PRAKTIJKGIDS GEWASBESCHERMING. Vlaanderen is landbouw & visserij MODULE IPM OPENLUCHTGROENTEN DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ

Vergelijkbare documenten
IPM ALS BASIS VOOR EEN MODERNE LANDBOUW VERPLICHT VANAF Annie Demeyere Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling

CONTROLE EN CERTIFICERING VAN IPM

PRAKTIJKGIDS GEWASBESCHERMING. Vlaanderen is landbouw & visserij MODULE IPM OPENLUCHTGROENTEN DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ

IPM WETGEVING RICHTLIJNEN CHECKLIST Annie Demeyere Dienst Voorlichting

IPM Integrated Pest Management: hoe voldoen aan wettelijke verplichtingen? Bart Debussche Vlaamse Overheid Departement Landbouw en Visserij

Praktijkgids gewasbecherming: katern IPM Openluchtgroenten. Vlaamse overheid Beleidsdomein Landbouw en Visserij

Akkerbouw (inclusief maïs en voederbiet) Suikerbiet: rotatie van 1/3 respecteren 2 nvt nvt nvt nvt

PRAKTIJKGIDS GEWASBESCHERMING. Vlaanderen is landbouw & visserij MODULE IPM RUWVOEDERS DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ

IPM RICHTLIJNEN-CHECKLIST- LOONSPROEIERS. Annie Demeyere Afdeling duurzame landbouwontwikkeling

Praktijkgids gewasbecherming: katern IPM Ruwvoeders. Vlaamse overheid Beleidsdomein Landbouw en Visserij. Foto : LCV

IPM als basis voor een

PRAKTIJKGIDS GEWASBESCHERMING. Vlaanderen is landbouw & visserij MODULE IPM AKKERBOUW DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ

Randvoorwaarde - erosiebestrijding /

PRAKTIJKGIDS GEWASBESCHERMING. Vlaanderen is landbouw & visserij MODULE IPM AKKERBOUW DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ

Agrobiodiversiteit in Vlaanderen Hoe ondersteunt, stimuleert en verplicht de overheid hierin?

Checklist IPM alle sectoren. 1 Preventie van schadelijke organismen 22/11/13. 1: major 100 % conform. 2 : minor: 70 % conform. 3(=C): aanbeveling

GEINTEGREERDE GEWASBESCHERMING (IPM) TOEGEPAST IN DE TEELT VAN KNOLBEGONIA

Praktijkgids gewasbescherming: katern IPM Glasgroenten. Vlaamse overheid Beleidsdomein Landbouw en Visserij

IPM WETGEVING -RICHTLIJNEN-CHECKLIST. Annie Demeyere Afdeling duurzame landbouwontwikkeling

Nieuwe erosieregelgeving randvoorwaarden. Lierde 17/3/2016 Bart Debussche

Erosiebestrijding in de randvoorwaarden. Riemst 20 juni 2017 Maarkedal 29 juni 2017

PRAKTIJKGIDS GEWASBESCHERMING

IPM voor de groensector

IPM IN DE BIETENTEELT T IS NIE MOEILIJK, T IS GEMAKKELIJK

Praktijkgids gewasbescherming : katern IPM Akkerbouw. Vlaamse overheid Beleidsdomein Landbouw en Visserij

I GEÏNTEGREERDE TEELT

Correct gebruik van gewasbeschermingsmiddelen

Witloofwortelteelt op erosiegevoelige percelen

PRAKTIJKGIDS GEWASBESCHERMING. Vlaanderen is landbouw & visserij MODULE IPM GLASGROENTEN DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ

KNOLCYPERUSNIEUWS. Inleiding. Wat is knolcyperus? Gert Van de Ven. Annie Demeyere, Mathias Abts, Eugeen Hofmans. Dirk Martens.

IPM - RICHTLIJNEN EN FYTOLICENTIE

PRAKTIJKGIDS GEWASBESCHERMING. Vlaanderen is landbouw & visserij MODULE IPM FRUITTEELT DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ

Praktijkgids gewasbescherming: katern IPM Fruitteelt. Vlaamse overheid Beleidsdomein Landbouw en Visserij

PRAKTIJKGIDS GEWASBESCHERMING. Vlaanderen is landbouw & visserij MODULE IPM FRUITTEELT DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ

Frans Goossens RICHTLIJNEN INTEGRATED PEST MANAGEMENT (IPM) Studiedag Kamerplanten, Destelbergen

Controle op de erosiemaatregelen Hubert Hernalsteen

GEÏNTEGREERDE GEWASBESCHERMING IN DE WITLOOFTEELT INLEIDING EN WETGEVEND KADER

IPM RICHTLIJNEN CHECKLIST 2017

Studiedag knolbegonia, FYTOLICENTIE - IPM. F. Goossens. Departement Landbouw en Visserij Afdeling Duurzame Ontwikkeling

PRAKTIJKGIDS GEWASBESCHERMING

IPM - RICHTLIJNEN VOOR DE BOOMKWEKERIJ

Audit bij de Vegaplan Standaard voor de Primaire Plantaardige Productie versie 2.0 dd Laatste update:

Vlaanderen DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ. is landbouw & visserij

Randvoorwaarden Erosie. Martien Swerts Dienst land en Bodembescherming Departement LNE

WAARNEMINGS- EN WAARSCHUWINGSSYSTEMEN

Randvoorwaarden erosie. Jan Vermang, Martien Swerts Departement LNE Dienst Land en Bodembescherming

Wat is IPM? Mathias Abts Vlaamse Overheid Departement Landbouw en Visserij

Integrated Pest Management 8 Basisprincipes

Praktijkgids gewasbescherming: katern IPM Sierteelt

IPM RICHTLIJNEN CHECKLIST 2017

Bodemerosie: oorzaken en oplossingen. Jan Vermang, Martien Swerts, Petra Deproost Departement LNE Dienst Land en Bodembescherming

IPM RICHTLIJNEN CHECKLIST 2018

Knolcyperus: Van quarantaine naar onkruid N 1

IPM als wapen tegen resistentie

IPM RICHTLIJNEN CHECKLIST 2018

Hoe gewasbeschermingsmiddelen uit het water houden?

ForwardFarming Field Academy Water Protection Training. Module 3 Afspoeling en erosie

IPM RICHTLIJNEN CHECKLIST 2019

BASISPRINCIPES VAN IPM

Witloof en IPM Praktische leidraad voor de witlooftelers

Afwijkingen bestrijden

Vraag en antwoord over de erosiemaatregelen vanaf 2016 (versie 01/01/2018)

Wijzigingen randvoorwaarden 2015

Gewasbeschermingsplan 2011

Aspecten van het gewasbeschermingsplan

1. Perceel met uniforme helling

Duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Annie Demeyere

Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt Oost-Vlaanderen vzw Interprovinciaal Proefcentrum voor de Aardappelteelt vzw

Vraag en antwoord over de erosiemaatregelen vanaf 2016 (versie 19/04/2016)

PRAKTIJKGIDS GEWASBESCHERMING. Vlaanderen is landbouw & visserij MODULE IPM SIERTEELT DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ

PRAKTIJKGIDS GEWASBESCHERMING. Vlaanderen is landbouw & visserij MODULE IPM SIERTEELT DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ

Gewasbeschermingsmonitor

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

Vragen en opmerkingen erosieklassen 2017

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

Geïntegreerde gewasbescherming (IPM)

Gewasbeschermingsplan

BLADZIEKTEN IN DE BIET IN EEN IPM PERSPECTIEF

Erosiebeleid in Vlaanderen. Annelies Gorissen, Karel Vandaele, Jo Lammens en Peter Priemen Provinciaal Steunpunt Land & Water

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

Jaarplan Gewasbescherming

Diffuse vervuiling Druppeldrift stofdrift

Ecologisch moestuinieren

1. Perceel met uniforme helling

Goed beheerde akkerranden, een win-win voor landbouw en natuur.

