Algemeen deel met partner... 3 Inleiding... 3 Schema belastingheffing... 4 Drempelinkomen... 5 Tarief... 5 Box 1... 5 Middeling... 7 Box 2...



Vergelijkbare documenten
Als u 65 jaar of ouder bent

Aangeven van vermogensbestanddelen. Aanmerkelijk belang. Aanvullende alleenstaande-ouderkorting. Aanvullende combinatiekorting

Als u gaat scheiden. Let op! PA 960-1Z71FD (1019)

Als u gaat trouwen. Sommige inkomsten en aftrekposten kunt u verdelen. Let op! PA 940-1Z71FD

Inkomstenbelasting - Inleiding -- Deel 2

Aanvullende toelichting Belasting berekenen bij emigratie of immigratie in 2016

Overzicht Fiscale Cijfers 2013 en 2014 (per januari 2014)

Als u gaat scheiden. Let op! PA 960-1Z81FD (2126)

Het fiscale partnerschap... 2 Wie zijn fiscale partners?... 2 Gehuwden... 2 Ongehuwd samenwonenden... 3 Meer partners in een jaar...

Aanvullende toelichting Belasting berekenen bij emigratie of immigratie in 2015

Heffingskortingen 2016

Als u gaat samenwonen

Belastingplan Vs

Als u gaat samenwonen

Fiscaal rapport aangifte inkomstenbelasting 2016

7.7. Samenvatting door een scholier 2041 woorden 26 juni keer beoordeeld

Fiscaal rapport aangifte inkomstenbelasting 2017

HRo - Inkomstenbelasting - Inleiding -- Deel 2

HRo - Inkomstenbelasting - Inleiding -- Deel 2. Versie aug

Belastbaar inkomen Maar niet Tarief premie Heffing over totaal meer dan meer dan Belastingtarief volksverzekering Totaal tarief van de schijven

Aanvullende toelichting Belasting berekenen bij emigratie of immigratie in 2016

Belastingspecial 2011

Als u premies betaalt voor een lijfrenteverzekering of een andere inkomensvoorziening

Werkstuk Economie Belastingstelsel 2001

Belastingcijfers 2015

1. Inkomstenbelasting/premie

Wonen in Duitsland 2016

Belastingspecial 2014

Fiscaal rapport aangifte inkomstenbelasting 2016

Graag ontvangen wij van u een kopie van de jaaropgave(n) 2010 van uw werkgever(s) of uitkeringsinstantie.

Vragen en antwoorden over fiscale partnerregeling en heffingskortingen

Fiscaal rapport aangifte inkomstenbelasting 2016

Fiscaal rapport aangifte inkomstenbelasting 2016

Belastingdienst. Inkomstenbelasting Vragen en antwoorden over de fiscale partnerregeling en heffingskortingen 2015

Inkomstenbelasting. Module 7 hoofdstuk 2

Belastingcijfers 2017

Belastingcijfers 2016

Kwalificerende Buitenlandse Belastingplichtige 2015

PARTICULIEREN: LETOP

Programma. Inleiding wettenbundel fiscaal. FFP opleiding Fiscaal. Inleiding Wettenbundel IB 2001, IWIB, UBIB, URIB. Box 1.

Checklist aangifte inkomstenbelasting / premieheffing 2010

geen max. 12% van de winst max. dotatie oudedagsreserve

belastingtarief tarief premie volksverzekeringen

Info voor gastouders over inkomen en belastingen in 2011

Als u premies betaalt voor kapitaalverzekeringen

CHECKLIST AANGIFTE INKOMSTENBELASTING 2011

WHITE PAPER AANGIFTE INKOMSTENBELASTING

Belastingdienst. Inkomstenbelasting Vragen en antwoorden over de fiscale partnerregeling en heffingskortingen 2013

Voornamen m/v * Telefoon privé. Telefoon werk. adres

Checklist Wij verzorgen uw aangifte inkomstenbelasting Onze werkwijze is als volgt:

Bijlage WFTNIVO examens Bijlage WFTNIVO examens Inhoud. Belastingtarief box 2 en 3

,15% 27,65% 40,80% ,80% 40,80% % 52% ,15% 9,75% 22,90% 6.

Info voor gastouders over

Als u premies betaalt voor kapitaalverzekeringen

Fiscale en sociale cijfers 2012 per 1 januari 2012


Inkomstenbelasting - Inleiding -- Deel 1

U of uw fiscale partner verkoopt een eigen woning of heeft een eigenwoningreserve

Presentatie scholingsdag NBPB. Mr. R. van Rijssen R. Ruinemans RB

Regelingen en voorzieningen CODE

Aanvraagformulier voor heffingskortingen 2006

HRo - Inkomstenbelasting - Niet-winst -- Deel 1

Belastingdienst taxonomie definities bij XBRL taxonomie versie NT6.1. Definitielijst versie bd-6.0.5

Uitgaven voor inkomensvoorzieningen

Wonen in Nederland en werken in Duitsland

Belastingdienst taxonomie definities bij XBRL taxonomie versie NT7.0. Definitielijst versie bd-7.0.1

HRo - Inkomstenbelasting - Niet-winst -- Deel 1

Je eigen woning en de Belastingdienst in 2012

Checklist belastingaangifte Particulieren 2013

Cijfer- en percentageoverzicht LIJFRENTEVERZEKERING

Belastingdienst. Inkomstenbelasting Vragen en antwoorden over de fiscale partnerregeling en heffingskortingen 2014

Voordeel uit sparen en beleggen

Uitgaven voor inkomensvoorzieningen

Info voor gastouders over inkomen en belastingen in 2009

1. Wet Inkomstenbelasting 2001

Belastingdienst taxonomie definities bij XBRL taxonomie versie 5.0. Definitielijst versie 5.0

Afdeling Samenleving Richtlijn 330 Ingangsdatum:

1. Wet Inkomstenbelasting 2001

Info voor gastouders over inkomen en belastingen in 2012

Checklist aanlevering gegevens aangifte inkomstenbelasting 2018

Uitgaven voor inkomensvoorzieningen

EXAMENPROGRAMMA. Vakopleiding Bedrijfsadministratie & Accountancy (VBA ) Examen Belastingrecht niveau 6 Niveau

Het spaargeld uit de levensloopregeling kunt u gebruiken om de periode van onbetaald verlof te financieren.

Kerncijfers Levensverzekering - kapitaalverzekering. 2. Levensverzekering - lijfrente. Kapitaalverzekering Brede Herwaardering

Checklist Wij verzorgen uw aangifte inkomstenbelasting Onze werkwijze is als volgt:

AANGIFTE INKOMSTENBELASTING 2014

Practicumopdracht B FFEBLR0111

Gegevens aangifte inkomstenbelasting Persoonlijke gegevens

Checklist aangifte inkomstenbelasting 2008

belastingtarief tarief premie volksverzekeringen

EINDEJAARSTIPS /5

ALGEMENE ECONOMIE /04

Gegevens aangifte inkomstenbelasting 2008

GEGEVENS AANGIFTE INKOMSTENBELASTING 2008

Transcriptie:

Algemeen deel met partner... 3 Inleiding... 3 Schema belastingheffing... 4 Drempelinkomen... 5 Tarief... 5 Box 1... 5 Middeling... 7 Box 2... 8 Box 3... 8 Welke inkomsten vallen in welke box?... 8 Box 1: Inkomen uit werk en woning... 8 Box 2: Inkomsten uit aanmerkelijk belang... 12 Box 3: inkomsten uit sparen en beleggen.... 12 Box-volgorde... 13 Minderjarige kinderen... 13 Vrijstelling ter voorkoming van dubbele belasting... 14 Box 1... 15 Box 2... 16 Box 3... 16 Onroerend goed... 16 Bronbelasting op buitenlandse dividenden... 17 Heffingskortingen... 17 Algemene heffingskorting... 18 Arbeidskorting... 18 Doorwerkbonus... 19 Inkomensafhankelijke combinatiekorting... 19 Alleenstaande-ouderkorting... 19 Aanvullende alleenstaande-ouderkorting... 20 Jonggehandicaptenkorting... 20 Ouderenkorting... 21 Alleenstaande ouderenkorting... 21 Levensloopverlofkorting... 21 Ouderschapsverlofkorting... 21 Heffingskorting voor maatschappelijke beleggingen... 21 Heffingskorting beleggingen in durfkapitaal... 22 Heffingskortingen en fiscaal partnerschap... 22 Voorlopige teruggave heffingskortingen... 23 Verrekening van voorheffingen/voorlopige aanslagen... 23 Voorheffingen... 23 Nederlandse loon-/dividend- en kansspelbelasting... 23 Bronbelasting op buitenlandse rente.... 24 Voorlopige aanslag/teruggave... 24 Teruggave inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet... 24 De inkomensafhankelijke bijdrage... 24 Twee of meer werkgevers... 25 Loon in combinatie met pensioen of lijfrente... 25 Het doen van aangifte... 26

