4.9. Boekverslag door N woorden 24 november keer beoordeeld. Biologie voor jou. Voortplanting:

Vergelijkbare documenten
Samenvatting Biologie Thema 3: Voortplanting en ontwikkeling

Samenvatting Biologie hf 5 par 1t/m 5

Samenvatting Biologie voor Jou VMBO 3 Thema 3 Voortplanting

7,1. Antwoorden door Een scholier 1903 woorden 23 mei keer beoordeeld. Biologie voor jou. Biologie Samenvatting Thema 4 Voortplanting

Primaire geslachtskenmerken

Paragraaf 6.1 Primaire en secundaire geslachtskenmerken

Samenvatting Biologie Thema 3 - Voortplanting 1 t/m 9

Bevruchting : het versmelten van de kern van een eicel + zaadcel - door bevruchting ontstaat een bevruchte eicel : nieuw individu

7,3. Samenvatting door een scholier 1948 woorden 9 juni keer beoordeeld. Biologie voor jou

Geslachtelijke voortplanting: de kernen van twee geslachtscellen (eicel en zaadcel) versmelten. Dat het bevruchting. Ze vormen samen een nieuwe cel.

DEEL 3 THEMA 1 RELATIES EN SEKSUALITEIT BASISSTOF 1

samenvatting doelstelling 1. doelstelling 3. doelstelling 2. doelstelling 4.

VOORTPLANTING BIJ DE MENS

Voortplanting. Hoofdstuk 6

thema 3 Voortplanting en ontwikkeling basisstof basisstof 1 Het voortplantingsstelsel van een man

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 4: Voortplanting

Een man kan vanaf de puberteit tot op hoge leeftijd zaadcellen maken.

van een muskiet weer? Leg je antwoord uit.

H2.1 voortplantingsstelsel van de man

Biologie Samenvatting H11+12

Voortplanting bij dieren

Samenvatting Biologie Voortplanting

Waar alle onderdelen van het voortplantingsorgaan van de man en de vrouw zitten:

Biologie Voortplanting en ontwikkeling Havo

Samenvatting Biologie Biologie Thema 3; Voortplanting

zweet stinkt schaam haar ongesteld brede heupen borst groei schaamlippen groeien groeispurt

Voortplanting en ontwikkeling

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 2

Samenvatting Biologie voortplanting

Balzak (scrotum) huidplooi waarin de teelballen liggen. Temperatuur +/- 2 C lager dan in de buikholte (gunstiger voor de ontwikkeling

keer beoordeeld 4 maart 2018

Tussen de trofoblast en de kiemschijf wordt de navelstreng gevormd.

Oefen Repetitie KGT thema Voortplanting

Biologie 2HAVO/VWO VOORTPLANTING Thema 4

Hormoonklieren zijn klieren die sappen afgeven aan het bloed. Deze sappen zijn de hormonen. De

Verslag Biologie Biologie dossier

7,3. Samenvatting door een scholier 2182 woorden 15 december keer beoordeeld. Biologie voor jou

Aantekeningen hoofdstuk 3 Voortplanting BBL

Enkele afspraken: We luisteren met respect naar elkaars verhaal. We lachen niet voortdurend met nieuwe woorden.

Biologie Samenvatting Hoofdstuk 2 Voortplanting Basisstof 1 t/m 10 Basisstof 1: Het voortplantingsstelsel van een man

Samenvatting Biologie Voortplanting

Voortplanting. Examen VMBO-GL en TL. biologie CSE GL en TL. Bij dit examen hoort een bijlage.

Samenvatting door een scholier 1790 woorden 8 maart keer beoordeeld

Aantekeningen Hoofdstuk 3 Voortplanting 3 VMBO KGT

6,6. Werkstuk door een scholier 1905 woorden 13 juli keer beoordeeld

Samenvatting Biologie Boek 4 thema 2 Voortplanting en ontwikkeling.

6,9. Samenvatting door M woorden 10 juni keer beoordeeld Puberteit. Hoe noem je de verschillen tussen jongens en meisjes?

Kinderen groeien op tot volwassenen in verschillende fasen. Iedereen groeit. Maar ons lichaam maakt heel ons leven kleine of grote veranderingen mee.

Antwoorden Biologie Hoofdstuk 2 voortplanting

Antwoorden Biologie Thema 4

Mannelijk voortplantingsorgaan:

Huiswerkopdrachten. over seks, SOA en anticonceptie. love-control.nl. Opdracht 1

Doelstelling 3 Je moet primaire en secundaire geslachtskenmerken kunnen noemen bij jongens en bij meisjes.

Niet iedereen merkt dat hij/zij een geslachtsziekte heeft. Vrouwen hebben soms bijna of geen last.

Samenvatting Biologie Thema 3 voortplanting en ontwikkeling

werkboek Bij deze lessen kan je ook Het Grote Voortplantingsspel gebruiken. ISBN

Samenvatting door een scholier 3053 woorden 28 januari keer beoordeeld. Biologie voor jou

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 6 Voortplanting en ontwikkeling

Examentrainer. Vragen. Geslachtskenmerken. De placenta

Antwoorden Biologie Thema 4 en 5

De geslachtsontwikkeling, zoals het meestal gaat 1

5,9. Antwoorden door Een scholier 1981 woorden 11 december keer beoordeeld. Biologie voor jou

Voortplantingshormonen

De leraar legt dit eerst uit, daarna maken de leerlingen deze vragen

7,4. Samenvatting door N woorden 6 november keer beoordeeld. Biologie voor jou. Biologie Thema 2 Voortplanting

Normale cyclus. Poli Gynaecologie

1 Bespreek de tekening tijdens de les 2 D 3 C 4 B 5C 6 A 7 C 8 B. Open vragen

T2 thema 4, bs. 7: zwangerschap en geboorte

6,8. Samenvatting door B woorden 4 januari keer beoordeeld

Samenvatting Biologie H3+8

Werkvormen k Zag 2 beren over lichamelijkheid

Thema 3b Voortplanting. Wereldoriëntatie L6

1: Jongens en meisjes

7,1. Basisstof 1; Wat is biologie? Basisstof 2, Natuurwetenschappelijk onderzoek. Basisstof 3, Organen, cellen en weefsels.

