldig / enthousiast. 2. Wanneer je iets moet bespreken met je baas dan moet je stage lopen / overleggen. 3. ls je iets niet hoeft op te zoeken dan ga je overleggen / weet je het uit je hoofd. 4. Het geld dat je krijgt voor je werk is je salaris / rente. 5. ls je werkt zonder dat je er geld voor krijgt maar om te leren dan loop je stage / ga je verdienen. 6. Wanneer je in de bediening werkt dan serveer je bijvoorbeeld een filiaal / maaltijd. 7. ls je baas je nog zal bellen dan neemt hij nog contact met je op / zie je het wel zitten. ekijk nu de antwoorden op p. 22. 14

SPREKEN Spreek samen! Zoek een taalvriend. Een taalvriend is iemand die goed Nederlands spreekt. Een vriend. Of misschien iemand van uw werk. Of uw buurman. Doe samen met uw Taalvriend de spreekopdrachten. Lees samen. De een leest, de ander. Opdracht 12. Lees samen met uw taalvriend: Mag ik u nog iets vragen? Dat mag. Dat mag. Mag ik u dan nog iets vragen? Ja zeker! Ja zeker! Mag ik nog even doorgaan? Natuurlijk. Natuurlijk. Houdt u van koken? Zeker wel, heel veel. Kunt u met een kassa werken? Dat heb ik vaak gedaan. Vindt u het leuk om mensen te bedienen? Het lijkt me hartstikke leuk! Vindt u het leuk om af te wassen? Dat wil ik best wel doen. Nou, dat klinkt allemaal heel erg goed! Echt waar? Wat fijn! 15

SPREKEN Spreek samen! Opdracht 13. Lees samen met uw taalvriend: Mag ik u dan ook iets vragen? Dat mag, gaat u gang. Kunt u mij informatie geven? Dat lijkt mij geen probleem. Kunt u mij iets meer vertellen? Natuurlijk, wat wilt u weten? Hoeveel uur kan ik werken? Dat weet ik niet precies. Hoeveel ga ik verdienen? Dat hangt er vanaf. Wanneer kan ik beginnen? Dat is nog niet bekend. Wanneer kan ik u bellen? U belt ons niet, wij bellen u! Wanneer denkt u te bellen? an het einde van de week. 16

DE WOORDEN Opdracht 14. Vul het goede woord in. Kies uit: stage, ongeduldig, overleggen, bediening, zie het wel zitten, verdienen. 1. Ik wil graag in de horeca werken, het liefst in de 2. Om werkervaring op te doen kan je gaan lopen. 3. Ik hoop dat ik veel geld krijg en dus veel ga 4. Ik vind de baan erg leuk, ik 5. Ik moet nog even met mijn baas. 6. Ik kan niet wachten, ik ben erg ekijk nu de antwoorden op p. 22. 17

LEZEN Opdracht 15. Lees. DE INFORMTIE. Het sollicitatiegesprek. Veel mensen vinden solliciteren moeilijk. Maar dat is niet nodig want solliciteren kun je leren. Hoe dan? Ten eerste: bereid het gesprek goed voor. Een goede voorbereiding is het halve werk! - Zorg dat u iets weet over het bedrijf waar u gaat solliciteren, bijvoorbeeld wat het bedrijf allemaal doet of maakt. - Zorg dat u weet waar het bedrijf is. Moet u met de bus of de tram? - Zorg dat u weet met wie u heeft afgesproken en waar u heeft afgesproken. - Zorg dat u op tijd bent voor de afspraak. Het is goed om er 10 à 15 minuten te vroeg te zijn. - edenk wat u wilt vragen, bijvoorbeeld wat de werktijden zijn of wat u precies moet gaan doen. Schrijf uw vragen op. - Zorg ervoor dat u er netjes en verzorgd uitziet. Ten tweede. ls u een sollicitatiegesprek hebt, let dan op de volgende dingen. - Luister goed naar de vragen. - Geef eerlijk antwoord op de vragen. - Stel beleefd uw vragen. En tot slot: Heb vertrouwen in uzelf, weet hoe goed u bent! En bedenk: een werkgever is ook nerveus, hij heeft een vacature en wil de beste kandidaat kiezen. TIP VN DE WEEK 1 ls u een sollicitatiegesprek heeft, dan kunt u vragen stellen. U kunt zeggen: - Ik wil graag weten hoeveel uur ik moet werken. - Kunt u vertellen wat ik precies moet doen? - Hoeveel ga ik verdienen? - Wanneer hoor ik of ik ben aangenomen? 18

