Proeftuin OCMW VDAB Eindrapport

Vergelijkbare documenten
Proeftuin OCMW VDAB Eindrapport

Lerend Netwerk Arbeidsmarktkrapte

Brussel, 5 februari _Advies_Huizen_van_het_Nederlands. Advies. over het voorontwerp van decreet betreffende de Huizen van het Nederlands

ADVIES BETREFFENDE DE PROVINCIALE GTB- DIENSTVERLENING IN HET KADER VAN ARBEIDSZORG periode 1 januari december 2012

Verslag werkgroepen traject VDAB en VVSG deel II : Het traject TWE

Arbeid biedt een maatschappelijke meerwaarde ten opzichte van inactiviteit. 3

Functiekaart. Functie. Doel van de entiteit. Plaats in de organisatie. Voor kennisname. Dienst: Sociale Dienst. Functienaam: arbeidstrajectbegeleider

Combinatiefunctie Wijkwerk-coach (Wijkwerken Zuid-West-Vlaanderen) & Trajectbegeleider Anzegem/Deerlijk Functiebeschrijving en competentieprofiel

Duurzame activering binnen de Belgische OCMW s Op zoek naar goede praktijken. Peter Raeymaeckers

Raad voor maatschappelijk welzijn d.d

1.1. Toetsing van een afwijkende activiteit en de weergave van de toetsing

DE OVEREENKOMST. en mediarte.be,...vertegenwoordigd door...

Provinciale opdracht GTB vzw in het kader van Arbeidszorg budgetjaar 2012

Visie- en afsprakennota bij de samenwerkingsovereenkomst tussen de Vlaamse VI (via het NIC), het RIZIV, GTB en de VDAB

GTB afdeling Limburg Welzijnscampus 23 bus Genk (Tel) 089/

Lokale bestrijding. kinderarmoede. Groeiactieplan. kinderarmoede

Geïntegreerde aanpak laagtaalvaardig anderstalige werkzoekenden

Voorstel Stad Gent: wijkantennes gekoppeld aan de centrale werkwinkels. Werkgroep GSIW 4 juni 2013

Advies. over twee ontwerpen van decreet houdende Samenwerkingsakkoorden betreffende de interregionale mobiliteit van de werkzoekende.

Staten-Generaal Opvang en Vrije tijd van schoolkinderen. Docentendag Pedagogie Jonge Kind 12 september 2014

Tijdelijke Werkervaring (TWE)

Hierbij vindt u het verslag van de inspectie die plaatsvonden in uw centrum op 28/11/2017.

Dienstverleningsmodel 2020: naar een futureproof Serr inn VDAB

Hoe beïnvloedt het Europese beleid de uitvoering van het arbeidsmarktbeleid in Vlaanderen?

VEEL GESTELDE VRAGEN MBT OPROEP KOALA

Kinderopvang en MFC s realiseren samen inclusieve kinderopvang voor elk kind en elke ouder

Betreft: Krachtlijnen voor een nieuwe organisatie voor de opvang- en vrije tijd van schoolkinderen

Terugkoppeling van de workshops. Chris De Nijs (VRT)

Activeringsbeleid cliënten sociale dienst OCMW Geraardsbergen

Visie. Herstel of recovery visie: Geloof dat het zetten van stappen naar werk bijdraagt aan herstel en gezondheid van persoon in kwestie

De staatshervorming in vogelvlucht: stand van zaken. (West4work 3/11/2015)

3. Start traject TWE = registratie van de werkervaringsovereenkomst (WEO) in MLP

Mechelen 4 december CAG MOVI Seminarie. Workshop Tewerkstelling: iedereen mee, iedereen actief. Bijdrage OCMW Gent:

Evaluatie National Contact Point-werking van het Vlaams Contactpunt Kaderprogramma

Actieplan 1 Informatie- en preventiebeleid naar de Zeelse bevolking toe op het vlak van o.m. (kinder)armoede, gezondheid, participatie

Bisconceptnota. Betreft: Krachtlijnen voor een nieuwe organisatie voor de opvang- en vrije tijd van schoolkinderen

FUNCTIEFAMILIE 4.2 Beleidsthemabeheerder

Rol: clustermanager Inwoners

Actieplan hulp- en dienstverlening aan gedetineerden PI Beveren

Convenant tussen OCMW Lier en Huisartsenvereniging Lier en Omstreken

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 5 oktober

Beleidsnota Sociale Economie 08/01/2015

VDAB PROGRAMMA INTEGRATIE DOOR WERK

TITEL: SAMENWERKING OP (DE) PROEF: PROCESEVALUATIE VAN FASE 2 VAN DE

Agenda. 1. Verwelkoming 2. Kennismaking 3. Huis van het kind - Toelichting 4. Ronde tafel met kernvragen 5. Cirkels 6. Slot

decreet Werk- en zorgtrajecten Goedgekeurd in plenaire zitting Vlaams parlement 23 april 2014

Functiekaart Diensthoofd

Evaluatie Odysseusinitiatief. Volledige naam

c) Hoe evalueert de minister deze taalopleidingen? Hoe loopt de geïntegreerde aanpak?

Brussel, 10 september _AdviesBBB_Toerisme_Vlaanderen. Advies. Oprichtingsdecreet Toerisme Vlaanderen

F U N C T I E P R O F I E L

Samenwerken over sectoren heen

Brussel, 21 januari _Advies_deontologische_code. Advies. deontologische code voor loopbaandienstverlening

Met het nieuwe welzijnsbeleid werkt de gemeente Tiel vanuit de volgende uitgangspunten:

Call for ideas: sollicitatiefeedback

Nieuw loopbaanakkoord zet de stap naar maatwerk

Nieuwe kans op extra instroom

De Vlaamse regering heeft op 25 juni 2010 een besluit goedgekeurd betreffende de beleids- en beheerscyclus (BBC)van de provincies, de gemeenten en de

Kwaliteitsvoorwaarden aanbod 'Arbeidsmatige activiteiten /arbeidszorg'

nr. 79 van AXEL RONSE datum: 18 oktober 2016 aan PHILIPPE MUYTERS VDAB - Tewerkstellingsprojecten in de bouwsector

A. WEGWIJZER 1. Inhoudstafel 1 2. Woord vooraf 5

1. Op welke manier wordt deze samenwerking tussen steden/gemeenten, de VDAB en de bouwsector concreet ingevuld?

Is dat dan geen indicatie dat wijk-werkers sowieso geen mensen uit de sociale economie verdringen?

Hierbij vindt u het verslag van de inspectie die plaatsvond in uw centrum op 12/1/2018.

25 Integratie OCMWgemeente: aan vertrouwen en een sterker beleid

Analyse van het tewerkstellings- en doelgroepenbeleid Minder doelgroepen voor meer jobs

ORGANISATIE GTB-West-Vlaanderen (gespecialiseerde trajectbegeleiding en bepaling voor mensen met arbeidshandicap)

Functiekaart. Functie. Doel van de entiteit. Plaats in de organisatie. Voor kennisname

FUNCTIEFAMILIE 5.1 Lager kader

Takenpakketprofiel ( )

Terugkoppeling motie 'Van bijstand naar baan' De leden van de raad van de gemeente Groningen te GRONINGEN

DRAAIBOEK PROJECT ROMA T WERKT

Slimme IT. Sterke dienstverlening. E-START ONDERSTEUNING OP MAAT VAN LOKALE BESTUREN BIJ E-GOVERNMENT EN ORGANISATIEONTWIKKELING

Functieprofiel projectmedewerker

nr. 508 van GRETE REMEN datum: 13 april 2017 aan PHILIPPE MUYTERS Project Maak werk van je zaak - Stand van zaken

SOCIALE ECONOMIE BEHOEFTE ONDERZOEK

Succesvol implementeren

VDAB PROGRAMMA INTEGRATIE VIA WERK. 15/06/16

Stappen in het traject TWE-OCMW. Onderstaand stappenplan gaat uit van:

VR DOC.1207/1

Nota Invoering ondersteuningsmodel

Engagementsverklaring voor basis- en secundair onderwijs

Plan van aanpak Centrum Jeugd en Gezin BMWE-gemeenten Februari 2010

Functiebeschrijving: Directeur audit

Veranderforum eerstelijnszones

1. Kenmerken Wijk-werk - Algemeen

Betreft: Geïntegreerd inspectieverslag. Geachte Voorzitter,

DRAAIBOEK SAMENWERKING TUSSEN WERKWINKEL EN AMBULANTE ZORGSETTING

STRESS- & BURN-OUT PREVENTIE

Expert Protocollen en Beraadslagingen

Brussel, 8 juli _SERV-advies projecten VSDO. Advies. Projecten Vlaamse strategie duurzame ontwikkeling

FUNCTIEBESCHRIJVING BELEIDSMEDEWERKER ONDERZOEKSINFRASTRUCTUUR

Ketensamenwerking. verstandshuwelijk of lat-relatie

Beleidsplan AUHL

DEPARTEMENT WERK EN SOCIALE ECONOMIE. Iedereen mee, iedereen actief Reflecties over samenwerking tussen Vlaamse overheid en lokale besturen

Functiebeschrijving. Functiehouder. Functiegegevens. Doel van de functie. Plaats in de organisatie OCMW SCHOTEN

Vlaamse Regering. Addendum. bij het. Protocol van samenwerking

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Aanbeveling. van de werkgroep bouw van de sectoriële commissie hout en bouw Bedrijfsoverschrijdende projecten m.b.t. diversiteit

Randstad Diversity. voor een succesvol diversiteitsbeleid.

Transcriptie:

Proeftuin OCMW VDAB Eindrapport Beleidscoördinatie: Christine Van Rillaer VDAB ; Peter Cousaert - VVSG Externe procesbegeleiding: Luc De Bock en Nancy Toussaint - CCConsult Externe expertise: Ludo Struyven HIVA, K.U.Leuven en Ingrid Vanhoren KHLeuven (eindredactie) Stuurgroep 20 november 2009

Inhoud 1. Beleidscontext en opdracht voor de proeftuin OCMW VDAB 1 1.1 Afstemmingsronde, vanuit twee opdrachten 1 1.2 Van bijstand naar activering 1 1.3 Artikel: VDAB en OCMW: samen méér dan twee! 3 1.4 Proeftuin OCMW VDAB 3 2. Doelstellingen van de proeftuin OCMW - VDAB 4 2.1 Sterktes honoreren en afstemming realiseren 4 2.2 Trajecten Welzijn & Werk 4 2.3 Doorstroming 4 2.4 Ruime oriëntatiemogelijkheden 4 2.5 Structurele uitsluiting tegengaan 4 2.6 Invulling regie 5 2.7 Relevante begrippen 5 2.8 Beleidsaanbevelingen 5 3. Algemene afspraken proeftuin OCMW VDAB 5 3.1 Menukaart 5 3.2 Een gedecentraliseerde, bottom-up aanpak 6 3.3 Personeelsinzet 6 4. Analysekader proeftuin OCMW VDAB 6 4.1 Analysekader proeftuin 6 4.2 Evaluatiekader proeftuin 7 5. Ondersteuning proeftuin OCMW VDAB 7 5.1 Procesbegeleiding 7 5.2 Inhoudelijke ondersteuning 8 6. Procesverloop en stand van zaken proeftuin OCMW- VDAB januari - september 2009 9 6.1 Dendermonde 10 6.2 Gent 11 6.3 Hasselt-Genk 11 6.4 Knokke-Heist 13 6.5 Kortrijk 13 6.6 Leuven 14 6.7 Meetjesland Noord / Evergem 15 6.8 Merchtem 17 6.9 Mortsel 17 6.10 Tielt 18 6.11 Waregem 19 7. Resultaten proeftuin OCMW VDAB 20 7.1 Doelstellingen en kader van de proeftuin 20 7.2 Doelgroep en methodieken voor geïntegreerde dienstverlening 21 7.3 Organisatie van geïntegreerde dienstverlening 23 7.4 Randvoorwaarden voor geïntegreerde dienstverlening 24 8. Scenario s voor een nieuwe fase in de proeftuin 25 Bijlagen 27 Bijlage 1: Artikel Fons Leroy 1 juni 2007 27 Bijlage 2: Reactie van VVSG op het artikel van Fons Leroy 27

Bijlage 3: Doelgroepgegevens VDAB en OCMW in proeftuin 30 Bijlage 4: Focusgroepen: samenstelling 32 Bijlage 5: Ontwikkeldagen: programma 34

1. Beleidscontext en opdracht voor de proeftuin OCMW - VDAB 1.1 Afstemmingsronde, vanuit twee opdrachten De VDAB en de OCMW s staan voor een afstemmingsronde. Deze afstemming moet zorgen voor een versterking van de regiefunctie van de VDAB in het kader van de arbeidsmarkt én de uitbouw van de regiefunctie van de OCMW s in het kader van het welzijnsbeleid, met een cruciale actorrol in het tewerkstellingsbeleid. Over de rol van het OCMW en de VDAB in het kader van het arbeidsmarktbeleid, en de verhouding ten opzichte van elkaar dient te worden onderhandeld. Zoeken naar de gepaste complementariteit is daarbij cruciaal. De actorrol van de OCMW s in het kader van de arbeidsmarkt en de regierol in het kader van het welzijnsbeleid moeten worden versterkt voor deze personen/werkzoekenden die het verst van de arbeidsmarkt staan en waarvoor de VDAB niet steeds een oplossing vindt. Dit kan binnen het kader van een versterking van de geïntegreerde dienstverlening, of met andere woorden door de kwantiteit, instroom en functionele samenwerking te herdenken en te herdefiniëren. De diversiteit van de uitgangspunten en de complementariteit dienen hierbij expliciet en fundamenteel in het oog te worden gehouden. Een geïntegreerde dienstverlening omvat ook opleidingen. De VDAB heeft een uitgebreid aanbod aan opleidingen, zowel intern als in samenwerking met lokale actoren en sectoren. Deze opleidingen zijn gericht op het versterken van competenties van werkzoekenden en werknemers en hebben bijgevolg een belangrijke rol in het matchen van de vraag van de arbeidsmarkt met het aanbod. De VDAB heeft daarnaast nog andere vormen van dienstverlening, zoals de dienstverlening aan werknemers van bedrijven in herstructurering en faillissementen en de loopbaandienstverlening aan werknemers. De VDAB werkt met andere woorden in het belang van werkzoekenden, werknemers én werkgevers. De dienstverlening van de OCMW s heeft het recht op een menswaardig bestaan als centrale basis. Dit recht wordt geconcretiseerd in het recht op maatschappelijke dienstverlening (art. 1 wet 8 juli 1976 betreffende OCMW) en het recht op maatschappelijke integratie (art. 2 wet 26 mei 2002 betreffende RMI), met de notie menswaardig bestaan als basis. De OCMW s vertrekken vanuit een integrale welzijnsbenadering. Arbeid is daarbij één van de hefbomen, maar heeft niet het alleenrecht bij maatschappelijke integratie. Het is binnen de OCMW-dienstverlening dus één van de levensdomeinen waaraan wordt gewerkt. 1.2 Van bijstand naar activering Sinds de jaren 70 maken OCMW s gebruik van tewerkstellingsmogelijkheden met onder meer de toepassing van artikel 60 7 van de organieke wet betreffende de OCMW s. Uit een rondvraag in 1998 bij alle Vlaamse OCMW s bleek dat gemiddeld acht procent of ruim één op twaalf toenmalige bestaansminimumtrekkers sociaal tewerkgesteld was. Meer dan één op vijf OCMW s had toen al een eigen begeleidingsdienst opgericht, terwijl bij meer dan de helft van alle OCMW s de begeleiding van cliënten naar de arbeidsmarkt reeds onderdeel uitmaakte van het takenpakket van iedere maatschappelijk werker 1. Het onderzoek deed de vraag rijzen hoe een parallel beleid vermeden kan worden, zonder de specifieke aandacht die deze doelgroep vaak nodig heeft te laten verloren gaan. Met de komst van de lokale werkwinkels werd gepoogd de samenwerking tussen de 1 Sannen L., Struyven L., Vos S. (2000), De OCMW s in het arbeidsmarktbeleid: van stille actor tot actieve partner. Analyse van beleid en samenwerkingsverbanden, HIVA, Leuven, 188 p 1

