Aspecten van burgerschap



Vergelijkbare documenten
Lokaal of transnationaal: actief burgerschap bij de allochtone middenklasse

De opbouwwerker als architect van de publieke sfeer

Reflectie & debat. Ontwikkelingshulp die verschil maakt. Peter van Lieshout, Monique Kremer en Robert Went

Met recht risico s reduceren

Onvoorziene opbrengsten

b en jaargang 37 Van de redactie 123 Artikelen Marc van der Meer en Bert Roes Simultaan leren: beleidsleren in de keten van werk en inkomen 124

Verhoudingen tussen de sociale partners in Nederland anno 2005: corporatisme of lobbyisme?

Werkende vaders, zorgende mannen. De mogelijkheid van verandering

Westers beleid tegen kinderarbeid: Een politiektheoretische. Mijke Houwerzijl & Roland Pierik

Onderwijssegregatie in de grote steden

Boekensignalement. Transnationalisme en burgerschap. Marianne van Bochove en Katja Rusinovic

Krimpende arbeidsmarkt: nieuw perspectief, oude problemen

De angst voor bevolkingskrimp, vergrijzing en bevolkingspolitiek

Besturen in commissie

Over de spanning tussen meritocratie en democratie

Klimaatverandering en waterveiligheid, tussen ernst en enthousiasme

jaargang 36 Themanummer: Migranten en burgerschap onder redactie van Katja Rusinovic en Marianne van Bochove Van de redactie 2 Artikelen

Internet in de klas. voor KPN Internet. december Internet in de klas. t.b.v. KPN Internet Blauw Research / B6359 december 2005

We can do better than that! 1 Over de toekomst van het stelsel van sociale zekerheid in het licht van immigratie en integratie van nietwesterse

gemeente Eindhoven opdrachtformulering evaluatie verkeerssituatie Meerhoven

Migranten en de erfenis van de verzuiling in Nederland

Beleidsregels Artikel 13b Opiumwet in de B5-gemeenten. Breda Eindhoven Helmond s-hertogenbosch Tilburg

Politiek van de genen

Haagse pionnen op het Brusselse schaakbord?

gemeente Eindhoven Raadsvragen van het raadslid dhr. A. Rennenberg (OAE) over de aanvraag gehandicaptenparkeerkaart en parkeerboetes

Hoofdstuk 10 Calculaties op korte termijn

Verordening op de heffing en invordering van onroerende-zaakbelastingen Artikel 1

14 Nederlands nationaliteitsrecht

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

gemeente Eindhoven Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven, en de burgemeester van Eindhoven hebben op

College- en tentamenrooster Masteropleidingen ESL

Locatieprofiel Evenementen. Stadspark de Karpen

Zienswijzennota 1 e wijziging Oud Woensel 2012 (moskee Visserstraat)

Te gast in (semi-)publieke ruimtes

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Publiek en privaat initiatief bij klimaatadaptatie

Bruto nationaal geluk: een proef op de som 19

REGIONAAL BELEIDSKADER TOEZICHT EN HANDHAVING KINDEROPVANG EN PEUTERSPEELZAALWERK

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PROJECT. schaalrekenen. aardrijkskunde en wiskunde 1 vmbo-t/havo. naam. klas

Arbeidsrecht. Antwoorden stellingen en oefenopgaven. Editie H.W.P. van Pelt. Noordhoff Uitgevers Groningen/Houten

Leren over biotechnologie

Gemeente Amsterdam Gemeenteraad Gemeenteblad Voordracht voor de raadsvergadering van <datum onbekend>

Leren van verschillen: zorgende vaders in uitzonderlijke

Mogelijkheden en wenselijkheden van beleid ter bevordering van een meer gelijke verdeling van arbeiden zorgtaken tussen mannen en vrouwen

gemeente Eindhoven Raadsnummer 15R6244 Inboeknummer 15BST00413 Dossiernummer april 2015 Commissie notitie Onderwerp: Right to Challenge.

Werk in een wantrouwende wereld

De ondefinieerbare staat

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 1

1.1 Aanleiding nieuwe subsidieverordening

Beleidsregels voor de toepassing van een last onder bestuursdwang ingevolge artikel 13b Opiumwet (de wet Damocles)

Discussie. De inzet van asielzoekers op de arbeidsmarkt. De asielzoeker als nieuwe hulp in het huishouden van de BV Nederland?

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

nota Strategisch risicomanagement

BIJLAGE G VERSPREIDING ZOETWATERNEVEL LANGS DE IJSSELMEERDIJK

11 Bedrijfscombinaties en administratie

Revision Questions (Dutch)

Toptalenten sport en cultuur

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Examen VMBO-GL en TL 2006

JAARSCHEMA MASTER EMMW Afstudeerrichting Economie

De betekenis van publieke belangen voor het personen- en familierecht: de erkenning van polygame huwelijken. Katharina Boele-Woelki

1. De Vereniging - in - Context- Scan Wijk-enquête De Issue-scan en Stakeholder-Krachtenanalyse Talentontwikkeling...

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Doorwerking in de breedte

gemeente Eindhoven Locatieprofiel Catharinaplein

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

1 Het zoeken in de wettenbundel

Voorwoord 9. Inleiding 11

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Werkvormenboek. Opmaak Boekje 161x240 (4).indd :59

Dertig jaar later De empirische houdbaarheid van argumenten voor en tegen opkomstplicht

4 Opvattingen over kerk en godsdienst 1

Omarm de cloud. Een onderzoek naar de acceptatie van cloud computing onder Europese MKB s

Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Papendrecht 2003

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Inhoud. Inhoud. Inleiding 9

Keuzemenu - De standaardnormale verdeling

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

gemeente Eindhoven Evaluatie 2011 Gratis met de bus voor 12- en 65+ Openbare Ruimte, Verkeer & Milieu, Verkeer en Openbare Ruimte jbe/lf

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Scenario s tussen rationaliteit, en politieke rede1. Wieger Bakker. Mogelijkheden en beperkingen van toekomstscenario s binnen bestuur en beleid

BELG WORDEN GESCHIEDENIS VAN DE BELGISCHE NATIONALITEITSVERWERVING SINDS 1830

Uitwisseling tussen teamleden in sociale teams cruciaal voor prestatie

gemeente Eindhoven Evenementenbeleid in Eindhoven Gastvrij en veilig

Beleidsvervreemding van publieke professionals: theoretisch raamwerk en

Onder de rechter. Proefschrift

Uitgangspunten Persoonsgebonden budget Op naar een positief Pgb beleid

Burgerschap en ouderen


Inhoudsopgave. Voorwoord / 9. Inleiding / 11

Burgerschapsmodel achter vermaatschappelijking van de jeugdzorg

2008 Universiteit Maastricht Page 1 of 212

Gevaarlke kinderen - kinderen in gevaar: De justitiële kinderbescherming en de veranderende sociale positie van jongeren, Komen, M.M.

