Tweede Kamer der Staten-Generaal

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Tweede Kamer der Staten-Generaal"

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar %3>? Wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet en van de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN GEDEELTE 1. Strekking van het wetsvoorstel Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe door middel van een wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet (PSW) de gevolgen te verlichten van de zogeheten pensioenbreuk. Genoemde wet bevat overigens reeds een aantal bepalingen terzake van die gevolgen. Het onderhavige wetsvoorstel strekt er voorts toe de PSW en de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds op enige punten te moderniseren of technisch te verbeteren. Op de desbetreffende wijzigingen van de beide wetten wordt in het algemeen gedeelte van deze toelichting verder niet ingegaan. 2. Aanleiding tot het wetsvoorstel De indiening van het onderhavige wetsvoorstel moet worden gezien in het kader van een proces dat tegen het einde van de zestiger jaren begon, toen er een brede maatschappelijke consensus ontstond met betrekking tot de wenselijkheid van een integrale oplossing van de pensioenproblematiek. Onder die pensioenproblematiek wordt verstaan dat niet iedere werknemer die daarbij belang heeft onder een aanvullende pensioenregeling valt (het probleem van de «witte vlek»), dat niet elke aanvullende pensioenregeling voldoet aan daaraan in redelijkheid te stellen eisen (het probleem van de «grijze vlek») en dat er wat betreft de hoogte van de pensioenaanspraken voor een deelnemer aan een regeling nadelen verbonden zijn aan een voortijdige beëindiging van zijn deelneming (het probleem van de «pensioenbreuk»). De Stichting van de Arbeid kreeg opdracht te zoeken naar een integrale oplossing, waarbij toen werd gedacht aan vervanging (althans tot een bepaald salaris-niveau) van de pluriformiteit aan aanvullende pensioenregelingen per bedrijfstak of onderneming door een uniforme wettelijke regeling (de zogenaamde «pensioenplicht»). Tijdens bedoeld proces gericht op het vinden van een integrale oplossing van de pensioenproblematiek is allengs duidelijk geworden dat de problematiek van de pensioenbreuk van dien aard was dat daaraan al iets gedaan moest worden, vooruitlopend op de realisering van de beoogde Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 1

2 integrale oplossing. Ook de Stichting van de Arbeid erkende dit, getuige haar aanbevelingen uit 1978 om op vrijwillige basis iets te doen aan de gevolgen van de pensioenbreuk. Gevraagd (in 1980) om een rapport inzake de mogelijkheden van wettelijke maatregelen zag de Stichting zich gesteld voor het probleem dat er in het kader van haar onderzoek naar een integrale oplossing nog geen zekerheid bestond over de aard van de oplossing van de pensioenbreuk. Dit klinkt door in de voorstellen voor wettelijke maatregelen die de Stichting op 18 november 1981 deed. De maatschappelijke betekenis van de problematiek van de pensioenbreuk heeft het onvermijdelijk gemaakt dat buiten het kader van het onderzoek van de Stichting om plannen voor een oplossing van de problematiek van de pensioenbreuk aan de orde zijn gekomen, met welke plannen vooruitgelopen werd op de afronding van het onderzoek van de Stichting en terzake knopen werden doorgehakt. Dit werd des te meer gerechtvaardigd geacht naarmate men steeds grotere twijfel ging koesteren aan de (spoedige) realisering van een integrale oplossing van de pensioenproblematiek, als waarop de Stichting van de Arbeid studeerde. Het kabinet heeft in deze fase van het proces op 24 januari 1984 aan de Sociale-Economische Raad (SER) advies gevraagd over een wettelijke maatregel ter verlichting van de gevolgen van de pensioenbreuk. Het meende toen op goede gronden dat de SER op korte termijn advies zou kunnen uitbrengen. Door overmacht heeft de SER meer tijd nodig gehad dan voorzien. Het kabinet heeft vanzelfsprekend ondanks de urgentie van een wettelijke regeling op het advies van de SER gewacht. Bij de voorbereiding van het wetsvoorstel is overigens ook gebruik gemaakt van technische adviezen van de Verzekeringskamer. 