Studiedag NKB: Inleiding

Gewasbeschermingsmonitor

Functionele AgroBiodiversiteit (FAB) voor natuurlijke plaagbeheersing

Bloemenranden en Functionele Agro Biodiversiteit (FAB) Dave Dirks, 24 januari 2018, Zwartewaal

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu;

Wet en regelgeving gewasbeschermingsmiddelen. Wied Hendrix AOC Oost

PUNTVERVUILING. Goede landbouwpraktijken voor een betere waterkwaliteit. Puntvervuiling vermijden

Erosieklas 2019 Vlaamse Ardennen

Reken af met duist in stappen

NOODPLAN BELGIË MAÏSWORTELBOORDER (DIABROTICA VIRGIFERA LE CONTE)

Bereken voor uw akker- en groentepercelen eenvoudig zelf: de organische koolstofevolutie de stikstof- en fosforbalans

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

Dilemma s biodiversiteit en gewasbescherming landbouwbedrijf.

Transcriptie:

Vlaanderen is landbouw & visserij PRAKTIJKGIDS GEWASBESCHERMING MODULE IPM OPENLUCHTGROENTEN Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipisicing elit, sed do eiusmod tempor incididunt ut labore et dolore magna aliqua DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ WWW.VLAANDEREN.BE/LANDBOUW

PRAKTIJKGIDS GEWASBESCHERMING Katern geïntegreerde gewasbescherming (IPM) openluchtgroenten 15.02.2016 www.vlaanderen.be

pagina 2 van 33 Praktijktijkgids gewasbescherming/katern Openluchtgroenten 15.02.2016

Colofon Samenstelling Departement Landbouw en Visserij Auteurs Demeyere Annie, Departement Landbouw en Visserij Debussche Bart, Departement Landbouw en Visserij Verantwoordelijke uitgever Jules Van Liefferinge, Secretaris-generaal Lay-out Departement Landbouw en Visserij Druk Vlaamse overheid Voor bijkomende exemplaren: www.vlaanderen.be/publicaties Lydia.Christiaens@lv.vlaanderen.be 15.02.2016 Praktijktijkgids gewasbescherming/katern Openluchtgroenten pagina 3 van 33

pagina 4 van 33 Praktijktijkgids gewasbescherming/katern Openluchtgroenten 15.02.2016

INHOUD wat is geïntegreerde gewasbescherming?... 7 1 Richtlijnen IPM openluchtgroenten... 9 2 PREVENTIE VAN SCHADELIJKE ORGANISMEN... 9 2.1 Biodiversiteit en ecologische structuren als reservoir voor nuttige organismen 9 2.2 RASSENKEUZE EN Aangepaste teelttechnieken ter voorkoming van ziekten en plagen 11 2.3 Vruchtafwisseling 11 2.4 Bemesting 12 2.5 Bescherming van de bodem: bodemerosie voorkomen 12 2.6 Irrigatie 13 2.7 Hygiënemaatregelen 13 2.8 KNOLCYPERUS EEN NIEUWE BEDREIGING? 13 2.8.1 Wat is knolcyperus? 13 2.8.2 Biologie 13 2.8.3 Symptomen 14 2.8.4 Verspreiding 15 2.8.5 Preventieve maatregelen 15 2.8.6 Wat met een besmet perceel? 15 2.9 Toepassen van adequate teelttechnieken 16 3 MONITORING VAN SCHADELIJKE ORGANISMEN... 17 4 INTERVENTIE TER BESTRIJDING OF OM SCHADE TE VOORKOMEN... 18 4.1 Bestrijdingsmethoden 18 4.2 Keuze van gewasbeschermingsmiddelen 19 4.3 Toepassing van gewasbeschermingsmiddelen 19 4.4 Resistentiebeheersing 21 5 REGISTRATIE... 21 6 Controle en certificering van IPM... 22 6.1 Checklist IPM openluchtgroenten 23 7 BIJLAGEN... 26 7.1 Bijlage 1: Maatregelen ter bevordering van nuttige organismen, biodiversiteit en ecologische structuren 26 7.2 Bijlage 2: Maatregelen ter voorkoming van bodemerosie 27 7.2.1 éénjarige teelten 27 7.2.2 Beschrijving van de paketten 28 7.2.3 PAARS perceel 28 7.2.4 ROOD perceel 29 7.2.5 Meerjarige teelten 29 7.3 Bijlage 3: Maatregelen om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen te verduurzamen. 30 7.4 Bijlage 4: Monitoren van ziekten en plagen gebeurt op minstens 1 van de volgende wijzen 31 7.5 Bijlage 5: Keuze van de bestrijdingsmethoden: 32 8 AFBEELDINGENLIJST... 33 15.02.2016 Praktijktijkgids gewasbescherming/katern Openluchtgroenten pagina 5 van 33

pagina 6 van 33 Praktijktijkgids gewasbescherming/katern Openluchtgroenten 15.02.2016

WAT IS GEÏNTEGREERDE GEWASBESCHERMING? Een geïntegreerde bestrijding (ook IPM, Integrated Pest Management genoemd) gebruikt de verschillende bestrijdingssystemen binnen één afgewogen geheel. Een rationeel, gericht gebruik van selectieve chemische gewasbeschermingsmiddelen is pas de laatste stap in een hele ketting van (preventieve) teelten bestrijdingsmaatregelen, waarbinnen ook biologische technieken hun plaats hebben. De gebruikte chemische middelen zijn bij voorkeur selectief en weinig persistent, zodat ze het ecosysteem zo weinig mogelijk schade toebrengen en waarbij de natuurlijke vijanden van de parasieten hun werk kunnen doen. Centraal bij de geïntegreerde gewasbescherming staat dezelfde gedachte als bij de geleide bestrijding: pas als de schade zo groot dreigt te worden dat u financieel verlies zou lijden, grijpt u in. Bij de geleide bestrijding wordt de beslissing om in te grijpen, gestuurd door een waarschuwingssysteem. Er wordt ingegrepen met chemische gewasbeschermingsmiddelen op het beste moment. In de geïntegreerde bestrijding wordt de beslissing nog meer gebaseerd op perceelsgebonden waarnemingen. Waar mogelijk kiest u voor bestrijdingsmethoden zonder chemische middelen. IPM beschikt over heel wat alternatieve bestrijdingstechnieken. Indien deze ontoereikend zijn, gebruikt u chemische gewasbeschermingsmiddelen. Bij de keuze van de gewasbeschermingsmiddelen houdt u rekening met de volgende criteria en kiest u bij voorkeur: de minst schadelijke middelen voor de mens; selectieve gewasbeschermingsmiddelen die de natuurlijke vijanden sparen; specifieke gewasbeschermingsmiddelen die alleen het te bestrijden organisme treffen; weinig persistente middelen; middelen zonder risico voor verontreiniging van oppervlakte- en/of grondwater; middelen waarvan recente informatie met betrekking tot neveneffecten beschikbaar is. IPM biedt heel wat mogelijkheden voor een meer duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. De Europese Unie heeft deze bestrijdingsstrategie opgenomen in de richtlijn 2009/128 voor een duurzaam gebruik van pesticiden. Alle professionele gebruikers van gewasbeschermingsmiddelen moeten, met ingang van 1 januari 2014, de principes van IPM toepassen. De officiële definitie van IPM in het kader van deze richtlijn luidt als volgt: geïntegreerde gewasbescherming : de zorgvuldige afweging van alle beschikbare gewasbeschermingsmethoden, gevolgd door de integratie van passende maatregelen die de ontwikkeling van populaties van schadelijke organismen tegengaan, het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en andere vormen van interventie tot economisch en ecologisch verantwoorde niveaus beperkt houden en het risico voor de gezondheid van de mens en voor het milieu tot een minimum beperken. Bij de geïntegreerde gewasbescherming ligt de nadruk op de groei van gezonde gewassen, waarbij de landbouwecosystemen zo weinig mogelijk worden verstoord en natuurlijke plaagbestrijding wordt aangemoedigd 15.02.2016 Praktijktijkgids gewasbescherming/katern Openluchtgroenten pagina 7 van 33