Uitstel... 26 Na de aangifte... 27 Heffingsrente... 27 Na de aanslag... 28 Bezwaar... 28 Beroep... 28 Hoger beroep... 28 Beroep in cassatie... 29 Sprongcassatie... 29 Navordering... 29 Termijn... 29 Kennisgeving... 29 Nieuw feit... 30 Copyright en Disclaimer... 33 2

Algemeen deel met partner U heeft de speciaal voor u op maat gemaakte belastinggidsopmaat voor zich. U vindt hierin de onderwerpen die u heeft uitgekozen. Als u nog een onderdeel mist, kunt u dat bijbestellen. U kunt daarvoor terug naar de website www.belastinggidsopmaat.nl. Wij geven uitgebreide uitleg over de voor u belangrijke onderwerpen. Daarbij wordt veelvuldig gebruik gemaakt van voorbeelden. En waar u voordeel kunt halen of waar wij extra de aandacht op willen vestigen, gebruiken we een afwijkende kleur en een inspringing. Dat valt direct op, leest u dus vooral die passages goed. Waarschijnlijk maakt u gebruik van het aangifteprogramma van de belastingdienst (of van een ander aangifteprogramma). Als u op het vraagteken naast de vraag klikt, krijgt u precies te zien wat u daar moet invullen. En ook de helpteksten (F1) helpen u op weg. Wij herhalen dat niet in deze gids. Hier krijgt u te lezen hoe de regeling precies werkt, in verhalende heldere toon, zodat u beter begrijpt wat u invult en uw financiële zaken beter kunt inrichten. Inleiding Iedereen die in Nederland woont, valt hier onder de belastingheffing. Daarmee is niet gezegd dat er ook daadwerkelijk belasting betaald moet worden, dat hangt namelijk af van de hoogte van het inkomen. In dit algemene deel krijgt u uitgelegd hoe dit inkomen is opgebouwd, wie van u beiden welke posten moet/mag aangeven, welke aftrekposten er zijn, hoe hoog het belastingtarief is en hoeveel belasting er uiteindelijk, na aftrek van de heffingskortingen, verschuldigd is. Er zijn drie soorten inkomen, ieder met een eigen tarief: Box 1: inkomen uit werk en woning; Box 2: inkomen uit aanmerkelijk belang; Box 3: inkomen uit sparen en beleggen. Daarnaast zijn er aftrekposten, die heten persoonsgebonden aftrekposten. Deze zijn in eerste instantie aftrekbaar van het inkomen in box 1, maar het inkomen mag door deze aftrekpost niet negatief worden. Het restant mag worden afgetrokken van het inkomen in box 3, maar ook daar mag het inkomen niet negatief worden. Vervolgens is box 2 aan de beurt en wat daar niet kan worden verrekend schuift door naar volgend jaar waar het, samen met de persoonsgebonden aftrekposten van dat jaar, weer in dezelfde volgorde in aftrek mag worden gebracht. Nadat de totale belasting in alle boxen is berekend, is de vrijstelling ter voorkoming van dubbele belasting aan de beurt. Hierop heeft u recht als u inkomsten uit het buitenland heeft waarvoor een vrijstelling geldt. Dat is het geval als deze inkomsten in het buitenland ook belast zijn. Daarna mag u van deze belasting nog de heffingskortingen aftrekken. Die zijn er in allerlei soorten en maten, afhankelijk van de persoonlijke omstandigheden. Als er al belasting is ingehouden, bijvoorbeeld op uw loon of op dividend dat u heeft ontvangen, mag u dat van de te betalen belasting aftrekken. Voordat wij op deze onderwerpen wat dieper ingaan, allereerst maar een schema dat u kunt gebruiken bij het lezen van de rest van dit onderdeel. Zo kunt u bijhouden waar u precies gebleven bent. 3

Schema belastingheffing Box1: inkomsten uit werk en woning - Winst uit onderneming --- - Inkomsten uit dienstbetrekking --- - Resultaat uit overige werkzaamheden --- - Periodieke uitkeringen en verstrekkingen --- - Inkomsten uit eigen woning --- - Negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen --- - Negatieve persoonsgebonden aftrekposten + --- Verminderd met - Uitgaven voor inkomensvoorzieningen --- - Premies voor lijfrentes --- - Premies Wet Arbeidsongeschiktheid Zelfstandigen + --- Verminderd met persoonsgebonden aftrekposten - Uitgaven voor onderhoudsverplichtingen --- - Verliezen op beleggingen in durfkapitaal --- - Uitgaven voor levensonderhoud kinderen --- - Uitgaven voor specifieke zorgkosten --- - Weekenduitgaven gehandicapten --- - Scholingsuitgaven --- - Uitgaven voor monumentenpanden --- - Giften + --- - --- Verliezen uit werk en woning uit voorafgaande jaren - --- Inkomsten uit werk en woning --- Belasting over inkomsten uit werk en woning --- Box 2: Inkomsten uit aanmerkelijk belang - Inkomsten uit aanmerkelijk belang --- - Verliezen uit aanmerkelijke belang - --- Inkomsten uit aanmerkelijk belang --- Belasting over inkomsten uit aanmerkelijk belang --- Box 3: Inkomsten uit sparen en beleggen - Gemiddeld belastbaar vermogen --- - Heffingvrij vermogen - --- Rendementsgrondslag --- Inkomsten uit sparen en beleggen (4%) --- Belasting over inkomsten uit sparen en beleggen (30%) --- + --- Verzamelinkomen --- + --- Belasting over verzamelinkomen --- Aftrek ter voorkoming van dubbele belasting - --- Heffingskortingen - --- Te betalen belasting --- Af: ingehouden loon- en dividendbelasting en buitenlandse bronbelasting op rente - --- Af: voorlopige aanslag - --- Bij: voorlopige teruggave + --- Te betalen/terug te ontvangen --- --- - --- 4

Drempelinkomen Een begrip dat heel veel terugkomt in allerlei regelingen is het drempelinkomen. Dit is het inkomen in alle boxen samen (verzamelinkomen), maar dan voordat de persoonsgebonden aftrekposten daarop in mindering zijn gebracht. Tarief Box 1 De inkomsten in box 1 worden belast met een progressief tarief. Dat wil zeggen dat de belasting hoger wordt naarmate het inkomen hoger wordt. Dat gaat in schijven. Er zijn vier belastingschijven. De eerste twee bestaan niet alleen uit belasting, maar ook uit premies volksverzekeringen. Dat zijn de AOW (Algemene Ouderdoms Wet), de AWBZ (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten) en de ANW (Algemene Nabestaanden Wet). Als u nog geen 65 jaar bent, kunt u uw tarief aflezen uit de volgende tabel: Inkomstenbelasting in box 1: nog geen 65 jaar bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan (beginbedrag) maar niet meer dan bedragen de belasting en premie plus van het meerdere dan het beginbedrag 0 17.878 0 33,50% 17.878 32.127 5.988 42,00% 32.127 54.776 11.972 42,00% 54.776-21.484 52,00% U heeft 26.000 inkomsten uit werk en woning. Over de eerste 17.878 betaalt u 5988 belasting, plus 42% over het meerdere. Dat meerdere is 26.000-17.878 = 8122. Daarvan is 42% een bedrag van 3411. Uw totale belasting in box 1 is daardoor 5988 + 3411 = 9399. U heeft 46.000 inkomsten uit werk en woning. Over de eerste 32.127 betaalt u 11.972 belasting, plus 42% over het meerdere. Dat meerdere is 46.000-32.127 = 14.249. Daarvan is 42% een bedrag van 5827. Uw totale belasting in box 1 is daardoor 11.972 + 5827 = 17.799. Als u het hele jaar 65 jaar of ouder bent, hoeft u geen premies voor de AOW te betalen. Het tarief in de eerste twee schijven is daardoor lager. De tabel luidt voor u: 5