3. De adviesaanvrage van het kabinet en het advies van de SER De randvoorwaarden voor een wettelijke interimmaatregel In de adviesaanvrage (advies, p. 97 tot en met 104) wordt een drietal randvoorwaarden geformuleerd. Het gaat om de volgende: 1. De interimmaatregel dient te passen in het perspectief van een pensioenplicht die is gebaseerd op een dienstjarenstelsel met indexatie. Het moet daarbij gaan om een eerste stap op weg naar realisering van dat perspectief. Hieruit vloeit voort dat de interimmaatregel mede moet leiden tot een verlichting van pensioenverlies door inflatie. 2. De interimmaatregel grijpt slechts op zodanige wijze in in bestaande structuren als past bij het noodzakelijkerwijs beperkte karaktervan een interimmaatregel. Dit betekent bij voorbeeld dat rekening moet worden gehouden met de financiële mogelijkheden per regeling en dat bij het opleggen van nieuwe financiële verplichtingen terughoudendheid is geboden. Daarbij moet worden bedacht dat de bestaande structuren enerzijds onderling een grote mate van diversiteit vertonen, maar anderzijds op zichzelf zijn uitgebalanceerd en zijn afgestemd op wensen en mogelijkheden van de betrokken werknemers en werkgevers. 3. De interimmaatregel dient te passen in de visie van het kabinet op de rol van de overheid in het algemeen en meer in het bijzonder op de afbakening van de rol van de overheid en die van maatschappelijke organisaties. Op het terrein van de aanvullende pensioenen heeft de overheid altijd erkend dat sociale partners er de primaire verantwoordelijkheid voor dragen. In zijn advies (p. 47) onderschrijft de SER de doelstelling van een interimmaatregel, te weten het waar mogelijk beperken van pensioenverlies bij wisseling van dienstbetrekking, bij verlies van werk en na pensioeningang. Daarbij plaatst de SER goed beschouwd alleen kanttekeningen bij de eerste randvoorwaarde, inzoverre hij meent dat het te ver gaat de 1 Advies interimmaatregel pensioenbreuk interimmaatregel te zien als een eerste stap op weg naar een pensioenplicht 85/22 gebaseerd op een dienstjarenstelsel met indexatie. De Raad acht het Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 2

3 wenselijk niet verder te gaan dan dat de te treffen interimmaatregel de keuze voor een dienstjarenstelsel met indexatie als uitgangspunt voor een toekomstige pensioenplicht niet in de weg mag staan. Het kabinet meent naar aanleiding van deze kanttekeningen dat de SER toch enigszins de betekenis miskent van de politieke discussie die zich in een eerste fase van het proces met betrekking tot de problematiek heeft voorgedaan. Die betekenis is naar de mening van het kabinet hierin gelegen dat vrijwel algemeen als uitgangspunt voor een integrale oplossing van de pensioenproblematiek is aanvaard dat alle pensioenaanspraken (te weten aanspraken van actieven, slapers en gepensioneerden) op voet van gelijkheid moeten worden behandeld voor wat betreft de bescherming tegen inflatie en dat voor zover mogelijk aan dat uitgangspunt recht moet worden gedaan in het kader van een interimmaatregel met betrekking tot de pensioenbreuk. Anders gezegd: als randvoorwaarde mag niet worden gesteld dat de interimmaatregel neutraal moet zijn ten opzichte van de keuze met betrekking tot de aan een integrale oplossing ten grondslag te leggen uitgangspunten, zoals door de Stichting van de Arbeid indertijd, gelet op de stand van zaken bij haar studie, bepleit werd. Dit behoeft overigens geenszins te betekenen dat met de interimmaatregel een eerste stap wordt gezet naar een toekomstige pensioenplicht. Wel wordt een begwi gemaakt met een integrale oplossing van de pensioenproblematiek. Dit staat er overigens geenszins aan in de weg dat een integrale oplossing van de pensioenproblematiek en daarbij de vraag of een pensioenplicht gewenst is of niet verder nog volledig voorwerp van advisering door de SER zal zijn. Hierbij zal de SER gebruik kunnen maken van de bevindingen van de Pensioenkamer met betrekking tot de stand van zaken voor wat betreft de pensioenproblematiek, met inachtneming van de effecten van de te treffen interimmaatregel De in de adviesaanvrage vermelde bestanddelen voor een interimmaatregel Een voorschrift tot het verlenen van evenredige premievrije aanspraken Dit bestanddeel is ontleend aan de voorstellen die de Stichting van de Arbeid deed op 18 november Zoals bekend schrijft de PSW thans voor dat de premievrije aanspraak op ouderdomspensioen