R e s u l t a a t g e r i c h t h e i d e n c o m p e t e n t i e m a n a g e m e n t b i j d r i e o v e r h e i d s o r g a n i s a t i e s

Notities College Gecondenseerde Materie Elektronen in kristallen I: Klassiek vrije elektronengas, Drude model:

gemeente Eindhoven Evenementenbeleid in Eindhoven Gastvrij en veilig

Burgerschap en de compensatieplicht in de WMO Burgerschapsvisie van gemeenteraadsleden en de invulling van compensatieplicht

Locatieprofiel Evenementen. Stratumseind

H1 Haakjes wegwerken, ontbinden in factoren

Transcriptie:

Aspect van urgerschap E historische analyse van de transforaties van het urgerschapsconcept in Nederland Friso van Houdt Wille Schinkel Friso van Houdt is als proovdus verond aan de Faculteit Sociale Wetschapp van de Erasus Universiteit Rotterda. Wille Schinkel is universitair hoofddoct theoretische sociologie aan de Erasus Universiteit Rotterda. Correspondtiegegevs: Dr. W. Schinkel Erasus Universiteit Rotterda Faculteit der Sociale Wetschapp Capaciteitsgroep Sociologie Postus 1738 3000 DR Rotterda schinkel@fsw.eur.nl Inleiding Al sinds egin jar negtig is duidelijk dat urgerschap terug is van weggeweest (Kylicka Noran 1994; Van Gunster 1998). Nog steeds staat het egrip ctraal in de aandacht in wetschap eleid. Daarij valt op dat sociale wetschappers interesse he in vor van urgerschap die het traditionele staatsurgerschap overstijg, terwijl eleidsakers politici eerder neig naar e verzwaring van dat nationaal staatsurgerschap et nieuwe disies. Sociolog analyser pleit ijvooreeld voor transnationaal urgerschap (Bauöck 1994; Soysal 1994; Sass 2006), voor kosopolitisch urgerschap of voor wereldurgerschap (Haeras 1996; Dower 2000; Falk 2003; Bhai 2004). Saskia Sass constateert e dationalisering van urgerschap ondanks gelijktijdige poging tot rationalisering ervan (Sass 2006, 22). In eleid zi we tegwoordig e nieuwe nadruk op actief urgerschap die sterk gekoppeld is aan nationale cultuur, zoals ijvooreeld aan nor waard. We zi ook e verschuiving van het elang dat gehecht wordt aan foreel urgerschap naar e relatief gewicht dat aan oreel urgerschap gegev wordt (Schinkel 2007; 2009c). Dat hangt sa et het feit dat urgerschap ctraal is ko te staan in het integratieeleid. We gaan er hier vanuit dat urgerschap sociologisch gezi e staatsgereguleerd echanise van in- uitsluiting is (Bruaker 1992, 21; Bosniak 2006, 124-125; Delanty 2007). Zo verkrijg ijvooreeld person via het toekn van staatsurgerschap lidaatschap van e nationale politieke geeschap dit onderscheidt h van ijvooreeld staatsurgers van andere nationale geeschapp stateloz. De recte aandacht in eleid voor urgerschap heeft alles te ak et de prole die natiestat ondervind ij het ko tot sluiting in tijd van gloalisering (vgl. Jacoson 1996). In dit artikel stell we ons t doel de heddaagse, Nederlandse situatie t aanzi van de eleidsatige invulling van urgerschap in e historisch kader te plaats. Onze focus is dus het eleid, alsede de juridische inkadering van urgerschap. Dat is e eigstandige realiteit die de oeite van het eschrijv waard is in e tijd waar urgerschap e ctrale eleidster is. Het levert natuurlijk ook eperking in ons perspectief op, aar e gedeg analyse van de koppeling tus- 50

