Stichting van de Arbeid

Vergelijkbare documenten
va,n de Arbeid..*... Aanbeveling tot waardeoverdracht van oude pensioenaanspraken 8 juli 1994 Publikatiew. 4/94

De Pensioenkamer bestaat uit vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersorganisaties en een door de Kroon benoemde voorzitter.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

PENSIOENREGLEMENT V OVERGANGSREGELING VOOR DEELNEMERS GEBOREN OP OF NA 1 JANUARI 1950

Addendum 2 bij het Pensioenreglement pensioenregeling A, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland, contractnummer

Nr. 62 Vermindering ouderdomspensioen bij eindigen deelneming door omzetting in partnerpensioen bij overlijden voor 65 jaar

Addendum 2 bij het Pensioenreglement Sanoma 2009 pensioenregeling, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland, contractnummer

Raadsvoorstel2007/ Vrijwillige pensioenoverdracht wethouders

PENSIOENREGLEMENT 2 Van Stichting Pensioenfonds Holland Casino

Regeling voor vrijwillig individueel pensioensparen (pensioenleeftijd 67)

REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

Stichting Pensioenfonds Buizerdlaan. Waardeoverdracht uit dienst

Aanvullingen en kortingen in verband met de privatisering van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds

Stichting Pensioenfonds Allianz Nederland. Waardeoverdracht uit dienst

Stichting S van de Arbeid

Artikel Beursbengel: Einde deelname aan de pensioenregeling vóór pensioendatum

Wijziging pensioenreglement Stichting Pensioenfonds ABP

VPL Reglement. 1 februari 2016 Pagina 1 van 7

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Toelichting. Uniform Pensioenoverzicht Uitkeringsovereenkomst

ADDENDUM inzake AOW-compensatie behorende bij de pensioenreglementen van Stichting Pensioenfonds van de ABN AMRO Bank N.V.

Directie Directe Belastingen. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. 16 november 2007 DB M

4. Toegankelijkheid. 4.1 Inleiding

Overgangsregeling VPL PME

Wet verevening pensioenrechten bij scheiding

Aanvullend reglement. Overgangsregeling VPL

REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

Hierna een overzicht van de overeengekomen aanpassingen per artikel in de CAO Banken.

R E G L E M E N T voor P R E - P E N S I O E N. van Stichting Sportfondsen Pensioenfonds te Amsterdam

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

Overzicht en kerncijfers pensioenregelingen Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie

Vragen Uniform Pensioenoverzicht 2016 STICHTING BEROEPSPENSIOENFONDS LOODSEN

de pensioengerechtigde leeftijd of bij eerder overlijden, zoals aanspraken op ouderdomsen nabestaandenpensioen en pré-pensioen.

PENSIOENREGLEMENT V OVERGANGSREGELING VOOR DEELNEMERS GEBOREN OP OF NA 1 JANUARI 1950

Toeslagverlening Uitgave mei 2015

1.B. Jouw Cosun pensioen. Informatiebijeenkomsten voor pensioengerechtigden mei 2014

ouderdomspensioen heeft omgezet in partnerpensioen als 1 januari 2018 bedoeld in de overgangsbepaling 62.

AANVULLENDE PENSIOENREGELING

Toeslag- verlening Uitgave mei 2015

Stichting Pensioenfonds Ford Nederland Pensioenreglement

Aanvullend pensioenreglement "Excedent middelloon "

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2009Z02723/ Kamervragen van het lid Omtzigt

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

Besluit reken- en procedureregels waardeoverdracht

WET VEREVENING PENSIOENRECHTEN BIJ SCHEIDING

O V E R G A N G S B E P A L I N G E N P E N S I O E N R E G L E M E N T Regulier. Versie 1.0 STICHTING PENSIOENFONDS SNS REAAL

O V E R G A N G S B E P A L I N G E N P E N S I O E N R E G L E M E N T - II. Deelnemers geboren vóór 1949 met prepensioenopbouw. Versie 1.

Samenvatting DEPF reglementen

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

Samenvatting DEPF reglementen Per 1 januari 2015

Kemira Rotterdam B.V.

Einde dienstverband en uw pensioen

Samenvatting DEPF reglementen Per 1 januari 2016

Versobering van de fiscale pensioenopbouw

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Let op: Alle vermelde uitkeringen zijn bruto bedragen per jaar. Hierover moeten dus nog premies en belasting worden betaald.