De 8 algemene beginselen van IPM worden als volgt bepaald in de richtlijn. 1. De voorkoming en/of vernietiging van schadelijke organismen moet worden verwezenlijkt of in de hand gewerkt door onder meer en met name door : gewasrotatie; gebruik van adequate teelttechnieken (bijvoorbeeld vals-zaaibedtechniek, zaaitijd en dichtheid, onderzaaien, conserverende bodembewerking, snoeien en direct inzaaien); gebruik, waar passend, van resistente/tolerante cultivars en standaard/gecertificeerd zaai- en plantgoed; gebruik van evenwichtige bemesting, kalkbemesting en irrigatie-/drainagepraktijken; het voorkomen van de verspreiding van schadelijke organismen door middel van hygiënemaatregelen (bijvoorbeeld door regelmatige reiniging van machines en apparatuur); bescherming en bevordering van belangrijke nuttige organismen, bijvoorbeeld door adequate beheersmaatregelen of het gebruik van ecologische infrastructuur in en buiten de productiegebieden. 2. Schadelijke organismen worden gemonitord met passende methoden en instrumenten, indien beschikbaar. Tot deze instrumenten behoren, waar mogelijk, veldobservaties en wetenschappelijk verantwoorde waarschuwings-, voorspellings- en vroegdiagnosesystemen, evenals het ter harte nemen van advies van gekwalificeerde beroepsadviseurs. 3. Op grond van de resultaten van de monitoring moet de professionele gebruiker besluiten of en wanneer hij beheersmaatregelen treft. Strenge en wetenschappelijk verantwoorde drempelwaarden zijn essentiële componenten bij de besluitvorming. Waar mogelijk moet vóór de behandeling van schadelijke organismen rekening worden gehouden met voor de regio, specifieke gebieden, gewassen en bijzondere klimatologische omstandigheden vastgestelde drempelwaarden. 4. Duurzame biologische, fysische en andere niet-chemische methoden verdienen de voorkeur boven chemische methoden indien hiermee de schadelijke organismen op bevredigende wijze worden bestreden. 5. De gebruikte pesticiden moeten zo doelgericht mogelijk zijn en zo min mogelijk neveneffecten hebben voor de menselijke gezondheid, niet doelwitorganismen en het milieu. 6. De professionele gebruiker moet het gebruik van pesticiden en andere vormen van ingrijpen beperken tot een noodzakelijk niveau, bijvoorbeeld door kleinere doses, een lagere toepassingsfrequentie of gedeeltelijke toepassingen, op grond van de overweging dat het risico voor de gewassen aanvaardbaar is en de pesticiden de kans op resistentie van de populatie schadelijke organismen niet verhogen. 7. Wanneer het risico op resistentie tegen een beheersmaatregel bekend is en wanneer het niveau van schadelijke organismen dusdanig is dat meerdere toepassingen van pesticiden op de gewassen pagina 8 van 33 Praktijktijkgids gewasbescherming/katern Openluchtgroenten 15.02.2016

noodzakelijk zijn, moeten de beschikbare strategieën ter voorkoming van resistentie worden uitgevoerd om de werking van de producten te behouden. Dit kan het gebruik van diverse pesticiden met verschillende werking inhouden. 8. Op basis van de registers over het gebruik van pesticiden en van de monitoring van schadelijke organismen moet de professionele gebruiker zich een oordeel vormen over het succes van de toegepaste beheersmaatregelen. 1 RICHTLIJNEN IPM OPENLUCHTGROENTEN De 8 principes van de algemene beginselen werden gebruikt als basis om richtlijnen voor de openluchgroenten op te stellen. De richtlijnen zijn een minimum om te voldoen aan IPM. Omwille van de conformiteit met bestaande kwaliteitslastenboeken in de groenten- en fruitsector werd de indeling gewijzigd conform deze lastenboeken zoals Global Gap. Om te voldoen aan de toepassing van IPM moeten de maatregelen die hieronder opgesomd zijn nageleefd worden. De controle op het naleven van de algemene beginselen wordt uitgevoerd door onafhankelijke controleorganismen, die hiervoor erkend zijn. De punten die een quotering 1 krijgen, moeten verplicht nageleefd worden. Deze met quotering 2 moeten in totaal voor 70% nageleefd worden, en deze met quotering 3 worden aanbevolen. Op het einde vindt u de checklist terug die bij de controle gebruikt wordt. 2 PREVENTIE VAN SCHADELIJKE ORGANISMEN 2.1 BIODIVERSITEIT EN ECOLOGISCHE STRUCTUREN ALS RESERVOIR VOOR NUTTIGE ORGANISMEN Om de noodzaak voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen zo laag mogelijk te houden, kan u van bij de start al een aantal teeltmaatregelen nemen of rondom uw percelen een geschikte omgeving creëren waar nuttige organismen zich thuis voelen. Zodra er zich een plaag ontwikkelt in uw gewas, kunnen de nuttige predatoren en parasieten vanuit de rand naar uw perceel emigreren en daar de schadelijke plaaginsecten aanvallen en bestrijden. Garanderen van de biodiversiteit en bescherming van de omgeving en van het leefmilieu van zowel dierlijke als plantaardige wilde soorten is een belangrijke vereiste en doelstelling voor de geïntegreerde productie. Tenminste twee van de hierna vermelde ecologische maatregelen voor een betere biodiversiteit moeten worden toegepast. Deze maatregelen zijn: - op een geschikte manier plaatsen van nestkasten en/of zitstangen voor vogels (mezen, roofvogels, enz.), voor wilde solitaire bijen (Osmia, Andrena) of kunstmatige schuilplaatsen voor de overwintering van nuttige insecten (gaasvliegen, lieveheersbeestjes, enz.); 15.02.2016 Praktijktijkgids gewasbescherming/katern Openluchtgroenten pagina 9 van 33

- plaatsen en/of het instandhouden van natuurlijke schuilplaatsen voor de overwintering van nuttige organismen (hagen, struiken, bosjes, bomen, rietkragen enz.); - plaatsen en/of het instandhouden van gemengde hagen (sleedoorn, vlierbes, klimop, wilg, sporkehout, enz.) rond de teelt/het perceel als toevluchtsoord voor nuttige insecten; - aanleggen of het instandhouden van een bloemenstrook of een wilde vegetatiestrook met een breedte van minimum 1 m; - instandhouden van een compenserende ecologische oppervlakte die ten minste 2 % van het bedrijf bedekt. Deze oppervlakte mag geen enkele meststofgift of gewasbeschermingsmiddel ontvangen; - het volledig mechanisch onkruid vrijhouden van niet beteelde stroken; - het inzaaien van bodembedekkers of groenbedekkers; Afbeelding 1: Verschillende groenbedekkers - weidevogelbeheer door bescherming van vogelnesten en/of aanleg van vluchtstroken; - akkervogelbeheer zoals aanleggen van gemengde grasstroken, leeuwerikvlakjes, faunaranden, winterstoppel of graanranden; Afbeelding 2: Faunarand - aanleg van grasbufferstroken pagina 10 van 33 Praktijktijkgids gewasbescherming/katern Openluchtgroenten 15.02.2016

2.2 RASSENKEUZE EN AANGEPASTE TEELTTECHNIEKEN TER VOORKOMING VAN ZIEKTEN EN PLAGEN De teler moet over informatie beschikken van de eigenschappen van de op zijn bedrijf geteelde rassen en variëteiten. Op basis van deze informatie worden de rassen gekozen i.f.v. gezondheidsstatus, resistentie of tolerantie tegen belangrijke ziekten en plagen en in functie van de vraag van de afnemer. Voor openluchtgroenten is gedetailleerde informatie op regelmatige tijdstippen terug te vinden in Proeftuinnieuws in de verslaggeving over de rassenvergelijkingen. U kunt hiervoor ook beroep doen op de informatie die door de erkende praktijkcentra aan u ter beschikking gesteld wordt tijdens ondermeer proefveldbezoeken en studiedagen. Indien u om één of andere reden kiest voor een ras of variëteit die niet voorkomt in de informatie van de praktijkcentra, moet u over de nodige relevante informatie beschikken en deze kunnen aantonen. Om problemen met ziekten en plagen te voorkomen is het belangrijk om de teelt te starten met gezond plant- en/of zaadgoed. Wanneer plantmateriaal geleverd wordt, doet u een visuele controle op de aanwezigheid van ziekten en plagen. Gebruik gezond plantmateriaal, zaaigoed of gecertificeerd uitgangsmateriaal. Als u eigen gekweekt zaad gebruikt, doe een strenge controle tijdens de teelt en vóór het uitplanten of zaaien op aanwezigheid van ziekten en plagen. Inagro vzw www.inagro.be Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt Oost-Vlaanderen vzw (PCG) Proefstation voor de Groenteteelt vzw Nationale Proeftuin voor Witloog vzw (NPW) www.proefcentrum-kruishoutem.be www.proefstation.be www.proeftuinherent.be 2.3 VRUCHTAFWISSELING Vruchtafwisseling geldt voor alle vollegrondsteelten in open lucht met minimum van 1/2 teelten of jaren. Indien er twee dezelfde teelten op één jaar na elkaar geteeld worden dan moet een andere teelt geteeld worden in het tweede jaar. Indien u eenzelfde teelt twee jaar na elkaar willen op hetzelfde perceel dan moet er een andere teelt tussenin geteeld worden. Voor onderstaande teelten dient men een ruimere marge te respecteren: - wortelen, pastinaak, knolselder, witloofwortelen, bonen, uien: rotatie van minimaal 1/3 respecteren 15.02.2016 Praktijktijkgids gewasbescherming/katern Openluchtgroenten pagina 11 van 33