Friso van Houdt Wille Schinkel Aspect van urgerschap s eleid praktijk waarvoor dit artikel e te kort estek is vergt allereerst e grondig earguteerd overzicht van de ontwikkeling in recht eleid. In latere pulicaties zull we nader ingaan op de ontwikkeling waarop eleidsverandering antwoord zijn. In dit artikel richt we ons op twee ass die het ogelijk ak verschillde aspect van urgerschap te elicht (vgl. Schinkel 2009c). De ass zijn dus edoeld o e zicht op het foe urgerschap te construer. De ass overlapp in die zin dat wat onder de espreking van de e as valt, ook esprok wordt in het licht van de andere as. Maar de keuze van deze ass is zodanig dat de ontwikkeling van urgerschap in Nederland in eide gevall in e ander licht zichtaar wordt. De eerste as waarop we operer, is de as die estaat uit eerdere disies van urgerschap. Burgerschap kan eperkt zijn tot staatsrechtelijke recht plicht, aar kan ook uitgereid word naar sociale recht plicht. Of het kan uitgereid word et culturele recht plicht. We lat zi op welke anier urgerschap in de loop van de geschiedis is uitgereid ak daarij geruik van de adering van Bruaker (1992) Marshall (1963) van Nederlandse toepassing daarvan. De tweede as die leidd is voor onze espreking is de as foreel-oreel (vgl. Schinkel 2007a; 2007; 2009c). Daarij gaat het o de relatieve nadruk die gelegd wordt op staatsurgerschap in forele zin vis-à-vis orele invulling van de goede urger of de actieve urger. We hanter dus e onderscheid tuss foreel urgerschap oreel urgerschap (vgl. Kylicka Noran 1994, 353; Haeras 1996; Delanty 2007; Van Dixhoorn 2005; Schinkel 2009c). Foreel urgerschap heeft etrekking op de juridische status zoals lidaatschap van e juridisch-politieke orde (e staat), aar ook op sociale recht. Moreel urgerschap is iets heel anders. Bij oreel urgerschap gaat het o e uitjuridische noratieve invulling van wat de goede urger is of oet zijn do. Het forele kt altijd e orele kant. In de praktijk zijn foreel urgerschap oreel urgerschap dus nooit zonder eer van elkaar te scheid. Er zitt ijvooreeld orele aspect aan het etal van elasting. Maar ij het analytisch onderscheid tuss foreel oreel urgerschap gaat het o het relatieve gewicht dat gegev wordt aan ofwel de forele, ofwel de orele aspect van urgerschap. We stell oreel foreel urgerschap hier dan ook niet voor als twee afzonderlijke vor van urgerschap, aar ne de as foreel-oreel o e epaald aspect van urgerschap te elicht. We gaan na op welke anier de alans gezocht wordt tuss de forele de orele kant van urgerschap, et nae in eleid dat urgerschapseeld prooot zonder dat die juridisch afdwingaar zijn. Dat do we et nae et etrekking tot de situatie sinds idd jar negtig. Daarij gaan we ook in op de heddaagse situatie, die te typer is als e selectieve virtualisering van urgerschap. Sociaalhistorisch onderzoek naar staatsurgerschap in Duitsland, Frankrijk Nederland Allereerst staan we stil ij e adering die zich et nae richt op de ontwikkeling van foreel staatsurgerschap, waarij het vooral gaat o de staatsrechtelijke in- uitsluitingsgrond. Sociaalhistorisch onderzoek naar de ontwikkeling van staatsurgerschap is uitgevoerd door Bruaker (1992). Hij onderzocht de institutionalisering van staatsurgerschap in Duitsland Frankrijk geeft verklaring voor de verschillde anier waarop in die twee land urgerschap in eleid is geforaliseerd. Cruciaal voor eleid t aanzi van staatsurgerschap is de politieke cultuur het nationaal ewustzijn van e land. Bruaker onderscheidt hierij drie uitingsvor. T eerste e etnonationaal zelfegrip, t tweede e nationaalstatelijk zelfegrip t derde e zelfegrip als iigratiesaleving. Met e etnonationaal zelfegrip edoelt Bruaker e zelfegrip waarin de natie, onafhankelijk van het institutionele territoriale raawerk van de staat, als e etnische etnoculturele geeschap wordt gezi. Etnonationaal ewustzijn correspondeert et toekning van staatsurgerschap op asis van jus sanguinis (geaseerd op de loedlijn). Met e staatnationaal zelfegrip edoelt Bruaker e zelfegrip waarin de natie egrep wordt als ingeed in onafscheidelijk van het institutionele territoriale raawerk van de staat. Het toekn van urgerschap geschiedt priair op asis van jus sanguinis, aar kan word aangevuld et elet van jus soli (geaseerd op geoortegrond). Dit 51

Friso van Houdt Wille Schinkel Aspect van urgerschap echter wel onder voorwaard. 1 Het zelfegrip van klassieke iigratieland heeft etrekking op de veronderstelde assiilerde werking van geoorte het opgroei op e epaalde ode. Dit zelfewustzijn correspondeert et het toekn van urgerschap op asis van grond (jus soli). Scheatisch kan dit word weergegev als in figuur 1. T aanzi van (het verkrijg/ aanne van de nationaliteit van e land) onderscheidt Bruaker e discretionair systee, waarij als e gunst wordt eschouwd, van e systee waarij als e recht wordt eschouwd waarij alle aan epaalde voorwaard hoeft te voldo o te naturaliser. In e discretionair systee wordt niet aangeoedigd, sterker het wordt ontoedigd. Adinistratief oet er veel word geregeld, de regelgeving is or vaag. Cruciaal is dat e verzoek altijd door de overheid kan word afgewez odat de overheid zich het recht van toewijzing ehoudt. E discretionair systee correspondeert et e restrictief ontoedigingseleid. Het sociaalhistorisch odel van Bruaker is door Heijs in 1995 gehanteerd voor de analyse van de ontwikkeling van staatsurgerschap in Nederland. Heijs onderscheidt gloaal drie period. De eerste periode van 1814 tot 1892 is er in Nederland priair sprake van wetgeving geaseerd op jus soli (Heijs 1995, 216). Nationaliteit werd op asis van geoorte op het Nederlands grondgeied toegekd. De tweede periode vangt aan in 1892 et de wet op het Nederlanderschap het ingezetschap. Sindsdi is er sprake van e systee geaseerd op afstaing (via de vader ofwel jus sanguinis a patre). 2 De derde periode, vanaf 1953, is de periode waarin jus soli-elet aan het systee geaseerd op jus sanguinis werd toegevoegd. Grond werd dus weer elangrijk o de Nederlandse nationaliteit te krijg. Hierdoor kreg derde geratie iigrant autoatisch staatsurgerschap. Van elang hierij is de Rijkswet op het Nederlanderschap van 1984. In deze wet werd naast jus sanguinis a patre ook jus sanguinis a atre erkd verkreg daarnaast tweede geratie iigrant ij het ereik van de leeftijd van 18 jaar e optie op het staatsurgerschap (De Groot Tratnik 2002, 77). Tael 1. Staatsurgerschap in Nederland Periode Regulatieasis 1814-1892 1892-1953 1953-1984 1984-2008 jus soli jus sanguinis jus soli jus sanguinis jus soli 1e geratie 2e geratie autoatisch ij geoorte optie leeftijd 18 jaar 3e geratie autoatisch ij geoorte jus sanguinis autoatisch ij geoorte autoatisch ij geoorte Geaseerd op Heijs (1995, 216) De Groot Tratnik (2002, 116) Bovstaande resuerd toepassd: daar waar Duitsland, Frankrijk de Verigde Stat vrij geakkelijk consistt in de theorie van Bruaker te plaats zijn (respectievelijk et e etnocultureel, staatnationaal iigratiesaleving zelfewustzijn, waarij Bruaker overigs wel operkt dat er de laatste tijd sprake is van toadering tuss de land op het geied van eleid) geldt voor Nederland dat het op e wisselde anier van zichzelf ewust is dan wel pragatisch ogaat et positioner het kiez van e strategie (zoals Engeland ijvooreeld pragatisch et iigratie ogaat (Delanty, 1997, 288)). Toekning nationaliteit: jus sanguinis jus sanguinis/voorwaardelijke jus soli jus soli Nationaal ewustzijn: Etnocultureel Nationaalstatelijk Iigratiesaleving Figuur 1. Staatsurgerschap volgs Bruaker (1992, 123-124) 52