Aandachtspuntenlijst reglementen rechtstreekse regeling

Doorwerken na 65 jaar

Ingang Ouderdomspensioen

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

Aanvullend reglement

Informatiebijeenkomsten maart Werknemers geboren vóór 1950

Notitie. 1. Inleiding

Q&A Uniform Pensioenoverzicht 2019

Vennootschapsbelasting. Pensioen; knip in de opbouw van pensioenrechten

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht

Overgang VUT naar prepensioen

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht

Betreft: Startbrief in verband met toetreding tot de pensioenregeling

Verlenging van uw pensioencontract: wat verandert er voor u en voor uw werknemers?

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Addendum op het op 1 januari 2007 in werking getreden pensioenreglement 2007 van Nationale-Nederlanden Levensverzekering Maatschappij N.V.

Dit besluit is vervangen door het besluit van 23 juni 2014, nr. BLKB2014/0351M. Het ingetrokken besluit is hierna opgenomen.

Beleidsregels ontheffingen Pensioen- en spaarfondsenwet

OVERGANGSREGELING VOOR DEELNEMERS GEBOREN IN DE PERIODE 1950 TOT EN MET 1972

20-2t A'- Artikel 11 - Artikel 1,2 - Artikel 13- Artikel L4- Artikel l_5 -

STICHTING PENSIOENFONDS VAN DE METALEKTRO AANVULLEND REGLEMENT. Pensioenopbouw boven de Salarisgrens (hoog) voor het personeel van <naam onderneming>

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Q&A Uniform Pensioenoverzicht 2018

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedek- kingsbedrijven (Bpf-Bitumen)

Vragen Uniform Pensioenoverzicht 2015 STICHTING BEROEPSPENSIOENFONDS LOODSEN

3. Werknemers die niet deelnemen aan de pensioenregeling van de werkgever

Ingang Partner- en wezenpensioen

Vergelijking op hoofdlijnen van de pensioenregelingen van SPMS en PFZW

Definitieve tekst nieuwe minimum Pensioen CAO dagbladjournalisten (op basis van de tekst van het principe akkoord dd )

Stichting van de Arbeid Commissie Pensioenen. CONCEPT Nota in verband met de parlementaire discussie inzake het pensioenvraagstuk.

Aanvulling 3 op het Pensioenreglement 2011

Jouw Cosun pensioen. Informatiebijeenkomsten voor deelnemers in actieve dienst mei 2014

Addendum bij de pensioenreglementen geldig vóór 1 januari 2018 van Stichting Pensioenfonds Lloyd s Register Nederland

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht

Voorstel tot wijziging Overgangsbepaling kan vervallen. Deze doelgroep kan niet meer voorkomen.

Uitvoeringsrichtlijn betreffende deelneming bij werken na de ingang van het ouderdomspensioen

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht

Deze dispensatieprocedure is van toepassing in de volgende drie gevallen.

Overzicht Nederlands sociaal en arbeidsrecht en voorschriften van informatieverstrekking

Voorbeeld Toelichting Uniform Pensioenoverzicht Model 1A <Uitkeringsovereenkomst> <Premieovereenkomst>

LATER = NU. Uit dienst. informatie over uw pensioen

Pensioen Flash 2010 nr. 3

Transcriptie:

Stichting van de Arbeid AANBEVELING van de Stichting van de Arbeid inzake vrijwillige beperking/voorkoming van pensioenverlies bij verandering of verlies van werkkring. - Uitgaande van het streven naar de totstandkoming van een pensioenplicht en in aanmerking nemende dat deze in volle omvang eerst over een langer aantal jaren kan worden gerealiseerd; - gegeven het feit dat derhalve thans de vorm en inhoud van een pensioentoezegging integraal onderdeel blijven uitmaken van het op het niveau van een bedrijfstak dan wel onderneming te voeren arbeidsvoorwaardenbeleid, voor welk beleid primair de betrokken (organisaties van) werkgevers en de betrokken (organisaties van) werknemers verantwoordelijkheid dragen; - constaterende dat betrokkenen vanuit deze verantwoordelijkheid bij het aanwenden van de financiële mogelijkheden om een pensioenregeling te treffen dan wel te verbeteren in de afgelopen periode een volgorde in de te realiseren wenselijkheden in acht hebben genomen en wel meestal als volgt: 1. in de eerste plaats worden de aanspraken van de actieve deelnemers op ouderdomspensioen op een zodanig niveau gebracht dat zij, inclusief de AOW-uitkeringen, bij volledige diensttijd een bepaald percentage, veelal 70%, bedragen van het laatstgenoten brutoarbeidsinkomen, terwijl de aanspraken op weduwen- en wezenpensioen op een daarmee corresponderend niveau worden gesteld; 2. in de tweede plaats worden de ingegane ouderdomspensioenen en de daaraan gekoppelde aanspraken op weduwen- en wezenpensioen van hen die in aansluiting op het dienstverband zijn gepensioneerd, alsmede de ingegane weduwen- en wezenpensioenen van deze categorie van gewezen deelnemers en van hen die tijdens het dienstverband zijn overleden, regelmatig aangepast in verband met de prijs- of loonontwikkeling; 3. in deze aanpassing worden vervolgens ook de ingegane pensioenen betrokken van hen die vóór de pensioendatum de deelneming in de

- 2 - pensioenregeling hebben beëindigd; 4. ten slotte worden voorzieningen getroffen om pensioenverlies als gevolg van verandering of verlies van werkkring te compenseren; constaterende dat er in de laatste jaren bij het volgroeid zijn of raken van een steeds groter wordend aantal pensioenregelingen op meer evenwichtige wijze aandacht is gekomen voor de hiervoor onder 4 bedoelde voorzieningen in relatie tot de onder l tot en met 3 genoemde pensioenaanspraken, maar dat desondanks pensioenverlies als gevolg van verandering of verlies van werkkring blijft voorkomen; gegeven het feit dat de Stichting van de Arbeid het tot haar taak rekent de totstandkoming dan wel verbetering van pensioenvoorzieningen in het bedrijfsleven te bevorderen en dat zij dienovereenkomstig met zekere regelmaat aanbevelingen aan het bedrijfsleven heeft gedaan; constaterende dat ook de Stichting van de Arbeid het van belang acht dat in de bestaande situaties maatregelen worden getroffen die pensioenverlies bij verandering of verlies van werkkring voorkomen of zoveel mogelijk beperken (zie in het bijzonder de voorstellen voor wetgeving uit 1981); gezien het SER-advies van 25 oktober 1985 over de interimmaatregel pensioenbreuk, waarin unaniem wordt geadviseerd tot: 1. het bij wet voorschrijven dat bij ontslag vóór de pensioendatum een evenredige premievrije aanspraak wordt toegekend; 2. het bij wet voorschrijven dat voortaan alle ingegane pensioenen bij het verlenen van toeslagen gelijk worden behandeld 1); 3. het aanpassen van de PSW en de fiscale wetgeving ten einde waardeoverdrachten op vrijwillige basis bij verandering van pensioenregeling te stimuleren en de totstandkoming van een of meer circuits van uitvoeringsorganen gericht op waardeoverdracht mogelijk te maken; 4. het bij wet mogelijk maken dat ten laste van de rentebaten van het Fonds Voorheffing Pensioenverzekering onder zekere ^Met de mogelijkheid van dispensatie als in het SER-advies aangegeven.