- erwten rotatie van minimaal 1/6 respecteren - schorseneren: rotatie van minimaal 1/4 respecteren Indien er specifieke vereisten noodzakelijk zijn voor de vermeerdering van de gewassen, zoals bijvoorbeeld intensieve behandelingen ter voorkoming van ziekten, moeten deze percelen niet voldoen aan IPM. Deze percelen komen wel in aanmerking om te voldoen aan de nodige vruchtafwisseling. De keuze van de groenbedekkers wordt bij voorkeur afgestemd op teelten in de rotatie, waar mogelijk gebruik maken van aaltjesreducerende groenbedekkers. 2.4 BEMESTING Bemesting is bij voorkeur gebaseerd op een chemische bodem- of gewasanalyse die op regelmatige tijdstippen minstens om de 4-5 jaar uitgevoerd wordt. Het gebruik van aangepaste technieken om de voedingsbehoefte te bepalen is aangeraden. De MAP normen moeten gerespecteerd worden. Het toepassen van specifieke technieken om gerichter en efficiënter te bemesten wordt aanbevolen (vb. band-, rij- of puntbemesting of traag werkende meststoffen). Afbeelding 3: Rijenbemesting in de preiteelt 2.5 BESCHERMING VAN DE BODEM: BODEMEROSIE VOORKOMEN Bodemerosie vermindert de bodemvruchtbaarheid en de opbrengsten op lange termijn, draagt bij tot het ontstaan van modderstromen en overmatige ruimings- en baggerspecie. Op basis van gegevens uit een wetenschappelijk model gebruikt door afdeling Land en Bodembescherming, Ondergrond, Natuurlijke Rijkdommen van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie kunnen de erosiegevoelige percelen in tegenstelling tot vroeger in 6 klassen opgedeeld worden met name zeer hoog, hoog, medium, laag, zeer laag en verwaarloosbaar erosiegevoelig. De vroeger sterk erosiegevoelige percelen vallen onder de indeling zeer hoog en de matig gevoelige onder hoog en medium. pagina 12 van 33 Praktijktijkgids gewasbescherming/katern Openluchtgroenten 15.02.2016

De beschikbare gegevens in verband met de erosiegevoeligheid van een bepaald perceel worden voorgedrukt op de verzamelaanvraag. Dit geeft voor de landbouwer reeds een indicatie over waar er mogelijke erosiebestrijdingsmaatregelen kunnen worden genomen. De erosie van de bodem wordt bepaald door een aantal factoren. Daarbij zijn de erosiegevoeligheid van de bodem, de teelt en de gebruikte teelttechniek bepalend voor de erosie die ontstaat. 2.6 IRRIGATIE Irrigatie kan op basis van een oordeelkundig advies waarbij overtollig gebruik van water wordt vermeden om uitspoeling van nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen te voorkomen. Voor irrigatie wordt bij gebruik gemaakt van hemelwater. Andere waterbronnen zijn beekwater, water van open put, boorputwater, leidingwater, regenwater of water van erkende procedés. 2.7 HYGIËNEMAATREGELEN Door een regelmatige reiniging van machines en apparatuur kan de verspreiding van schadelijke organismen zoals aaltjes, bodemgebonden ziekten of knolcyperus voorkomen worden. 2.8 KNOLCYPERUS EEN NIEUWE BEDREIGING? 2.8.1 Wat is knolcyperus? Knolcyperus (Cyperus esculentus) is een vaste plant die behoort tot de cypergrassenfamilie (Cyperaceae). De plant is een hardnekkig onkruid en heeft zich eind jaren zeventig gevestigd op een aantal akker- en tuinbouwbedrijven vooral in het noorden van Limburg en Antwerpen. Gedurende de voorbije jaren heeft de knolcyperus zich verspreid over heel Vlaanderen en vormt een grote bedreiging voor wortelen knolgewassen. 2.8.2 Biologie Knolcyperus overwintert als knol in de grond. De knol is een verdikt gedeelte van de wortelstok met maximaal twaalf ogen. De knol kan zeker 10 jaar levenskrachtig blijven. Knolcyperus loopt uit vanaf begin mei als de grond begint op te warmen en liefst in los liggende grond. Uit een oog op de knol ontwikkelt zich een wortelstok. Vlak onder het grondoppervlak ontstaat een verdikking, de basaalknol. Vanuit de basaalknol vormt zich een nieuwe plant. De plant vormt blad, zijdelings ontstaan wortels en na zeer korte tijd ook horizontale wortelstokken. Die vormen opnieuw basaalknollen die op hun beurt ook weer wortelstokken en planten of nieuwe knollen vormen. Naarmate het seizoen vordert neemt de scheutgroei af, terwijl de vorming van knollen toeneemt. De grootte varieert van enkele millimeters tot 2 centimeter. In de bloeiperiode (juli tot oktober) komt vanuit de knol een driekantige stengel met aan het einde tussen de schutbladeren, een geel-bruine biesachtige bloeiwijze. Knolcyperus bloeit van juli tot oktober en vindt men vooral op vochtigere gronden en zonnige plekken. Uit de basaalknol schiet dan een stengel op met aan het einde een biesachtige bloeiwijze. Het zaad is onder onze normale klimaatomstandigheden niet kiem- en 15.02.2016 Praktijktijkgids gewasbescherming/katern Openluchtgroenten pagina 13 van 33

levenskrachtig. Na de eerste nachtvorst sterft de plant bovengronds af. De ondergrondse knollen kunnen de vorst zeer goed doorstaan. Eén enkele plant kan zich in één seizoen naar alle zijden meters ver uitbreiden. Onder optimale omstandigheden kan één moederknol in één groeiseizoen ongeveer 2000 planten en 8000 knollen vormen! Knolcyperus groeit met het gewas mee. In een open gewas blijft de knolcyperusplant klein en gedrongen, terwijl hij in een hoog gewas juist lange en smalle bladeren vormt. Afbeelding 4: 1 knolletje Afbeelding 5: 10-tal uitlopers (meerdere malen per groeiseizoen) Afbeelding 6: 2000 plantjes en 8000 knolletjes: 10 m² besmet 2.8.3 Symptomen Knolcyperus is herkenbaar aan de roze voetjes en aan de zijdelings groeiende wortels. De bladeren van de knolcyperusplant groeien vanuit de basis en lopen spits toe. Een knolcyperusknol, die zelf geen wortel vormt smaakt hazelnootachtig. De knol is voor de afrijping wit, later kastanjebruin en uiteindelijk bijna zwart. De grootte varieert van enkele millimeters tot 2 centimeter. In de bloeiperiode (juli tot oktober) komt vanuit de knol een driekantige stengel met aan het einde tussen de schutbladeren, een geel-bruine biesachtige bloeiwijze. Knolcyperus groeit met het gewas mee. In een open gewas blijft de knolcyperusplant klein en gedrongen, terwijl hij in een hoog gewas juist lange en smalle bladeren vormt. pagina 14 van 33 Praktijktijkgids gewasbescherming/katern Openluchtgroenten 15.02.2016