Samenvatting Biologie Thema 3 Voortplanting

Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie ALGEMENE INFORMATIE NORMALE CYCLUS. Versie 1.3. Datum Goedkeuring Verantwoording

Normale cyclus. Gynaecologie

Over het MEISJESLICHAAM op

6,8. Samenvatting door B. 999 woorden 25 juni keer beoordeeld. Biologie voor jou. H3 Voortplanting

7,1. Werkstuk door een scholier 1782 woorden 17 maart keer beoordeeld. Hoofdstuk 1 Hoe kun je een soa oplopen?

adoloscere dat opgroeien betekend, deze periode vindt plaats na de puberteit rond het 20 e tot 25 e levensjaar.

auteurs ARTEUNIS BOS MARIANNE GOMMERS ONNO KALVERDA RUUD PASSIER THEO DE ROUW GERARD SMITS BEN WAAS RENÉ WESTRA

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 4, Voortplanting

primaire geslachtkenmerken Geslachtskenmerken die al bij de geboorte aanwezig zijn

OMSCHRIJVING LESSTOF

normale cyclus patiënteninformatie Inleiding Wat is een normale cyclus

HOOFDSTUK 6: VOORTPLANTING. 1: Embryonale ontwikkeling

Spermacel bevat of een Y-chromosoom of een X-chromosoom. Normaal gesproken bevat de eicel één X- chromosoom.

6.6. Boekverslag door M woorden 11 maart keer beoordeeld

normale cyclus patiënteninformatie

Samenvatting Biologie Voortplanting

6,8. Praktische-opdracht door een scholier 2983 woorden 11 februari keer beoordeeld

Normale cyclus. Patiënteninformatie Normale cyclus

VAK: BIOLOGIE METHODE: Biologie voor jou 3VMBO- BK Deel 1 en 2 KLAS: 3 CONTACTUREN PER WEEK: 3 x 50 minuten per week

Zijn er bij deze onderwerpen deficiënties, dan kun je via de volgende sites je kennis vergroten: - -

De veranderingen ontstaan door regelstoffen/hormonen. Die worden gemaakt in de hormoonklier bijvoorbeeld de hypofyse.

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 4, Je verandert

7,6. Samenvatting door een scholier 2687 woorden 12 juni keer beoordeeld. Hoofdstuk 4 Seksualiteit en voortplanting!

Transcriptie:

Boekverslag door N. 6179 woorden 24 november 2010 4.9 64 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Voortplanting: Basisstof 1 Reductiedeling. Mensen planten zich geslachtelijk voort. Dat wil zeggen dat de kernen van de twee geslachtscellen(voortplantingscellen) versmelten. We noemen dit bevruchting. Hierdoor ontstaat een bevruchte eicel. Een bevruchte eicel kan uitgroeien tot een nieuw individu. Nieuwe cellen ontstaan door gewone celdeling (mitose). Hierbij krijgt een dochtercel net zoveel chromosomen als de moedercel. Deze cellen noemen we de lichaamscellen. Bij een man worden in de teelballen spermacellen(=zaadcellen) gevormd. Bij een vrouw worden in de eierstokken eicellen gevormd. Bij de vorming van geslachtscellen vindt reductiedeling plaats Bij reductiedeling bevatten de dochtercellen slechts één chromosoom van elk chromosomenpaar. Reductiedeling wordt ook wel meiose genoemd. Reductie betekent vermindering. Het doel van deze reductiedeling is de vorming van geslachtscellen. Bij mensen bevat elke geslachtscel 23 chromosomen. Bij de bevruchting smelten 23 chromosomen van de vrouw en 23 chromosomen van de man samen. De kern van de bevruchte eicel bevat dan weer 46 chromosomen. De bevruchte eicel groeit langzaam uit tot een baby. Bij de baby worden de cellen weer opgedeeld elke cel bevat dan weer 46 chromosomen. Basisstof 2 Het voortplantingsstelsel van een man. Bij de man liggen enkele voortplantingsorganen in de onderbuik. De teelballen of testes produceren elke dag vele miljoenen spermacellen. Hierbij vindt reductiedeling plaats. Spermacellen worden vanaf de puberteit tot op hoge leeftijd gevormd. Spermacellen kunnen zichzelf voortbewegen door middel van een zweepstaart. De teelballen liggen in de huidplooi, de balzak. De temperatuur in de balzak is iets lager dan in de buikholte. Dat is gunstig voor de ontwikkeling van de spermacellen. https://www.scholieren.com/verslag/37559 Pagina 1 van 14

De spermacellen worden opgeslagen in de bijballen. De zaadleider(spermaleiders) vervoeren de spermacellen. De zaadblaasjes en de prostaat voegen vocht toe aan de spermacellen. Door het vocht uit de zaadblaasjes gaan de spermacellen beter bewegen. Het vocht uit de prostaat bevatten voedingsmiddelen voor de spermacellen. Spermacellen bevatten zelf geen reservevoedsel. De spermacellen en het vocht uit de zaadblaasjes en prostaat samen vormen sperma. Bij de prostaat komen de zaadleiders uit in de urinebuis. De urinebuis voert ook urine uit de urineblaas af. Bij een zaadlozing komt het sperma door de urinebuis naar buiten. Tijdens een zaadlozing verlaten 100 tot 400 miljoen spermacellen het lichaam. De urinebuis loopt door de penis. In de penis zitten zwellichamen. Deze kunnen zich met bloed vullen, waardoor de penis groot en stijf wordt. Dat noemen we erectie. Een erectie ontstaat onder invloed van seksuele prikkels, bijv. door het strelen van de eikel. De eikel is daar erg gevoelig voor. Bij geslachtsgemeenschap brengt een man zijn penis in de vagina van een vrouw. De penis is dan in erectie. Door bewegingen van man en vrouw wordt de penis in de vagina op en neer bewogen. Dit kan bij een man leiden tot een zaadlozing. Het zaad komt dan in de vagina van de vrouw. Bij de zaadlozing ontstaat een lekker gevoel. We noemen een zaadlozing ook wel klaarkomen of het krijgen van een orgasme. Een jongen of man kan ook een zaadlozing krijgen door zelfbevrediging(masturbatie). Hierbij wordt met de hand de voorhuid over de eikel heen een weer bewogen. Onder de voorhuid wordt smeer geproduceerd. Als dit lang blijft zitten gaat het stinken en kan het ontstekingen veroorzaken. (eventueel ook bij vrouwen) Daarom moet een man elke dag bij het wassen de voorhuid even terugtrekken en de eikel en de voorhuid schoonmaken. Bij sommige volkeren wordt de voorhuid om hygiënische of religieuze redenen weggesneden (besnijden). Basisstof 3 Voortplantingsstelsel van een vrouw. Van het voortplantingsstelsel is bij een vrouw uitwendig minder te zien dan bij een man. Bij de vrouw liggen de meeste voortplantingsorganen in de onderbuik. In de eierstokken of ovaria vindt de ontwikkeling plaats van de eicellen. Hierbij vindt reductiedeling plaats. Een eicel is in verhouding tot een spermacel groot. Dit komt doordat de eicel veel meer reservevoedsel bevat. Dit is bestemd voor de eerste ontwikkeling van de bevruchte eicel. Bij de geboorte zijn in de eierstokken van een meisje reeds alle cellen aanwezig tot de eicel zich kan ontwikkelen. Elke van deze cellen is omgeven door een laagje andere cellen. Samen vormen ze een jonge follikel. Vanaf de puberteit tot aan de overgang (op ongeveer 50-jarige leeftijd) kunnen in de eierstokken follikels rijpen. In elke follikel ontstaat een holte gevuld met vocht. Gewoonlijk komt er maar één follikel per vier weken tot volledige rijping. Een rijpe follikel puilt buiten de eierstok https://www.scholieren.com/verslag/37559 Pagina 2 van 14

