Koersnotitie Weidevogels. Gedeputeerde Staten 17-12-2012



Vergelijkbare documenten
Weidevogelvisie Provincie Utrecht

Weidevogelnota

Selectief maar voortvarend investeren in effectief agrarisch natuurbeheer

De kern ligt bij plasdras

TOELICHTING WEIDEVOGEL- LEEFGEBIEDEN

Weidevogelnota Doel van dit rapport:

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Beheerevaluatie 2018 weidevogels

Deze documenten treft u aan als bijlage bij de Statenbrief. Wij lichten de Bestuursovereenkomst grond toe in een separate toelichting.

Voor Zuid-Holland zijn deze beleidsdoelen vastgelegd in de Beleidsvisie Groen.

Datum 17 maart 2017 Betreft Uitvoering van de motie Grashoff-Leenders (3450 XIII, nr. 98) inzake weidevogels

Naar een goed weidevogelbeheer. Cees Witkamp Senior beleidsmedewerker boerenlandvogels Vogelbescherming Nederland

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (Partij voor de Dieren) (d.d. 27 september 2011) Nummer 2553

Greppel plas dras op Texel. Resultaten van een driejarig experiment

Beste Randy, Bedankt voor de medewerking. Met vriendelijke groet, Danny Eijsackers.

Basiscursus aan de slag weidevogelbescherming

ANTWOORDNOTA Ontwerp Natuurbeheerplan Flevoland 2016

Zuid-Hollandse weide- en akkervogels in de knel, hernieuwde aanpak nodig

Hierbij biedt de Provinciale Adviescommissie Leefomgevingskwaliteit (PAL) u het advies Weidevogels aan.

Het Brabantse natuurbeleid onder de loep Bijstelling noodzakelijk?

Programma uur Lunch

Een kijkje in de SNL-keuken

Weidevogeladvies Olterterpoverleg Advies van het Olterterpoverleg aan de Provinsje Fryslân voor de invulling van het nieuwe weidevogelbeleid

Uitleg flexibiliteit beheer ANLb

Decentralisatie natuurbeleid en de Wet natuurbescherming. Mark Hoevenaars en Doorle Offerhaus

De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om gebruik te kunnen maken van de beheerpakketten binnen het leefgebied worden hieronder beschreven.

Voorlichtingsavonden SNL Fryslan Vragen en antwoorden

ffi SrnTEN '?",iffhorrand ETf,E Lid Gedeputeerde Staten 2,0 MEI 1016 Nulmeting Aan Provinciale Staten

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Weidevogelcompensatie in Fryslân: achtergronden en uitwerking A&W rapport 1651 / Alterra-rapport 2246

Toelichting flexibiliteit binnen het ANLB 2016

Compensatieverordening gemeente Midden-Drenthe

Provinciaal weidevogelonderzoek in de regio Amstel-, Gooi- en Vechtstreek Uit het Jaarboek Weidevogels 2007

OPRICHTING SCAN DOOR DE 6 KOEPELORGANISATIES

Was word tabel Natuurbeheerplan 2017 ontwerp Natuurbeheerplan tekstdeel

Toekomst agrarisch natuurbeheer in West-Friesland in Boeren en weidevogels: vrienden voor het leven.

Aantal gevonden legsels in 2008

Weidevogelpact Midden-Delfland

Weidevogels en Shared Space

WEIDEVOGELS LOPIKERWAARD

Raadsvoorstel. Onderwerp : uitvoeringsprogramma Groen Blauwe Diensten

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (Partij voor de Dieren) (d.d. 2 november 2010) Nummer 2411

Landschapswaaier Bouwstenen voor duurzame landbouw en natuur in het Groene Hart Henk Kloen en Rita Joldersma, CLM

Tegast in een vervreemd landschap? Eddy Wymenga, A&W

Pilots natuurinclusieve landbouw in het nieuwe GLB

Agrarisch Natuurbeheer: wat kost het, wat levert het op, hoe kan het beter? David Kleijn

Onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur

Algemene Ledenvergadering

Eindrapport TOETSING NATUURONTWIKKELING TEN NOORDEN VAN DE N201 AAN HET PROVINCIAAL NATUURBELEID

Was - Wordt tabel Natuurbeheerplan Zuid-Holland 2018

Groene diensten Leveren van biodiversiteit. Jetze Genee, 11 april 2019

Weidevogelbeheerevaluatie Gelderland 2017

Natuurbeleid in Zuid-Holland

memo AANLEIDING Carla van der Biezen, Sigrid Hafkenscheid Frans Kuenen Ariën Schaap datum: 12 juli 2011 Plan van aanpak weidevogels gemeente Kampen

Meer doen in minder gebieden. Actieprogramma Weidevogels - Akkervogels Provincie Groningen

Bezoekeffecten en nestbescherming bij weidevogels. Paul Goedhart Wolf Teunissen Hans Schekkerman Maja Roodbergen

Bijlage 2 Uitvoeringsprojecten biodiversiteit en leefgebieden. Voorbeeld 1 Leefgebieden gladde slang in De Kempen (binnen EHS)

Provinciaal blad van Noord-Brabant

WERKWIJZE ECOLOGISCHE EN FINANCIELE TOETS

Nieuwe bedrijfslocaties

2 BELEIDSKADER EN WETGEVING

Weidevogelnieuws. Landbouwkundige situatie vroeger en nu. Rijswijkse Veld

VNG. 9 maart 2017 T.E.P.A. Lam

Weidevogelbeheerevaluatie Gelderland 2017

PROVINCIAAL BLAD VAN LIMBURG 2010/72

EemlandE. Weidevogelland

Subsidie voor het Texelse weidevogelgebied.

Subsidiestelsel Natuur en Landschap

Van agri-cultuur naar agri-productie landschap

Referentienummer Datum Kenmerk ehv.341.N001 3 februari 2012 RVS

Blijvend geld en aandacht nodig voor Nationale landschappen, Provincies doen meer dan het Rijk

Beheerplan bijzondere natuurwaarden Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein Samenvatting

Datum 18 december 2014 Betreft Aansluiting vergroening GLB en agrarisch natuur- en landschapsbeheer

memo INLEIDING GEBIEDSBESCHERMING ZAND/ZON/ c.c.: datum: 22 augustus 2013 Achterweg 48, Lisse

5 minuten versie voor Provinciale Staten

Daarnaast zijn er subsidies voor het versterken van de landschapskwaliteit binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en de Nationale Landschappen.

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

GLB, agrarisch natuurbeheer en de positie van collectieven

Mededeling. Onderwerp Resultaten agrarisch natuurbeheer. Registratienummer Datum 9 september 2013 Auteur ing. A.B. de Graaf Afdeling/Bureau RM

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Mededeling. Datum. Onderwerp Convenant provincie Flevoland en Staatsbosbeheer. Registratienummer

Besluit van gedeputeerde staten van Utrecht van , nr. 80EAAD65, tot wijziging van het Natuurbeheerplan provincie Utrecht 2013.

COMPENSATIEMAATREGELEN UITBREIDING BEDRIJVENTERREIN KOLKSLUIS TE T ZAND

Notitie gevolgen inrichting natuur en landschap voor agrarische bedrijfsvoering

Wijziging Verordening ruimte ivm plan Locht 125, Veldhoven. vastgesteld

Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer provincie Utrecht Invulling regionaal maatwerk

Begrenzing van het Natuurnetwerk en de Natura 2000-gebieden

Een kijkje in de SNL-keuken

ANTWOORDNOTA Ontwerp Natuurbeheerplan Flevoland 2016

BLk format Bedrijfsnatuurplan BLk melkkoe 1 ster

Definities Voortgangsrapportages Natuur

10 juli 2018 Documentnummer : , LGW Nummer 33/2018

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PvdD) (d.d. 6 oktober 2016) Nummer Onderwerp Vossen

Weidevogels en predatiebeheer in Fryslân. Visie Dierenbescherming

Oplegnotitie NNN-gebied, IJsselzone, Veerweg Olst

Bescherming Weidevogels Zuid-Holland Versterken, ondersteunen en stimuleren van vrijwilligerswerk in het groen

SPELREGELS EHS. Een gezamenlijke uitwerking van rijk en provincies. Ministeries van LNV en VROM en de provincies

De inrichting en het beheer van de kwelders sluit aan bij het Kwelderherstelprogramma Groningen.