Inkomstenbelasting in box 1: het hele jaar 65 of ouder bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan maar niet (beginbedrag) meer dan bedragen de belasting en premie plus van het meerdere dan het beginbedrag 0 17.878 0 15,60% 17.878 32.127 2.788 24,10% 32.127 54.776 6.221 42,00% 54.776-15.733 52,00% U heeft 26.000 inkomsten uit werk en woning. Over de eerste 17.878 betaalt u 2788 belasting, plus 24,10% over het meerdere. Dat meerdere is 26.000-17.878 = 8122. Daarvan is 24,10% een bedrag van 1957. Uw totale belasting in box 1 is daardoor 2788 + 1957 = 4745. U heeft 46.000 inkomsten uit werk en woning. Over de eerste 32.127 betaalt u 6221 belasting, plus 42% over het meerdere. Dat meerdere is 46.000-32.127 = 13.873. Daarvan is 42% een bedrag van 5827. Uw totale belasting in box 1 is daardoor 6221 + 5827 = 12.048. In het jaar dat u 65 jaar wordt, geldt er een speciale regeling. Voor de maanden dat u nog geen 65 bent, moet u in de eerste twee schijven wél premie AOW betalen en voor de rest van het jaar niet. U mag uw inkomen echter niet splitsen, maar neemt het inkomen uit werk en woning over het hele jaar. Er geldt echter een gemiddeld tarief in de eerste twee schijven dat afhangt van de maand waarin u 65 jaar wordt. U kunt dat aflezen uit de volgende tabel: maand waarin u 65 wordt percentage in schijf 1 percentage in schijf 2 januari 15,60% 24,10% februari 17,09% 25,59% maart 18,58% 27,08% april 20,08% 28,58% mei 21,57% 30,07% juni 23,06% 31,56% juli 24,55% 33,05% augustus 26,04% 34,54% september 27,53% 36,03% oktober 29,03% 37,53% november 30,52% 39,02% december 32,01% 40,51% 6

U wordt in maart 65 jaar. U heeft 26.000 inkomsten uit werk en woning. Over de eerste 17.878 betaalt u (18,58% van 17.878 =) 3321 belasting, plus 27,08% over het meerdere. Dat meerdere is 26.000-17.878 = 8122. Daarvan is 27,08% een bedrag van 2199. Uw totale belasting in box 1 is daardoor 3321 + 2199 = 5520. U heeft 46.000 inkomsten uit werk en woning. Over de eerste 17.878 betaalt u (18,58% van 17.878 =) 3321 belasting, over de tweede schijf van 14.249 betaalt u (27,08% van 14.249 =) 3858, plus 42% over het meerdere. Dat meerdere is 46.000-31.217 = 13.873. Daarvan is 42% een bedrag van 5826. Uw totale belasting in box 1 is daardoor 3321 + 3858 + 5826 = 13.005. Middeling Het tarief in box 1 is progressief, dat wil zeggen dat u een hoger percentage belasting betaalt naarmate uw inkomen hoger is. Als u in een bepaald jaar een heel hoog, of juist een heel laag inkomen heeft, betaalt u méér belasting dan wanneer u uw inkomen gelijkmatig over de jaren heen had ontvangen. Er is een regeling die de nadelige gevolgen van een ongelijkmatig inkomen enigszins verzacht, de middeling. Deze regeling werkt als volgt. - Tel van drie achtereenvolgende belastingjaren uw oorspronkelijke inkomens in box 1 bij elkaar op en deel deze door drie; - herbereken voor de aldus verkregen inkomens de verschuldigde belasting, met toepassing van het voor het desbetreffende jaar geldende schijventarief zonder aftrek van heffingskortingen; - bereken het verschil tussen hetgeen u over die drie jaar vóór en ná middeling aan belasting verschuldigd bent in box 1 zonder aftrek van heffingskortingen; - als dat verschil groter is dan 545, krijgt u het meerdere terug. U heeft over 2006 een inkomen van 80.000, over 2007 van 15.000 en over 2008 van 20.000. Zonder middeling betaalt u over deze inkomsten 34.961 (2006) + 5048 (2007) + 6919, dat is in totaal 46.928. Uw herrekende inkomen bedraagt 115.000 / 3 = 38.333. Uw belasting bedraagt 14.685 (2006) + 14.570 (2007) + 14.601 (2008), in totaal 43.856. Dat is 3072 minder dan zonder herrekening. U moet hier nog 545 van af halen en uw teruggave bedraagt 2527. Voor middeling moet u een schriftelijk verzoek indienen binnen 36 maanden nadat de laatste aanslag inkomstenbelasting die op de bij de middeling betrokken jaren betrekking heeft, onherroepelijk is komen vast te staan. Bij het verzoek moet u een berekening van de middeling overleggen. Na het verstrijken van de genoemde termijn kunt u nog om ambtshalve middeling verzoeken. Zo n verzoek wordt nog in behandeling genomen als u niet meer dan tien maanden te laat bent en de teruggaaf krachtens de middeling meer dan 10% van de herrekende belasting bedraagt, met een minimum van 681. Middeling is ook mogelijk voor het jaar waarin u 65 jaar oud wordt. Voor deze middelingsberekening wordt er van uitgegaan dat u de volledige premies voor de volksverzekeringen betaalt (dus de premies voor mensen die nog geen 65 jaar zijn). Als u in januari van het eerste jaar van het middelingstijdvak 65 bent geworden, betaalt u de gehele middelingsperiode geen premies AOW. Maar de berekening moet ook in dat geval uitgaan van volledige premieheffing. 7

Middeling is niet mogelijk voor een jaar dat al eerder in een middeling is betrokken. Tegen een beslissing van de fiscus over uw verzoek om middeling kunt u op dezelfde wijze bezwaar en beroep aantekenen als tegen een belastingaanslag. Box 2 Het tarief over de inkomsten uit aanmerkelijk belang bedraagt 25%. Box 3 Het tarief over de inkomsten uit sparen en beleggen bedraagt 30%. Welke inkomsten vallen in welke box? Wij zullen nu eerst in het kort uitleggen welke inkomsten in welke box worden belast en hoe die inkomsten worden vastgesteld. Box 1: Inkomen uit werk en woning Winst uit onderneming Ieder moet zijn eigen winst uit onderneming aangeven. We beginnen met winst uit onderneming. Een onderneming is een organisatie van arbeid en kapitaal waarmee door deelname aan het economische verkeer winst wordt beoogd, en ook redelijkerwijs kan worden verwacht. U kunt daarbij denken aan een winkel, een loodgietersbedrijf, een aannemersbedrijf enzovoort. Maar ook het uitoefenen van een beroep is voor de belastingheffing een onderneming. Dat geldt bijvoorbeeld voor advocaten, accountants, artsen, tandartsen, fysiotherapeuten, architecten en dergelijke. Onder winst uit onderneming wordt verstaan alle voordelen, verminderd met de kosten (een aantal kosten is beperkt in of uitgesloten van aftrek), die behaald worden door het uitoefenen van het bedrijf/beroep. Dat heet de totale winst. Maar dan moet nog bepaald worden welk deel in welk jaar moet worden aangegeven: dat heet de jaarwinst. De jaarwinst wordt bepaald door de regels van goed koopmansgebruik. Dat is niet een begrip dat is gedefinieerd in de wet, maar dat wel door de fiscale rechter in de loop van de tijd is vastgesteld. Als u in 2009 een opdracht heeft voltooid en de rekening pas in 2010 verstuurt, bepaalt goed koopmansgebruik dat de winst op deze opdracht tóch in 2009 moet worden verantwoord. Stuurt u in 2009 een rekening voor werk dat pas in 2010 uitgevoerd zal worden, dan mag u het resultaat niet al in 2009 in de winst opnemen: dat moet worden doorgeschoven naar 2010. En krijgt u een rekening die (deels) betrekking heeft op het volgende jaar, dan mag u de kosten ook pas (deels) in volgend jaar verantwoorden. Als u zaken in uw onderneming gebruikt, kunt u die zaken in privé houden, of op de ondernemingsbalans zetten. Soms is het verplicht om ze in privé te houden, namelijk als het privé-gebruik erg overheersend is, soms moet u ze op de ondernemingsbalans zetten en soms mag u kiezen. Van de zaken die u in privé houdt, mag u in een aantal gevallen de zakelijk gemaakte kosten aftrekken. Van de ondernemingszaken mag u alle kosten in de meeste gevallen in aftrek brengen, maar moet u een bedrag bij de winst tellen voor eventueel privé gebruik dat u van die zaken maakt. Als u als ondernemer voldoet aan het urencriterium (kort gezegd u werkt 1225 uur in het jaar in uw onderneming, voor details zie de module Winst uit onderneming ) heeft u recht 8