Friso van Houdt Wille Schinkel Aspect van urgerschap Sociaalhistorisch onderzoek naar disies van urgerschap in Engeland Nederland E tweede historische adering richt zich op de verschillde disies van urgerschap. Burgerschap is eerlagig (Yuval-Davis 1999) kt disies als het staatsrechtelijke, het civieljuridische, het politieke, sociale het culturele. Sociaalhistorisch onderzoek naar de ontwikkeling van urgerschapsdisies is gedaan door Marshall (1963). Hij eschreef de ontwikkeling van nationaal urgerschap in Engeland over e periode van 250 jaar. Hij onderscheidt hierij drie disies die elkaar in de tijd opvolgd. T eerste is de civieljuridische disie ontwikkeld in de zevtide achttide. Het gaat hierij o juridische recht gericht op de wettelijke status van het individu, vrijheid van ingsuiting, recht op eerlijke rechtsgang gelijke toegang tot instituties zoals de rechtank. T tweede is de politieke disie ontwikkeld in de achttide negtide. Hierij gaat het o de ontwikkeling van het kiesrecht politieke instituties zoals het parlet politieke partij. T derde is de sociaaleconoische disie ontwikkeld in de negtide twintigste. Hierij gaat het ijvooreeld o het recht op sociale verzorging sociale zekerheid. Van elang hierij was de ontwikkeling van de verzorgingsstaat. Scheatisch kan dit word weergegev als in tael 2. Tael 2. De ontwikkeling van urgerschap in Engeland volgs Marshall Periode Disie Recht Instituties 17-18e 18-19e 19-20e civieljuridisch politiek juridische recht politieke recht sociale rechtank parlet politieke partij sociaaleconoisch verzorgingsarranget E dergelijke analyse van de ontwikkeling van disies van urgerschap ontreekt nog voor Nederland. In deze paragraaf gev we daartoe e aanzet. Van elang voor de ontwikkeling van urgerschap in Nederland was de grondwet van 1814. In deze grondwet werd de civieljuridische disie van urgerschap gecodificeerd. Zoals de vrijheid van het individu, de vrijheid gelijkheid van godsdist, vrije toegang tot de rechter de opaarheid van rechtspraak. In de grondwet van 1815 kwa daar de gelijkheid voor de wet, het recht op eigdo, de gelijke oeaarheid, het recht op petitie de vrijheid van de drukpers ij. Dit werd et de grondwetswijziging van 1848 uitgereid et het recht van veriging vergadering, de vrijheid van onderwijs het riefgehei. O de gelijkheid voor de wet te evestig werd in 1814 e onafhankelijke rechterlijke acht ingesteld. Het ereik van de rechtspraak etrof de gehele ruitelijke sfeer van het Koninkrijk der Nederland waardoor eheid van rechtspraak werd vastgelegd (Daalder 1991). De eheidsstaat Nederland kreeg ook e eig nationaal parlet: de Stat-Geraal. De Stat-Geraal war eerst nog gewestelijk van karakter, aar werd gationaliseerd (Van Schdel 1993). Tuss 1814 1919 vord de Stat- Geraal echter ge parlet op asis van algee sterecht (Daalder 1991, 54-55). De oligarchische politieke structuur conservatieve cultuur stond de invoering van algee kiesrecht in de weg (De Wit 1975). Het duurde van 1814 tot 1919 totdat directe volksinvloed ogelijk werd. Cruciaal echter voor de ontwikkeling van de politieke sfeer is de grondwetswijziging van 1848. Onder het eerste inisterie Thorecke kwa in korte tijd drie elangrijke wett tot stand: de kieswet, de provinciewet de geetewet. Als gevolg van de wijziging werd de politieke structuur veranderd de standstructuur doorrok. Politiek urgerschap werd net als in Frankrijk in principe universeel ogelijk, aar was het in de praktijk nog niet (Daalder 1991; Bruaker 1992; Elzinga 1997). Wel werd de electorale represtatie steeds verder uitgereid (Van Schdel 1993). Na de grondwetswijziging van 1848 werd politiek urgerschap nog op asis van criteria zoals elastingafdracht eperkt, aar toch steeds verder, zij het langzaa, uitgereid (zie Elzinga 1997). Vanaf 1870 werd het kiesrecht e elangrijk sociaalpolitiek vraagstuk. In deze tijd ontstond ook de eerste politieke partij. In 1878 ontstond de eerste politieke partij (Antirevolutionair) de tweede in 1892 (Radical) (Van Doorn 1996, 251). De sociale druk op het ereik van algee kiesrecht werd vanaf de jar 1880 steeds groter. Vanwege e grondwetsherziing in 1887 werd het csusstelsel eëindigd waarij e geavanceerd systee werd ingevoerd dat was geaseerd op kerk van geschiktheid 53