Vragen van de heer A.E. van Liere MA, MSc. (Partij voor de Dieren) en de heer A. Hietbrink (GroenLinks) over verlaging storting reserve groen

Kraaiachtigen een bedreiging voor weidevogels? Attie F. Bos Pim Vugteveen

Transcriptie:

Koersnotitie Weidevogels Gedeputeerde Staten 17-12-2012 1

1. Inleiding Weidevogels hebben zich altijd goed thuis gevoeld in Fryslân. Ze vormen een wezenlijk onderdeel van de beleving van het Friese platteland. Zonder het geroep van Grutto s en Kieviten zou het stil worden op de Friese weiden. De enthousiaste inzet van boeren, natuurbeheerders en vrijwilligers voor bescherming en beheer is essentieel voor het behoud van weidevogels in Fryslân. Ondanks deze grote inzet gaat het over de hele linie niet goed met de weidevogels in Fryslân en in Nederland. Dat heeft diverse oorzaken die we niet allemaal weg kunnen werken. In nauwe samenwerking met alle betrokken partijen voeren we daarom beleid uit om de weidevogels in Fryslân te beschermen. In een aantal gebieden worden overigens wel successen geboekt. Dit biedt perspectieven om de achteruitgang te keren. Het huidige provinciale beleid staat in het Werkplan weidevogels (2010) en in het Streekplan Fryslân 2007. Uit een evaluatie begin 2011 blijkt dat het huidige beleid onvoldoende effectief is. Als het provinciale beleid niet wijzigt zal de stand van soorten als de Grutto hoogstwaarschijnlijk blijven afnemen. Daarnaast is de bestuurlijke en financiële context van het provinciale natuurbeleid gewijzigd. Met het Onderhandelingsakkoord Natuur uit 2011 zijn nieuwe verhoudingen ontstaan tussen provincies en rijk bij het beheer en de inrichting van het landelijk gebied. In de provinciale nota Natuer en lanlik gebiet van 2012 hebben we de consequenties hiervan voor de verschillende onderdelen van het provinciale natuurbeleid uitgewerkt. Het nieuwe Gemeenschappelijke Landbouw Beleid (GLB; pijler 1 en 2) biedt kansen voor Europese financiering van agrarisch natuurbeheer mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Voor effectief beleid is het van belang om het beheer en de inrichting binnen en buiten de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) op elkaar af te stemmen. Het is gewenst om robuuste en samenhangende weidevogelgebieden te ontwikkelen. Hiervoor is een gezamenlijk inspanning van alle betrokken partijen nodig. In een nieuwe nota zullen wij de kaders uitzetten voor een hernieuwd provinciaal weidevogelbeleid. Nieuw beleid dat enerzijds perspectief biedt voor herstel van gezonde en vitale populaties en anderzijds aansluit bij de gewijzigde bestuurlijke en financiële context. In deze koersnotitie schetsen wij de contouren voor zo n nieuwe nota. De reacties van Provinciale Staten (PS) hierop zullen we gebruiken bij het opstellen van de nota. Allereerst geven we in de hoofdstukken 2 t/m 4 de stand van zaken, de provinciale rol en het huidige beleid weer. Daarna schetsen we in hoofdstuk 5 welke doelen en ambities we kunnen realiseren. Vervolgens geven we hiervan de consequenties weer voor de inzet van instrumenten en middelen (hoofdstuk 6), en wat dit betekent voor de inzet van andere externe partijen (hoofdstuk 7). In hoofdstuk 8 behandelen we enkele aandachtspunten voor de invulling van de Nota Weidevogelbeleid. 2

2. Van toepassing zijnde moties, amendementen en toezeggingen: In de afgelopen periode hebben PS diverse moties en amendementen over dit onderwerp aangenomen. Daarnaast hebben wij richting PS enkele toezeggingen gedaan. We geven hiervan een overzicht zodat het startpunt voor nieuw beleid duidelijk is. Amendement FNP, CDA, GL (27 juni 2012) 300.000 beschikbaar houden voor weidevogels conform nota; Voor 3 jaar 200.000 beschikbaar stellen voor weidevogelbeleid en onderzoek. Motie CDA en FNP (27 juni 2012) Beleid voor weidevogellandschappen opstellen; Partijen in het veld hierbij betrekken; Het nieuwe beleid in werking laten treden bij het nieuwe broedseizoen; Inspanning leveren om geld van het rijk daadwerkelijk binnen te halen; Nagaan of de 10 miljoen uit het Lenteakkoord ingezet kan worden voor weidevogellandschappen; Uiterlijk in oktober 2012 PS schriftelijk op de hoogte stellen van de voortgang. Motie GL, FNP, VVD en CDA (27 juni 2012) Uiterlijk 1 januari 2013 een notitie in PS over regietaak en intensivering maatregelen in weidevogellandschappen. Motie GL, FNP, VVD en CDA (27 juni 2012) In 2012 een themabijeenkomst organiseren over de vraagstelling: wat heeft de landbouw nodig om duurzaam renderend te zijn en tegelijk aantrekkelijk te zijn voor weidevogels? Toezeggingen In een notitie weidevogellandschappen aandacht schenken aan kennisuitwisseling tussen organisaties die bij weidevogelbeheer betrokken zijn (27 juni 2012). 3