op een aantal extra aftrekposten en mogelijkheden om winst te reserveren. Het zijn deze ondernemersfaciliteiten die het ondernemerschap zo interessant maken. Resultaat uit overige werkzaamheden Ieder moet zijn eigen resultaat uit overige werkzaamheden aangeven. In een aantal gevallen kunnen uw activiteiten niet als onderneming worden aangemerkt, maar moet u wel belasting betalen over het resultaat. Dit is bijvoorbeeld het geval bij freelancers, huishoudelijke hulpen, alfahulpen en dergelijke. De inkomsten moeten worden aangegeven en de kosten mogen worden afgetrokken, zij het dat er soms beperkingen gelden. Ook predikanten, raadslieden, leden van Eerste en Tweede Kamer en dergelijke moeten hun inkomsten aangeven als resultaat uit overige werkzaamheden. Verder kan het zijn dat u zaken in eigendom heeft die u ter beschikking stelt aan een zogenoemde verbonden persoon. Dit is een hele groep mensen tot wie u in een nauwe relatie staat, bijvoorbeeld de fiscale partner. Als deze persoon de zaak in zijn onderneming gebruikt, moet u daarvoor een zakelijke vergoeding aangeven als resultaat uit overige werkzaamheden. U mag de kosten daarvan dan aftrekken. De verbonden persoon mag de zakelijke vergoeding van zijn winst aftrekken (tenzij er een aftrekbeperking geldt). Hetzelfde geldt als u een vermogensbestanddeel ter beschikking stelt aan de BV waarin u of een verbonden persoon een aanmerkelijk belang heeft (bezit van 5% of meer van de aandelen in een besloten of naamloze vennootschap). Onder overige werkzaamheden wordt ook verstaan het rendabel maken van vermogen op een manier die normaal, actief vermogensbeheer te buiten gaat. Hieronder vallen onder meer het productief maken van auteursrechten of een octrooi door de auteur of uitvinder zelf, en het uitponden van onroerende zaken. U kunt meer lezen over resultaat uit overige werkzaamheden in de module Loon en resultaat uit overige werkzaamheden. Loon uit dienstbetrekking Ieder moet zijn eigen loon uit dienstbetrekking aangeven. Het grootste deel van de Nederlandse beroepsbevolking heeft met deze categorie te maken. U heeft een baan en ontvangt van uw werkgever salaris. Uw werkgever houdt alvast een stuk belasting voor u in, de loonbelasting. Dit is een voorheffing op de inkomstenbelasting en mag daarmee verrekend worden (zie par. Voorheffingen ). De loonbelasting kent hetzelfde tarief als de inkomstenbelasting en als u geen andere inkomsten of aftrekposten heeft, zal u niet hoeven bij te betalen en krijgt u ook geen bedrag terug van de fiscus. De kosten van een dienstbetrekking zijn maar zeer beperkt aftrekbaar. Er bestaat uitsluitend recht op de reisaftrek voor reizen van de woning naar het werk (woon-werk verkeer) als dat met het openbaar vervoer gebeurt en u een OV-verklaring heeft. Overige kosten zijn niet aftrekbaar. Uw werkgever mag u wel een aantal kosten belastingvrij vergoeden. U kunt daarover lezen in de module Loon uit dienstbetrekking. Belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen Ieder moet zijn eigen periodieke uitkeringen en verstrekkingen aangeven. Onder deze noemer valt een bonte verzameling van periodieke uitkeringen. Het gaat hier om bijvoorbeeld lijfrente-uitkeringen (op veruit de meeste wordt loonheffing ingehouden, die moeten dan bij loon uit vroegere dienstbetrekking worden aangegeven), ontvangen alimentatie en afkoopsommen daarvan, periodieke inkomsten ter vervanging van gederfde of 9

te derven inkomsten. Met name de ontvangen alimentatie en alles wat verder met echtscheiding te maken heeft, is behoorlijk lastig. Kosten die u maakt voor deze inkomsten zijn aftrekbaar. U kunt over deze onderwerpen alles lezen in de module Periodieke uitkeringen. Inkomsten uit eigen woning Het saldo van de inkomsten uit eigen woning (positieve inkomsten min aftrekbare kosten) mag over u beiden worden verdeeld als u het hele jaar dezelfde fiscale partner heeft. Heeft u slechts een deel van het jaar een fiscale partner, dan moet ieder zijn eigen inkomsten aangeven. Één van de meest belangrijke onderwerpen van de belastingaangifte. Zeer tegen het systeem van de wet in, wordt het bezit van een eigen woning in box 1 belast. Het systeem van de wet zou belastingheffing in box 3 voorschrijven, net zoals andere vermogensbestanddelen. Maar dat ligt politiek gevoelig. En daarbij gaat het niet om het aangeven van de inkomsten, maar met name om de aftrek van de kosten. Wie een eigen woning (woonboot of woonwagen) heeft en dat als hoofdverblijf gebruikt, moet een bepaald percentage van de WOZ-waarde (WOZ staat voor Wet Waardering Onroerende Zaken) als inkomsten aangeven. Het percentage is niet hoog, slechts 0,55% voor huizen met een WOZ-waarde van 75.000 of meer en bij goedkopere huizen nog lager. Verder moet als inkomsten worden aangegeven het belastbare deel van een kapitaalverzekering eigen woning (spaar- of levenhypotheek) en het belastbare rendement uit een spaarrekening eigen woning of een beleggingsrecht eigen woning. Van de inkomsten uit tijdelijke verhuur van de eigen woning moet 75% worden aangegeven. Aftrekbaar zijn de rente en kosten van geldlening. Maar daarvoor geldt een aantal aftrekbeperkingen. Dus niet alle rente is altijd aftrekbaar. Daarnaast zijn aftrekbaar de periodieke betalingen voor het recht van erfpacht, opstal of beklemming. Vooral in grote gemeenten kunt u daarmee te maken krijgen. Over al deze onderwerpen kunt u uitgebreide informatie vinden in de module Eigen woning. Negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen Ieder moet zijn eigen negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen aangeven. Als u premies voor een lijfrente heeft afgetrokken en u krijgt deze terug, moet u dat bedrag als negatieve uitgave voor inkomensvoorzieningen bij uw inkomen tellen. Dat geldt ook als u een lijfrente afkoopt tegen de regels in. U kunt hierover alles lezen in de module Periodieke uitkeringen. Negatieve persoonsgebonden aftrekposten De persoonsgebonden aftrekposten mogen worden verdeeld als u het hele jaar een fiscale partner heeft. Als u bij het aangeven van de negatieve persoonsgebonden aftrekpost nog steeds dezelfde fiscale partner heeft, moet de teruggave worden verdeeld zoals de oorspronkelijke post is afgetrokken. Als u een teruggave krijgt van een persoonsgebonden aftrekpost of u krijgt daarvoor achteraf een vergoeding (bijvoorbeeld voor ziektekosten), moet u dit bedrag bij uw inkomen tellen voor zover de oorspronkelijke post daadwerkelijk in aftrek is gebracht. Gaat het bijvoorbeeld om een vergoeding van ziektekosten, dan hoeft u de vergoeding niet aan te geven als de betreffende post niet in aftrek is gebracht omdat de ziektekosten niet boven de drempel uitkwamen. Voor zover van belang zullen wij deze negatieve persoonsgebonden aftrekposten behandelen in de module waar de aftrekpost zelf wordt behandeld. Uitgaven voor inkomensvoorzieningen Deze post is strikt persoonlijk, ieder moet zijn eigen uitgaven aftrekken. 10