2.8.4 Verspreiding De verspreiding van de knolcyperus gebeurt op een hels ritme en kan gebeuren op de volgende manieren: - Via besmette partijen plant- en pootgoed; - Via besmette machines en werktuigen; - Via besmette grond en besmet afval (versleping); - Via besmet land (uitbreiding); 2.8.5 Preventieve maatregelen Het gebruik van pootgoed, aanvulgrond en stalmest, die niet besmet zijn, is een eerste maatregel. Heb je een besmet perceel op je bedrijf, bewerk dit perceel dan best als laatste en reinig na de werkzaamheden de machines goed. Het is ook van het grootste belang dat zowel de landbouwers zelf als de loonwerkers hygiënische maatregelen nemen om verspreiding te voorkomen. 2.8.6 Wat met een besmet perceel? In geval van een besmetting op een perceel zijn volgende maatregelen aangewezen: reiniging machines bij verlaten van het veld verbod afvoer grond verbod teelt wortel, knol- en bolgewassen Keuze uit volgende bestrijdingsmaatregelen: mechanische bestrijding handmatige verwijdering van knolcyperus chemische bestrijding (met een erkend bestrijdingsmiddel) inzaai van mais is sterk aanbevolen omdat dit de enige teelt is waar een afdoende chemische bestrijding mogelijk is inzaai zwaardekkend gewas zoals wintergerst of wintertarwe gevolgd bestrijding van de knolcyperus met glyfosaat in de stoppel afgraven tot 50 cm diepte van een zone met een straal van 3 m vanaf de rand van de besmettingshaard. De uitgegraven grond moet diep begraven worden op het perceel zelf en met minimaal 1 m onbesmette grond bedekt worden. In laatste instantie kan de afgegraven grond gestort worden op een erkende stortplaats. 15.02.2016 Praktijktijkgids gewasbescherming/katern Openluchtgroenten pagina 15 van 33

2.9 TOEPASSEN VAN ADEQUATE TEELTTECHNIEKEN Door een aangepaste teelttechniek toe te passen kunt u het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen tot een verantwoord en beperkt gebruik realiseren. Volgende teelttechnieken worden aanbevolen in de openluchtgroenten. Minstens één uit de volgende lijst moet u toepassen op uw bedrijf: - het toepassen van een pleksgewijze behandeling; - geen gebruik maken van insecticiden of herbiciden; - rijenbehandeling: gewasbeschermingsmiddelen toepassen op de gewasrij en niet ertussen; - het realiseren van precisielandbouw door gebruik van o.a. GPS-systemen; - goede drainage ter voorkoming van (wortel)ziekten; - aanleg van vals zaaibed: door het perceel enkele weken voor zaai of plant reeds plantklaar te leggen, wordt een vals zaaibed gecreëerd. Een deel van de onkruidzaden in de toplaag zullen reeds kiemen en die kunnen vlak voor de zaai of plant mechanisch opgeruimd worden; - het inzaaien van groenbedekkers tegen ziekten en plagen en aaltjes; - het aanpassen van de plantafstand of de zaaiafstand; - toepassen van een zaaizaadbehandeling, een dummy pil behandeling of een behandeling met phytodrip; - toepassen van een zaaibedbehandeling of een plantbakbehandeling; - teeltbescherming door afdekking (voorbeelden; regenkap, hagelnetten, vliesdoek, ); Afbeelding 7: Mechanische onkruidbestrijding in bloemkool (bron: Proeftuinnieuws) pagina 16 van 33 Praktijktijkgids gewasbescherming/katern Openluchtgroenten 15.02.2016

3 MONITORING VAN SCHADELIJKE ORGANISMEN Na het inschatten van het reële risico van de schadelijke organismen wordt beslist tot ingrijpen. Dit risico wordt geschat op perceelsschaal door het inzetten van waarnemingsmethoden en het toezicht op het niveau van de populatie alsook de aanwezigheid en activiteit van de nuttige organismen en door rekening te houden met de schadedrempels. Per gewas dat op het bedrijf geteeld wordt beschikt u over informatie over de belangrijkste ziekten, plagen, onkruiden en/of nuttige organismen. Waarnemingsmethoden: Waarnemingen kunnen op verschillende manieren gebeuren: - Visuele waarnemingen: dit betekent een intensieve, systematische monitoring van het gewas door o.a. wekelijkse visuele waarnemingen die geregistreerd worden. Dit kan toegepast worden voor bepaalde schadelijke en nuttige organismen die kunnen gemonitord worden met het blote oog of met een loep en voor bepaalde ziekte-aantastingen; Handige hulpmiddelen bij visuele waarnemingen kunnen zijn: kleurvallen, feromoonvallen, indicatorplanten of vangplaten; Afbeelding 8: Opvangbak voor waarnemingen van nuttige organismen - Klimatologische waarnemingen: de ontwikkeling en de infectie van bepaalde ziekten en plagen wordt mede klimatologisch bepaald. Het opvolgen van weersgegevens kan aangeven wanneer er infectierisico is. - Waarneming- en waarschuwingssystemen van erkende instanties: Waarschuwingsberichten van erkende waarschuwingsdiensten eventueel gekoppeld aan een visuele waarneming kunnen een basis zijn voor ingrijpen. Erkende waarschuwingssystemen zijn: kolen (bloemkool, broccoli, sluitkolen en spruitkool): PCG, Inagro, PSKW prei: PCG, Inagro, PSKW witloof: NPW, Inagro andere: mits goedkeuring door Departement Landbouw en Visserij 15.02.2016 Praktijktijkgids gewasbescherming/katern Openluchtgroenten pagina 17 van 33

- Inagro vzw www.inagro.be - Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt Oost-Vlaanderen vzw (PCG) www.proefcentrum-kruishoutem.be - Proefstation voor de groenteteelt vzw www.proefstation.be - Nationale Proeftuin voor Witloof vzw (NPW) www.proeftuinherent.be - Individuele begeleiding en perceelsopvolging door een erkende adviseur of voorlichter. De teler kan zich voor het bepalen van het risico laten bijstaan door de waarnemingen ter plaatse van een erkende adviesdienst of erkende individuele voorlichter. De perceelsopvolging door deze erkende adviseur of voorlichter dient opgevolgd te worden via een verslaggeving; - Determinatie of analyse van een staal met een ziekte of plaag door een bevoegde instantie bijvoorbeeld een praktijkcentrum of onderzoeksinstelling. De resultaten van deze analyse worden bijgehouden. Voor elk van de hogervermelde monitoringssystemen moet voldoende verslaggeving aanwezig zijn om de monitoring te kunnen aantonen. 4 INTERVENTIE TER BESTRIJDING OF OM SCHADE TE VOORKOMEN Op basis van de uitgevoerde waarnemingen wordt nagegaan of de schadedrempel voor behandeling voor een bepaalde ziekte of plaag overschreden is. Dit kan door de teler zelf uitgevoerd worden of uitbesteed worden aan de teeltadviseur of een erkende instantie die waarschuwingsberichten opstelt en verspreidt (zie punt 2. Monitoring). Indien de schadedrempel overschreden is, blijkt dat een preventieve of curatieve bestrijding nodig is. Onderdrukking van de belangrijkste ziekten en plagen moet in de eerste plaats gebeuren door een optimale teelttechniek waarbij de risico s voor het leefmilieu en de rendabiliteit in overweging genomen worden. Onkruidbeheersing moet zoveel mogelijk met een goede vruchtafwisseling gebeuren. (zie punt 1. Preventie) 4.1 BESTRIJDINGSMETHODEN Biologische, mechanische, of fysische bestrijding verdient de voorkeur boven chemische bestrijding op voorwaarde dat ze een afdoende bestrijding geven en economisch rendabel zijn. De volgende bestrijdingsmethoden kunnen toegepast worden in IPM: - biologische bestrijding kan gebeuren door gebruik te maken van natuurlijke vijanden. In de bestrijding van bladluizen moeten de nuttige sluipwespen, gaasvliegen, zweefvliegen, pagina 18 van 33 Praktijktijkgids gewasbescherming/katern Openluchtgroenten 15.02.2016

