NOM, Prénom :. Dit is een schrift. Dit is een boek. Dit is een papier Dit is een blad. Dit is een schoen. Dit is een schoe. Dit is een schoon.

Vergelijkbare documenten
GEZONDHEID (La santé)

de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop.

Het taalconflict in België Vlamingen gedropt in Wallonië

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

III. L adjectif. III. L adjectif. 1. Accord de l adjectif 1.1 L adjectif prend s 1.2 L adjectif + E 1.3 L adjectif substantivé

Auteur: Mirjam Wind, docent en coördinator NT2, Educatie Video s: Gabe Dijkstra en Rick Biemolt, studenten Alfa-college, MultiMedia en Design

LES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1

Je rijdt recht door, voorbij het sportpaleis, over de brug van het Albertkanaal tot aan de verkeerslichten.

Spreek Nederlands tijdens de koffiepauze. Gebruik 3 zinnen in het Nederlands tijdens een vergadering.

Gebruik 3 zinnen in het Nederlands tijdens een vergadering. Spreek Nederlands tijdens de koffiepauze.

AANWIJZEND VOORNAAMWOORD. A) Welk woord past in de zin? Kies uit die of dat. 1. Heb je het huiswerk gemaakt? 7. Ga je naar één van onze feestjes?

Opdracht A1/A2 EERSTE RONDE TOP 50 FRANCOPHONE

FABULOUS CHIC WINTER LODGE CHRISTMAS MORNING BALANCED WHITE

Goedendag! Ik, ik ben. Ben jij? En jij? Jij bent! nee. één. twee. drie. vier. vijf. zes. zeven. acht. negen. tien. Gaat het? Het gaat goed.

Comprendre et se faire comprendre commence par s exprimer en néerlandais

RailTime : l info vous accompagne!

UNITE 26 : On a joué, on a nagé, on a chanté!

ADJECTIFS CARDINAUX. Les multiples de honderd et de duizend s'écrivent en un mot et sont invariables.

Siemens SITRAIN Institute Mode d emploi Website

17609_Manual_zet in en win.indd :03

Spreekoefeningen. Oefenen voor het eerste deel van het examen spreken: Vragen beantwoorden. 1 enkele vragen. (voor het inburgeringsexamen - spreken)

ING ActivePay. Guide d utilisation

Zich voorstellen. Hoofdstuk 1 Chapitre 1. Se présenter OBJECTIFS

Par quel moyen de transport êtes-vous venu aujourd hui à l hôtel Métropole? Met welk vervoermiddel bent u vandaag naar het hotel Métropole gekomen?

NUCLEAIR RISICO? BEREID JE VOOR! Meer tips op Informeer je op

Après en avoir délibéré ; Na beraadslaging ; A R R E T E : B E S L U I T :

DREAMS NATURE GLAMOUR WINTER

Installatie van versie 2.2 van Atoum

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Barema's op 01/09/2008 Barèmes au 01/09/2008

VRAGEN - ANTWOORDEN. Overheidsopdracht voor diensten. Telefonisch en fysiek onthaal en bewaking van de vestigingen van de Nationale Loterij

Par ici! Langs hier! HOME PAGE

De job van mijn partner L emploi de mon conjoint

Telebib2 Edifact Validation - Tool introduction page 2 / 15

E. Cours 4: Mes goûts

Quelle est votre fonction actuelle? Quelles sont les missions de votre organisme? Quelles sont vos tâches personnelles?

Épreuve de juin 2017 Compréhension à la lecture Néerlandais

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Gebruik 3 zinnen in het Nederlands tijdens je volgende vergadering. Utilisez 3 phrases en français pendant votre prochaine réunion d équipe.

Chairs for the quality office FLIGHT

Box and Blocks Test Of Manual Dexterity

Exodus 17,1-7 - Water uit de rots voor mensen met een kort lontje

Veilig werken? Da s kinderspel! Travailler en toute sécurité? Un jeu d enfant!

Oefeningen over de woordvolgorde

BACCALAURÉAT GÉNÉRAL

Thema Gezondheid. Lesbrief 2. De huisarts

Mefa brievenbussen. Puur design. Mefa boîtes aux lettres. Design à l état pur.