U mag de premie of koopsom voor een lijfrente en de inleg op een lijfrentespaarrekening of lijfrentebeleggingsrecht in aftrek brengen als u over het belastingjaar of de zeven voorafgaande jaren een tekort in pensioenopbouw heeft. Dat moet op een voorgeschreven wijze worden berekend. Verder zijn aftrekbaar de premie voor een lijfrente voor een meerderjarig invalide kind of kleinkind en premies voor aanspraken op een periodieke uitkering voor invaliditeit, ziekte of ongeval. De uitkeringen zijn later belast in box 1 als inkomsten uit periodieke uitkeringen en verstrekkingen. Als u de premies niet heeft afgetrokken, geldt voor deze belastingheffing de (beperkte) saldomethode. U hoeft over (een deel van) de niet-afgetrokken premies geen belasting te betalen. U kunt hierover alles lezen in de module Aftrek lijfrentepremies en Periodieke uitkeringen. Persoonsgebonden aftrekposten Als u het hele jaar dezelfde fiscale partner heeft, mag u deze posten over u beiden verdelen. Heeft u slechts een deel van het jaar een fiscale partner, dan gelden verschillende regels voor de afzonderlijke posten. Deze worden in de betreffende module behandeld. Dit is een bonte verzameling van aftrekposten die in verschillende modules worden behandeld. Kenmerk van de persoonsgebonden aftrekposten is dat zij in eerste instantie aftrekbaar zijn van het inkomen in box 1, maar het inkomen mag door deze aftrekpost niet negatief worden. Het restant mag worden afgetrokken van het inkomen in box 3 (bestaande uit 4% van uw belastbare vermogen), maar ook daar mag het inkomen niet negatief worden. Vervolgens is box 2 aan de beurt en wat daar niet kan worden verrekend schuift door naar volgend jaar waar het, samen met de persoonsgebonden aftrekposten van dat jaar, weer in dezelfde volgorde in aftrek mag worden gebracht. Verlies uit werk en woning Het verlies wordt in aftrek gebracht door degene die het heeft geleden. Uw inkomen in box 1 kan negatief zijn. Het kan zijn dat uw onderneming verlies maakt, of dat u een grote aftrekpost heeft. Persoonsgebonden aftrekposten kunnen echter niet tot een verlies leiden. Een verlies uit werk en woning mag worden verrekend met inkomsten uit werk en woning van de afgelopen drie jaar (oudste eerst) en van de komende negen jaren. Ondernemingsverlies kende tot 2007 geen beperking in toekomstige verliesverrekening. Vanaf 1 januari 2007 gelden voor deze verliezen de normale regels, hetgeen inhoudt verrekening met de achterliggende drie jaren en de negen volgende jaren. Verliezen uit de jaren 2002 en eerder zijn nog verrekenbaar tot en met het jaar 2011. Als uw verlies wordt verrekend met inkomsten uit reeds verstreken jaren, krijgt u over die jaren waarschijnlijk (maar niet altijd) geld terug. Uw inkomen wordt door het verlies immers lager en er is over dat oude jaar dan ineens minder belasting verschuldigd. U had in 2006 een inkomen uit werk en woning van 45.000. De top van uw inkomen viel toen in het 42%-tarief. In 2009 maakt u een verlies uit werk en woning van 10.000. Uw inkomen over 2006 wordt achteraf vastgesteld op 35.000. U krijgt van de fiscus nu 42% van 10.000 terug, dat is dus 4200. 11

Het verlies uit werk en woning wordt door de inspecteur bij beschikking vastgesteld. Als u het daarmee niet eens bent, kunt u binnen zes weken bezwaar maken bij de inspecteur. Voor het oude jaar krijgt u tegelijkertijd een beschikking waarin de aanslag over dat jaar wordt verminderd. Is over het oude jaar geen aanslag opgelegd, dan wordt u uitgenodigd om over dat jaar alsnog aangifte te doen. Dan kan daarna een aanslag worden opgelegd (eventueel van nul) en het verlies worden verrekend. Box 2: Inkomsten uit aanmerkelijk belang Als u het hele jaar dezelfde partner heeft, mag het inkomen uit aanmerkelijk belang over u beiden worden verdeeld. Als u slechts een deel van het jaar een fiscale partner heeft, moet ieder zijn eigen inkomen aangeven. Er is, kort gezegd, sprake van een aanmerkelijk belang als u minimaal 5% van de aandelen bezit in een besloten vennootschap (BV) en een naamloze vennootschap (NV). Bij deze beoordeling tellen niet alleen uw eigen aandelen mee, maar ook die van bepaalde familieleden. U kunt dat allemaal nalezen in de module Aanmerkelijk belang. Het bezit van een aanmerkelijk belang op zichzelf leidt niet tot belastingheffing. Het zijn uitsluitend de inkomsten die belast worden. Er zijn twee soorten inkomsten uit aanmerkelijk belang. De reguliere voordelen worden voornamelijk gevormd door dividenduitkeringen en de vervreemdingsvoordelen bestaan uit de verkoopwinst van de aandelen. Maar ook als aandelen vererven, of geschonken worden, is er sprake van een vervreemding. Meestal hoeft dan niet afgerekend te worden, maar kan de belasting doorgeschoven worden naar de verkrijger. Kosten ter verwerving, inning en behoud van de inkomsten uit aanmerkelijk belang zijn aftrekbaar in box 2. U kunt daarbij denken aan de rente op een lening die u bent aangegaan om de aandelen aan te kopen. Verlies uit aanmerkelijk belang Dit verlies wordt in aanmerking genomen bij degene die het negatieve inkomen heeft aangegeven. Een verlies uit aanmerkelijk belang kan alleen maar worden verrekend met positieve inkomsten uit aanmerkelijk belang van het afgelopen jaar en de negen volgende jaren. Maar daar moet u dan wel nog een aanmerkelijk belang voor hebben. Als u een verlies maakt door het verkopen van uw aanmerkelijk belang, zou u dit verlies nooit meer kunnen verrekenen. Dat is niet de bedoeling. Daarom is bepaald dat u van het verlies 25% mag verrekenen met de belasting over het inkomen in box 1 in het tweede jaar dat u geen aanmerkelijk belang meer heeft. Dan krijgt u toch nog de 25% belasting (tarief in box 2) terug over dit verlies. U kunt hierover alles lezen in de module Aanmerkelijk belang. Box 3: inkomsten uit sparen en beleggen. Als u het hele jaar dezelfde fiscale partner heeft, mag het vermogen in box 3, en daarmee het inkomen, worden verdeeld over u beiden. Heeft u slechts een deel van het jaar een fiscale partner, dan geeft ieder zijn eigen vermogen aan. Box 3 belast de inkomsten uit sparen en beleggen. Het gaat daarbij niet om de werkelijke inkomsten, maar om een vast percentage van 4% van uw vermogen. Dat vermogen wordt berekend als het gemiddelde vermogen per 1 januari en 31 december van het belastingjaar (peildatum). Als de belastingplicht eerder eindigt of later begint (bijvoorbeeld door im- en emigratie, geboren worden of overlijden) wordt het gemiddelde over dat deel van het jaar genomen en wordt het percentage van 4% evenredig verminderd. Als uw partner in 2009 is 12