VDAB en andere actoren, waaronder de OCMW s, in een nieuwe bedding te brengen. Uit de procesevaluatie van het functioneren van de werkwinkels anno 2005-2006 bleek de beoogde integratie van dienstverlening tussen VDAB en OCMW s moeizaam tot stand te komen 2. In praktijk is het OCMW wisselend betrokken, namelijk in de helft van de werkwinkels. Het OCMW participeert als aanbieder van gespecialiseerde dienstverlening, de trajectbegeleiding, binnen de eerste pijler maar niet binnen de tweede pijler. Voor de aanvraag van de bijstandsuitkering kunnen leeflooncliënten niet terecht in de werkwinkel, maar dienen ze zich te wenden tot de sociale dienst van de lokale OCMW-vestiging. De participatie van het OCMW in de werkwinkels hangt sterk samen met ruimtelijke variabelen. In een gemeentelijk zorggebied detacheren de OCMW s personeel in 90% van de werkwinkels, meestal onder de vorm van zitdagen. Bij de intergemeentelijke zorggebieden is het OCMW slechts in de helft van de werkwinkels betrokken en in de grootsteden (intrastedelijke zorggebieden) participeert het OCMW nergens. Een andere indicatie van beperkte samenwerking is het gebrek aan afstemming met het sociaal beleidsplan en de werking van het OCMW. Met de inwerkingtreding van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie (verder: RMI-wet) hebben de OCMW s een wettelijke opdracht toegekend gekregen. Daarbij wordt in het bijzonder gefocust op de jongeren van 18 tot 25 jaar. De RMI-wet heeft de activering van bijstandscliënten van de OCMW s in belangrijke mate bevorderd. Hun aantal klom van 9.297 in 1999 naar 21.890 in 2006. Dit betekent een toename van maar liefst 135%. De toepassing van tewerkstellingsmaatregelen (in hoofdzaak artikel 60 7) levert daarbij bemoedigende resultaten op: 3 ongeveer 40% van de geactiveerden via artikel 60 7 zijn één jaar na het einde van hun activeringstraject nog steeds aan het werk; ongeveer 87% via de SINE-maatregel; ongeveer 65% via Activa; ongeveer 63% via artikel 61; ongeveer 55% via doorstromingsprogramma s; ongeveer 49% via invoeginterim. De geest van de RMI-wet is hierbij één van de succesfactoren. De focus verschuift van financiële uitkering naar maatschappelijke inschakeling via een tewerkstelling of opleiding. Door te opteren voor een systeem dat het recht op maatschappelijke integratie garandeert via een duurzame tewerkstelling en/of opleiding of via financiële hulp, wordt een coherent werkinstrument ter beschikking gesteld van de OCMW s, waarvoor ze zelf alle troeven in handen hebben en dat rekening houdt met de specifieke kenmerken van bijstandcliënten. De wet voorziet immers dat de begunstigde van het recht op maatschappelijke integratie werkbereid moet zijn, tenzij dit omwille van gezondheid- of billijkheidsredenen niet mogelijk is. Deze begrippen worden niet door de wetgever gedefinieerd en geven dus ruimte voor beslissingen op maat van de cliënt. Het begrip werkbereidheid kan niet worden gelijkgeschakeld met beschikbaarheid op de arbeidsmarkt, de aanvaarding of verplichting tot aanvaarding van iedere geschikt geachte job. 2 Struyven L., Van Hemel L., De lokale werkwinkel in Vlaanderen als netwerkorganisatie, Belgisch Tijdschrift voor Sociale Zekerheid, 2008: 4. Van Hemel, L. en Struyven, L. (2007), Naar één loket voor werk. Evaluatie van de ruimtelijke spreiding, het gebruik en het partnerschap van de werkwinkel. Deelrapport 2, HIVA, Leuven 3 Albertijn M. & Massart B. (2006), Activeringsmaatregelen en de arbeidsmarkt. Hoe vergaat het rechthebbenden op maatschappelijke integratie na een activeringstraject. Eindrapportering van het onderzoek Studie van socio-professionele inschakelingstrajecten van mensen die activeringsmaatregelen genoten hebben bij de tewerkstelling die ter beschikking zijn van de OCMW s. Tempera & Agence Alter, Brussel 2

1.3 Artikel: VDAB en OCMW: samen méér dan twee! Eén van de beleidsconclusies die uit de procesevaluatie van de lokale werkwinkels kwam bovendrijven luidde dat de lokale samenwerking tussen VDAB en OCMW s een nieuwe impuls nodig had. Deze dringt zich op in het licht van de structurele krapte op de arbeidsmarkt en de problematiek van moeilijk invulbare vacatures. De concrete aanleiding voor de start van de proeftuin vormt het artikel, dd. 1 juni 2007, dat Fons Leroy, gedelegeerd bestuurder van VDAB, schreef op zijn weblog. (Voor het volledige artikel cf. bijlage 1) In dit artikel geeft Fons Leroy zijn visie over hoe een volledige sluitende aanpak zou kunnen gerealiseerd worden voor werkzoekenden, waaronder ook de doelgroep van leefloongerechtigde werkzoekenden. Een doelgroep waarvoor momenteel nog geen sluitende aanpak is voorzien. Het zou m.i. dus wenselijk zijn dat de tewerkstellingsopdrachten worden overgeheveld van het OCMW naar de VDAB. Dan kan er ook een volledig sluitende aanpak ten aanzien van deze werkzoekenden worden gevoerd en kunnen de gewone inschakelingsmaatregelen voor hen beter worden benut. De kritiek dat de VDAB niet geschikt zou zijn om deze werkzoekenden te begeleiden, lijkt me thans achterhaald. (Fons Leroy op www.fonsleroy.blogspot.com) Verder is er nood aan een instantie met expertise en kennis om personen met een diversiteit aan welzijnsproblemen gericht door te verwijzen naar de juiste welzijninstanties. Het OCMW is als laagdrempelige instantie wellicht het best geplaatst om deze welzijnsregie op zich te nemen. VVSG en de OCMW s stemmen in met de versterking van de regiefuncties van de OCMW s (als welzijnsregisseurs) en VDAB (als arbeidsmarktregisseur), maar uiten hun bezorgdheid over de overheveling van de tewerkstellingsopdrachten die Dhr. Leroy daaraan koppelt. 1.4 Proeftuin OCMW - VDAB Als reactie op het artikel van Fons Leroy vroeg het directiecomité van de afdeling OCMW s van VVSG om een afstemmingsproces te starten tussen VDAB en OCMW s via het opzetten van proeftuinen (samenwerkingen) in diverse regio s (cf. bijlage 2). Deze vraag werd positief beantwoord door de gedelegeerd bestuurder van VDAB. Omwille van het innovatieve karakter van deze samenwerking en het belang ervan voor de opdrachten van zowel de OCMW s als de VDAB, uitte het directiecomité van de afdeling OCMW s, de uitdrukkelijke wil een goed toezicht te kunnen houden op de ontwikkelingen dienaangaande. Een belangrijke voorwaarde bestond erin dat elk deelnemend OCMW in de proeftuin een vertegenwoordiger heeft in het voornoemd directiecomité. Omdat elke context verschillend is, is zoveel mogelijk gezocht naar diversiteit van de lokale settings, zoals socio-economische context, schaalgrootte, historiek van samenwerking, positie van OCMW in de werkwinkel. Aangezien het directiecomité van de afdeling OCMW s bestaat uit vertegenwoordigers van grote, middelgrote en kleine OCMW s, kan dit binnen deze setting worden gerealiseerd. Een uitzondering is gemaakt voor twee bijkomende proeftuinen. Zo is de regio Leuven toegevoegd omwille van een reeds bestaande specifieke samenwerking. De regio Meetjesland-Noord is toegevoegd omdat geen enkele cluster van samenwerkende kleine OCMW s is vertegenwoordigd in het directiecomité van de afdeling OCMW s. Dergelijke clusters hebben een specifieke werking, waardoor te verwachten is dat in de afstemmingsronde tussen de VDAB en de OCMW s andere bevindingen aan de oppervlakte zullen komen. Er zijn in totaal elf subproeftuinen geselecteerd, met name Dendermonde, Genk-Hasselt (twee steden wensen samen te werken in één proeftuin), Gent, Knokke-Heist, Kortrijk, Leuven, 3