3. Situatie en ontwikkelingen Ontwikkelingen Weidevogels hebben het lange tijd goed gedaan in Fryslân. Dat had vooral te maken met de in verhouding extensieve manier waarop de landbouw werd uitgeoefend. Hierdoor waren veel gevarieerde, natte graslanden aanwezig, afgewisseld door waterrijke natuurgebieden. Het land was voldoende open. Er waren relatief weinig verstoringbronnen waardoor predatoren zoals roofvogels en vossen minder kans hadden en de vogels ongestoord konden broeden. Deze combinatie van factoren zorgde ervoor dat weidevogels genoeg voedsel konden vinden en dat de overlevingskans van de kuikens relatief groot was. Dit leidde tot vitale populaties verspreid over de provincie. De reproductie was ruim voldoende om de populaties in stand te houden. Fryslân herbergt nog steeds, zeker in verhouding tot andere gebieden, aanzienlijke populaties weidevogels. Van de Grutto broedt maar liefst 40% van de wereldwijde en 80% van de Europese populatie in ons land, waarvan de helft in Fryslân. In het Nederlandse beleid wordt de Grutto daarom als gidssoort gebruikt, omdat de Grutto vanuit internationaal beschermingsoogpunt in Nederland de belangrijkste weidevogelsoort is. Nederland en vooral Fryslân hebben een speciale verantwoordelijkheid voor het in stand houden van deze soort. Verder valt op dat bijna 30% van de Europese Scholeksters afhankelijk is van Nederlandse broedgebieden. In de afgelopen jaren is de stand van veel weidevogelsoorten ondanks alle inzet en maatregelen achteruitgegaan. Tabel 1 brengt dit voor enkele soorten in beeld. Tabel 1: relatieve trends van zeven soorten weidevogels in de provincie Fryslân in de periode 1996-2011 (1996=100). Weidevogels Fryslân 1996 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 trend Scholekster 100 52 48 44 45 33 34 33 34 35 sterke afname Kievit 100 78 80 66 77 63 63 55 57 70 matige afname Grutto 100 63 66 57 60 46 51 47 48 73 matige afname Tureluur 100 75 76 71 74 63 66 62 70 107 stabiel Veldleeuwerik 100 67 66 64 58 59 54 47 42 40 sterke afname Graspieper 100 90 91 98 88 89 102 94 98 94 stabiel Gele kwikstaart 100 103 150 88 123 241 202 252 299 320 sterke toename Peildatum: 2011 Bron: Sovon/CBS Intensivering van de landbouw is een belangrijke oorzaak van deze achteruitgang. Door de veranderde agrarische bedrijfsvoering zijn veel natte, kruidenrijke graslanden verdwenen. Daarnaast is het aantal verstoringbronnen in het landelijk gebied toegenomen, zoals wegen, paden, recreatieve voorzieningen, stedelijke uitbreidingen, maar ook landbouwmachines en beplantingen. Allemaal verklaarbaar en vaak onafwendbaar, maar ze leiden er wel toe dat het broedsucces van weidevogels is teruggelopen. In samenhang met de verandering van het landschap (ontwatering en begroeiing) zijn de kansen voor predatoren toegenomen, waardoor het broedsucces verder is afgenomen. Veel soorten zoals de Grutto trekken zich terug op de minst aangetaste gronden. Kritische factoren Uit het voorgaande blijkt dat weidevogels eisen stellen aan hun leefomgeving. Als deze kritische factoren niet of onvoldoende op orde zijn, krijgen sommige soorten het moeilijk. De Grutto is in dit verband representatief: als het goed gaat met de Grutto gaat het ook goed met veel andere soorten. Uit onderzoek blijkt dat de volgende kritische factoren 1 van belang zijn: Een zodanige afwisseling in grondgebruik in een zodanig ruim gebied dat er genoeg perspectief is op populaties die zich minimaal in stand kunnen houden. We spreken in dit verband van mozaïekbeheer: een ver- 1 Deze criteria zijn uitgewerkt in het rapport Selectie, beheer en inrichting van Weidevogellandschappen Fryslân, van Altenburg en Wybenga. 4

zameling afwisselende beheermaatregelen verspreid over een gebied zodat gedurende het broedseizoen aan de behoefte van veiligheid en voedsel van de Grutto s en kuikens kan worden voldaan. Optimaal is een oppervlakteverhouding van laat gemaaid, structuur- en kruidenrijk grasland en extensief beweid grasland van 2 : 1. Mozaïekbeheer is pas effectief als ook aan andere voorwaarden wordt voldaan, zoals voldoende openheid en rust, variatie in waterpeil en beperkte predatiedruk; Voldoende aaneengesloten kruidenrijk grasland. Dan gaat het om kruidenrijke vegetatie met een open structuur en een voldoende hoog waterpeil. Zulke graslanden bieden rust en beschutting voor broedende vogels, en de vogels kunnen er voedsel vinden voor hun kuikens. Hoe meer structuurvariatie, hoe meer insecten in het grasland leven die de kuikens tot voedsel dienen. De vegetatie moet niet te dicht zijn zodat kuikens zich daar goed doorheen kunnen bewegen. Het waterpeil is belangrijk voor de beschikbare hoeveelheid voedsel in de bovenste bodemlaag, en voor de groei en de structuur van het gras; Er dient genoeg geschikt kuikenland te zijn: grasland met een bepaalde grashoogte die dekking geeft tegen predatie uit de lucht, dat doordringbaar is en waar voldoende voedsel (insecten) te vinden is. De beschikbaarheid van kuikenland is belangrijk voor het succesvol opgroeien van o.a. Gruttokuikens. Het aandeel kuikenland is gekoppeld aan de Grutto dichtheid op basis van de rekenfactor: 1,4 hectare kuikenland per Gruttobroedpaar met een adequate spreiding in tijd en ruimte. Spreiding in tijd betekent dat er tijdens het opgroeien van de kuikens steeds kuikenland aanwezig is. Spreiding in ruimte betekent dat het kuikenland bereikbaar is voor de kuikens. Van de 1,4 hectare kuikenland dient minimaal 0,4 ha kruidenrijk te zijn; Verstoring van openheid en rust dient beperkt te zijn. Weidevogels zijn gevoelig voor verstoring van de landschappelijke openheid en rust door wegen, opgaande beplantingen, gebouwen en verlichting. Zulke bronnen zorgen voor onrust en geven dekking aan predatoren (met name roofvogels). Daarom vestigen beduidend minder weidevogels zich binnen een bepaalde afstand van zo n verstoringbron. Deze verstoringafstanden variëren per (soort) bron. Het effect van verstoring hangt meestal samen met de intensiteit van de storing: hoe meer verkeer er bijv. op een weg is, hoe meer afstand de vogels zullen aanhouden. Daarnaast zijn bodemkwaliteit, predatiebeheer, ruimtelijke samenhang met andere populaties, en animo bij beheerders en grondgebruikers van belang voor levensvatbare Gruttopopulaties. Het huidige weidevogelbeheer bestaat uit collectief beheer in gebieden met een omvang van minimaal 100 ha. Alle beheerders in een gebied (agrariërs, terreinbeheerders, particulieren en vrijwilligers) werken samen om beheer en inrichting (waterpeil en openheid) af te stemmen. Samenwerking vindt plaats in Gruttokringen; dit zijn samenhangende en aaneengesloten agrarische- en natuurgebieden waarbinnen door optimaal mozaïekbeheer een zodanige afwisseling in grondgebruik aanwezig is dat populaties minimaal in stand blijven. De samenwerking is gebaseerd op een collectief beheerplan dat de agrarische natuurvereniging in een gebied opstelt. Dit vormt voor de provincie de basis om beheercontracten af te sluiten met individuele boeren in het gebied. Op basis van nieuwe landelijke en regionale inzichten is het concept van weidevogellandschappen ontwikkeld; dit geeft een scherpere afbakening van geschikte gebieden. Een weidevogellandschap is een gebied dat voldoet aan een aantal ecologische en ruimtelijke randvoorwaarden: het is open (zichtafstand > 400 m), voldoende rustig, en bestaat uit (vochtige/ extensief beheerde) graslandgebieden. Landschap, landinrichting en landgebruik (incl. waterpeil) zijn hier optimaal afgestemd op weidevogels. Binnen de weidevogellandschappen liggen enkele kerngebieden op niet meer dan 2-4 km van elkaar, waar populaties zich zelf in stand kunnen houden zonder instroom van vogels van elders. Een kerngebied gaat als een brongebied functioneren als er meer, liefst veel meer, Grutto s worden geproduceerd dan nodig zijn voor compensatie van de sterfte in de locale populatie. Uit onderzoek blijkt dat een weidevogellandschap minimaal 250 ha groot moet zijn 2. Voor goed weidevogelbeheer in de weidevogellandschappen moet maatschappelijk draagvlak aanwezig zijn. 2 Landelijk rapport: Op naar kerngebieden voor weidevogels in Nederland, Kenniskring weidevogellandschap, 2011. 5