overleden, mag het vermogen in box 3 niet tussen u beiden worden verdeeld, zelfs niet als u kiest voor het hele jaar partnerschap. U moet voor ieder het eigen vermogen aangeven. Het vermogen bestaat uit bezittingen verminderd met schulden (dit heet de rendementsgrondslag). Voor beiden geldt dat ze niet in een andere box in aanmerking mogen zijn genomen (zie box-volgorde). Er zijn vrijstellingen voor bepaalde soorten bezittingen en een deel van uw vermogen wordt vrijgelaten (heffingvrij vermogen). Een negatief gemiddeld vermogen wordt op nul gesteld. U kunt alles over box 3 lezen in de module Sparen en beleggen. Box-volgorde Om te beoordelen in welke box een bepaald inkomensbestanddeel of aftrekpost thuishoort, moet u beginnen in box 1. Daar staat opgesomd welke posten hiertoe behoren. Valt een post hier niet onder, dan is box 2 aan de beurt. En past de post ook daar niet, dan valt het vermogensbestanddeel in box 3. Dat geldt zowel voor de bezittingen als voor de schulden. U heeft een onderneming die u uitoefent in een eigen bedrijfspand. Dat pand staat op de balans van de onderneming. Ondernemingswinst valt in box 1 en het pand wordt dus niet in box 3 belast. Hetzelfde geldt voor ondernemingsschulden en voor bankrekeningen die op naam van de onderneming staan. U heeft een eigen woning die u als hoofdverblijf gebruikt. Deze woning wordt in box 1 belast, en de rente van de schuld voor deze woning mag u in box 1 aftrekken. Daarom zijn noch de woning, noch de schuld belast in box 3. U koopt alle aandelen in een BV en leent daarvoor geld. De rente op deze lening is aftrekbaar in box 2. Daarom valt de schuld niet in box 3. Boxhoppen In sommige gevallen is het mogelijk om vlak voor de peildatum (31 december en 1 januari) van box 3 vermogen van box 3 naar box 2 of box 1 te verplaatsen. Dat vermogen telt dan niet mee voor de belastingheffing in box 3. Vervolgens kan het vermogen vlak na de peildatum weer teruggeschoven worden naar box 3. U zou dan de belastingheffing in box 3 missen. In de periode dat het vermogen in box 1 zit, moeten de werkelijke inkomsten worden aangegeven, maar omdat die periode maar erg kort is, zal dat een zeer gering bedrag zijn en op deze manier wordt de belastingheffing bijna helemaal ontlopen. Dit gedrag wordt fiscaal afgestraft. Hoe dat gebeurt kunt u nalezen in de module Sparen en beleggen. Minderjarige kinderen Een kind is minderjarig als het jonger dan 18 jaar is. Een kind dat jonger is dan 18 jaar, is meerderjarig zodra het is getrouwd of een geregistreerd partnerschap is aangegaan. Voor de inkomstenbelasting is een kind uw kind als aan een van de volgende voorwaarden wordt voldaan: - Als het kind is geboren tijdens een huwelijk is het een kind van beide echtgenoten; - Als de ouders niet waren getrouwd toen het kind werd geboren, is het alleen een kind van de vader als deze het heeft erkend; 13

- Een geadopteerd kind is uw kind; - Een stiefkind is ook uw kind. Dat geldt zelfs als u inmiddels gescheiden bent van de ouder van dat kind. - Een pleegkind is uw kind. Daarvoor is nodig dat u het kind onderhoudt en opvoedt als eigen kind. Vooral het onderhoudsvereiste kan nog wel eens een struikelblok zijn. Als er andere bronnen van financiële middelen zijn, zoals alimentatie of uitkeringen van een voogdijvereniging, wordt niet voldaan aan het onderhoudsvereiste en is dit kind niet uw pleegkind. Dit is anders als u als ouder zodanig bijdraagt in het levensonderhoud van dat kind, dat u aan het onderhoudsvereiste van 408 per kwartaal voldoet. De volgende inkomsten moeten worden aangegeven door de ouder die het ouderlijke gezag uitoefent over het kind: - Resultaat uit overige werkzaamheden anders dan door het verrichten van arbeid; - Inkomsten uit eigen woning; - Inkomsten uit aanmerkelijk belang; - Inkomsten uit sparen en beleggen. Als u als gescheiden ouder het gezag uitoefent over een minderjarig kind en de andere ouder oefent eveneens het gezag uit, moet u de helft hiervan aangeven. Als u het hele jaar dezelfde fiscale partner heeft, mag u deze inkomsten over u beiden verdelen. Als uw partner in 2009 is overleden, mag het vermogen in box 3 niet tussen u beiden worden verdeeld, u moet voor ieder het eigen vermogen aangeven. Het vermogen van uw minderjarige kinderen moet als volgt worden aangegeven. Voor uw overleden partner geeft u zowel per 1 januari als per overlijdensdatum de helft van het vermogen van de kinderen aan. Voor uzelf geeft u per 1 januari de helft aan en per 31 december het volle vermogen van uw kinderen. Alle andere inkomsten moeten door het kind zelf worden aangegeven. Vrijstelling ter voorkoming van dubbele belasting Als u buitenlands inkomen heeft, is het niet onwaarschijnlijk dat u daarover in het buitenland belasting moet betalen. Om te voorkomen dat u in twee landen tegelijk over hetzelfde inkomen belasting moet betalen, heeft Nederland met heel veel landen belastingverdragen gesloten. Deze bepalen in welk land bepaalde inkomsten belast mogen worden. En is er geen verdrag, dan is er nog het Besluit ter voorkoming van dubbele belasting die in sommige situaties dubbele belastingheffing voorkomt. Wij geven hier alleen de hoofdregels. - Winst uit onderneming is belast in het land waar de onderneming is gevestigd of waar winst behaald door middel van een vaste inrichting. - Inkomsten uit dienstbetrekking (niet zelfstandige arbeid) is in het algemeen belast in het land waar de dienstbetrekking wordt uitgeoefend. Daar zijn wel uitzonderingen op, bijvoorbeeld als dit minder dan 183 dagen in een jaar is en de beloning niet wordt betaald door een bedrijf in dat andere land (183 dagenregeling). - Inkomsten uit onroerend goed zijn belast in het land waar het is gelegen. - Inkomsten uit effecten, bankrekeningen en dergelijke zijn belast in het land waar de ontvanger van de inkomsten woont, maar er mag vaak belasting worden ingehouden in het andere land. Als inkomsten ter belastingheffing zijn toegewezen aan het buitenland, moeten ze allereerst tóch worden aangegeven bij uw totale inkomsten. Dus buitenlands loon moet worden 14

aangegeven bij inkomsten uit dienstbetrekking (daarvoor is een aparte vraag), heeft u onroerend goed in het buitenland, dan moet dat eerst in box 3 worden aangegeven. U geeft, met andere woorden, uw hele wereldinkomen aan. Vervolgens wordt er een aftrek verleend voor dubbele belasting. Deze aftrek werkt anders uit voor box 1, 2 en 3. Het programma rekent de aftrek uit. Box 1 In box 1 werkt de vrijstelling als volgt. U bepaalt de buitenlandse inkomsten in box 1 (teller). U neemt vervolgens uw totale inkomen in box 1 inclusief de buitenlandse inkomsten. Daar mag u de persoonsgebonden aftrekposten van aftrekken (tenzij uw inkomen voor 90% of meer uit het buitenland afkomstig is en u daar al aftrek heeft voor persoonlijke posten). Dit heet de noemer. Vervolgens bepaalt u hoeveel belasting u over het inkomen in box inclusief het buitenlandse inkomen, verschuldigd bent. In de eerste twee schijven gaat het daarbij alleen om het belastingdeel en niet het deel voor de premies volksverzekeringen, dat daar een onderdeel uitmaakt van het tarief. De vrijstelling bedraagt nu teller/noemer x belasting over inkomen in box 1. U heeft 40.000 Nederlands loon en 15.000 buitenlands loon. Uw inkomsten uit eigen woning zijn 10.000 negatief. Uw inkomen in box 1 is dan 45.000. Daarover bent u 7373 belasting verschuldigd (dit is zo weinig omdat het belastingtarief in de eerste en tweede schijf zo laag is, het overgrote deel bestaat uit premies volksverzekeringen). Uw vrijstelling bedraagt nu 15.000/45.000 x 7373 = 2458. Dit bedrag wordt in mindering gebracht op de belasting over uw totale inkomen, dus inclusief het inkomen in box 2 en 3. Als uw buitenlandse inkomen hoger is dan uw totale inkomen in box 1, kunt u een deel van uw aftrek ter voorkoming van dubbele belasting niet gebruiken. Dit deel van het buitenlandse inkomen mag dan worden doorgeschoven naar het volgende jaar om daar alsnog vrijgesteld te worden. Dat houdt in dat u in uw aangifte over 2009 moet controleren of u nog buitenlandse inkomsten uit vorige jaren heeft die nog niet verrekend zijn. Die mag u dan in dit jaar alsnog verrekenen. U kunt dit bedrag invullen bij de betreffende vraag bij de rubriek Vrijstelling ter voorkoming van dubbele belasting. U heeft 10.000 Nederlands loon, 40.000 buitenlands loon en een aftrekpost voor de eigen woning van 15.000. Uw inkomen in box 1 bedraagt daarmee 35.000. Van uw buitenlandse loon leidt 5000 niet tot een vrijstelling. Voor dit bedrag mag u volgend jaar vrijstelling vragen. En dan kan het nog zijn dat uw buitenlandse inkomen negatief is. Dat kan met name het geval zijn bij een buitenlandse onderneming. Uw totale inkomen wordt door dit verlies lager en u betaalt daardoor minder belasting. Maar als uw buitenlandse inkomen in een volgend jaar weer positief is, moet eerst het buitenlandse verlies daarmee worden verrekend voordat u weer recht heeft op vrijstelling. U heeft 10.000 Nederlands loon en 4.000 verlies uit een buitenlandse onderneming. U betaalt in box 1 maar belasting over 6000. Volgend jaar maakt de 15