lieveheersbeestjes zoveel mogelijk gespaard worden en gestimuleerd door geschikte ecologische maatregelen door te voeren; - gebruik maken van biologische en natuurlijke preparaten voor de bestrijding van ziekten en plagen zoals bijvoorbeeld producten op basis van Bacillus thuringiensis ter bestrijding van rupsen; - fysische bestrijdingsmethoden zoals afbranden van onkruiden; - mechanische onkruidbestrijding; 4.2 KEUZE VAN GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN Binnen een IPM teelt kunnen alle, in België toegelaten, gewasbeschermingsmiddelen gebruikt worden, omdat de erkenningsvoorwaarden rekening houden met mogelijke risico s voor o.a. het leefmilieu, de veiligheid van de mens en onaanvaardbare neveneffecten op nuttigen. Bij de keuze van een gewasbeschermingsmiddel wordt u ten stelligste aangeraden rekening te houden met volgende aspecten: - kies voor selectieve middelen voor nuttigen d.w.z. middelen die de nuttige organismen sparen, voor zover deze voorhanden zijn. In de bestrijding van schadelijke insecten moeten de nuttige organismen (roofwantsen, roofmijten, sluipwespen, gaasvliegen, zweefvliegen, lieveheersbeestjes, ) zoveel mogelijk gespaard en gestimuleerd worden door geschikte ecologische maatregelen door te voeren; - kies het meest efficiënte middel in functie van het stadium van het gewas, de ziekte, de plaag of het onkruid en aanwezigheid van nuttigen; - kies het minst giftige middel, zowel voor de mens als het milieu; - houd rekening met de gevoeligheid voor resistentieontwikkeling van de middelen; Voor de teelten op uw bedrijf, moet u toegang hebben tot informatie over de lijst met erkende gewasbeschermingsmiddelen. Voor de groentesector kan gebruik gemaakt worden van o.a. de lijst uitgegeven door het Kenniscentrum voor Duurzame Tuinbouw (KDT vzw) en fytoweb. 4.3 TOEPASSING VAN GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN De gebruiksvoorwaarden (teelt, dosis, wachttermijn, compatibiliteit met andere gewasbeschermingsmiddelen) van elk gewasbeschermingsmiddel moeten worden nageleefd. Bovendien moet de behandeling op het juiste ogenblik plaatsvinden, rekening houdende met het stadium van het schadelijk organisme en de nuttige organismen (incl. hommels en bijen). De toepassing van gewasbeschermingsmiddelen moet u volgens de erkende techniek en met de erkende dosis uitvoeren. Indien de gewasbeschermingsmiddelen gespoten worden, dient dit te gebeuren met een goed afgesteld en gekeurd spuittoestel, conform de wetgeving. U bent verplicht de verpakkingen (inclusief zegels) te reinigen en apart op te slaan en in te leveren bij AgriRecover. In de Praktijkgids gewasbescherming vindt u meer informatie over de goede landbouwpraktijken bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. 15.02.2016 Praktijktijkgids gewasbescherming/katern Openluchtgroenten pagina 19 van 33

- Bereken vooraf de exacte hoeveelheid spuitoplossing om restanten te vermijden - Hou rekening met de klimatologische omstandigheden tijdens de behandeling - Vermijd puntvervuiling door het spuittoestel niet te vullen op een verharde oppervlakte tenzij er speciale opvang voor lekken, morsen en overlopen van het spuittoestel voorzien is. - Vermijd morsen en gooi geen zegels van verpakking op de grond, spoel deze samen met de lege verpakking. - Gebruik in functie van de weersomstandigheden de gepaste driftreducerende doppen of andere driftreducerende maatregelen. - Respecteer 1 m spuitvrije bufferzone langs oppervlakte water - Vermijd te spuiten bij teveel wind - Respecteer de op het etiket vermelde bufferzones - Verdun spuitresten na de behandeling en spuit ze uit op het behandelde perceel aan verhoogde snelheid - Indien mogelijk reinig het spuittoestel volledig op het veld of op verharde oppervlakte voorzien van opvang en recyclage van restwater op het bedrijf - Reinig de verpakkingen, inclusief de zegels, sla ze apart en droog op en lever ze in bij AgriRecover. Afbeelding 9: Spuiten met luchtondersteuning als driftreducerende maatregel pagina 20 van 33 Praktijktijkgids gewasbescherming/katern Openluchtgroenten 15.02.2016

4.4 RESISTENTIEBEHEERSING Om resistentie tegen gewasbeschermingsmiddelen te voorkomen, moeten volgende maatregelen genomen worden: - Respecteer de dosis volgens het etiket van de gewasbeschermingsmiddelen Deze dosis is de laagste dosis waarbij de beste werkzaamheid en voorkoming van resistentie worden gewaarborgd in de meeste gevallen. Deze dosis kan in volgende gevallen worden verlaagd op verantwoordelijkheid van de gebruiker: in combinatie met biologische, fysische of mechanische bestrijding; in gevallen waar weinig schade door ziekten en plagen wordt verwacht; bij toepassing van mengsels van verschillende producten voor de bestrijding van ziekten en plagen. Bij verlaging van de dosis is het niet toegelaten het maximale aantal toepassingen te verhogen, noch de wachttermijn voor de oogst te verkorten. - Afwisselen van gewasbeschermingsmiddelen van verschillende werkingsmechanismen. Deze worden vermeld bij de erkenning indien gekend. De principes vastgelegd door FRAC (Fungicide Resistance Action Committee), IRAC (Insecticides Resistance Action Committee) of HRAC (Herbicides Resistance Committee) moeten gerespecteerd worden. Deze informatie is opgenomen op de erkenningsakten, middelenlijsten en advieskaarten; 5 REGISTRATIE In het kader van IPM moet u alle behandelingen en bestrijdingen noteren, bv. op teelt- of perceelsfiches, zoals reeds gebeurt in het kader van de sectorgids primaire plantaardige productie (FAVV) en bepaalde specifieke kwaliteitslastenboeken (bv. IKKB). Deze registraties vult u aan met de waarnemingen en/of de waarschuwingsberichten en/of de adviezen (monitoringsmethode) waarop de bestrijding gebaseerd is. Ook niet-chemische behandelingen worden geregistreerd. Het is zeker nuttig om ook het effect van uw uitgevoerde bestrijding te noteren, zowel positief als negatief. Dit kan een hulp zijn bij toekomstige behandelingen. De teler moet voor de teelten op zijn bedrijf, toegang hebben tot informatie over de belangrijkste ziekten, plagen en nuttigen, de lijst met erkende gewasbeschermingsmiddelen en informatie over de rassen en variëteiten. 15.02.2016 Praktijktijkgids gewasbescherming/katern Openluchtgroenten pagina 21 van 33

6 CONTROLE EN CERTIFICERING VAN IPM Om na te gaan of de professionele gebruiker van gewasbeschermingsmiddelen voldoet aan de toepassing van de richtlijnen, werd een checklist opgesteld waarbij snel nagegaan kan worden of er voldoende inspanningen geleverd werden. Om de uniformiteit tussen de verschillende plantaardige sectoren te optimaliseren werden twee checklisten opgesteld. Een eerste voor akkerbouw (inclusief maïs en voederbieten), ruwvoeder (exclusief maïs en voederbieten), groententeelt in openlucht en onder glas, en fruitteelt. Een tweede voor sierteelt en groenvoorziening. De controle op het naleven van de algemene beginselen wordt uitgevoerd door onafhankelijke controle-organismen, die hiervoor erkend zijn. De punten die een quotering 1 krijgen moeten verplicht nageleefd worden. Deze met quotering 2 moeten in totaal voor 70% nageleefd worden, en deze met quotering 3 worden aanbevolen. pagina 22 van 33 Praktijktijkgids gewasbescherming/katern Openluchtgroenten 15.02.2016

