De Pensioenkamer bestaat uit vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersorganisaties en een door de Kroon benoemde voorzitter.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De Pensioenkamer bestaat uit vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersorganisaties en een door de Kroon benoemde voorzitter."

Transcriptie

1

2 De Stichting van de Arbeid, opgericht op 17 mei 1945, is het overkgen adviesorgaan van de centra/e organisaties van w/erkgevers en werknemers op sociaal-economisch terrein. Op 1 September 1984 is ingesteld de Pensioenkamer, die de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid adviseert bij de voorbereiding van een wettelijke regeling van de aanvullende pensioenvoorzieningen voor werknemers. De Pensioenkamer bestaat uit vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersorganisaties en een door de Kroon benoemde voorzitter.

3 Maatregelen tegen de Pensioenbreuk Evaluatie aanbeveling Stichting van de Arbeid Onderzoek Pensioenkamer

4 Omslagontwerp: Frans Willemsen, Leiden Lay-out: Tekstverwerking SER, Den Haag Druk: Drukkerij Pasmans bv. Den Haag Uitgave: Stichting van de Arbeid Bezuidenhoutseweg 60 Postbus LK Den Haag ISBN

5 inhoud Evaluatie aanbeveling Stichting van de Arbeid van 25 oktober 1985 inzake maatregelen ter beperking/voorkoming pensioenverlies bij verandering of verlies van werkkring 5 Samenvatting inleiding Aanbevelingen van de Stichting van de Arbeid Wetswijzigingen Evaluatie aanbevelingen Opzet van het rapport Doel en opzet van het onderzoek Doe! en informatiebronnen Vraagstelling Opzet onderzoek pensioenregelingen Selectie uitvoeringsorganen Respons uitvoeringsorganen Betrouwbaarheid Aantallen deelnemers Definitie belangrijkste begrippen (in alfiabetische volgorde) Typen pensioenregelingen Inleiding Type pensioenregeling en sociaal-economische sector Verdeling naar werkingssfeer bedrijfs(tak)pensioenfondsen Veranderingen in type regeling Indexatie opgebouwde rechten van actieve deelnemers Samenvatting Waarde-overdracht 47 \ 4.1 Inleiding Banken Doel van het Bankencircuit Werkwijze van het circuit Deelnemers Stichting Dienstverlening Samenwerkingsverband (SDS) Doel van de SDS Voorwaarden van deelneming Werkwijze van het samenwerkingsverband Deelnemers Stichting Dienstverlening Levensjarenpensioenfondsen (SDL) Doel van de SDL Voorwaarden van deelneming Werkwijze bij overgang Deelnemers Samenwerkingsovereenkomsten tussen de circuits onderling en tussen de circuits en specifieke pensioenfondsen 50

6 4.6 Mogeiijkheid waarde-overdracht : resultaten enquete Aanspraken bij werkloosheid Inhoud wettelijke regeling en gebruik ervan Ontstaan en doel van het FVP Uitwerking Gebruik Overige regelingen: inventarisatie pensioenregelingen Voortzetting opbouw ouderdomspensioen Voortzetting dekking weduwenpensioen Overige maatregelen inleiding Eindloonachtige regelingen: levensjarensysteem en dienstjarensysteem met indexatie Overige typen regeling: aanpassing premievrije rechten Gelijke behandeling premievrije rechten en ingegane pensioenen Samenvatting Combinaties van maatregelen Eindloon- en gecombineerde eind-/middelloonregelingen Overige typen regeling Conclusie 67 Bijiagen 1 Vragenlijst en toelichting 71 2 Aanbevelingen Stichting van de Arbeid 93 3 Lijst met gebruikte afkortingen 97

7 Evaluatie aanbeveling Stichting van de arbeid van 25 oktober 1985 inzake maatregelen ter beperking/voorkoming pensioenverlies bij verandering of verlies van werkkring 1. Inleiding A A/gemeen Op 25 oktober 1985 richtte de Stichting van de Arbeid zich tot het bedrijfsleven met een aanbeveling cm op vrijwillige basis maatregelen te treffen ter beperking/ voorkoming van pensioenverlies bij verandering of verlies van werkkring. Deze aanbeveling kwam tot stand in samenhang met het op dezelfde datum uitgebrachte SER-advies interimmaatregel pensioenbreuk (SER-uitgave 85/22). Een belangrijk element uit dit SER-advies betrof de unanieme afwijzing van het in de betreffende adviesaanvrage aan de SER voorgestelde onderdeel van de te treffen interimmaatregel inhoudende een wettelijk verplichte gelijke behandeling van premievrije aanspraken en ingegane pensioenen wat betreft de toeslagverlening. Een zodanige maatregel zou, naar het oordeel van de SER, niet voldoen aan de aan een interimmaatregel te stellen randvoorwaarden en in het bijzonder niet aan de randvoorwaarde dat een interimmaatregel dient aan te sluiten bij de huidige verscheidenheid aan pensioenregelingen die onder primaire verantwoordelijkheid van de sociale partners binnen het kader van de geldende wetgeving tot stand zijn gekomen. Tevens zou een dergelijk wettelijk voorschrift van gelijke behandeling van premievrije aanspraken en ingegane pensioenen ingrijpende (financiele) consequenties met zich mee brengen. De SER stemde dan ook in met de aanbeveling van de Stichting van de Arbeid aan het bedrijfsleven om op vrijwillige basis maatregelen te treffen om pensioenverlies bij verandering of verlies van dienstbetrekking te beperken dan wel te voorkomen. De Stichting van de Arbeid nam zich voor om uiterlijk na een periode van drie jaar na het van kracht worden van de aanbeveling, te (doen) inventariseren de wijzen waarop de aanbeveling is gevolgd, vervolgens aan de hand van deze inventarisatie te evalueren de mate waarin aan de aanbeveling gevolg is gegeven, en voorts na te gaan of noodzaak voor bijstelling ervan aanwezig is. De SER stelde in zijn advies ervan uit te gaan dat de Stichting bereid zou zijn de resultaten van haar bevindingen ter kennis van de SER te brengen (hetgeen reeds bij brief van 25 oktober 1985 door de Stichting werd bevestigd), teneinde - indien nodig - op dit vraagstuk terug te komen. De Stichting van de Arbeid heeft bij brief van 7 april 1986 de Pensioenkamer verzocht de hiervoor bedoelde inventarisatie uit te voeren, waartoe dit orgaan zich bereid verklaarde. Met de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is vervolgens overeengekomen dat de onderzoeksresultaten en de daarop gebaseerde evaluatie van de Stichting van de Arbeid niet alleen aan de SER, maar ook aan hem zouden worden aangeboden.

8 De inventarisatie door de Pensioenkamer, gebaseerd op in het najaar van 1988 en - wat betreft de circuits voor waarde-overdrachten - in het voorjaar van 1989 met behulp van het onderzoekbureau NSS Marktonderzoek BV uitgevoerde onderzoek, is op 2 juni 1989 door de Pensioenkamer vastgesteld en op 9 juni 1989 aan de Stichting van de Arbeid aangeboden. De onderhavige evaluatie door de Stichting van de Arbeid is voorbereid door de Commissie Pensioenen van de Stichting en namens het Bestuur van de Stichting door haar vastgesteld op 27 juni Op 5 juli 1989 is de evaluatie van de aanbeveling van de Stichting van de Arbeid samen met het onderzoeksrapport van de Pensioenkamer aangeboden aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en aan de voorzitter van de SER. a Opzet De onderhavige evaluatie is als volgt opgezet. In paragraaf 2 wordt een korte samenvatting gegeven van de aanbeveling van de Stichting van de Arbeid van 25 oktober In paragraaf 3 wordt ingegaan op de onderzoeksresultaten zoals gepresenteerd door de Pensioenkamer en worden deze van commentaar voorzien. Tenslotte bevat paragraaf 4 de slotconclusie weike de Stichting van de Arbeid op basis van de onderzoeksresultaten heeft getrokken. 2. De aanbeveling van de Stichting van de Arbeid van 25 oktober 1985 Samengevat is in de aanbeveling van de Stichting van de Arbeid een dringend beroep op het (georganiseerde) bedrijfsleven gedaan om: 1. Na het wegnemen van de bestaande wettelijke belemmeringen de mogelijkheid te scheppen van waarde-overdracht in geval van wisseling van pensioenregeling en waar mogelijk deel te nemen aan een circuit van uitvoeringsorganen gericht op waarde-overdracht. 2. Na het tot stand komen van een daarop gerichte wetswijziging gebruik te maken van de mogelijkheid van een (beperkte) voortzetting van de pensioenopbouw van werkloze werknemers van 40 jaar en ouder en de dekking van het overlijdensrisico voor werkloze werknemers. 3. Zo nodig andere maatregelen, weike aansluiten op de eigen pensioensystematiek, te treffen die een bijdrage kunnen leveren om pensioenverlies bij verandering van werkkring te beperken. Daarbij zijn de volgende voorbeelden genoemd, waaruit een keuze kan worden gemaakt: - levensjarensystemen, waarbij door de nieuwe werkgever compensatie wordt geboden door ook over voorheen elders gewerkte jaren pensioen toe te zeggen; - dienstjarensysteem met indexatie, waarbij de oude werkgever de bij tussentijdse beeindiging verworven pensioenaanspraak aanpast; - het gelijk behandelen van premievrije aanspraken en ingegane pensioenen bij toeslagverlening.

9 Volgens de toelichting bij de aanbeveling is het de bedoeling dat het bedrijfsleven, binnen de eigen mogelijkheden en prioriteiten op pensioengebied, nagaat wat aan pensioenverlies kan worden gedaan in de pensioenregeling die nnen heeft. De aanbeveling van de Stichting van de Arbeid is - in samenhang met de in het kader van de interimmaatregel pensioenbreuk voorgestelde wettelijke maatregelen, waarover de SER in zijn advies van 25 oktober 1985 een positief oordeel gaf (het verplicht verlenen van naar diensttijd evenredige premievrije pensioenaanspraken bij tussentijds vertrek en bij toeslagverlening een verplichte gelijke behandeling van alle ingegane pensioenen, zowel vanuit de premievrije situatie als vanuit het actieve deelnemerschap) - gericht op een vrijwillige verbetering van de betreffende aanvullende pensioenregelingen. Van meet af aan is onderkend dat dergelijke verbeteringen voornamelijk effect zouden sorteren voor nieuwe gevallen, waarvoor toekomstig pensioenverlies bij verandering of verlies van werkkring zou kunnen worden beperkt, dan wel voorkomen. 3. De onderzoeksresultaten en het commentaar van de Stichting van de Arbeid In deze paragraaf wordt ingegaan op de onderzoeksresultaten zoals gepresenteerd door de Pensioenkamer en worden deze van het commentaar van de Stichting van de Arbeid voorzien. Hierbij zijn twee toetsingspunten gehanteerd: - de sinds 1985 door het bedrijfsleven geleverde inspanningen gericht op het beperken/voorkomen van pensioenverlies bij verlies of verandering van werkkring op de verschillende elementen uit de aanbeveling van 25 oktober 1985 (paragrafen 3.1., 3.2. en 3.3.); - de omvang van de resterende pensioenbreukproblematiek (paragraaf 3.4.) Waarde-overdracht Door de Stichting van de Arbeid was aanbevolen om na het wegnemen van de in 1985 nog bestaande wettelijke belemmeringen de mogelijkheid te scheppen van waarde-overdracht van opgebouwde pensioenrechten in geval van wisseling van pensioenregeling en waar mogelijk deel te nemen aan een circuit van uitvoeringsorganen gericht op waarde-overdracht. Aan dit belangrijke element uit de aanbeveling van 25 oktober 1985 is door het bedrijfsleven ruimschoots gehoor gegeven. In 1985 bestond uitsluitend binnen de sector van het bankbedrijf een circuit voor waarde-overdrachten. Voorts bestonden binnen een aantal bedrijfstakken afspraken tussen verplicht gestelde bedrijfspensioenfondsen en daarvan gedispenseerde pensioenregelingen om waardeoverdracht van pensioenrechten van werknemers bij verandering van werkgever binnen de bedrijfstak mogelijk te maken. Daarnaast werd ook wel in incidentele gevallen medewerking verleend aan waardeoverdracht van pensioenrechten. De hierbij gehanteerde waarderingsgrondslagen konden echter van geval tot geval varieren. Medio 1986 is door ondernemingspensioenfondsen en levensverzekeraars een a/gemeen circuit voor waarde-overdrachten opgericht, conform de in het SER-advies bedoelde opzet. Met de oprichting van dit algemene circuit, de Stichting Dienstverlening Samenwerkingsverband (SDS) werd een belangrijke aanzet gegeven voor

10 de uitvoering van de aanbeveling van de Stichting van de Arbeid om het mogelijk te maken dat een werknemer bij wisseling van werkkring zijn bij de laatste werkgever opgebouwde pensioenrechten meeneemt en inbrengt in de pensioenregeling van de nieuwe werkgever. Essentieel is dat de SDS de mogelijkheid biedt voor waardeoverdrachten van pensioenrechten volgens een overeengekomen genormeerd stelsel van rekenregels en waarderingsgrondslagen. De SDS is per 1 januari 1987 volledig operationeel geworden. Teneinde de toetreding tot het SDS-circuit voor waarde-overdrachten te bevorderen, heeft het Bestuur van de Stichting van de Arbeid zich in november 1986 in een door de beide voorzitters van de Stichting ondertekende brief gericht tot meer dan 1500 ondernemingen en pensioenfondsen met een pensioenregeling, waarvan aannemelijk werd geacht dat deze in aanmerking zou kunnen komen voor aansluiting bij SDS, met het verzoek tot het SDS-circuit toe te treden. Tevens werd verzocht een afschrift van de brief ter kennis te brengen van de ondernemingsraad, indien aanwezig. In 1988 is vervolgens ook een samenwerkingsverband tot standgekomen van een aantal pensioenfondsen met een levensjarensysteem (SDL). Dit circuit is in het leven geroepen om bij onderlinge overgangen een door zo'n overgang ontstaan pensioengat volledig te dichten en wel door het levensjarenbeginsel ook toe te passen op een eventuele salarissprong bij die overgang. Daarnaast worden ook waarde-overdrachten mogelijk gemaakt. De groei van het aantal werknemers dat gebruik van de circuits kan maken is in 1988 eerst goed op gang gekomen. Niet alleen wat betreft het aantal pensioenregelingen dat direct tot een circuit is toegetreden, maar ook vanwege het tot stand komen van afzonderlijke samenwerkingsovereenkomsten tussen SDS en het ABP, het PGGM, het Spoorwegpensioenfonds, het reeds vele jaren operationele Bankencircuit en de SDL Uit het onderzoeksrapport van de Pensioenkamer blijkt dat per 1 juni 1989 de mogelijkheid van waarde-overdracht via de genoemde circuits (inci. de afzonderlijke samenwerkingsovereenkomsten) bestaat voor 2,2 a 2,3 miljoen werknemers - dat is nagenoeg 2/3 van alle deelnemers aan een pensioenregeling. Op basis van informatie verkregen van de SDS mag worden verwacht dat gedurende 1989 en de komende jaren het aantal deelnemers aan pensioenregelingen dat gebruik kan maken van de mogelijkheid van waarde-overdracht via het netwerk van circuits een voortgezette groei zai vertonen. Het beeld thans overziende, concludeert de Stichting van de Arbeid dat de aanbeveling om deel te nemen aan circuits voor waarde-overdrachten reeds thans een indrukwekkend resultaat heeft opgeleverd, waarmee door het bedrijfsleven een belangrijke bijdrage is geleverd aan het voorkomen/beperken van pensioenverlies bij wisseling van werkkring Voortzetting pensioenopbouw bij werkloosheid In de aanbeveling van 25 oktober 1985 is het bedrijfsleven opgeroepen na het tot stand komen van de noodzakelijke wetgeving gebruik te maken van een tot stand te brengen subsidieregeling ten behoeve van een (beperkte) voortzetting van de pensioenopbouw van werkloze werknemers van 40 jaar en ouder alsmede van de dekking 8

11 van het overlijdensrisico voor werkloze werknemers. Als financieringsbron werd gedacht aan de rentebaten van het Fonds Voorheffing Pensioenverzekering (FVP). Daarbij werd aanvankelijk uitgegaan van de veronderstelling dat het de werkgever zou moeten zijn die aanspraak op een bijdrage van het FVP verkrijgt ten behoeve van de voortzetting van pensioenopbouw van de werkloos geworden ex-werknemer. Deze voortzetting zou in deze opzet op vrijwillige basis in de pensioenregelingen tot stand moeten komen. Bij de nadere uitwerking van de voorstellen in de Commissie Pensioenen van de Stichting van de Arbeid is evenwel naar voren gekomen dat de hiervoor geschetste opzet het nadeel heeft dat de bijdrage van het FVP afhankelijk wordt gesteld van op vrijwillige basis tot stand te brengen voortzettingsregelingen. Met andere woorden: ten behoeve van de werkloze werknemer die tot de kring van de gerechtigden behoort, zou alleen een bijdrage kunnen worden verkregen wanneer de pensioenregeling van de ex-werkgever zou voorzien in een voortzettingsregeling. Deze mogelijkheid dat, binnen de kring van de gerechtigde werkloze werknemers, sommigen niet en anderen wel van de bijdrageregeling zouden kunnen profiteren, werd bij nader inzien uit een oogpunt van rechtsgelijkheid minder wenselijk geacht. Daarom stelde de Stichting van de Arbeid in een notitie (d.d. 16 juni 1987), waarin de hoofdiijnen van een dergelijke bijdrageregeling werden uitgewerkt, voor te komen tot een enigszins gewijzigde opzet van de bijdrageregeling, volgens weike niet de werkgever maar de werkloze werknemer aanspraak verkrijgt op een geldelijke bijdrage ten laste van het FVP Tevens werd het daarom bij nader inzien gewenst geacht dat bij wet wordt voorgeschreven dat de pensioenreglementen (geacht worden te) voorzien in de mogelijkheid om de bijdrage van het FVP aan te wenden voor een voortzetting van de pensioenop^uw en ter dekking van het nabestaandenpensioen. Op deze wijze wordt bereikt dat de rechthebbende werkloze werknemer, ongeacht de vraag of het betreffende pensioenreglement expliciet voorziet in een voortzettingsregeling in geval van werkloosheid, rechtens aanspraak kan doen gelden op voortzetting van zijn of haar pensioenopbouw tot ten hoogste het bedrag van de bijdrage van het FVP. Nadat de Stichting van de Arbeid in voo noemde notitie aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid had aangeboden, kwam het noodzakelijke wetgevingsproces op gang. Er kwam een wijziging van de FVP-wet tot stand (Wet van 1 december 1988, Stb. 557), waarin is bepaald dat de rentebaten van het FVP kunnen worden gebruikt voor de voortzetting van de pensioenvoorziening van werkloze werknemers die recht hebben op een werkloosheidsuitkering. Het vaststellen van de bijdrageregelen zelf werd overgelaten aan het bestuur van het FVP, zij het dat deze regelen de goedkeuring behoeven van de ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Financien. Op 24 februari 1989 stelde het Bestuur van het FVP de Bijdrageregelen FVP vast. Vervolgens zijn deze Bijdrageregelen, na een positief advies van de Stichting van de Arbeid, goedgekeurd bij besluit d.d. 20 maart 1989 door de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de minister van Financien. Op grond van de thans van kracht zijnde Bijdrageregelen FVP kunnen werknemers die op de eerste dag van werkloosheid 40 jaar of ouder zijn onder bepaalde voorwaarden vanaf 1 januari 1988 hun pensioenopbouw voortzetten gedurende de periode waarin zij een loongerelateerde werkloosheidsuitkering (WW en WWV) ontvangen. Voor

12 werklozen jonger dan 40 jaar wordt gedurende die periode alleen de risicodekking van het nabestaandenpensioen gehandhaafd. Werklozen die op het moment van werkloos worden SJVi jaar of ouder zijn, verkrijgen tot hun 65-jarige leeftijd recht op de bijdrage. Voorwaarde is wel, dat de rentebaten van het FVP toereikend zijn. Van belang is hierbij ook dat van de Bijdrageregeling FVP een belangrijke stimulans kan uitgaan voor het totstandkomen van voortzettingsregelingen bij werkloosheid binnen de pensioenregelingen zelf. Voor het bedrijfsleven worden immers de hiermede gemoeide kosten beperkt door het van toepassing zijn van de FVP-regeling. Van de Bijdrageregeling FVP zijn uitgesloten de pensioenregelingen op grond van de Algemene burgerlijke pensioenwet, de Spoorwegpensioenwet en de Algemene militaire pensioenwet alsmede pensioenregelingen voor directeuren-grootaandeelhouders en voor individuele regelingen via de zgn. C-polissen. Het rapport van de Pensioenkamer vermeldt dat los van de FVP-regeling in 1987 voor ongeveer 58,7% van de deelnemers (incl. ambtenaren) een basisregeling geldt weike voorziet in enigerlei voortzetting van de opbouw van het oudedagspensioen bij werkloosheid. Veelal is de voortzetting afhankelijk van de leeftijd, al of niet gecombineerd met het aantal dienstjaren. De Stichting van de Arbeid concludeert op grond van het vorenstaande, dat in goede samenwerking tussen de sociale partners, in de Stichting van de Arbeid en in het FVP-Bestuur, de overheid alsmede de betrokken uitvoeringsorganen, een belangrijke bijdrage is geleverd aan de opiossing van de pensioenbreukproblematiek voor werknemers die werkloos worden. Wat betreft de financiering van de regeling (rentebaten van het vermogen van het FVP) dient bedacht dat het FVP-vermogen grotendeels door het particuliere bedrijfsleven is opgebracht Overige maatregelen Naast de hiervoor genoemde mogelijkheden voor waarde-overdracht en voortzetting pensioenopbouw voor werklozen, kan ook een toeneming worden geconstateerd van de andere in de aanbeveling van 25 oktober 1985 genoemde mogelijkheden om pensioenverlies als gevolg van wisseling van werkkring te voorkomen of te beperken. Zo blijkt uit het onderzoek van de Pensioenkamer dat ook wat betreft toepassing van het levensjarensysteem, van het dienstjarensysteem met indexatie en van pensioenregelingen, waarbij (nog niet ingegane) premievrije aanspraken gelijk worden behandeld met ingegane pensioenen bij toeslagverlening, sprake is van een - zij het wat meer bescheiden - groei van het aantal deelnemers dat van deze mogelijkheden om pensioenverlies tegen te gaan, gebruik kan maken. Uit het onderzoek komt naar voren, dat het aantal deelnemers aan eindloonachtige regelingen met indexatie van premievrije aanspraken sinds 1985 met 18% is gegroeid tot 1,903 miljoen deelnemers. In de meeste gevallen geldt daarbij een gelijke behandeling met ingegane pensioenen. Het totaal aantal deelnemers waarvoor een gelijke behandeling geldt tussen ingegane pensioenen en premievrije aanspraken is in 1988 ten opzichte van 1985 met 6% toegenomen tot 2,156 miljoen deelnemers. 10

13 Voorts is het aantal deelnemers aan een regeling met een levensjarensysteem in 1988 ten opzichte van 1985 licht gestegen: van naar deelnemers Het opmaken van de balans Uit het onderzoek van de Pensioenkamer komt naar voren dat per ultimo oktober 1988 op 3,185 miljoen deelnemers (91,7% van het totaal) een pensioenregeling van toepassing was met enigerlei aanpassing van de opgebouwde rechten van actieve deelnemers 1) hn tenminste een van de volgende door de Stichting aanbevolen maatregelen ter voorkoming/beperking van pensioenverlies bij verandering van werkkring: - mogelijkheid van waarde-overdracht; - toepassing van een levensjarensysteem; - indexering (al dan niet facultatief) van premievrije aanspraken; - gelijke behandeling van premievrije aanspraken en ingegane pensioenen. Niet kan worden gesteld dat alle van de hiervoor genoemde 3,185 miljoen deelnemers voortaan gevrijwaard zijn voor het optreden van pensioenverlies bij verandering van werkkring. Zo kan pensioenverlies nog optreden, bijvoorbeeld omdat de pensioenregeling van de nieuwe werkgever (nog) niet is aangesloten bij het netwerk van circuits voor waardeoverdrachten, of omdat een werknemer genoodzaakt is zich voor korte of langere tijd uit het arbeidsproces terug te trekken en de pensioenregeling van de oude werkgever in deze situaties niet voorziet in een aanpassing van premievrije aanspraken. De Stichting van de Arbeid stelt evenwel op basis van het onderzoek van de Pensioenkamer met voldoening vast, dat in een groot aantal gevalien door het van toepassing zijn van combinaties van aanbevolen maatregelen (zie label 3 uit het rapport van de Pensioenkamer), in het bijzonder door het van toepassing zijn van zowel de mogelijkheid tot waarde-overdracht, als ook enigerlei vorm van aanpassing van premievrije aanspraken, ook in bovengenoemde situaties het optreden van pensioenverlies wordt tegengegaan. Het onderzoeksrapport van de Pensioenkamer vermeldt verder nog dat deelnemers aan een pensioenregeling (1,6% van het totaal), onder een regeling vallen, op grond waarvan de opgebouwde rechten van actieve deelnemers niet worden aangepast. Bij deze deelnemers treedt geen pensioenverlies op bij verandering van werkkring ten opzichte van deelnemers die niet tussentijds van werkgever wisselen. Voor deze categorie is derhalve de pensioenbreukproblematiek, zoals indertijd in het SER-advies van 25 oktober 1985 gedefinieerd, niet aan de orde. Dit geldt overigens ook voor werknemers die thans nog niet onder een aanvullende pensioenregeling vallen (witte viek). Tenslotte is op deelnemers (6,7% van het totaal) een pensioenregeling van toepassing, op grond waarvan de opgebouwde rechten voor actieve deelnemers we! worden aangepast, maar waarvoor geen van de hiervoor genoemde door de Stichting aanbevolen maatregelen tegen pensioenverlies bij wijziging van werkkring zijn getroffen. Deze deelnemers zullen bij verandering van werkkring in de meeste gevalien (nog) pensioenverlies lijden. 1) Alleen in die gevalien kan volgens de definitie uit het SER-advies van 25 oktober 1985 pensioenverlies ontstaan. 11

14 4. Slotcondusie De aanbeveling van 25 oktober 1985 van de Stichting van de Arbeid was erop gericht om - in samenhang met de inmiddeis gerealiseerde wettelijke maatregelen in het kader van de interimmaatregel pensioenbreuk 2) - uitgaande van de huidige verscheidenheid aan pensioenregelingen in ons land, op vrijwillige basis een opiossing te bieden ter voorkoming/beperking van pensioenverlies bij verandering of verlies van werkkring. Door de Stichting van de Arbeid werd en wordt onderkend dat door de aanbevolen maatregelen voornamelijk pensioenverlies kan worden voorkomen of beperkt, voor degenen die na 1 januari 1988 werkloos zijn geworden of worden, dan wel van werkkring veranderen nadat de aanpassing van de pensioenregeling gericht op de voorkoming/ beperking van de pensioenbreuk van kracht is geworden. Anders gesteld: De aanbeveling van 25 oktober 1985 is - in samenhang met de inmiddeis gerealiseerde wettelijke maatregelen - vooral gericht op een zodanige verbetering van de pensioenregelingen dat toekomstig pensioenverlies bij veranderingof verlies van werkkring zoveel mogelijk wordt voorkomen of beperkt. De onderzoeksresultaten van de Pensioenkamer overziend, komt de Stichting van de Arbeid tot de navolgende conclusies. 1. Het aantal pensioenregelingen dat thans de mogelijkheid biedt van waardeoverdracht is indrukwekkend te noemen. Binnen enkele jaren is een netwerk van aan elkaar gekoppelde circuits voor waarde-overdrachten ontstaan, en vele honderden pensioenregelingen met thans 2,2 a 2,3 miljoen deelnemers zijn daarbij aangesloten. Dit resultaat is bereikt binnen slechts enkele jaren na de aanbeveling van 25 oktober Met de inwerkingtreding van de Bijdrageregeling FVP is een belangrijke bijdrage geleverd door het georganiseerde bedrijfsleven om voor oudere werknemers in het particuliere bedrijfsleven pensioenverlies bij werkloosheid te voorkomen dan wel te beperken. 3. Ook is een duidelijke stijging waargenomen van het aantal pensioenregelingen dat, naast de toetreding tot het netwerk van circuits voor waarde-overdrachten, ook andere maatregelen heeft getroffen ter voorkoming/beperking van pensioenverlies bij verandering of verlies van werkkring. Het blijkt hierbij vooral te gaan om indexering of toeslagverlening, al dan niet facultatief, van premievrije aanspraken en het bieden van mogelijkheden voor vrijwillige voortzetting van de pensioenopbouw bij werkloosheid. In een gering aantal gevallen is geopteerd voor het creeren van nieuwe pensioenregelingen met een levensjarensysteem. De Stichting van de Arbeid is van oordeel dat de onderzoeksresultaten zoals gepresenteerd door de Pensioenkamer de conclusie rechtvaardigen dat de aanbeveling van de Stichting van de Arbeid door het bedrijfsleven serieus is genomen en in ruime mate is opgevolgd: Ruim 3 miljoen deelnemers, bijna 92% van het totaal aantal deelnemers aan pensioenregelingen in ons land, vallen thans onder een regeling, waarin ter voorkoming/beperking van pensioenverlies een of meerdere door de Stichting aanbevolen maatregelen is/zijn getroffen. 2) Het voorschrift op een bij tussentijds vertrek een naar diensttijd evenredige premievrije aanspraak alsmede een verplichte gelijke behandeling van alle ingegane pensioenen bij eventuele aanpassingen. 12