Friso van Houdt Wille Schinkel Aspect van urgerschap /of aatschappelijke welstand. Geschiktheid werd vastgesteld door e exa in daarvoor aangewez eroep aatschappelijke welstand werd vastgesteld op asis van e zeker inko (vastgesteld door ijvooreeld het etal van elasting, het ezitt van e huis, het he van e distverand of e psio de zogaade grootoek- spaarankkiezers) (Elzinga 1997). In 1900 werd de kerk van geschiktheid welstand nog eer uitgereid. Steeds eer ann werd dus geschikt geacht of kond door gesteg welvaart voldo aan het welzijnscriteriu ocht ste. In deze periode war de Rode Dinsdag van 1911 1912 (grote deonstraties tijds de oping van de Stat-Geraal) e opare anifestatie van de roep o algee kiesrecht, aar ook e anifestatie van georganiseerde eweging in Nederland waar reking ee gehoud dide te word. In 1917 werd in Nederland het algee kiesrecht voor ann ingevoerd het verod op kiesrecht voor vrouw uit de grondwet gehaald. In 1919 werd ij initiatiefwet Marchant aan vrouw het kiesrecht toegekd (Daalder 1991). O de ontwikkeling van sociale urgerschapsrecht te eschrijv wordt onderstaand gekek naar de ontwikkeling van de verzorgingsstaat de sociale zekerheid in de Nederlandse wetgeving. Van elang hierij zijn de ontwikkeling op het geied van wetgeving et etrekking tot areidsongeschiktheid, ouderdo, ziektekost werkloosheid. Van elang voor de ontwikkeling van de sociaaleconoische disie is vooral de periode na de tweede wereldoorlog, aar dit werd voorafgegaan door e lange sisser (De Swaan 1988). Zo werd in 1901 de Ongevallwet aango trad in 1919 de wetgeving op invaliditeit ouderdospsio in (De Swaan 1988, 217). Na de Tweede Wereldoorlog was er eerst sprake van e Noodpsiowet (onder Drees) deze werd in 1956 opgevolgd door de Algee Ouderdoswet. Alle urgers, ongeacht hun inko, viel voor het eerst onder e sociale zekerheidwet (De Swaan 1988, 222). Ter vervolaking van de verzorgingsstaat werd in 1963 de Algee Bijstandswet ingevoerd in 1967 de Wet op de Areidsongeschiktheidsverzekering. Dit werd in 1968 aangevuld door de Algee wet ijzondere Ziektekost in 1976 et de Algee Areidsongeschiktheidswet die alle ingezet verzekerde. Savattd kan word gesteld dat de ontwikkeling van urgerschap in Nederland qua chronologie correspondeert et de analyse van Marshall voor Engeland. De specifieke periodisering verschilt echter. Scheatisch kan dit voor Nederland word weergegev als in tael 3. Tael 3. De ontwikkeling van urgerschap in Nederland Periode Disie Recht Instituties 1785-1848 1848-1919 1919-1980 civieljuridisch juridische recht politiek politieke recht sociale rechtank parlet politieke partij sociaaleconoisch verzorgingsarranget E elangrijke aanvulling van Marshall is geleg in de culturele disie van urgerschap. Cultureel urgerschap kan word oschrev als het recht op deelnae aan het cultureel erfgoed de plicht ij te drag aan de handhaving ontwikkeling van het cultureel erfgoed (eide) via taal, geruik, onderwijs, edia religie (vgl. Turner 1990; Miller 2002, 231; Roche 2002). Deze culturele disie van urgerschap estaat al sinds de negtide heeft ijgedrag aan natiestaatvoring (De Swaan 1988; Roche 2002). Het onderwijs in Nederland werd et de elangrijkste wett in 1806 etrekkelijk vroeg geregeld, hoewel dit pas in 1901 tot e algee leerplicht dus leerrecht zou leid (Knipperg De Pater 1988, 136-138; De Swaan 1988, 107-111). De onderwijshervoring hadd vooral tot doel het jonge politieke estel te stailiser alle aatschappelijke religieuze deugd aan te ler (Knipperg De Pater 1988, 137). M wilde hieree de rede assa van het volk verheff tot urgers die ereid in staat war tot participatie in het nieuwe, nationale Geeest (De Swaan 1988, 109). Tot 1840 leef het systee werk totdat onder confessionel de inhoud van het leerplan op de staatsschol ter discussie werd gesteld, hetge later ekd zou word als de schoolstrijd. Uiteindelijk werd dan wel in 1901 de algee leerplicht (recht op scholing) ingevoerd, aar de eeste kinder ezocht to al e school. De schoolstrijd leverde in 1920 e Onderwijswet op waarij opare confessionele schol door de overheid werd onderhoud (Knipperg De Pater 54

