LES 7. GROEP: 3 t/m 8 DOELSTELLINGEN: Groep 3/4 Touwzwaaien: - De leerling zwaait heen en weer en landt op de bank. Brandweerspel: - Als brandweer handelt de leerling snel als zijn of haar brand geblust moet worden. Als loper sprint de leerling zo hard als hij kan, om zo veel mogelijk zakjes naar de overkant te brengen. Verspringen: - De leerling zet af met 1 been en landt op 2 benen. Groep 5/6 Touwzwaaien: - De leerling zwaait heen en weer en landt met een halve draai op de mat. Brandweerspel: - Als brandweer weet de leerling dat hij naar een andere korf moet lopen om zo snel mogelijk te branden in alle korven. Verspringen: - De leerling zet af met 1 been en landt op 2 benen. Groep 7/8 Touwzwaaien: - De leerling zwaait synchroon heen en weer en heen en landt met halve draai op de mat. - De leerling springt ver naar achteren om meer vaart te krijgen. Jagerbal: - De leerling sluit de lopers in door middel van overspelen. Verspringen: - De leerling maakt hoogte in de sprong door actief de knie in te zetten.
LES 7. GROEP: 3 t/m 8 HET MATERIAAL: Groep 3/4 Inleiding: Vak 1: - 2 hoepels - 4 korven of hoepels - 4 pionnen - Veel pittenzakjes - Tennisbal, met evt. slagplankje Vak 2: - 1 dikke mat - Kastkop - 8 pionnen met een hockeystick erop. Vak 3: - 2 turnmatjes - Lange mat - 5 touwen met knoop. Geen normale knoop maar een 8-knoop Afsluiting: - Geen Groep 5/6 Inleiding: Vak 1: - 2 hoepels - Bij 4 spelers, 5 hoepels of korven. (1 hoepel meer dan dat er spelers in het veldteam zitten) - 4 pionnen - Veel pittenzakjes - Tennisbal, met evt. slagplankje Vak 2: - 1 dikke mat - Springplank - Stok van 1 meter Vak 3: - 2 turnmatjes - Lange mat - 5 touwen met knoop. Geen normale knoop maar een 8-knoop Afsluiting: - Geen Groep 7/8 Inleiding: Vak 1: - 2 zachte ballen - 3 blokjes Afsluiting: - Geen Vak 2: - Dikke mat, (bij hele verre sprongen, de springplank naar achter zetten) - 1 springplank Vak 3: - Lange mat - Touwen zonder knoop.
LES 7. GROEP: 3 t/m 8 OPSTELLING VAN HET MATERIAAL: Groep 3/4 VERSPRINGEN TOUW ZWAAIEN BRANDWEERSPEL Groep 5/6 VERSPRINGEN TOUW ZWAAIEN BRANDWEER SPEL Groep 7/8 VERSPRINGEN TOUW ZWAAIEN JAGERBAL
LES 7. GROEP: 3/4 INLEIDING. Mieren tikkertje - Er zijn 2 tikkers. - Word je getikt, dan ga je op de grond liggen met je voeten en armen in de lucht. - Je komt vrij als je medespelers je op 1 van de matjes in het veld hebben getild. Dit moet met 4 personen. Bij ieder been en bij iedere arm staat iemand om te tillen. - Tijdens het bevrijden mag je niet getikt worden. Let op: - Voorzichtig optillen en neerleggen VAK 1. Brandweerspel. - Er wordt gespeeld in 2 teams. 1 team zit op de bank, van het andere team staat iedere leerling bij een gele hoepel of korf. Dit zijn de brandweermannen die bij hun vuur staan. - De eerste leerling van de bank komt aan de beurt. Deze leerling volgt de volgende taken uit: Hij gooit de bal weg en vervolgens gaat hij pittenzakjes 1 voor 1 van de rode naar de groene hoepel brengen. Hij blijft hiermee doorgaan totdat hij STOP hoort van de veldpartij. De veldpartij (brandweermannen) voert de volgende taak uit: 1 speler van de veldpartij pakt de bal en brandt de bal in zijn hoepel. Vervolgens gooit hij de bal naar een andere speler van het veld team. Deze brandt ook in zijn hoepel. Als de bal bij alle hoepels geweest is roept de veldpartij STOP. - Hoeveel zakjes heeft de loper kunnen overbrengen? - Iedereen als loper geweest? Dan wisselen van functies. - Groepjes groter dan 8? Leg er dan een hoepel bij. - De tennisbal wegslaan met een slagplankje. VAK 2. Verspringen. - Maak 2 rijen achter de 2 verschillende situaties. - Start op de banken, neem een aanloop, zet met 1 voet af op de bank en land met 2 voeten op de dikke mat. - Spring over de hindernissen, zet af met 1 been en land op het andere been. - Gesprongen bij de ene situatie? Achteraan sluiten bij de andere situatie. - Leg je pittenzakje neer op de plaats waar je geland bent. - Geef meer aandacht aan de hoogte in de sprong. VAK 3. Touwzwaaien. - De leerling staat op de bank met een touw. De andere leerling(en) staat ruim achter de bank te wachten. - Zwaai heen en weer en land op de mat of de bank. - Zorg ervoor dat je armen gebogen zijn, dat is makkelijker. - Daarna is de andere leerling. - Laat leerlingen op het achterste randje van de bank staan en spring eerst achteruit. - Laat de leerlingen een extra keer heen en weer zwaaien. - Zwaaien zonder knoop. AFSLUITING. Praatjesmakers. - De leerlingen staan in de kring met 1 leerling in het midden (de praatjesmaker). - De praatjesmaker noemt allemaal dieren op. - Als de praatjesmaker een woord met de P zegt, rent iedereen snel weg, want de praatjesmaker mag nu gaan tikken. - Drie leerlingen getikt, is wisselen van praatjesmaker