Meetjesland-Noord (cluster van reeds samenwerkende kleine OCMW s van Assenede, Eeklo, Kaprijke, Maldegem, Sint-Laureins)/Evergem, Merchtem, Mortsel, Tielt en Waregem. In het najaar 2008 is de opdracht voor de proeftuin afgebakend. De proeftuin loopt van januari 2009 tot en met september 2009. 2. Doelstellingen van de proeftuin OCMW - VDAB De algemene doelstelling van de proeftuin is om, (cf. opdrachtomschrijving proeftuin OCMW-VDAB) gegeven het werkwinkelconcept en de respectievelijke regiefuncties van VDAB en OCMW voor arbeidsmarktbeleid en welzijnsbeleid, te komen tot succesvolle trajecten waarin welzijn en werk aan elkaar worden gekoppeld, via vernieuwende vormen van lokale samenwerking, zowel op beleidsniveau, als op niveau van instellingen en cliënten. In onderstaande paragrafen worden de doelstellingen verder uitgewerkt. 2.1 Sterktes honoreren en afstemming realiseren De OCMW s en VDAB doen een beroep op mekaars sterktes, elk vanuit hun eigen benadering. De belangrijkste doelstelling van de proeftuin is de zoektocht naar een vernieuwde en vernieuwende samenwerking. Het werkwinkelconcept krijgt hierdoor verder invulling. De proeftuin streeft ook naar een (minimaal) beleidsmatige afstemming tussen lokaal sociaal beleid en arbeidsmarktbeleid. In de ontwikkeling van het arbeidsmarktbeleid worden aspecten van sociaal beleid meegenomen. 2.2 Trajecten Welzijn & Werk Er wordt gezocht naar afstemming tussen de aspecten welzijn en werk. Uit de praktijk moet blijken wat de meerwaarde is van trajecten waarin aandacht is voor beide aspecten. Hierbij is er eveneens aandacht voor de rol die begeleiders op zich nemen. 2.3 Doorstroming Binnen de proeftuin wordt gewerkt aan de doorstroming van werkzoekenden naar tewerkstelling(smaatregelen). Een voorbeeld hiervan is de doorstroming van artikel 60 7 naar het normaal economisch circuit of naar andere tewerkstellingsprogramma s. 2.4 Ruime oriëntatiemogelijkheden De dienstverlening waarop enerzijds een leeflooncliënt en anderzijds een niet werkende werkzoekende momenteel een beroep kunnen doen verschilt duidelijk, hoofdzakelijk doordat dienstverlening wordt gekoppeld aan statuten. In de proeftuin wordt ernaar gestreefd om de klanten eenzelfde dienstverlening aan te bieden. Er wordt nagegaan wat de voordelen en belemmeringen zijn van dit aanbod. De proeftuin gaat uit van een langetermijnperspectief, waarin brede oriëntatiemogelijkheden voor de cliënten mogelijk zijn die niet louter uitgaan van arbeidsmarktparticipatie. De oriëntatiemogelijkheden situeren zich dus zowel binnen het normaal economisch circuit, de sociale economie, arbeidszorg als binnen zinvolle maatschappelijke activiteiten. 2.5 Structurele uitsluiting tegengaan Welzijnsproblemen en werkloosheid hebben niet alleen te maken met individuele componenten. Er zijn minstens evenveel structurele belemmeringen zoals gebrek aan kinderopvang en mobiliteit. 4

Een voorbeeld: in de kinderopvang zijn mechanismen werkzaam die ervoor zorgen dat beschikbare kinderopvang verhoudingsgewijs meer naar hogere sociale groepen gaan dan naar lagere, door bijvoorbeeld een minder stabiele loopbaan. 4 Bij initiatieven die in de proeftuin worden ontwikkeld, wordt onderzocht of deze effecten ook hier spelen. Dit hangt nauw samen met het ontwikkelen van participatieve methoden. Dit betekent ook dat de proeftuin zich richt op problemen van zowel de vraag- (cliënt), de aanbod- (werkgever) als de dienstenzijde. 2.6 Invulling regie De proeftuin wil de regierollen op elkaar afstemmen en deze op het niveau van de cliënt bekijken. De regiefunctie op cliënt- en dossierniveau is afhankelijk van de aard van de problematiek van de cliënt. De ene keer situeert deze regie zich bij de welzijnspartner, de andere keer bij de arbeidsmarktpartner. Soms zal deze regie worden overgedragen bij de uitwerking van het project van de cliënt. De wensen van de cliënten spelen daarin ook een rol. Ook de wijze van overdracht wordt bekeken. 2.7 Relevante begrippen Het arbeidsmarktbeleid en het sociaal beleid goochelen met zeer diverse begrippen. De proeftuinen formuleren een invulling van deze begrippen. 2.8 Beleidsaanbevelingen De proeftuin leidt finaal tot beleidsaanbevelingen die zich situeren op het Vlaamse, federale en lokale niveau. De proeftuin gaat uit van een procesmatige aanpak, waarbij een solide wettelijke basis ontbreekt. Dit is eigen aan deze vorm van projectmatig werken. 3. Algemene afspraken proeftuin 3.1 Menukaart In de subproeftuinen wordt gewerkt met een menukaart van thema s, afgeleid van de doelstellingen van de proeftuin: verschillende vormen van samenwerking; verschillende rollen; doorstroming; flexibilisering tewerkstellingsmaatregelen; schorsingbeleid/transmissie; criteria trajectinitiatie; uittesten tools en vormen van dienstverlening; rechtspositie van de cliënt; initiatieven ten aanzien van werkgevers; technische hulpbronnen; relevante begrippen; participatieve methodes ontwikkelen. 4 Deleeck (Centrum voor Sociaal Beleid) benoemt dit als het Mattheüseffect: Herverdelingsmechanismen die maken dat de voordelen van het sociaal beleid, verhoudingsgewijze en tendentieel méér toevloeien aan de hogere sociale groepen dan aan de lagere. [website CSB: in memoriaal] Want wie heeft, die zal gegeven worden, en hij zal overvloedig hebben; maar wie niet heeft, van die zal genomen worden, ook dat wat hij heeft [Mattheus 12:13] 5

3.2 Een gedecentraliseerde, bottom-up aanpak Een goede lokale afstemming vraagt een gedecentraliseerde aanpak, waarbij communicatie (en mogelijke besluitvorming) bottom-up verloopt. 3.3 Personeelsinzet De deelnemende OCMW s en VDAB-afdelingen engageren zich om personele middelen te voorzien voor de proeftuin. De aard en de omvang van de inzet is verbonden aan de lokale realiteit en de beschikbare middelen, en is in overleg tussen het OCMW en de lokale VDAB-afdeling afgesproken. 4. Analysekader proeftuin OCMW - VDAB De proeftuin gaat gepaard met een procesbegeleiding en inhoudelijke ondersteuning. Hiertoe is een analysekader en een evaluatiekader opgesteld. 4.1 Analysekader proeftuin Het analysekader geeft verschillende niveaus van analyse aan: Sociaal-economische context: - populatiegegevens (met socio-demografische gegevens) dd 31/1/2009 (cf. bijlage 3) o aantal NWWZ in het zorggebied van de subproeftuinen; o aantal leefloongerechtigden in het zorggebied van de subproeftuinen; o aantal leefloongerechtigde werkzoekenden in het zorggebied van de subproeftuinen (code 05 CVS); o aantal artikel 60-tewerkgestelden in het zorggebied van de subproeftuinen. - doelgroep voor samenwerking OCMW VDAB in de proeftuin: o aantal startdossiers voor samenwerking OCMW - VDAB in proeftuin; o verhouding regie dossiers OCMW VDAB. Beleidsniveau: concepten regie versus samenwerking, basisdienstverlening versus geïntegreerde dienstverlening, ; lokale, Vlaamse en federale beleidskaders m.b.t. arbeidsmarktbeleid, welzijnsbeleid, doelgroepenbeleid; samenwerkingsovereenkomsten VDAB-OCMW en lokale samenwerkingsprotocollen; beheer van geïntegreerde dienstverlening: cliëntvolgsysteem, vacaturebeheer, beheer aanbod van dienstverlening. Niveau van instellingen: management en regie: coördinatie en organisatie van dienstverleningsstructuur werkwinkel, sociaal huis, VDAB, OCMW; lokale overlegstructuren: betrokkenheid lokale partners in werkwinkel, lokale samenwerkingsverbanden, betrokkenheid sociale partners. Niveau van cliënt: organisatie en overleg: cliëntoverleg tussen VDAB en OCMW, organisatie van toeleiding, cliëntregistratie en doorstroming, overleg op cliëntniveau met werkgevers en aanbodverstrekkers; uitvoering en methodiek: instrumenten en methodieken van geïntegreerde dienstverlening, dienstverlening t.a.v. werkgevers; meerwaarde voor de cliënt. 6