uit. De follikel neemt dan erg veel vocht op, waardoor ze open barst. Uit de opengebarste follikel komt een eicel vrij. Dit heet ovulatie of eisprong. Uit het follikelweefsel dat in de eierstok achterblijft, wordt het gele lichaam gevormd. Ovulatie vindt 1 keer in de vier weken plaats. Er komt meestal slechts één eicel vrij, gewoonlijk om de beurt uit beide eierstokken De trechter aan het uiteinde van de eileider vangt de eicel op. Een eicel kan niet uit zichzelf bewegen en wordt door de eileiders vervoerd, in de richting van de baarmoeder.(uterus) Bij geslachtsgemeenschap kan sperma in de vagina(schede) komen. De spermacellen bewegen zich met behulp van de hun zweepstaart in de richting van de baarmoeder en de eileiders. De bevruchting van een eicel door een spermacel vindt plaats in een eileider. De kop van een spermacel dringt door het celmembraan van de eicel. De zweepstaart blijft achter. Snel nadat de kop van de eerste spermacel is binnengedrongen wordt de buitenste laag van de eicel ondoordringbaar. Andere spermacellen kunnen de eicel dan niet meer in. De kernen van de eicel en de spermacel versmelten. De bevruchte eicel gaan zich meteen een aantal keren delen. Het klompje cellen dat zo ontstaat, wordt door de eileider vervoerd naar de baarmoeder. Deze bestaat uit een dikke, gespierde wand, die met slijmvlies is bekleed. Het klompje cellen kom 5 à 6 dagen na de ovulatie in de baarmoeder aan. Het zet zich vast in het dikke slijmvlies van de baarmoeder. We noemen dit innesteling. In ongeveer 38 weken groeit het klompje cellen uit tot een kind. Het kind dat zich ontwikkelt wordt ook wel het embryo genoemd. De wand van de vagina is zeer rekbaar. Het komt zelden voor dat een vagina te klein is voor een penis. Bij de geboorte komt zelfs het kind door de vagina ter wereld. Bij de meeste vrouwen en meisjes is de vagina weinig of niet gevoelig voor seksuele prikkels. De meisjes en vrouwen krijgen een orgasme door prikkeling van de clitoris(kittelaar). Dit kan gebeuren door over de clitoris te wrijven. Bij zelfbevrediging(masturbatie) doet een meisje of vrouw dat zelf. Slechts weinig vrouwen krijgen een orgasme door het op en neer bewegen van een penis in de vagina. De clitoris ligt vooraan tussen de kleine schaamlippen. Net achter de clitoris mondt de urinebuis uit. Om de kleine schaamlippen heen liggen de grote schaamlippen. In de wand van de kleine schaamlippen liggen klieren die bij seksuele opwinding slijm produceren. Hierdoor wordt de toegang tot de vagina glad, zodat de penis makkelijker kan binnendringen. In het slijm kunnen bacteriën zich snel vermenigvuldigen. Om ontstekingen te voorkomen is het belangrijk dat de schaamlippen elke dag goed met water worden gewassen. Bij een vrouw die nog nooit geslachtsgemeenschap heeft gehad, is de vagina gedeeltelijk afgesloten met het maagdenvlies. Het maagdenvlies bevat een kleine opening. Als die opening te klein is, kan het maagdenvlies wat inscheuren bij de eerste geslachtsgemeenschap. Overigens kan het maagdenvlies al voor de eerste geslachtsgemeenschap ingescheurd zijn, bijv. door het gebruik https://www.scholieren.com/verslag/37559 Pagina 3 van 14