15 Hierbij dient in aanmerking te worden genomen dat het bedrijfsleven de door de Stichting aanbevolen maatregelen geheel op vrijwillige basis heeft doorgevoerd ondanks het feit, dat zowel de wettelijke als de vrijwillig getroffen maatregelen ter voorkoming/beperking van pensioenverlies aanzienlijke kosten met zich meebrengen, weike ook in de toekomst zullen doorwerken. De problematiek van pensioenverlies bij verandering of verlies van werkkring is evenwel niet in alle gevallen voor de toekomst tot een opiossing gebracht. In de eerste plaats blijkt uit de onderzoeksresultaten van de Pensioenkamer, dat voor deelnemers, bijna 7% van het totaal aantal deelnemers, nog een pensioenregeling geldt in het kader waarvan (nog) geen van de aanbevolen maatregelen zijn getroffen. Hiervoor zijn twee mogelijke oorzaken aan te wijzen. In de eerste plaats is mogelijk dat bij een aantal ondernemingen gedurende de onderzoeksperiode de financiele mogelijkheden hebben ontbroken om aan de aanbeveling daadwerkelijk gevolg te geven. Hierbij valt niet alleen te denken aan bedrijfseconomische problemen, maar ook aan de mogelijkheid dat prioriteit is gegeven aan het doorvoeren van andere belangrijke verbeteringen in de pensioenregeling, waarvoor de financiele lasten door de betreffende ondernemingen moesten worden opgebracht. In dergelijke situaties heeft derhalve een afweging plaatsgevonden, als gevolg waarvan aanvullende maatregelen ter voorkoming/beperking van pensioenverlies (nog) niet konden worden getroffen. In de tweede plaats is het mogelijk dat een aantal ondernemingen en instellingen, waar de aanbeveling van de Stichting kennelijk minder respons heeft gekregen, zich enigszins afwachtend heeft opgesteld. De Stichting van de Arbeid doet op partijen betrokken bij voornoemde categorie van pensioenregelingen thans een dringend beroep op korte termijn alsnog adequate maatregelen in de geest van de aanbeveling van 25 oktober 1985 te treffen, zodra en voor zover de financiele middelen dit maar enigszins toestaan. In de tweede plaats dient bedacht te worden, dat niet in eike situatie voor deelnemers aan de onderzochte pensioenregelingen in het kader waarvan tenminste een van de door de Stichting aanbevolen maatregelen is getroffen, pensioenverlies kan worden voorkomen. Dit zai zich vooral kunnen voordoen in gevallen van tussentijds vertrek uit het arbeidsproces en bij overgang naar een andere pensioenregeling (niet zijnde een levensjarensysteem), weike niet aangesloten is bij het netwerk van circuits voor waarde-overdrachten. De Stichting van de Arbeid geeft daarom de ondernemingen en instellingen die nog niet zijn toegetreden tot het netwerk van circuits voor waarde-overdrachten in overweging dit alsnog te doen, voor zover er aan de toetredingsvoorwaarden kan worden voldaan. Aan die ondernemingen en instellingen weike behalve toetreding tot het netwerk van circuits voor waarde-overdrachten (nog) geen andere maatregel(en) hebben getroffen om pensioenverlies tegen te gaan, wordt in overweging gegeven om alsnog een aanvullende maatregel te treffen, waar dit nodig en financieel mogelijk is. Uiteraard dient een eventuele keuze uit de indertijd aanbevolen mogelijkheden 3), te passen in de eigen pensioensystematiek. 3) - levensjarensysteem; - dienstjarensysteem met indexatie; - het bij toeslagverlening gelijk behandelen van premievrije aanspraken en ingegane pensioenen. 13

16 De Stichting van de Arbeid vertrouwt erop, dat de komende jaren het resterende aantal deelnemers dat thans nog bij verandering van werkkring geconfronteerd wordt met pensioenverlies, nog verder zai afnemen. Tot slot concludeert de Stichting van de Arbeid op grond van de aangedragen onderzoeksresultaten, dat de wijze waarop door het bedrijfsleven over het algemeen gevolg is gegeven aan de aanbeveling van de Stichting geen aanleiding opievert alsnog een wettelijke maatregel ter zake te treffen. De Stichting wijst er voorts op dat door de SER thans een advies wordt voorbereid over de pensioenproblematiek, waarin het vraagstuk van de pensioenbreuk ook een rol speelt. 14

17 Samenvatting In oktober 1985 heeft de Stichting van de Arbeid het bedrijfsleven opgeroepen vrijwillig maatregelen te nemen tegen pensioenverlies bij wisseling van werkkring. De Stichting beval als voornaamste maatregelen aan: 1. het scheppen van de mogelijkheid van waarde-overdracht en waar mogelijk het deelnemen aan circuits van uitvoeringsorganen gericht op waarde-overdracht; 2. het gebruik maken van de mogelijkheid van (beperkte) voortzetting van de pensioenopbouw van werkloze werknemers van 40 jaar en ouder en de dekking van het overlijdensrisico voor werkloze werknemers; 3. zo nodig het treffen van andere, op de systematiek van de pensioenregeling gebaseerde maatregelen. Daarbij is met name gewezen op drie mogelijkheden: het toepassen van het levensjarensysteem in eindloonachtige regelingen; het toepassen van het dienstjarensysteem met indexatie in eindloonachtige regelingen; het in gelijke mate toekennen van toeslagen op premievrije rechten (slapersrechten) en ingegane pensioenen. Bij het uitbrengen van haar aanbevelingen heeft de Stichting van de Arbeid de Pensioenkamer verzocht te onderzoeken in weike mate na drie jaar, dus in oktober 1988, verbeteringen op de zojuist genoemde punten zijn te constateren. De Pensioenkamer heeft aan dit verzoek voldaan en brengt hierover verslag uit in dit rapport. Het onderzoek is representatief voor alle werknemers die in 1988 aan een collectieve pensioenregeling deelnamen. 1. Waarde-overdracht Op het gebied van waarde-overdracht en vooral van waardeoverdrachtcircuits is sinds 1985 een aanzienlijke vooruitgang geboekt. In dat jaar was het waarde-overdrachtcircuit van het bankbedri/f het enige circuit waar de werknemer zijn pensioenaanspraken van de ene pensioenregeling mee kon nemen naar de andere. In 1986 is de Stichting Dienstverlening Samenwerkingsverband (SDS) opgericht waarbij zich op 1 juni 1989 ruim 600 werkgevers met in totaal werknemers en hun pensioenuitvoerders hebben aangesloten. Met het bovengenoemde Bankencircuit, het Algemeen burgerlijk pensioenfonds (Abp), het PCCM en het Spoorwegpensioenfonds zijn samenwerkingsovereenkomsten gesloten. Voor de deelnemers die vallen onder de Algemene Militaire Pensioenwet wordt ernaar gestreefd dezelfde mogelijkheden van waarde-overdracht te scheppen als voor de deelnemers aan de Abp-regeling. Sinds 1 mei 1988 bestaat ook een samenwerkingsverband van een aantal levensjarenpensioenfondsen (Stichting Dienstverlening Levensjarenpensioenfondsen, SDL). Daarbij zijn werknemers betrokken. In mei 1989 is een samenwerkingsovereenkomst tussen de SDS en de SDL gesloten. Overeenkomsten tussen de SDL, het PCCM, het Abp en het Spoorwegpensioenfonds zijn in voorbereiding. Figuur 1 geeft een beeld van de netwerken waarbinnen waardeoverdracht mogelijk is of die mogelijkheid wordt voorbereid. 15

18 Figuur Samenwerkingsverbanden juni 1989 grote regelingen g & g-sector/ ambtenaren circuits werkgevers marktsector circuit ievensjarenfondsen marktsector aantailen x 1000 * geschat aantal deelnemers; gebaseerd op 75% van het aantal werknemers van de aangesloten werkgevers Legenda overeenkomsten in voorbereiding overeenkomsten afgesloten De zojuist geschetste ontwikkeling betekent dat de mogelijkheid van waarde-overdracht enorm is toegenomen. Bestond er in oktober 1985 voor deelnemers de mogelijkheid tot waarde-overdracht, in oktober 1988 was dit aantal reeds gegroeid tot 2,711 miljoen deelnemers, waarvan via de circuits en 2,102 miljoen op andere wijze. Door de inmiddels afgesloten overeenkomsten hebben per 1 juni ,2 a 2,3 miljoen deelnemers (63 a 66%) de mogelijkheid - uiteraard mede afhankelijk van de regeling van de nieuwe werkgever - tot waarde-overdracht via de bovengenoemde netwerken. 2. Voortzetting pensioenopbouw bij werkloosheid Werknemers die op de eerste dag van werkloosheid 40 jaar of ouder zijn kunnen onder bepaalde voorwaarden vanaf 1 januari 1988, gedurende de periode dat zij een loongerelateerde werkloosheidsuitkering ontvangen, hun pensioenopbouw voortzetten. Voorts komen dege.ien die op het moment van werkloos worden 57,5 jaar of ouder zijn tot de pensioendatum in aanmerking voor de bijdrage. De verschuidigde 16

19 pensioenpremies worden betaald uit de rentebaten van het Fonds Voorheffing Pensioenverzekering (FVP). Voor werklozen jonger dan 40 jaar wordt uitsiuitend de risicodekking van het nabestaandenpensioen voortgezet. Uitgesloten zijn de pensioenregelingen op grond van de Algemene burgerlijke pensioenwet, de Spoorwegpensioenwet en de Algemene militaire pensioenwet, pensioenregelingen voor directeuren en grootaandeelhouders en individuele regelingen zoals de zgn. C-polissen. Los van de FVP-regeling hadden in % van de deelnemers (excl. Abp 40%) een basispensioenregeling die - al dan niet beperkt - voorziet in de pensioenopbouw bij werkloosheid. Daarnaast zetten werkgevers met in totaal 10% van de deelnemers de pensioenopbouw bij werkloosheid voort, meestal bij ontslag van werknemers met een leeftijd van 57,5 jaar of ouder. Met de invoering van de FVP-regeling is voortzetting van pensioenopbouw voor werklozen met een loongerelateerde uitkering die ouder zijn dan 40 jaar voor vrijwel het gehele bedrijfsleven geregeld, zolang de rentebaten van het Fonds Voorheffing Pensioenverzekering toereikend zijn. 3. Overige maatregelen Pensioenverlies bij wisseling van werkkring houdt in dat betrokkene over de jaren waarin hij aan een regeling heeft deelgenomen, een lager pensioen ontvangt dan hij zou hebben gekregen indien hij aan die regeling was blijven deelnemen tot aan de pensioneringsdatum. Derhalve kan pensioenverlies in deze zin alleen optreden indien een regeling voorziet in het aanpassen van de opgebouwde rechten van actieve deelnemers. Indien een dergelijke aanpassing ontbreekt, maakt het immers voor de hoogte van de pensioenaanspraken over de deelgenomen jaren niet uit of betrokkene de regeling voortijdig heeft verlaten. Regelingen zonder enige vorm van aanpassing van de opgebouwde rechten telden zowel in 1985 als in a deelnemers (ca. 1,6% van het totaal). Voor deze categorie is de problematiek van pensioenverlies bij wisseling van werkkring derhalve niet aan de orde. In de regelingen van 98,4% van de deelnemers worden de opgebouwde rechten wel aangepast en kan er dus pensioenverlies optreden indien er geen maatregelen zouden zijn getroffen: in de eindloon- en gecombineerde eind-/middelloonregelingen gebeurt de aanpassing van de opgebouwde rechten van de actieve deelnemers op basis van de individuele loonontwikkeling. Het aantal deelnemers aan deze typen regeling is gegroeid van 2,645 miljoen in 1985 tot 2,925 miljoen in 1988, een toename van 10%. Deze toename is vooral tot stand gekomen doordat het bedrijfs(tak)pensioenfonds voor de Bouwnijverheid is overgestapt van een vaste bedragenregeling naar een eindloonregeling; in de overige typen regeling (middelloon, vaste bedragen, beschikbare premie) is de aanpassing van de opgebouwde rechten niet gekoppeld aan de individuele loonontwikkeling, maar worden ze aan de hand van een index die in de regeling is vastgelegd, danwel facultatief verhoogd. Het totaal aantal deelnemers aan deze typen regeling is afgenomen van in 1985 tot in In de regelingen van in totaal deelnemers was in 1988 de aanpassing van de opgebouwde rechten in het reglement vastgelegd, voor werden ze facultatief aangepast en voor de rest ( deelnemers) vend geen aanpassing plaats. Het aantal deelnemers aan regelingen waarbij pensioenverlies bij wisseling van werkkring kan optreden, indien geen passende maatregelen zouden zijn genomen, is in de periode toegenomen. 17

20 De door de Stichting van de Arbeid aanbevolen maatregelen zijn: of het toepassen van het levensjarensysteem in eindloonregelingen, of het toepassen van hetdienstjarensysteenn met indexatie in eindloonregelingen, of gelijke behandeling van de premievrije rechten en de ingegane pensioenen. Eindloonregelingen: levensjarensysteem In een eindloonregeling wordt alleen pensioen opgebouwd over de jaren die de betrokkene in de regeling deelneemt. In een eindloonregeling met levensjarensysteem wordt daarentegen ook pensioen opgebouwd over de voorheen elders gewerkte jaren. In het bijzonder gaat het om de verhoging van de pensioenaanspraken ten gevolgde van salarisverhogingen. Deze wordt berekend over het maximale aantal deelnemersjaren (veelal 40) dat voor de regeling geldt. De gevolgen van de pensioenbreuk worden in dit systeem derhalve tegengegaan door de "nieuwe" werkgever. Het totaal aantal deelnemers met regelingen waarin het levensjarensysteem wordt toegepast is in 1988 licht toegenomen ten opzichte van 1985: van naar deelnemers. Eindloonregelingen: dienstjarensysteem met indexatie Een eindloonregeling met dienstjarensysteem met indexatie houdt in dat de bij tussentijds vertrek opgebouwde rechten worden verhoogd, hetzij aan de hand van een index, hetzij facultatief. In dit systeem worden de gevolgen van de pensioenbreuk tegengegaan door de "oude" werkgever. De ontwikkeling van het aantal deelnemers met een eindloonregeling met dienstjarensysteem waarbij al dan niet de slapersrechten op enigerlei wijze worden aangepast, is in tabel 1 weergegeven. Daaruit blijkt dat het aantal deelnemers in regelingen met vaste indexatie sterk is toegenomen: van 1,510 naar 1,803 miljoen, een groei van 19,4%. Het aantal deelnemers met een regeling waarin een niet-vaste index wordt gehanteerd is vrijwel constant gebleven: ca Tabel 1 Eindloonregelingen* met dienstjarensysteem naar de vorm van aanpassing van de slapersrechten: In aantallen deelnemers aanpassing slapersrechten verandering vaste index niet-vaste index facultatief geen onbekend ,4% + 1,5% - 9,8% - 4,6% totaal ,2% aantallen X incl. gecombineerde eind-/middelloonregelingen Indexatie slapersrechten overige regelingen De ontwikkeling van de aanpassing van de slapersrechten in de overige regelingen is in tabel 2 samengevat. 18

21 label 2 Middelloon-, vaste bedragen- en beschikbare premieregelingen naar de vorm van aanpassing van de slapersrechten: In aantallen deelnemers vaste index niet-vaste index facultatief geen ,1% + 0,9% - 50,8% - 11,3% totaal ,6% aantallen X De belangrijkste verschuiving biijkt de afname van de facultatieve aanpassing van de slapersrechten te zijn. Deze is vooral veroorzaakt doordat het bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid is overgestapt van een vaste bedragenregeling naar een eindloonregeling. Het aantal deelnemers in de overige regelingen zonder enigerlei vorm van aanpassing is eveneens afgenomen. Celijke behandeling pensioenen en premievrije rechten Er valt ook een groei in de gelijke aanpassing van ingegane pensioenen en premievrije rechten waar te nemen in eindloonachtige regelingen met dienstjarensysteem en in niet-eindloonregelingen. Cold dit in 1985 voor 2,031 miljoen deelnemers, in 1988 was dit voor 2,156 miljoen deelnemers het geval, een groei van (6,0%). Het merendeel betreft vaste indexatie van de ingegane pensioenen en de premievrije aanspraken (in 1988: 1,903 miljoen). Gezien de aparte systematiek in de regelingen met het levensjarensysteem zijn de deelnemers daaraan niet meegeteld in deze aantallen. Combinaties van maatregelen 1988 Eindloonregelingen In tabel 3 zijn de eindloonregelingen (incl. de gecombineerde eind-/middelloonregelingen) ingedeeld naar het toepassen van het levensjaren- danwel het dienstjarensysteem. Daarbij is tevens onderscheid gemaakt naar het indexeren van, de premievrije rechten. Van de aldus onderscheiden deelnemers staat vermeid in hoeverre ze binnen of buiten het werkingsgebied van een bedrijfs(tak)pensioenfonds vallen en hun regeling de mogelijkheid biedt tot waarde-overdracht. Uit de tabel biijkt dat 2,331 miljoen deelnemers een eindloonregeling met dienstjarensysteem hebben. Daarvan kennen 1,935 miljoen indexatie van premievrije aanspraken, terwiji in regelingen van deelnemers deze aanspraken facultatief worden verhoogd. De mogelijkheid van waarde-overdracht hebben 2,037 miljoen deelnemers aan regelingen met een dienstjarensysteem; hebben die mogelijkheid niet. Waar waarde-overdracht mogelijk is, geldt voor 1,845 miljoen deelnemers dat deze niet plaatsvindt via circuits van waarde-overdracht, maar vooral volgens eigen procedures, die in de regelingen zijn vastgelegd. Hierbij dient te worden bedacht dat de tabel de situatie ultimo oktober 1988 weergeeft. Sindsdien is het aantal deelnemers dat aangesloten is op een circuit, sterk toegenomen. Per 1 juni 1989 is het aantal deelnemers met een dienstjarenregeling dat van een waarde-overdrachtcircuit gebruik kan maken ca. 1,7 miljoen. 19

22 Een eindloonregeiing met levensjarensysteem hebben deelnemers. Zoals te verwachten valt, is hier weinig sprai<e van indexatie van premievrije aanspraken. Voor deelnemers aan levensjarenregelingen bestaat de mogelijkheid van waardeoverdracht, voornamelijk via de circuits van waarde-overdracht. Tabel 3 Toepassing levensjarensysteem, indexatie van premievrije rechten en mogelijkheid w^aarde-overdracht in eindloonregelingen'). Ultimo oktober 1982^). In aantallen deelnemers basisregelingen binnen/ buiten werkingssfeer BPF binnen BPF A: DIENSTJARENSYSTEEM index, premievrije aanspr. ja, nee, nee ja, geen docti noch waarde- vaste vaste facul- faculoverdracht index index tatief tatief circuits anders^) nee totaal dinrs dienstjaren B: LEVENSJARENSYSTEEM index, premievrije aanspr. ja, nee, nee, ja, geen doch nocti vaste vaste facul- faculindex index tatief tatief _ totaal dinrs dienst- + levensjaren totaal dinrs levensjareii buiten BPF (excl. ambt/mil.) circuits anders^) nee ABPW, AMPW regelingen anders^) totaal eind(/middel)- loonregelingen ) overige regelingen) totaal alle regelingen) (549) (3.474) aantallen X ') incl. de gecombineerde eind-/middelloonregelingen ') na ultimo oktober 1988 is het aantal deelnemers dat gebruik kan maken van waarde-overdrachtcircuits sterk toegenomen: per 1 juni 1989 hebben in totaal 2,2 J 2,3 miljoen deelnemers deze mogelijkheid ') incl deelnemers aan regelingen waarvan de combinatie onbekend is. Samenvattend kan worden geconstateerd dat 2,712 van de 2,925 miljoen deelnemers (92,7%) in eindloonregelingen en of meer maatregelen kennen ter beperking van pensioenverlies bij verandering van werkkring. Deze betreffen aanpassing van de premievrije aanspraken en/of de mogelijkheid voor waarde-overdracht, en/of de toepassing van het levensjarenbeginsel. Op (7,1%) van de deelnemers aan deze regelingen is geen van deze drie maatregelen van toepassing. Het gaat vooral om kleinere regelingen. Overige typen regeling Van de deelnemers aan de overige typen regeling zijn de uitkomsten samengevat in tabel 4. Een nadere analyse van de uitkomsten van de middelloonregelingen wijst uit dat meer dan de helft (52,1%) van de deelnemers gereglementeerde indexatie van de opgebouwde rechten kent. De betrokken regelingen hebben vrijwel alle tevens een gereglementeerde indexatie van de premievrije aanspraken en een gelijke behandeling van slapers en gepensioneerden. Voorts bestaat voor (6,8%) van de deelnemers de mogelijkheid van waarde-overdracht via een circuit. 20

23 Tabel 4 Indexatie opgebouwde rechten, premievrije rechten en mogelijkheid tot waarde-overdracht in overige typen regeling ultimo oktober In aantallen deelnemers vaste bedragen/ middelloon- beschikbare premieregeling regelingen totaal maatregel aantal (382) aantal (167) aantal (549) indexatie van opgebouwde rechten -' vaste/niet vaste index - alleen facultatief - geen ' indexatie van premievrije aanspraken - vaste/niet vaste index - alleen facultatief - geen I \ : ' mogelijkheid waarde-overdracht - via circuits '. - -idpandere wijze - geen ' ; > ^ - ". ' ^78- V 89 - ^ ' aantallen X Bij de vaste bedragen/beschikbare premieregelingen vindt relatief weinig gereglenienteerde indexatie van opgebouwde rechten plaats: dat is slechts voor 13,8% van de deelnenriers het geval. Indexatie van de premievrije aanspraken geschiedt in nog mindere mate (5,3% van de deelnemers). Mogelijkheden van waarde-overdracht via circuits bestaan voor de deelnemers aan deze typen regelingen niet. Tegengaan pensioenverlies in 1988: condusie Uitgaande van de SER-definitie van pensioenverlies kan samenvattend het volgende worden geconcludeerd over de stand van zaken ultimo oktober 1988: Pensioenverlies niet aan de orde: deelnemers (1,6% van het totaal) hebben een regeling waarin de opgebouwde rechten van actieve deelnemers niet worden aangepast, zodat de problematiek van pensioenverlies bij tussentijds vertrek niet speelt. Voor ongeveer de helft betreft het deelnemers aan vaste bedragen- en beschikbare premieregelingen en voor de andere helft deelnemers aan middelloonregelingen. Per definitie pensioenverlies: deelnemers (6,7% van het totaal) hebben een regeling waarin de opgebouwde rechten worden aangepast maar geen enkele van de volgende maatregelen is getroffen om pensioenverlies bij tussentijds vertrek te voorkomen dan wel te beperken: mogelijkheid van waarde-overdracht, aanpassing van slapersrechten, toepassing van het levensjarensysteem. Van de betreffende deelnemers hebben een eindloonachtige regeling. Het pensioenverlies bij wisseling van werkkring kan ten dele worden gecompenseerd indien betrokkenen overstappen naar een eindloonregeling met levensjarensysteem; 21

24 Met maatregel(en) tegen pensioenverlies: 3,185 miljoen deelnemers (91,7% van het totaal) hebben een regeling met enigerlei aanpassing van de opgebouwde rechten en een of meer van de zojuist genoemde maatregelen tegen pensioenverlies. Deze categorie is als voigt samengesteld: deelnemers aan een eindloonregeling met levensjarensysteem; waarvan met mogelijkheid van waarde-overdracht; - 1,935 miljoen deelnemers aan een eindloonregeling met dienstjarensysteem met indexatie, waarvan 1,864 miljoen met mogelijkheid van waarde-overdracht; deelnemers aan dienstjarensysteem met facultatieve aanpassing van de slapersrechten, waarvan met de mogelijkheid van waarde-overdracht; deelnemers aan dienstjarensysteem zonder aanpassing van slapersrechten, maar met mogelijkheid tot waarde-overdracht; deelnemers aan overige typen regelingen, waarin de opgebouwde rechten van actieve deelnemers en de slapersrechten ge'indexeerd zijn; hiervan hebben deelnemers de mogelijkheid van waarde-overdracht; deelnemers aan overige regelingen met facultatieve aanpassing van de slapersrechten en/of mogelijkheid van waarde-overdracht. Wat de mogelijkheid van waarde-overdracht betreft is onderscheid gemaakt tussen aansluiting bij de circuits van waarde-overdracht en andere wijzen van waardeoverdracht. De onderzoekresultaten wijzen uit dat ultimo oktober 1988 ruim deelnemers waren aangesloten bij een circuit en de regelingen van ruim 2,1 miljoen deelnemers andere mogelijkheden van waarde-overdracht kenden. Zoals gezegd is sindsdien het aantal deelnemers dat van waarde-overdrachtcircuits gebruik kan maken sterk toegenomen. Per 1 juni 1989 bestaat deze mogelijkheid voor 2,2 a 2,3 miljoen deelnemers. 22

25 Mogelijkheid pensioenverlies bij wisseling van werkkring Schematisch overzicht met toelichting 23

26 Tot besluit: alle werknemers en het vraagstuk van pensioenverlies In het voorgaande is het vraagstuk van pensioenverlies bij wisseling van werkkring uitsluitend bezien voor de werknemers die aan een collectieve pensioenregeling deelnemen. Tot besluit worden de uitkomsten in figuur 2 afgezet tegen het totaal aantal werknenners in Nederland, dus inciusief degenen zonder pensioenvoorziening en degenen met een individuele regeling. Hoewel hierbij van verschillende informatiebronnen gebruik moest worden gemaakt, geven de in de figuur genoemde percentages een goede indruk van de orde van grootte waarin het vraagstuk van pensioenverlies aan de orde is. Eerst is het totaal aantal werknemers berekend, inciusief degenen met een VUT-, volledige arbeidsongeschiktheids- of werkioosheidsuitkering voorzover hun pensioenopbouw wordt voortgezet. Deze 4,87 miljoen werknerners zijn onderverdeeld in degenen zonder pensioenregelingen (de zgn. "witte viekken" op pensioengebied), degenen met een collectieve pensioenregeling en degenen met een individuele regeling. De laatstgenoemde categorie blijft verder buiten beschouwing. De witte viekken omvatten 27% van de werknemers. Omdat zij geen regeling hebben, kunnen ze ook niet met pensioenverlies worden geconfronteerd. Voor hen is dit vraagstuk derhalve (nog) niet aan de orde. Onder hen zijn veel jongeren die nog niet de toetredingsleeftijd van de regeling van hun bedrijf bereikt hebben. Daarom is onderscheid gemaakt tussen degenen jonger dan 25 jaar - een gebruikelijke toetredingsleeftijd - en de werknemers van 25 jaar en ouder. Aangenomen mag worden dat de meerderheid van de jongeren later zai gaan deelnemen aan een regeling. Van de deelnemers aan collectieve regelingen hebben ca geen aanpassing van hun opgebouwde rechten, en kunnen daarom bij wisseling van werkkring geen pensioenverlies - zoals door de SER bedoeld - lijden. Samen met de witte viekken vormen zij 28% van de werknemers. Voor 70,5% van de werknemers geldt dat de opgebouwde rechten wel worden aangepast. Zij kunnen te maken krijgen met pensioenverlies als daartegen geen maatregelen zouden zijn genomen. De premievrije aanspraken worden in regelingen met 9% van de werknemers niet aangepast. Ruim de helft van hen heeft ook geen mogelijkheid tot waarde-overdracht bij vertrek. Deze categorie, 5% van alle werknemers, lijdt derhalve pensioenverlies bij wisseling van werkkring. Compensatie daarvoor kan optreden wanneer hun nieuwe werkgever een eindloonregeling met levensjarensysteem heeft. De overige 65,5% van de werknemers heeft een regeling waar een of meer van de volgende maatregelen zijn getroffen om pensioenverlies tegen te gaan: aanpassing van premievrije rechten, toepassing van het levensjarensysteem, mogelijkheid van waarde-overdracht. Ondanks deze maatregelen kunnen de betrokken werknemers toch pensioenverlies lijden bij wisseling van werkkring. Dit is onder meer afhankelijk van de specifieke inhoud van de maatregel (bijvoorbeeld de gebruikte index voor slapersrechten), en de regeling van de nieuwe werkgever (bijvoorbeeld al dan niet aangesloten bij een circuit). De omvang van de categorie werknemers waarvoor structurele maatregelen zijn getroffen en de groei daarvan ten opzichte van 1985 maakt het waarschijniijk dat in het algemeen beduidend minder pensioenverlies bij wisseling van werkkring wordt geleden dan voorheen het geval was. 24

27 Figuur 2: Mogeiijkheid pensioenverlies bij wisseling van werkkring in kaart gebracht, oktober 1988 ALLE WERKNEMERS WEL/GEEN REGELING AANPASSING OPGEBOUWDE RECHTEN act/eve deelnemers AANPASSING PREMlEVRljE RECHTEN slapers MOGELIIKHEID WAARDEOVERDRACHT 'j onbekend eindloonregeling met leven^arensysteem:12% met waarde overdrachf: 10% alle werknemers i) 100% (= 4,87 min.) facultatieve aanpassing opgebouwde rechten: 5,5% gereglementeerde aanpassing premievrije rechten ^): 44,5%» zonder w.o. 2% met waarde overdracht 39% met collectieve regeling s) 71,5% ^ ^OOOOO oooooo oo^ # # ^ %P w ^3' (nog) geen regeling 2) f-r^ zonder aanpassing opgebouwde rechten 1% 25 jaar en ouder zonder regeling 13,5% OOO OOO gereglementeerde aanpassing '') opgebouwde rechten: 65% # «Legenda: OOOOOO oooooo 0^ jonger dan 25 jaar zonder regeling 13,5% OOO OOO SB : werknemers met regeling met maatregelen tegen pensioenverlies ^7 1 ^ : werknemers met regeling zander maatregelen tegen pensioenverlies ( j : werknemers met regeling zander aanpassing opgebouwde rechten ^.^ actieve deelnemers \_J : werknemers zonder pensioenregeling 2_8% per definities geen pensioenverlies pensioenver- I lies bij wisse- I ling werk- I kring i") pensioenverlies kan beperkt/voorkomen worden door getroffen maatregelcen)")

28 1) Aantal banen van werknemers ultimo 1987: 4,61 mln (bron: CBS). In het onderhavige onderzoek zijn ca. 0,26 mln deelnemers opgenomen die niet feitelijk werkzaam zijn (VUT, volledig arbeidsongeschikt). Omdat deze groep niet is te scheiden van de overige deelnemers, is 0,26 mln bij het aantal van het CBS opgeteld. 2) Bron: "Witte viekken op pensioengebied", Pensioenkamer Cenoemd is het aantal werknemers zonder pensloenvoorziening ultimo oktober Verondersteld is dat dit aantal ultimo 1987gelijk is gebleven. Omdat pensioenregelingen doorgaans een toetredingsleeftijd van 25 jaar kennen, is de groep uitgesplitst naar werknemers van jonger dan 25 en die van 25 jaar en ouder. Het merendeel van de jongere werknemers zai dus alsnog tot een pensioenregeling toetreden als ze de minimale toetredingsleeftijd hebben bereikt. 3) Bron: het onderhavige onderzoek. 4) Bron: "Witte viekken op pensioengebied", Pensioenkamer 1987, alsmede de algemene inventarisatie van de Pensioenkamer van pensioenregelingen voor werknemers, die in het najaar 1989 zai worden gepubliceerd. 5) Betreft de totale witte viek onder werknemers van 25 jaar en ouder. Daarvan zijn 0,23 mln werkzaam bij werkgevers zonder pensloenvoorziening. Ca. 0,07 mln zijn vrouwen, die vanwege hun geslacht (en burgerlijke staat) zijn uitgesloten, hetgeen conform de 4e richtlijn van de EC in 1993 tot het verleden zai horen. 6) Onder pensioenverlies wordt verstaan: "datgene dat de voor de pensioendatum uit een pensioenregeling vertrokken werknemer over de doorgemaakte deelnemersjaren minder aan pensioen ontvangt dan hij zou hebben verkregen indien hij zijn deelnemerschap in deze regeling tot de pensioendatum zou hebben voortgezet". Zie: Advies Interimmaatregel Pensioenbreuk van de SER, Indien er geen pensioenregeling is, of de betreffende pensioenregeling geen aanpassing van opgebouwde rechten kent, kan volgens deze definitie geen pensioenverlies optreden. 7) Systematische aanpassing op basis van individuele loonontwikkeling vindt plaats in eindloonachtige regelingen (2,93 mln deelnemers). 8) Exclusief eindloonregelingen met levensjarensysteem. Voor deelnemers worden zowel de opgebouwde rechten als de slapersrechten uitsluitend facultatief opgetrokken. 9) Aangesloten bij waarde-overdrachtcircuit of op andere wijze (doorgaans: volgens eigen regels of ad hoc beleid). Ultimo oktober 1988:0,62 mln aangesloten bij circuits. Nadien sterke groei. Schatting per 1 juni 1989: 2,2 a 2,3 mln. 10) Zie noot 6 voor definitie "pensioenverlies"; het kan (ten dele) worden gecompenseerd indien betrokkene overstapt op een eindloonregeling met levensjarensysteem. 11) Voor deze groep deelnemers is een of meer van de volgende maatregelen getroffen: mogelijkheid waarde-overdracht, dienstjarensysteem met indexatie, levensjarensysteem, - indien geen eindloonregeling: - aanpassing slapersrechten (facultatief of index volgens regeling).