bij voortijdige beëindiging van de deelneming anders dan door overlijden of pensioeningang wordt vastgesteld op voet van de door en voor de deelnemer betaalde bijdragen naarmate de voor pensioeningang vereiste duur van de deelneming is verstreken. Bij toepassing nu van financieringssystemen waarbij het zwaartepunt van de financiering in de latere deelnemingsjaren ligt, kan een aldus vastgestelde premievrije aanspraak naar verhouding van geringe omvang zijn. In theorie zijn er drie methoden waardoor iets gedaan kan worden aan dit aspect van de pensioenbreuk: - door voor te schrijven dat de financiering van een pensioenregeling zodanig moet zijn dat op elk moment tijdens de loopbaan steeds zoveel gefinancierd is als overeenkomt met wat nodig is voor een evenredige premievrije aanspraak; - door voor te schrijven dat bij de beëindiging van de deelneming een evenredige premievrije aanspraak moet worden meegegeven; - door voor te schrijven dat na de beëindiging van de deelneming nog zoveel moet worden bijgefinancierd als nodig is om bij pensioeningang een evenredig pensioen te kunnen uitbetalen. Het zal duidelijk zijn dat bij de eerste methode in feite ingegrepen wordt in de keuzevrijheid wat betreft het financieringssysteem. Uitstelfinanciering zoals die thans op vrij ruime schaal voorkomt, wordt alsdan verboden. Bij de tweede methode dient te worden beseft dat het systeem Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 3

4 van de PSW inhoudt dat daadwerkelijk vastgestelde rechten steeds afgefinancierd moeten zijn. Zou bij voortijdige beëindiging van de deelneming dadelijk een evenredige premievrije aanspraak moeten worden meegegeven dan zou een eventuele financieringsachterstand dus ineens moeten worden goedgemaakt. De eerste methode verschaft elke deelnemer een absolute zekerheid dat bij voortijdige beëindiging van de deelneming een evenredige premievrije aanspraak wordt verkregen. Daarvan is geen sprake bij de tweede methode. Bij die methode kan het bij financiële problemen binnen de regeling die leiden tot een liquidatie van die regeling weleens onmogelijk blijken evenredige premievrije aanspraken mee te geven aan degenen die alsdan slaper worden. Anders gezegd: wie in het verleden slaper werd kan bij die methode weleens beter af zijn dan degene die deelnemer bleef tot de liquidatie van de regeling. Dit laatste bezwaar wordt ondervangen bij de derde methode. Bij financiële problemen zijn slapers en actieven daarvan op gelijke wijze de dupe. De Stichting van de Arbeid heeft aan de derde methode de voorkeur gegeven. Ook het kabinet vindt die methode de meest aantrekkelijke. Een complicatie daarbij is wel de vaststelling van de afkoopwaarde van een premievrije aanspraak bijv. in het kader van reserve-overdracht. Het kabinet meent in dat licht de mogelijkheid van versnelde affinanciering open te moeten laten. Dit is in overeenstemming met de wensen van sociale partners. Voor de vraag wat een evenredige premievrije aanspraak precies is, heeft de Stichting twee hoofdmogelijkheden onderkend t.w. tijdsevenredigheid en rechtevenredigheid. Bij tijdsevenredigheid bedraagt de evenredige premievrije aanspraak het verschil tussen het pensioen dat bij gelijkblijvende omstandigheden bereikt had kunnen worden bij voortzetting van de deelneming tot pensioeningang en het deel daarvan dat alsdan opgebouwd zou zijn na de feitelijke beëindiging van de deelneming. Bij rechtevenredigheid bedraagt de evenredige premievrije aanspraak een deel van het al eerder bedoelde pensioen dat bereikt had kunnen worden, welk deel wordt gevonden door bedoeld pensioen te vermenigvuldigen met de verhouding tussen het feitelijke aantal dienstjaren en het aantal dienstjaren bij voortzetting van de deelneming tot pensioeningang. Afhankelijk van het type pensioenregeling is nu eens de tijdsevenredige vorm voor een betrokkene voordeliger en dus voor de regeling duurder (bij eindloonregelingen op levensjarenbasis) dan weer de rechtevenredige (bij opbouwregelingen), terwijl er soms geen verschil is (bij eindloonregelingen op dienstjarenbasis). De Stichting van de Arbeid was indertijd voor tijdsevenredigheid, maar meende dat er wel uitzonderingen gemaakt moeten kunnen worden. Ook de SER heeft in die richting geadviseerd (p. 54 en 55). Daarbij hebben de uitzonderingen betrekking