van tampons of door sport. P: eileider Q: eierstok R: baarmoeder S: vagina Basisstof 4 Hormonen. Bij de voortplanting spelen hormonen een belangrijke rol. Hormonen zijn stoffen die de werking van bepaalde organen regelen. Hormonen worden geproduceerd door hormoonklieren. Deze geven hormonen af aan het bloed dat door de hormoonklieren stroomt. Via het bloed komen de hormonen in het hele lichaam terecht. De hormonen zijn echter alleen werkzaam in weefsels en organen die er gevoelig voor zijn. De hypofyse is een belangrijke hormoonklier. Die hypofyse ligt tegen de onderzijde van de hersenen aan. Andere hormoonklieren zijn de teelballen bij een man en de eierstokken bij een vrouw. Secundaire geslachtskenmerken. Vanaf het begin van de puberteit produceert de hypofyse bepaalde hormonen. Bij een jongen of man regelen deze hormonen de werking van de teelballen. Een van deze hormonen zorgt ervoor dat de teelballen spermacellen produceren. Een ander hormoon zorgt ervoor dat de teelballen het mannelijk geslachtshormoon produceren. Het mannelijk geslachtshormoon beïnvloedt het uiterlijk van een jongen. In de puberteit krijgt de man een zwaardere stem, doordat de stembanden langer worden. Zijn spieren worden zwaarder en zijn baard gaat groeien. Ook krijgt hij haargroei rond de geslachtsorganen, in de oksels en vaak ook op de borst. We noemen deze kenmerken secundaire geslachtskenmerken. De primaire geslachtskenmerken zijn al vanaf de geboorte aanwezig. Bij een meisje of vrouw regelen hormonen uit de hypofyse de werking van de eierstokken. Deze hormonen zorgen er onder andere voor dat in de eierstokken follikels rijpen, dat er ovulatie optreedt en dat cellen in de wand van een rijpende follikel het vrouwelijk geslachtshormoon produceren. Onder invloed van het vrouwelijk geslachtshormoon ontstaan bij een meisje de secundaire geslachtskenmerken. In de puberteit beginnen de borsten zich te ontwikkelen en ontstaat er haargroei op de onderbuik en in de oksels. Verder wordt de bekken wijder en ontstaat er een dikkere onderhuidse vetlaag. Bij ieder persoon worden zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtshormonen geproduceerd. De verhouding tussen beide bepaalt welke secundaire geslachtskenmerken optreden. Bij de meeste mannen wordt meer mannelijk dan vrouwelijk geslachtshormoon geproduceerd. Maar als het verschil klein is, kunnen zich bij een man ook secundaire geslachtskenmerken ontwikkelen die enigszins lijken op die van een vrouw. De menstruatiecyclus bij de vrouw. De menstruatiecyclus bij de vrouw bestaat uit een aantal gebeurtenissen die zich gemiddeld elke vier weken herhalen, als er geen zwangerschap optreedt. Menstruatie en ovulatie maken deel uit van deze gebeurtenissen. De eerste dag van de menstruatie wordt meestal beschouwd als het begin van de menstruatiecyclus rijpen er follikels in de eierstokken. https://www.scholieren.com/verslag/37559 Pagina 4 van 14

Cellen uit de wand van de rijpende follikels produceren het vrouwelijk geslachtshormoon. Onder invloed van dit hormoon wordt het baarmoederslijmvlies dikker en bevat het heel veel bloedvaten. In de eierstokken bereikt één van de rijpende follikels een voorsprong op de andere. De follikels die minder snel rijpen, sterven af. De follikel neemt veel vocht op, waardoor de follikel openbarst. Er treedt ovulatie op. De afvalstoffen van het follikel wordt het gele lichaam voedsel voor het embryo. En het zorgt ervoor dat het baarmoederslijmvlies dikker wordt zodat er innesteling plaats vindt. Als de eicel niet wordt bevrucht, begint het gele lichaam ongeveer elf dagen na de ovulatie af te sterven. Daardoor worden er weinig hormonen geproduceerd om het baarmoederslijmvlies in stand te houden. Het baarmoederslijmvlies wordt dan gedeeltelijk afgestoten. Hierbij komt wat bloed vrij. Het slijmvlies wordt met het slijm en het bloed via de vagina uit het lichaam verwijderd. Dit heet menstruatie of ongesteld zijn. De voorbereiding van het baarmoederslijmvlies op de innesteling van een embryo wordt ongedaan gemaakt. Bij sommige vrouwen duurt de menstruatie slechts een dag of drie. Bij anderen kan de menstruatie wel een week duren. Menstruaties kunnen soms gepaard gaan met buikkrampen. Dat komt doordat de spierlaag van de baarmoederwand samentrekt. Door het samentrekken worden de stukjes slijmvlies, slijm en bloed sneller afgevoerd. De buikkrampen kunnen soms pijnlijk zijn. Als de menstruatie erg pijnlijk of onregelmatig is, kan een arts de pil voorschrijven. De pil bevat hormonen die ervoor zorgen dat er in de eierstokken geen follikels rijpen en dat er geen ovulatie plaatsvindt. Als gevolg hiervan wordt het baarmoederslijmvlies minder dik. Er wordt dan ook minder slijmvlies afgevoerd, waardoor de menstruaties minder hevig zijn. Dit is een gunstige bijwerking van de pil. De pil wordt gebruikt als voorbehoedmiddel. De menstruatie vindt 14 dagen na de ovulatie plaats. Hierna begint de menstruatiecyclus opnieuw. Er rijpen weer follikels in de eierstokken en het baarmoederslijmvlies wordt weer dikker. Gemiddeld 14 dagen na het begin van de menstruatie vindt weer ovulatie plaats. Zwangerschap. Een spermacel kan na een zaadlozing in het lichaam van een vrouw ongeveer 3 dagen in leven blijven. Een eicel blijft na de ovulatie maar ongeveer 12 uur in leven blijven. Als de eicel dan niet wordt bevrucht, gaat deze te gronde. De resten worden opgenomen in het bloed. Dit gebeurt in een eileider. Elke vier weken is er dus maar een betrekkelijk korte periode van 3 à 4 dagen waarbinnen de geslachtsgemeenschap kan leiden tot bevruchting van een eicel. Deze vruchtbare periode loopt van ongeveer 3 dagen voor de ovulatie tot een halve dag naar de ovulatie. Als de eicel wordt bevrucht, blijft het gele lichaam in stand. Het gele lichaam blijft dan voldoende hormonen produceren om het baarmoederslijmvlies dik en klierrijk te houden. Het baarmoederslijmvlies wordt niet afgestoten. Er treedt geen menstruatie op. Het wegblijven van de menstruatie kan een teken zijn van zwangerschap. Ook zijn er andere oorzaken die een menstruatie kan verlaat optreden of een keer worden overgeslagen, bijvoorbeeld veel spanningen of verre reizen. Bij de apotheek en drogisten is een Predictor te koop. Dit is een eenvoudige en vrij betrouwbare test, waarmee een meisje of vrouw zelf kan vaststellen of ze zwanger is. Vooral een positieve uitslag is zeer betrouwbaar. Ook de huisarts of de arts van een consultatiebureau kan een test doen. https://www.scholieren.com/verslag/37559 Pagina 5 van 14