29 1. Inleiding 1.1 Aanbevelingen van de Stichting van de Arbeid Op 25 oktober 1985 heeft de Stichting van de Arbeid aanbevelingen gedaan waarin het bedrijfsleven wordt opgeroepen maatregelen te treffen om pensioenverlies bij verandering of verlies van werkkring te voorkomen dan wel te beperken. Deze aanbevelingen zijn tegelijkertijd en in sannenhang gedaan met het advies van de Sociaal-Economische Raad (SER) inzake de Interimmaatregel Pensioenbreuk. Onder pensioenverlies verstaat de SER "datgene dat de voor de pensioendatum uit een pensioenregeling vertrokken werknemer over de doorgemaakte deelnemersjaren minder aan pensioen ontvangt dan hij zou hebben verkregen indien hij zijn deelnemerschap in deze regeling tot de pensioendatum zou hebben voorgezet." 1). De aanbevelingen van de Stichting van de Arbeid richten zich op een aantal maatregelen om pensioenverlies te beperken: 2) a. het gebruik maken van de mogelijkheid van waarde-overdracht en waar mogelijk het deelnemen aan circuits van uitvoeringsorganen gericht op waarde-overdracht; b. het gebruik maken van de mogelijkheid van (beperkte) voortzetting van de pensioenopbouw van werkloze werknemers van 40 jaar en ouder en de dekking van het overlijdensrisico voor werkloze werknemers; c. zo nodig het treffen van andere, op de pensioensystematiek gebaseerde maatregelen. Gewezen wordt hierbij op het toepassen van het levensjarensysteem, het toepassen van het dienstjarensysteem met indexatie en het in gelijke mate toekennen van toeslagen op premievrije pensioenaanspraken en ingegane pensioenen. De aanbevelingen doen een beroep op het bedrijfsleven om op vrijwillige basis een keus te maken uit de geschetste maatregelen, daarbij rekening houdend met de aard van de eigen pensioenregeling. Daarbij heeft de Stichting van de Arbeid zich uiteraard gerealiseerd dat uit de voorgestelde maatregelen extra lasten voortvloeien, nog afgezien van de extra lasten die eventueel nodig zijn om de pensioenregeling op een aanvaardbaar niveau te brengen. In haar aanbevelingen onderschrijft de Stichting van de Arbeid de door de SER bepleite wetswijzigingen die de uitvoering van de onder a. en b. genoemde aanbevelingen vergemakkelijken, c.q. mogelijk maken. De door de SER bepleite wetswijzigingen behelzen: 1. het bij wet voorschrijven dat bij ontslag v66r de pensioendatum een evenredige premievrije aanspraak wordt toegekend; 2. het bij wet voorschrijven dat voortaan alle ingegane pensioenen bij het verlenen van toeslagen gelijk worden behandeld; 3. het aanpassen van de PSW en de fiscale wetgeving ten einde waarde-overdrachten op vrijwillige basis bij verandering van pensioenregeling te stimuleren en de totstandkoming van een of meer circuits van uitvoeringsorganen gericht op waarde overdracht mogelijk te maken; V Advies interimmaatregel Pensioenbreuk van de Sociaal-Economische Raad (85/22), Den Haag ) Zij bijlage 2 voor de volledige tekst van de aanbevelingen van de Stichting van de Arixid. 27

30 4. het bij wet mogelijk maken dat ten laste van de rentebaten van het Fonds Voorheffing Pensioenverzekering onder zekere voorwaarden middelen beschikbaar worden gesteld ten behoeve van een (beperkte) voortzetting van de pensioenopbouw van werkloze werknemers van 40 jaar en ouder en ten behoeve van de dekking van het overlijdensrisico voor werkloze werknemers. Tevens zegt de Stichting van de Arbeid toe na drie jaar te laten inventariseren in hoeverre aan haar aanbevelingen gevolg is gegeven. 1.2 Wetswijzig^ngen In navolging van het SER-advies is de Pensioen- en spaarfondsenwet (PSW) per 1 augustus 1987 gewijzigd (Stb. 340,1987). De PSW schrijft nu voor dat: de deelnemer bij tussentijdse uittreding een evenredige premievrije aanspraak wordt toegekend; alle ingegane pensioenen bij het verlenen van toeslagen geiijk worden behandeld. Er mag dus geen onderscheid worden gemaakt tussen ingegane pensioenen van vanuit actieve dienst gepensioneerden en ingegane pensioenen van gewezen deelnemers In de PSW is tevens duidelijker vastgdegd onder wetke coodities waarde-overdrachten plaats kunneh vinden. Het vragen van dispensatie aan de minister van Sdciale Zaken en Werkgelegenheid is nu niet meer nodig. Het bestuur van het Fonds Voorheffing Pensioenverzekering (FVP) heeft in navolging van het SER-advies initiatieven ontwikkeld om tot wijziging van de Wet Fonds Voorheffing Pensioenverzekering te komen. Per 15 december 1988 is de wet tot wijziging van de Wet Fonds Voorheffing Pensioenverzekering van kracht geworden (Stb. 557, 1988). Door deze wijziging is het mogelijk geworden de rentebaten van het fonds aan te wenden voor de premiebijdrageregeling voor de voortzetting van de pensioenverzekering van werkloze werknemers. De premiebijdrageregeling is op 29 maart 1989 in de Staatscourant gepubliceerd en heeft terugwerkende kracht tot 1 januari Evaluatie aanbevelingen Op verzoek van de Stichting van de Arbeid heeft de Pensioenkamer de inventarisatie van de effecten van de aanbevelingen ter hand genomen. Daartoe heeft ze informatie ingewonnen bij de bestaande circuits van waarde-overdracht en - door middel van een enquete - bij de uitvoeringsorganen van pensioenregelingen. De maatregelen die in pensioenregelingen zijn getroffen om de gevolgen van wisseling van pensioenregeling te beperken zijn overigens a! onderwerp van onderzoek door de Pensioenkamer geweest in het kader van haar inventarisatie van pensioenregelingen van werknemers. De resultaten van dit onderzoek zullen in het najaar van 1989 worden gepubliceerd. Deze inventarisatie, waarin nog veel meer kwaliteitsaspecten van pensioenregelingen aan de orde komen, heeft echter als peildatum 31 maart 1987, dus halverwege de evaluatieperiode van de aanbevelingen van de Stichting van de Arbeid. Vandaar dat het nodig was een apart onderzoek naar de navolging van de aanbevelingen in te stellen met als peildata 31 oktober 1985 en 31 oktober Door de situatie op beide peildata te vergelijken is het mogelijk na te gaan of en in weike mate er wijzigingen in de door de Stichting van de Arbeid beoogde richting hebben plaatsgevonden. Behalve naar de stand van zaken op de twee peildata is de uitvoeringsorganen tevens gevraagd of concrete voornemens bestaan om de pensioenregeling op korte termijn zodanig te wijzigen dat pensioenverlies door wisseling van werkkring wordt voorkomen of althans beperkt. 28

31 1.4 Opzet van het rapport In de eerste twee hoofdstukken van het rapport wordt ingegaan op de achtergronden, opzet en uitvoering van het onderzoek. Hoofdstuk 3 geeft een algemene beschrijving van de onderzochte regelingen op de twee peildata: 31 oktober 1985 en 31 oktober Onderscheid wordt gemaakt naar type regeling (eind/middelloon; vast bedrag; beschikbare premie) en aard van de regeling (bcisisregeling of een zogenaamde dak- of excedentregeling). Tevens wordt aangegeven hoeveel actieve deelnemers ultimo 1987 behoren tot de onderzochte regelingen. Hoofdstuk 4 is geheel gewijd aan de bestaande circuits voor waarde-overdracht. De resultaten in dit hoofdstuk zijn mede gebaseerd op gegevens van de bekende circuits voor waarde-overdracht - het Bankencircuit, de Stichting Dienstverlening Samenwerkingsverband (SDS) en de Stichting Dienstverlening Levensjarenfondsen (SDL). Tevens worden de samenwerkingsovereenkomsten tussen de circuits onderling en die tussen de circuits en enkele grote, niet bij deze circuits aangesloten fondsen (Abp, Spoorwegpensioenfonds, PCCM) beschreven. Eveneens wordt aandacht besteed aan de mogelijkheden voor waarde-overdracht bij overgang binnen sommige bedrijfstakken (Metaalindustrie, Metaalnijverheid en Bouwnijverheid) en aan de mogelijkheid van waarde-overdracht buiten de circuits. De mogelijke voortzetting van de pensioenopbouw voor werklozen komt in hoofdstuk 5 aan de orde. Hoofdstuk 6 is gericht op andere mogelijke maatregelen die door het bedrijfsleven zijn genomen om pensioenverlies bij wisseling van werkkring te voorkomen. Hoofdstuk 7 ten slotte gaat nader in op de mogelijke combinaties van genomen maatregelen. 29

32 30

33 2. Doel en opzet van het onderzoek 2.1 Doel en informatiebronnen Het doel van het onderzoek is te inventariseren in hoeverre het bedrijfsleven en de overheid maatregelen, zoals bedoeld in de aanbevelingen van de Stichting van de Arbeid, hebben getroffen om pensioenverlies als gevolg van wisseling van dienstbetrekking te beperken. Wat de mogelijkheid van waarde-overdracht betreft is bij de bekende circuits ge'i'nformeerd naar de gang van zaken bij waarde-overdracht en naar de meest recente aantallen werkgevers (c.q. regelingen) en werknemers (c.q. deelnemers) die bij het betroffen circuit zijn aangesloten. De in het onderzoek betrokken samenwerkingsverbanden zijn het Bankencircuit, de SDS (Stichting Dienstverlening Samenwerkingsverband) en de SDL (Stichting Dienstverlening Levensjarenfondsen). Ten aanzien van de voortzetting van de pensioenopbouw bij werkloosheid is informatie ingewonnen bij het Fonds Voorheffing Pensioenverzekering. Voorts is gebruik gemaakt van resultaten die de eerder genoemde algemene inventarisatie van pensioenregelingen door de Pensioenkamer (peildatum maart 1987) op dit punt heeft opgeleverd. Ten aanzien van de overige maatregelen die door de Stichting van de Arbeid zijn aanbevolen (zie 1.1), heeft de Pensioenkamer een onderzoek laten instellen onder de uitvoeringsorganen van pensioenregelingen. Ook is hun gevraagd naar de mogelijkheid van waarde-overdracht. Zowel over de stand van zaken ultimo oktober 1985 als die van drie jaar later is informatie ingewonnen. Schema 2.1 geeft een overzicht van de onderwerpen van onderzoek en de daarbij geraadpleegde informanten. Schema 2.1 Onderwerpen van evaluatie en informatiebronnen onderwerp aanbeveling informatiebron a. mogelijkheid waarde-overdracht - bekende circuits van waarde-overdracht (circuit) (stand van zaken 31 oktober 1988 en 1 juni 1989) - uitvoeringsorganen pensioenregelingen (peildata 31 oktober 1985, resp. 1988) b. voortzetting pensioenopbouw - Fonds Voorheffing Pensioenverzekering (FVP) bij werkloosheid (peildatum 1 juni 1989) - werkgevers en uitvoeringsorganen in kader van algemene inventarisatie pensioenregelingen Pensioenkamer (peildatum 31 maart 1987) c. overige maatregelen - uitvoeringsorganen pensioenregelingen (peildata 31 oktober 1985, resp. 1988) 31

34 2.2 Vraagstelling De informatie die bij de circuits van waarde-overdracht is ingewonnen heeft betrekking op: de werkwijze van het circuit; de vormen van samenwerking tussen de circuits onderiing en met enkele grotere pensioenfondsen die niet zijn aangesloten, zoals het Abp, PCGM en het Spoorwegpensioenfonds; de aantallen aangesloten werkgevers/uitvoeringsorganen en daarbij betrokken werknemers/deelnenners per ultimo oktober 1988 en de meest recente peildatum waarover deze gegevens bekend zijn. De informatie van het FVP geeft inzicht in de voorwaarden en wijze van voortzetting van de opbouw van het ouderdomspensioen respectievelijk dekking van het weduwenpensioen ingeval van werkloosheid. De gegevens, ontleend aan de algemene inventarisatie van de Pensioenkamer, geven antwoord op de vraag in hoeverre op 31 maart 1987 de voortzetting bij werkloosheid in pensioenregelingen was geregeld, resp. in hoeverre werkgevers zelf, buiten de pensioenregeling om, de voortzetting in voorkomende gevallen hadden geregeld. Het onderzoek onder de uitvoeringsorganen naar de maatregelen bij later indiensttreden en bij voortijdig ontslag (anders dan bij werkloosheid) is door middel van een enqufete uitgevoerd. De vragen zijn specifiek gericht op de aanbevelingen van de Stichting van de Arbeid. In de vragenlijst zijn twee peildata gehanteerd: 31 oktober 1985 en 31 oktober Het aantal actieve deelnemers is het aantal ultimo Tevens is de uitvoeringsorganen gevraagd opgave te doen van de voorgenomen wijzigingen van de pensioenregeling v66r 1 januari De antwoorden geven informatie over de volgende onderwerpen: algemeen: - het type regeling (eind-/middelloon, enz.), - de aard van de regeling (basis/dak), - het aantal actieve deelnemers; maatrege/en bij voortijdig ontslag: - de mogelijkheid van waarde-overdracht, - indexering van premievrije rechten, - gelijke behandeling van slapers en gepensioneerden; maatrege/en bij latere indiensttreding: - de mogelijkheid van waarde-inbreng - (beperkt) levensjarensysteem. De volledige vragenlijst is als bijiage aan dit rapport toegevoegd. De Nederlandse Stichting voor Statistiek (NSS Marktonderzoek BV) heeft de enquete uitgevoerd. 2.3 Opzet onderzoek pensioenregelingen Selectie uitvoeringsorganen Het onderzoek laat zien hoeveel werknemers een pensioenregeling hebben waarin op 31 oktober 1985, resp. 31 oktober 1988 maatregelen waren getroffen als door de Stichting van de Arbeid bedoeld. Omdat niet verwacht mag worden dat werk- 32

35 nemers gedetailleerde kennis van hun pensioenregeling paraat hebben en omdat onderzoek onder werknemers tot een grootschalig onderzoek zou nopen, is het onderzoek uitgevoerd onder de uitvoeringsorganen van hun pensioenregelingen. Een klein aantal regelingen omvat namelijk de meerderheid van de deelnemers 3). De keuze van de uitvoeringsorganen als informatiebron houdt in dat het onderzoek alleen betrekking heeft op deelnemers en dus niet op werknemers zonder pensioenregeling, de zgn. witte viekken 4) Juist omdat de pensioenregelingen sterk verschillen wat het aantal deelnemers betreft, is de selectie van de uitvoeringsorganen zodanig geschied dat alle grotere regelingen in het onderzoek betrokken zijn. Daarbij is gebruikt gemaakt van het regelingenbestand dat bij de algemene inventarisatie van de pensioenregelingen door de Pensioenkamer is opgebouwd. De bedrijfs(tak)pensioenfondsen (BPF'en) en de uitvoeringsorganen van regelingen buiten de BPF'en met meer dan deelnemers zijn uit dit bestand geselecteerd en aangeschreven voor medewerking aan het onderhavige onderzoek. Dit betreft ca. 120 regelingen met 3,040 miljoen deelnemers. Wat de kleinere basisregelingen betreft is volstaan met een steekproef uit het bestand. Tevens is een steekproef getrokken van de dakregelingen die ter aanvulling van de basisregelingen zijn bedoeld. De gevonden aantallen zijn vervolgens geextrapoleerd naar de omvang van het totale bestand. In het onderzoek zijn overigens beroepspensioenregelingen - voornamelijk van toepassing op beoefenaars van vrije beroepen - en individuele pensioenregelingen niet betrokken Respons uitvoeringsorganen In totaal zijn vragenlijsten verzonden aan uitvoeringsorganen van de grotere en kleinere basisregelingen, alsmede van dakregelingen. De gegevens van 114 lijsten bleken niet relevant, voornamelijk omdat ze "lege" contracten betroffen, of omdat het individuele regelingen waren. De netto steekproef omvatte derhalve regelingen (= ). Van regelingen zijn de gevraagde gegevens ontvangen; zodat de netto respons 92% bedraagt. Tabel vat de cijfers van de bruto steekproef, netto steekproef en de respons sanien. label Bruto steekproef, netto steekproef en netto respons. aard van de regel ng basisregeling dakregeling totaal bruto steekproef uitval (excl. non-respons) netto steekproef non-respons netto respons (%) 1.385(94%) 291 (82%) 1.676(92%) 3) Indien het totaal aanlal regelingen op ca kan warden gesteld, dan blijkt dat 0,5 A 0.6% daarvan ca. 88% van de deelnemers omval 4) Wat de werknemers zonder pensioenregeling betreft, zie: 'Witte viekken op pensioengebied', Pensioenkamer, DenHaag,

36 De tabel iaat zien dat de netto respons van de dakregelingen geringer was dan die van de basisregelingen. Bij de laatstgenoemde regelingen was de netto respons van degrotere regelingen vrijwel 100% Betrouwbaarheid De mate waarin de onderzoekresultaten een betrouwbaar beeld geven van de stand van zaken hangt van verschillende factoren af: de mate waarin medewerking aan het onderzoek wordt verleend, de correcte invulling van de vragenlijst, de verwerking van de enquetegegevens en de betrouwbaarheidsmarge die het steekproeftrekken meebrengt. Over de mate van medewerking is in de vorige paragraaf reeds het nodige gezegd. De respons bleek zeer bevredigend, met name wat de basisregelingen betreft (gemiddeld 94%) en bijna maximaal wat de grotere basisregelingen betreft. Gezien het feit dat deze grotere regelingen ongeveer 87,5% van alle actieve deelnemers omvatten, kunnen de gegevens van de regelingen waarover geen informatie is ontvangen nauwelijks invloed hebben op de onderzoekuitkomsten ten aanzien van de basisregelingen. Wat de invulling van de vragenlijsten betreft kan worden gesteld dat deze doorgaans volledig is geweest. Zonodig is nadere informatie ingewonnen. Voorts is op een aantal punten gecheckt of de vragen consistent zijn beantwoord. De verwerking van de enquetegegevens tot een computerbestand is eveneens gecontroleerd. Ervan uitgaande dat de uitvoeringsorganen de juiste gegevens hebben ingevuld, is het gegevensbestand betrouwbaar en consistent te noemen. Voor zover de gestelde vragen in de enquete - ondanks de check via een vooronderzoek - toch nog voor meerdere uitleg vatbaar bleken, is daarmee in de rapportage rekening gehouden. Zo bleek de vraag over de gelijke behandeling van de zgn. slapersrechten en de ingegane pensioenen niet eenduidig te worden beantwoord door de uitvoeringsorganen van regelingen met een levensjarensysteem. Daarom zijn dit soort regelingen bij de presentatie van de resultaten dienaangaande (zie 6.4) buiten beschouwing gelaten. Een laatste bron van onbetrouwbaarheid is het feit dat de resultaten (mede) gebaseerd zijn op een steekproef. In dit verband is een eerste punt van aandacht dat het onderzoek zich richt op de regelingen in oktober 1988 terwiji de steekproef is getrokken uit een bestand van begin Derhalve zijn de volstrekt nieuwe regelingen die in de tussenliggende periode tot stand zijn gekomen, niet in het onderzoek betrokken. Gelet op de onderzoekresultaten ten aanzien van de periode (zie 3.4) zai het waarschijniijk om regelingen met een relatief zeer gering aantal deelnemers gaan. Derhalve is het ontbreken van de jongste regelingen geen factor die de betrouwbaarheid van de uitkomsten nadelig bevnvloedt. De statistische betrouwbaarheid van de kenmerken van de grotere regelingen is vrijwel maximaal: ze zijn alle in het onderzoek opgenomen en hebben ook bijna alle daaraan meegewerkt. Derhalve zijn de uitkomsten voor de deelnemers aan deze regelingen, - d.w.z. 87,5% van alle actieve deelnemers - nagenoeg volledig statistisch betrouwbaar. De kenmerken van de kleinere regelingen (met de resterende 12,5% deelnemers) zijn daarentegen ontleend aan een steekproef, zodat bij de uitkomsten daarvan met enige statistische marge rekening moet worden gehouden. Is de onderzoeksuitkomst bijvoorbeeld dat deelnemers aan kleinere regelingen (d.w.z. 5%) een bepaald kenmerk hebben, dan kan dit aantal in werkelijkheid hoger of lager zijn. 34

37 De resultaten met betrel<king tot alle actieve deelnemers -dus van grotere en kleinere regelingen samen - kunnen in werkelijkheid maximaal slechts 0,4% hoger of lager zijn dan de onderzoeksuitkomsten aangeven en hebben derhalve een grote mate van statistische betrouwbaarheid Aantallen deelnemers Wat het aantal deelnemers aan collectieve pensioenregelingen van werknemers betreft levert het onderzoek de volgende uitkomsten, rekening houdend met de integrate telling van de grotere regelingen en de geschatte aantallen deelnemers aan kleinere regelingen. Ultimo 1987 waren er 3,474 miljoen actieve deelnemers aan collectieve basispensioenregelingen. Dit aantal kan een relatief beperkt aantal dubbeltellingen bevatten van personen (met name deeltijdwerknemers) die in meer dan een regeling deelnemen. Voorts zijn deelnemers met een wachtgeldregeling, een VUT- of WAO-uitkering meegerekend voor zover hun pensioenopbouw wordt voortgezet 5). Dak- of excedentregelingen, die ter aanvulling van een basisregeling zijn bedoeld, zijn in deze aantallen niet begrepen. Zij tellen naar schatting ongeveer deelnemers. Aan de dakregelingen zai in het onderzoek slechts summier aandacht worden bestee.d. Van de 3,474 miljoen deelnemers aan basisregelingen nemen 1,108 miljoen deel aan de regelingen in het kader van de Algemene burgerlijke pensioenwet (1,023 miljoen), de Algemene militaire pensioenwet (55.000) en de Spoorwegpensioenwet (30.000). De overige 2,366 miljoen nemen deel in bedrijfs(tak)pensioenfondsen, ondernemingspensioenfondsen en rechtstreeks bij verzekeraars afgesloten collectieve pensioenvoorzieningen. Zoals gezegd tellen de bedrijfs(tak)pensioenfondsen en de grotere regelingen daarbuiten (incl. ABPW, AMPW en SPW) 87,5% van het totaal aantal deelnemers aan collectieve basispensioenregelingen voor werknemers. 2.4 Definitie belangrijkste begrippen (in alfabetische volgorde) Ambtenaar/gesubsidieerde & gepremieerde sector en marktsector Tot de ambtenaren worden de deelnemers gerekend die vallen onder de Algemene burgerlijke pensioenwet (ABPW). De gegevens van de deelnemers onder de ABPW worden in het rapport doorgaans samen gepresenteerd met die van de deelnemers onder de Algemene militaire pensioenwet (AMPW). Beide groepen deelnemers worden kortheidshalve met de term "ambtenaren" aangeduid. Omdat de PTT na de peildatum van het onderzoek is geprivatiseerd (nl. per 1 januari 1989) zijn de PTT-deelnemers nog tot de ambtenaren gerekend. Tot de gepremieerde en gesubsidieerde sector (g & g-sector) worden deelnemers gerekend die door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op de peildatum als zodanig waren aangewezen. De overige deelnemers worden tot de marktsector gerekend. Hieronder vallen dus ook de deelnemers aan de Spoorwegpensioenregeling. 5) In de algemene inventarisalie van de Pensioenkamer wordt een totaal aantal aclieve deelnemers gehanteerd van 3,2 miljoen (1987). Daarin zijn militairen niet begrepen, evenmin als deelnemers met w/achtgeld, VUT of een volledige WAO-uitkering. 35

38 Basis- en dakregeling De aanvullende pensioenregelingen kunnen een bepaling hebben die aangeeft dat het pensioen tot een nader aangegeven maximum pensioengevend salaris of -pensioengrondslag wordt berekend. Voor degenen die deze grens overschrijden kan een afzonderlijke, daarop aanvullende pensioenregeling zijn getroffen. Hetzelfde kan plaatsvinden als de regeling een laag niveau heeft. Dergelijke extra regelingen worden dak- of excedentregelingen genoemd. De regeling waarop de dakregeling een aanvulling is, heet in dit rapport de basisregeling. Deze term wordt ook gebruikt als er slechts sprake is van een aanvullende pensioenregeling. Deelnemers Onder deelnemers worden alle actieve deelnemers aan collectieve pensioenregelingen voor werknemers verstaan. Hierin zijn ook WAO-ers, VUT-ters, wachtgelders en werklozen begrepen voorzover de pensioenopbouw wordt voortgezet. Tot de deelnemers behoren dus ook werknemers jonger dan 25 jaar, mits ze deelnemen aan een collectieve pensioenregeling. Om praktische redenen is in de enquete de uitvoeringsorganen gevraagd het aantal deelnemers per 31 december 1987 op te geven. Dit betekent onder meer dat in de tabellen met een vergelijking van de situatie in 1985 en 1988 hetzelfde aantal deelnemers voor beide peiljaren voorkomt. Met andere woorden: alleen de verandering van de inhoud van de regeling komt uit de tabel naar voren, niet het verschil in aantallen deelnemers op beide peildata. Eindloonregeling met dienstjarensysteem Onder een eindloonregeling met dienstjarensysteem wordt verstaan een eindloonregeling, danwel combinatie eind-/middelloonregeling waarbij het aantal voor de pensioenopbouw meetellende deelnemersjaren wordt gerekend vanaf de datum van toetreding tot de pensioenregeling. Eindloonregeling met levensjarensysteem Onder een eindloonregeling met levensjarensysteem wordt verstaan een eindloonregeling, danwel een combinatie eind-/middelloonregeling waarbij voor de ver/iog/ngen van de pensioengrondslag het aantal voor de pensioenopbouw meetellende deelnemersjaren wordt gesteld op het aantal deelnemersjaren dat benodigd is voor volledig pensioen, ongeacht de werkelijke toetredingsleeftijd. Indexatie Onder indexatie wordt een niet aan de individuele ioonontwikkeling gekoppelde verhoging van opgebouwde rechten, premievrije rechten of ingegane pensioenen verstaan. Indexatie kan plaatsvinden in de vorm van een gereglementeerde vaste index (bijvoorbeeld loon/prijs-index) of van een gereglementeerde doch beleidsmatige verhoging. Ze kan ook buiten het reglement om, d.w.z. facultatief, geschieden. Opgebouwde rechten Onder opgebouwde rechten worden de pensioenaanspraken verstaan weike actieve deelnemers in de voorbije jaren als deelnemer hebben opgebouwd. 36