op pensioenregelingen waarin rechtevenredigheid op het moment van inwerkingtreding van de wet al is vastgesteld en op pensioenregelingen waarbij noch tijdsevenredigheid noch rechtevenredigheid hanteerbare begrippen zijn (bijv. bij beschikbare premieregelingen en bij kapitaalverzekeringen met pensioenclausule). Voor deze gevallen wordt door de SER een ontheffingssysteem voorgesteld. Het kabinet meent dat er geen bezwaar kan bestaan tegen het openen van de mogelijkheid van ontheffing (waar dit voorstel leidt tot aanpassing van artikel 8 PSW en dat artikel al genoemd wordt in artikel 29 PSW is voor die mogelijkheid geen nadere voorziening nodig). Het zal zich overigens nog beraden op de invulling die aan een ontheffingsbeleid ware te geven. In navolging van de Stichting van de Arbeid heeft het kabinet in de adviesaanvrage gekozen voor een beperking van het voorschrift tot het verlenen van evenredige premievrije aanspraken tot gevallen van voortijdige beëindiging van de deelneming die zich voordoen na de inwerkingtreding van de wet. Ook de SER adviseert tot deze beperking. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 4

5 Een voorschrift tot gelijke behandeling van alle gewezen deelnemers aan een pensioenregeling Dit bestanddeel vormt een uitbreiding van een voorstel dat de Stichting van de Arbeid deed op 18 november Volgens de Stichting van de Arbeid zou het bij het toeslagbeleid geen verschil mogen maken of de gepensioneerde tot zijn pensioen deelnemer bleef of eerder de deelneming beëindigde. In de adviesaanvrage werd voorgesteld dat niet alleen gepensioneerden onderling maar ook gepensioneerden enerzijds en slapers anderzijds gelijk zouden moeten worden behandeld op het punt van toeslagen die strekken tot compensatie van waardevermindering. Aldus zou in veel gevallen iets gedaan kunnen worden aan het pensioenverlies dat optreedt tussen het moment van de beëindiging van de deelneming en pensioeningang. Gemeenschappelijk uitgangspunt van het voorstel van de Stichting en dat uit de adviesaanvrage is de erkenning van de vrijheid van betrokkenen om te beslissen of men toeslagen wil verlenen. Beslist men daartoe dan gelden zekere voorschriften met betrekking tot gelijke behandeling. In de filosofie van de adviesaanvrage zou dit bestanddeel niet tot een kostenstijging hoeven leiden, gegeven de mogelijkheid het voor toeslagen bestemde bedrag anders te verdelen. Aan bedoeld gemeenschappelijk uitgangspunt ligt ten grondslag dat sociale partners primair verantwoordelijk zijn voor het beleid en dat waar desondanks zekere voorschriften moeten worden gesteld de daarmee gepaard gaande ingreep zo beperkt mogelijk dient te zijn, zeker voor wat betreft het kostenaspect. De uitbreiding die in de adviesaanvrage is aangebracht ten opzichte van het voorstel van de Stichting moet worden gezien als een logisch gevolg van de eerder bedoelde politieke discussie waarbij een gelijke behandeling van alle aanspraken voor wat betreft bescherming tegen inflatie centraal is gesteld. De SER erkent blijkens zijn advies (p. 61) het belang van de doelstelling van de bedoelde uitbreiding te weten het op enigerlei wijze waarde- of welvaartsvast houden van ook de premievrije aanspraken vóór de ingangsdatum van het pensioen. De Raad signaleert (p. 62 tot en met 66) echter desalniettemin een aantal problemen bij een wettelijk voorschrift tot gelijke behandeling van slapers en gepensioneerden. Kort samengevat overweegt de Raad het volgende: - zo'n wettelijk voorschrift heeft zo ingrijpende consequenties dat betrokkenen zullen moeten besluiten ofwel vooruitlopend op een integrale oplossing van de pensioenproblematiek hun pensioenregeling aan te passen ofwel af te zien van het verlenen van toeslagen; - zo'n wettelijk voorschrift kan zelf tot ongelijke behandeling leiden van slapers en actieven, nl. bij regelingen waarbij in het geheel geen aanpassing plaatsvindt van in het verleden opgebouwde pensioenaanspraken van actieve deelnemers (bijv. bij opbouwregelingen, vaste bedragenregelingen en beschikbare premieregelingen); - zo'n wettelijk voorschrift kan tot dubbelop-effecten leiden bij levensjaren regelingen; - zo'n wettelijk voorschrift kan tot extra lasten leiden nl. indien de toeslagen voor gepensioneerden onvoorwaardelijk zijn toegezegd tijdens de actieve periode (m.a.w. het daaraan bestede bedrag valt niet te herverdelen) of indien men een te sterke daling van de toeslagen aan gepensioneerden als gevolg van herverdeling wil vermijden. In dit verband moet erop worden gewezen dat in de adviesaanvrage het voorstel van de Stichting ook nog in andere zin is uitgebreid. De Stichting wilde met haar voorschrift tot gelijke behandeling alleen de positie verbeteren van wie in de toekomst een pensioenbreuk lijdt (nieuwe gevallen) terwijl in de adviesaanvrage in beginsel is gekozen voor verbetering ook van de positie van wie reeds een pensioenbreuk heeft geleden (oude gevallen) en wel niet door compensatie van reeds geleden pensi- Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 5

6 oenverlies, maar door beperking van verder te lijden pensioenverlies. De SER heeft ook daartegen bezwaar althans voor wat betreft het meenemen van de oude gevallen bij een voorschrift tot gelijke behandeling van slapers en gepensioneerden. De Raad wijst m.n. op het aspect dat alsdan een nieuw voorschrift zal gelden met betrekking tot aanspraken die in het verleden overeenkomstig toen geldende voorschriften zijn vastgesteld. Zoiets zou z.i. alleen in uitzonderlijke situaties dienen plaats te vinden, bijv. wanneer zou blijken dat het evenwicht tussen rechten en plichten tussen partijen volledig is verloren gegaan. De SER wijst in het kader van zijn afweging van de wenselijkheid van het opnemen van een wettelijk voorschrift ook op enige ontwikkelingen in de vrijwillige sfeer. Tijdens de voorbereiding van het advies van de SER heeft binnen de Stichting van de Arbeid nl. overleg plaatsgevonden over een tot stand te brengen aanbeveling inzake de problematiek van de pensioenbreuk en het pensioenverlies. Het gaat daarbij om de volgende aanbevelingen: - een dringend beroep op sociale partners om na het wegnemen van bestaande belemmeringen van procedurele aard (zie 3.2.3) in statuten en reglementen de mogelijkheden te scheppen voor reserve-overdracht bij voortijdig vertrek en waar mogelijk deel te nemen aan een daarop gericht circuit van uitvoeringsorganen; - een dringend beroep op sociale partners om na het tot standkomen van de betreffende wetswijziging (zie 3.2.4) gebruik te maken van de mogelijkheid van een subsidie voor voortzetting van de pensioenopbouw van daarna onvrijwillig werkloos geworden deelnemers van 40 jaar en ouder en van de dekking van het overlijdensrisico voor gehuwde werkloze werknemers; - een dringend beroep op sociale partners om daarnaast andere maatregelen te treffen die bedoeld zijn om tot een verdergaande beperking van pensioenverlies te komen. Zie hierover verder bijlage I bij deze memorie. Alles bij elkaar komt de Raad tot de conclusie (p. 66) dat een wetttelijk voorschrift mede gelet op de beoogde aanbeveling van de Stichting van de Arbeid niet wenselijk is. Een wettelijk voorschrift zou ook ten koste gaan van de ruimte om op vrijwillige basis te komen tot oplossingen voor het vraagstuk van het pensioenverlies en funest kunnen zijn voor de bereidheid vanuit het bedrijfsleven om gevolg te geven aan de hierboven bedoelde aanbevelingen. De Raad constateert voorts dat indien er toch een wettelijk voorschrift zou komen het wenselijk is om verschillende uitzonderingsbepalingen op te nemen, in het bijzonder voor - premievrije aanspraken uit levensjarenregelingen (omdat anders extra lasten optreden); - premievrije aanspraken uit opbouw-, vaste bedragen of beschikbare premieregelingen (omdat anders een ongelijke behandeling van actieven en slapers zou kunnen optreden); - premievrije aanspraken van bescheiden omvang (omdat anders uitvoerige administratieve procedures voor het realiseren van een zeer gering nominaal effect nodig zijn; als grens denkt de SER aan f 120 op jaarbasis). Dit betreft aldus de Raad een groot deel van alle premievrije aanspraken. De Raad vraagt zich hierbij af of de aan te brengen uitzonderingen niet van dien aard zijn dat afbreuk wordt gedaan aan het met de maatregel beoogde doel. De Raad geeft de voorkeur aan een aanbeveling als eerder bedoeld omdat deze de bestaande structuur van de pensioenregelingen onverlet laat en de bij de verschillende pensioenregelingen betrokkenen in staat stelt te bezien op welke wijze - passend binnen het systeem van de betreffende regeling - (verdere) maatregelen ter beperking van pensioenverlies kunnen worden getroffen. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 6