onderneming 13.000 winst. U mag nu maar voor 9000 vrijstelling ter voorkoming van dubbele belasting vragen. Box 2 Als u inkomen uit een buitenlands aanmerkelijk belang ontvangt, mag u daarvoor alleen de ingehouden bronbelasting verrekenen. Er bestaat verder geen recht op vrijstelling. Box 3 Onroerend goed In box 3 werkt de vrijstelling voor onroerend goed (huis in het buitenland) als volgt. U geeft allereerst de waarde van het huis aan in box 3 op iedere peildatum. De schuld geeft u eveneens per peildatum aan. Schulden zijn slechts aftrekbaar voor zover zij hoger zijn dan 5800. Voor het saldo van huis en schuld krijgt u vrijstelling die als volgt wordt berekend. Het inkomen over de waarde van huis minus schuld (4% daarvan, dus) deelt u door het inkomen over uw totale vermogen in box 3 verlaagd met de schuldendrempel (inclusief huis min schuld, zonder aftrek van heffingvrij vermogen en eventueel verminderd met de persoonsgebonden aftrekposten die u in box 3 in aftrek brengt) en u vermenigvuldigt de uitkomst met de belasting die u in box 3 verschuldigd bent. Uw totale belasting in box 3 wordt nu verminderd met deze vrijstelling. Uw vermogen ziet er als volgt uit (per 1 januari hetzelfde als per 31 december): Waarde huis in het buitenland 150.000 Schuld voor dit huis -100.000 Overig vermogen 210.000 Uw totale vermogen in box 3 bedraagt dus 260.000. Uw rendementsgrondslag bedraagt 260.000 plus de schuldendrempel van 5800, dat is 265.800. Na aftrek van uw heffingvrije vermogen van 41.322 betaalt u belasting over 4% van 224.478, dat is 30% over 8979 = 2693. Uw vrijstelling bedraagt: ( 150.000 100.000) / 260.000 x 2693 = 518. U betaalt in box 3 2693-518 = 2175 belasting. Als u een buitenlandse bezitting gedurende het jaar koopt of verkoopt neemt u voor de berekening van de vrijstelling een evenredig deel van bezit schuld. In box 3 moet u echter wel gewoon de waarde per peildatum aangeven. Dat ziet er als volgt uit. U koopt op 1 april een huis in Frankrijk. Waarde 150.000, schuld 100.000. Uw overige vermogen bedraagt 210.000. U geeft in box 3 aan (gemiddeld) Waarde huis (gemiddelde van 1 januari en 31 december) 75.000 Schuld (idem) -50.000 Overig vermogen 210.000 Uw totale vermogen bedraagt 235.000. Uw rendementsgrondslag bedraagt 235.000 + 5800 schuldendrempel = 240.800. Na aftrek van het heffingvrije vermogen van 41.322 is dat 199.478, waarover u 4% inkomen aangeeft met 30% belastingheffing daarover. U betaalt dus 2393 belasting. Uw vrijstelling bedraagt: 9/12 (9 maanden) x ( 150.000-100.000) = 37.500/235.000 x 2393 = 382. U betaalt in box 3 dus 2393-382 = 2011 belasting. 16

Bronbelasting op buitenlandse dividenden Nederland heeft met veel landen verdragen ter voorkoming van dubbele belasting. Als een buitenlandse maatschappij dividenden uitkeert aan Nederlandse belastingplichtigen en daarop belasting inhoudt, dan zorgen deze verdragen ervoor dat (in ieder geval een deel van) deze buitenlandse belasting verrekend mag worden met de Nederlandse inkomstenbelasting over de aandelen. Hoeveel precies dat is, hangt af van het land waar de dividenden vandaan komen. U kunt het exacte percentage navragen bij de belastingtelefoon: 0800-0543. De verrekening van buitenlandse bronbelasting kan nooit tot een teruggave leiden. Er kan niet méér verrekend worden dan de belasting die in box 3 wordt betaald. Het niet verrekende deel schuift door naar volgende jaren. Heeft u uit voorgaande jaren nog bronbelasting die toen niet verrekend kon worden, dan mag u dat dit jaar verrekenen. Hierover vindt u een speciale vraag in het aangifteprogramma bij de vrijstelling voor box 3- inkomsten. Heffingskortingen Nadat de belasting over alle boxen bij elkaar is opgeteld, mag u daar de heffingskortingen nog op mindering brengen. Deze heffingskortingen zijn er, afhankelijk van uw persoonlijke omstandigheden, in diverse soorten en maten. De meeste heffingskortingen zijn hoger als u nog geen 65 jaar bent. Na uw 65 e verjaardag gaat het tarief in de eerste twee schijven omlaag omdat u dan geen premie AOW hoeft te betalen. De meeste heffingskortingen hebben ook een AOW-deel en gaan daarom omlaag zodra u 65 wordt. In het jaar van 65 worden wordt dit, net als het tarief in de eerste twee schijven, herrekend naar het aantal volle maanden dat u 65 bent. Als u aangifte doet met het programma van de belastingdienst, wordt dat gelukkig voor u uitgerekend. Wij beginnen met de tabel met daarin alle heffingskortingen met bijbehorende bedragen, om daarna de heffingskortingen voor gehuwden te behandelen. jonger dan 65 jaar ouder dan 65 jaar Algemene heffingskorting 2.007 935 Arbeidskorting (maximaal) - tot 57 jaar 1.504-57, 58 of 59 jaar 1.762-60 of 61 jaar 2.018-62 jaar of ouder 2.274 1060 Vermindering maximum 24 10 arbeidskorting Doorwerkbonus maximum - 61 jaar 2296-62 jaar 3215-63 jaar 4592-64 jaar 919-65 jaar 919-66 jaar of ouder 460 Inkomensafhankelijke combinatiekorting 1765 823 17