39 Pensioenbreuk Onder pensioenbreuk wordt verstaan het beeindigen van een actief deelnemerschap in een pensioenregeling voor het bereiken van de pensioendatum. Een dergelijke beeindiging vindt plaats wanneer de werknemer van werkgever en daardoor van pensioenregeling verandert, overgaat naar een werkgever in wiens onderneming geen pensioenregeling geldt, arbeidsongeschikt danwel werkloos wordt zonder dat verdere voortzetting van de pensioenopbouw plaatsvindt of vrijwillig ophoudt met werken. Pensioengrondslag De pensioengrondslag is het salaris, inclusief emolumenten, dat wordt gehanteerd bij de vaststelling van de pensioenaanspraken, na aftrek van dat deel van het salaris waarover geen aanvullend pensioen wordt toegekend omdat de wettelijke regelingen geacht worden dit deel af te dekken. Het deel van het salaris waarover geen aanvullend pensioen wordt toegekend, wordt de franchise genoemd. Pensioenverlies Onder pensioenverlies wordt verstaan datgene dat de voor de pensioendatum uit een pensioenregeling vertrokken werknemer over de doorgemaakte deelnemersjaren minder ontvangt dan hij zou hebben ontvangen indien hij zijn deelnemerschap in de regeling tot de pensioendatum zou hebben voortgezet. Premievrije rechten Onder premievrije rechten worden de nog niet ingegane pensioenaanspraken van de ex-deelnemers (slapers) verstaan. Typen pensioenregeling Er worden vijf typen pensioenregeling onderscheiden: a. eindloonregelingen: het pensioen is een percentage van de laatst vastgestelde pensioengrondslag voor pensionering; b. middelloonregelingen: het pensioen is de som van pensioenbedragen die jaarlijks worden opgebouwd. De hoogte van deze bedragen is afhankelijk van de in het betreffende jaar geldende pensioengrondslag; c. combinatie eindloon- en middelloonregelingen: hierbij gaat het om eindloonregelingen die op een nader in de regeling omschreven tijdstip overgaan in een middelloonregeling; d. vaste bedragenregelingen: het pensioen wordt door middel van vaste pensioenbedragen opgebouwd die onafhankelijk zijn van het salaris van de deelnemer; e. beschikbare premieregelingen: het pensioen is uitsluitend afhankelijk van de beschikbaar gestelde premies. Waarde-overdrac/it Onder waarde-overdracht wordt verstaan de overdracht van opgebouwde pensioenaanspraken naar de pensioenregeling van de nieuwe werkgever, onder gelijktijdige toekenning aan de werknemer van extra voor de pensioenopbouw meetellende jaren. 37

40 38

41 3. Typen pensioenregeling 3.1 Inleiding In het onderzoek zijn vijf typen pensioenregeling onderscheiden: - eindloonregeling; - combinatie van eind- en middelloonregeling; - middelloonregeling; - vaste bedragenregeling; - beschikbare premieregeling. De typen, die in 2.4 nader zijn omschreven, verschillen in de uitgangspunten waarop pensioentoezeggingen aan de werknemers berusten en de wijze waarop de pensioenaanspraken worden berekend. Dit onderscheid is mede van belang voor de mate waarin pensioenverlies door verandering van werkkring kan ontstaan. Uitgaande van de definitie van pensioenverlies van de SER (zie 1.1) kan alleen pensioenverlies optreden indien de regeling waaruit de deelnemer vertrekt een (gematigde) eindloonregeling is, danwel een regeling is die op enigerlei wijze de opgebouwde rechten van actieve deelnemers aanpast of indexeert, terwiji de premievrije rechten van exdeelnemers bevroren zijn. Alleen in deze gevallen bestaat de mogelijkheid dat betrokkene over de in de regeling deelgenomen jaren een lager pensioen ontvangt dan wanneer hij in de regeling was blijven deelnemen en bestaat de mogelijkheid van pensioenverlies. Indien de opgebouwde rechten van actieve deelnemers niet regelmatig worden aangepast kan er dus ook geen pensioenverlies optreden. Dit geldt met name voor beschikbare premieregelingen en vaste bedragenregelingen alsmede middelloonregelingen zonder indexatie van opgebouwde rechten. Hoewel deze typen regeling een vooruitgang betekenen voor werknemers die eerst geen pensioenregeling hadden, zijn ze in het kader van de problematiek van het pensioenverlies irrelevant: pensioenverlies kan hier immers niet optreden, omdat de opgebouwde rechten van de actieve deelnemers niet worden aangepast. Naast het onderscheid naar type regeling is ook onderscheid gemaakt naar basisregelingen en regelingen die ter aanvulling daarvan bedoeld zijn, de zgn. dak- of excedentregelingen. In dit hoofdstuk komen achtereenvolgens aan de order de aantallen deelnemers aan de verschillende typen collectieve pensioenregeling van werknemers in de drie sociaal-economische sectoren: de marktsector, de g & g-sector en ambtenaren; de aantallen deelnemers die al dan niet onder de werkingssfeer van een bedrijfs- (tak)pensioenfonds vallen en het type regeling dat zij hebben; veranderingen in het type regeling in de periode 31 oktober oktober 1988 en de voorgenomen wijzigingen daarin tot 1 januari 1990; de aantallen deelnemers aan regelingen met indexatie van opgebouwde rechten. Zoals in 2.4 is uiteengezet worden tot actieve deelnemers niet alleen feitelijk werkzame deelnemers gerekend, maar ook - voor zover de opbouw van het ouderdomspensioen wordt voortgezet - VUT-gerechtigden, volledig arbeidsongeschikten, wachtgelders en werklozen. 39

42 3.2 Type pensioenregeling en sociaal-economische sector Aan de uitvoeringsorganen is gevraagd weike sociaal-economische sector de meerderheid van de deelnemers aan de betreffende regeling heeft: de ambtenarensector, de gepremieerde en gesubsidieerde sector (in het vervolg kortweg g & g-sector genoemd) of de marktsector. Tabel 3.2 laat zien hoeveel deelnemers van elk van de genoemde sociaal-economische sectoren in de verschillende typen basisregeling deelnamen ultimo oktober Tabel 3.2 Typen basisregeling (ultimo oktober 1988) naar sociaal-economische sector. In aantallen deelnemers, type basisregeling marktsector aantal % g&g sector aantal % totaal marktsector en g&g sector aantal % Ambtenaren aantal % aantal totaal alle sectoren % eindloon comb. eind-/middelloon middelloon vaste bedragen beschikbare premie ,2 6,0 18,5 7,5 0, ,3 1, ,0 5,1 16,0 6,3 0, ,7 3,5 11,0 4,4 0,4 totaal % % % % % aantallen X Van alle deelnemers heeft 80,7% een eindloonregeling. De deelnemers onder de ambtenaren hebben alien een eindloonregeling; bij de deelnemers in de g & g-sector geldt dit voor 98,3%. In de marktsector heeft ruim tweederde (67,2%) van de deelnemers een eindloonregeling. Andere typen regeling komen vrijwel alleen in deze sector voor: 6,0% heeft een combinatie eind-/middelloonregeling; 18,5% een middelloonregeling, en 8,3% een vaste bedragen- of beschikbare premieregeling. De overgrote meerderheid (84,2%) van de deelnemers heeft een eindloon- of gecombineerde eind-/middelloonregeling. Derhalve geldt voor de meeste deelnemers dat zij met pensioenverlies bij wisseling van werkkring kunnen worden geconfronteerd als geen maatregelen in de zin van de aanbevelingen van de Stichting van de Arbeid zijn getroffen. Naast een basisregeling hebben ca deelnemers een dakregeling. Ze zijn voor ruim 90% werkzaam in de marktsector. De dakregeling is doorgaans van het type eindloon- of combinatie van eind- en middelloonregeling (samen driekwart van de deelnemers). De helft van de deelnemers met een dakregeling heeft een eindloonregeling als basisregeling; de andere helft meestal een middelloon- of vaste bedragenregeling. Dit betekent derhalve dat voor circa deelnemers met een dakregeling geldt dat zij in feite een eindloonregeling hebben. 3.3 Verdeling naar werkingssfeer bedrijfs(tak)pensioenfondsen De uitvoeringsorganen is gevraagd of de regeling valt onder de werkingssfeer van een al dan niet verplicht gesteld bedrijfs(tak)pensioenfonds (BPF). Ultimo 1988 waren er in totaal 65 verplicht gestelde BPF'en en 16 zonder verplichte deelname. Bedrijven die onder de werkingssfeer van een verplicht gesteld BPF vallen, kunnen overigens 40

43 onder bepaalde voorwaarden dispensatie van de verplichting tot deelname hebben gekregen. Hoeveel deelnemers een pensioenregeling hebben die onder de werkingssfeer van een BPF valt, is aangegeven in tabel 3.3. De ambtenaren zijn apart genoemd. In de tabel staat tevens vermeld aan welk type basisregeling zij deelnemen. Tabel 3.3 Werkingssfeer BPF'en naar type basisregeling, oktober In aantallen deelnemers, onder werkingssfeer BPF buiten werkingssfeer BPF ambtenaren tolaa type basisregeling aantal % aantal % aantal % aantal % eindloon comb. eind-/middelloon middelloon vaste bedragen beschikbare premie ,2 0,6 22,2 9, ,8 14,5 2,8 0,8 2, ,7 11,0 3,5 4,4 0,4 totaal % ,6% 100% ,4% 00% ,0% 100% % 100% aantallen X Bijna de helft van de deelnemers (46,6%) heeft een regeling die valt onder de werkingssfeer van een BPF Vergeleken m^t de deelnemers buften de werkingssfeer van een BPF (excl. ambtenaren) hebben zij rninder vaak een eindloonregeling (68,2 vs. 79,8%) of een combinatie van eind- en middelloonregeling (0,6 vs. 14,5%). Onder de werkingssfeer van de BPF'en komen daarentegen meer middelloonregelingen voor: 22,2% van de deelnemers hebben een dergelijke regeling tegenover 2,8% buiten de werkingssfeer van de BPF'en. In de g & g-sector neemt de overgrote meerderheid (84,4%) deel aan het BPF PGGM. In de marktsector valt bijna tweederde (63 6%) onder de werkingssfeer van de BPF'en: 1,287 van de 2,025 miljoen. 3.4 Veranderingen in type regeling In de periode oktober oktober 1988 hebben zich geen veranderingen voorgedaan in het type basisregeling waaraan werknemers in de g & g-sector en ambtenaren deelnemen. Dat is we! het geval geweest in regelingen van (13,6%) van de deelnemers in de marktsector. In de grotere regelingen (d.w.z. met meer dan deelnemers) zijn de volgende wijzigingen opgetreden: - de regeling van het BPF voor de Bouwnijverheid ( deelnemers) is in 1987 van een vaste bedragenregeling omgezet in een eindloonregeling; - een regeling met deelnemers is in 1987 van een vaste bedragenregeling in een middelloonregeling omgezet; - voor deelnemers is in 1988 de middelloonregeling veranderd in een eindloonregeling. Wat de kleinere basisregelingen betreft zijn de regelingen van deelnemers van een middelloon- in een eindloonregeling veranderd. 41

44 Wijzigingen in bestaande regelingen hebben derhalve doorgaans plaatsgevonden in de richting van eindloonregelingen. Daarnaast hadden in 1988 ongeveer deelnemers een nieuwe basisregeling: in 1985 bestonden deze regelingen nog niet. De uitvoeringsorganen is niet alleen gevraagd naar wijzigingen die in het verleden hebben plaatsgehad, maar ook naar veranderingen die men in de nabije toekomst, d.w.z. voor 1 januari 1990, voornemens is door te voeren. Een dergelijk voornemen bestond ultimo oktober 1988 voor regelingen met in totaal deelnemers in de marktsector (2,4%): - een regeling met deelnemers die voor nieuwe deelnemers zai worden gewijzigd van een eindloonregeling in een opbouw- of middelloonregeling met indexatie; - ten aanzien van een vaste bedragenregeling met deelnemers is met vertegenwoordigers van de werknemers overleg gaande over de wijziging in een eindloonregeling; - ca. vijftien kleinere middelloon-, gecombineerde eind-/middelloon- en beschikbare premieregelingen met in totaal deelnemers, die men voornemens is te veranderen in eindloonregelingen. In eenderde van de gevallen is de ondernemingsraad inmiddels akkoord gegaan of is het voornemen onderwerp van overleg met de ondernemingsraad of CAO-partners. Bij de dakregelingen hebben nauwelijks veranderingen in het type regeling in de periode plaatsgevonden. Evenmin zijn substantiele wijzigingen dienaangaande op korte termijn te verwachten. Gelet op hun geringe aantal deelnemers zullen de dakregelingen in het vervolg van dit rapport buiten beschouwing worden gelaten. 3.5 Indexatie opgebouwde rechten van actieve deelnemers Zeals in 3.1 is uiteengezet kan pensioenverlies door wisseling van werkkring alleen optreden bij regelingen waarbij de opgebouwde rechten van actieve deelnemers worden aangepast. In het bijzonder geldt dit voor eindloon- en gecombineerde eind- /middelloonregelingen. Bij de overige typen regeling, die vrijwel uitsluitend in de marktsector voorkomen (zie 3.3), ligt dit anders. Indien geen aanpassing van de opgebouwde rechten van actieve deelnemers plaatsvindt kan er ook geen sprake zijn van pensioenverlies bij verandering van werkkring. Daarom is de uitvoeringsorganen van deze regelingen gevraagd of indexatie reglementair geschiedt en - als dit niet het geval is - of de opgebouwde rechten facultatief worden opgetrokken. label 3.5 vat de situatie per 31 oktober 1988 samen. 42

45 Tabel 3.5 Aanpassing opgebouwde rechten van actieve deelnemers. In aantallen deelnemers naar type basisregeling, aanpassing opgebouwde rechten in pens oenreglement type basisregeling ja, o.b.v. individuele loonontwikk. ja, vaste index. ja, geen vaste index. nee, maar facultatief wel nee, ook niet facultatief totaal eindloon comb. eind-/middel. middelloon vaste bedragen beschikbare premie totaal % ,2% 105 3,0% 117 3,4% 270 7,8% 57 1,6% % Bij de middelloonregelingen hebben in totaal deelnemers (25%) een vaste indexatie. Voor deelnemers (27%) is de indexatie weiiswaar reglementair vastgelegd, maar vindt deze niet plaats aan de hand van een vaste index. In middelloonregelingen met gezamenlijk deelnemers (41%) is de aanpassing niet in het reglement geregeld, maar worden de opgebouwde rechten facultatief opgetrokken. Ten slotte hebben deelnemers (7%) een middelloonregeling waarin de opgebouwde rechten op generlei wijze worden aangepast. Ten aanzien van de vaste bedragenregelingen geldt dat van de deelnemers (75%) een regeling heeft waarin de opgebouwde rechten facultatief worden aangepast. Voor 9% van de deelnemers aan dit type regeling vindt geen aanpassing plaats. In beschikbare premieregelingen worden de opgebouwde rechten van actieve deelnemers niet aangepast. Omdat de deelnemers aan middelloonregelingen en vaste bedragenregelingen grotendeels vallen onder de werkingssfeer van BPF'en, hebben de in de tabel genoemde cijfers hoofdzakelijk betrekking op deze categorie. Voor zover de genoemde typen regelingen buiten de werkingssfeer van de BPF'en vallen, vindt doorgaans geen of alleenfacultatieveaanpassing van de opgebouwde rechten plaats. Er blijken zich in de periode nauwelijks veranderingen te hebben voorgedaan op het punt van de indexatie van opgebouwde rechten. De belangrijkste wijzigingen zijn veeleer het overstappen op een eindloonregeling, met name in de bouwnijverheid (zie 3.4). De voorgenomen veranderingen in de nabije toekomst hangen ook samen met het wijzigen van het type regeling. Bij de eerder genoemde omzetting van een eindloonregeling met deelnemers in een middelloonregeling zullen de opgebouwde rechten van de nieuwe deelnemers door middel van een vaste index worden opgetrokken. De uitkomsten leiden tot de constatering dat ultimo oktober 1988: deelnemers (1,6%) per definitie geen pensioenverlies door wisseling van werkkring kunnen lijden omdat de opgebouwde rechten van actieve deelnemers op generlei wijze worden aangepast en het vertrek uit de regeling derhalve niet tot pensioenverlies kan leiden; deelnemers (7,8%) deelnemen in een regeling waarin de opgebouwde rechten niet gereglementeerd worden opgetrokken doch uitsluitend facultatief worden aangepast; 43

46 3,147 miljoen deelnemers (90,6%) een regeling heeft waarin de opgebouwde rechten voor actieve deelnemers op basis van de individuele loonontwikkeling of gereglementeerd indexatie worden aangepast. In de marktsector betreft dit 1,699 miljoen (83,9%) van de deelnemers. Uitgaande van de definitie van de SER kan voor de laatstgenoemde 3,147 miljoen deelnemers pensioenverlies door wisseling van werkkring optreden indien geen aanvullende maatregelen in de zin van de aanbevelingen van de Stichting van de Arbeid zouden zijn getroffen. 3.6 Samenvatting Type regeling ultimo 1988 naar sectoren In totaal nemen 3,474 miljoen werknemers deel aan collectieve basisregelingen voor ouderdomspensioen. In dit aantal zijn naast feitelijk werkzame deelnemers ook VUTgerechtigden, volledig arbeidsongeschikten en werklozen begrepen voor zover de opbouw van hun ouderdomspensioen wordt voortgezet. Voorts hebben ongeveer werknemers een dakregeling ter aanvulling van hun basisregeling. Figuur Deelnemers naar type basisregeling, ultimo oktober Totaal aantal deelnemers: Legenda ^^^ comb. eind-/middelloon middelloon S^^ljjiil vaste bedragen I I beschikbare premie Van de 3,474 miljoen deelnemers aan basisregelingen heeft 2,925 miljoen (84,2%) een eindloonregeling of een combinatie eind-/middelloonregeling: - alle 1,078 miljoen deelnemers onder de ambtenaren; van de deelnemers in de g & g-sector; - 1,482 miljoen van de 2,025 miljoen deelnemers in de marktsector. De andere typen pensioenregeling worden vrijwel uitsluitend in de marktsector aangetroffen: van de deelnemers uit deze sector heeft 18,5% ( ) een middelloonregeling en 8,3% ( ) een vaste bedragen- of beschikbare premieregeling. 44

47 Werkingssfeer bedrijfs(tak)pensioen{onds Van alle deelnemers valt 46,6% onder de werkingssfeer van een BPF. Verreweg de meeste werknemers in de g & g-sector (84,4%) nemen deel aan een bedrijfs(tak)pensioenfonds(pcgm). In de marktsector hebben 1,287 miljoen deelnemers (63,6%) een regeling die onder de werkingssfeer van een BPF valt. Zowel onder de werkingssfeer van de BPF'en als daarbuiten heeft de meerderheid van de deelnemers een eindloonregeling: 68,2%, resp. 79,8%. Onder de werkingssfeer komen verhoudingsgewijs vaker middelloon- en vaste bedragenregelingen voor. Buiten de werkingssfeer van de BPF'en worden relatief meer deelnemers met gecombineerde eind-/middel!oonregelingen en beschikbare premieregelingen aangetroffen. Verar)deringen In de periode 31 oktober oktober 1988 is het type basisregeling van deelnemers, alien in de marktsector, gewijzigd. Doorgaans werd de oude regeling (meestal vaste bedragen- en middelloonregelingen) gewijzigd in een eindloonregeling. Het BPF voor de Bouwnijverheid met deelnemers zorgde voor de grootste verschuiving. Voorts kregen in de genoemde periode ca deelnemers bij hun werkgever voor het eerst een pensioenregeling. Op korte termijn, d.w.z. v66r 1 januari 1990, bestaan plannen om regelingen van deelnemers te veranderen in een ander type regeling. Opgebouwde rechten actieve deelnemers Uitgaande van de SER-definitie van pensioenverlies door verandering van werkkring kan van pensioenverlies alleen sprake zijn indien de opgebouwde rechten van actieve deelnemers worden aangepast. In eindloon- en combinatie eind-/middelloonregelingen volgt dit zonder meer uit de systematiek van de regeling. In de andere typen regeling is voor deelnemers de aanpassing reglementair vastgelegd; voor deelnemers vindt de aanpassing facultatief plaats. Voor deelnemers geldt dat hun opgebouwde rechten op generlei wijze worden aangepast. In totaal hebben 3,147 miljoen deelnemers (90,6%) een regeling waarin de opgebouwde rechten op enigerlei wijze worden opgetrokken. juist voor deze categorie deelnemers is het van belang dat maatregelen in de zin van de aanbeveling van de Stichting van de Arbeid zijn getroffen. 45

48 46

49 4. Waarde-overdracht 4.1 Inleiding De aanbevelingen van de Stichting van de Arbeid noemen het deelnemen aan circuits van waarde-overdracht als een van de mogelijkheden om pensioenverlies bij wisseling van werkkring te voorkomen danwel te beperken. Het idee om bij wisseling van werkkring voor werknemers waarde-overdracht mogelijk te maken teneinde pensioenverlies te beperken, is niet iets van de laatste tijd. Van oudsher is waarde-overdracht in incidentele gevallen tot stand gebracht. Meer structureel zijn er in een aantal bedrijfstakken afspraken gemaakt tussen verplicht gestelde bedrijfspensioenfondsen en gedispenseerde pensioenregelingen teneinde pensioenverlies bij verandering van werkkring binnen de bedrijfstak te voorkomen. Het werkingsgebied van deze afspraken is echter beperkt tot de overgangen die plaatsvinden tussen werkgevers die tot dezelfde bedrijfstak behoren. Een dergelijke benadering is ook in het bankbedrijf gekozen met dit verschil dat in deze laatste bedrijfstak geen verplicht gesteld bedrijfspensioenfonds werkzaam is. De als uitvloeisel van de aanbeveling opgerichte circuits werken over de verschillende bedrijfstakken heen. Deze circuits blijken gestaag te groeien. Om een zo actueel mogelijk beeld van de stand van zaken te geven wordt in de volgende paragrafen de situatie per 1 juni 1989 beschreven. 4.2 Banken Doel van het Bankencircuit In het bankbedrijf is sedert 1 juli 1977 in artikel 15 van de CAO een aantal afspraken (protocollen) vastgelegd die alle betrekking hebben op de pensioenvoorziening voor de werknemers in het bankbedrijf. Een van deze afspraken - protocol II - behelst de wenselijkheid "voorwaarden te scheppen om bij verandering van werkgever binnen het bankbedrijf pensioenverlies tegen te gaan." De protocollen zijn geldend voor alle werkgevers die lid zijn van de Werkgeversvereniging voor het Bankbedrijf Werkwijze van het circuit Globaal gesteld wordt bij wisseling van dienstbetrekking binnen het bankbedrijf de gekapitaliseerde waarde van de pensioenaanspraken aan de nieuwe werkgever overgedragen. Deze waarde wordt vertaald in extra pensioenjaren in de nieuwe pensioenregeling. De te hanteren rekenregels zijn nauwkeurig in het pensioenprotocol omschreven. Overdracht van waarde binnen het bankbedrijf vindt automatisch plaats tenzij de werknemer zich binnen drie maanden na de wisseling van dienstbetrekking tot de oude werkgever wendt met het verzoek niet aan de waarde-overdracht mee te werken Deelnemers Op 1 juni 1989 waren 84 werkgevers/uitvoeringsorganen deelnemer van het Bankencircuit. Het aantal actieve deelnemers bedraagt ruim Deze aantallen zijn inclusief de geprivatiseerde Postbank. Met de SDS (zie 4.3) en het Abp zijn samenwerkingsovereenkomsten gesloten. Het 47

50 voornemen bestaat cm ook met het PGGM en de SDL (zie 4.4) dergelijke overeenkomsten te sluiten. 4.3 Stichting Dienstverlening Samenwerkingsverband (SDS) Doel van de SDS Op 24 juni 1986 hebben een achttal ondernemingen met hun pensioenuitvoerders door middel van een samenwerkingsovereenkomst de basis gelegd voor het in het SER-advies (SER 85/22) genoemde circuit voor waarde-overdrachten. Het doel van dit circuit is het op vrijwillige basis beperken van pensioenverlies bij incidentele uitdiensttredingen door de mogelijkheid van waarde-overdracht bij wisseling van werkkring. In verband daarmee is aansluitend de Stichting Dienstverlening Samenwerkingsverband (SDS) opgericht. Het doel van de stichting is "de behartiging van de gemeenschappelijke belangen van werkgevers, pensioenfondsen en levensverzekeringmaatschappijen in het kader van de tussen hen geldende overeenkomst strekkende tot overdracht van waarden van verworven pensioenaanspraken bij wisseling van dienstverband.". Het samenwerkingsverband is op 1 januari 1987 in werking getreden Voorwaarden van deelneming Om deel te kunnen nemen aan het samenwerkingsverband moet de pensioenregeling aan een aantal voorwaarden voldoen. Deze voorwaarden zijn: a. het gaat om een pensioenregeling waarop de Pensioen- en spaarfondsenwet van toepassing is; b. de pensioentoezegging is een (gematigd) eindsalarisregeling danwel een andere (op salaris gebaseerde) regeling met regelmatige toekenning van verhogingen; c. op ingegane pensioenen worden regelmatig toeslagen verleend, dat wil zeggen er is een streven naar waarde- of welvaartsvastheid Werkwijze van het samenwerkingsverband De hoofdiijnen van de werkwijze van het samenwerkingsverband zijn als volgt: - bij incidentele uitdiensttreding bij de ene aangesloten werkgever en daarop aansluitende indiensttreding (binnen een jaar) bij een andere aangesloten werkgever, wordt de pensioenaanspraak overgedragen tenzij de betrokken werknemer dat niet wenst (het zogenaamde "automatisme"); - de bijbehorende waarde wordt op basis van een in de samenwerkingsovereenkomst omschreven genormeerd tarief vastgesteld; - op basis van datzelfde tarief wordt de overgedragen waarde "terugvertaald" naar een gelijkwaardige pensioenaanspraak, aangepast aan de pensioenregeling van de nieuwe werkgever. Deze aanspraak is de minimaal gegarandeerde toezegging; - aan de overgedragen aanspraak wordt een aantal pensioenjaren verbonden op basis van de nieuwe pensioenregeling. De over te dragen waarde is afgeleid van de opgebouwde pensioenaanspraken op de overdrachtsdatum, d.w.z. de datum van indiensttreding bij de nieuwe werkgever. Daarbij is er tevens naar gestreefd het uit de overdracht te verkrijgen aantal extra pensioenjaren zo dicht mogelijk te laten aansluiten bij de situatie in de vorige dienstbetrekking. Schematisch ziet een en ander er als volgt uit: 48

51 Salarisontwikkeling pensioenaanspraak nieuwe pensioenregeling bij indiensttreding jaren tn nieuwe pensioenregeling pensioendatum De overdracht van de pensioenaanspraken op de vooromschreven wijze vindt volgens overeenkomst plaats, tenzij de werknemer binnen drie maanden na indiensttreding bij de nieuwe werkgever bezwaar maakt tegen de overdracht Deelnemers Op 1 juni 1989 zijn 600 pensioenregelingen bij de SDS aangesloten met samen werknemers. Op 31 oktober 1988 waren dit nog 403 werkgevers met in totaal werknemers. Met het Abp, het PGGM, het Bankencircuit, het Spoorwegpensioenfonds en de SDL zijn samenwerkingsovereenkomsten gesloten. Deze wijken op detailpunten af van de standaard-overeenkomst van de SDS (zie 4.5 voor een uitgebreidere behandeling van dit onderwerp). 4,4 Stichting Dienstverlening Levensjarenpensioenfondsen (SDL) Doel van de SDL Op initiatief van het bedrijfspensioenfonds voor de Metaalindustrie, het bedrijfspensioenfonds voor de Metaalnijverheid en het bedrijfspensioenfonds voor de Architectenbureaus is op 25 mei 1988 de Stichting Dienstverlening Levensjarenpensioenfondsen (SDL) opgericht. De SDL heeft ten doel: ' de behartiging van de gemeenschappelijke belangen van werkgevers en deelnemers ii i pensioenfondsen met een pensioenregeling die stoelt op de levensjarenfilosofie, strekkende tot gehele of gedeeltelijke leniging van het ontstane pensioenverlies bij wisseling van dienstbetrekking casu quo pensioenverzekeraar dan we! tot overdracht van waarden van verworven pensioenaanspraken.". Overigens kunnen ook bij verzekeringmaatschappijen ondergebrachte pensioenregelingen met levensjaren aan de SDL deelnemen Vootwaarden van deelneming De SDL is primair opgericht om als circuit van levensjarenregelingen een bijdrage te leveren aan het bestrijden van de effecten van de pensioenbreuk die het gevolg kunnen zijn van de overstap die een deelnemer maakt van de ene levensjarenregeling naar de andere. Daaruit blijkt dat het voeren van een pensioenregeling die gebaseerd is op de levensjarenfilosofie voorwaarde is voor aansluiting bij de SDL. In de overeenkomst worden verder nog als voorwaarden genoemd: a. het gaat om een pensioenregeling waarop de Pensioen- en Spaarfondsenwet van toepassing is; 49