7 Belangrijk acht de Raad daarbij dat de Stichting zich voorstelt op afzienbare termijn te bezien op welke wijze haar aanbeveling is opgevolgd. De Raad is voorts van oordeel dat een aanbeveling als bedoeld volledig aansluit bij de eerder vermelde randvoorwaarde inzake de afbakening van de rol van de overheid en die van maatschappelijke organisaties. Ten slotte acht de Raad het een voordeel dat een aanbeveling op korte termijn gerealiseerd zal kunnen worden terwijl met het tot stand brengen van een naar het voorkomt zeer gedetailleerde wettelijke regelgeving op dit gebied aanzienlijk meer tijd gemoeid zal zijn. Voor wat betreft de gelijke behandeling van gepensioneerden onderling adviseert de Raad (p. 68 en 69) wel tot het treffen van een wettelijk voorschrift. Anders dan de Stichting van de Arbeid in 1981 deed, adviseert de SER om het voorschrift tot gelijke behandeling niet alleen betrekking te laten hebben op de ingegane pensioenen van personen die slapers worden na de invoering van het voorschrift, maar ook op de ingegane pensioenen van personen die eerder slaper werden. De Raad vindt wel dat van het voorschrift ontheffing verleend moet kunnen worden in geval van financiële onmogelijkheid om aan het beginsel van gelijke behandeling te voldoen en in geval er binnen een pensioenregeling op goede gronden wordt gedifferentieerd bij het verlenen van toeslagen tussen verschillende groepen gepensioneerden, bijvoorbeeld omdat de betreffende regeling in de loop der jaren is gewijzigd. Naar aanleiding van het standpunt van de SER constateert het kabinet met voldoening dat de Raad het belang erkent van de doelstelling van een voorschrift tot gelijke behandeling als in de adviesaanvrage bedoeld. Het kabinet constateert aldus eveneens met voldoening dat naar aanleiding van zijn adviesaanvrage de gedachtenontwikkeling bij sociale partners over de bestrijding van de onderhavige vorm van pensioenverlies zich heeft geëvolueerd. Het kabinet wil zoveel mogelijk op die gedachtenontwikkeling inspelen. Het heeft zeer nadrukkelijk overwogen of het daarbij zinvol is die ontwikkeling te ondersteunen en verder richting te geven door middel van een wettelijk voorschrift. De aanbeveling van de Stichting van de Arbeid vertoont immers in het licht van de doelstelling die ten grondslag ligt aan het betrokken element uit de adviesaanvraag enige gebreken. Zo laat de aanbeveling de mogelijkheid open dat de onderhavige vorm van pensioenverlies bestreden zou kunnen worden door invoering van het levensjarenbeginsel. Dit nu staat haaks op de politieke keuze voor het dienstjarenstelsel met indexatie. Voorts acht de Stichting het gerechtvaardigd premievrije aanspraken buiten beschouwing te laten van personen die slaper werden voor de tot standkoming van de aanbeveling. Een en ander neemt niet weg dat de aanbeveling, als daaraan gevolg gegeven zal worden, positieve effecten kan sorteren. De ervaring leert echter dat dit niet overal het geval zal zijn. Ook de Stichting onderkent dit en wil daarom te zijner tijd een evaluatie doen plaatsvinden. Uit hetgeen daaromtrent naar buiten is gekomen blijkt dat men binnen de Stichting voor het geval het beoogde effect niet gesorteerd wordt, denkt aan een aanscherpen van de aanbeveling. Hoewel een bijstelling van het voorstel uit de adviesaanvrage zeker mogelijkheden zou bieden de in de ogen van de SER bestaande knelpunten weg te nemen, heeft het kabinet alles afwegend besloten van het treffen van een wettelijk voorschrift dat op dit punt verder gaat dan de SER voorstelt, af te zien. Zijn voornaamste motief daarvoor is dat een oplossing van de pensioenbreuk die door sociale partners als een door henzelf aangedragen oplossing kan worden ervaren - ondanks daaraan klevende gebreken op korte termijn - op de lange duur de beste garantie vormt voor een goede ontwikkeling van de aanvullende pensioenvoorzieningen in Nederland. Het kabinet sluit echter niet uit dat indien de resultaten van de evaluatie van de effecten van de aanbeveling van de Stichting van de Arbeid daartoe aanleiding geven, een nieuwe afweging zal moeten worden gemaakt. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 7