De proeftuin richt zich idealiter op acties op het niveau van de instellingen en op het niveau van de cliënt. Deze acties kunnen leiden tot nieuwe vormen van samenwerking en nieuwe methodieken/instrumenten. In het proces kunnen knelpunten en barrières gesignaleerd worden die betrekking hebben tot de brede context en beleidsmaatregelen. Bovendien kunnen aanbevelingen geformuleerd worden om deze structurele hinderpalen weg te werken. Het analysekader geeft aan dat de geformuleerde thema s in de menukaart zich niet allemaal bevinden op het niveau van de instellingen en op het niveau van de cliënt bv. flexibilisering tewerkstellingsmaatregelen, rechtspositie van de cliënt, schorsingsbeleid/transmissie en tot op zekere hoogte technische hulpbronnen (bv. CVS) en gehanteerde begrippen en concepten. Belangrijk is bijgevolg de vraag op welke manier deze thema s kunnen worden opgenomen in de proeftuin, gegeven het uitgangspunt van een gedecentraliseerde, bottom-up benadering. 4.2 Evaluatiekader proeftuin Het evaluatiekader biedt een kader voor een oordeel over de haalbaarheid of feasibility van de opgezette samenwerking. Hiertoe maken we een onderscheid tussen drie niveaus: het niveau van conceptualisering: opzet, formulering van doelstellingen en algemene afspraken; het niveau van adoptie en implementatie: cf. menukaart, gebaseerd op de 11 aangegeven thema s: vormen van samenwerking; rollen; doorstroming; tewerkstellingsmaatregelen; schorsingsbeleid; trajectinitiatie; tools; rechtspositie; werkgevers; technische hulpbronnen; begrippen; cliëntparticipatie; het niveau van impact: verwachte of beoogde uitkomsten, effecten en kosten van de samenwerking. De toets van de haalbaarheid betreft zowel de beleidscontext, de maatschappelijke context, de institutionele context als de praktische haalbaarheid: is het mogelijk de afspraken te realiseren gegeven de beleidscontext (wet- en regelgeving m.b.t. arbeidsactivering, maatschappelijke participatie)? is het mogelijk de afspraken te realiseren gegeven de maatschappelijke context (doelgroepen; multi-causale problematiek)? is het mogelijk de afspraken te realiseren gegeven de institutionele context (regels, procedures, praktijken in VDAB- en OCMW-werking)? is het mogelijk de afspraken te realiseren gegeven de randvoorwaarden van budget en tijd? Het oordeel over de haalbaarheid zal tevens toelaten op elk niveau criteria te formuleren voor opvolging en evaluatie. De criteria op niveau 1 hebben betrekking op de relevantie en consistentie, de criteria op niveau 2 betreffen vooral de efficiëntie, en de criteria op niveau 3 betreffen in de eerste plaats de criteria effectiviteit en duurzaamheid. Deze criteria behoeven verfijning in functie van de opgezette samenwerking. 5. Ondersteuning proeftuin OCMW - VDAB 5.1 Procesbegeleiding Het procesverloop van de proeftuin is in de verschillende locaties ondersteund door externe begeleiding. De procesbegeleiding is gestart met de thema s van de menukaart en de operationele samenwerking op cliëntniveau. Op basis daarvan zijn fiches opgesteld per proeftuin. Vanuit de bekommernis om de operationele samenwerking op cliëntniveau te verankeren en te komen tot meer structurele samenwerking, is gaandeweg meer aandacht gegaan naar de formulering van strategische en operationele doelstellingen bij de reeds geselecteerde thema s en 7

een uitgewerkt stappenplan met te ondernemen acties. Op deze manier is een accentverschuiving tijdens de proeftuin mogelijk van cliëntniveau naar instellingsniveau. Het starten met het concrete cliëntoverleg is voor proeftuinen met weinig tot geen historiek van samenwerking een lage drempel geweest voor samenwerking; in een latere fase kan deze concrete vorm van samenwerking een meer gestructureerde vorm aannemen. 5.2 Inhoudelijke ondersteuning Algemene coördinatie, stuurgroep en kerngroep De algemene coördinatie van de proeftuin is in handen genomen door VDAB Centraal en de VVSG. Het gaat hierbij zowel over de algemene vormgeving van de proeftuin, het benaderen en selecteren van de organisaties die instaan voor de omkadering, de communicatie naar de lokale projecten, overheden en eigen interne overlegstructuren. De stuurgroep bestaat uit zeven vertegenwoordigers van de OCMW s, zeven van de VDAB (lkc s), twee vertegenwoordigers van de VVSG, twee van VDAB centrale dienst, de procesbegeleiders (CC Consult) en de personen die instaan voor de inhoudelijke en academische omkadering (HIVA en KHLeuven). De stuurgroep wordt aangevuld met een vertegenwoordiger van de Programmatorische Overheidsdienst Maatschappelijke Integratie. De stuurgroep heeft de eerste ideeën voor de proeftuin beoordeeld en heeft, waar verfijning nodig werd geacht, bijgestuurd. Zij is het bewakende en bijsturende orgaan van het project. De rol van de stuurgroep is in het project echter onderbenut, in elk geval tijdens het de fase van de operationalisering van de proeftuin. Dit is onder meer het gevolg van het gebrek aan focus in het ganse project. Het is vaak onduidelijk geweest wat nu precies moest worden gestuurd. In de operationaliseringsfase is de stuurgroep dan ook niet meer samengeroepen. De stuurgroep is wel nog via elektronische berichten geconsulteerd. In de kerngroep (VVSG, VDAB Centraal, CC Consult, HIVA en KHLeuven) is de voortgang van het project maandelijks geëvalueerd en zijn operationele afspraken gemaakt om een goede evaluatie te kunnen realiseren. Focusgroepen lokale partners In het kader van de inhoudelijke ondersteuning van de proeftuin zijn focusgroepen georganiseerd met de lokale partners van de proeftuin. Doelstelling van de focusgroepen is een beeld te krijgen van: de lokale visie van OCMW en VDAB op geïntegreerde dienstverlening (al dan niet binnen de werkwinkel), arbeidsmarktregie en welzijnsregie; (potentiële) afspraken voor samenwerking op cliëntniveau (cliëntoverleg) en op instellingsniveau (regieoverleg) al dan niet vastgelegd tijdens de proeftuin; standpunten, prioriteiten en aanbevelingen m.b.t. de thema s van de menukaart. De focusgroepen zijn regionaal ingedeeld en samengesteld uit lokale vertegenwoordigers van VDAB en OCMW. De focusgroepen zijn georganiseerd met vertegenwoordigers op twee niveaus, het operationele niveau van samenwerking (cliëntoverleg) en het niveau van beleid en management. In bijlage 4 is de samenstelling van de focusgroepen opgenomen. In de focusgroepen zijn een tiental stellingen voorgelegd. Een eerste reeks stellingen hebben betrekking op de implementatie en mogelijke impact van operationele maatregelen en nieuwe vormen van samenwerking in de proeftuin. Een tweede reeks stellingen gaan meer algemeen in op geïntegreerde dienstverlening en samenwerking tussen VDAB en OCMW. De stellingen zijn: De proeftuin heeft geleid tot een betere kennis van het wederzijdse dienstenaanbod; Door de proeftuin zijn de criteria verduidelijkt voor de afbakening van startdossiers; 8