TIP VN DE WEEK 2 ls u gaat werken dan kunt u uw kind naar de crèche brengen. ls u een crèche heeft gevonden, dan moet u vragen stellen. U kunt zeggen: - Ik wil graag weten hoe laat mijn kind kan komen. - Tot hoe laat kan ik mijn kind komen halen? - Hoeveel kost de crèche??? VRG VN DE LES?? Ramin heeft een sollicitatiegesprek met meneer van Gent. Krijgt Ramin de baan? PRKTIJK Opdracht 16. Kijk in de praktijk. PRKTIJKOPDRCHT Vragen bedenken. OPDRCHT 1 ent u op zoek naar werk? Doe dan opdracht 1. - edenk twee vragen die u in een sollicitatiegesprek kunt stellen. - Schrijf de vragen op of onthoud ze. OPDRCHT 2 ent u niet op zoek naar werk? Doe dan opdracht 2. Heeft u kinderen en geen baan? Misschien is het leuk om iets in het buurthuis te doen. In het buurthuis zijn altijd mensen nodig die helpen. Dat is vrijwilligerswerk: dus werk dat niet betaald wordt. - edenk twee vragen die u in het buurthuis kunt stellen. - Schrijf de vragen op of onthoud ze. 19

HOE GT HET? Opdracht 17. Kent u de woorden? Kruis aan. Ongeduldig Ik zie het wel zitten. Overleggen met Het filiaal Verdienen Het salaris Uit je hoofd weten Ik neem contact met je op. Stage lopen In de bediening werken Wat doe je liever? De maaltijd Opdracht 18. Kunt u het in het Nederlands? Deze les ging over een sollicitatiegesprek. U heeft geleerd om een sollicitatiegesprek te voeren en om vragen te stellen en te beantwoorden. U heeft ook geleerd om de voltooide tijd te gebruiken. En u? Kunt u een sollicitatiegesprek voeren? Kunt u de voltooide tijd gebruiken? En hoe goed kunt u vragen stellen en beantwoorden? Kunt u dat nu goed? Of een beetje? Of nog niet zo goed? Schrijf het op. Zet een kruisje. Goed Gaat wel Niet zo goed... Ik kan een sollicitatiegesprek voeren. Ik kan de voltooide tijd gebruiken. Ik kan vragen stellen en beantwoorden. 20

NTWOORDLD Opdracht 3. 1. Goed, Ramin heeft een afspraak met Edwin van Gent. 2. Goed, Ramin en Edwin praten over de baan voor horecamedewerker. 3. Fout, Ramin heeft bij zijn oom in de horeca gewerkt. 4. Goed, Ramin vindt werken in de keuken het leukst. 5. Goed, Meneer van Gent heeft een baan voor Ramin waar hij van alles moet doen. Opdracht 6. 1. Ja, dat klopt. Hij wil heel graag in een restaurant werken. 2. Nee, dat klopt niet. Hij wil juist het liefst in de keuken werken. 3. Nee, dat klopt niet. Ramin vindt het leuk om met mensen om te gaan. En hij vindt ongeduldige mensen niet vervelend. 4. Nee, dat klopt niet. De manager weet niet precies hoeveel Ramin gaat verdienen. Hij moet het eerst opzoeken. 5. Ja, dat klopt. an het einde van week belt de manager Ramin op. Samenvatting Let op! Dit is een samenvatting van het gesprek, hierin staan de belangrijkste dingen uit het gesprek. Uw vijf zinnen kunnen anders zijn! Ramin heeft een sollicitatiegesprek met meneer van Gent. Meneer van Gent stelt vragen aan Ramin. Hij wil bijvoorbeeld weten waarom Ramin graag de baan wil hebben. Ramin vertelt dat hij bij zijn oom in het restaurant heeft gewerkt. Meneer van Gent vertelt wat voor werk je in het restaurant moet doen: eten maken maar ook achter de kassa zitten. Ramin zegt dat hij het leuk vindt om eten te maken en dat hij goed met mensen kan omgaan. Meneer van Gent vindt Ramin geschikt voor de baan, maar hij moet eerst nog overleggen met mevrouw Prinsze, de foodmanager van het restaurant. Hij spreekt met Ramin af dat hij hem vrijdag belt. Opdracht 7. 1. Gisteren heb ik een advertentie in de krant gelezen. 2. Vorige week ben ik naar het uitzendbureau gegaan. 3. Gisteren heb ik de manager opgebeld. 4. Vanochtend heb ik een afspraak gemaakt. 5. Vorige week heb ik informatie aan de manager gevraagd. Opdracht 9. 1. De keuken. De keuken is de plaats waar u eten klaarmaakt. 2. Het salaris. Het salaris is het geld dat u krijgt als u werkt. 3. Het filiaal. Het filiaal is een winkel van een groot bedrijf. 4. De vacature. De vacature is een baan waar iemand voor wordt gezocht. 5. Het formulier. Het formulier is een papier waarop vragen staan. U moet die vragen beantwoorden. 21