Friso van Houdt Wille Schinkel Aspect van urgerschap 1988, 137). Scheatisch kan e ander word weergegev als in tael 4. Tael 4. De ontwikkeling van urgerschap in Nederland aangevuld et e culturele disie Periode Disie Recht Instituties 18-19e 19-20e 19-20e 20e civieljuridisch juridische recht cultureel politiek sociaal culturele politieke sociale rechtank onderwijs parlet politieke partij verzorgingsarranget Het is de culturele disie die vanuit (kritiek op dan wel erkning van) de verede ulticulturaliteit (Schinkel 2008a) van Nederland als gevolg van iigratie wedero ctraal staat. Het is dan ook inder adequaat te sprek van e culturalisering van urgerschap (Tonks, Hurkap Duyvdak 2008) dan van e reculturalisering. Die past ij de toego aandacht voor cultuur die zichtaar is in allerlei doein (Jaeson 1998; Nash 2001), niet in het inst in het integratiedeat (Schinkel 2007a). Daarin gaat urgerschap vanaf egin jar negtig e cruciale rol spel (Schinkel 2007). Conteporaine ontwikkeling: e nieuwe alans tuss foreel oreel urgerschap in Nederland Het tweede aspect van urgerschap dat we elicht heeft etrekking op de as foreel-oreel. Teg het eind van de jar tachtig krijgt urgerschap e eer oreel gelad invulling. Eerst geeurt dat nog inn de hierov esprok context van areid verzorgingsstaatarranget. In het voetspoor van het nieuwe paternalise (Mead 1997) de welfare to workfare -eweging in de Verigde Stat wordt sociaal urgerschap e notie waaree de plicht te werk, ook voor wie verzorgingsstatelijke inkosondersteuning ontvangt, uitgedrukt wordt (Dercks Engers 1992). Sinds idd jar negtig is e nieuwe ontwikkeling te constater die zich tevs afspeelt op de as foreel/oreel urgerschap. Er vindt e relatieve verschuiving plaats van e nadruk op foreel urgerschap naar e nadruk op oreel urgerschap. Die verschuiving heeft dan vooral te ak et de incorporatie van urgerschap inn e integratiediscours dat hegeoniale kerk heeft (Schinkel 2008a). Binn het integratiediscours is cultuur in de georaliseerde zin van nor waard ctraal ko te staan (Schinkel 2007a). Op het ot dat integratie in ter van urgerschap gedefinieerd werd, werd ook inn urgerschap e oralisering zichtaar (Schinkel 2008). Dit werd t eerste duidelijk in het inurgeringseleid (Spijkeroer 2007). Ook in de inurgering kwa nor waard ctraal te staan (Van Huis De Regt 2005; Bjornson 2007; Schinkel Van d Berg 2008). En: inurgering werd wordt in toede ate in orele niet in forele ter gezi. Zo stelt Vereul: Voorhe werd voorondersteld, dat als de igrant aar gelijke recht had gekreg in juridische zin urger was geword hij (sic, auteurs) zich in de loop van de tijd ook aan de Nederlandse aatschappij zou verind e urger in de orele zin zou word. Eerst oest er juridisch urgerschap zijn, dan zoud sociale integratie politieke participatie vanzelf volg. Deze volgorde is nu aan het verander. De doinante opvatting is geword dat de igrant eerst tot e urger in de sociaalpsychologische zin dit te evoluer oet integrer in de aatschappij voordat hij e urger in de juridische zin kan word. Hij zal zijn recht o inn te og ko, zijn aansprak op e perant verlijf zijn nieuwe nationaliteit oet verdi, door zijn eheersing van de Nederlandse taal zijn aanvaarding van de fundatele geeschappelijke nor van de Nederlandse saleving aan te ton. (Vereul 2007, 101) Voor de nieuwkoers kot oreel urgerschap daaree vóór het verkrijg van foreel urgerschap. En voor de n-de geratie igrant (Schinkel 2007a), die al langer in Nederland zijn, geldt dat waar foreel urgerschap eerder als de kroon op de integratie als tek van het succes ervan gezi werd, nu oreel urgerschap als die kroon gezi wordt foreel urgerschap als slechts het egin. Dat hangt sa et het feit dat integra- 55

Friso van Houdt Wille Schinkel Aspect van urgerschap tie tegwoordig vaak n-de geratie igrant etreft (Schinkel 2007a), die dus niet rechtstreeks geigreerd zijn, aar kinder van igrant() zijn, die in veel gevall reeds in het ezit zijn van forele urgerschapsrecht. Juist daar is het van elang o, in geval van verede gerekkige integratie, urgerschap via de orele pool te proleatiser. Burgerschap verandert zo van het recht anders te zijn (Van Gunster 2008) in de plicht gelijk (als in: hetzelfde) te zijn. In allerlei eleidsdiscours kot ovdi veelvuldig e proleatisering van allestaande oeders, radicalisering, het goed opvoed van kinder et cetera naar vor die in verand wordt geracht et actief urgerschap. Doorgaans zijn het daarij, al dan niet ipliciet (Schinkel 2009c), allochton die het specifieke voorwerp van urgerschapsproleatisering zijn. Burgerschap is ovdi, onder invloed van het integratiediscours, sterk in het tek van loyaliteit ko te staan (Vereul 2007, 54, 112). De virtualisering van urgerschap Sinds 1994 is de eleidsdefinitie van integratie: urgerschap. Daarin ligt allereerst de hierov esprok oralisering van urgerschap vervat. Maar het rgt ook et zich ee dat het onderscheid tuss de goede of actieve urger eer eer langs de etnische scheidslijn van geïntegreerd/niet geïntegreerd gaat lop. Feitelijk gaat het daarij echter o e onderscheid tuss urgers die dispsatie van integratie he verkreg, ij wie integratie in het geheel ge issue is, urgers (hier edoeld zowel in de zin van alis, dizs als citizs) ij wie integratie wel getheatiseerd wordt (Schinkel 2007a). Bij die urgers die in de forele zin urger zijn, aar die toch niet goed of niet volledig geïntegreerd zijn, vindt e virtualisering van urgerschap plaats. Want hoewel zij in de forele zin urger zijn, aar niet goed geïntegreerd zijn, integratie (sinds 1994) als urgerschap gedefinieerd wordt, zijn ze toch eiglijk weer ge urgers. Dat is ogelijk op grond van de stilzwijgde definitie van urgerschap in orele ter. Dat wil zegg dat hun urgerschap gevirtualiseerd wordt: het wordt virtueel in plaats van actueel het wordt e virtus, e deugd, zoals het ij de Roeinse huanist was. Hoewel er in zekere zin dus e rearticulatie van e repulikeins urgerschapsconcept plaatsvindt dat op deugd geaseerd is, staat daarij echter niet e repulikeinse opvatting ctraal. Hierin is feitelijk zowel de repulikeinse (Van Gunster 1998) als counitaristische (Delanty 1997) nadruk op actief urgerschap vervat, evals e conservatieve (Delanty 1997) nadruk op nor waard e lierale (Delanty 1997; Haeras 1998; Van Gunster 1998) nadruk op eig verantwoordelijkheid. Hoewel dus urgerschap toegejuicht kan word als universalistisch egrip (zij het inn nationaalstatelijke kaders), in tegstelling tot integratie, dat in effect uiterst selectief wordt toegepast, functioneert ook urgerschap wel degelijk uitsluitd. Dat kan ook oeilijk anders, odat het e echanise van insluiting, dus noodzakelijkerwijs van uitsluiting is. Zo wijst Delanty er ook terecht op dat noties als ondiaal urgerschap of kosopolitisch urgerschap de uitsluitingsdisie van urgerschap veronachtza dus fundateel leeg zijn (Delanty 1997, 287). De virtualisering van urgerschap ehelst de uitsluitde werking van urgerschap precies in de adrukking dat urgerschap het eindstadiu van insluiting ( integratie ) is. Het effect ervan is e ezijdig ij allochton proleatiser van urgerschap, et als gevolg dat het forele urgerschap van vel geconstrueerd wordt als aar e egin van echte insluiting. Dat etekt e discursieve ontheffing uit het urgerschap van dergelijke urgers. De virtualisering van urgerschap zorgt dus voor e transforatie van het urgerschapsconcept die het e in- uitsluitingsechanise van het discursieve doein van de saleving aakt (Schinkel 2007). Daaree is deze transforatie van urgerschap ook te zi als onderdeel van e voortschrijdd proces van staatsvoring. Waar traditionele natiestat op verschillde anier in hun soevereiniteit edreigd word (Schinkel 2009), ijvooreeld als gevolg van ondiale igratiestro, proeert de staat via e herijking van urgerschap op e nieuwe anier urgers in- uit te sluit, ditaal via de definitie van het doein van de saleving. De eschrev transforatie van urgerschap zou dus als e elet van e nieuwe positionering van de staat t opzichte van de saleving gezi kunn word. Zo kunn de transforaties van het urgerschapsconcept gezi word als antwoord op e veranderde realiteit. Dat is e 56