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Les 4: Les conversatie + grammatica Nederlands Conversatie Les 2 A-klas

R O S A D E D I E F. Arco Struik. Rosa de dief Arco Struik 1

Veertien leesteksten. Leesvaardigheid A1. Te gebruiken bij : Basisexamen Inburgering Studieboek. Ad Appel

Zou het mogelijk zijn om ophelderingen te krijgen betreffende het aktueel aandeelhouderschap.

VOORZETSEL. A) Vul in met een voorzetsel aan in met naast onder op uit. B) De klas : vul het juiste voorzetsel in. 1. Het boek ligt de tafel.

cashback Du/Van 1/01/13 au/tot 28/02/13 Niet cumuleerbaar met andere acties / Offre non cumulable avec d autres actions.

lentefeest fête laïque

BACCALAURÉAT GÉNÉRAL

DISPLAY-IT COMPLETO & CLICK RAIL VOOR EEN PERFECTE FOTOWAND PARFAIT POUR UN MUR DE PHOTOS

38 heures pour les entreprises qui occupent moins que 50 travailleurs;

Voyage Logement. Logement - Trouver. Logement - Réserver. Waar kan ik vinden? Demander son chemin vers un logement

Spandoeken met ringen Bâches et banderoles avec œillets

HOE KOM JE NAAR DE LES?

Programma Nederlands Praten

LES CHIFFRES DE 1 À 40 (1STE GRAAD BSO)

Vul daarna de ontbrekende woorden in in liedtekst. Kies uit: Heer, alleen, steen, metselaar, deuren, elkaar, Amen, samen

BACCALAURÉAT TECHNOLOGIQUE

A) Gebruik de volgende voegwoorden: maar, want, en, of.

Thema Op het werk. Lesbrief 14. Opdrachten

Lou en Lena in Ecuador

OFFRE DOCUMENTATION TECHNIQUE PEUGEOT POUR REPARATEURS INDEPENDANTS AANBOD PEUGEOT TECHNISCHE DOCUMENTATIE VOOR ONAFHANKELIJKE REPARATEURS

Session 2016 BACCALAUREATS GENERAL ET TECHNOLOGIQUE NEERLANDAIS LANGUE VIVANTE 2

Op weg met Jezus. eerste communieproject. Hoofdstuk 5 Bidden. H. Theobaldusparochie, Overloon

discipline competenties Samengevat verloop media Leren met de expo: Labels begrijpen Lezen

BEGINNERSCURSUS DAG 2

Een Zinnig Woord. L. Beheydt

Thema Op het werk. Lesbrief 13. Hoe werkt de machine?

Jezus vertelt, dat God onze Vader is

De all-in naar je goesting

elke hap telt! 11 mei 2012 doe mee! participe! Chaque bouchée compte! 11 mai 2012 World Fair Trade Day

Voudriez-vous me faire savoir si vous pouvez nous recevoir dans votre hôtel le 16 août dans l après-midi?

Hoe snel. ben jij? Serez-vous assez rapide? Spelregels. Règles du Jeu min _Manual_5se.indd :02

Immigratie Bank. Bank - Algemeen. Bank - Openen van een bankrekening. Kan ik geld afhalen in [land] zonder provisies te betalen?

U21 mezelf en anderen voorstellen. Ik heet Ric. / M n naam is Verdonk. Wat is je voornaam? M n voornaam is Luc. Ziehier m n vriend. Hij heet Yvon.

Immigratie Bank. Bank - Algemeen. Bank - Openen van een bankrekening. Est-ce que je peux retirer de l'argent en [pays] sans payer de commission?

Table des matières Les bases de la machine Enfilage de la machine Couture Informations générales Entretien et dépannage

Remplacement de la pile sur FLAIR 22D ( version 2010) Vervangen van de batterij op FLAIR 22D (versie 2010) Distribution MT A votre service

Copyright Beertje Anders

André Rouvoet ChristenUnie. Foto: Marie Cecile Thijs

59338 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

57936 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

Aantekening Frans les pronoms personnels

Vakantietaak Nederlands

Bulletin d informations novembre 2016

Technique de lecture. Armoede in België (Wablieft )

Micha kijkt Ruben aan. Hij trekt een gek gezicht. Micha houdt niet van puzzelen, want de puzzels die oma maakt, zijn altijd heel erg moeilijk.