6.1 CHECKLIST IPM OPENLUCHTGROENTEN 1 (=A) : major 100% conform 2 (=B): minor: 70 % conform 3 (=C): aanbeveling nvt= niet van toepassing 9. Preventie van schadelijke organismen 1.1 Biodiversiteit en ecologische structuren: min. 2 maatregelen uit Bijlage 1: Maatregelen ter bevordering van nuttige organismen, 2 biodiversiteit en ecologische structuren toepassen 1.2 De teler moet voor de teelten op zijn bedrijf over informatie beschikken van de eigenschappen van de geteelde rassen en variëteiten. Op basis van deze informatie worden de rassen gekozen 2 i.f.v. gezondheidsstatus, resistentie of tolerantie tegen belangrijke ziekten en plagen en in functie van de vraag van de afnemer Doe een visuele controle op het ziekte- en plaagvrij zijn van het aangeleverde plantenmateriaal 2 Gebruik gezond plantenmateriaal, zaaigoed of gecertificeerd uitgangsmateriaal 1 1.3 Vruchtafwisseling geldt voor vollegrondsteelten in open lucht met minimum van 1/2 teelten of jaren. 2 - Suikerbiet: rotatie van 1/3 respecteren nvt - Aardappelen: verplichte rotatie van 1/3 respecteren (uitgezonderd voor nvt Primeuraardappelen gerooid voor 20 juni) - Pootgoed: verplichte rotatie van 1/4 respecteren nvt - Granen: bij voorkeur max. 2/3 graan telen nvt - Maïs: in geval van aanwezigheid van maïswortelboorder: rotatie van minimaal ½ respecteren nvt - Vlas: rotatie van minimaal 1/6 respecteren nvt - Koolzaad: rotatie van minimaal 1/3 respecteren nvt - Drooggeoogste erwten, viciabonen en lupinen: rotatie van minimaal 1/3 jaar respecteren nvt - Wortelen, pastinaak, knolselder, witloofwortelen, bonen, uien: 2 rotatie van minimaal 1/3 respecteren - Erwten rotatie van minimaal 1/6 respecteren 2 - Schorseneren: rotatie van minimaal 1/4 respecteren 2 Grondontsmetting is enkel mogelijk als dit uit een gewas- of grondanalyse blijkt. Deze kan uitgevoerd worden conform de erkenning van de gewasbeschermingsmiddelen. Indien mogelijk/haalbaar moet de voorkeur gegeven worden aan een nietchemische bodem ontsmetting. 2 15.02.2016 Praktijktijkgids gewasbescherming/katern Openluchtgroenten pagina 23 van 33

1.4 Bemesting baseren op een bodem-, voedingswater- of gewasanalyse of standaard analyse van de bouwvoor minstens om 4-5 jaar. 1.5 Bodemerosie voorkomen volgens de maatregelen opgenomen in Bijlage 2: Maatregelen ter voorkoming van bodemerosie is aanbevolen voor medium (oanje) erosiegevoelige percelen Bodemerosie voorkomen volgens de maatregelen opgenomen in Bijlage 2: Maatregelen ter voorkoming van bodemerosie is verplicht voor zeer hoog (paars) en hoog (rood) erosiegevoelige percelen 1.6 Voor irrigatie wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van hemelwater. Andere waterbronnen zijn: beekwater, water van open put, boorputwater, leidingwater, regenwater of water van erkende procedés Bij irrigatie wordt rekening gehouden met de behoeften van de plant en overtollig gebruik van water wordt vermeden om uitspoeling van nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen te beperken In het beschermingsgebied voor ringrot en bruinrot mag men geen oppervlaktewater gebruiken in de teelt van aardappelen, aubergine, tomaten 1.7 Machines en apparatuur worden regelmatig gereinigd om verspreiding van schadelijke organismen zoals aaltjes of bodemgebonden ziekten en knolcyperus te voorkomen (is opgenomen in het schoonmaakplan) Gepaste maatregelen nemen (vb. afdekken) om groei van aardappelen op afvalhopen te vermijden zodat er geen ziekten of plagen kunnen verspreid worden. Maatregelen op percelen besmet met knolcyperus: - Als laatste bewerken - Machines reinigen bij verlaten van het perceel - Verboden grond af te voeren - Verboden wortel, knol- en bolgewassen te telen - Maïs of een zwaardekkend gewas zoals wintergranen inzaaien - Mechanische bestrijding of chemische toepassen 1.8 Door aangepaste teelttechniek het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen verduurzamen: 1 maatregel in Bijlage 3: Maatregelen om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen te verduurzamen. toepassen 10. Monitoren van schadelijke organismen 2.1 Waarnemen van schadelijke en/of nuttige organismen en i.f.v. de schadedrempels beslissen om al dan niet te behandelen: 1 van volgende maatregelen in Bijlage 4: Monitoren van ziekten en plagen gebeurt op minstens 1 van de volgende wijzen 2 3 1 1 2 1 2 2 1 2 1 pagina 24 van 33 Praktijktijkgids gewasbescherming/katern Openluchtgroenten 15.02.2016

2.2 Per gewas informatie beschikbaar hebben over de belangrijkste ziekten, plagen, onkruiden en/of nuttigen 11. Interventie ter bestrijding of om schade te voorkomen 3.1 Keuze van bestrijdingsmethoden: één van maatregelen in Bijlage 5: Keuze van de bestrijdingsmethoden:toepassen : biologische, fysische en niet-chemische bestrijdingsmethoden verdienen de 3 voorkeur boven chemische bestrijding op voorwaarde dat ze een afdoende bestrijding geven en economisch rendabel zijn. 3.2 Keuze van gewasbeschermingsmiddelen: gebruik selectieve middelen voor nuttigen, indien deze voor handen zijn 2 Keuze van product afstemmen op efficiëntie, giftigheid, risico op resistentieontwikkeling en milieurisico's 2 Kiezen van middel op basis van hun efficiënte werking tov het stadium van het gewas, de ziekte, plaag of onkruid en 2 aanwezigheid van nuttigen De teler moet voor de teelten op zijn bedrijf, toegang hebben tot informatie over de lijst met erkende gewasbeschermingsmiddelen 1 voor zijn teelten 3.3 Toepassing van gewasbeschermingsmiddelen - gebruik maken van een gekeurd spuittoestel conform de wetgeving 1 - benodigde hoeveelheid berekenen om resten te voorkomen 1 - morsen vermijden en het toestel niet vullen op verharde oppervlakten, waar geen opvang voorzien is en dit om 3 puntvervuiling te vermijden - verpakkingen (incl. zegels) reinigen en apart opslaan en inleveren bij AgriRecover 1 - gebruik driftreducerende doppen of driftreducerende maatregelen 2 - respecteer een spuitvrije bufferzone van 1 m voor veldspuiten en van 3 m voor boomgaardspuiten t.o.v. 1 oppervlaktewater - spuitresten verdunnen en terug op het veld brengen 2 - toestel volledig reinigen op het veld of op een verharde oppervlakte die voorzien is van de nodige opvang 3 - toepassen van middel in beste klimatologische omstandigheden 3 - de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen gebeurt volgens de erkende techniek 1 1 15.02.2016 Praktijktijkgids gewasbescherming/katern Openluchtgroenten pagina 25 van 33

3.4 Resistentiebeheersing Dosissen respecteren volgens het etiket van de gewasbeschermingsmiddelen Afwisselen en/of mengen van producten met verschillende werkingsmechanismen In geval van risico op resistentie niet-chemische of biologische middelen en methoden inpassen 12. Registratie 4.1 Registratie van gebruik van gewasbeschermingsmiddelen conform vereisten van het FAVV 1 Noteer op het registratieformulier op basis van welke monitoringsmethode overgegaan is tot interventie 3 4.2 Registreer de niet chemische gewasbescherming 3 4.3 Registreer het resultaat van de bestrijding 3 7 BIJLAGEN 7.1 BIJLAGE 1: MAATREGELEN TER BEVORDERING VAN NUTTIGE ORGANISMEN, BIODIVERSITEIT EN ECOLOGISCHE STRUCTUREN Minimum 2 van deze maatregelen moeten op het bedrijf toegepast worden Op een geschikte manier plaatsen en/of in stand houden van nestkasten en/of zitstangen voor vogels (mezen, roofvogels, enz.) Op een geschikte manier plaatsen van kunstmatige schuil- en nestplaatsen voor wilde solitaire bijen (Osmia, Andrena, ) en/of voor de overwintering van nuttige insecten (gaasvliegen, lieveheersbeestjes, enz.) Plaatsen en/of het in stand houden van natuurlijke schuil- en nestplaatsen voor de overwintering van nuttige organismen (hagen, struiken, bosjes, bomen, rietkragen enz.) Plaatsen en/of in stand houden van gemengde hagen (sleedoorn, vlierbes, klimop, wilg, sporkehout, enz.) rond de teelt/het perceel als toevluchtsoord voor nuttige insecten Aanleggen of in stand houden van een bloemenstrook of een wilde vegetatiestrook met een breedte van minimum 1 m In stand houden van een compenserende ecologische oppervlakte die ten minste 2 % van het bedrijf bedekt. Deze oppervlakte mag geen enkele meststofgift of gewasbeschermingsmiddel ontvangen Het volledig mechanisch onkruid vrijhouden van niet beteelde stroken Het inzaaien of planten van bodembedekkers of groenbedekkers Weidevogelbeheer door bescherming van vogelnesten en/of aanleg van vluchtstroken Akkervogelbeheer zoals aanleggen van gemengde grasstroken, leeuwerikvlakjes, faunaranden, winterstoppel of graanranden Aanleg van grasbufferstroken 1 2 3 pagina 26 van 33 Praktijktijkgids gewasbescherming/katern Openluchtgroenten 15.02.2016