De bevruchte eicel gaat gelijk delen. Als het klompje cellen aan komt in de baarmoeder kan er innesteling plaatsvinden. Dan pas is de vrouw zwanger. Tijdens de zwangerschap produceert de hypofyse geen hormonen meer die in de eierstokken nieuwe follikels laat rijpen. Er worden dan ook geen nieuwe eicellen rijp en er treedt geen ovulatie op. Voor bevruchting is het nodig, dat spermacellen de vrijgekomen eicel kunnen bereiken. Als bij een vrouw de eileiders verstopt zijn, kan er geen bevruchting optreden. Zo n vrouw is daardoor onvruchtbaar, ook al vindt de menstruatiecyclus bij haar normaal plaats. Tegenwoordig kan deze onvruchtbaarheid worden opgeheven. Via een operatie worden rijpe eicellen uit de eierstokken gehaald. In een petrischaal worden aan deze eicellen spermacellen toegevoegd. Er bevindt dan bevruchting plaats. Vaak wordt dit reageerbuisbevruchting genoemd. De bevruchte eicellen ontwikkelen zich tot klompjes cellen. Deze worden in de baarmoeder gebracht, waar ze zich innestelen. De verdere zwangerschap verloopt meestal normaal. Vrouwen en mannen die er zeker van zijn dat ze geen kinderen (meer) willen, kunnen zich laten steriliseren. Dit gebeurt via een kleine operatie. Bij de vrouw worden de eileiders onderbroken. Het effect is te vergelijken met dat van een verstopping in de eileiders. De productie van eicellen gaat normaal door, net als alle andere gebeurtenissen in de menstruatiecyclus. Bij de man wordt uit beide zaadleiders een stukje van enkele millimeter geknipt. De beide uiteinden worden dichtgemaakt. De uiteinden kunnen dan niet meer aan elkaar groeien. De productie van spermacellen gaat normaal door. Ook verandert er niets aan de hoeveelheid vocht die bij een zaadlozing vrijkomt. De geproduceerde spermacellen kunnen het lichaam niet verlaten. Ze worden in de bijballen en in de zaadleiders afgebroken. De resten worden opgenomen in het bloed. Basisstof 5 Seksualiteit Bij veel mensen speelt seksualiteit een belangrijke rol in hun leven. Mensen hebben allemaal een andere opvatting over seksualiteit. Heteroseksueel of homoseksueel. De meeste mensen zijn heteroseksueel. Ze voelen zich seksueel aangetrokken tot het andere geslacht. Ongeveer 5% van de mensen is homoseksueel(homofiel). Homoseksuele vrouwen worden lesbisch genoemd. Homoseksuele mannen worden homo s genoemd. Mensen die tot het beide geslachten aangetrokken voelen worden biseksueel genoemd. Homoseksualiteit werd vroeger als iets verkeerds beschouwd, waar niet openlijk over kon worden gepraat. Homoseksualiteit is tegenwoordig nog steeds een taboe. Verschillen tussen mannen en vrouwen. Er zijn veel verschillen tussen mannen en vrouwen. Mannen hebben bijvoorbeeld meer spiermassa dan vrouwen. Ook zijn mannen gemiddeld langer dan vrouwen. Deze verschillen vindt je overal op de wereld terug. In Nederland worden bepaalde beroepen alleen uitgevoerd door mannen.(= landbouwer) Andere beroepen juist alleen door vrouwen. Tegenwoordig wordt er wel anders over gedacht. https://www.scholieren.com/verslag/37559 Pagina 6 van 14

Seksueel overdraagbare aandoeningen(=soa) Er zijn enkele ziekten die je alleen kunt krijgen als je intiem lichamelijk contact hebt met een besmet persoon. Deze ziekten worden seksueel overdraagbare aandoeningen of geslachtsziekten genoemd. De bekendste SOA s zijn gonorroe, syfilis, candida en AIDS. Niet alleen door geslachtsgemeenschap kun je een seksueel overdraagbare aandoening oplopen. Ook door allerlei vormen van homo- of heteroseksueel contact waarbij geslachtsorganen en mond of anus zijn betrokken, kan een SOA worden overgebracht. Je kunt een SOA niet oplopen op een vieze WC of door te drinken uit het glas van een ander. Dat komt doordat de ziekteverwekkers die een SOA veroorzaken, buiten het lichaam van een mens direct doodgaan. De ziekteverwekkers kunnen bacteriën, schimmels of virussen zijn. Virussen zijn kleine ziekteverwekkers, nog veel kleiner dan bacteriën. Van de geslachtsziekten krijgt AIDS de meeste aandacht, doordat het aantal aidspatiënten stijgt en doordat de ziekte ongeneeslijk is. Bij gonorroe(een druiper) komt er slijm en etter uit de penis of vagina. Vaak doet het urineren pijn. Gonorroe wordt veroorzaakt door bacteriën. Als de ziekte niet op tijd wordt behandeld met penicilline kan dit leiden tot onvruchtbaarheid. Ook syfilis wordt veroorzaakt door bacteriën. Syfilis is het eerst te merken aan het zweertje aan de geslachtsorganen, mond, tong of anus. Dat zweertje ontstaat ongeveer drie weken nadat besmetting heeft plaatsgevonden. Als syfilis niet wordt behandeld kan het zweertje weer verdwijnen. De ziekte lijkt over, maar de bacteriën verspreiden zich door het hele lichaam. Na jaren kunnen er ernstige ziekteverschijnselen voordoen, zoals verlammingen of geestelijke achteruitgang. Een onbehandelde syfilis kan tot de dood leiden. Ook syfilis kan worden bestreden met penicilline. Bij candida zorgen bepaalde schimmels in de vagina van een vrouw voor een jeukende ontsteking met veel afscheiding. Candida kan worden bestreden met medicijnen. AIDS Bij AIDS(Acquired Immonu Deficiency Syndrome) is het afweersysteem van de besmette persoon aangetast. Hierdoor heeft deze persoon geen afweer tegen allerlei ziekteverwekkers. Hij of zij krijgt dan gemakkelijk allerlei ziekten zoals darm- en longontstekingen of huidkanker. Bij een gezond persoon maakt het afweersysteem deze ziekteverwekkers onschadelijk. AIDS is een ongeneeslijke ziekte. AIDS wordt veroorzaakt door het Aidsvirus, dat ook wel HIV(Human Immunodeficiency Virus) wordt genoemd. Niet alle mensen die besmet zijn met het aidsvirus hebben AIDS. Iemand kan besmet zijn zonder dat er ziekteverschijnselen optreden. Zo iemand wordt seropositief genoemd. Niet elke seropositieve persoon krijgt AIDS, maar de kans erop is wel groter dan 50%. Het kan enkele maanden duren, maar soms ook meer dan 10 jaar. Als de ziekte zich openbaart, is de patiënt ten dode opgeschreven. Daarom verkeren seropositieven in grote onzekerheid en leven ze onder grote spanningen. Het Aidsvirus kan van persoon tot persoon worden overgedragen via bloed, sperma of vocht uit de vagina. Je kunt het aidsvirus niet oplopen door niezen of hoesten van een Aidspatiënt of van een seropositief persoon. Je kunt dus zonder gevaar met deze personen omgaan. De besmetting van AIDS vindt plaats door onveilige seks.(zonder condoom) Of doordat drugsgebruikers elkaars spuiten en naalden gebruiken. In Nederland komt de besmetting via bloedtransfusies niet voor, doordat het bloed https://www.scholieren.com/verslag/37559 Pagina 7 van 14