- 3 - voorwaarden middelen beschikbaar worden gesteld ten behoeve van een (beperkte) voortzetting van de pensioenopbouw van werkloze werknemers van 40 jaar en ouder en ten behoeve van de dekking van het overlijdensrisico voor werkloze werknemers; - in aanmerking nemende dat de in het SER-advies aanbevolen maatregelen als een samenhangend geheel moeten worden gezien en als zodanig tot wetgeving moeten leiden; - overwegende dat dit samenstel van wettelijke maatregelen, dat een belangrijke bijdrage levert aan het beperken van pensioenverlies bij verandering of verlies van werkkring, door aanvullende maatregelen vanuit het bedrijfsleven zelf kan worden versterkt; doet de Stichting van de Arbeid een dringend beroep op de werkgevers en hun organisaties en op de werknemers en hun organisaties om: I. na het wegnemen van de bestaande wettelijke belemmeringen de mogelijkheid te scheppen van waardeoverdracht in geval van wisseling van pensioenregeling en waar mogelijk deel te nemen aan een circuit van uitvoeringsorganen gericht op waardeoverdracht. Een en ander op vrijwillige basis, maar met inachtneming van de volgende voorwaarden: binnen een dergelijk circuit gelden geformaliseerde toetredingsbepallngen voor pensioenregelingen en pensioenfondsen. De waardeoverdracht komt binnen het kader van de PSW tot stand op basis van vastgestelde sluitende regels met betrekking tot de berekening van de door het oude aan het nieuwe pensioenuitvoeringsorgaan over te dragen waarde. Deze waardeoverdracht wordt door het pensioenuitvoeringsorgaan van de nieuwe werkgever aangewend voor toekenning van (fictieve) deelnemingsjaren. Op deze wijze komen oude pensioenaanspraken in de pensioenregeling van de nieuwe werkgever tot uitdrukking. Er moet overigens van worden uitgegaan dat aan de toetreding van pensioenregelingen tot zo'n circuit zodanige eisen (onder andere met betrekking tot gelijkwaardigheid/final-pay-karakter) zullen

- 4 - moeten worden verbonden, dat dit circuit slechts een bepaald deel van alle pensioenregelingen zal kunnen omvatten; II. na het tot stand komen van de desbetreffende wetswijziging gebruik te maken van de in punt 4 onderaan pagina 2 bedoelde mogelijkheid van (beperkte) voortzetting van de pensioenopbouw van werkloze werknemers van 40 jaar en ouder en de dekking van het overlijdensrisico voor werkloze werknemers; III. zo nodig andere maatregelen te treffen die een bijdrage kunnen leveren om pensioenverlies te compenseren. Die maatregelen moeten uiteraard aansluiten op hun pensioensystematiek. Wat dat betreft toont de praktijk grote verscheidenheid. Er zijn pensioensystemen waarbij de bij het tussentijds beëindigen van de deelneming verworven pensioenaanspraak vanwege de 'oude werkgever' op enigerlei wijze wordt aangepast om ontwaarding van deze aanspraak tegen te gaan; er zijn ook pensioensystemen waarbij de nieuwe werkgever hiervoor compensatie biedt. - Een voorbeeld van dit laatste vormen levensjarensystemen, zoals die bijvoorbeeld in de metaalindustrie, in de metaalnijverheid en andere van kracht zijn. De consequentie van zo'n stelsel is dat wie daarin komt werken zijn voorheen elders doorgebrachte diensttijd toch op de een of andere wijze in het nog te verwerven pensioen tot uitdrukking ziet gebracht. - Een voorbeeld van het eerste vormen dienstjarensystemen met indexatie. Bij de pensioenregeling van de overheid (Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds) worden de premievrije aanspraken van de tussentijds vertrekkenden geïndexeerd overeenkomstig de algemene loonontwikkeling van de actieve deelnemers. De gelijke behandeling van de actieven, gepensioneerden en tussentijds vertrokkenen is het kenmerk van deze soort pensioenregelingen, die ook in het bedrijfsleven voorkomen. - Een enigszins gelijk effect tonen die pensioenregelingen waar de gedragslijn wordt gevolgd om, als er - al dan niet

- 5 - voorwaardelijk - toeslagen op ingegane pensioenen worden gegeven, op de premievrije pensioenaanspraak soortgelijke toeslagen bij te schrijven ('gelijke behandeling'), die uiteraard pas op de pensioendatum tot gelding komen. Het zal duidelijk zijn dat dit een belangrijke tegemoetkoming voor de betrokkenen betekent, omdat hun premievrije pensioenaanspraken hierdoor in feite niet meer bevroren zijn. De drie hier genoemde soorten pensioenregelingen hebben dus elk hun eigen methode om pensioenverlies te compenseren: - hetzij levensjaren; - hetzij dienstjaren met indexatie; - hetzij 'gelijke behandeling' van gepensioneerden en slapers. De Stichting van de Arbeid beveelt het bedrijfsleven aan: doe - voor zover men dat nog niet gedaan heeft - een keuze uit deze drie, uiteraard aansluitende op de regeling die men heeft en wil behouden. Er zijn nog andere voorbeelden te noemen van methodieken die tot gevolg kunnen hebben dat pensioenverlies wegens wisseling van werkkring (enigszins) wordt gecompenseerd. Zie de toelichting bij deze aanbeveling. De Stichting van de Arbeid realiseert zich uiteraard dat uit het complex van maatregelen dat door de SER wordt voorgesteld én uit de in deze aanbeveling bepleite aanvullende maatregelen van het bedrijfsleven zelf, extra lasten voortvloeien. De stichting kan zich daarom voorstellen dat in de praktijk beperkende maatregelen met het oog hierop zullen worden overwogen. Zo'n beperkende maatregel zou kunnen zijn dat, indien men wenst te komen tot een gelijke of meer gelijke behandeling van de aanpassing van premievrije aanspraken van tussentijds vertrokkenen ten opzichte van (voorwaardelijke of onvoorwaardelijke) toeslagen aan gepensioneerden, dergelijke toeslagen niet uitgaan boven de aanpassing die de aanspraken van actieve deelnemers ondergaan. Een andere beperking is de aanpassingen van de premievrije aanspraken