Friso van Houdt Wille Schinkel Aspect van urgerschap punt dat we in volgde pulicaties verder zull ontwikkel. Conclusie Burgerschap is e echanise van in- uitsluiting dat zich historisch gezi heeft uitgereid over twee ass dat zich steeds op nieuwe terrein laat inzett. Daaree krijgt het in eerste instantie e steeds groter ereik van effectiviteit. Dat wil zegg dat het e groter veld eslaat waarop het effect heeft. Het verschuift dus verder naar rechts op de eerste as die we in dit artikel als leidd go he: het krijgt steeds eer disies loopt achterevolgs langs civiele, culturele, politieke, sociaaleconoische weer culturele lijn. Tegelijkertijd is het van elang te zi hoe op e tweede as, die door het onderscheid tuss foreel urgerschap oreel urgerschap gekerkt wordt, e verschuiving plaatsvindt in de richting van e relatief grotere nadruk op oreel urgerschap. Aldus ontstaat e geling van urgerschapsdisies -sustanties, waarin zowel elet uit repulikeinse, als uit counitaristische, lierale conservatieve tradities opgo zijn. Dat past alleszins in het heddaagse neonationalistische Nederland, dat e wankele alans tuss e loyaliteit aan de natie coineert et e neolierale politiek van de eig verantwoordelijkheid, e conservatieve nadruk op nor waard, gezin opvoeding, e counitaristische nadruk op geeschapszin alles onder de noeer van actief urgerschap, alles in sterke ate zij het niet exclusief geproleatiseerd in de context van het onderscheid tuss de saleving dieg die niet goed geïntegreerd zijn. Het past ook in e tijd waarin de natiestaat in e tijd van gloalisering (Schinkel 2009) op nieuwe anier proeert aan populatieregulering te do. Het levert echter e overelasting van het urgerschapsconcept op. Burgerschap is nog steeds e echanise van in- uitsluiting. Het is dat zowel van de natiestaat via de juridisch gecodificeerde recht plicht van foreel urgerschap als van de saleving via de discursieve codificatie van de nor waard die e individu kwalificer als lid van de saleving. Maar het concept dreigt, in zowel de uitreiding van de disies ervan (eerste as) als in de orele overelasting ervan (tweede as) aan etekis te verliez. Iets wat alles etekt, verliest iers uiteindelijk aan etekis. Zo lijkt het erop dat aandacht voor urgerschap oteel e politieke eleidsatige ode is die issues syolisch weet te verind, eleidsafdeling e naa weet te gev eleidsplann e lael kan gev, aar die, als iedere ode, overwaait. Wat dan overlijft, is e concept dat eerlagig is vele disies heeft, dat forele orele aspect heeft, aar dat zeker ge panacee is voor vastgelop eleidsterrein. Not 1 Van elang vanuit het nationaalstatelijk perspectief is de ate van inding aan de staat, van elang vanuit etnocultureel perspectief is de aard van de inding et de staat (Bruaker 1992, 123-124). Vanuit e nationaalstatelijk perspectief is er ge fundatele afkeuring van jus soli odat uitgaat van de assiilerde werking van de instituties de grond van de staat. Het geor word op de grond wordt echter vanuit dit perspectief, zeker in e tijd van toego oiliteit, als e zwakke indicator voor evtuele voortduring van de and et de natiestaat gezi. Onvoorwaardelijke toekning op asis van jus soli gaat dus te ver. Sterke indicator voor e inding et de oderne staat zijn echter verlgd verlijf, ouderlijk ingezetschap of ouderlijke geoorteplaats. Daaro is vanuit nationaalstatelijk perspectief jus soli onder voorwaard ogelijk. Vanuit etnonationaal perspectief is urgerschap op asis van zowel onvoorwaardelijke jus soli als voorwaardelijke jus soli onogelijk. Burgerschap is dan naelijk geaseerd op afkost niet op grond. Het gaat hierij dus o de aard van de inding (de aard van de inding wordt epaald door afkost/loed). 2 Jus sanguinis a atre kwa slechts in uitzonderingsgevall tot uitdrukking (De Groot Tratnik 2002, 77). Literatuur Bauöck, R. (red.), 1994, Fro Alis to Citizs: Redefining the Status of Citizs in Europe. Aveury: Aldershot. Bhai, S., 2004, The Rights of Others. Alis, Residts and Citizs. Caridge: Caridge University Press. Bjornson, M., 2007, Speaking of Citizship: Language ideologies in Dutch citizship regies. Focaal. European Journal of Anthropology, 49: 65-80. 57