Door de proeftuin kan de cliënt voor zijn/haar dienstverlening terecht bij één loktet/persoon; Door de proeftuin is de visie op geïntegreerde dienstverlening voor werkzoekende OCMWcliënten en voor werkzoekenden met een welzijnsproblematiek verduidelijkt; De proeftuin heeft geleid tot een scherpere invulling van de regiefunctie van VDAB en OCMW voor arbeidsmarkt en welzijn; De proeftuin heeft geleid tot een sterkere rol van de werkwinkel voor werkzoekende OCMWcliënten; De screening van de VDAB-doelgroep en de OCMW-cliënten gebeurt in de toekomst best op basis van één systematische intake voor allen. Deze cliënten hebben recht op een aparte behandeling, dus buiten het normale regime van activering; Voor de begeleiding van een cliënt is de opbouw van een vertrouwensband met de begeleider cruciaal en niet of de begeleider vanuit VDAB of OCMW optreedt; De toeleiding van cliënten naar tewerkstellingsmaatregelen vindt best plaats bij een neutrale instantie. Nu verwijzen OCMW s teveel door naar de eigen diensten en VDAB teveel naar eigen instrumenten en dienstenaanbod; De OCMW-begeleiding naar tewerkstelling wordt beter volledig geïntegreerd samen met de VDAB-doelgroep, ofwel in de werkwinkel, ofwel in het sociaal huis, anders blijven we kampen met breukmomenten bij de overdracht van een cliënt; Structurele overeenkomsten over regie worden, gezien de gedifferentieerde context en schaalgrootte, best regionaal ingevuld; De idee arbeidsmarktregie versus welzijnsregie wordt beter definitief begraven, want het is voor niemand duidelijk wat hiermee bedoeld wordt. De resultaten van de focusgroepen zijn verderop in het rapport opgenomen (cf. resultaten proeftuin OCMW-VDAB en beleidsaanbevelingen). Denk- en ontmoetingsdagen Op dinsdag 23 juni 2009 en 24 september 2009 hebben de VDAB en de VVSG twee denk- en ontmoetingsdagen georganiseerd voor de OCMW s en lokale VDAB-afdelingen die deel uitmaken van de proeftuin OCMW s - VDAB. Het programma van de denk- en ontmoetingsdagen is opgenomen in bijlage 5. Op de denk- en ontmoetingsdagen is een platform aangeboden om de huidige samenwerking in de verschillende subproeftuinen verder te verdiepen via het aanreiken van nieuwe en verfrissende ideeën. Bovendien worden op deze manier de proeftuinmedewerkers betrokken en bewust gemaakt van het bredere proeftuinverhaal. Tot slot willen VDAB en VVSG de samenwerking een bredere ingang laten vinden binnen alle echelons van de VDAB en de OCMW s. De dag is bedoeld voor de verantwoordelijken van de lokale VDAB-afdelingen en de OCMW s, i.c. directies, coördinatoren, secretarissen, voorzitters en diensthoofden. Het programma is ook gericht op de veldwerkers die betrokken zijn in de proeftuin. De twee dagen focussen inhoudelijk op thema s van zowel beleidsmatige als operationele aard. 6. Procesverloop en stand van zaken proeftuin OCMW- VDAB januari - september 2009 In de loop van de maand oktober 2009 zijn in de verschillende proeftuinen afsluitende vergaderingen gehouden voor de opvolging en realisaties van de projecten. De concrete resultaten voorvloeiend uit de verschillende projecten, zijn eerder beperkt en in een aantal gevallen nog in een embryonale fase. Het is dan ook nog te vroeg voor een grondige evaluatie, gezien de verschillende proeftuinen nog volop bezig zijn met een verdere ontwikkeling van wat vooropgesteld 9

werd en werken aan een nauwere afstemming tussen de VDAB- en OCMW dienstverlening. Toch moet benadrukt worden dat, dankzij de proeftuin, een eerste stap is gezet in wederzijds kennismaking en samenwerking. 6.1 Dendermonde Samenwerking bij de start Het OCMW en de VDAB kennen een lange traditie van samenwerking op verschillende domeinen. De samenwerkingsvormen zijn veelal geënt op het werken met kansengroepen en moeilijk bemiddelbare werkzoekenden. Verschillende initiatieven zijn ontstaan voor een geïntegreerde dienstverlening. Het OCMW is partner in de werkwinkel. De zitdagen beperken zich tot een halve dag om de 14 dagen. Beiden streven naar een meer complementaire en duurzame samenwerking in functie van de optimalisering van de dienstverlening en cliëntbegeleiding op maat. De werkwinkel van Dendermonde heeft ook andere OCMW s uit het zorggebied betrokken. Een nieuwe teamwerking waarbij vacatureconsulenten geïntegreerd zijn binnen de werking van het werkwinkelteam biedt meer mogelijkheden ondermeer in het kader van advisering over tewerkstelling. Procesbeschrijving In het najaar 2008 is een periodiek cliëntoverleg tussen de VDAB en het OCMW gestart. De proeftuin Dendermonde streefde naar het formaliseren van het bestaande cliëntoverleg door gezamenlijke afspraken in een afsprakennota te formuleren en te laten valideren door de bestuursorganen. Eind april 2009 is een afsprakennota door beide partners uitgeschreven en voorgelegd aan het Bijzonder Comité van het OCMW en het dagelijks bestuur van de Werkwinkel. Wel is de vraag gesteld in welke mate en op welke manier de cliënt zelf bij het cliëntoverleg betrokken wordt. De afsprakennota accentueert de betrokkenheid en het engagement van de verschillende betrokken partners. Ook de dienst tewerkstelling van het OCMW is op de hoogte gebracht van de afsprakennota en de formalisering van het cliëntoverleg. In de toekomst wil men eveneens GTB en de consulenten van de maatschappelijke dienstverlening in het kader van de schuldbemiddelingsdossiers mee uitnodigen voor het cliëntoverleg. Daarnaast wil de proeftuin Dendermonde komen tot een optimalisering van de cliëntdienstverlening en een warme overdracht door beter zicht te krijgen op elkaars structuur, werking, dienstverlening en tools aan de hand van periodieke uitwisselingsmomenten en werkbezoeken. In dat kader heeft de VDAB begin oktober 2009 een introductiemoment georganiseerd voor het OCMW waarbij de competentiecentra zijn toegelicht en de verschillende onderdelen van de werkwinkel. Ook vanuit het OCMW zullen in de toekomst dergelijke initiatieven verder worden ondernomen. De inhoudelijke invulling van de uitwisselingsmomenten wordt in gemeenschappelijk overleg bepaald. Bijkomend is de vraag gesteld hoe de VDAB kan achterhalen of doorverwezen cliënten naar het OCMW ook effectief bij het OCMW zijn terecht gekomen. Evaluatie en resultaten De afsprakennota in het kader van de formalisering van het cliëntoverleg en de afspraken voor de verbetering van de warme overdracht worden als positief ervaren. De uitwisselingsmomenten tussen VDAB en OCMW leiden tot een beter inzicht in elkaars werking en structuur en tot informeel dossieroverleg. In november 2009 wordt de afsprakennota geëvalueerd en, indien nodig, bijgestuurd. Ook de OCMW s uit de zorggebieden zullen betrokken worden bij deze evaluatie. De proeftuin plant de formele ondertekening van de afsprakennota samen met de ondertekening van de samenwerkingsovereenkomst in het kader van de werkwinkel. 10