- 6 - (de zogenoemde slapersrechten) slechts betrekking te doen hebben op premievrije aanspraken van werknemers die na het van kracht worden van deze aanbeveling tussentijds zijn vertrokken. De Stichting van de Arbeid stelt zich voor dat na een periode van drie jaar na het van kracht worden van deze aanbeveling een inventarisatie plaats vindt van de wijzen waarop de aanbeveling in de aanvullende pensioenregelingen is gevolgd. Deze inventarisatie zou vanuit de Pensioenkamer kunnen worden verricht. Aan de hand van deze rapportage kan de Stichting zich opnieuw beraden over de hiervoor gedane aanbevelingen. De Stichting van de Arbeid heeft deze aanbeveling opgesteld ervan uitgaande dat geen wettelijke maatregelen ter zake van pensioenverlies tot stand komen anders dan die welke in het meer genoemde SER-advies worden aanbevolen. Dit betekent dat deze aanbeveling vervalt wanneer dit uitgangspunt onjuist blijkt. 's-gravenhage, 25 oktober 1985

Toelichting Het Bestuur van de Stichting van de Arbeid doet een beroep op werkgevers en hun organisaties en op werknemers en hun organisaties betrokken bij het beleid ten aanzien van de aanvullende pensioenvoorziening voor werknemers, om na te gaan of in het kader van een prioriteitstelling financiële ruimte aanwezig is dan wel geschapen kan worden ten behoeve van verbetering - voor zover nog nodig - van de pensioenvoorzieningen. Met de nadruk deze keer op het voorkomen, althans verminderen van pensioenverlies als gevolg van verandering of verlies van werkkring. Het is niet de eerste keer dat de Stichting van de Arbeid hiertoe oproept. Bovendien is het zo dat de aanbevelingen van de stichting in het algemeen in brede kring weerklank vinden. De pensioenkaart van Nederland toont dat duidelijk. Maar er kunnen op dit gebied toch nog verschillende verbeteringen tot stand worden gebracht. Uit de gegevens die bekend zijn geworden bij de enquêtes die voorafgaande aan de adviesaanvraag van staatssecretaris De Graaf inzake interimmaatregelen pensioenbreuk zijn gehouden en uit een verdere analyse van de SER in verband met de voorbereiding van zijn advies van 25 oktober 1985 hierover, mag worden geconcludeerd dat waarschijnlijk twee derde van de werknemers in het bedrijfsleven in een zeer behoorlijke pensioenvoorziening deelneemt, waarvan het resultaat dus te zamen met de AOW bij volledige deelnemingstijd een ouderdomsinkomen geeft dat in een goede relatie staat tot het laatstgenoten inkomen (veelal 70%). Dat is ook de eerste prioriteit die de Stichting van de Arbeid steeds heeft gesteld: het bevorderen van de totstandkoming van materieel goede pensioenvoorzieningen. Dan valt verder vast te stellen dat in zeer veel gevallen en stellig voor het merendeel van alle deelnemers na ingang van een pensioen toeslagen worden verleend om de koopkracht daarvan op peil te houden. (Een uitbreiding van deze praktijk wordt in het SER-advies bepleit.) Dat is de tweede voorwaarde die de stichting steeds heeft aangelegd.