52 b. de pensioentoezegging is een (gematigd) eindsalarisregeling danwel een andere (op salaris gebaseerde) regeling met regelmatige toekenning van verhogingen; c. op ingegane pensioenen worden regelmatig toeslagen verleend, dat wil zeggen er is een streven naar waarde- of welvaartsvastheid Werkwijze bij overgang De werkwijze van het samenwerkingsverband komt er in grote lijnen op neer dat bij overgang van het ene levensjarenfonds naar het andere het levensjarenbeginsel ook wordt toegepast over de eventuele salarissprong bij overgang. Deze sprong kan in dit verband worden gemaximeerd op 10% van het aanvangssalaris bij de nieuwe werkgever. Op deze wijze wordt pensioenverlies als gevolg van een verschil in (pensioengevend) salaris bij overgang voorkomen danwel beperkt. Het bedoelde effect van de pensioenbreuk als gevolg van de wisseling van werkkring en het effect van de gekozen opiossing kan schematisch als volgt worden weergegeven: Figuur Effect wisseling van werkkring levensjarenregeling op 40-jarige leeftijd. "^; ;if...f"(..r"*...c;;.>.!i;.! >.!f(.*f;;: jaar toetr. Ift. oude pensioenregeling 40 jaar Ift. bij wisseling 65 jaar pens. Ift. nieuwe pensioenregeling, zonder SDL extra pensioenopbouw als gevolg van SDL Deze werkwijze wordt - op verzoek van de deelnemer - gevolgd als tussen het uittreden uit de ene regeling en het toetreden tot de andere regeling niet meer dan 31 dagen liggen Deelnemers Per 1 juni 1989 zijn bij de SDL elf regelingen aangesloten. Samen vertegenwoordigen deze regelingen ruim werknemers/deelnemers. De SDL heeft een samenwerkingsovereenkomst gesloten met de SDS. Samenwerkingsovereenkomsten met het Bankencircuit en het Abp, het PGGM en het Spoorwegpensioenfonds zijn in voorbereiding. 4.5 Samenwerkingsovereenkomsten tussen de circuits onderling en tussen de circuits en spedfieke pensioenfondsen In het kader van het tegengaan van pensioenverlies bij wisseling van werkkring is het van belang dat waarde-overdracht als middel voor het helen van de pensioenbreuk niet alleen binnen een circuit kan plaatsvinden, doch dat er tevens zodanige overeenkomsten met derden worden gesloten dat overgangen van het ene circuit naar het andere of van een circuit naar een specifiek fonds (Abp, Spoorwegpensioenfonds, 50

53 PGGM) geen pensioenverlies door pensioenbreuk tot gevolg hebben. Een aantal van deze overeenkomsten heeft inmiddels zijn beslag gekregen, zij het na 31 oktober 1988, de tweede peildatum van de evaluatie van de Aanbevelingen van de Stichting van de Arbeid. De SDS heeft samenwerkingsovereenkomsten gesloten met het Abp, het PGGM, het Bankencircuit, het Spoorwegpensioenfonds en de SDL. Deze overeenkomsten wijken op onderdelen af van de standaardovereenkomst van de SDS. Het belangrijkste verschil is dat waarde-overdracht alleen op verzoek van de deelnemer plaatsvindt. De standaardovereenkomst van de SDS kent namelijk een "automatische" waardeoverdracht. Ook tussen het Bankencircuit en het Abp is een samenwerkingsovereenkomst gesloten. Door deze overeenkomsten is het voor ca. 2,265 miljoen deelnemers mogelijk om bij wisseling van dienstbetrekking tussen bij de overeenkomsten betrokken werkgevers gebruik te maken van de mogelijkheid van waarde-overdracht. Ingeval van een collectieve overgang van het PGGM naar het Abp bestaat er een overeenkomst om waarde-overdracht mogelijk te maken tussen deze fondsen. Figuur Samenwerkingsverbanden juni 1989 grote regelingen g & g-sector/ ambtenaren circuits werkgevers marktsector circuit levensjarenfondsen marktsector aantallen x 1000 * geschat aantal deelnemers; gebaseerd op 75% van het aantal wer/cnemers van de aangesloten werkgevers Legenda overeenkomsten in voorbereiding overeenkomsten afgesloten 51

54 Het PCCM en het Abp zijn voornemens een samenwerkingsovereenkomst te sluiten, die ook waarde-overdracht bij individuele overgang tussen deze fondsen mogelijk maakt. Deze overeenkomst wacht op ondertekening. In de praktijk wordt bij individuele overgang tussen PCGM en ABP waarde-overdracht toegepast volgens de regels van deze overeenkomst. Het voornemen tot het sluiten van samenwerkingsovereenkomsten bestaat ook tussen het PGCM en het Bankencircuit en tussen SDS en de uitvoerder van de AMPW. Laatstgenoemde streeft ernaar het Abp te volgen wat de mogelijkheden van waardeoverdracht via circuits betreft. De SDL is voornemens om in aansluiting op de tot stand koming van de samenwerkingsovereenkomst met de SDS ook met andere partijen samenwerkingsovereenkomsten aan te gaan. Zoals a! in de inleiding van dit hoofdstuk is aangegeven betekent dit niet dat er voor de overige werknemers geen mogelijkheden van waarde-overdracht zijn bij wisseling van werkkring. Dit zai dan echter op eigen initiatief van de werknemer moeten gebeuren binnen het kader van de mogelijkheden die zijn regeling daartoe biedt. 4.6 Mogelijkheid waarde-overdracht : resultaten enquete In de enquete onder de uitvoeringsorganen van pensioenregelingen is gevraagd naar de mogelijkheid van waarde-overdracht ultimo oktober 1985, resp De resultaten zijn in tabel 4.6.a weergegeven. Tabel 4.6.a Waarde-overdracht In aantallen deelnemers, mogelijkheid waarde overdracht verschil via circuits op andere wijze geen regeling bestond niet * totaal aantallen X geschatte aantal deelnemers dat per 1 juni 1989 gebruik kan maken van waarde-overdrachtcircuits: 2,2 a 2,3 miljoen (zie toelichting in de tekst). Uit de cijfers blijkt dat het eind oktober 1988 voor 2,711 miljoen deelnemers(78,1%) in beginsel mogelijk was om bij wisseling van werkkring waarde over te dragen: via een van de circuits en de rest op andere wijze. In 1985 was dit slechts mogelijk voor deelnemers (22,7%). Over wat "op andere wijze waarde-overdracht" inhoudt, geeft het onderzoek geen concreet uitsluitsel. Ten aanzien van 1988 gold voor ca. tweederde van de betrokken deelnemers, dat daarbij de voorwaarden van de eigen regeling worden gehanteerd. Met betrekking tot regelingen met in totaal bijna deelnemers is geantwoord dat de mogelijkheid van waarde-overdracht per individu wordt bekeken. Overigens blijkt er sinds oktober 1988 een verschuiving te hebben plaatsgevonden: volgens opgave van de circuits van waarde-overdracht is het aantal deelnemers daaraan sindsdien sterk gegroeid. Deze groei wordt met name veroorzaakt door regelingen die voorheen "op andere wijze" waarde-overdracht kenden. 52

55 Nadere analyse leert dat ultimo 1988 deelnemers in kleinere regelingen verhoudingsgewijs minder gebruik kunnen maken van waarde-overdracht: voor ruim tweederde van de deelnemers aan deze regelingen bestaat de mogelijkheid niet. Dit geldt slechts voor 15% van de deelnemers in de grotere regelingen. Qua aantal vormt deze laatste groep echter de meerderheid: tegen deelnemers aan kleinere regelingen. De uitvoeringsorganen is ook gevraagd aan te geven waarom er geen mogelijkheid van waarde-overdracht bestaat. De antwoorden zijn in tabel 4.6.b weergegeven. label 4.6.b Redenen waarom deelnemers geen mogelijkheid van waarde-overdracht kennen, In aantallen deelnemers basisregelingen, grote regelingen (totaal: 3.022) kleine regelingen (totaal: 434) alle regelingen (totaal: 3.474) indexatiepremievrije rechten levensjarenstelsel niet voldoen aan toetredingseisen eenzijdige uitstroom verplichtstelling BPF financiele overwegingen circuit niet bestaat andere redenen onbekend totaal aantallen X De meest frequent genoemde redenen zijn dat de betreffende regeling (nog) niet voldoet aan de toetredingseisen van de circuits ( ) of dat reeds indexatie van premievrije rechten plaatsvindt ( ). Nadere analyse wijst uit dat de redenen van grotere regelingen en die van kleinere regelingen verschillen. Voor deelnemers in grotere regelingen wordt de indexatie van slapersrechten als reden opgegeven; grotere regelingen met in totaal deelnemers verwachten een eenzijdige uitstroom; terwiji voor ruim deelnemers geldt dat hun regeling niet aan de toetredingseisen voldoet. Voor de kleinere regelingen zijn de redenen vaak onbekend of diffuser: dit geldt voor regelingen met deelnemers; kleinere regelingen met deelnemers geven op dat ze niet voldoen aan de toetredingseisen. Voornemens De regelingen zonder mogelijkheid van waarde-overdracht is eind oktober 1988 tevens gevraagd of er voornemens bestaan om v66r 1 januari 1990 tot een of meer van de circuits van waarde-overdracht toe te treden: voor regelingen met deelnemers bestaat een dergelijk voornemen: regelingen met samen deelnemers willen tot de SDS toetreden, regelingen met deelnemers tot de SDL en de rest geeft op andere mogelijkheden te overwegen; voor regelingen met deelnemers bestaat een dergelijk voornemen niet; deze groep bestaat voornamelijk uit grotere regelingen; voor regelingen met deelnemers zijn de voornemens onbekend; dit betreft vooral kleinere regelingen. 53

56 De meest recente cijfers van de circuits duiden erop dat voor een aantal regelingen de voornemens om tot circuits van waarde-overdracht toe te treden inmiddels ten uitvoer zijn gebracht. Zoals in de vorige paragrafen staat vermeld zijn per 1 juni werknemers aangesloten bij de SDS, deelnemers bij het Bankencircuit en deelnemers bij de SDL. De cijfers van de SDS hebben betrekking op de aantallen werknemers van de aangesloten werkgevers. Indian het percentage werknemers dat feitelijk aan pensioenregelingen van de werkgevers deelneemt op 75% wordt geschat, dan gaat het om deelnemers. Samen met de SDL zijn derhalve op 1 juni 1989 bij benadering deelnemers bij de circuits aangesloten. Telt men hier de deelnemers bij die door samenwerkingsovereenkomsten tussen de circuits en enkele grote fondsen (zie 4.5) eveneens gebruik kunnen maken van een circuit, dan bestaat deze mogelijkheid op 1 juni 1989 voor ca. 2,2 a 2,3 miljoen deelnemers, dat is 63 a 66 % van alle deelnemers. 54

57 5. Aanspraken bij werkloosheid Dit hoofdstuk behandelt zowel de wettelijke regeling van de voortzetting van de pensioenaanspraken bij werkloosheid als de overige regelingen dienaangaande. De wettelijke regeling betreft met name de wet tot wijziging van de Wet tot oprichting van het Fonds Voorheffing Pensioenverzekering. De overige regelingen betreffen de maatregelen die in pensioenregelingen zijn getroffen c.q. de voorzieningen die werkgevers buiten de pensioenregelingen om tot stand hebben gebracht. De informatie over deze overige maatregelen is ontleend aan de algemene inventarisatie van de Pensioenkamer (peildatum: 31 maart 1987). 5.1 Inhoud wettelijke regeling en gebruik ervan Ontstaan en doel van het FVP Het Fonds Voorheffing Pensioenverzekering is per 1 januari 1973 ingesteld bij de Wet van 13 december 1972 (Stb 702,1972). Dit is de wet tot bevriezing van de kinderbijslag voor het eerste kind, alsmede tot oprichting van het Fonds Voorheffing Pensioenverzekering. Het bestuur van het FVP wordt gevormd door vertegenwoordigers van de centrale werkgevers- en werknemersorganisaties. Het beheer en de administratie van het FVP is opgedragen aan de Sociale Verzekeringsbank te Amsterdam. Het doel van de oprichting van het FVP is het bijeenbrengen van een vermogen dat bestemd is te worden aangewend voor een bij wet tot stand te brengen verplichte aanvullende pensioenverzekering voor werknemers. In de periode 1973 tot en met 1976 zijn hiertoe bedragen die vrij kwamen door de bevriezing van bepaalde kinderbijslagen in het FVP gestort alsmede een eenmalige rijksbijdrage. Het vermogen van het FVP is verder gegroeid door de jaarlijkse rentebaten aan het vermogen toe te voegen. Deze baten bedragen thans jaarlijks ruim 250 miljoen gulden. Per 15 december 1988 is als uitvloeisel van de aanbevelingen van de Stichting van de Arbeid de wet tot wijziging van de Wet tot oprichting van het Fonds Voorheffing Pensioenverzekering van kracht geworden (Stb 557,1988). Deze wijziging houdt onder meer in dat de rentebaten van het vermogen van het FVP kunnen worden gebruikt om de pensioenvoorziening van werkloos geworden werknemers voort te zetten. Het vaststellen van de voorwaarden waaronder een en ander zai gebeuren is overgelaten aan het fondsbestuur Uitwerking De leeftijd op het moment van werkloos worden is bepalend voor het recht op voortzetting van de pensioenvoorziening ten laste van het FVP Werknemers die op de eerste dag van de werkloosheid 40 jaar of ouder zijn kunnen in aanmerking komen voor een bijdrage ten behoeve van de voortzetting van de pensioenopbouw voor een ouderdoms- en nabestaandenpensioen (de voortzettingsbijdrage). De bijdrage wordt verstrekt gedurende de periode dat de werkloze werknemer recht heeft op een werkloosheidsuitkering. Werklozen die op het moment van werkloos worden 57,5 jaar of ouder zijn komen echter tot hun 65-jarige leeftijd in aanmerking voor de bijdrage. Om in aanmerking te komen voor de bijdrage moet de werknemer direct v66r het intreden van de werkloosheid deelnemer zijn geweest in een pensioenregeling. 55

58 Werknemers die op de eerste dag van de werkloosheid jonger zijn dan 40 jaar kunnen in aanmerking komen voor een bijdrage ten behoeve van de "inkoop" van een nabestaandenpensioen (de inkoopbijdrage). De bijdrage wordt verstrekt indien de werkloze werknemer tijdens de periode waarin recht bestaat op een werkloosheidsuitkering overlijdt. Voorwaarde is verder dat de werknemer direct voor het intreden van de werkloosheid deelnemer was in een pensioenregeling die ook nabestaandenpensioen omvatte. Naast de hiervoor genoemde voorwaarden waaraan de werkloze werknemer moet voldoen wil deze in aanmerking komen voor een bijdrage vanwege het FVP, dient ook de pensioenregeling aan een aantal voorwaarden te voldoen. Deze zijn in het kort: de pensioenregeling moet voorzien in een ouderdoms- en/of nabestaandenpensioen; de pensioenregeling moet worden uitgevoerd door een pensioenuitvoerder die onder toezicht van de Verzekeringskamer staat; de pensioenregeling moet niet behoren tot een van de volgende categorieen: - pensioenregeling op grond van de Algemene burgerlijke pensioenwet, de Spoorwegpensioenwet of de Algemene Militaire Pensioenwet; - pensioenregelingen voor directeuren/grootaandeelhouders; - pensioenregelingen in de vorm van door de werknemers zelf gesloten verzekeringen (de C-polissen). De hoogte van de bijdrage is afhankelijk van de voor de pensioenregeling verschuldigde premie, de mate van werkloosheid, de correctiefactor in verband met de maximering van de bijdrage en het verstrekkingspercentage vanwege het FVP. Deze laatste factor is vooralsnog gesteld op 100%. De maximale bijdrage is gekoppeld aan het maximum dagloon van de Looncoordinatiewet Gebruik De mate waarin van de bijdrageregeling FVP gebruik wordt gemaakt is niet precies bekend. De bijdrageregelen zijn eerst op 30 maart 1989 in werking getreden, maar zij gelden met terugwerkende kracht vanaf 1 januari Overige regelingen: inventarisatie pensioenregelingen 1987 In de inventarisatie van pensioenregelingen van werknemers die de Pensioenkamer in 1987 heeft laten uitvoeren, is gevraagd of de opbouw van het ouderdomspensioen en van de dekking van het weduwenpensioen tijdens onvrijwillige werkloosheid van de deelnemers wordt voortgezet. Wat het ouderdomspensioen betreft is de vraag voorgelegd aan de uitvoeringsorganen en de werkgevers. Ten aanzien van de voortzetting van de dekking van het weduwenpensioen zijn alleen gegevens verstrekt door de uitvoeringsorganen van de onderzochte regelingen. Of de voortzetting nog op een andere wijze is geregeld, bijvoorbeeld via de CAO, kan niet uit de resultaten van het onderzoek worden afgeleid. De peildatum van de inventarisatie is 31 maart 1987, dus ongeveer anderhalf jaar vroeger dan het onderhavige onderzoek naar het effect van de aanbevelingen van de Stichting van de Arbeid. In deze paragraaf worden de uitkomsten van de inventarisatie samengevat. Daarbij is rekening gehouden met het feit dat de populatie deelnemers in de inventarisatie beperkter is gedefinieerd dan in dit onderzoek. Ging het in de inventarisatie 56

59 uitsluitend om het aantal feitelijk werkzame deelnemers, in het onderzoek onder de uitvoeringsorganen naar de effecten van de aanbeveling van de Stichting van de Arbeid omvat het aantal deelnemers tevens - een deel van de - VUT-gerechtigden, volledig arbeidsongeschikten en werklozen. Teneinde de uitkomsten in aantallen deelnemers vergelijkbaar te houden met de overige resultaten zijn de percentages uit de inventarisatie van pensioenregelingen per 31 maart 1987 omgerekend in de aantallen deelnemers die voor het onderhavige onderzoek gelden Voortzetting opbouw ouderdomspensioen Voortzetting in kader van pensioenreglement 58,7% van de deelnemers (incl. ambtenaren) had in 1987 een basisregeling die voorziet in enigerlei voortzetting van de opbouw van het ouderdomspensioen bij werkloosheid (zie tabel a). In basisregelingen met 1,586 miljoen deelnemers is de voortzetting afhankelijk van de leeftijd of de som van de leeftijd en het aantal dienstjaren. Overigens kan de voortzetting ook per CAO worden geregeld. Zo blijkt de pensioenregeling van het grootste fonds voor de g & g-sector (PGCM) niet te voorzien in de voortzetting van het ouderdomspensioen bij werkloosheid, maar is zulks in het kader van wachtgeldvoorzieningen (CAO Ziekenhuiswezen) wel geregeld. Tabel a Cereglementeerde voortzetting ouderdomspensioen bij werkloosheid. In aantallen deelnemers basisregelingen, gereglementeerde voortzetting nee ja; afhankelijk van leeftijd betrokkene ja; afhankelijk van de som van de leeftijd en aantal dienstjaren betrokkene ja; op andere wijze marktsector en ambtenaren trendvolgers aantal % aantal % ,8 20,9 0,3 19, totaal aantal % ,3 14,4 31,2 13,1 totaal (0% % % aantallen X *Herberekend voor populatie 3,474 miljoen deelnemers Niet gereglementeerde voortzetting door werkgever In de inventarisatie van pensioenregelingen is tevens aan de werkgevers gevraagd of zij zfelf in voorkomende gevallen ervoor hebben gezorgd dat de opbouw van het ouderdomspensioen van werkloos geworden deelnemers is voortgezet. Tabel b laat de uitkomsten zien. 57

60 Tabel b Door werkgever - buiten de regelingen - getroffen voorzieningen ter voortzetting van de opbouw van het ouderdomspensioen bij werkloosheid. In aantallen actieve deelnemers basisregelingen, 1987.* voorzetting door werkgever geregeld aantal* X % nee ,1 n.v.l." ,6 ja; afhankelijk van leeftijd betrokkene 182 5,2 ja; afhankelijk van de som van de leeftijd en aantal dienstjaren betrokkene 24 0,7 ja; op andere wijze 50 1,4 *Herberkend voor populatie 3,474 miljoen deelnemers **Werkloos geworden deelnemers zijn bij werkgever niet voorgekomen ,3% van de deelnemers had in 1987 een werkgever die zelf ervoor heeft gezorgd dat de pensioenopbouw van het ouderdomspensioen van werkloos geworden deelnemers is voortgezet. Voor ruim deelnemers geldt dat zowel de werkgever als de pensioenregeling voorziet in voortzetting van de opbouw van het ouderdomspensioen bij werkloosheid. Er is overigens niet gevraagd naar het aantal werklozen voor wie dit van toepassing is. In termen van het aantal actieve deelnemers van de betreffende werkgevers is in de meeste gevallen de voortzetting afhankelijk geweest van de leeftijd van de betrokken werkloze deelnemers. Bij werkgevers met in totaal actieve deelnemers was deze leeftijdsgrens 57,5 jaar Voortzetting dekking weduwenpensioen In de inventarisatie is niet naar het nabestaandenpensioen in het algemeen, maar alleen naar het weduwenpensioen gevraagd. Voortzetting van de dekking van het weduwenpensioen komt vaker voor dan voortzetting van de opbouw van het ouderdomspensioen bij werkloosheid. In totaal heeft 69,0% van de deelnemers (2,4 miljoen) een regeling die voorziet in een (tijdelijke) dekking van het weduwenpensioen in deze periode. 58

61 6. Overige maatregelen 6.1 Inleiding De Stichting van de Arbeid heeft in haar aanbeveling naast het scheppen van mogelijkheden van waarde-overdracht (zie hoofdstuk 4) en de voortzetting van de pensioenopbouw voor werklozen (zie hoofdstuk 5) nog andere maatregelen genoemd om pensioenverlies bij veranderingvan werkkringtevoorkomen of althanste beperken. Ze heeft op het bedrijfsleven een beroep gedaan zonodig een van deze maatregelen te treffen, uiteraard rekening houdend met de aard van de eigen regeling. Deze andere maatregelen zijn: hetzij toepassing van het levensjarensysteem; hetzij toepassing van het dienstjarensysteem met indexatie van premievrije rechten van ex-deelnemers (slapers); hetzij gelijke behandeling van gepensioneerden en slapers. De eerste twee genoemde maatregelen hebben betrekking op eindloonachtige regelingen. in het dienstjarensysteem met indexatie worden de bij tussentijds vertrek opgebouwde rechten in het kader van de regeling van de "oude" werkgever op enigerlei wijze opgetrokken om ontwaarding van die rechten tegen te gaan. In het levensjarensysteem daarentegen wordt hiervoor compensatie geboden door de regeling van de "nieuwe" werkgever. De derde genoemde maatregel, de gelijke behandeling van gepensioneerden en slapers, houdt in dat bij het toekennen van toeslagen op ingegane pensioenen op de premievrije aanspraken soortgelijke toeslagen worden bijgeschreven. Dit komt erop neer dat de slapersrechten in feite niet meer bevroren zijn. In dit hoofdstuk komen deze maatregelen achtereenvolgens aan de orde. De combinaties van deze maatregelen in samenhang met de mogelijkheid tot waardeoverdracht worden in hoofdstuk 7 behandeld. 6.2 Eindloonachtige regelingen: levensjarensysteem en diens^arensysteem met indexatie In hoofdstuk 3 is al aan de orde gekomen dat de meeste werknemers een eindloonachtige regeling hebben. Eind oktober 1988 hadden 2,925 miljoen deelnemers een eindloon- of gecombineerde eind-/middelloonregelingen. De effecten van een pensioenbreuk kunnen zich juist bij deze regelingen sterk manifesteren. Doorgaans wordt in eindloonachtige regelingen het dienstjarensysteem gehanteerd. Daarin worden verhogingen van de pensioengrondslag alleen over de bij werkgever gewerkte jaren gegeven. Daarentegen houdt de toepassing van het levensjarensysteem in dat bij zuike verhogingen alle voor een volledig pensioen benodigde jaren worden meegenomen, dus vanaf de minimale toetredingsleeftijd. Er vinden derhalve in het levensjarensysteem ook pensioentoekenningen plaats over voorheen elders doorgebrachte jaren. Bij het levensjarensysteem iigt het accent op het tegengaan van pensioenverlies van later toetredende deelnemers. De nieuwe werkgever draagt in dit systeem de kosten van het helen van de pensioenbreuk. In een regeling waarbij het dienstjarensysteem met indexatie wordt toegepast, Iigt daarentegen het accent op de tussentijds vertrekkende deelnemers. Hier is het de oude werkgever die de kosten van het tegengaan van pensioenverlies draagt. 59

62 Tabel 6.2 laat zien in hoeverre ultimo oktober 1985, resp het levensjarensysteem en het dienstjarensysteem met indexatie werden toegepast. Tabel 6.2 Toegepast systeem in eind(/middel)loonregelingen In aantallen deelnemers basisregelingen, systeem: verschil levensjaren dienstjaren: - met vaste index - met niet vaste index - alleen facultatieve aanpassing - zonder aanpassing - onbekend totaal eind(/middel)loon regelingen (n.v.t.*) totaal alle regelingen) (829) (3.474) (549) (3.474) (- 280) ( ) aantallen X *geen eind(/middel)loonregeling, resp. regeling bestond nog niet in 1985 ( deelnemers). Uit de cijfers blijkt dat in de periode het aantal deelnemers met een eindloonachtige regeling waarin het levensjarensysteem wordt toegepast, licht is gegroeid: van naar In 1988 heeft 17,0% van alle deelnemers een dergelijke regeling. De toename van het aantal deelnemers met een eindloonachtige regeling waarin het dienstjarensysteem met gereglementeerde indexatie wordt toegepast, is beduidend groter: van 1,640 miljoen naar 1,935 miljoen deelnemers in 1988, een groei van Voor de meeste deelnemers gaat het daarbij om een vaste indexatie. De groei is vooral toe te schrijven aan de overstap van een vaste bedragenregeling naar een eindloonregeling met dienstjarensysteem met indexatie die het BPF voor de Bouwnijverheid met deelnemers heeft gemaakt (zie 3.4). Het aantal deelnemers aan de overige typen regeling - in de tabel onder "n.v.t." begrepen - is in 1988 dan ook sterk afgenomen. Voornemens Voor enkele regelingen met in totaal deelnemers bestaat het voornemen om voor 1 januari 1990 over te stappen op een beperkt levensjarensysteem. Over dit voornemen vindt overleg plaats met de CAO-partners. Voor regelingen met dienstjarensysteem met in totaal eveneens deelnemers bestaan plannen over te gaan tot vaste indexatie van de slapersrechten. 6.3 Overige typen regeling: aanpassing premievrije rechten In hoeverre in de middelloon-, vaste bedragen- en beschikbare premieregelingen de premievrije rechten worden opgetrokken, maakt tabel 6.3 duidelijk. Bij de middelloonregelingen blijkt het aantal deelnemers lets te zijn afgenomen door de overgang naar eindloonachtige regelingen. Voorzover de middelloonregelingen niet omgezet zijn, is er een tendens naar aanpassing van de slapersrechten te bespeuren: met name van geen aanpassing naar facultatieve aanpassing. 60

63 Tabel 6.3 Overige regelingen: aanpassing premievrije rechten middelloon- vaste bedragen/ totaal regelingen beschikbare premieregelingen aanpassing vaste index index niet vast alleen facultalief geen totaal overige regelingen (n.v.t.*) (totaal alle regelingen) (2.660) (3.474) (2.925) (3.474) aantallen X *deelnemers met eindloonachtige regelingen In 1988 hadden (51,8%) van de deelnemers aan middelloonregelingen een regeling waarin deze aanpassing volgens een index geschiedt. Voor deelnemers (39,0%) vindt aanpassing facultatief plaats. Het aantal deelnemers aan vaste bedragen- en beschikbare premieregelingen is in de periode afgenomen, vooral door eerder genoemde overgang van het BPF voor de Bouwnijverheid naar een eindloonregeling. Voor slechts een kleine groep van de deelnemers uit deze typen regeling geschiedt de aanpassing van de slapersrechten via een index. De meerderheid, (56,3%) heeft in 1988 een regeling waarin op generlei wijze de slapersrechten worden aangepast. 6.4 Gelijke behandeling premievrije rechten en ingegane pensioenen Naast het toepassen van het levensjarensysteem of het dienstjarensysteem met indexatie beveelt de Stichting van de Arbeid als derde mogelijkheid aan de premievrije rechten en de ingegane pensioenen op gelijke wijze te behandelen bij het optrekken van pensioen(aanspraken). Indien ingegane pensioenen zijn geindexeerd betekent een gelijke behandeling van de slapersrechten immers dat deze aanspraken niet meer bevroren zijn. In deze paragraaf komt eerst aan de orde in hoeverre in 1985 en 1988 er sprake was van gelijke aanpassing. Vervolgens wordt aangegeven wat de aanpassing in eindloonachtige en overige regelingen inhoudt. Tabel 6.4.a laat de verschillen tussen 1985 en 1988 zien. Cezien de eigen aard van de eindloonregelingen met levensjarensysteem, staan de deelnemers daaraan apart vermeld. In 1988 werden in regelingen met 2,156 miljoen deelnemers de slapersrechten en ingegane pensioenen gelijk behandeld; dit is een groei van deelnemers ten opzichte van De regelingen zonder gelijke aanpassing of geen aanpassing van slapersrechten en ingegane pensioenen zijn dan ook afgenomen. 61

64 Tabel 6.4.a Celijke aanpassing premievrije aanspraken en ingegane pensioenen in 1985 en In aantallen deelnemers basisregelingen, aanpassing premievrije aanspraken en ingegane pensioenen verschil gelijk niet gelijk n.v.t., beide worden niet gegeven regeling bestond nog niet (- 15) (levensjarensysteem) (583) (590) (+ 7) totaal aantallen X Wat de gelijke behandeling in 1988 inhoudt blijkt uit tabel 6.4.b. Daarin is per type regeling aangegeven hoeveel deelnemers gelijke aanpassing van de slapersrechten en ingegane pensioenen kennen en hoe die aanpassing plaatsvindt: gereglementeerd met een vaste index of geen vaste index, of facultatief. Voor zover er geen sprake is van gelijke behandeling staat vermeld of - en zo ja, hoe - de premievrije aanspraken worden verhoogd. De deelnemers aan regelingen zonder aanpassing van zowel de slapersrechten als ingegane pensioenen, alsmede de deelnemers aan eindloonregelingen met levensjarensysteem zijn afzonderlijk aangegeven. Tabel 6.4.b Celijke aanpassing premievrije rechten en ingegane pensioenen per type regeling In aantallen deelnemers type basisregeling gelijk 5 aanpassing vaste index geen vaste index facultatief index. vaste index geen gelijke aanpassing premievrije aan spraken: nee, doch facultatief geen vaste index nee, ook niet facultatief noch premievrije aanspr. noch ingegane pensioenen worden aangepast levensjarensysteem totaal eindloon comb, eind-/ middelloon middelloon vaste bedragen beschikb. premie totaal % , ,6 21 _ ,7 _ 113 _ 113 3, , , , , % aantallen X Bij de eindloon- en gecombineerde eind-/middelloonregelingen met dienstjarensysteem blijken voor 78,0% van de deelnemers de slapersrechten door middel van een index op gelijke wijze als de ingegane pensioenen te worden aangepast. Bij de overige regelingen geldt dit slechts voor 37,7% van de deelnemers. Uit de tabel blijkt voorts het volgende: gelijke aanpassing houdt doorgaans het optrekken door middel van een vaste index in: 1,903 miljoen deelnemers hebben een dergelijke regeling. Dit zijn voornamelijk eindloonregelingen; bij ongelijke behandeling gaat het in bijna de helft van de gevallen om het niet aanpassen van de slapersrechten, maar w^l van de ingegane pensioenen ( van de deelnemers); dat noch de slapersrechten, noch de ingegane pensioenen worden aangepast, geldt voor deelnemers. 62