6.2 Gent Samenwerking bij de start Er bestaan tussen OCMW en VDAB een aantal samenwerkingsverbanden. De convenant afgesloten tussen Stad OCMW VDAB is als overkoepelende convenant structureel van groot belang. Deze structurele samenwerking wordt maandelijks in een vergadering opgevolgd en wordt concreet gemaakt door een jaaractieplan. Binnen deze structurele samenwerking is o.a. het NIKA-project (ESF) rond de doelgroep werkzoekenden met welzijnsproblemen opgestart. Dit project zoekt ondermeer naar de methodische verschillen in de begeleiding door VDAB en OCMW bij werkzoekenden met welzijnsproblemen. Bij het NIKA project is het OCMW de projectleider samen met ondermeer de VDAB, de opvolgcel convenant en derdenorganisaties. Het NIKA project is zodanig gelijklopend met de proeftuin, dat besloten is de twee in elkaar te laten opgaan. Procesbeschrijving Door het koppelen van de proeftuin en het NIKA-project en het betrekken van andere partners in het project, is het project in Gent een buitenbeentje binnen de proeftuinen. De doelstelling van het project is: met OCMW, VDAB en betrokken 'derden' te komen tot een geïntegreerde en effectieve welzijns- en arbeidsbegeleiding voor werkzoekenden met een welzijnsproblematiek. De dienstverleners van de betrokken organisaties willen een vernieuwde methodiek van begeleiding van werkzoekenden met een welzijnsproblematiek ontwikkelen op basis van de uitwisseling en analyse van diverse cases en good practices. De betrokken organisaties proberen tot systemen van afstemming en samenwerking te komen met als doelstelling zoveel mogelijk parallelle begeleidingscircuits te vermijden. Het NIKA-project loopt tot eind 2010. Intussen is door het OCMW een projectmedewerker aangetrokken en is de projectgroep waar de verschillende partners in zetelen van start gegaan. Het project wordt begeleid vanuit een maandelijkse stuurgroepvergadering. Evaluatie en resultaten Er is in het voorjaar 2009 een inventaris gemaakt van de bestaande methodieken van begeleiding. De volgende stap is om een aantal concrete projecten aan te pakken die de basis moeten leggen voor een algemeen kader. Zo zullen een aantal cliëntdossiers door de verschillende begeleiders opgevolgd worden. In september 2009 is een evaluatievergadering gehouden zowel op niveau van de projectgroep als de stuurgroep NIKA om de projecten te bepalen die prioritaire dienen aangepakt te worden. Stilaan gaat het project van een abstracte fase waar voornamelijk het kader geschetst is naar concrete projecten. 6.3 Hasselt-Genk Samenwerking bij de start De regio s Hasselt en Genk zijn vervat in één proeftuin vanuit de doelstelling te leren van elkaars werking en regio-overschrijdend uitwisseling te stimuleren. De OCMW s van Hasselt en Genk hebben bij de start van de proeftuin de wens geuit om verder te gaan dan informatie-uitwisseling en te streven naar echte samenwerking. Zowel in Hasselt als in Genk zijn reeds stappen tot samenwerking gezet, ondermeer in het kader van een project rond moeilijk bereikbare jongeren. 11

In beide regio s is het OCMW partner binnen de werkwinkel en is het OCMW aanwezig via zitdagen. In de werkwinkel van Hasselt is een OCMW-consulent vier dagen per week aanwezig, in de werkwinkel van Genk is een OCMW-consulent ad hoc aanwezig als er concrete afspraken zijn gepland. In Hasselt is de kennismaking en uitwisseling tussen de VDAB en het OCMW al verder geïntensifieerd, waar dit in Genk in een startfase zit. Ook het cliëntoverleg verloopt in Hasselt eerder gestructureerd en periodiek (maandelijks). Genk heeft de intentie om het cliëntoverleg te starten naast een zeswekelijks tewerkstellingsoverleg waarbij verschillende partners betrokken zijn. Het OCMW Genk streeft op korte termijn naar een bespreking van individuele cliëntdossiers en wil het cliëntoverleg in Hasselt hiervoor als voorbeeld gebruiken. Zowel Genk als Hasselt zoeken naar een manier om afspraken in het kader van het cliëntoverleg te formaliseren in een afsprakennota. Deze afsprakennota kan geïntegreerd worden in een samenwerkingsovereenkomst met de werkwinkels. Ook is geadviseerd om het GTB eveneens te betrekken bij het cliëntoverleg. Procesbeschrijving De toeleidings- en begeleidingmogelijkheden van OCMW-cliënten in het algemeen en van tewerkgestelden in een statuut art. 60 in het bijzonder, worden onder de loep genomen. De werkwinkels Hasselt en Genk bekijken elk (VDAB en OCMW) hun gemeenschappelijke cliënten tewerkgesteld in een statuut art. 60, waar ze zich bevinden in het traject en door wie ze begeleid worden. Van daaruit worden initiatieven en acties ondernomen om de toeleiding en begeleiding te optimaliseren. Dit geldt eveneens voor de begeleidingsmogelijkheden van OCMW-cliënten naar werkervaringtrajecten en van werkzoekenden met een ernstige medische, mentale, psychische en/of psychiatrische problematiek naar arbeidszorgtrajecten. VDAB en het OCMW zoeken ook samen naar mogelijkheden om te anticiperen op schorsing van cliënten. Via gegevensregistratie wordt het profiel van de geschorsten (zowel definitief als tijdelijk geschorsten) in kaart gebracht. Vanaf april 2009 worden gedurende zes maanden gegevens (naam, geslacht, duurtijd, categorie, leeftijd) in verband met schorsing geïnventariseerd door beide partners. Van daaruit worden acties of initiatieven in samenwerking tussen VDAB en het OCMW vooropgesteld. Het OCMW Hasselt is voortdurend op zoek naar methoden om de intake en trajectbegeleiding kwalitatief te verbeteren en de garantie te bieden aan de cliënten op een kwalitatieve en uniforme dienstverlening ongeacht de trajectbegeleider. VDAB Hasselt heeft hier al enige deskundigheid rond opgebouwd: de intakegesprekken van de consulenten worden samen met de teamverantwoordelijken opgevolgd en begeleid door de kwaliteitsverantwoordelijke van de VDAB. De VDAB en het OCMW van Hasselt bekijken samen hoe die deskundigheid en ervaringen hieromtrent kunnen uitgewisseld worden. Evaluatie en resultaten De gegevensregistratie in verband met schorsingen en het profiel van de geschorsten wordt verlengd met zes maanden. De werkgroep geeft weer dat een periode van zes maanden te kort is om de gegevens te analyseren. De werkgroep meent dat de proeftuin Hasselt-Genk als één proeftuin een te kunstmatige samenstelling is die totnogtoe niet geleid heeft tot meer concrete samenwerking en engagement. Engagementen werden voornamelijk aangegaan tussen het OCMW en de VDAB Hasselt. Ook de vooropgestelde kennismakingsfase met het OCMW Genk is niet doorgegaan. Bij een mogelijke verderzetting van het proeftuinproject is volgens de werkgroep een opsplitsing van beide regio s wenselijk. 12

6.4 Knokke-Heist Samenwerking bij de start Er is reeds een jarenlange samenwerking tussen het OCMW en de VDAB. Het OCMW is ook partner in de werkwinkel. Er zijn voor de start van de proeftuinen reeds afspraken gemaakt over werkzoekenden in Knokke-Heist. Deze afspraken situeren zich op het vlak van geschorste werkzoekenden, begeleiding na art. 60 en afspraken om dubbele begeleidingen te vermijden. Tot voor enkele jaren was er een Plaatselijk Werkgelegenheidsoverleg, waar case-besprekingen en informatie-uitwisseling werden gehouden tussen de partners van de werkwinkel. Door de werkwinkelteamvergaderingen is dit verdwenen. De dienst tewerkstelling van het OCMW is volledig geïntegreerd in de werkwinkel. Eén van de OCMW-consulenten is er tevens vestigingsverantwoordelijke. De actoren in Knokke-Heist werken aan een integratie van de werkwinkel en het sociaal huis. Het OCMW van Knokke-Heist is ook een van de voortrekkers van het Westvlaamse experiment rond het aanpassen van het cliëntvolgsysteem. Procesbeschrijving Men wil tot een gestructureerd cliëntopvolgsysteem komen voor de gemeenschappelijke cliënten van VDAB en OCMW. De samenwerking zal zich vooral op het niveau van de individuele cliënt situeren. Er wordt in kaart gebracht waar de huidige samenwerking goed loopt en waar deze kan verbeterd worden, bv. voor de samenwerking rond geschorste werkzoekenden. Het omschrijven van de criteria van trajectinitiatie is één van de doelen van de samenwerking. Verder wordt de doorstroming bekeken van o.a. artikel 60 ers of andere tewerkstellingsmaatregelen naar de reguliere arbeidsmarkt. Evaluatie en resultaten 6.5 Kortrijk Samenwerking bij de start De samenwerking tussen VDAB en OCMW is eerder een ad hoc samenwerking. Alle trajectbegeleiders van het OCMW hebben een zitdag in de werkwinkel. Maandelijks vindt een werkwinkeloverleg plaats rond praktische afspraken en regelgeving, maar geen gestructureerd en periodiek cliëntoverleg. Wel is er heel wat informeel overleg over cliëntendossiers. Procesbeschrijving VDAB en OCMW hebben de eerste aanzet tot samenwerking gegeven via een meer diepgaande kennismaking met elkaars werking en structuur in functie van de uitbouw van een duurzame samenwerking op lange termijn. VDAB en OCMW willen de aansluiting tussen beide dienstverleningen efficiënter en effectiever laten gebeuren. Vandaag loopt de doorstroming van cliënten in het kader van tewerkstelling art. 60 moeilijk. Binnen de proeftuin worden de doorstroomkansen naar een beroepsopleiding (in een eerste fase voor groenarbeider en schoonmaaktechnieken) onder de loep genomen en worden de hiermee gepaard gaande knelpunten opgelijst. Verder willen VDAB en OCMW van een vrijblijvend informeel cliëntoverleg de stap zetten naar een meer gestructureerd cliëntoverleg waarbij een aantal afspraken geïntegreerd worden in een vernieuwde samenwerkingsovereenkomst met de werkwinkel. Ook wordt het idee uitgewerkt om een procesbegeleider te betrekken bij het cliëntoverleg die op een neutrale en onafhankelijke 13