4. Provinciale rol, beleid en regelgeving Provinciale rol binnen (inter)nationale context Veel partijen in het veld zorgen voor bescherming en beheer van weidevogels. Dat brede maatschappelijke draagvlak van onderop is en blijft essentieel voor succesvol beleid. Als gebiedsregisseur in het landelijk gebied geeft de provincie sturing aan de inzet van al deze verschillende partijen. Dit doen we door: de gebieden en voorwaarden aan te geven voor de financiële ondersteuning van weidevogelbeheer; we sluiten vervolgens beheerscontracten af voor agrarisch- en particulier natuurbeheer; te zorgen voor de juiste begrenzing, realisering, inrichting en beheer van de EHS, waarbinnen ook enkele gebieden liggen die waardevol voor weidevogels zijn; via het ruimtelijk beleid (streekplan) te zorgen voor behoud van voldoende rust en landschappelijke openheid in het landelijk gebied; bij een noodzakelijke ruimtelijke ingreep stellen we voorwaarden aan de compensatie van weidevogelareaal dat door de ingreep verloren gaat. Dit is autonoom provinciaal beleid; organisaties, onderzoek, experimenten en algemene beschermingsmaatregelen waar gewenst (financieel) te ondersteunen; zo nodig op grond van de Flora- en faunawet ontheffingen te verlenen voor predatiebestrijding. In september 2011 hebben de provincies met het rijk een Onderhandelingsakkoord Natuur afgesloten 3. De provincies krijgen meer verantwoordelijkheden voor het afronden en beheren van de EHS en voor de overige kwaliteiten van het landelijk gebied. Het rijk is binnen de EHS verantwoordelijk voor de Natura 2000 gebieden; dit is een samenhangend netwerk van Europese natuurgebieden. Deze decentralisatie betekent dat onze rol als gebiedsregisseur van het landelijk gebied versterkt wordt. Het rijk blijft middelen beschikbaar stellen voor agrarisch natuurbeheer in aanvulling op de Europese mogelijkheden voor financiering van groenblauwe diensten uit het GLB. De provinciale nota Natuer en lanlik gebiet - opgesteld n.a.v. het Onderhandelingsakkoord Natuur - zet in op robuuste weidevogelgebieden. De provincie blijft investeren in collectief weidevogelbeheer. Daarnaast houden we regie over onderzoek en toezicht, en ondersteunen we een weidevogelcoördinator bij de Bond voor Friese Vogel Wachten (BFVW) die het vrijwilligerswerk coördineert. Verder dragen we in beperkte mate bij aan fysieke maatregelen, zoals aanleg van plas-drassituaties. Bij de inzet van rijksmiddelen is ons doel een robuust en samenhangend netwerk van weidevogelgebieden binnen en buiten de EHS. Inrichting en beheer van de gebieden zullen hierop afgestemd moeten zijn. De nieuwe Nota Weidevogelbeleid zullen wij gebruiken om onze doelen samen met het rijk te realiseren. Uit artikel 4 van de Europese Vogelrichtlijn volgt dat Nederland voor de instandhouding van geregeld voorkomende trekvogels als de Grutto de meest geschikte gebieden moet aanwijzen en beschermen. Het leef- en broedgebied van weidevogels ligt echter grotendeels buiten de Natura 2000 gebieden. Weidevogels zijn vooral afhankelijk van boerenland. Volgens artikel 4 lid 4 van de Vogelrichtlijn moeten lidstaten echter ook buiten de Natura 2000 gebieden al het nodige doen om voldoende leefgebied te beschermen en te behouden. Huidig provinciaal beleid Het Werkplan Weidevogels 2007-2013 streeft naar 25.000 Gruttobroedparen in Fryslân; andere soorten kunnen meeprofiteren van de maatregelen voor de Grutto. Het streven is om samen met andere partijen 50.000 ha Gruttokringen te realiseren waarbinnen natuurgebieden en beheersgebieden met een weidevogeldoelstelling liggen. Boeren, vrijwilligers en natuurbeheerders werken hierbinnen samen volgens de principes van mozaïekbeheer; hiervoor stellen ze collectieve beheersplannen op. Buiten de Gruttokringen stimuleert het Werkplan dat boeren aan bescherming doen zoals legselbeheer (=nestbeheer). Terreinbeherende organisaties (TBO ers) krijgen een extra impuls om natuurgebied optimaal in te richten voor weidevogels. Daarnaast streeft het Werkplan naar meer mogelijkheden binnen de kaders van de Flora- en faunawet voor het terugdringen van predatie in belangrijke weidevogelgebieden. Het Werkplan is geoperationaliseerd in het Natuurbeheerplan 2012. Daarin zit een kaart waarop de weidevogelkerngebieden staan (zie kaart 1). Binnen deze weidevogelkerngebieden liggen de te realiseren Gruttokringen waarvoor subsidie voor agrarisch natuurbeheer kan worden aangevraagd. 3 PS van Fryslân hebben niet ingestemd met dit akkoord, maar zullen wel meewerken aan de uitvoering hiervan. 6

Kaart 1: weidevogelkerngebieden uit het Natuurbeheerplan 2012 Uit de evaluatie 4 begin 2011 bleek dat weidevogelaantallen nog steeds afnemen, maar dat deze afname aanzienlijk minder is in de weidevogelkerngebieden en natuurreservaten. Van de beoogde 50.000 ha Gruttokringen moet nog 18.000 ha worden gerealiseerd. Geadviseerd is om inspanningen meer te concentreren op robuuste weidevogellandschappen. Deze gebieden met de beste kwaliteiten moeten voldoen aan ecologische randvoorwaarden en voldoende rust en openheid hebben. In het streekplan zorgen we voor handhaving van voldoende openheid en rust. Verdichting door beplanting en bebouwing voor niet-agrarische functies is niet gewenst. Noodzakelijke ruimtelijke ingrepen van openbaar belang zijn echter mogelijk. Als hierdoor areaal verloren gaat dat vanwege openheid en rust geschikt is voor weidevogels, dient de initiatiefnemer dit te compenseren; dit kan door het storten van een financiële bijdrage in een provinciaal weidevogelfonds. Dit compensatiebeleid is een autonome provinciale beleidskeuze en vloeit niet voort uit wetgeving. Het beleid is juridisch vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân. Gemeentelijke ruimtelijke plannen moeten hieraan voldoen. De wijze van compensatie in concrete situaties is uitgewerkt in het Werkplan Weidevogels. Op dit moment lopen er 14 compensatieprojecten voor in totaal ca. 300 ha. Het compensatiegeld is of wordt binnenkort gestort in het weidevogelcompensatiefonds; in totaal gaat het om 6,3 miljoen. Daarnaast lopen er 20 projecten waarover we nog afspraken met initiatiefnemers moeten maken. Met het compensatiegeld worden 12-jarige beheersovereenkomsten afgesloten en/of inrichtingsmaatregelen genomen; in het geval van de Haak zijn naast 12-jarige contracten bij uitzondering 30-jarige contracten afgesloten. Hiermee kunnen we het verlies van weidevogelareaal elders compenseren. Enkele voorbeelden zijn het gebied rondom de Hempensermeer en het gebied rondom Jorwert. De weidevogelgebieden die in natuurgebieden liggen, worden in het streekplan planologisch beschermd. Noodzakelijke ingrepen zijn hierin alleen toegestaan als het gaat om een groot openbaar belang (EHS) of een openbaar belang (overige natuurgebieden). In dat geval moeten verloren natuurwaarden worden gecompenseerd. In 2012 is bij de evaluatie van het streekplan gebleken dat het beleid voor weidevogelcompensatie in de relevante situaties met succes is toegepast. Er hebben zich echter (met name bij ruimtelijke ingrepen rond Leeuwarden) bestuursrechtelijke complicaties voorgedaan. De afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State legt in enkele uitspraken het compensatiebeleid ruimer uit dan oorspronkelijk de bedoeling was. Deze ruimere interpretatie kan ertoe leiden dat het bestuurlijk draagvlak voor het compensatiebeleid wegvalt. 4 Provinsje Fryslân (2011) Wurkplan Greidefûgels wêr steane wy op t stuit? Tussenevaluatie van het Werkplan Weidevogels 2007-2013. 7