65 Bij nadere analyse blijkt dat de gelijke aanpassing vooral voor grotere regelingen geldt. Ruim de helft van de deelnemers zonder gelijke aanpassing of in het geheel geen aanpassing van slapersrechten en ingegane pensioenen is te vinden in de kleinere regelingen. Voornemens Op de vraag of er voornemens bestaan de premievrije aanspraken op gelijke wijze aan te passen als de ingegane pensioenen, hebben uitvoeringsorganen van regelingen met in totaal deelnemers positief geantwoord, terwiji voor regelingen met in totaal deelnemers geldt dat de uitvoeringsorganen niet weten of een dergelijk voornemen bestaat. 6.5 Samenvatting De ontwikkelingen in de periode inzake de toepassing van het levensjaren- danwel het dienstjarensysteem met indexatie, de aanpassing van premievrije aanspraken in de niet-eindloonachtige regelingen en de gelijke behandeling van premievrije aanspraken en ingegane pensioenen, zijn in tabel 6.5 samengevat. label 6.5 Overige aanbevolen maatregelen: veranderingen In aantallen deelnemers basisregelingen, 1988 (totaal: 3,474 miljoen). maatregel 1985') 19882) verschil relatieve verandering t.o.v eind(/middel)loonregeling met levensjarensysteem ,2% eind(/middel)loonregeling met dienstjarensysteem - met indexatie - facultatieve aanpassing - geen aanpassing ,0%J) - 9,9% - 4,6% gelijke aanpassing premievrije rechten en ingegane pensioenen (alle regelingen)'') - la - nee - n.v.t., geen van beide wordt aangepast ,2% - 17,9% - 4,4% aantallen X ') regelingen met in totaal deelnemers zijn na oktober 1985 ontstaan; van regelingen met deelnemers is onbekend of het levensjaren- danwel het dienstjarensysteem wordt toegepast. 2) van regelingen met in totaal deelnemers is onbekend of het levensjaren- danwel het dienstjarensysteem wordt toegepast. 3) verschuiving vooral veroorzaakt doordat het BPF voor de Bouwnijverheid is overgegaan van een vaste bedragenregeling naar een eindloonregeling. '') exclusief regelingen met levensjarensysteem. Ten aanzien van elk van de door de Stichting van de Arbeid gedane aanbevolen maatregelen zijn vorderingen gemaakt in de periode Met name is een groei te constateren van het aantal deelnemers met een dienstjarensysteem met indexatie van slapersrechten: van 1,640 miljoen in 1985 naar 1,935 miljoen in 1988, d.w.z. een groei van 18,0%. 63

66 Van de in totaal 3,474 miljoen deelnemers in 1988 heeft bijna driekwart (72,6%) een eindloonachtige regeling met het levensjarensysteem of het dienstjarensysteem met indexatie. In 1985 was dit nog geen tweederde van de deelnemers (64,0%). 64

67 7. Combinaties van maatregelen 1988 In de voorgaande hoofdstukken is de stand van zaken met betrekking tot de aanbeveling van de Stichting van de Arbeid op onderdelen besproken. De combinaties van maatregelen komen in dit hoofdstuk aan de orde. De nadruk ligt op het samenvallen van mogelijkheden tot waarde-overdracht en de toepassing van eindloonachtige regelingen met het levensjarensysteem, of met het dienstjarensysteem met indexatie. Deze typen regelingen omvatten verreweg de meeste deelnemers: 2,925 miljoen (84,2%) van alle deelnemers. De overige typen regeling (middelloon, vaste bedragen en beschikbare premie) komen in 7.2 ter sprake. Zij omvatten (15,8%) van alle deelnemers. In de tabellen zullen de cijfers voor ultimo oktober 1988 worden vermeld. Sindsdien is het aantal deelnemers, aangesloten bij waarde-overdrachtciruicts, sterk toegenomen: van ruim tot 2,2 a 2,3 miljoen deelnemers per 1 juni 1989 (zie hoofdstuk 4). 7.1 Eindloon- en gecombineerde eind/middelloonregelingen In tabel 7.1 zijn de eindloon- en gecombineerde eind/middelloonregelingen ingedeeld naar het toepassen van het levensjaren- danwel het dienstjarensysteem. Daarbij is tevens onderscheid gemaakt naar het indexeren van de premievrije rechten. Van de Tabel 7.1 Toepassing levensjarensysteem, Indexatie van premievrije rechten en mogelijkheid waarde-overdracht in eindloon- en gecombineerde eind-/middelloonregelingen. Ultimo oktober 1988'). In aantallen deelnemers basisregelingen onder/ buiten werklngssfeer BPF waardeoverdracht A: DIENSTJARENSYSTEEM index, premievrije aanspr. ja, vaste index a, geen vaste index nee, doch facultatief nee noch facul tatiei totaal dinrs dienstjaren B: LEVENSJARENSYSTEEM index, premievrije aanspr. ja, vaste index la, geen vaste index nee, doch facultatief nee, noch facultatief totaal dinrs levenslaren totaal dlnrs dienst- -t- levensjaren onder BPF circuits anders') nee buiten BPF (excl. ambtenaren circuits anders^) nee SO ABWP AMPW regelingen anders^) totaal eind(/middel)- loonregelingen ) overige regelingen) totaal alle regelingen) (549) (3.474) aantallen X ') na ultimo oktober 1988 is het aantal deelnemers dat gebruik kan maken van waarde-overdrachtcircuits sterk toegenomen: per 1 juni 1989 hebben in totaal 2,2 5 2,3 miljoen deelnemers deze mogelijkheid (zie hoofdstuk 4). ^ incl deelnemers aan regelingen waarvan de combinatie onbekend is. 65

68 aldus onderscheiden deelnemers staat vermeld in hoeverre ze binnen of buiten het werkingsgebied van een bedrijfs(tak)pensioenfonds vallen en hun regeling de mogelijkheid biedt tot waarde-overdracht. Uit de tabel vait het volgende af te leiden: ad A. Dienstjarensysteem: van de deelnemers aan een regeling met een dienstjarensysteem binnen de werkingssfeer van een BPF (in totaal ) hebben (92,5%) een regeling met een vaste indexatie van de premievrije aanspraken. Tevens bestaat de mogelijkheid van waardeoverdracht voor vrijwel al deze deelnemers, zij het doorgaans niet via de circuits. Sinds oktober 1988 is hierin verandering opgetreden. Per 1 juni 1989 heeft de meerderheid van de deelnemers de mogelijkheid van waarde-overdracht via de circuits. In de regelingen die (3%) deelnemers van deze categorie omvatten, is er geen enkele vorm van aanpassing van de premievrije aanspraken, noch de mogelijkheid tot waarde-overdracht; van de deelnemers aan een regeling met een dienstjarensysteem buiten de werkingssfeer van een BPF (in totaal ) hebben (41,5%) een regeling met vaste indexatie van de premievrije aanspraken en/of de mogelijkheid van waarde-overdracht via een circuit. Voor regelingen met in totaal (31,3%) deelnemers uit deze categorie bestaat noch de mogelijkheid tot waarde-overdracht noch enigerlei vorm van indexatie van de premievrije rechten. Bijna van hen nemen deel aan kleinere regelingen; de deelnemers onder de ambtenaren (1,078 miljoen) hebben in het kader van de ABPW en AMPW recht op vaste indexatie van hun slapersrechten bij vertrek. Ultimo oktober 1988 was het Abp nog niet aangesloten bij het SDS-circuit. Sindsdien heeft het Abp een overeenkomst gesloten met het SDS- en het Bankencircuit. De overeenkomst met het PGGM wacht nog op ondertekening (zie 4.5). ad B. Levensjarensysteem: van de deelnemers aan een regeling met het levensjarensysteem onder de werkingssfeer van een BPF hebben (89,7%) de mogelijkheid van waardeoverdracht, voornamelijk via circuits van waarde-overdracht (in het bijzonder SDL). Indexatie van premievrije aanspraken vindt niet plaats; van de deelnemers aan een regeling met het levensjarensysteem buiten de werkingssfeer van een BPF hebben (61,1%) de mogelijkheid van waardeoverdracht, waarvan via circuits van waarde-overdracht. Regelingen met van deze deelnemers kennen bovendien de mogelijkheid van indexatie van premievrije aanspraken. Hetzelfde geldt voor van de deelnemers in regelingen zonder de mogelijkheid tot waarde-overdracht. Het aantal deelnemers dat noch indexatie van slapersrechten noch de mogelijkheid van waarde-overdracht heeft, bedraagt Overige typen regeling In de eindloonachtige regelingen worden de opgebouwde rechten van de actieve deelnemers systematisch aangepast. Dat is niet het geval bij de overige typen regeling. Indien in deze laatste regelingen de opgebouwde rechten niet worden aangepast, kan er per definitie geen pensioenverlies bij wisseling van werkkring ontstaan (zie 3.1). 66

69 De overige typen omvatten deelnemers. Het merendeei, , heeft een middelloonregeling. Daarnaast zijn er deelnemers aan vaste bedragenregelingen en aan beschikbare premieregelingen. Tabel 7.2 vat de uitkomsten van het onderzoek samen ten aanzien van de indexatie van de opgebouwde rechten en premievrije aanspraken en ten aanzien van de mogelijkheden van waarde-overdracht. Tabel 7,2 Indexatie opgebouwde rechten, premievrije rechten en mogelijkheid tot waarde-overdracht in middelloon-, vaste bedragen- en beschikbare premieregelingen ultimo oktober In aantallen deelnemers maatregel vaste bedragen/ middelloon- beschikb. premie regeling regelingen ^ totaal aantal % aantal % aantal (382) (167) (549) % indexatie van opgebouwde rechten - vaste/niet vaste index alleen facultatief geen 27 52,1% 40,8% 7,1% ,8% 68,2% 18,0% ,4% 49,2% 10,4% indexatie van premievrije aanspraken - vaste/niet vaste index alleen facultatief geen 35 51,6% 39,0% 9,2% ,3% 38,3% 56,4% ,7% 38,8% 23,5% mogelijkheid waarde-overdracht - via circuits 26 - op andere wljze 76 - geen 280 6,8% 19,9% 73,3% ,7% 53,3% ,7% 28,1% 67,2% aantallen X Een nadere analyse van de uitkomsten wijst het volgende uit: middelloonregelingen: meer dan de helft (52,1%) van de deelnemers aan dit type regeling kent gereglementeerde indexatie van de opgebouwde rechten. De betrokken regelingen hebben vrijwel alle tevens een gereglementeerde indexatie van de premievrije aanspraken. Voorts bestaat voor (6,8%) van de deelnemers de mogelijkheid van waarde-overdracht via een circuit; vaste bedragen/beschikbare premieregelingen: in deze typen regeling vindt reiatief weinig gereglementeerde indexatie van opgebouwde rechten plaats: dat is slechts voor 13,8% van de deelnemers het geval. Indexatie van de premievrije aanspraken geschiedt in nog mindere mate (5,3% van de deelnemers). Mogelijkheden van waarde-overdracht via circuits bestaan voor de deelnemers aan deze typen regelingen niet; regelingen met in totaal deelnemers geven te kennen wel andere mogelijkheden van waarde-overdracht te kennen. Het zijn vaste bedragenregelingen die onder de werkingssfeer van een BPF vallen. 7.3 Condusie Eindloon en eind-/middelloonregelingen Per eind oktober 1988 hadden eindloon- en gecombineerde eind-/middelloonregelingen met in totaal 2,716 miljoen deelnemers enigerlei aanpassing van de premievrije aanspraken en/of mogelijkheden voor waarde-overdracht, en/of het levensjarenbeginsel. 67

70 Dit komt neer op 92,9% van de deelnemers aan deze typen pensioenregeling. Sinds oktober 1988 is er blijkens de meest recente gegevens (1 juni 1989) een sterke groei geweest van het aantal deelnemers dat van de mogelijkheid van een waardeoverdrachtcircuit gebruik kan maken. Op de overige (7,1%) deelnemers aan eindloonachtige regelingen is geen van deze drie voorzieningen van toepassing. Voor deze groep treedt derhalve pensioenverlies op bij verandering van werkkring, tenzij de nieuwe werkgever een eindloonregeling met levensjarensysteem heeft. Het betreft voornamelijk kleinere regelingen. Ongeveer eenderde van deze deelnemers heeft een gecombineerde eind-/ middelloonregeling, de rest een eindloonregeling. De regelingen van deelnemers kennen ook geen verhoging van de ingegane pensioenen. Voorts bestonden de regelingen van ca deelnemers in 1985 nog niet of waren van een ander type (middelloon, vaste bedragen). Wat de voornemens tot verbetering betreft, bestaan plannen voor regelingen met enkele duizenden van deze deelnemers om tot indexatie van de slapersrechten over te gaan. De plannen voor regelingen met in totaal ca deelnemers zijn onbekend. Overige regelingen, Bij de overige typen regeling heeft ruim de helft van de deelnemers aan middelloonregelingen, ca , gereglementeerde aanpassing van de opgebouwde rechten en van de premievrije aanspraken. Bij ca deelnemers geschiedt de aanpassing van beide facultatief. Voorts kennen ca deelnemers de mogelijkheid van waarde-overdracht, waarvan via de circuits. In de vaste bedragen en beschikbare premieregelingen ontbreekt vaker de aanpassing van de opgebouwde rechten en premievrije aanspraken; deelnemers (18,0%) hebben een regeling zonder aanpassing van de opgebouwde rechten en ruim (56,4%) een regeling zonder aanpassing van de premievrije aanspraken. De mogelijkheid van waarde overdracht via circuits bestaat in deze regelingen niet. Van alle deelnemers in de overige regelingen kennen (10,4%) geen enkele aanpassing van de opgebouwde rechten. Daardoor kan voor deze groep per definitie geen pensioenverlies bij wisseling van werkkring optreden. Voor deelnemers geschiedt de aanpassing van de opgebouwde rechten niet volgens vaste regels, doch facultatief. De regelingen met in totaal deelnemers kennen geen enkele aanpassing van de premievrije aanspraken. Hierin is de groep van zonder aanpassing van opgebouwde rechten begrepen, zodat deelnemers een regeling hebben waarin wel de opgebouwde rechten worden aangepast, doch niet de premievrije aanspraken. Ca van deze deelnemers heeft ook geen mogelijkheid van waarde-overdracht. Voor deze groep geldt derhalve dat ze zeker pensioenverlies zullen lijden indien ze tussentijds van werkkring veranderen. Alle regelingen: samenvatting Uitgaande van de SER-definitie van pensioenverlies kan samenvattend het volgende worden geconcludeerd over de stand van zaken ultimo oktober 1988: Pensioenverlies niet aan de orde: deelnemers (1,6% van het totaal) hebben een regeling waarin de opgebouwde rechten van actieve deelnemers niet worden aangepast, zodat de problematiek van pensioenverlies bij tussentijds vertrek niet speelt; 68

71 Per definitie pensioenverlies: deelnemers (6,7%van hettotaal) hebben een regelingwaarin deopgebouwde rechten worden aangepast maar geen enkele van de volgende maatregelen is getroffen om pensioenverlies bij tussentijds vertrek te voorkomen dan we! te beperken: mogelijkheid van waarde-overdracht, aanpassing van slapersrechten, toepassing van het levensjarensysteem. Deze deelnemers lijden - volgens de SERdefinitie - pensioenverlies bij wisseling van werkkring; dit verlies kan ten dele worden gecompenseerd indien betrokkenen overstappen naar een eindloonregeling met levensjarensysteem; Met maatrege/fenj tegen pensioenverlies: 3,185 miljoen deelnemers (91,7% van het totaal) hebben een regeling met enigerlei aanpassing van de opgebouwde rechten en een of meer van de zojuist genoemde maatregelen tegen pensioenverlies. Deze categorie deelnemers is als volgt samengesteld: deelnemers aan een eindloonachtige regeling met levensjarensysteem; waarvan met de mogelijkheid van waarde-overdracht via circuits en met andere mogelijkheden van waarde-overdracht; - 1,935 miljoen deelnemers aan een eindloonachtige regeling met dienstjarensysteem met indexatie, waarvan met de mogelijkheid van waarde-overdracht via circuits en 1,784 miljoen met andere mogelijkheden van waarde-overdracht. Van deze laatsten heeft op 1 juni 1989 ca. 80% ook de mogelijkheid van waardeoverdracht via circuits; deelnemers aan overige regelingen, waarin de opgebouwde rechten van de actieve deelnemers en de slapersrechten geindexeerd zijn; hiervan hebben deelnemers de mogelijkheid van waarde-overdracht buiten de circuits; deelnemers aan een eindloonachtige regeling met dienstjarensysteem met facultatieve aanpassing van de slapersrechten, waarvan met de mogelijkheid van waarde-overdracht via circuits; deelnemers aan overige regelingen waarin de opgebouwde rechten van actieve deelnemers en/of de slapersrechten /acu/tat/e/^ worden aangepast; hiervan hebben deelnemers de mogelijkheid van waarde-overdracht ( via circuits); deelnemers aan een eindloonachtige regeling met dienstjarensysteem zander aanpassing van slapersrechten, maar met mogelijkheid tot waarde-overdracht, waarvan via circuits; deelnemers aan overige typen regeling zonder aanpassing van slapersrechten maar met de mogelijkheid van waarde-overdracht (alleen buiten de circuits). Bovenstaande cijfers hebben betrekking op de stand van zaken ultimo oktober Zoals gezegd, is sindsdien het aantal deelnemers dat gebruik kan maken van waardeoverdrachtcircuits sterk gestegen: tot ca. 2,2 a 2,3 miljoen per 1 juni

72 70

73 Bijiage 1 bij 'Maatregelen tegen de Pensioenbreuk ' Vragenlijst + toelichting 71

74 72

75 Nederlandse Stichting voor Statistiek NSS ONDERZOEK NAAR DE EFFECTEN VAN DE AANBEVELING VAN DE STICHTING VAN DE ARBEID UIT 1985 OP PENSIOENREGELINGEN INZAKE VRIJWILLICE BEPERKING/VOORKOMING VAN PENSIOENVERLIES BIJ VERANDERING OF VER MES VAN WERKKRING In opdracht van de Pensioenkamer DEZE VRAGENLIJST HEEFT BETREKKING OP DE PENSIOENREGELING DIE DOOR U WORDT UITGEVOERD. ALGEMEEN In deze vragenlijst dient ten aanzien van bedoelde regeling te worden aangegeven de situatie per 31 oktober 1988 en per 31 oktober RAADPLEEG EERST DE TOELICHTINC ALVORENS DE VRAGEN TE BEANTWOORDEN. U wordt verzochtdevolledig ingevulde vragenlijst UITERLIJK binnen E^N MAAND na ontvangst terug te zenden in de bijgevoegde portvrije enveloppe. Wij danken u bij voorbaat voor de te nemen moeite. 73

76 ONDERZOEK NAAR DE EFFECTEN VAN DE AANBEVELING VAN DE STICHTING VAN DE ARBEID UIT 1985 OP PENSIOENRECELINGEN INZAKE VRIJWILLIGE BEPERKING/VOORKOMING VAN PENSIOENVERLIES BIj VERANDERING OF VER- LIES VAN WERKKRING In opdracht van de Pensioenkamer DEZE VRAGENLIJST HEEFT BETREKKING OP DE PENSIOENREGELING VAN ONDER- STAAND BEDRIJF: NAAM: TYPE REGEUNG: POLISNUMMER: ALGEMEEN In deze vragenlijst dient ten aanzien van bedoelde regeling te worden aangegeven de situatie per 31 oktober 1988 en per 31 oktober Het is mogelijk dat bovenvermeld bedrijf meerdere regelingen door u laat uitvoeren. In dat geval deze vragenlijst uitsluitend invullen voor die regeling met het, op het etiket, voorgedrukte contract-, polls- of registratienummer. Is deze informatie niet vermeld dan dient het formulier te worden ingevuld voor die regeling waaronder de meeste werknemers vallen. RAADPLEEG EERST DE TOELICHTING ALVORENS DE VRAGEN TE BEANTWOORDEN. U wordt verzocht de volledig ingevulde vragenlijst UITERLIJK binnen E ^ N MAAND na ontvangst terug te zenden in de bijgevoegde portvrije enveloppe. Wij danken u bij voorbaat voor de te nemen moeite. 74

77 VRAGENLIJST RAADPLEEG EERST DE TOELICHTING ALVORENS DE VRAGEN TE BEANTV\/OORDEN 1*. ACHTERGRONDGEGEVENS 1 De regeling is : -1- een basispensioenregeling die geheel of gedeeltelijk valt onder de werkingssfeer van een verplicht bedrijfspensioenfonds -2- een basispensioenregeling die niet valt onder de werkingssfeer van ' ' een verplicht bedrijfspensioenfonds -3- een dak- of excedentregeling 2 De deelnemers aan de regeling behoren voor het merendeel tot de : -1- ambtenaren -2- trendvolgers -3- marktsector en overig 3 Tot welk type behoort de regeling? -1- eindloonregeling, al dan niet met enigerlei vorm van degressie of mitigering -2- middelloonregeling -3- combinatie van eindloon- en middelloonregeling: tot een bepaalde leeftijd geldt een eindloonregeling, daarna een middelloonregeling -4- vaste bedragenregeling -5- beschikbare premieregeling -6- c Der 31 oktober 1988 D^ n^ n^ n^ D^ n^ per 31 oktober 1985 D ^ D^ ^ D^ D ' D' * Zie toeiichting 75

78 VRAAG 4 ALLEEN INVULLEN INDIEN U IN VRAAC 3 VOOR DE SITUATIE PER 31 OKTOBER 1988 EEN ANDERE ANTWOORDCATEGORIE HEBT AANCEKRUIST DAN VOOR DE SITUATIE PER 31 OKTOBER 1985! 4* Met ingang van weike datum is de regeling van kracht geworden, zoals die op 31 oktober 1988 van kracht is? maand jaar 5 Bestaat het voornemen cm voor 1 januari 1990 over te gaan op een ander type regeling?.ha I I -2- neen > VRAAC 8-3- onbekend > VRAAC 8 6* Op welk type regeling bestaat het voornemen over te gaan? -1- eindloonregeling, al dan niet met enigerlei vorm van degressie ' ' of mitigering -2- middelloonregeling -3- combinatie van eindloon- en middelloonregeling: tot een be- ' ' paalde leeftijd geldt een eindloonregeling, daarna een middelloonregeling -4- vaste bedragenregeling -5- beschikbare premieregeling -6- anders, namelijk: Zie toelichting 76

79 7 Het voornennen tot wijziging van het type regeling voor 1 januari 1990 : -1-is vastgelegd in CAO -2- (indien geen CAO) heeft de instemming van de Ondernemingsraad conform artikel 27 lid l.b WOR -3- (indien geen CAO of OR) is toegezegd aan werknemers -4- is in bespreking met CAO-partners, resp. OR, werknemers -5- is nog niet besproken met werknemers of hun vertegenwoordiging 8* Het aantal actieve deelnemers bedroeg per 31 december 1987 : mannen vrouwen totaal Zie toelichting

80 II. AANPASSING OPGEBOUWDE RECHTEN VAN ACTIEVE DEELNEMERS 9* Is in het pensioenreglement geregeld dat de opgebouwde rechten van actieve deelnemers worden opgetrokken? niet van toepassing, want regeling is eindloonregeling ja, aan de hand van een vaste index ja, doch niet aan de hand van een vaste index neen, doch optrekking geschiedt facultatief neen, ook niet facultatief per; 51 oktober 1988 ^ 2 ^ 3 ^ = per 31 oktober 1985 D^ D ^ 03 D^ n = VRAAG 10 ALLEEN INVULLEN INDIEN U BIJ VRAAG 9 VOOR DE SITUATIE PER 31 OKTOBER 1988 EEN ANDERE ANTWOORDCATEGORIE HEBT INGE- VULD DAN VOOR DE SITUATIE PER 31 OKTOBER Met ingang van weike datum is de wijze van aanpassing van opgebouwde rechten van actieve deelnemers gewijzigd? maand jaar 11 Bestaat het voornemen de wijze van aanpassing van opgebouwde rechten van actieve deelnemers v66r 1 januari 1990 te veranderen? -l-ia 2- neen > NU VRAAG 14 D -3- onbekend > NU VRAAG 14 Zie toelichting 78

81 12* Op weli<e wijze zai de aanpassing van opgebouwde rechten voor 1 januari 1990 veranderen? De aanpassing van de opgebouwde rechten van de actieve deelnemers wordt na de verandering voor 1 januari 1990 : D -1- niet meer gegeven omdat regeling een eindloonregeling wordt -2- geregeld in het pensioenreglement en bepaald aan de hand van een vaste index -3- geregeld in het pensioenreglement doch niet bepaald aan de hand van een vaste index -4- niet geregeld in het pensioenreglement, doch facultatief vastgesteld -5- niet (meer) gegeven 13 Het voornemen om voor 1 januari 1990 de aanpassing van opgebouwde rechten van actieve deelnemers te wijzigen : -1- is vastgelegd in de CAO -2- (indien geen CAO) heeft de instemming van de Ondernemingsraad conform art. 27 lid l.b WOR -3- (indien geen CAO of OR) is toegezegd aan werknemers -4- is in bespreking met CAO-partners, resp. OR, werknemers -5- is nog niet besproken met werknemers of hun vertegenwoordiging * Zie toelichting 79

82 I. AANSPRAKEN BIJ ONTSLAG VOOR DE PENSIOENDATUM 14* Is in het pensioenreglement of een aanvullend reglement geregeld, dat premievrije aanspraken van gewezen deelnemers tijdens de slapersperiode worden opgetrokken? (Kruis aan wat per 31 oktober 1988 resp. 31 oktober 1985 geldt.) ja^ aan de hand van een vaste index ja^ maar niet aan de hand van een vaste index neen, doch de premievrije rechten worden facultatief opgetrokken neen, ook niet facultatief per 31 oktc»ber 1988 D D D D per 31 oktober 1985 D^ D^ D^ D^ VRAAG 15 ALLEEN INVULLEN INDIEN U BIJ VRAAC 14 VOOR DE SITUATIE PER 31 OKTOBER 1988 EEN ANDERE ANTWOORDCATECORIE HEBT AAN- CEKRUIST DAN VOOR DE SITUATIE PER 31 OKTOBER 1985! 15 Met ingang van weike datum is de wijze waarop de premievrije aanspraken van gewezen deelnemers tijdens de slapersperiode worden opgetrokken veranderd? maand jaar 16 Bestaat het voornemen om de wijze waarop de premievrije aanspraken van gewezen deelnemers tijdens de slapersperiode zijn geregeld v66r 1 januari 1990te veranderen? -1-ja -2- neen > NU VRAAG 19 I I -3- onbekend > NU VRAAG 19 * Zie toelichting 80

83 17* Op weike wijze zai de aanpassing van premievrije rechten voor 1 januari 1990 veranderen? De aanpassing van de premievrije rechten wordt: n geregeld in het pensioenregiement en bepaald aan de hand van een vaste index 2- geregeld in het pensioenregiement, doch niet bepaald aan de hand van een vaste index -3- niet geregeld, doch facultatiefvastgesteld -4- niet (meer) gegeven 18 Het voornemen om voor 1 januari 1990 de aanpassing van de premievrije aanspraken van gewezen deelnemers te wijzigen : -1- is vastgelegd in de CAO -2- (indien geen CAO) heeft de instemming van de Ondernemingsraad conform art. 27 lid l.b WOR -3- (indien geen CAO of OR) is toegezegd aan werknemers -4- is in bespreking met CAO-partners, resp. OR, werknemers -5- is nog niet besproken met werknemers of hun vertegenwoordiging 19 Worden in het kader van optrekking van pensioen(-aanspraken) premievrije rechten op dezelfde wijze behandeld als ingegane pensioen? -1- ja -2- neen -3- n.v.t., want ingegane pensioenen worden niet geindexeerd per 31 oktober 1988 n^ n^ 03 per 31 oktober 1985 D ^ D ^ D 3 VRAAG 20 ALLEEN INVULLEN INDIEN U IN VRAAG 19 VOOR E^NMAAL "JA" en EENMAAL 'NEEN' HEBT AANGEKRUIST. 20 Met ingang van weike datum is deze wijziging van kracht geworden? maand jaar * Zie toelichting 81

84 VRAAG 21 ALLEEN INVULLEN INDIEN BIJ VRAAG 19 VOOR DE SITUATIE PER 31 OKTOBER1988 "NEEN" IS AANGEKRUIST. 21 Bestaat het voornemen om voor 1 januari 1990 de premievrije aanspraken op eenzelfde wijze op te trekken als de ingegane pensioenen? -Via I I -2- neen > NU VRAAC 23 I I -3- onbekend > NU VRAAC Het voornemen om voor 1 januari 1990 de premievrije aanspraken op een gelijke wijze op te trekken als de ingegane pensioenen : -1-is vastgelegd in de CAO -2- (indien geen CAO) heeft de instemming van de Ondernemingsraad conform art. lid l.bwor -3- (indien geen CAO of OR) is toegezegd aan werknemers -4- is in bespreking met CAO-partners, resp. OR, werknemers -5-is nog niet besproken met werknemers of hun vertegenwoordiging * Zie toelichting 82