Wat eten we vanavond?

Reclameborden en plaatmateriaal Panneaux publicitaires et supports

Bedrukte CD/DVD CD / DVD Imprimés

vivabox foto fun photo fun

Transcriptie:

1 NOM, Prénom :. Indiquez ce que c est. Wat is dit? Dit is een schrift. Dit is een boek. Dit is een papier Dit is een blad. Indiquez ce que c est. Wat is dit? Dit is een schoen. Dit is een schoe. Dit is een schoon. Indiquez ce que c est. Wat is dit? Dit is een kist. Dit is een kust. Dit is een kast. Indiquez ce que c est. Wat is dit? Dit is een bloem Dit is een bloei. Dit is een boom.

2 Qui sont-ils? i-dessous vous voyez les photos de 5 amis. Quelle photo va avec quelle description? 1. 2. 3. 4. 5. A B D E A. Ze is 12. Ze heeft lichtblond haar met een scheiding. Ze heeft twee staartjes met knopen. B. Hij heeft blond haar met een scheiding links. En een scherpe kin.. Hij heeft rechtopstaand, kort haar en draagt een bril. Hij heeft een scherpe neus. D. Hij is zes maanden. Hij heeft bijna geen haar. Hij is nog een baby. E. Ze is 10. Ze heeft een rond gezicht. Ze heeft zwart, opgestoken haar.

3 Faites correspondre les mots à gauche avec leur contraire. Par exemple le contraire de voor est na. 1. voor a. zacht 2. zon b. buiten 3. dood c. ingewikkeld 4. alleen d. na 5. luid e. maan 6. altijd f. stil 7. binnen g. gemakkelijk 8. leeg h. levend 9. hard i. vol 10. moeilijk j. samen 11. eenvoudig k. nooit 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 d Faites correspondre les mots à gauche avec leur synonyme. Par exemple le synonyme de groot est enorm. 1. groot a. weten 2. verdrietig b. grootvader 3. kennen c. triestig 4. heet d. dun 5. schrijven e. warm 6. opa f. tamelijk 7. mager g. enorm 8. nogal h. noteren 1 2 3 4 5 6 7 8 g Quel verbe de la deuxième colonne associez-vous avec les mots de la première colonne? Par exemple huis va avec wonen. 1. huis a. opstarten 2. water b. wonen 3. fiets c. bidden 4. sleutel d. kammen 5. haar e. drinken 6. geloof f. rijden 7. computer g. snijden 8 telefoon h. sluiten 9. mes i. bellen 1 2 3 4 5 6 7 8 9 b

4 Faites correspondre les mots aux chiffres. 1. negenennegentig 7. zevenhonderd achttien 2. acht 8. eenenveertig 3. honderd en drie 9. dertien 4. driehonderd vierenvijftig 10. zeshonderd vijfenvijftig 5. elf 11. zes 6. tweehonderd drieëndertig 12. tweeëntachtig 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 A. B.. D. E. F. G. H. I. J. K. L. Quelle heure est-il? Ecrivez-le en néerlandais. 1. 2. 3.

5 Biffez le mot qui n a aucun lien avec les autres. 1. scherm muis moederbord drager 2. hond mens vogel kat 3. fiets tram trein traan 4. gaan wandelen jongen lopen Décrivez ce que vous voyez sur cette photo. Faites au moins quatre phrases.