5. Wat willen we met nieuw beleid bereiken? Het nieuwe beleid dient volgens ons in ieder geval aan de volgende voorwaarden te voldoen: Het beleid wordt gerealiseerd binnen aanvaardbare maatschappelijke kosten. Wat aanvaardbare maatschappelijke kosten zijn is echter een politieke keuze en heeft te maken met het ambitieniveau waarop wordt ingezet. Dit werken we hierna verder uit; Het behouden en versterken van een breed maatschappelijk draagvlak voor de bescherming van weidevogels, met name bij boeren(organisaties) en natuurverenigingen. Weidevogelbeheer wordt gevoerd door samenwerkingsverbanden van terreinbeheerders, agrarische bedrijven en vrijwilligers. Voor de gewenste terugkeer van veel weidevogels is het essentieel dat deze partijen enthousiast en gemotiveerd blijven; Het beleid en de inspanningen voor weidevogels worden ingepast in andere beleidsterreinen en activiteiten. Dit beleid draagt bijv. bij aan rust, openheid, aantrekkelijkheid van het landelijk gebied en aan het imago en de identiteit van Fryslân. We willen bevorderen dat op andere beleidsterreinen, bij promotieactiviteiten en door andere organisaties deze kwaliteiten meer worden benadrukt en ingezet. Dit ondersteunt het maatschappelijk draagvlak en kan zorgen voor nieuwe (particuliere) inkomstenbronnen. Binnen deze voorwaarden kunnen we vervolgens onze doelen en ambities formuleren. In z n algemeenheid willen we dat de weidevogelsoorten die in Fryslân voorkomen, levensvatbare populaties vormen zodat deze soorten op de lange termijn zoveel mogelijk behouden blijven. Binnen deze algemene doelstelling kan echter voor een verschillend ambitieniveau gekozen worden. Om dit verschil in ambitieniveau goed te kunnen duiden en in de toekomst te kunnen monitoren, maken we gebruik van het aantal Gruttobroedparen. We kunnen dan uit drie, oplopende ambitieniveaus kiezen: 1. Accepteren van de autonome, overwegend neergaande trend van veel weidevogelsoorten. Dit betekent voor de gidssoort Grutto < 8.000 broedparen in Fryslân 5 (op dit moment zijn er ca. 8.000 Gruttobroedparen in Fryslân); 2. Ombuigen van de neerwaartse trend in een opwaartse trend van veel weidevogelsoorten, zodat zich levensvatbare en duurzame populaties kunnen ontwikkelen. Voor de gidssoort Grutto wordt gestreefd naar minimaal 10.000 broedparen in Fryslân in 2020; 3. Zie 2, maar dan is het streven voor de Grutto minimaal 15.000 broedparen in Fryslân in 2020 zodat de populatie nog wat robuuster wordt. In het volgende hoofdstuk maken we inzichtelijk wat deze drie ambitieniveaus betekenen voor de inzet van provinciale instrumenten en middelen en de inspanningen van externe partijen. Op basis hiervan kunnen we de voor- en nadelen van de drie ambitieniveaus aangeven. Hiermee brengen we de bandbreedte in beeld waarbinnen we keuzes maken. 5 De ondergrens voor een duurzame en levensvatbare populatie Grutto s wordt geschat op 8.000 broedparen in Fryslân. 8

6. Wat gaan we daarvoor doen? Ambitieniveau 1: accepteren van de autonome, neergaande trend; < 8.000 Gruttobroedparen in Fryslân Voor het bereiken van ambitieniveau 1 kunnen we het huidige beleid continueren. De autonome ontwikkeling wordt grotendeels geaccepteerd. De huidige weidevogelkerngebieden op kaart 1 (met daarbinnen de Gruttokringen) blijven richtinggevend voor het toekennen van subsidies voor weidevogelbeheer. Buiten deze gebieden blijven we beschermende maatregelen als legselbeheer (=nestbeheer) ondersteunen, evenals de coördinator voor vrijwillig weidevogelbeheer van de BFVW. Dit ambitieniveau vraagt geen extra provinciale middelen t.o.v. de middelen die in de provinciale begroting al gereserveerd zijn voor weidevogelbeheer (zie overzicht hierna). Ambitieniveau 2: opwaartse trend, minimaal 10.000 Gruttobroedparen in 2020 in Fryslân Voor het bereiken van ambitieniveau 2 is een koerswijziging noodzakelijk. Uit hoofdstuk 3 blijkt dat kwalitatief betere weidevogelgebieden noodzakelijk zijn om meer resultaten te kunnen boeken. Daarom kunnen we inzetten op weidevogellandschappen, zoals aangegeven op kaart 2 (de groene en blauwe gebieden) en omschreven in hoofdstuk 3. De begrenzing van de weidevogellandschappen is indicatief omdat er, zowel landelijk als tussen onze partners in de provincie, nog discussie is over de te hanteren criteria. De weidevogellandschappen vormen zoekgebieden waarbinnen - afhankelijk van beschikbare middelen, draagvlak en medewerking van grondgebruikers - op basis van collectieve beheerplannen de beheergebieden concreet begrensd worden. Deze aanpak is gebaseerd op de landelijke benadering 6 en de uitwerking daarvan voor Fryslân 7. De weidevogellandschappen moeten uitgroeien tot vitale weidevogelgebieden met een divers pallet aan graslanden. Daarbinnen werken alle beheerders (TBO ers, boeren, vrijwilligers) nauw samen. Dit is haalbaar door financiële middelen voor inrichting en beheer te concentreren in weidevogellandschappen (van bovenaf aangewezen) en uitsluitend voor kwalitatief optimale inrichting en beheer (van onderaf door collectieven van beheerders); weidevogellandschappen zijn kleiner dan de weidevogelkerngebieden uit het Natuurbeheerplan 2012 (zie kaart 2). Daarbuiten beperkt de ondersteuning zich tot de coördinator vrijwillig weidevogelbeheer van de BFVW en kennisontwikkeling over duurzame rendabele landbouw. Het beheerpakket voor legselbeheer is niet meer mogelijk. Middelen die hierdoor vrijkomen worden ingezet voor intensiveren van beheer binnen weidevogellandschappen. Kaart 2: Weidevogellandschappen. Hierop staan de huidige weidevogelkerngebieden, zoals opgenomen in het Natuurbeheerplan 2012 (oranje arcering) en, indicatief, een mogelijke begrenzing van de nieuwe weidevogellandschappen (weergegeven in blauw resp. groen, afhankelijk van de minimum oppervlakte). 6 Landelijk rapport Op naar kerngebieden voor weidevogels in Nederland, Kenniskring weidevogellandschap, 2011. 7 A&W-rapport 1572, Selectie, beheer en inrichting van weidevogellandschappen in Fryslân, 2011. 9