«. 9 Uit bovenbedoelde gegevens blijkt echter ook dat bij een vermoedelijk tamelijk groot aantal pensioenregelingen dergelijke toeslagen geheel achterwege blijven. Dat is dan toch een onderwerp dat nadere aandacht verdient. Verder kan worden geconstateerd dat als er toeslagen op ingegane pensioenen worden gegeven, die vaak beperkt blijven tot degenen die rechtstreeks uit de dienst worden gepensioneerd. Vervolgens kan de Stichting vaststellen dat inderdaad méér dan voorheen aandacht wordt geschonken aan de breuk in de pensioenopbouw, die kan optreden bij wisseling of verlies van werkkring, waardoor het totale pensioeninkomen op de oude dag ongunstig kan worden beïnvloed. Een belangrijke verbetering brengt in elk geval het toekennen van evenredige aanspraken, zoals in het SER-advies wordt aanbevolen. Maar tevens staat vast dat deze grotere aandacht nog lang geen algemeen verschijnsel is. Vandaar dat de Stichting, na haar oproep in 1978 'tot vrijwillige beperking van pensioenverlies bij wisseling van dienstverband' - zoals haar aanbeveling toen luidde - en haar rapport van 1981, dat nu met steun van de SER waarschijnlijk tot wetgeving zal leiden, het moment gekomen acht om andermaal de aandacht te vestigen op de wenselijkheid van het voorkomen, althans verzachten van pensioenverlies wegens verandering of verlies van werkkring. Er zijn - zie punt III van de aanbeveling - verschillende methoden om pensioenverlies te voorkomen, althans te beperken. De Stichting van de Arbeid heeft in 1971, in het kader van haar rapportage over een mettertijd tot stand te brengen wettelijke regeling van de pensioenen van werknemers (pensioenplicht), als een goed middel tegen pensioenverlies een zogenoemd levensjarensysteem aanbevolen. Zoals bekend geldt dat onder andere in de bedrijfstakken van de metaalindustrie en de metaalnijverheid. Het aantal ondernemingspensioenregelingen dat op die leest is geschoeid is niet bekend, maar ongetwijfeld vrij groot. De veronderstelling is gewettigd

- 3 - dat in totaal tegen een miljoen werknemers onder een dergelijk stelsel valt. De consequentie van zo'n stelsel is dat wie daarin komt werken zijn voorheen elders doorgebrachte diensttijd op de een of andere wijze in het nog te verwerven pensioen tot uitdrukking ziet gebracht. Dit compenseert als het ware zijn tekort aan dienstjaren bij de nieuwe werkgever. Een heel ander systeem is dat van dienstjaren met indexatie. Dit geldt bijvoorbeeld bij de pensioenvoorzieningen van het PGGM en van het ABP (en andere). Daar worden de premievrije aanspraken van de tussentijds vertrekkenden geïndexeerd overeenkomstig de algemene loonontwikkeling van de actieve deelnemers. De gelijke behandeling van de actieven, de gepensioneerden en de tussentijds vertrokkenen is het kenmerk van deze soort pensioenregelingen, die ook elders in het bedrijfsleven voorkomen. Het zal overigens duidelijk zijn dat de twee systemen niet op elkaar aansluiten en dat bij mobiliteit over en weer sommigen dubbelop kunnen profiteren, anderen daarentegen geheel niet. Verwezen moge worden naar de analytische vergelijking die de stichting hierover in september 1981 publiceerde. Wat het voor een pensioenplicht te kiezen systeem betreft, sprak het begin 1982 zittende kabinet-van Agt/Den Uyl zich overigens uit voor een dienstjarenstelsel met indexatie. De vergadering van de Vaste Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de Tweede Kamer van 28 juni 1982 bleek deze keuze van het kabinet in meerderheid te ondersteunen, zij het dat een aantal partijen de verdere invulling van die keuze aan de sociale partners wilde overlaten. De Stichting heeft in haar 'Nota in verband met de parlementaire discussie inzake het pensioen vraagstuk' (voorjaar 1983) gemeend deze keuze in die omstandigheden als gegeven te moeten aanvaarden. De Stichting meende voor dit besluit geen verantwoordelijkheid te kunnen en willen dragen. Zij had voorts een aantal kanttekeningen. De voorkeur van genoemd kabinet voor een dienstjarensysteem op basis van een standaardeindloon wees de Stichting af.