Friso van Houdt Wille Schinkel Aspect van urgerschap Bosniak, L., 2006, The Citiz and the Ali. Dileas of Conteporary Meership. Princeton: Princeton University Press. Bruaker, R., 1992, Citizship and Nationhood in France and Gerany. Lond: Harvard University Press. Daalder, H., 1991, De Ontwikkeling van de Parletaire Deocratie in Nederland. In: J.J.A. Thoass (red.), Heddaagse Deocratie, Alph aan d Rijn: Sason/H.D. Tjek Willink, 52-83. Delanty, G., 1997, Models of citizship: Defining European idtity and citizship. Citizship Studies, 1: 285-303. Delanty, G., 2007, European Citizship: A Critical Assesst. Citizship Studies, 11: 64-72. Dercks, W.J. G. Engers, 1992, Areid sociaal urgerschap. In: H.R. van Gunster P. d Hoed (red.), Burgerschap praktijk. Deel 1, D Haag: WRR, 99-157. Dixhoorn, A. van, 2005, Goed urgerlijk lev in de Nederlandse Repuliek. In: P. Dekker J. de Hart (red.), De goede urger. Ti eschouwing over e orele categorie, D Haag: SCP, 20-32. Doorn, J.A.A. van, 1996, De Draagare Van Doorn. Asterda: Prootheus. Dower, N., 2000, The idea of gloal citizship a sypathetic assesst. Gloal Society, 14: 553-567. Elzinga, D.J., 1997, Het Nederlandse Kiesrecht. Devter: W.E.J. Tjek Willink. Falk, R., 2003, Recasting Citizship. In: R. Roertson K.A. White, Gloalization: Critical Concepts in Sociology, Volue III: Gloal Meership and Participation, Lond: Rout ledge, 93-106. Gunster, H.R. van, 1998, A theory of citizship. Organizing plurality in conteporary societies. Boulder: Westview Press. Gunster, H.R. van, 2008, Bouw op urgers. Over cultuur, prevtie de eigzinnige urger. Asterda: Van Gnep. Groot, G.R. de M. Tratnik, 2002, Nederlands Nationaliteitsrecht (3e druk). Devter: Kluwer. Haeras, J., 1996, Die Eineziehung des Ander. Studi zur politisch Theorie. Frankfurt a Main: Suhrkap. Heijs, E., 1995, Van Vreedeling tot Nederlander: de verling van het Nederlanderschap aan vreedeling (1813-1992). Asterda: Het Spinhuis. Huis, I. van A. de Regt, 2005, Tuss dwang dialoog. Maatschappijoriëntatie in inurgeringscursuss. Sociologie, 1: 382-406. Jaeson, F., 1998, The Cultural Turn. Selected Writings on the Postodern, 1983-1998. Lond: Verso. Kylicka, W. W. Noran, 1994, Return of the Citiz: A Survey of Rect Work on Citizship Theory. Ethics, 104: 352-381. Knipperg, H. B. d Pater, 1988, De Ewording van Nederland: Schaalvergroting Integratie Sinds 1800. Nijeg: Sun. Marshall, T.H., 1963, Citizship and Social Class. In G. Shafir (red.), The Citizhsip Deates: A Reader, Lond: University of Minnesota Press, 93-111. Mead, L. (red.), 1997, The New Paternalis: Supervisory Approaches to Poverty. Washington: Brookings Institution Press. Miller, T., 2002, Cultural Citizship. In E. Isin B. Turner (red.), Handook of Citizship Studies, Lond: Sage Pulications, 231-244. Nash, K., 2001, The Cultural Turn in Social Theory: Towards a Theory of Cultural Politics. Sociology, 35: 77-92. Sass, S., 2006, Territory, Authority, Rights. Fro Medieval to Gloal Asselages. Princeton: Princeton University Press. Schdel, M.P.C.M. van, 1993, Het Parlet. In: R.B. Andeweg, A. Hoogerwerf J.J.A. Thoass (red.), Politiek in Nederland, Alph aan d Rijn: Sason/H.D. Tjek Willink, 187-208. Roche, M., 2002, Social Citizship: Grounds of Social Change. In: E. Isin B. Turner (red.), Handook of Citizship Studies, Lond: Sage Pulications, 69-86. Schinkel, W., 2007a, Dk in e tijd van sociale hypochondrie. Aanzet tot e theorie voorij de aatschappij. Kap: Klet. Schinkel, W., 2007, Teg actief urgerschap. Justitiële verkning, 33 (8): 70-90. Schinkel, W., 2008a, De gedroode saleving. Kap: Klet. Schinkel, W., 2008, The Moralization of Citizship in Dutch Integration Discourse. Asterda Law Foru, 1: 15-26. Schinkel, W., 2009a, Aspects of Violce. Towards a Sociological Theory of Violce. Basingstoke: Palgrave Macillan. Schinkel, W. (red.), 2009, Gloalization & the State: Sociological Perspectives on the State of the State. Basingstoke: Palgrave Macillan. Schinkel, W., 2009c, The Virtualization of Citizship. Te verschijn in: Critical Sociology. Schinkel, W. M.A. van d Berg, 2009, Polariserd oraliserd urgerschap in de inurgering. In: RMO (red.), Polarisatie: Bedreigd verrijkd, Asterda: SWP, 188-205. Soysal, Y.N., 1994, The Liits of Citizship. Migrants and Postnational Meership in Europe. Chicago: Chicago University Press. Spijkeroer, T., 2007, Zeker wet. Inurgering de fundat van het Nederlandse politieke estel. D Haag: Sdu Uitgevers. Swaan, A. de, 1988, Zorg de Staat. Asterda: Uitgeverij Bert Bakker. Tonks, E., M. Hurkap J.W. Duyvdak, 2008, Culturalization of Citizship in the Netherlands. Asterda: Asterda School for Social Scices Research (ASSR). Turner, B.S., 1990, Outline of a Theory of Citizship. Sociology, 24: 189-217. Vereul, B.P., 2007, Vrijheid, gelijkheid, urgerschap. Over verschuivde fundat van het Nederlandse inderhedrecht -eleid: iigratie, integratie, onderwijs religie. D Haag: Sdu Uitgevers. Wit, C.H.E. de, 1980, Thorecke, Staatsan Historicus. Nijeg: Sun. Yuval-Davis, N., 1999, The Multi-Layered Citiz. Citizship in the Age of Glocalization. International Feinist Journal of Politics, 1: 119-136. 58