Opdracht 10. 1. Ik ga liever hardlopen dan fietsen. 2. Ik ga liever vissen dan duiken of Ik ga liever duiken dan vissen. 3. Ik ga liever voetballen dan basketballen of Ik ga liever basketballen dan voetballen. 4. Ik ga liever schaatsen dan skiën of Ik ga liever skiën dan schaatsen. Opdracht 11. 1. ongeduldig 2. overleggen. 3. weet je het uit je hoofd. 4. Salaris. 5. loop je stage. 6. maaltijd. 7. neemt hij nog contact met je op. Opdracht 14. 1. ediening 2. Stage 3. Verdienen 4. Zie het wel zitten 5. Overleggen 6. Ongeduldig Vraag van de les: Het goede antwoord is: Misschien. Meneer van Gent is heel enthousiast over Ramin. Maar hij moet eerst nog overleggen met Mevrouw Prinsze. Zij is de foodmanager van het filiaal. 22

EXTR OEFENEN VOOR HET INURGERINGSEXMEN Deze les over werk zoeken past in thema 1 Werk en Inkomen van KNS van het Inburgeringsexamen. OEFENEN VOOR HET EXMEN LUISTEREN Luister naar het gesprek van de les. Luister via http://www.edusom.nl. Maak daarbij de vragen van opdrachten 3 en 6. OEFENEN VOOR HET EXMEN SPREKEN Zoek een taalvriend, iemand die goed Nederlands spreekt. Doe opdracht 8, 12 en 13 uit deze les met uw taalvriend. OEFENEN VOOR HET EXMEN LEZEN Voor het examen Lezen kunt u oefenen met de opdrachten 3 en 6 bij de tekst van de gesprekken uit deze les. Ook kunt u oefenen met de extra opdracht. OEFENEN VOOR HET EXMEN SCHRIJVEN Zoek een taalvriend, iemand die goed Nederlands spreekt. Doe opdracht 6 (de samenvatting) uit deze les met uw taalvriend. Kijk voor meer informatie over het inburgeringexamen op: http://www.inburgeren.nl/inburgeraar/examen/examen.asp Maak de voorbeeldexamens. eginnersles 42 van Station Nederlands gaat ook over het examen. Meer oefenen? 23

Kijk naar films over gezondheid op ETV en de website ETV.nl en Oefenen.nl Hoe leer je Nederlands? Door veel te oefenen in de praktijk. Door de lessen van Edusom te volgen op radio, tv en internet. Door met deze lesbrieven te werken. En met Station Nederlands. Kijk ook eens op Oefenen.nl. Daar vindt u programma s over taal, maar ook over rekenen, gezondheid en nog veel meer. Kijk naar T5 en Leef & Leer. Zoek een taalvriend om spreken en schrijven te oefenen. En zoek een taalcursus om nog meer te leren. U kunt ook naar het Taalspreekuur van de O gaan. Veel leerplezier! 24