Ouderschapsverlofkorting (per opgenomen verlofuur) 3,99 Alleenstaande-ouderkorting 902 421 Aanvullende alleenstaandeouderkorting (maximaal) Jonggehandicaptenkorting 678 1.484 692 Ouderenkorting 661 Alleenstaande ouderenkorting 410 Levensloopverlofkorting (per jaar van deelname) 195 Korting maatschappelijke 1,3% *) 1,3% *) beleggingen Korting beleggingen in durfkapitaal 1,3% *) 1,3% *) *) van het vrijgestelde bedrag in box 3 Algemene heffingskorting Hierop heeft iedereen recht. Bent u nog geen 65 jaar, dan bedraagt hij 2007. Bent u het hele jaar 65, dan is het bedrag 935. Het bedrag wordt evenredig verminderd in het jaar waarin u 65 jaar wordt. Let op: soms wordt niet de hele heffingskorting uitbetaald aan de minstverdiende partner. Zie Heffingskortingen en fiscaal partnerschap. Arbeidskorting Iedereen die betaald arbeid verricht, heeft recht op de arbeidskorting. Deze korting wordt berekend over de arbeidskortinggrondslag, dat is het gezamenlijke bedrag van de met tegenwoordige arbeid genoten winst uit onderneming, resultaat uit overige werkzaamheden, loon, waaronder wordt verstaan uitkeringen wegens tijdelijke arbeidsongeschiktheid (wel: ZW-uitkering; niet: WIA/WAO/WAZ/Wajong-uitkeringe of soortgelijke buitenlandse uitkering) en WAZO-uitkering en aanvulling door werkgever. Als u op 1 januari van het belastingjaar jonger bent dan 65 jaar bedraagt de arbeidskorting over de eerste 8859 1,738%, dat is maximaal 154. Over het meerdere wordt een verschillend percentage berekend afhankelijk van uw leeftijd op 1 januari van het belastingjaar. tot 57 jaar 12,381% de maximale totale arbeidskorting bedraagt: 1.504 57 t/m 59 jaar 14,747% de maximale totale arbeidskorting bedraagt: 1.762 60 t/m 61 jaar 17,095% de maximale totale arbeidskorting bedraagt: 2.018 62 t/m 64 jaar 19,442% de maximale totale arbeidskorting bedraagt: 2.274 Dit maximum wordt verminderd met 1,25% van de arbeidskortinggrondslag boven 42.509, maar maximaal met 24. Als u op 1 januari 65 jaar of ouder bent bedraagt de arbeidskorting over de eerste 8859 0,81% van de arbeidskortinggrondslag, dat is maximaal 72. Over het meerdere bedraagt hij 9,054%. Het maximum van de totale arbeidskorting bedraagt hier 1060. Dit maximum wordt verminderd met 0,581% van de arbeidskortinggrondslag boven 42.509, maar maximaal met 10. 18

Als uw arbeidskortinggrondslag maximaal 42.509 is, bedraagt de arbeidskorting ten minste de voor de loonheffing genoten arbeidskorting, maar nooit meer dan het hierboven genoemde maximum. Doorwerkbonus Als u aan het begin van het kalenderjaar 61 jaar of ouder bent en u een arbeidskortinggrondslag (zie bij arbeidskorting) heeft van meer dan 8859 heeft u recht op de doorwerkbonus. De doorwerkbonus bedraagt het navolgende percentage van uw arbeidskortinggrondslag tot het daarachter genoemde maximum. Leeftijd op 1 januari Percentage Maximum 61 jaar 5% 2296 62 jaar 7% 3215 53 jaar 10% 4592 64 jaar 2% 919 65 jaar 2% 919 66 jaar of ouder 1% 460 Inkomensafhankelijke combinatiekorting Als u met werkzaamheden buiten uw huishouden (de arbeidskortinggrondslag) meer dan 4619 verdient of in aanmerking komt voor de zelfstandigenaftrek heeft u recht op de inkomensafhangelijke combinatiekorting. Verder is vereist dat u gedurende meer dan zes maanden een kind dat op 1 januari 2009 nog geen twaalf jaar oud was, tot uw huishouden kunt rekenen dat op uw woon- of briefadres ingeschreven staat in de Basisadministratie Persoonsgegevens (het bevolkingsregister). Deze laatste eis van inschrijving geldt niet voor zogenoemde co-ouders (gescheiden ouders die in gelijke mate voor hun kinderen zorgen). Bovendien moet een lager inkomen uit tegenwoordige arbeid hebben dan uw partner. Onder partner wordt hier tevens verstaan een verbonden persoon. Een verbonden persoon is iemand uit de volgende groep van personen: degene met wie u een notarieel samenlevingscontract heeft gesloten; degene die voor de toepassing van uw pensioenregeling als uw partner is aangemeld; degene met wie u samen een woning bewoont die voor u beiden als eigen woning wordt aangemerkt en die mede aansprakelijk is voor een hypothecaire schuld op die woning; degene met wie u gedurende minimaal zes maanden in het kalenderjaar op hetzelfde adres staat ingeschreven in de Basisadministratie Persoonsgegevens en die overigens voldoet aan de vereisten voor het fiscale partnerschap, tenzij u aannemelijk kunt maken dat er geen sprake is van een gemeenschappelijke huishouding; Als de termijn van zes maanden niet wordt gehaald vanwege het overlijden van het kind, dan blijft toch recht bestaan op deze korting. De inkomensafhankelijke combinatiekorting bedraagt, als u nog geen 65 jaar bent, 770 plus 3,8% van de arbeidskortinggrondslag boven 4619, maar maximaal 1765. Als u 65 jaar of ouder bent, is de inkomensafhankelijke combinatiekorting 360 plus 1,77% van de arbeidskortinggrondslag boven 4619, maar maximaal 823. In het jaar dat u 65 wordt, geldt een tijdsevenredig percentage en maximum. Alleenstaande-ouderkorting U komt voor deze extra korting in aanmerking als u gedurende zes maanden: 19

geen partner had; en een huishouding voerde met een kind dat door u in belangrijke mate wordt onderhouden, dat wil zeggen voor tenminste 408 per kwartaal of waarvoor u recht heeft op kinderbijslag; en dat kind op hetzelfde adres als u stond ingeschreven; en u de huishouding uitsluitend voerde met kinderen die aan het begin van het jaar nog geen 27 jaar oud waren. Als u na 1 juli bent getrouwd, heeft u gedurende de gehuwde periode een fiscale partner. Als u voor die tijd niet heeft samengewoond met uw echtgenoot, komt u in aanmerking voor de alleenstaande-ouderkorting. U voldoet dan immers volledig aan de voorwaarden. U komt ook in aanmerking voor de alleenstaande-ouderkorting als u wel samenwoonde met uw echtgenoot, maar de periode van huwelijk en samenwonen in totaal niet meer dan zes maanden bedroeg. Voor deze korting is (onder andere) vereist dat het kind minimaal zes maanden tot uw huishouden behoort. Uw kind moet daarvoor tussen de drie en vier dagen per week bij u verblijven. Schooluren tellen daarbij mee. Schooluren worden geheel toegerekend aan de ouder bij wie het kind zowel vóór als ná schooltijd verblijft. Als uw kind vóór schooltijd bij u verblijft en ná schooltijd bij uw ex-echtgenoot, of andersom, moeten de schooluren gelijkelijk over u beiden worden verdeeld. Als de termijn van zes maanden niet wordt gehaald vanwege het overlijden van ouder of kind, dan blijft toch recht bestaan op deze korting. De alleenstaande-ouderkorting bedraagt 902 (aanzienlijk minder dan vorig jaar) als u nog geen 65 jaar bent, en anders 421. In het jaar dat u 65 wordt, wordt deze korting evenredig verminderd. Aanvullende alleenstaande-ouderkorting U heeft recht heeft op de aanvullende alleenstaande-ouderkorting als u recht heeft op de alleenstaande-ouderkorting én: u werkzaamheden buiten uw huishouden verricht: én gedurende minimaal zes maanden een kind tot uw huishouden behoort dat aan het begin van het kalenderjaar nog geen zestien jaar oud is; en dat kind gedurende die periode op uw adres ingeschreven staat. Deze korting bedraagt 4,3% (als u 65 jaar of ouder bent 2,047%) van uw arbeidskortinggrondslag. De maximumkorting bedraagt 1484; als u 65 jaar of ouder bent van 692. Als de termijn van zes maanden niet gehaald wordt vanwege het overlijden van een ouder of kind, dan blijft toch recht bestaan op deze korting. Jonggehandicaptenkorting Als u recht heeft op toekenning van een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en niet op de ouderenaftrek, krijgt u een extra heffingskorting van 678, de jonggehandicaptenkorting. 20