De meeste beheersovereenkomsten lopen af in 2016. Het duurt dus nog een paar jaar voor in de praktijk echt veranderingen optreden. In de natuurgebieden die binnen de weidevogellandschappen liggen, zullen de gronden die geschikt zijn voor weidevogels eveneens optimaal moeten worden ingericht en beheerd. Vormen van agrarisch medegebruik in deze natuurgebieden zullen hierop moeten worden afgestemd. Deze aanpak betekent verder dat gekeken moet worden of extra planologische bescherming van rust, openheid en waterhuishouding in de weidevogellandschappen nodig is. Ambitieniveau 3: opwaartse trend, minimaal 15.000 Gruttobroedparen in Fryslân in 2020 Beleidsinzet zoals geschetst onder ambitieniveau 2, maar dan met een hogere ambitie (plusvariant). Dit betekent dat grotere weidevogellandschappen nodig zullen zijn, of dat de kwaliteit van de weidevogellandschappen nog hoger wordt zodat er meer Gruttoparen per ha broeden. Bij een verhoging van de kwaliteit zal normaal agrarisch gebruik in veel situaties niet meer mogelijk zijn; deze gronden zullen de kwaliteit van reservaatgronden moeten hebben. Er komt bovendien meer druk te liggen op planologische bescherming van rust, openheid en waterhuishouding in de weidevogellandschappen. Consequenties voor inzet van instrumenten en middelen per ambitieniveau In tabel 1 geven wij een indicatie van de benodigde inzet van instrumenten en middelen per ambitieniveau. Hieruit komt naar voren wat de verschillen zijn tussen de drie ambitieniveaus qua gebieden/ omvang, subsidievoorwaarden bij agrarisch beheer, financiële middelen, en mate van bescherming. Het gaat hier om ordes van grootte; de exacte consequenties zullen we nog nader onderzoeken en uitwerken in de nota Weidevogelbeleid. Tabel 1: consequenties per ambitieniveau voor inzet middelen en instrumenten Ambitieniveau 1: 8.000 broedparen Grutto met huidige kerngebieden Ambitieniveau 2: >10.000 broedparen Grutto met weidevogellandschappen Ambitieniveau 3: > 15.000 broedparen Grutto met weidevogellandschappen+ gebieden en oppervlak gebieden en oppervlak gebieden en oppervlak >100 ha weidevogelgebieden volgens kaart 1; totaal oppervlak 50.000 ha; daarbuiten financiële ondersteuning van beschermende maatregelen als legselbeheer (= nestbeheer) >250* ha weidevogellandschappen volgens kaart 2; totaal oppervlak max. 40.000 ha**; daarbuiten geen financiële ondersteuning meer van beschermende maatregelen >250* ha weidevogellandschappen volgens kaart 2; totaal oppervlak: 40.000 tot 60.000** ha; daarbuiten geen financiële ondersteuning meer van beschermende maatregelen criteria subsidie (vrijwillig of voorwaarde) criteria subsidie (vrijwillig of voorwaarde) criteria subsidie (vrijwillig of voorwaarde) vrijwillig: openheid, plas dras, hoog waterpeil voorwaarde: 10 bp Grutto of 50 bp Grutto, Kievit, Tureluur en of Scholekster per 100 ha voorwaarde: 6 jarige beheerscontracten voorwaarde: openheid, plas dras, hoog waterpeil (veen: 35 cm, klei op veen 60 cm, klei 75 cm -maaiveld); dit impliceert hogere beheersvergoedingen voorwaarde: >10/ 15 bp Grutto (> 30 bp kritische soorten) per 100 ha voorwaarde: openheid, plas dras, hoog waterpeil (veen: 35 cm, klei op veen 60 cm, klei 75 cm -maaiveld); dit impliceert hogere beheersvergoedingen voorwaarde: 15-30 bp Grutto per 100 ha voorwaarde: 6 jarige beheercontracten (inzet langjarige contracten 12-30 jaar) financiële middelen financiële middelen financiële middelen Rijksmiddelen (incl. EU/GLB) vanaf 2013-7,7 miljoen p/j SNL 8 agrarisch; - 2 miljoen p/j SNL natuur (Particulier Natuurbeheer en Natuurbeheer); - 0,8 miljoen p/j SNL organisatiekosten voor opstellen collectieve beheerplannen; - monitoring natuur: 220.000 totaal p/j 10,7 miljoen Rijksmiddelen (incl. EU/GLB) vanaf 2013-7,7 miljoen p/j SNL agrarisch; - 2 miljoen p/j SNL natuur (Particulier Natuurbeheer en Natuurbeheer); - 0,8 miljoen p/j SNL organisatiekosten voor opstellen collectieve beheerplannen; - monitoring natuur: 220.000-0,4 miljoen p/j beheer weidevogelreservaten buiten EHS (aanvulling door EZ; nog te onderhandelen) totaal p/j 11,1 miljoen voorwaarde: 6 jarige beheercontracten (inzet langjarige contracten 12-30 jaar) Rijksmiddelen (incl. EU/GLB) vanaf 2013-7,7 miljoen p/j SNL agrarisch; - 2 miljoen p/j SNL natuur (Particulier Natuurbeheer en Natuurbeheer); - 0,8 miljoen p/j SNL organisatiekosten voor opstellen collectieve beheerplannen; - monitoring natuur: 220.000-0,4 miljoen p/j beheer weidevogelreservaten buiten EHS (aanvulling door EZ; nog te onderhandelen) totaal p/j 11,1 miljoen 8 SNL: Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer. 10

Provinciale middelen vanaf 2013 structurele bijdragen conform huidige begroting: - 50.000 fysieke inrichtingsmaatregelen; - 90.000 weidevogelcoördinator BFVW; - 35.000 monitoren; - 10.000 bijdrage weidevogelkennisdag; - 115.000 weidevogelcompensatiefonds totaal structurele bijdrage 0,3 miljoen p/j eenmalige bijdragen conform huidige begroting: - 600.000 voor onderzoek RUG (2013 t/m 2015; 200.000 p/j); totaal eenmalige bijdrage 600.000 totaal structurele bijdrage 0,3 miljoen p/j Provinciale middelen vanaf 2013 structurele bijdragen conform huidige begroting: - 50.000 fysieke inrichtingsmaatregelen; - 90.000 weidevogelcoördinator BFVW; - 35.000 monitoren; - 10.000 bijdrage weidevogelkennisdag; - 115.000 weidevogelcompensatiefonds totaal structurele bijdrage 0,3 miljoen p/j eenmalige bijdragen conform huidige begroting: - 600.000 voor onderzoek RUG (2013 t/m 2015; 200.000 p/j); extra structurele provinciale middelen, niet in huidige begroting opgenomen - 0,5 miljoen p/j extra voor fysieke maatregelen, onderzoek, ondersteuning agrarisch beheer/ initiatieven van onderop (inzet gelden in nota nader uitwerken); - 0,2 miljoen p/j voor kavelruil i.v.m. herschikking landbouwgronden voor realisering weidevogellandschappen (voor ca. 6 jaar; in nota nader uitwerken) totaal extra structurele bijdrage 0,7 miljoen p/j; totaal eenmalige bijdrage 600.000 totaal structurele bijdrage 1 miljoen p/j Provinciale middelen vanaf 2013 structurele bijdragen conform huidige begroting: - 50.000 fysieke inrichtingsmaatregelen; - 90.000 weidevogelcoördinator BFVW; - 35.000 monitoren; - 10.000 bijdrage weidevogelkennisdag; - 115.000 weidevogelcompensatiefonds totaal structurele bijdrage 0,3 miljoen p/j eenmalige bijdragen conform huidige begroting: - 600.000 voor onderzoek RUG (2013 t/m 2015; 200.000 p/j); extra structurele provinciale middelen, niet in huidige begroting opgenomen - 1 miljoen p/j extra voor fysieke maatregelen, onderzoek, ondersteuning agrarisch beheer/ initiatieven van onderop (inzet gelden in nota nader uitwerken); - 0,4 miljoen p/j voor kavelruil i.v.m. herschikking landbouwgronden voor realisering weidevogellandschappen; (voor ca. 6 jaar; in nota nader uitwerken) p.m., dit bedrag kan aanzienlijk hoger worden indien transitie landbouw ingrijpend is vanwege hoge eisen in weidevogellandschappen totaal extra structurele bijdrage 1,4 miljoen p/j; totaal eenmalige bijdrage 600.000 totaal structurele bijdrage 1,7 miljoen p/j p.m. voor extra bijdrage landbouwtransitie/ kavelruil in weidevogellandschappen mate van bescherming mate van bescherming mate van bescherming beperkte ruimtelijke bescherming via criteria voor openheid en rust volgens huidig streekplan; compensatie bij ruimtelijke ingrepen aanvullende ruimtelijke bescherming in weidevogellandschappen afwegen met extra criteria voor openheid en rust; compensatie bij ruimtelijke ingrepen onderzoek inpasbaarheid weidevogelbeheer in agrarische bedrijfsvoering aanvullende ruimtelijke bescherming in weidevogellandschappen afwegen met extra criteria voor openheid en rust; compensatie bij ruimtelijke ingrepen onderzoek inpasbaarheid weidevogelbeheer in agrarische bedrijfsvoering vrijwillige kavelruil vrijwillige kavelruil *minimale oppervlakte: a. minimale noodzakelijke omvang van een populatie om zichzelf in stand te houden zonder instroom van individuen van elders; zou evt. kleiner kunnen maar dan zal het aantal broedparen per ha aanzienlijk omhoog moeten. b. minimale omvang in ha uitgaande van een potentiële dichtheid en omvang van de populatie. **minimale oppervlakte totaal modelberekeningen laten zien dat om 15.000 broedparen Grutto duurzaam in stand te houden een totaaloppervlakte van circa min. 40.000 ha beheerd dient te worden waarvan een derde de kwaliteit van een brongebied moet hebben; dit is indicatief, hier moet nog verder aan gerekend worden (op dit moment lukt het in de meeste lokale populaties niet om voldoende Grutto s te produceren om de stand stabiel te houden). 11