6 Remarque pour les questions suivantes : Les questions suivantes sont des questions à choix multiples. Plusieurs solutions sont possibles. Une réponse n est correcte que si toutes les bonnes solutions sont choisies. Si vous ne savez pas répondre à une question, passez à la suivante. Vous pourrez toujours y revenir plus tard. Vous avez en moyenne 30 secondes par question. Hij al lopen. kan kun kunnen Ik gisteren ziek. ben was bent Paul een boek. kopt kopen koopt Waar jij? wont woon woont Wij oud. worden werd word Jullie een brood. eeten eet ete U blauwe sokken. heeft hebben heb

7 omplétez la phrase suivante. jaar kom ik naar België. Volgend Volgens Vorig omplétez la phrase suivante. ik naar het toilet? Zal Mag Moet omplétez la phrase suivante. duurt die film? Hoeveel - 2 uur Hoelang Hoezo omplétez la phrase suivante. ga je weg? Wie - Ik vind het niet leuk. Waar Waarom omplétez la phrase suivante. is er aan de hand? Waarom Waar Wat Répondez à cette question par la négative. Ben jij een bakker? Ik ben niet bakker. Ik ben niet een bakker. Ik ben geen een bakker. Ik ben geen bakker. Répondez à cette question par la négative. Woon jij in Nederland? Nee, ik woon niet in Nederland. Nee, ik woon geen Nederland. Nee, ik woon in Nederland niet. Répondez à cette question par la négative. Kan jij tennissen? Nee, ik kan tennissen niet. Nee, ik kan geen tennissen. Nee, ik kan niet tennissen.

8 hoisissez le mot correct dans la phrase suivante. Regardez bien le dessin qui va avec. Hij zit de stoel boven aan op hoisissez le mot correct dans la phrase suivante. Regardez bien le dessin qui va avec. Ik gooi de doos de muur. onder over achter hoisissez le mot correct dans la phrase suivante. Regardez bien le dessin qui va avec. De man staat de brug. boven In onder omplétez par le(s) mot(s) approprié(s). Jan werkt in Leuven. Lisa niet. werkt in Parijs. Wie Zij Haar omplétez par le(s) mot(s) approprié(s). Piet en ik komen niet uit België. komen uit Nederland. Ze We Zij omplétez par le(s) mot(s) approprié(s). Wonen in Leuven? - Nee, we wonen in Zaventem. omplétez par le(s) mot(s) approprié(s). Bent meneer Devries? - Nee, ik ben meneer De Gucht. we wij jullie u uw hij omplétez par le(s) mot(s) approprié(s). Wie is die man. Ken je? hen hem hun

9 hoisissez la ou les réponse(s) à la question suivante. Hoe heet je? Ik ben Paul. Je heet Paul. Ik heet Paul. Hij heet Paul. hoisissez la ou les réponse(s) à la question suivante. Hoe oud ben je? Ik ben 26. Ik ben jaar 26. Ik heb 26. Ik ben 26 jaar. hoisissez la ou les réponse(s) à la question suivante. Wat doet hij? Hij doet een naam. Hij leest een boek. Hij doet niks. Hij doet zwemmen. hoisissez la ou les réponse(s) à la question suivante. Kunt u me helpen? Geen probleem. Ik kan u helpen. U kunt stappen. Ja, natuurlijk. hoisissez la ou les réponse(s) à la question suivante. Hebt u kinderen? Ja, ik heb een dokter. Nee, ik heb geen kinderen Ja, ik heb zon. Ja, ik heb er drie. hoisissez la ou les réponse(s) à la question suivante. Hoe gaat het met u? Alles in orde. Ja, een beetje. Ik ga lekker. Goed. hoisissez la ou les réponse(s) à la question suivante. Wat zegt hij? Hij vraagt of jij alleen woont. Hij vraagt of jij woont alleen. Hij zegt dat hij woont alleen. Hij zegt dat hij alleen woont.

10 Quel est le pluriel du mot suivant? kater katers kateres katten Quel est le pluriel du mot suivant? boom bommen bomen boomen Quel est le pluriel du mot suivant? hut huten hutes hutten Quel est le pluriel du mot suivant? piano pianos piano s pianoos Quel est le pluriel du mot suivant? dief diefen dieven dief s Mettez les phrases en ordre. Zaterdag / de krant / (lezen) /Jan /. Koffie / jij / (maken) / de auto /? Anne / (moeten) / (werken) / op donderdag / altijd /. De trein / (nemen) / naar Brussel / wij / gisteren /. Je / hond / waarom / (wandelen) / je / met /?