manier het overleg kan begeleiden, sturen en aan visieontwikkeling kan werken voor inhoudelijke opvolging van cliëntoverstijgende thema s. Evaluatie en resultaten De gemaakte afspraken tussen het competentiecentrum VDAB en het OCMW in het kader van de doorstroming art. 60 verloopt positief en constructief. Het project moet op termijn geëvalueerd worden. Het cliëntoverleg is nog niet doorgegaan. Om het aantal overlegmomenten en overbelasting van agenda s te beperken wordt het cliëntoverleg gekoppeld aan het overleg in het kader van de werkwinkel, maar dit loopt mank. In de toekomst moet bekeken worden hoe een evenwicht en integratie kan gevonden worden tussen de tijdsbesteding voor het formele cliëntoverleg en het overleg met betrekking tot de werkwinkel. 6.6 Leuven Samenwerking bij de start VDAB en OCMW hebben reeds een vrij uitgebreide samenwerking. Deze situeert zich op heden tussen het team tewerkstelling van het OCMW en de dienst arbeidsbemiddeling van VDAB. Vooral de persoonlijke samenwerking loopt vlot. Het OCMW is partner in de werkwinkel maar heeft er geen zitdagen. Het OCMW kan via één PC die bij het team tewerkstelling staat, wel inloggen in het CVS systeem zodat cliënten door het OCMW kunnen bijgehouden worden. Het OCMW drukt de wil uit om in de werkwinkel te integreren, maar dit is op dit moment praktisch niet mogelijk door plaatsgebrek. Recente samenwerkingsprojecten: - In oktober is er een meet & greet geweest tussen VDAB-medewerkers en OCMWmedewerkers. Deze is als positief ervaren en één van de afspraken is dat een aantal OCMW collega s een dag zouden meelopen met hun VDAB collega s om inzicht te krijgen in hun aanpak en algemeen in de werking van VDAB. - Project: gemeenschappelijk infomoment naar cliënten én gezamenlijk intakegesprek door consulenten van VDAB en OCMW. Dit is een positieve ervaring om elkaars aanpak te kunnen inschatten. De opvolging van het project zal de haalbaarheid uitwijzen. Procesbeschrijving De proeftuin Leuven heeft als strategische doelstelling de zwakkere werkzoekende te ondersteunen in zijn zoektocht naar een duurzame arbeidsplaats. De samenwerking tussen VDAB en OCMW zorgt ervoor dat de werkzoekende zo goed mogelijk verder geholpen wordt. Deze doelstelling is omgezet in twee operationele doelstellingen: - Een intensievere samenwerking bereiken door reeds bestaande en nieuwe samenwerkingsvormen uit te bouwen en/of te formaliseren. - De cliëntopvolging meer structureren en verbeteren o.a. om via doorstroming van de werkzoekende het doel van duurzame tewerkstelling te bereiken. Bij de aanvang van de proeftuin is de werkgroep voor de proeftuin gevormd door een vertegenwoordiger van de VDAB en de coördinator van team tewerkstelling van het OCMW. Intussen is in het kader van een meer gestructureerde samenwerking zowel het onthaalbureau als het welzijnsbureau nauwer betrokken. 14

Evaluatie en resultaten De diverse projecten die opgestart zijn, zijn verder uitgevoerd en stilaan wordt ook gewerkt aan een meer gestructureerde samenwerking. Volgende projecten zijn hiervan een voorbeeld: Intake In het voorjaar is voor de tweede maal een gezamenlijke intake georganiseerd. Uit de evaluatie blijkt dat cliënten hierdoor steeds door de juiste organisatie worden opgevangen. Gezien de arbeidsintensiviteit, is dit echter meer een leertraject voor beide organisaties. Het doel is nu om duidelijke criteria voor doorverwijzing te bepalen die door de werkgroep opgesteld worden. Aan de werkgroep nemen zowel VDAB- als OCMW-medewerkers deel. Er ligt een eerste voorstel op tafel. Dit vormt een basis maar moet nog verbeterd worden. Analyse van code 05 lijst In voorbereiding van de reorganisatie van de sociale dienst van het OCMW werd een selectie gemaakt van de code 05 in het CVS systeem. Doel hiervan is te komen tot een correcte inschatting van het aantal te begeleiden personen en deze aan de juiste persoon te kunnen toewijzen. In de toekomst zal een meer gestructureerde samenwerking uitgebouwd worden. Er is afgesproken dat er een tweemaandelijkse vergadering komt waar VDAB begeleiders en OCMW-medewerkers van het team tewerkstelling, de welzijnsbureaus en de dienst schuldbemiddeling elkaar ontmoeten om individuele dossiers op te volgen en de lopende projecten te bespreken. 6.7 Meetjesland Noord / Evergem Samenwerking bij de start In Meetjesland-Noord is er een teamleider die de werkwinkels van Eeklo, Maldegem, Zomergem, Evergem en Zelzate (in Zelzate is geen werkwinkel, wel een plaatsingskantoor van VDAB) aanstuurt. Aan de proeftuin nemen de VDAB-trajectbegeleiders en consulenten alsook de tewerkstellingcel van het OCMW deel. De grootste moeilijkheid voor het Meetjesland-Noord is het feit dat binnen de cluster van vijf OCMW's (Assenede, Eeklo, Kaprijke, Maldegem, Sint-Laureins) een gemeenschappelijke visie ontbreekt en een beperkt platform aanwezig is voor samenwerking. Er is wel driemaandelijks overleg tussen de secretarissen en tussen de consulenten van de cluster, maar dit leidt niet tot een gezamenlijke visie. Tevens is er grote terughoudendheid vanuit de deelnemende OCMW s om te vermijden dat men op elkaars werkterrein zou komen. De OCMWconsulenten in de werkwinkel Eeklo worden niet centraal aangestuurd. Voor de werkwinkel Evergem krijgt de consulent het mandaat om de proeftuin te trekken, maar heeft hij hiervoor geen ruimte binnen het takenpakket. Binnen de werkwinkels varieert de samenwerking tussen VDAB en OCMW van een stevige informele samenwerking tot weinig of geen samenwerking. De samenwerking beperkt zich vaak tot het louter doorverwijzen. Er is te weinig terugkoppeling over de ondernomen stappen in de begeleiding tussen VDAB-OCMW. De diensten zijn te weinig op de hoogte van elkaars werking, werkmethoden, mogelijkheden en beperkingen. Deels heeft dit te maken met computer- en registratieproblemen in het CVS en met het feit dat vanuit de werkwinkel consulenten geen aansluiting hebben op de server van het OCMW. De OCMW-consulenten van de cluster voor de werkwinkel zitten voltijds in de werkwinkel van Eeklo, met zitdagen in de OCMW s (voor de eerste gesprekken) en zitdagen in de werkwinkel van Maldegem. De contacten verlopen op informele basis. 15