Eerste voorkeur Op basis van deze inzet van instrumenten en middelen en de geschetste consequenties, hebben wij op het eerste oog een voorkeur voor het ontwikkelen van weidevogellandschappen volgens ambitieniveau 2. De exacte consequenties daarvan (ook financieel) zullen wij nog nader onderzoeken. We zullen vervolgens een definitieve keuze maken en deze uitwerken in de nota. Uit landelijk en regionaal onderzoek (zie hoofdstuk 3) blijkt dat weidevogellandschappen veel betere voorwaarden bieden voor herstel van levensvatbare en vitale weidevogelpopulaties. Op die manier kan de neerwaartse trend worden omgezet in een opwaartse trend. Na jaren van achteruitgang zal dat naar onze mening een enorme stimulans geven aan de inzet van veel boeren, organisaties en vrijwilligers in het veld. Met ambitieniveau 2 kunnen we naar onze mening in ieder geval de negatieve trend keren en zorgen voor duurzaam herstel en behoud van vitale weidevogelpopulaties. Wij zouden willen streven naar ambitieniveau 3. Dit ambitieniveau is naar onze inschatting echter te hoog in vergelijking met wat op dit moment financieel en maatschappelijk haalbaar is. Dit ambitieniveau zal in de weidevogellandschappen bijv. behoorlijke consequenties voor de landbouw kunnen hebben. Aan het agrarisch gebruik van deze gronden zullen dan hoge eisen gesteld moeten worden waardoor normaal agrarisch gebruik hier minder vanzelfsprekend is. De totale financiële gevolgen daarvan zijn op dit moment nog niet goed in te schatten; deze zullen waarschijnlijk aanzienlijk zijn. We zullen dit nog nader uitzoeken en hierover in de Nota Weidevogelbeleid rapporteren. Zo n nieuwe aanpak volgens ambitieniveau 2 heeft volgens ons breed maatschappelijk draagvlak. Ze wordt bijv. gedragen door het Olterterpoverleg 9 ; de weidevogelbeheerders in Fryslân (Staatsbosbeheer, It Fryske Gea, Natuurmonumenten, BoerenNatuur) hebben eind 2010 een gezamenlijke verklaring uitgebracht. Hierin pleiten ze voor concentratie van weidevogelbescherming in kansrijke gebieden (BoerenNatuur et al. 2010). Daarbij streven ze naar een geconcentreerde inzet van reservaatbeheer en agrarisch weidevogelbeheer in weidevogellandschappen. Deze voorkeur betekent een koerswijziging in het beleid en de wijze van financiering daarvan. De weidevogellandschappen zijn kleiner dan de weidevogelkerngebieden uit het Natuurbeheerplan 2012. Hierdoor komen de huidige beheersgronden niet meer automatisch in aanmerking voor agrarische beheerssubsidies; voor de gronden die nog wel in aanmerking komen gaan scherpere subsidievoorwaarden gelden voor rust en openheid, maaibeheer, waterpeil e.d. Verder zijn extra (provinciale) middelen nodig voor de ondersteuning van beheer in de weidevogellandschappen. Dit betekent dat bij een keuze voor ambitieniveau 2 (of 3) bij de Kadernota 2014 een financieel voorstel opgenomen zal moeten worden. Naar onze mening wegen de positieve effecten van de nieuwe aanpak op tegen deze consequenties. De keuze voor ambitieniveau 2 betekent samengevat: provinciale regie op de ontwikkeling van een aantal weidevogellandschappen, waarvoor de zoekgebieden indicatief op kaart 2 staan. De weidevogellandschappen zijn minimaal 250 ha groot en de weidevogelkernen daarbinnen liggen niet meer dan 2-4 km van elkaar. Nadere begrenzing en invulling van de weidevogellandschappen vinden plaats in samenspraak met partijen in het veld; een meer geconcentreerde inzet van financiële middelen in minder gebieden met minder spreiding maar met veel meer kwaliteit (van nu ca. 50.000 ha naar max. 40.000 ha); dat alleen in deze gebieden langjarige contracten worden afgesloten voor weidevogelbeheer. De uitdaging is hier om goed beheer te combineren met rendabele agrarische bedrijfsvoering; dat weidevogelbeheer niet vrijblijvend is. Aan beheerssubsidies zijn voorwaarden gekoppeld m.b.t. inrichting en beheer van gronden. Het daadwerkelijk aantal beheershectares is afhankelijk van beschikbare middelen voor inrichting en beheer en van het maatschappelijk draagvlak in een gebied; dat collectief beheer via de principes van mozaïekbeheer en collectieve beheersplannen uitgangspunt blijft; dat de weidevogellandschappen voldoende rust en openheid moeten hebben en houden. 9 Er is een Olterterpoverleg (ambtelijk) waarin al enkele jaren alle partijen met een belang bij weidevogels met elkaar overleggen. Uit dat overleg komen stapje voor stapje gedragen oplossingen. 12