8 Een versoepeling van procedures voorzover nodig voor de stimulering van reserveoverdracht ' De SER spreekt in zijn advies van «waarde overdracht» omdat de term «reserve-overdracht» teveel zou suggeren dat deelnemers aan een regeling recht hebben op een deel van de gevormde reserves Door de Stichting van de Arbeid is indertijd in het kader van de voorbereiding van haar rapport over wettelijke maatregelen ter verlichting van de gevolgen van de pensioenbreuk onderzocht of werknemers een recht zou moeten worden verschaft op reserve-overdracht bij voortijdige beëindiging van de deelneming 2. Bij een reserve-overdracht wordt de premievrije aanspraak jegens de ene pensioenverzekeraar afgekocht en wordt met de afkoopsom bij een andere pensioenverzekeraar een aanspraak ingekocht (bijv. in de vorm van extra dienstjaren die meetellen bij backservice in verband met verhogingen van het pensioengevend salaris). Reserveoverdracht kan in veel gevallen tot een zeer aanzienlijke beperking van pensioenverlies leiden. De Stichting kwam tot de conclusie dat aan zodanig recht mede in verband met de grote pluriformiteit op het terrein van de (financiering van) aanvullende pensioenregelingen te veel haken en ogen zitten. Wel werd de wenselijkheid geconstateerd van een versoepeling van de procedures m.b.t. reserveoverdracht op vrijwillige basis. Die wenselijkheid werd mede bepaald door het feit dat toen reeds in het bedrijfsleven het voornemen bestond te komen tot een vrijwillig samenwerkingsverband van uitvoeringsorganen waarbinnen werknemers volgens een standaardprocedure wel een recht op reserveoverdracht zouden hebben. Door het kabinet is de wenselijkheid van een versoepeling van procedures bij reserve-overdracht onderschreven in de adviesaanvrage van 20 januari De bestaande procedures zijn tweeërlei. In de eerste plaats is voor een reserve-overdracht een ontheffing nodig van het afkoopverbod bedoeld in artikel 32, lid 4, van de PSW. Het beleid m.b.t. het verlenen van ontheffingen van het afkoopverbod ten einde reserve-overdracht te realiseren is thans zodanig uitgekristalliseerd dat sprake is van standaardvoorschriften te verbinden aan een ontheffing. De procedure met betrekking tot reserveoverdrachten zou versoepeld kunnen worden wanneer die standaardvoorschriften in wetgeving worden vertaald. Alsdan is bij een reserve-overdracht geen (verzoek om) ontheffing meer nodig. De SER heeft zich over een desbetreffende versoepeling positief uitgelaten (p. 73). Het onderhavige wetsontwerp bevat een wijziging van de PSW die ertoe strekt bedoelde standaardvoorschriften in wetgeving om te zetten. Naast bovenstaande procedure in het kader van de PSW is er als regel bij reserveoverdracht sprake van een fiscale procedure om te bereiken dat een reserve-overdracht, die dan gezien wordt als een op zich fiscaal belaste afkoop, geen consequenties heeft voor de heffing van loon- en inkomstenbelasting en sociale premies. Voor reserveoverdracht is in dergelijke gevallen een beschikking van de Inspecteur nodig. De SER (p. 73) heeft erop aangedrongen eventuele belemmerende effecten van die procedure weg te nemen. De betrokken procedure valt naar de huidige stand van zaken, nadat reeds diverse verbeteringen zijn aangebracht, echter niet verder te versoepelen bijv. op de wijze waarop de PSW-procedure in het onderhavige wetsontwerp is versoepeld. Overigens blijkt in de praktijk nauwelijks sprake te zijn van een belemmerende werking van de fiscale procedure. Indien overigens sprake is van reserveoverdrachten gebaseerd op overeenkomsten tussen werkgevers en uitvoeringsorganen acht de fiscus ook nu al geen reden aanwezig tussenbeide te komen. Reserve-overdrachten in het kader van het genoemde samenwerkingsverband kunnen dan ook zonder fiscale tussenkomst plaatsvinden. Volledigheidshalve zij hier nog vermeld dat op 25 juni 1986 door enige grote pensioenfondsen en levensverzekeraars een Stichting Dienstverlening Samenwerkingsverband is opgericht. Hiermee is een aanzet gegeven tot uitvoering van het initiatief, vermeld door de SER. Het is de bedoeling dat het systeem vanaf 1 januari 1987 ten volle zal functioneren. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 8