85 IV. /\ANSPRAKEN BIJ LATERE TOETREDINC NDIEN U BIJ VRAAC 3 ANTWOORDMOCELIJKHEID 1 OF 3 HEEFT AAN- GEGEVEN VRAAG 23 T/M 27 INVULLEN. NDIEN U BIJ VRAAG 5 ANTWOORDMOGELIJKHEID 1 OF 3 HEEFT AAN- GEGEVEN VRAAG 25 T/M 27 INVULLEN. N ALLE ANDERE GEVALLEN NAAR V (VRAAC 28) 23* De regeling gaat uit van : per 31 oktober een dienstjarensysteem 1-2- een levensjarensysteem 2-3- een beperkt levensjarensysteem 3 per 31 oktober 1985 n^ n^ D^ VRAAG 24 ALLEEN INVULLEN INDIEN U BIJ VRAAC 23 VOOR DE SITUATIE PER 31 OKTOBER 1988 EEN ANDERE ANTWOORDCATEGORIE HEBT AAN- CEKRUIST DAN VOOR DE SITUATIE PER 31 OKTOBER 1985! 24 Met ingang van weike datum is het systeem waar de regeling vanuit gaat ^ewijzigd? maand jaar 25 Bestaat het voornemen het systeem waar de regeling vanuit gaat, v66r 1 januari 1990 te wijzigen? D -i-ja ii ricl.li ^ i\itj Vf\A/\\j zo -3- onbekend > NU VRAAG 28 * Zie toelichting 83

86 26* Naar welk systeem zai de regeling worden gewijzigd? -1- een dienstjarensysteem -2- een levensjarensysteem -3- een beperkt levensjarensysteem 27 Het voornemen om voor 1 januari 1990 het systeem te veranderen : -1-is vastgelegd in de CAO -2- (indien geen CAO) heeft de instemming van de Ondernemingsraad conform art. lid IbWOR -3- (indien geen CAO of OR) is toegezegd aan werknemers -4- is in bespreking met CAO-partners, resp. OR, werknemers -5-is nog niet besproken met werknemers of hun vertegenwoordiging * Zie toelichting 84

87 V. MOCELIJKHEID WAARDE-OVERDRACHT 28 Biedt de pensioenregeling een of meer mogelijkheden voor waarde-overdracht? (Kruis aan wat per 31 oktober 1988, resp. 31 oktober 1985 geldt.) -1- JA^ volgens voorwaarden waardeoverdrachtcircuit(s): (naam invullen) 1. Stichting Dienstverlening Samenwerkingsverband (SDS) 2. Stichting Dienstverlening Levensjarenpensioenfondsen (SDL) 3. waarde-overdrachtcircuit Banken per 31 oktober 1988 per 31 oktober J A, op andere wijze, nl. -3- NEEN, omdat (belangrijkste reden aankruisen) - circuit nog niet bestond - regeling in indexatie van premievrije rechten voorziet D - regeling uitgaat van levensjarenbeginsel - regeling onder verplichtstelling van een bpf valt en geen dispensatie wordt verleend - eenzijdige uitstroom wordt verwacht n n n - regeling een excedentregeling is - regeling niet voldoet aan toetredingseisen van circuits - anders, nl.: reden onbekend n D n

88 VRAAG 29 ALLEEN INVULLEN INDIEN U BIj VRAAG 28 VOOR DE SITUATIE PER 31 OKTOBER 1988 "JA" EN VOOR DIE PER 31 OKTOBER 1985 "NEEN" HEBTAANGEKRUIST. 29 Sinds wanneer wordt deelgenomen aan waarde-overdrachtcircuit(s) en weike is (zijn) dat? Naam circuit Datum toetreding VRAAG 30 ALLEEN INVULLEN INDIEN PER 31 OKTOBER 1988 NIET AAN EEN WAARDE-OVERDRACHTCIRCUIT WORDT DEELGENOMEN. 30 Bestaat het voornemen om v66r 1 januari 1990 aan een (of meer) waardeoverdrachtcircuit(s) dee! te nemen? D -1- ja, namelijk (naam/namen invullen) 3. neen onbekend VRAAG 31 ALLEEN INVULLEN INDIEN U BIJ VRAAG 30 "JA" HEBT AANGEKRUIST 31 Het voornemen om voor 1 januari 1990 aan een (of meer) waarde-overdrachtcircuit(s) deel te nemen: -1- is vastgelegd in de CAO -2- (indien geen CAO) heeft de instemming van de Ondernemingsraad conformant, lid l.bwor -3- (indien geen CAO of OR) is toegezegd aan werknemers -4- is in bespreking met CAO-partners, resp. OR, werknemers -5- is nog niet besproken met werknemers of hun vertegenwoordiging EINDE VRAGENLIJST 86

89 Toelichting Onderzoek naar de effecten van de aanbeveling van de Stichting van de Arbeid inzake vrijwillige beperking/voorkoming van pensioenverlies bij verandering of verlies van werkkring. Algemeen Het onderzoek naar de effecten van de in 1985 gedane aanbeveling van de Stichting van de Arbeid ten aanzien van pensioenverlies geschiedt in opdracht van de Pensioenkamer. Het onderzoek vindt plaats volgens de afspraak, die is gemaakt in de Sociaal-Economische Raad bij de vaststelling van het advies Interimmaatregelen Pensioenbreuk in oktober Toen is afgesproken dat drie jaar na dato onderzocht zou worden in hoeverre de aanbeveling van de Stichting van de Arbeid ook werkelijk door de pensioenuitvoerders en werkgevers is opgevolgd. De Pensioenkamer is een adviesorgaan voor de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, waarin werkgevers- en werknemersorganisaties ieder met vijf leden zijn vertegenwoordigd. De Wet op de Pensioenkamer (4 mei 1983, Staatsblad 259) draagt de Pensioenkamer uitdrukkelijk op de in Nederland bestaande pensioenregelingen te inventariseren. Medewerking aan dit onderzoek dat de situatie van oktober 1988 met die in oktober 1985 vergelijkt, is dan ook wettelijk verplicht. Het invullen van de vragenlijst De antwoorden op de gestelde vragen dienen gebaseerd te zijn op de situatie per 31 oktober 1988 en per 31 oktober 1985 voor het thans geldende pensioenreglement. Daarnaast wordt nog gevraagd naar voornemens tot wijziging van het pensioenreglement v66r 1 januari Het vragenformulier is in vijf secties onderverdeeld: I. Achtergrondgegevens II. Aanpassing opgebouwde rechten van actieve deelnemers III. Aanspraken bij ontslag v66r de pensioendatum IV. Aanspraken bij latere toetreding V. Deelname waarde-overdrachtcircuit(s) De toegelichte vragen zijn met een ster (*) aangeduid. Indien u nog vragen hebt over de invulling van de vragenlijst, neemt u dan contact op met 87

90 Toelichting per vraag Vraag 1 U kruist hier de eerste mogelijkheid aan als de pensioenregeling: - een regeling van een bedrijfspensioenfonds is; - een regeling is die gedispenseerd is. Vraag 3 1. Eindloonregelingen, met of zonder degressie Een eindloonregeling is een pensioenregeling waarbij de pensioentoezegging een percentage is van de laatstgeldende pensioengrondslag. De volgende vormen worden onderkend: a. Het percentage is uniform en de laatstgeldende pensioengrondslag is de pensioengrondslag van het laatste jaar voor ingang van pensioen. b. Het percentage is uniform doch de pensioengrondslag wordt bepaald als de middelsom van de pensioengrondslagen van de laatste jaren voor ingang van het pensioen. c. Het percentage is uniform doch bij de vaststelling van de laatstgeldende pensioengrondslag wordt voor de laatste jaren voor ingang van pensioen niet de volledig gerealiseerde loonstijging meegenomen. d. Het percentage wordt bepaald met behulp van een tabel waarin per schijf van pensioengrondslag een bepaald percentage (percentage 0 is inbegrepen) geldt. e. Vorm 4 in combinatie met vorm 2 of Middelloonregeling Een middelloonregeling is een pensioenregeling waarin per deelnemersjaar een pensioenbedrag wordt opgebouwd, dat een percentage is van de pensioengrondslag in dat jaar. Dit percentage kan zijn: a. Een uniform percentage. b. Een percentage dat wordt bepaald met behulp van een tabel waarin per schijf van pensioengrondslag een bepaald percentage (percentage 0 is inbegrepen) geldt. 3. Combinatie van een eindloonregeling en een middelloonregeling, waarbij op een bepaalde leeftijd wordt overgegaan van een eindloonregeling naar een middelloonregeling. 4. Vaste bedragenregeling Een vaste bedragenregeling is een pensioenregeling waarbij het pensioen wordt opgebouwd middels vaste pensioenbedragen, die onafhankelijk zijn van het salaris van de deelnemer. 5. Beschikbare premieregeling Een beschikbare premieregeling is een pensioenregeling waarbij het pensioen uitsluitend afhankelijk is gesteld van de beschikbaar gestelde premies. Vraag 6 Zie voor de omschrijving van de verschillende typen pensioenregeling de toelichting bij vraag 3. Vraag 8 "Actieve" deelnemers zijn alle deelnemers, waarvoor pensioen wordt opgebouwd. 88

91 In de hier gevraagde aantallen zijn dus tevens begrepen degenen, die gebruik maken van een Vut-regeling of arbeidsongeschikt zijn, indien voor hen pensioenopbouw wordt voortgezet. Niet begrepen zijn degenen, die voortijdig zijn uitgetreden. Vraag 9 Onder een vaste index wordt begrepen: - een nauw omschreven begrip, waaraan de toeslag is gerelateerd; zoals loonindex, prijsindex - een vast percentage. U kruist hier mogelijkheid 2 of 3 aan, indien de aanpassing op enige manier in het pensioenreglement is vastgelegd. U kruist mogelijkheid 4 aan, indien er weliswaar de mogelijkheid is (en in het verleden gerealiseerd is) de opgebouwde rechten aan te passen, doch een dergelijke aanpassing is op geen enkele wijze in het pensioenreglement geregeld. Vraag 12 Zie voor een nadere omschrijving van het begrip "vaste index" de toelichting bij vraag 7. Zie voor een nadere aanduiding van het onderscheid in de diverse antwoordcategorieen de toelichting bij vraag 9. Vraag 14 Onder premievrije aanspraken worden de rechten van de ex-deelnemers begrepen met uitzondering van de rechten van arbeidsongeschikten. Deze vraag kan eveneens met "ja, doch niet aan de hand van een vaste index" worden beantwoord indien het beleid erop is gericht de op de premievrije rechten behaalde overrente te reserveren, teneinde bij ingang van dergelijke premievrije rechten een extra verhoging toe te kennen. Zie voor een nadere aanduiding van het onderscheid in de diverse antwoordcategorieen de toelichting bij vraag 9. Zie voor een nadere omschrijving van het begrip "vaste index" de toelichting bij vraag 9. Vraag 17 Zie voor een nadere aanduiding van het onderscheid in de diverse antwoordcategorieen de toelichting bij vraag 9. Zie voor een nadere omschrijving van het begrip "vaste index" de toelichting bij vraag 9. Vraag 23 Dienstjarensysteem: Backservice wordt berekend vanaf de datum van indiensttreding. Levensjarensysteem: Backservice wordt berekend over alle voor volledig pensioen benodigde jaren vanaf de minimale toetredingsleeftijd. Beperkt levensjaren: Backservice wordt berekend vanaf een datum gelegen tussen de datum van indiensttreding en de minimale toetredingsleeftijd. 89

92 Vraag 26 Zie toelichting bij vraag

93 Bijiage 2 bij 'Maatregelen tegen de Pensioenbreuk ' Aanbeveling Stichting van de Arbeid 25 oktober

94 92

95 stichting van de Arbeid Aanbeveling van de Stichting van de Arbeid inzake vrijwillige beperking/ voorkoming van pensioenverlies bij verandering of verlies van werkkring - Uitgaande van het streven naar de totstandkoming van een pensioenplicht en in aanmerking nemende dat daze in voile omvang eerst over een langer aantal jaren kan worden gerealiseerd; - gegeven het feit dat derhalve thans de vorm en inhoud van een pensioentoezegging integraal onderdeel blijven uitmaken van het op het niveau van een bedrijfstak dan wel onderneming te voeren arbeidsvoorwaardenbeleid, voor welk beleid primair de betrokken (organisaties van) werkgevers en de betrokken (organisaties van) werknemers verantwoordelijkheid dragen; - constaterende dat betrokkenen vanuit deze verantwoordelijkheid bij het aanwenden van de financiele mogelijkheden om een pensioenregeling te treffen dan wel te verbeteren in de afgelopen periode een volgorde in de te realiseren wenselijkheden in acht hebben genomen en wel meestal als volgt: 1. in de eerste plaats worden de aanspraken van de actieve deelnemers op ouderdomspensioen op een zodanig niveau gebracht dat zij, inclusief de AOWuitkeringen, bij volledige diensttijd een bepaald percentage, veelal 70%, bedragen van het laatstgenoten brutoarbeidsinkomen, terwiji de aanspraken op weduwenen wezenpensioen op een daarmee corresponderend niveau worden gesteld; 2. in de tweede plaats worden de ingegane ouderdomspensioenen en de daaraan gekoppelde aanspraken op weduwen- en wezenpensioen van hen die in aansluiting op het dienstverband zijn gepensioneerd, alsmede de ingegane weduwen- en wezenpensioenen van deze categoric van gewezen deelnemers en van hen die tijdens het dienstverband zijn overleden, regelmatig aangepast in verband met de prijs- of loonontwikkeling; 3. in deze aanpassing worden vervolgens ook de ingegane pensioenen betrokken van hen die voor de pensioendatum de deelneming in de pensioenregeling hebben beeindigd; 4. ten slotte worden voorzieningen getroffen om pensioenverlies als gevolg van verandering of verlies van werkkring te compenseren; - constaterende dat er in de laatste jaren bij het volgroeid zijn of raken van een steeds groter wordend aantal pensioenregelingen op meer evenwichtige wijze aandacht is gekomen voor de hiervoor onder 4 bedoelde voorzieningen in relatie tot de onder 1 tot en met 3 genoemde pensioenaanspraken, maar dat desondanks pensioenverlies als gevolg van verandering of verlies van werkkring blijft voorkomen; - gegeven het feit dat de Stichting van de Arbeid het tot haar taak rekent de totstandkoming dan wel verbetering van pensioenvoorzieningen in het bedrijfsleven te bevorderen en dat zij dienovereenkomstig met zekere regelmaat aanbevelingen aan het bedrijfsleven heeft gedaan; - constaterende dat ook de Stichting van de Arbeid het van belang acht dat in de bestaande situaties maatregelen worden getroffen die pensioenverlies bij verandering of verlies van werkkring voorkomen of zoveel mogelijk beperken (zie in het bijzonder de voorstellen voor wetgeving uit 1981); - gezien het SER-advies van 25 oktober 1985 over de interimmaatregel pensioenbreuk, waarin unaniem wordt geadviseerd tot: 1. het bij wet voorschrijven dat bij ontslag v66r de pensioendatum een evenredige premievrije aanspraak wordt toegekend; 93

96 2. het bij wet voorschrijven dat voortaan alle ingegane pensioenen bij het verlenen van toeslagen gelijk worden behandeld 1); 3. het aanpassen van de PSW en de fiscale wetgeving ten einde waardeoverdrachten op vrijwillige basis bij verandering van pensioenregeling te stimuleren en de totstandkoming van een of meer circuits van uitvoeringsorganen gericht op waardeoverdracht mogelijk te maken; 4. het bij wet mogelijk maken dat ten laste van de rentebaten van het Fonds Voorheffing Pensioenverzekering onder zekere voorwaarden middelen beschikbaar worden gesteld ten behoeve van een (beperkte) voortzetting van de pensioenopbouw van werkloze werknemers van 40 jaar en ouder en ten behoeve van de dekking van het overlijdensrisico voor werkloze werknemers; - in aanmerking nemende dat de in het SER-advies aanbevolen maatregelen als een samenhangend geheel moeten worden gezien en als zodanig tot wetgeving moeten leiden; - overwegende dat dit samenstel van wettelijke maatregelen, dat een belangrijke bijdrage levert aan het beperken van pensioenverlies bij verandering of verlies van werkkring, door aanvullende maatregelen vanuit het bedrijfsleven zelf kan worden versterkt; doet de Stichting van de Arbeid een dringend beroep op de werkgevers en hun organisaties en op de werknemers en hun organisaties om: I. na het wegnemen van de bestaande wettelijke belemmeringen de mogelijkheid te scheppen van waardeoverdracht in geval van wisseling van pensioenregeling en waar mogelijk deel te nemen aan een circuit van uitvoeringsorganen gericht op waardeoverdracht. Een en ander op vrijwillige basis, maar met inachtneming van de volgende voorwaarden: binnen een dergelijk circuit gelden geformaliseerde toetredingsbepalingen voor pensioenregelingen en pensioenfondsen. De waardeoverdracht komt binnen het kader van de PSW tot stand op basis van vastgestelde sluitende regels met betrekking tot de berekening van de door het oude aan het nieuwe pensioenuitvoeringsorgaan over te dragen waarde. Deze waardeoverdracht wordt door het pensioenuitvoeringsorgaan van de nieuwe werkgever aangewend voor toekenning van (fictieve) deelnemingsjaren. Op deze wijze komen oude pensioenaanspraken in de pensioenregeling van de nieuwe werkgever tot uitdrukking. Er moet overigens van worden uitgegaan dat aan de toetreding van pensioenregelingen tot zo'n circuit zodanige eisen (onder andere met betrekking tot gelijkwaardigheid/final-pay-karakter) zullen moeten worden verbonden, dat dit circuit slechts een bepaald deel van alle pensioenregelingen zai kunnen omvatten; II. III. na het tot stand komen van de desbetreffende wetswijziging gebruik te maken van de in punt 4 onderaan pagina 2 bedoelde mogelijkheid van (beperkte) voortzetting van de pensioenopbouw van werkloze werknemers van 40 jaar en ouder en de dekking van het overlijdensrisico voor werkloze werknemers; zo nodig andere maatregelen te treffen die een bijdrage kunnen leveren om pensioenverlies te compenseren. Die maatregelen moeten uiteraard aansluiten op hun pensioensystematiek. Wat dat betreft toont de praktijk grote verscheidenheid. Er zijn pensioensystemen )) Met de mogeliikheid van dispensatie als in het SER-advies aangegeven. 94

97 waarbij de bij het tussentijds beeindigen van de deelneming verworven pensioenaanspraak vanwege de 'oude werkgever' op enigerlei wijze wordt aangepast om ontwaarding van deze aanspraak tegen te gaan; er zijn ook pensioensystemen waarbij de nieuwe werkgever hiervoor compensatie biedt. - Een voorbeeld van dit laatste vormen levensjarensystemen, zoals die bijvoorbeeld in de metaalindustrie, in de metaalnijverheid en andere van kracht zijn. De consequentie van zo'n stelsel is dat wie daarin komt werken zijn voorheen elders doorgebrachte diensttijd toch op de een of andere wijze in het nog te verwerven pensioen tot uitdrukking ziet gebracht. - Een voorbeeld van het eerste vormen dienstjarensystemen met indexatie. Bij de pensioenregeling van de overheid (Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds) worden de premievrije aanspraken van de tussentijds vertrekkende gevndexeerd overeenkomstig de algemene loonontwikkeling van de actieve deelnemers. De gelijke behandeling van de actieven, gepensioneerden en tussentijds vertrokkenen is het kenmerk van deze soort pensioenregelingen, die ook in het bedrijfsleven voorkomen. - Een enigszins gelijk effect tonen die pensioenregelingen waar de gedragslijn wordt gevolgd om, als er -al dan niet voorwaardelijk- toeslagen op ingegane pensioenen worden gegeven, op de premievrije pensioenaanspraak soortge///7ce toeslagen bij te schrijven ('gelijke behandeling'), die uiteraard pas op de pensioendatum tot gelding komen. Het zai duidelijk zijn dat dit een belangrijke tegemoetkoming voor de betrokkenen betekent, omdat hun premievrije pensioenaanspraken hierdoor in feite niet meer bevroren zijn. De drie hier genoemde soorten pensioenregelingen hebben dus elk hun eigen methode om pensioenverlies te compenseren: - hetzij levensjaren; - hetzij dienstjaren met indexatie; - hetzij 'gelijke behandeling' van gepensioneerden en slapers. De Stichting van de Arbeid beveelt het bedrijfsleven aan: doe -voor zover men dat nog niet gedaan heeft- een keuze uit deze drie, uiteraard aansluitende op de regeling die men heeft en wil behouden. Er zijn nog andere voorbeelden te noemen van methodieken die tot gevolg kunnen hebben dat pensioenverlies wegens wisseling van werkkring (enigszins) wordt gecompenseerd. Zie de toelichting bij deze aanbeveling. De Stichting van de Arbeid realiseert zich uiteraard dat uit het complex van maatregelen dat door de SER wordt voorgesteld en uit de in deze aanbeveling bepleite aanvullende maatregelen van het bedrijfsleven zelf, extra lasten voortvloeien. De stichting kan zich daarom voorstellen dat in de praktijk beperkende maatregelen met het oog hierop zullen worden overwogen. Zo'n beperkende maatregel zou kunnen zijn dat, indien men wenst te komen tot een gelijke of meer gelijke behandeling van de aanpassing van premievrije aanspraken van tussentijds vertrokkenen ten opzichte van (voorwaardelijke of onvoorwaardelijke) toeslagen aan gepensioneerden, dergelijke toeslagen niet uitgaan boven de aanpassing die de aanspraken van actieve deelnemers ondergaan. Een andere beperking is de aanpassingen van de premievrije aanspraken (de zogenoemde slapersrechten) slechts betrekkingte doen hebben op premievrije aanspraken van werknemers die na het van kracht worden van deze aanbeveling tussentijds zijn vertrokken. De Stichting van de Arbeid stelt zich voor dat na een periode van drie jaar na het van kracht worden van deze aanbeveling een inventarisatie plaatsvindt van de wijzen 95

Stichting van de Arbeid

Stichting van de Arbeid Stichting van de Arbeid AANBEVELING van de Stichting van de Arbeid inzake vrijwillige beperking/voorkoming van pensioenverlies bij verandering of verlies van werkkring. - Uitgaande van het streven naar

Nadere informatie

va,n de Arbeid..*... Aanbeveling tot waardeoverdracht van oude pensioenaanspraken 8 juli 1994 Publikatiew. 4/94

va,n de Arbeid..*... Aanbeveling tot waardeoverdracht van oude pensioenaanspraken 8 juli 1994 Publikatiew. 4/94 st:ichting FSJ va,n de Arbeid..*... Aanbeveling tot waardeoverdracht van oude pensioenaanspraken 8 juli 1994 Publikatiew. 4/94 B~uidf!nhO~weg 60, 2594 AW Den Haag, Telefoon 070 3499 577, Telefax 070 3832

Nadere informatie

PENSIOENREGLEMENT V OVERGANGSREGELING VOOR DEELNEMERS GEBOREN OP OF NA 1 JANUARI 1950

PENSIOENREGLEMENT V OVERGANGSREGELING VOOR DEELNEMERS GEBOREN OP OF NA 1 JANUARI 1950 PENSIOENREGLEMENT V OVERGANGSREGELING VOOR DEELNEMERS GEBOREN OP OF NA 1 JANUARI 1950 STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR HET BEROEPSVERVOER OVER DE WEG GELDEND VANAF 1 JANUARI 2006 April 2015 OVERGANGSREGELING

Nadere informatie

Artikel Beursbengel: Einde deelname aan de pensioenregeling vóór pensioendatum

Artikel Beursbengel: Einde deelname aan de pensioenregeling vóór pensioendatum Artikel Beursbengel: Einde deelname aan de pensioenregeling vóór pensioendatum Zeker ook in de huidige economische crisis zal het nog meer voor gaan komen, dat werknemers niet tot hun pensioendatum kunnen

Nadere informatie

Uitvoeringsreglement Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Waterbouw

Uitvoeringsreglement Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Waterbouw Uitvoeringsreglement Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Waterbouw Artikel 1 Definities De begripsomschrijvingen zoals opgenomen in het Pensioenreglement Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Waterbouw (hierna:

Nadere informatie

AANVULLEND PENSIOENREGLEMENT EINDLOON

AANVULLEND PENSIOENREGLEMENT EINDLOON STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL Laan van Zuid Hoorn 165 2289 DD Rijswijk Telefoon: 070-3061190 Fax : 08422-62369 Website: www.bpfavh.nl Postbus 3144 2280

Nadere informatie

Directie Directe Belastingen. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. 16 november 2007 DB M

Directie Directe Belastingen. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. 16 november 2007 DB M Directie Directe Belastingen De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Datum Uw brief (Kenmerk) Ons kenmerk 16 november 2007 DB 2007-00589 M Onderwerp Vrijwillige

Nadere informatie

2 Bedrijfstakpensioenfondsen

2 Bedrijfstakpensioenfondsen 2 Bedrijfstakpensioenfondsen 2.1 Medezeggenschap van gepensioneerden Bedrijfstakpensioenfondsen worden in het convenant opgeroepen om een (wettelijke) raad op te richten. In onderstaande tabel staat een

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 26 711 Wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet en enige andere wetten (recht van keuze voor ouderdomspensioen in plaats van nabestaandenpensioen

Nadere informatie

Aanvullend pensioenreglement "Excedent middelloon "

Aanvullend pensioenreglement Excedent middelloon Aanvullend pensioenreglement "Excedent middelloon " STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR HET BEROEPSVERVOER OVER DE WEG voor de werknemers geboren op of na 1 januari 1950 ORSIMA April 2018 1 Voorwoord

Nadere informatie

Raadsvoorstel2007/ Vrijwillige pensioenoverdracht wethouders

Raadsvoorstel2007/ Vrijwillige pensioenoverdracht wethouders gemeente Haarlemmermeer Onderwerp Raadsvoorstel2007/153018 Portefeuillehouder H. Tuning Steiler mw. Y.J. Hopman Collegevergadering 5 julli 2007 Raadsvergadering 5 juli 2007 Samenvatting Wat willen we bereiken?

Nadere informatie

Collectieve Arbeidsovereenkomst over pensioenen. Tronox Pigments (Holland) B.V. Rotterdam-Botlek

Collectieve Arbeidsovereenkomst over pensioenen. Tronox Pigments (Holland) B.V. Rotterdam-Botlek Collectieve Arbeidsovereenkomst over pensioenen Voor de werknemers in dienst van Tronox Pigments (Holland) B.V. te Rotterdam-Botlek Looptijd 1 januari 2015 t/m 31 december 2019 Tronox Pigments (Holland)

Nadere informatie

REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE 1 INHOUDSOPGAVE REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN... 3 ARTIKEL 1. AANSPRAKEN... 3 ARTIKEL 2. VARIABEL PENSIOENGEVEND SALARIS...

Nadere informatie

AANVULLENDE PENSIOENREGELING

AANVULLENDE PENSIOENREGELING AANVULLENDE PENSIOENREGELING Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel Uw pensioen is onze zorg. Inleiding Voor u ligt de brochure over de aanvullende pensioenregelingen

Nadere informatie

3. Werknemers die niet deelnemen aan de pensioenregeling van de werkgever

3. Werknemers die niet deelnemen aan de pensioenregeling van de werkgever 3. Werknemers die niet deelnemen aan de pensioenregeling van de werkgever 3.1 Inleiding Er kunnen verschillende redenen zijn waarom een werknemer niet deelneemt aan de pensioenregeling van zijn werkgever.

Nadere informatie

STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL. Postbus GC Rijswijk.

STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL. Postbus GC Rijswijk. STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL Verrijn Stuartlaan 1E 2288 EK Rijswijk Telefoon: 070-3381020 Fax : 070-3503531 Postbus 3144 2280 GC Rijswijk www.bpfavh.nl

Nadere informatie

REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE 1 INHOUDSOPGAVE REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN Inhoudsopgave BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN... 3 ARTIKEL 1. AANSPRAKEN... 3 ARTIKEL 2. VARIABEL PENSIOENGEVEND

Nadere informatie

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven 6b Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven (Bpf-Bitumen) 65 P e n s i o e n r e g e l i n g u t a - w e r k n e m e r s Jaarboek Pensioen- en bedrijfstakeigen regelingen bouwnijverheid 2009 P

Nadere informatie

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven 6b Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven (Bpf-Bikudak) 65 P e n s i o e n r e g e l i n g u t a - w e r k n e m e r s Jaarboek Pensioen- en bedrijfstakeigen regelingen in de sector bouwnijverheid

Nadere informatie

Stichting S van de Arbeid

Stichting S van de Arbeid Stichting S van de Arbeid Aan: - de centrale organisaties van werkgevers en van werknemers - de Vereniging van Bedrijfspensioenfondsen (VB) - de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen (OPF) - het Verbond

Nadere informatie

STICHTING PENSIOENFONDS VAN DE METALEKTRO AANVULLEND REGLEMENT. Pensioenopbouw boven de Salarisgrens (hoog) voor het personeel van <naam onderneming>

STICHTING PENSIOENFONDS VAN DE METALEKTRO AANVULLEND REGLEMENT. Pensioenopbouw boven de Salarisgrens (hoog) voor het personeel van <naam onderneming> STICHTING PENSIOENFONDS VAN DE METALEKTRO AANVULLEND REGLEMENT Pensioenopbouw boven de Salarisgrens (hoog) voor het personeel van gevestigd te Legenda Blauw = invullen

Nadere informatie

Advies van de adviescommissie pensioenrecht Nederlandse orde van advocaten

Advies van de adviescommissie pensioenrecht Nederlandse orde van advocaten MEMORANDUM Advies van de adviescommissie pensioenrecht Nederlandse orde van advocaten Aan: Mevr. J. Klijnsma, Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Sociaal-economische Raad Stichting van

Nadere informatie

STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL. Postbus GC Rijswijk.

STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL. Postbus GC Rijswijk. STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL Verrijn Stuartlaan 1e 2288 EK Rijswijk Telefoon: 070-3381020 Fax : 070-3503531 Postbus 3144 2280 GC Rijswijk www.bpfavh.nl

Nadere informatie

1 Privatisering van het ABP

1 Privatisering van het ABP 1 Privatisering van het ABP 1 Wat waren de consequenties van de privatisering van het ABP? De pensioenregeling voor het overheidspersoneel was geregeld in de Algemene burgerlijke pensioenwet. Omdat het

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2009Z02723/2080913600. Kamervragen van het lid Omtzigt

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2009Z02723/2080913600. Kamervragen van het lid Omtzigt De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon (070) 333 44 44 Fax (070) 333 40 33

Nadere informatie

Beleidsregel vrijwillige voortzetting

Beleidsregel vrijwillige voortzetting Beleidsregel vrijwillige voortzetting Inleiding Deze beleidsregel geldt als de eerste werkloosheidsdag ligt in 2016 en hoort bij de bepalingen voortzetting deelnemerschap in het pensioenreglement. In onderstaand

Nadere informatie

PENSIOENREGLEMENT V OVERGANGSREGELING VOOR DEELNEMERS GEBOREN OP OF NA 1 JANUARI 1950

PENSIOENREGLEMENT V OVERGANGSREGELING VOOR DEELNEMERS GEBOREN OP OF NA 1 JANUARI 1950 PENSIOENREGLEMENT V OVERGANGSREGELING VOOR DEELNEMERS GEBOREN OP OF NA 1 JANUARI 1950 STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR HET BEROEPSVERVOER OVER DE WEG GELDEND VANAF 1 JANUARI 2006 Januari 2018 OVERGANGSREGELING

Nadere informatie

Addendum 2 bij het Pensioenreglement Sanoma 2009 pensioenregeling, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland, contractnummer

Addendum 2 bij het Pensioenreglement Sanoma 2009 pensioenregeling, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland, contractnummer Pagina 1 van het addendum 2 bij het Pensioenreglement Sanoma 2009 pensioenregeling, contractnummer 27339 Addendum 2 bij het Pensioenreglement Sanoma 2009 pensioenregeling, van 27339. Stichting Pensioenfonds

Nadere informatie

Hierna een overzicht van de overeengekomen aanpassingen per artikel in de CAO Banken.

Hierna een overzicht van de overeengekomen aanpassingen per artikel in de CAO Banken. Tekstuele aanpassingen pensioenartikelen CAO Banken 2019-2020 Op 7 maart 2019 zijn cao-partijen een aantal tekstuele aanpassingen overeengekomen met betrekking tot de pensioenartikelen in de CAO Banken

Nadere informatie

Grondslagen StiPP verklaring financiële en actuariële gelijkwaardigheid 2016

Grondslagen StiPP verklaring financiële en actuariële gelijkwaardigheid 2016 Grondslagen StiPP verklaring financiële en actuariële gelijkwaardigheid 2016 Inleiding Als, conform artikel 2 of artikel 6 van het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000, vrijstelling kan worden verkregen,

Nadere informatie

Overgangsregeling VPL PME

Overgangsregeling VPL PME Overgangsregeling VPL PME OVERGANGSREGELING VOOR DEELNEMERS GEBOREN IN DE PERIODE 1950 TOT EN MET 1972 Voor werknemers geboren in of na 1950 en die deelnemer zijn in de Verplichte pensioenregeling van

Nadere informatie

LATER = NU. Uit dienst. informatie over uw pensioen

LATER = NU. Uit dienst. informatie over uw pensioen LATER = NU Uit dienst informatie over uw pensioen Ik ben uit dienst gegaan en heb geen nieuwe baan. Krijg ik later wel pensioen? Jacqueline Cremers, SPF Beheer: Het pensioen dat u tijdens uw dienstverband

Nadere informatie

Stichting Pensioenfonds Allianz Nederland. Waardeoverdracht uit dienst

Stichting Pensioenfonds Allianz Nederland. Waardeoverdracht uit dienst Stichting Pensioenfonds Allianz Nederland Waardeoverdracht uit dienst Inleiding... 3 1. Veranderen van baan en uw pensioen... 4 1.1. U treedt uit dienst... 4 1.2. Recht op waardeoverdracht... 4 1.3. Redenen

Nadere informatie

Pensioenfonds Robeco. Investeer ook even in jezelf. Uit dienst

Pensioenfonds Robeco. Investeer ook even in jezelf. Uit dienst Pensioenfonds Robeco Investeer ook even in jezelf Uit dienst www.pensioenfondsrobeco.nl 1 april 2018 Uit dienst Uit dienst 3 Stop je met werken bij Robeco, dan stop je met de opbouw van je pensioen via

Nadere informatie

Pensioenfonds Robeco. Investeer ook even in jezelf. Uit dienst

Pensioenfonds Robeco. Investeer ook even in jezelf. Uit dienst Pensioenfonds Robeco Investeer ook even in jezelf Uit dienst www.pensioenfondsrobeco.nl 25 juni 2017 3 Stop je met werken bij Robeco, dan stop je met de opbouw van je pensioen via Pensioenfonds Robeco.

Nadere informatie

Aanvullend reglement

Aanvullend reglement Aanvullend reglement Pensioenopbouw boven de Salarisgrens (hoog) 2019 Aanvullend reglement Pensioenopbouw boven de Salarisgrens (hoog) voor het personeel van gevestigd te Pensioenopbouw boven de Salarisgrens

Nadere informatie

Addendum 2 bij het Pensioenreglement pensioenregeling A, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland, contractnummer

Addendum 2 bij het Pensioenreglement pensioenregeling A, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland, contractnummer Pagina 1 van het addendum 2 bij het Pensioenreglement Sanoma pensioenregeling A, contractnummer 27339 Addendum 2 bij het Pensioenreglement pensioenregeling A, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland,

Nadere informatie

Oudedagregelingen. 6b.19 6b.20 6b.21 6b.22 6b.23 6b.24 6b.25 6b.26 6b.27 6b.28 6b.29. 6b.30 6b.31. 6b.32. 6b.33 6b.34 6b.35

Oudedagregelingen. 6b.19 6b.20 6b.21 6b.22 6b.23 6b.24 6b.25 6b.26 6b.27 6b.28 6b.29. 6b.30 6b.31. 6b.32. 6b.33 6b.34 6b.35 64 6b.19 6b.20 6b.21 6b.22 6b.23 6b.24 6b.25 6b.26 6b.27 6b.28 6b.29 6b.30 6b.31 6b.32 6b.33 6b.34 6b.35 Deelnemers 66 Premies 66 Ouderdomspensioen 67 Vervroegd pensioen 67 Uitruil ouderdomspensioen in

Nadere informatie

Overzicht en kerncijfers pensioenregelingen Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie

Overzicht en kerncijfers pensioenregelingen Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie Overzicht en kerncijfers pensioenregelingen Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie (BPF Baksteen) is opgericht op 1-4-1957.

Nadere informatie

PENSIOENREGLEMENT 2 Van Stichting Pensioenfonds Holland Casino

PENSIOENREGLEMENT 2 Van Stichting Pensioenfonds Holland Casino 1 PENSIOENREGLEMENT 2 Van Stichting Pensioenfonds Holland Casino Artikel 1. Definities In dit reglement wordt verstaan onder: het fonds : Stichting Pensioenfonds Holland Casino; het bestuur : het bestuur

Nadere informatie

Aanvullend reglement. Overgangsregeling VPL

Aanvullend reglement. Overgangsregeling VPL Aanvullend reglement Overgangsregeling VPL Inhoudsopgave Overgangsregeling voor deelnemers geboren in de periode 1950 tot en met 1972 3 1. Definities en toelichtingen 3 1.1 Deelnemers 3 1.2 Uitttredingsrichtdatum

Nadere informatie

Aanvullend reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (hoog)

Aanvullend reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (hoog) Aanvullend reglement 2017 Pensioenopbouw boven Salarisgrens (hoog) Aanvullend reglement 2 Inhoudsopgave Voorwoord 3 1. Definities 4 2. Algemeen 5 3. Deelname 5 4. Vaststelling Aanvullende pensioengrondslag

Nadere informatie

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven 6b Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven (Bpf-Bikudak) 65 P E N S I O E N R E G E L I N G U T A - W E R K N E M E R S Jaarboek Pensioen- en bedrijfstakeigen regelingen in de sector bouwnijverheid

Nadere informatie

Kemira Rotterdam B.V.

Kemira Rotterdam B.V. Kemira Rotterdam B.V. Collectieve arbeidsovereenkomst over pensioenen 2014-2018 Pagina 1 van 9 COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST OVER PENSIOENEN Ondergetekenden: Kemira Rotterdam B.V. te Botlek-Rotterdam

Nadere informatie

Pensioen Flash 2010 nr. 3

Pensioen Flash 2010 nr. 3 Team Pensioenen & Pensioenfondsen, 4 november 2010 Wetsvoorstel Pensioenregister Arbeidscontract mag automatisch eindigen bij ingang pensioen Behoud arbeidsongeschiktheids- en nabestaandenpensioen bij

Nadere informatie

Aanvullend reglement Extra Pensioenopbouw Boven de Salarisgrens 2015

Aanvullend reglement Extra Pensioenopbouw Boven de Salarisgrens 2015 Aanvullend reglement 1 Aanvullend reglement Extra Pensioenopbouw Boven de Salarisgrens 2015 20150324 Reglement Pensioenopbouw Extra pensioenopbouw Boven de Salarisgrens 2015 Aanvullend reglement 2 Voorwoord

Nadere informatie

4. Medezeggenschap bij ondernemingspensioenfondsen

4. Medezeggenschap bij ondernemingspensioenfondsen 4. Medezeggenschap bij ondernemingspensioenfondsen In het convenant en in de Pensioenwet is er verschil tussen de positie van ondernemingspensioenfondsen en bedrijfstakpensioenfondsen. Bedrijfstakpensioenfondsen

Nadere informatie

UITVOERINGSREGLEMENT VOORTZETTING PENSIOENOPBOUW BIJ WERKLOOSHEID 1999 DE STICHTING FINANCIERING VOORTZETTING PENSIOENVERZEKERING

UITVOERINGSREGLEMENT VOORTZETTING PENSIOENOPBOUW BIJ WERKLOOSHEID 1999 DE STICHTING FINANCIERING VOORTZETTING PENSIOENVERZEKERING Op grond van het Bijdragereglement 1999 van de Stichting FVP kunnen werkloze werknemers of hun nabestaanden onder voorwaarden aanspraak maken op een bijdrage voor de voortzetting van de pensioenopbouw

Nadere informatie

Aanvullend reglement. Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag) 2016. 20150622 Reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag)

Aanvullend reglement. Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag) 2016. 20150622 Reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag) Aanvullend reglement 1 Aanvullend reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag) 2016 20150622 Reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag) Aanvullend reglement 2 Voorwoord De verplichte pensioenregeling

Nadere informatie

Einde dienstverband en uw pensioen

Einde dienstverband en uw pensioen Einde dienstverband en uw pensioen INHOUD PAGINA 1. Inleiding 2 2. Het op de ontslagdatum opgebouwde pensioen 3 3. Het nabestaandenpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum 3 4. Het wezenpensioen 3

Nadere informatie

Regeling voor vrijwillig individueel pensioensparen (pensioenleeftijd 67)

Regeling voor vrijwillig individueel pensioensparen (pensioenleeftijd 67) Regeling voor vrijwillig individueel pensioensparen (pensioenleeftijd 67) artikel 1. Algemeen Deze regeling is een bijlage bij het pensioenreglement van 1 van Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland,

Nadere informatie

Reglement deelnemersraad BPF Bouw

Reglement deelnemersraad BPF Bouw Reglement deelnemersraad BPF Bouw Artikel 1 Begripsomschrijvingen In dit reglement wordt verstaan onder: Stichting: Bestuur: Statuten: Pensioenreglement: Deelnemers: Pensioengerechtigden: Stichting Bedrijfstakpensioenfonds

Nadere informatie

' Zie de brief van deze organisaties van 2 november 1999 aan de Vaste Tweede Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

' Zie de brief van deze organisaties van 2 november 1999 aan de Vaste Tweede Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Stichting van de Arbeid Pens./1253 Aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Postbus 90801 2509 LV Den Haag Den Haag : 8 februari 2000 Ons kenmerk : S.A. 00.02835/K Uwkenmeik : SV/VP/99/68981

Nadere informatie

Wet verevening pensioenrechten bij scheiding

Wet verevening pensioenrechten bij scheiding Wet verevening pensioenrechten bij scheiding Wet van 28 april 1994, tot vaststelling van regels met betrekking tot de verevening van pensioenrechten bij echtscheiding of scheiding van tafel en bed (Wet

Nadere informatie

Betreft: Startbrief in verband met toetreding tot de pensioenregeling

Betreft: Startbrief in verband met toetreding tot de pensioenregeling Yvonne Bloem Administrateur Stichting Pensioenfonds Syngenta Nederland Westeinde 62 Postbus 2 1600 AA Enkhuizen Tel. 0228-366 435 Fax. 0228-366 445 yvonne.bloem@syngenta.com Betreft: Startbrief in verband

Nadere informatie

Veranderingen in de Pensioenwereld

Veranderingen in de Pensioenwereld Veranderingen in de Pensioenwereld Veranderingen in de Pensioenwereld staan voor de deur U hebt er vast al van gehoord, de pensioenwereld gaat de komende tijd drastische veranderingen doormaken. Zowel

Nadere informatie

MEMORANDUM BESCHIKBARE PREMIEREGELING MET BELEGGINGSMOGELIJKHEID: TOETSNORM VOOR HET VERLEDEN

MEMORANDUM BESCHIKBARE PREMIEREGELING MET BELEGGINGSMOGELIJKHEID: TOETSNORM VOOR HET VERLEDEN MEMORANDUM BESCHIKBARE PREMIEREGELING MET BELEGGINGSMOGELIJKHEID: TOETSNORM VOOR HET VERLEDEN 1. Inleiding: de aanleiding De Pensioenwet kent verschillende manieren waarop binnen de tweede pijler pensioen

Nadere informatie

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven (Bpf-Bitumen) Pensioenregeling uta-werknemers 7b 7.19 Deelnemers 70 7.20 Premies 70 7.21 Ouderdomspensioen 71 7.22 Vervroegd

Nadere informatie

R E G L E M E N T voor P R E - P E N S I O E N. van Stichting Sportfondsen Pensioenfonds te Amsterdam

R E G L E M E N T voor P R E - P E N S I O E N. van Stichting Sportfondsen Pensioenfonds te Amsterdam R E G L E M E N T voor P R E - P E N S I O E N van Stichting Sportfondsen Pensioenfonds te Amsterdam INHOUD Inleidende bepalingen Artikel 1. Aanvullende pensioenregeling 1 Artikel 2. Deelnemerschap 1 Artikel

Nadere informatie

Kemira Rotterdam B.V.

Kemira Rotterdam B.V. Kemira Rotterdam B.V. Collectieve arbeidsovereenkomst over pensioenen 2019-2023 Pagina 1 van 7 COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST OVER PENSIOENEN Ondergetekenden: Kemira Rotterdam B.V. te Botlek-Rotterdam

Nadere informatie

Bewaar deze startbrief zorgvuldig. Pensioen heeft nu misschien niet uw hoogste aandacht, binnenkort kan dat anders zijn.

Bewaar deze startbrief zorgvuldig. Pensioen heeft nu misschien niet uw hoogste aandacht, binnenkort kan dat anders zijn. Bewaar deze startbrief zorgvuldig. Pensioen heeft nu misschien niet uw hoogste aandacht, binnenkort kan dat anders zijn. Geachte heer/mevrouw.., Van harte welkom bij het Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische

Nadere informatie

Overgangsregeling ECI 15 jaarsoptie Uitstel financiering van over het verleden in te kopen pensioenruimte

Overgangsregeling ECI 15 jaarsoptie Uitstel financiering van over het verleden in te kopen pensioenruimte Overgangsregeling ECI 15 jaarsoptie Uitstel financiering van over het verleden in te kopen pensioenruimte Artikel 1 Definities a) Werkgever ECI B.V. gevestigd te Vianen en de volgende aangesloten ondernemingen:

Nadere informatie

Aanvullend reglement 2016. Pensioenopbouw boven salarisgrens (laag)

Aanvullend reglement 2016. Pensioenopbouw boven salarisgrens (laag) Aanvullend reglement 2016 Pensioenopbouw boven salarisgrens (laag) Aanvullend reglement 2 Inhoudsopgave Voorwoord 3 1. Definities 4 2. Algemeen 5 3. Deelneming 5 4. Vaststelling Aanvullende pensioengrondslag

Nadere informatie

Reglement arbeidsongeschiktheidspensioen Stichting Voorzieningsfonds Getronics

Reglement arbeidsongeschiktheidspensioen Stichting Voorzieningsfonds Getronics Reglement arbeidsongeschiktheidspensioen Stichting Voorzieningsfonds Getronics Inhoud REGLEMENT ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSPENSIOEN STICHTING VOORZIENINGSFONDS GETRONICS Begripsomschrijvingen... 3 Artikel 1

Nadere informatie

NEDERLANDSE ORDE VAN ADVOCATEN

NEDERLANDSE ORDE VAN ADVOCATEN Ontvangen op 21-01-2019 Verwerkt op 21-01-2019 NEDERLANDSE ORDE VAN ADVOCATEN Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid t.a.v. de heer drs. W. Koolmees Postbus 90801 2509 LV DEN HAAG Den Haag, 21

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 141 d.d. 30 mei 2011 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. B.F. Keulen en mr. A.W.H. Vink, leden en mr. F.E. Uijleman, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

REGLEMENT WGA-HIAATREGELING

REGLEMENT WGA-HIAATREGELING REGLEMENT WGA-HIAATREGELING STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE KOOPVAARDIJ GELDEND OP 1 JANUARI 2012 januari 2012 REGLEMENT WGA-HIAATREGELING ARTIKEL 1 Begripsbepalingen In dit reglement wordt verstaan

Nadere informatie

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht Uitkeringsovereenkomst

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht Uitkeringsovereenkomst Toelichting Uniform Pensioenoverzicht Uitkeringsovereenkomst Wat u moet weten over uw pensioen Het Uniform Pensioenoverzicht geeft u duidelijkheid over wat u krijgt bij pensionering en arbeidsongeschiktheid.

Nadere informatie

REGLEMENT AANVULLINGSREGELINGEN PER 1 JANUARI 2006 STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE HANDEL IN BOUWMATERIALEN

REGLEMENT AANVULLINGSREGELINGEN PER 1 JANUARI 2006 STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE HANDEL IN BOUWMATERIALEN REGLEMENT AANVULLINGSREGELINGEN PER 1 JANUARI 2006 STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE HANDEL IN BOUWMATERIALEN Februari 2011 HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1.1 Inleidende bepalingen 1.

Nadere informatie

Grondslagen StiPP verklaring financiële en actuariële gelijkwaardigheid 2017

Grondslagen StiPP verklaring financiële en actuariële gelijkwaardigheid 2017 Grondslagen StiPP verklaring financiële en actuariële gelijkwaardigheid 2017 Inleiding Als, conform artikel 2 of artikel 6 van het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000, vrijstelling kan worden verkregen,

Nadere informatie

Aandachtspuntenlijst reglementen rechtstreekse regeling

Aandachtspuntenlijst reglementen rechtstreekse regeling Aandachtspuntenlijst reglementen rechtstreekse regeling Dit reglement betreft een: (versie augustus 2012) A. Verplichte PW artikelen

Nadere informatie

WET VEREVENING PENSIOENRECHTEN BIJ SCHEIDING

WET VEREVENING PENSIOENRECHTEN BIJ SCHEIDING WET VEREVENING PENSIOENRECHTEN BIJ SCHEIDING Artikel 1 1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder: a. scheiding: echtscheiding of scheiding van tafel en bed dan

Nadere informatie

Uw pensioen in de Groothandel in Eieren

Uw pensioen in de Groothandel in Eieren Uw pensioen in de Groothandel in Eieren Inleiding Voor u ligt de brochure van het Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel (Bpf AVH). Bpf AVH verzorgt al 55 jaar de oudedagsvoorziening

Nadere informatie

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van, tot wijziging van de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met de invulling van het begrip consistentie

Nadere informatie

PENSIOENREGLEMENT II STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE MEUBELINDUSTRIE EN MEUBILERINGSBEDRIJVEN. Juni 2015

PENSIOENREGLEMENT II STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE MEUBELINDUSTRIE EN MEUBILERINGSBEDRIJVEN. Juni 2015 PENSIOENREGLEMENT II STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE MEUBELINDUSTRIE EN MEUBILERINGSBEDRIJVEN Juni 2015 ARTIKEL 1 Begripsbepalingen De definities en de begripsomschrijvingen zoals vermeld in

Nadere informatie

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedek- kingsbedrijven (Bpf-Bitumen)

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedek- kingsbedrijven (Bpf-Bitumen) Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedek- kingsbedrijven (Bpf-Bitumen) 7a 7.1 Algemeen 60 7.2 Deelnemers 62 7.3 Premies 62 7.4 Ouderdomspensioen 63 7.5 Vervroegd pensioen 63

Nadere informatie

Reglement Versleepregeling

Reglement Versleepregeling HEINEKEN NEDERLANDS BEHEER B.V. HEINEKEN GROUP B.V HEINEKEN INTERNATIONAL B.V. (Versie 2014 definitief- d.d. 07 januari 2014) INHOUD Artikelen Bladzijde 1. Begripsbepalingen 3 2. Werkingssfeer van de regeling

Nadere informatie

Regeling taakafbakening pensioenfondsen

Regeling taakafbakening pensioenfondsen FI, SZW Regeling taakafbakening pensioenfondsen Regeling van de Minister van Financiën en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 20 december 2000, houdende nadere afbakening van de

Nadere informatie

Risicoverdeling en ambitieniveau in bestaande pensioencontracten

Risicoverdeling en ambitieniveau in bestaande pensioencontracten Risicoverdeling en ambitieniveau in bestaande pensioencontracten artikel Inleiding Reeds geruime tijd wordt een maatschappelijke discussie gevoerd over de toekomst van het Nederlandse pensioenstelsel.

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 101 Besluit van 5 februari 2002 tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 2b, vijfde lid, 2c, tweede

Nadere informatie

Communicatieplan Stichting Brocacef Pensioenfonds

Communicatieplan Stichting Brocacef Pensioenfonds Communicatieplan 2015 Stichting Brocacef Pensioenfonds Vastgesteld in de vergadering van het bestuur van 23 november 2015 1 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 2 Inleiding... 3 1. Informatieverplichtingen...

Nadere informatie

Bronlandheffing op pensioenen in belastingverdragen: enkele details - Deel II

Bronlandheffing op pensioenen in belastingverdragen: enkele details - Deel II Bronlandheffing op pensioenen in belastingverdragen: enkele details - Deel II Uit secundaire regelgeving zijn nadere details af te leiden over bijzondere situaties waarin Nederland geacht wordt pensioenen

Nadere informatie

Pensioen. Waardeoverdracht bij indiensttreding

Pensioen. Waardeoverdracht bij indiensttreding Uw Pensioen Waardeoverdracht bij indiensttreding De in deze brochure verstrekte informatie is van algemene aard, uitsluitend indicatief en aan wijzigingen onderhevig. De vermelde gegevens zijn uitsluitend

Nadere informatie

Aandachtspuntenlijst reglementen (Bpf)

Aandachtspuntenlijst reglementen (Bpf) Aandachtspuntenlijst reglementen (Bpf) Dit reglement betreft een: (versie augustus 2012) A. Verplichte PW artikelen Datum in- Nr. Aard

Nadere informatie

Uw pensioen meenemen STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS ZORGVERZEKERAARS

Uw pensioen meenemen STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS ZORGVERZEKERAARS Uw pensioen meenemen STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS ZORGVERZEKERAARS Uw pensioen meenemen Stel, u heeft een nieuwe baan. Vaak gaat u dan pensioen opbouwen bij een andere pensioenuitvoerder. U kunt

Nadere informatie

Uit dienst. Versie

Uit dienst. Versie Uit dienst Versie 26-10-2017 Versie 26-10-2017 Uit dienst Je gaat uit dienst, maar je gaat nog niet met pensioen. Je hebt een andere baan gevonden, begint een eigen bedrijf of er is een andere reden waarom

Nadere informatie

Reglement Overgangsregelingen Pensioenen /01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)

Reglement Overgangsregelingen Pensioenen /01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015) Reglement Overgangsregelingen Pensioenen 2006 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015) Inhoudsopgave Hoofdstuk I Algemene bepalingen 5 Artikel 1 Definities

Nadere informatie

Matrix ten aanzien van de toeslag pensioenaanspraken en pensioenrechten (is toeslag voor gepensioneerden, gewezen deelnemers en deelnemers):

Matrix ten aanzien van de toeslag pensioenaanspraken en pensioenrechten (is toeslag voor gepensioneerden, gewezen deelnemers en deelnemers): Matrix ten aanzien van de toeslag en pensioenrechten (is toeslag voor gepensioneerden, gewezen deelnemers en deelnemers): Toeslagbeleid, A. Geen beleid over B. Geen doelgericht toeslagbeleid Er is geen

Nadere informatie

Stichting Pensioenfonds Ford Nederland Pensioenreglement

Stichting Pensioenfonds Ford Nederland Pensioenreglement Bijlage B Overzicht maximum pensioengevend salaris, grenssalaris, franchise en maximum uitkeringsloon WIA: Datum Maximum pensioengevend salaris Grenssalaris Franchise Maximum uitkeringsloon WIA 1 januari

Nadere informatie

Uw pensioen in de Groothandel in Groenten en Fruit

Uw pensioen in de Groothandel in Groenten en Fruit Uw pensioen in de Groothandel in Groenten en Fruit Inleiding Voor u ligt de brochure van het Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel (Bpf AVH). Bpf AVH verzorgt al 55 jaar

Nadere informatie

Rapport. AWVN Pensioenbenchmark 2015

Rapport. AWVN Pensioenbenchmark 2015 Rapport AWVN Pensioenbenchmark 2015 1 Inhoudsopgave Inleiding... 4 Totaal... 5 Bedrijfstakpensioenfondsen... 8 Ondernemingspensioenfondsen... 11 Opdrachtgever: AWVN Samensteller: Ian Lendering Telefoon:

Nadere informatie

Reglement Overgangsregelingen Pensioenen 2002. 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015)

Reglement Overgangsregelingen Pensioenen 2002. 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015) Reglement Overgangsregelingen Pensioenen 2002 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 26/09/2014; in werking getreden per 01/01/2015) Inhoudsopgave Hoofdstuk I Algemene bepalingen 5 Artikel 1 Definities

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333

Nadere informatie

Uit dienst bij ABN AMRO pensioen laten staan of meenemen?

Uit dienst bij ABN AMRO pensioen laten staan of meenemen? Uit dienst bij ABN AMRO pensioen laten staan of meenemen? Pensioenfonds Vooraf 2 U bent uit dienst bij ABN AMRO Bank of één van de andere bij ABN AMRO Pensioenfonds aangesloten ondernemingen. Vanaf dat

Nadere informatie

3 Ondernemingspensioenfondsen

3 Ondernemingspensioenfondsen 3 Ondernemingspensioenfondsen 3.1 Medezeggenschap van gepensioneerden Ondernemingspensioenfondsen worden in het convenant opgeroepen om een (wettelijke) raad op te richten of directe bestuursvertegenwoordiging

Nadere informatie

uw kenmerk Lbr. 101086

uw kenmerk Lbr. 101086 LOGA Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad Landelij k Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden informatlecentrum tel. (070) 373 8020 uw kenmerk betreft ons kenmerk Aanvulling: Wijzigingen CAR

Nadere informatie

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht 2015. Wat heeft u aan het Uniform Pensioenoverzicht? Welke gebeurtenissen beïnvloeden uw pensioen?

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht 2015. Wat heeft u aan het Uniform Pensioenoverzicht? Welke gebeurtenissen beïnvloeden uw pensioen? Wat heeft u aan het Uniform Pensioenoverzicht? Het Uniform Pensioenoverzicht geeft u inzicht in wat u krijgt bij pensionering en arbeidsongeschiktheid. In dit overzicht staat ook wat uw eventuele partner

Nadere informatie

Voorstel van wet houdende invoering van de Pensioenwet (Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet)

Voorstel van wet houdende invoering van de Pensioenwet (Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet) Voorstel van wet houdende invoering van de Pensioenwet (Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet) Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben,

Nadere informatie

Help, pensioenregels (weer) op de schop?! Mr. Marin van Esterik CPL

Help, pensioenregels (weer) op de schop?! Mr. Marin van Esterik CPL Help, pensioenregels (weer) op de schop?! Mr. Marin van Esterik CPL Onderwerpen 1. Pensioen, wat is pensioen? 2. Wijziging Wet op de ondernemingsraden 3. Outsourcing vanuit zorg en overheid OR (opeens)

Nadere informatie

Notitie Indexatiedepots en toekomstbestendig indexeren in het nieuwe FTK

Notitie Indexatiedepots en toekomstbestendig indexeren in het nieuwe FTK Notitie Indexatiedepots en toekomstbestendig indexeren in het nieuwe FTK Utrecht, 22 juni 2015 Koninklijk Actuarieel Genootschap Postbus 2433 3500 GK UTRECHT 1. Inleiding Onder het oude FTK-regime kon

Nadere informatie