7. Wie hebben we nodig voor een succesvolle uitvoering van ons beleid? Goede samenwerking tussen alle partijen en vrijwilligers in het veld is cruciaal. Maatschappelijk draagvlak en initiatieven van onderop zijn onontbeerlijk voor het boeken van resultaten. Daar moeten we aan blijven werken. Maar we realiseren ons dat het niet stimulerend werkt als jaar in jaar uit het aantal weidevogels blijft afnemen. Daarom vinden we het belangrijk om nu de juiste keuzes te gaan maken. Om in te zetten op een langjarige koers waarmee we de neergaande trend kunnen omzetten in een positieve trend. Van boeren, terreinbeheerders en vrijwilligers vragen wij om de nodige investeringen te doen; op een gegeven moment zullen zij ook willen zien dat hun inspanningen effect hebben. Welke partijen hebben we in ieder geval nodig: Olterterpoverleg: we werken al lange tijd goed samen met onze externe partners in het (ambtelijke) Olterteroverleg over de richting van het weidevogelbeleid. In het Olterterpoverleg zijn vertegenwoordigd: Staatsbosbeheer, It Fryske Gea, Natuurmonumenten, Koninklijke Nederlandse Jagers Vereniging, Friese Milieufederatie, Wetterskip Fryslân, BFVW en BoerenNatuur; Kening fan de Greide: dit samenwerkingsverband richt zich op kennisontwikkeling en werkt aan het maatschappelijk draagvlak voor beheer en bescherming van weidevogels; LTO: is vertegenwoordigd in het Olterterpoverleg via BoerenNatuur; Ministerie van Economische Zaken: met het ministerie van Economische Zaken overleggen we over de verantwoordelijkheden voor het (agrarisch) natuurbeheer en de inzet van rijksmiddelen daarvoor; De 29 agrarische natuurverenigingen die in hun rol als gebiedscoördinator collectieve beheersplannen opstellen in opdracht van de provincie. Zo n beheersplan wordt getoetst door de provincie. De Diens Regelingen sluit vervolgens namens de provincie beheercontracten af met individuele boeren in het gebied. Wij vragen deze partijen om samen met ons optimaal invulling te geven aan de nieuwe weidevogellandschappen, en om hun inspanningen te bundelen en daarop te richten. We zullen onze samenwerking met deze partijen de komende periode intensiveren. Dit doen we via overleg, kennis, onderzoek en het ondersteunen van initiatieven, voor zover passend binnen het door PS te bepalen ambitieniveau en de bijbehorende financiële middelen. Doel is om de benodigde kwaliteitsslag in het agrarisch weidevogelbeheer ook op organisatorisch nivo te realiseren. In 2013 organiseren we een themabijeenkomst over de vraag wat er nodig is om een duurzaam renderende landbouw te combineren met goed weidevogelbeheer, conform de motie van GL, FNP, VVD en CDA van 27 juni 2012. Daarnaast zullen we goede projecten vanuit het veld stimuleren en zo mogelijk met de beschikbare middelen ondersteunen. Voorwaarde is dat deze projecten wezenlijk bijdragen aan optimale inrichting en beheer van de weidevogellandschappen. Een voorbeeld is het project Zorg voor boer en weidevogel: de andere aanpak. Dit project is door o.a. LTO Noord, Rabobank, It Fryske Gea, en Staatsbosbeheer recentelijk ontwikkeld. Het doel van dit project is om een aaneengesloten gebied van circa 2.000 ha (4 bij 5 km; locatie nog te bepalen) optimaal in te richten voor weidevogels, terwijl tegelijkertijd de melkveehouderij bedrijfseconomisch rendabel kan ondernemen. In het gebied vindt integratie plaats van natuurterreinen en reguliere landbouwgrond. Een ander voorbeeld is de pilot Idzergea: een plan voor het optimaal inrichten en beheren van een ca. 1.600 groot gebied voor weidevogels in combinatie met rendabele landbouw en predatiebeheer. Samen met externe partijen gaan we verder de mogelijkheden van nieuwe verdienmodellen verkennen voor een duurzame en structurele aanpak en financiering van het weidevogelbeheer. Het doel hiervan is om naast de overheidsfinanciering van agrarisch natuurbeheer een duurzame geldstroom te vinden voor weidevogelbeheer, zodat het ook mogelijk wordt langdurige contracten aan te bieden (ca. 25 jaar). Een voorbeeld hiervan is weidevogelmelk, waarbij weidevogelboeren extra geld krijgen voor hun melk (paar cent per liter). Op de melkpakken staan foto s van weidevogels en wordt informatie gegeven over weidevogelbeheer. Hierdoor wordt de consument ook betrokken bij het weidevogelbeheer. Met deze extra verdiensten kan mogelijk weidevogelbeheer worden gefinancierd. 13

8. Aandachtspunten voor uitwerking in de nieuwe nota De weidevogellandschappen zullen we uitwerken in de nieuwe nota. Hierbij zullen we de volgende aandachtspunten nadrukkelijk betrekken: Bij de evaluatie bleek dat compensatie van verloren weidevogelbiotoop beter kan. Beter in die zin dat meer resultaten kunnen worden geboekt. En beter in die zin dat er meer duidelijkheid komt in juridisch-planologische procedures. Bij de keuze voor weidevogellandschappen ligt het voor de hand om compenserende maatregelen daar plaats te laten vinden. Daarnaast is de vraag of het nog zin heeft om compensatie te eisen bij ruimtelijke ingrepen buiten de weidevogellandschappen. In de nota zullen we het compensatiebeleid uitwerken; Buiten de EHS liggen weidevogelreservaten zoals de Klaarkampermar, de Jouswierpolder, de Anjumer Kolken, Koarnwerterpolder en Bancopolder. Dit zijn belangrijke bolwerken en kerngebieden voor weidevogels. In de provinciale nota Natuer en lanlik gebiet is al de keuze gemaakt om deze gebieden te behouden en te blijven beheren. Het probleem is dat deze gebieden door hun ligging buiten de EHS niet langer meer in aanmerking komen voor een beheervergoeding 10. Gelet op de internationale verantwoordelijkheid van Nederland voor soortenbescherming, ook buiten de EHS, vinden we dat het rijk aan een oplossing moet bijdragen. Wij zullen hierover met het rijk in overleg gaan. De resultaten zullen we in de nota verwerken; Predatie is een belangrijke oorzaak van de achteruitgang van weidevogels. Optimale inrichting en beheer van gebieden zijn allereerst essentieel voor voldoende kuikenoverleving. Aanvullend predatiebeheer kan daarnaast (tijdelijk) noodzakelijk zijn. Predatiebeheer ligt gevoelig en roept verschillende emoties op. In de nota zullen we het predatiebeheer invullen en toespitsen op het ambitieniveau; Een integrale aanpak staat voorop. Met ons beleid kunnen we ook andere provinciale beleidsdoelen realiseren. In de nota zullen we aandacht besteden aan de volgende samenhangende onderwerpen: o De landbouw. Sommige weidevogellandschappen liggen in hoog productieve landbouwgebieden. Het is de uitdaging om samen met boeren(organisaties) een duurzame en rendabele landbouw te combineren met goed weidevogelbeheer. De goede resultaten van projecten als de pilot Idzergea en Koe en natuur van Skalsumer Natuurbeheer laten zien dat dit mogelijk is. Het ontwikkelen en uitdragen van kennis zijn cruciaal om deze nieuwe benadering in de praktijk te brengen; o De waterhuishouding, met name in het veenweidegebied. Het verhogen van waterpeilen voor de weidevogels kan tevens bijdragen aan de gewenste waterhuishouding in een gebied. Peilverhoging in het veenweidegebied draagt bijv. bij aan het vertragen van de bodemdaling en biedt kansen voor andere functies in het gebied. Dit vergt wel maatwerk en zal moeten passen in ons waterbeleid; o Cultuurhistorie en Grutsk. Opvallend is dat in de weidevogellandschappen ook veel cultuurhistorische waarden aanwezig zijn. Dit biedt mogelijkheden voor het gezamenlijk ontwikkelen van meerdere kwaliteiten en voor het slim en efficiënt combineren van subsidies; o Botanisch beheer. Het ondersteunen van botanisch beheer komt in veel gevallen ook de weidevogels ten goede. Het optimaal combineren van botanisch beheer met weidevogelbeheer kan veel (efficiency)winst opleveren; o Ganzenbeheer. Het gaat niet goed met de weidevogels en (te) goed met de ganzen. Weidevogels hebben gevarieerde en bloemrijke graslanden nodig. De eenzijdige eiwitrijke graslanden zijn juist geschikt voor ganzen. Van enkele ganzensoorten is het aantal zodanig toegenomen, dat ze teveel schade veroorzaken. Het stimuleren van meer gevarieerde graslanden is minder aantrekkelijk voor ganzen; dat is dubbele winst. We moeten er wel op letten dat rond de Natura 2000 gebieden voor ganzen voldoende geschikte foerageergebieden beschikbaar blijven. 10 In totaal gaat het om 1.685 ha natuur buiten de EHS. Hiervan wordt ca. 650 ha door de terreinbeherende organisaties aangegeven als prioritair weidevogelgebied en 379 ha als overig weidevogelgebied. Voor het beheer van deze ca. 650 ha prioritaire weidevogelreservaten is jaarlijks ca. 300.000 nodig. Voor het beheer van de overige 379 ha weidevogelreservaten is jaarlijks ca. 175.000 nodig. In totaal gaat het om 475.000 per jaar. 14