LES 7. GROEP: 5/6 INLEIDING. Mieren tikkertje - Er zijn 2 tikkers. - Word je getikt, dan ga je op de grond liggen met je voeten en armen in de lucht. - Je komt vrij als je medespelers je op 1 van de matjes in het veld hebben getild. Dit moet met 4 personen. Bij ieder been en bij iedere arm staat iemand om te tillen. - Tijdens het bevrijden mag je niet getikt worden. Let op: - Voorzichtig optillen en neerleggen VAK 1. Brandweerspel. - Er wordt gespeeld in 2 teams. 1 team zit op de bank, van het andere team staat iedere leerling bij een gele hoepel of korf. Dit zijn de brandweermannen die bij hun vuur staan. - De eerste leerling van de bank komt aan de beurt. Deze leerling volgt de volgende taken uit: Hij gooit de bal weg en vervolgens gaat hij pittenzakjes 1 voor 1 van de rode naar de groene hoepel brengen. Hij blijft hiermee doorgaan totdat hij STOP hoort van de veldpartij. De veldpartij (brandweermannen) voert de volgende taak uit: 1 speler van de veldpartij pakt de bal en brandt de bal in zijn hoepel. Vervolgens gooit hij de bal naar een andere speler van het veldteam. Deze brandt ook in zijn hoepel. Als de bal bij alle hoepels geweest is roept de veldpartij STOP. - Hoeveel zakjes heeft de loper kunnen overbrengen? - Iedereen als loper geweest? Dan wisselen van functies. - De tennisbal wegslaan met een slagplankje. - Je mag niet lopen met de bal. VAK 2. Verspringen. - Neem een aanloop, zet met 1 been af en land zo ver mogelijk op de mat, op 2 voeten. - Gesprongen bij de ene situatie? Dan kijk je hoe ver de leerling na jou springt. - De afstand kan gemeten worden. De houten stokken zijn precies 1 meter lang. Tips: De afstand het dichtst bij de plank telt. VAK 3. Touwzwaaien. - De leerling staat op de bank met een touw. De andere leerling(en) staat ruim achter de bank te wachten. - Zwaai heen en weer en land met een halve draai op de mat. - Daarna is de andere leerling. - Laat leerlingen op het achterste randje van de bank staan en spring eerst achteruit. - Laat de leerlingen een extra keer heen en weer zwaaien. AFSLUITING. Praatjesmakers. - De leerlingen staan in de kring met 1 leerling in het midden (de praatjesmaker). - De praatjesmaker noemt allemaal dieren op. - Als de praatjesmaker een woord met de P zegt, rent iedereen snel weg, want de praatjesmaker mag nu gaan tikken. - Drie leerlingen getikt, is wisselen van praatjesmaker
LES 7. GROEP: 7/8 INLEIDING. Etalage tikkertje - Er zijn 2 tikkers. - Word je getikt, dan word je een standbeeld. - Je komt vrij als je medespelers jou over de zijlijn van het veld hebben getild. Dit mag natuurlijk met meerdere personen. - Spreek samen af welke zijlijn er gebruikt wordt. Tip: - Gebruikt een klein veld, dan zijn de lijnen altijd dichtbij. VAK 1. Jagerbal. - 2 leerlingen hebben samen één zachte foambal. Dit zijn de jagers. - De jagers gaan proberen om de andere leerlingen af te gooien. - Afgegooid is een blokje omleggen op de bank, de leerling mag wel mee blijven doen. - De jagers mogen niet lopen met de bal. - 3 blokjes om, is wisselen van jagers. - Speel met meer blokjes. - Speel met een korf en de volgende regel: Als je af bent blijf je op de bank zitten. Je mag pas weer meedoen als de kinderen die nog niet af zijn de bal in de korf gooien. VAK 2. Verspringen. - Neem een aanloop, zet met 1 been af en land zo ver mogelijk op de mat, op 2 voeten. - Gesprongen bij de ene situatie? Dan kijk je hoe ver de leerling na jou springt. - De afstand kan gemeten worden. De houten stokken zijn precies 1 meter lang. Tips: De afstand het dichtst bij de plank telt. VAK 3. Touwzwaaien. - De leerling staat op de bank met een touw. De andere leerling(en) staat ruim achter de bank te wachten. - De leerling landt met een halve draai op de mat. De halve draai wordt op het dode punt ingezet. Landen op zijn voeten met zijn neus naar de banken. - Daarna is de andere leerling. - Na een aantal keer kan er synchroon gezwaaid worden. Eerst met een tweetal, daarna met de hele groep. - Leg de mat dichterbij voor de leerlingen die het niet halen, deze leerlingen mogen dan landen op de mat. - Touw eerst laten zwaaien, inspringen in het zwaaiende touw, afspringen met een halve draai op de mat. Dit kan ook synchroon. AFSLUITING. 3 is te veel. - De leerlingen liggen in tweetallen naast elkaar op de grond. - Twee leerlingen blijven staan, hiervan is 1 leerling de tikker en de andere leerling de loper. - Als de loper gaat liggen bij een tweetal dan wordt de buitenste leerling van dat tweetal de loper en kan deze leerling getikt worden. - Als de tikker de loper tikt dan wordt de loper de tikker. Tips: Speel met meer tikkers en lopers.