- 4 - In de aanbeveling is ook gewezen op die pensioenregelingen waar de gedragslijn wordt gevolgd om ingegane pensioenen en premievrije aanspraken gelijk, althans gelijkwaardig, te behandelen. Uit de meer genoemde enquêtegegevens valt af te leiden dat dit vermoedelijk voor omstreeks een derde van alle deelnemers in pensioenregelingen gebeurt; al is het zeer waarschijnlijk dat in vele pensioenregelingen zulks niet of nog niet wordt gedaan, eenvoudigweg omdat de middelen daarvoor ontbreken. Een ander middel om pensioenverlies zoveel mogelijk te beperken is om waardeoverdracht mogelijk te maken. De Stichting onderschrijft ten volle hetgeen in het SER-advies van 25 oktober 1985 hierover wordt opgemerkt. De Stichting wijst erop dat een circuit van waardeoverdracht tussen de banken al enige jaren bestaat en dat waardeoverdracht ook tussen verschillende ondernemingspensioenregelingen mogelijk is. De Verzekeringskamer houdt toezicht op de bewuste regelingen. De opmerking is inderdaad op haar plaats dat aan de toetreding van pensioenregelingen tot een waardeoverdrachtcircuit zodanige eisen (onder andere met betrekking tot gelijkwaardigheid/final-pay-karakter) zullen moeten worden verbonden dat zo'n circuit slechts een bepaald deel van alle pensioenregelingen zal kunnen omvatten. In de aanbeveling wordt tevens geconstateerd dat er, naast de onder punt III met zoveel woorden genoemde systemen om pensioenverlies zoveel mogelijk te beperken, in de praktijk methodieken worden gehanteerd die tot gevolg hebben dat voor de deelnemers (eventueel) pensioenverlies uit een vorige werkkring (enigszins) wordt gecompenseerd. Voorbeelden daarvan zijn: - het komt nogal eens voor dat het aantal deelnemersjaren benodigd voor een volledig pensioen op de (normale) pensioendatum lager

gesteld wordt dan veertig, met een corresponderend hoger jaarlijks pensioenpercentage; dus in plaats van 40 x li%, 35 x 2%. Dat is dus gunstig voor werknemers die op (iets) latere leeftijd in dienst komen; - een andere variant, met soortgelijk effect, is dat werknemers die bijvoorbeeld voor de 35-jarige leeftijd in dienst komen in de gelegenheid worden gesteld de 'ontbrekende' deelnemersjaren alsnog in te kopen tegen een (eventueel) gereduceerde extra eigen bijdrage; - eveneens komt voor dat voor deelnemersjaren boven een bepaalde leeftijd (40/45 jaar) een hoger pensioenpercentage per jaar wordt toegekend. Ook dat heeft uiteraard een compenserend effect voor eventueel pensioenverlies uit een vorige werkkring. Ten slotte lijkt het raadzaam erop te wijzen dat uit het feit dat in de aanbeveling te zamen met de toelichting een reeks van voorbeelden van regelingen wordt genoemd die alle tot effect hebben dat 'pensioenverlies' wordt voorkomen, althans verzacht, niet moet worden afgeleid dat het de bedoeling van de Stichting van de Arbeid zou zijn om alles op elkaar te stapelen. Dat is wat in de oorspronkelijke nota-dales werd voorgesteld en waartegen de Stichting van de Arbeid zich juist heeft verzet. Concreet gezegd: de pensioenregelingen die al voldoen aan hetgeen in punt III van de aanbeveling wordt genoemd moeten niet nog eens geconfronteerd kunnen worden met andere eisen op het gebied waarop deze aanbeveling betrekking heeft. De Stichting van de Arbeid beveelt niet anders aan dan dat het bedrijfsleven binnen de eigen mogelijkheden en prioriteiten op pensioengebied nagaat wat aan pensioenverlies kan worden gedaan in de pensioenregeling die men heeft.

- 6 - De Stichting van de Arbeid vertrouwt dat haar aanbevelingen worden opgevolgd en dat op deze manier een wezenlijke bijdrage wordt geleverd tot beperking/voorkoming van pensioenverlies bij verandering of verlies van werkkring. Zoals aan het slot van de aanbeveling vermeld, stelt de Stichting zich voor over drie jaar te zien in welke mate deze oproep gehoor heeft gevonden. 's-gravenhage, 25 oktober 1985