van bloeddonors nauwkeurig wordt gecontroleerd op AIDS. In sommige ander landen kunnen bloedtransfusies nog wel een groot probleem zijn. De ziekte AIDS heeft zich sinds 1981 sterk uitgebreid. In verschillende landen heeft de overheid daarom een uitvoerig voorlichtingscampagne gehouden voor veilig vrijen. Om de besmetting onder drugsgebruikers tegen te gaan worden in Nederland in grote steden gratis spuiten uitgedeeld. Basisstof 6 Embryonale ontwikkeling. Het klompje cellen die aankomen in de baarmoeder is net zo groot als de bevruchte eicel. Als innesteling plaats heeft gevonden, kan het embryo via uitstulpingen voedingsstoffen opnemen uit het baarmoederslijmvlies. Daardoor kan het groeien. Na enkele weken ontwikkelt zich in het baarmoederslijmvlies de placenta of moederkoek. De placenta is het orgaan waarin het bloed van de moeder vlak langs het bloed van het embryo stroomt. Het bloed van de moeder blijft gescheiden van het bloed van het embryo. In de placenta vindt uitwisseling van stoffen plaats. Zuurstof en voedingsstoffen (glucose) gaan van het bloed van de moeder naar het bloed van het embryo. Koolstofdioxide en andere afvalstoffen gaan van het bloed van het embryo naar het bloed van de moeder. De placenta bestaat gedeeltelijk uit weefsels van de moeder en gedeeltelijk uit weefsel van het embryo. Het embryo is door de navelstreng verbonden met de placenta. De navelstreng bestaat geheel uit weefsel van het embryo. In de navelstreng zitten drie bloedvaten. Het hart van het embryo pompt voortdurend bloed door twee navelstrengslagaders naar de placenta toe. Het bloed in de navelstrengslagaders is rijk aan koolstofdioxide en andere afvalstoffen, en arm aan zuurstof en voedingsstoffen. Door één navelstrengader stroomt het bloed van de placenta terug naar het embryo. Het bloed in de navelstrengader is rijk aan zuurstof en voedingsstoffen, en arm aan koolstofdioxide en andere afvalstoffen. Zolang het embryo via de placenta verbonden is met de moeder, werken longen, lever, nieren, maag en darmkanaal van het embryo nog niet. Om het embryo liggen twee vruchtvliezen. Deze bestaan uit weefsel van het embryo. Binnen de vruchtvliezen bevindt zich vloeistof, het vruchtwater. Het embryo drijft in het vruchtwater. Hierdoor wordt het embryo beschermt tegen stoten, tegen uitdroging en tegen wisselingen van de temperatuur. Bovendien kan het embryo zich hierin gemakkelijk bewegen. Aan het einde van de tweede maand zijn bijna alle weefsels gevormd en zijn de organen in aanleg aanwezig. Het embryo weegt dan ongeveer 1 gram. Vanaf de derde maand wordt het embryo foetus genoemd. Het lijkt dan al enigszins op een mens. Een foetus groeit flink: vanaf ongeveer 3 cm tot gemiddeld 50 cm. Het gewicht neemt toe tot 3500 gram. Vanaf 4 maanden kan de moeder de bewegingen voelen van de foetus. Hersenen en spieren werken al voor de geboorte. Basisstof 7 De geboorte Na ongeveer 9 maanden(39 weken) zwangerschap wordt het kind geboren. Artsen houden meestal rekening met 38 tot 42 weken na het begin van de laatste menstruatie. Ongeveer 10% van de kinderen worden te vroeg geboren. Als zo n kind nog erg zwak is, moet het vaak eerst nog een tijd in een couveuse liggen. Daarin worden de omstandigheden zo goed mogelijk gehouden. https://www.scholieren.com/verslag/37559 Pagina 8 van 14