7.2 BIJLAGE 2: MAATREGELEN TER VOORKOMING VAN BODEMEROSIE 7.2.1 éénjarige teelten Teeltcategorie Paarse percelen Rode percelen Teelten die jaarrond de bodem bedekken Verbod op het omzetten van blijvend grasland naar akkerland met uitzondering van grasland aangelegd in uitvoering van BO of Erosiebesluit van de Vlaamse Teelten ingezaaid vóór 1 januari, vb. wintertarwe, wintergerst, koolzaad, Teelten ingezaaid na 1 januari, vb suikerbieten, zomergranen, mais, groenten, ruggenteelten regering Basispakket EN Keuzepakket bufferstroken Of Keuzepakket teettechnische maatregelen Basispakket EN Keuzepakket Bufferstroken Basispakket EN Keuzepakket structurele erosiebestrijdingswerken Basispakket of Keuzepakket bufferstroken of Keuzepakket teelttechnische maatregelen Basispakket EN Keuzepakket bufferstroken Keuzepakket structurele erosiebestrijding EN Keuzepakket teelttechnische maatregelen Of Keuzepakket Teelttechnische maatregelen - - - - = keuzeoptie 15.02.2016 Praktijktijkgids gewasbescherming/katern Openluchtgroenten pagina 27 van 33

7.2.2 Beschrijving van de pakketten BASISPAKKET VOOR PAARSE EN RODE PERCELEN Indien teelt geoogst wordt vóór 15/10: o inzaai van een groenbedekker voor 1/12, OF o inzaai van een andere teelt voor 1/12 Indien teelt geoogst wordt na 15/10: o inzaai van een groenbedekker voor 1/12, OF o bodem niet-kerend bewerken voor 1/12, OF o inzaai van een andere teelt voor 1/12, OF o behoud van bodembedekking door oogstresten bij korrelmais, spruiten en andere koolsoorten tot inzaai volgende teelt OF o het toepassen van wintervoorploegen (winterlabeur) voor percelen met een klei- of leembodem Indien teelt niet geoogst op 1/12: o o behoud van teelt of teeltresten OF het toepassen van wintervoorploegen (winterlabeur) voor percelen met een klei- of leembodem KEUZEPAKKET STRUCTURELE EROSIEBESTRIJDINGSWERKEN: minstens 1 van volgende maatregelen uitvoeren het hebben of aanleggen van een bufferende aarden dam met een erosiepoel, eventueel met een geleidende aarden dam het hebben of aanleggen van een bufferbekken, eventueel met een geleidende aarden dam 7.2.3 PAARS perceel KEUZEPAKKET BUFFERSTROOK (*): minstens 1 van volgende maatregelen uitvoeren Grasbufferstrook van minstens 9 m breed bij perceel met uniforme helling i.s.m. bedrijfsplanner erosiecoördinator Grasgang van minstens 12 m breed bij perceel met sonk / droge vallei i.s.m. bedrijfsplanner of erosiecoördinator Graszone bij perceel met complexe topografie, i.s.m. erosiespecialist i.s.m. bedrijfsplanner of erosiecoördinator Dam uit plantaardige materialen, eventueel in combinatie met een grasbufferstrook bij een perceel met complexe topografie i.s.m. bedrijfsplanner of erosiecoördinator.. (*): indien BO erosie, dan vervalt de vergoeding voor het gedeelte erosie pagina 28 van 33 Praktijktijkgids gewasbescherming/katern Openluchtgroenten 15.02.2016

KEUZEPAKKET TEELTTECHNISCHE MAATREGELEN: minstens 1 van volgende maatregelen uitvoeren Niet kerende bodembewerking voor inzaai teelt Directe inzaai Strip till bij inzaai teelt Drempels verplicht bij niet-biologische aardappelen. Bij biologische aardappelteelt is schoffelen en wieden toegelaten als alternatief voor drempels Drempeltjes, of diepe tandbewerking bij andere ruggenteelten 7.2.4 ROOD perceel KEUZEPAKKET BUFFERSTROOK (*): minstens 1 van de volgende maatregelen uitvoeren: Grasbufferstrook van minstens 9 m breed bij perceel met uniforme helling Grasgang van minstens 12 m breed bij perceel met sonk / droge vallei Graszone bij perceel met complexe topografie, i.s.m. bedrijfsplanner of erosiespecialist Dam uit plantaardige materialen, eventueel in combinatie met een grasbufferstrook bij een perceel met complexe topografie i.s.m. bedrijfsplanner of erosiecoördinator. (*) : indien BO erosie, dan vervalt de vergoeding voor het gedeelte erosie KEUZEPAKKET TEELTTECHNISCHE MAATREGELEN: minstens 1 van volgende maatregelen uitvoeren Niet kerende bodembewerking voor inzaai teelt Directe inzaai Strip till bij inzaai teelt Drempels verplicht bij niet-biologische aardappelen. Bij biologische aardappelteelt is schoffelen en wieden toegelaten als alternatief voor drempels Drempeltjes of diepe tandbewerking bij andere ruggenteelten Onbeteelde zones (rijpaden, kopakkers) inzaaien met gras in de groeifase van de teelt Zaaien volgens hoogtelijnen bij andere dan ruggenteelten De onbeteelde kopakkers inzaaien met gras in de groeifase van de teelt 7.2.5 Meerjarige teelten Teeltcategorie Paarse percelen Rode percelen Teelt + gras of andere waterdoorlatend Teelt + gras of Meerjarige of e andere teelten, vb. Keuzepakket bodembedekking waterdoorlatende Keuzepakket fruitteelt, structurele zorgen bodembedekking structurele boomkwekerij, erosiebestrijdings of zorgen voor > 80 % erosiebestrijdingswerken werken voor > 80 % bodembedekking bodembedekking of Keuzepakket Bufferstroken 15.02.2016 Praktijktijkgids gewasbescherming/katern Openluchtgroenten pagina 29 van 33

7.3 BIJLAGE 3: MAATREGELEN OM HET GEBRUIK VAN GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN TE VERDUURZAMEN. Minimaal 1 maatregel toepassen Pleksgewijze behandeling Geen gebruik van insecticiden of herbiciden Rijenbehandeling Precisielandbouw Goede drainage ter voorkoming van (wortel)ziekten Aanleg van vals zaaibed Inzaaien van groenbedekkers tegen ziekten en plagen en aaltjes Aanpassen plantafstand/zaaiafstand Zaaizaadbehandeling/dummy pil/phytodrip Zaaibedbehandeling/plantbakbehandeling Teeltbescherming door afdekking (voorbeelden; regenkap, hagelnetten, vliesdoek, ) openluchtgroenten x x x x x x x x x x x pagina 30 van 33 Praktijktijkgids gewasbescherming/katern Openluchtgroenten 15.02.2016

7.4 BIJLAGE 4: MONITOREN VAN ZIEKTEN EN PLAGEN GEBEURT OP MINSTENS 1 VAN DE VOLGENDE WIJZEN - Intensieve, systematische monitoring in het gewas door o.a. (wekelijkse) visuele waarnemingen (d.m.v. o.a. vangplaten, feromoonvallen, indicatorplanten, tellingen, ) + notities - Gebruiken van klimatologische waarnemingen die de infectiedruk kunnen bepalen - Gebruiken van de waarschuwingsberichten komende van de erkende waarnemingsenwaarschuwingsdiensten:: Kolen (bloemkool, broccoli, sluitkolen en spruitkool): PCG, Inagro, PSKW Prei: PCG, Inagro, PSKW Witloof: NPW, Inagro Andere : mits goedkeuring door AVDKP - Individuele begeleiding en perceelsopvolging door een erkende adviseur of voorlichter + verslaggeving - Determinatie of analyse van staal met ziekte of plaag 15.02.2016 Praktijktijkgids gewasbescherming/katern Openluchtgroenten pagina 31 van 33