Een bevalling kan thuis, maar ook in het ziekenhuis plaatsvinden. Een huisarts, een verloskundige of een gynaecoloog begeleidt de bevalling. Als de bevalling op komst is merkt de vrouw dat aan samentrekkingen van spieren in de baarmoederwand, die met tussenpozen plaatsvinden. De geboorte verloopt in drie fasen: de ontsluiting, de uitdrijving en de nageboorte. De ontsluiting Aan het eind van de zwangerschap ligt de foetus meestal met het hoofd naar beneden in de baarmoeder. De baarmoederhals is erg nauw en bevat een slijmprop. Voordat het kind geboren kan worden, verandert de baarmoeder van vorm. De baarmoederhals wordt wijder. De eerste weeën vinden gewoonlijk om de 15 tot 30 minuten plaats. Hierbij trekt het bovenste deel van de baarmoederwand zich samen. Het onderste deel van de baarmoederwand en de baarmoederhals worden daardoor rond het hoofdje van de foetus getrokken. Dit wordt indalen genoemd. Het indalen duurt ongeveer 8 uur bij vrouwen die hun eerste kind krijgen en 4 tot 5 uur bij vrouwen die al eerder een kind hebben gekregen. Na het indalen komen de weeën om de 3 tot 5 minuten. De slijmprop in de baarmoederhals wordt uitgestoten en de opening in de baarmoederhals wordt groter. Dit wordt ontsluiting genoemd. Hierbij breken meestal de vruchtvliezen, waardoor het vruchtwater of een deel ervan wegvloeit. De arts of de verloskundige kan voelen hoe groot de opening is. Als de opening 10 cm is, is de ontsluiting volledig. Het hoofdje van de foetus kan er dan door. De uitdrijving De uitdrijving kan enkele seconden tot wel 2 uur duren. De weeën worden steeds krachtiger en ook spieren in de buikwand gaan zich samentrekken. Dit worden de persweeën genoemd. De moeder kan actief gaan persen, maar ze mag dat pas als de ontsluiting volledig is. Er bestaat dan geen gevaar meer, dat de baarmoederhals in kan scheuren. Door de spiersamentrekkingen wordt het hoofdje van de foetus door de baarmoederhals geduwd. Het hoofdje draait naar beneden, om onder het schaambeen van de moeder door te kunnen. Ook de romp van de baby draait op die manier. Bij een stuitligging komt eerst het kontje of een voetje naar buiten. Bij een dwarsligging kan kind niet via de vagina worden geboren. Door een operatie(keizersnede) wordt het kind via de buikwand ter wereld gebracht. Dwarsliggingen komen niet vaak voor. De nageboorte. Als het kind geboren is, is het meestal bedekt met een laagje huidsmeer. De baby wordt niet meteen gewassen, omdat deze laag bescherming geeft tegen ziekteverwekkers. De arts of verloskundige verwijdert eerst het slijm uit de mond en de neus van de baby. Dan wordt de baby op z n kop gehouden om mogelijk slijm uit de longen te laten lopen. Dan wordt de navelstreng afgeklemd en doorgeknipt. En begint de baby meteen te huilen. Dat is een goed teken: de ademhaling is op gang gekomen. De placenta, de resten van de navelstreng en de vruchtvliezen worden door de samentrekkingen van de baarmoederwand losgewoeld. Ze worden ongeveer een kwartier na de baby uitgedreven. Dit wordt de nageboorte genoemd. https://www.scholieren.com/verslag/37559 Pagina 9 van 14

De arts of verloskundige kan daarbij helpen door zachtjes aan de navelstreng te trekken en op de buikwand te duwen. Het stompje van de navelstreng dat aan de baby vastzit droogt op en valt ongeveer een week later af. Samenvatting: 1: Verloop van reductiedeling en het doel. Doel: de vorming van geslachtscellen uit moedercellen Bij reductiedeling wordt het aantal chromosomen per celkern verminderd tot de helft. In geslachtscellen komen de chromosomen enkelvoudig voor. Verloop in fasen: De chromosomen worden korter en dikker en daardoor zichtbaar. De twee chromosomen van een paar gaan tegenover elkaar liggen in het midden van de cel. De twee chromosomen van een paar gaan uit elkaar Er ontstaan twee kernen en twee cellen. 2: Voortplantingsstelsel van de man. Balzak en penis(aan de buitenkant zichtbaar) In de balzak: teelballen en bijballen. In de penis: zwellichamen, urinebuis, eikel en voorhuid Zaadleiders, zaadblaasjes en prostaat liggen in de onderbuik. 3: Functies van het voortplantingsstelsel. (M) Teelballen: produceren van spermacellen en van het mannelijk geslachtshormoon. Bij de productie van spermacellen vindt reductiedeling plaats. Bijballen: tijdelijk opslaan van spermacellen. Balzak: huidplooi waarin teelballen en bijballen liggen. De temperatuur in de balzak is iets lager dan die in de buikholte. Dat is gunstig voor de ontwikkeling van spermacellen. Zaadleiders: vervoeren van spermacellen Zaadblaasjes: vocht toevoegen aan spermacellen waardoor deze beter gaan bewegen. Prostaat: vocht met voedingsstoffen toevoegen aan de spermacellen. Urinebuis: vervoeren van urine en sperma. Sperma bestaat uit spermacellen met vocht uit de zaadblaasjes en uit de prostaat. Penis: inbrengen van sperma in de vagina. Zwellichamen: brengen de penis in erectie. Eikel: gevoelig voor seksuele prikkels Voorhuid: huidplooi om de eikel. 4: https://www.scholieren.com/verslag/37559 Pagina 10 van 14

Voortplantingsstelsel van de vrouw: Vagina, kleine en grote schaamlippen en clitoris. (van buiten zichtbaar) Eierstokken, trechters, eileiders en baarmoeder. (onderbuik) 5: Functies van het voortplantingsstelsel. (V) Eierstokken: produceren van eicellen en van het vrouwelijk geslachtshormoon. Bij de productie van eicellen vindt reductiedeling plaats. Bij de geboorte zijn in de eierstokken reeds alle cellen aanwezig die zich tot eicel kunnen ontwikkelen. Eicellen ontwikkelen zich in de follikels. Trechters: opvangen van eicellen die uit de eierstokken vrijkomen Eileiders: vervoeren van de eicellen Baarmoeder: hierin vindt de ontwikkeling van een embryo plaats. De baarmoeder heeft een dikke gespierde wand die met slijmvlies is bekleed. Vagina(schede) Hierin komt het sperma bij geslachtsgemeenschap terecht. Bij menstruatie worden stukjes baarmoederslijmvlies, slijm en bloed via de vagina verwijderd. Bij de geboorte komt het kind via de vagina ter wereld. Clitoris: gevoelig voor seksuele prikkels. Kleine schaamlippen: produceren van slijm, waardoor de toegang tot de vagina glad word. Grote schaamlippen: liggen om de kleine schaamlippen heen. Maagdenvlies: sluit de vagina gedeeltelijk af. 6: Kenmerken van sperma- en eicellen. Spermacellen Eicellen Erg klein In verhouding groot Kunnen zichzelf bewegen (zweepstaart) Kunnen niet zelf bewegen Bevatten geen reservevoedsel Bevatten veel reservevoedsel Komen per zaadlozing met vele miljoenen vrij. Komen meestal afzonderlijk vrij. Één per 4 weken 7: Primaire en secundaire geslachtskenmerken bij jongens en meisjes. Primaire geslachtskenmerken zijn bij de geboorte al aanwezig zijn. Bij jongens: balzak en penis Bij meisjes: schaamlippen en vagina Secundaire geslachtskenmerken ontstaan in de puberteit onder invloed van het geslachtskenmerk. Bij jongens: zwaardere stem, zwaardere spieren, baardgroei en haargroei rond de geslachtsorganen, in de oksels en vaak ook op de borst. Bij meisjes: borstontwikkeling, haargroei rond de geslachtsorganen en in de oksels, wijder wordende bekken en een dikkere onderhuidse vetlaag. https://www.scholieren.com/verslag/37559 Pagina 11 van 14

8: De menstruatiecyclus. De menstruatiecyclus begint met de eerste dag van de menstruatie. Bij de eerste twee weken van de menstruatiecyclus: Onder invloed van hormonen uit de hypofyse rijpen follikels in de eierstokken.(van puberteit tot aan de overgang.) Cellen in de wand van de follikels produceren het vrouwelijk geslachtshormoon. Onder invloed van het vrouwelijk geslachtshormoon wordt het baarmoederslijmvlies dikker en bevat het veel bloedvaten. Halverwege de menstruatiecyclus: ovulatie Een rijpe follikel neemt veel vocht op en barst open. Ovulatie: de rijpe eicel komt vrij. Vindt binnen 12 uur geen bevruchting plaats, dan gaat de eicel te gronde en worden de resten in het bloed opgenomen. Na de ovulatie: Uit het in de eierstok achtergebleven follikelweefsel wordt het gele lichaam gevormd. Het gele lichaam produceert hormonen, waardoor het baarmoederslijmvlies nog dikker wordt en voedingsstoffen voor het embryo gaat afscheiden. Aan het eind van de menstruatiecyclus Het gele lichaam begint af te sterven, waardoor er te weinig hormonen worden geproduceerd om het baarmoederslijmvlies in stand te houden. Er treedt menstruatie op: een deel van het baarmoederslijmvlies nog dikker wordt afgestoten(14dagen na de ovulatie) De menstruatiecyclus begint opnieuw. Invloed van de pil In de eierstok rijpen geen follikels meer. Er vindt geen ovulatie plaats. Het baarmoederslijmvlies wordt minder dik De menstruatie wordt minder hevig 9: De bevruchting en veranderingen in het menstruatiecyclus. Geslachtsgemeenschap in de periode van 3 dagen voor de ovulatie tot een halve dag na de ovulatie. Een onbevruchte eicel blijft na de ovulatie slechts 12 uur in leven. Een spermacel kan in het lichaam van een vrouw 3 dagen in leven blijven. Bevruchting: de kern van de eicel met de kern van de spermacel versmelten. Na het binnendringen van de kop van een spermacel wordt de buitenste laag van de eicel ondoordringbaar voor andere spermacellen. Bevruchting vindt plaats in een eileider. De bevruchte eicel deelt zich een aantal keren. Er ontstaat een klompje cellen. Innesteling: het klompje cellen zet zich vast in het baarmoederslijmvlies. Zwangerschap: Het gele lichaam blijft in stand en blijft hormonen produceren. https://www.scholieren.com/verslag/37559 Pagina 12 van 14

Het baarmoederslijmvlies blijft dik en klierrijk. Er treedt geen menstruatie op. Er rijpen geen nieuwe follikels in de eierstokken en er vindt geen ovulatie plaats. 10: SOA Seksueel overdraagbare aandoeningen(geslachtsziekten): ziekten die je alleen kunt krijgen via intiem lichamelijk contact met een besmet persoon. Gonorroe(druiper): Verschijnselen: er komt slijm en etter uit de penis of vagina en het urineren kan pijn doen. Ziekteverwekkers: bacteriën Syfilis: Verschijnselen: eerst een zweertje aan de geslachtsorganen, mond, tong of anus; later verlammingen en geestelijke achteruitgang. Ziekteverwekkers: bacteriën Candida: Verschijnselen: een jeukende ontsteking met veel afscheiding uit de vagina ( witte vloeistof ) Ziekteverwekkers: schimmels AIDS: een ongeneeslijke aantasting van het afweersysteem tegen ziekteverwekkers. Geen kenmerkende ziekteverschijnselen Ziekteverwekker: het aidsvirus (HIV) Besmetting: door het binnenkrijgen van bloed, sperma of vocht uit de vagina van een besmet persoon. Besmetting gebeurt vooral door geslachtsgemeenschap of doordat meerdere drugsgebruikers dezelfde spuiten en naalden gebruiken. Iemand die besmet is met het Aidsvirus maar nog geen ziekteverschijnselen heeft, is seropositief. 11: Embryonale ontwikkelingen In een eileider ontwikkelt een bevruchte eicel zich tot een klompje cellen. Hierbij vindt nog geen groei plaats. Innesteling in het baarmoederslijmvlies: Het embryo neemt zuurstof en voedingsstoffen op uit het baarmoederslijmvlies. Vorming van de placenta: Het bloed van de moeder stroomt vlak langs het bloed van het embryo, maar blijft ervan gescheiden. Zuurstof en voedingsstoffen gaan van het bloed van de moeder naar het bloed van het embryo. Koolstofdioxide en andere afvalstoffen gaan van het bloed van het embryo naar het bloed van de moeder. Vorming van twee vruchtvliezen en vruchtwater. Functie: bescherming tegen stoten, tegen uitdroging en tegen wisselingen van temperatuur. Bovendien kan het embryo zich in het vruchtwater gemakkelijk bewegen. Navelstreng Navelstrengslagaders: hierdoor stroomt het bloed is dat rijk is aan koolstofdioxide en andere afvalstoffen, en arm is aan zuurstof en voedingsstof. Navelstrengader: hierdoor stroomt bloed dat rijk is aan zuurstof en voedingsstoffen, en arm is aan koolstofdioxide https://www.scholieren.com/verslag/37559 Pagina 13 van 14

en andere afvalstoffen. Vanaf de derde maand wordt het embryo foetus genoemd. Bij een embryo of foetus werken hersenen, spieren, hart en bloedvaten al. 12: Drie fasen van de geboorte: Ontsluiting: De geboorte begint met weeën. Indalen van de foetus: het onderste deel van de baarmoederwand en de baarmoederhals worden rond het hoofdje getrokken. De opening in de baarmoederhals wordt groter, de vruchtvliezen breken en het vruchtwater vloeit weg. Uitdrijving: Door persweeën komt het kind ter wereld.. De navelstreng wordt afgeklemd en doorgeknipt. Bij de baby beginnen de organen voor ademhaling, vertering en uitscheiding te werken. Nageboorte: De placenta, de resten van de navelstreng en de vruchtvliezen worden uitgedreven. https://www.scholieren.com/verslag/37559 Pagina 14 van 14