9 Een wettelijke regeling met betrekking tot de pensioenopbouw ingeval van werkloosheid Tijdens de discussie over de gevolgen van de pensioenbreuk is steeds bijzondere aandacht besteed aan de positie van de werkloos geworden werknemer. Deze kan niet alleen geconfronteerd worden met het pensioenverlies dat optreedt als gevolg van de voortijdige beëindiging van de deelneming bij zijn ontslag, hij wordt in het algemeen ook geconfronteerd met het feit dat tijdens zijn werkloosheid geen verdere pensioenopbouw plaatsvindt. Overigens kan ten aanzien van de bijzondere aandacht die aan de verdere pensioenopbouw van werklozen wordt besteed worden opgemerkt dat dit eigenlijk meer een probleem is dat vergelijkbaar is met het probleem van de «witte vlek» in pensioenland (werknemers voor wie geen pensioenregeling geldt). Het kabinet heeft in dit licht steeds prioriteit gegeven aan verbetering van de positie van werkloos geworden werknemers door middel van bescherming tegen inflatie van de premievrije aanspraak op pensioen dat reeds is opgebouwd als een specifiek pensioenbreukprobleem. Daar komt bij dat een werkloze in veel gevallen meer gebaat is bij een regelmatige aanpassing van een premievrije aanspraak in verband met optredende inflatie dan bij verdere pensioenopbouw op basis van de pensioengrondslag bij ontslag gedurende een beperkte periode (bijv. zolang een loongerelateerde werkloosheidsuitkering wordt ontvangen), waarna ook hetgeen verder is opgebouwd veelal weer niet tegen inflatie zal worden beschermd. De Stichting van de Arbeid heeft intussen reeds vóór de totstandkoming van de adviesaanvrage van 20 januari te kennen gegeven bereid te zijn na te denken over het verstrekken van subsidies uit het Fonds Voorheffing Pensioenverzekering ten behoeve van pensioenopbouw tijdens werkloosheid. In de adviesaanvrage is gesteld dat het kabinet zich na ontvangst van een desbetreffend advies zou bezinnen op het vastleggen in wetgeving van door sociale partners gemaakte afspraken. Financiering van pensioenopbouw tijdens werkloosheid uit het Fonds Voorheffing Pensioenverzekering past in de visie van het kabinet dat het bij pensioenopbouw tijdens werkloosheid gaat om een probleem dat verwant is aan dat van de «witte vlek». Voor het leveren van een bijdrage aan de oplossing van het laatste probleem is het Fonds Voorheffing Pensioenverzekering immers in het leven geroepen. In het advies van de SER (p. 76 tot en met 81) wordt in ruime mate aandacht besteed aan een in het kader van de Stichting van de Arbeid ontworpen plan tot aanwending van middelen uit het Fonds Voorheffing Pensioenverzekering ten behoeve van pensioenopbouw tijdens werkloosheid. Dat plan vergt naar de mening van de opstellers ervan slechts een beperkte wettelijke ingreep, te weten het wijzigen van de wet tot instelling van het Fonds Voorheffing Pensioenverzekering teneinde het mogelijk te maken dat de rentebaten uit dat Fonds worden aangewend voor pensioenopbouw tijdens werkloosheid. Het kabinet is bereid een wetswijziging te bevorderen zodra na nader overleg met de Stichting van de Arbeid voldoende duidelijkheid is verkregen over de precieze strekking ervan (dit met name voor wat betreft de organisatorische aspecten). Het overleg hierover is reeds opgestart. Met betrekking tot de inhoud van de plannen van de Stichting van de Arbeid onthoudt het kabinet zich van een standpunt. 4. Kosten De maatregelen die worden voorgesteld in het onderhavige wetsvoorstel brengen geen financiële lasten met zich mee voor de overheid. Voor zover het betreft de maatregel inzake het meegeven van evenredige premievrije aanspraken zal sprake zijn van een last te financieren door middel van premie. Door de Stichting van de Arbeid Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 9

10 is in haar rapport van 18 november 1981 opgemerkt dat er geen nauwkeurige schattingen vallen te maken van de kosten verbonden aan het meegeven van evenredige premievrije aanspraken. Die kosten zullen vanzelfsprekend ook niet over de hele linie optreden doch slechts daar waar thans geen sprake is van evenredige premievrije aanspraken. Per onderneming of bedrijfstak zullen de kosten verschillen onder andere naar gelang van het aantal ontslaggevallen, het salarisniveau van de daarbij betrokken personen, het aantal deelnemingsjaren dat zij hadden etc. De Stichting besluit haar overwegingen terzake met de conclusie dat de meerkosten met een grote mate van waarschijnlijkheid bij een gelijkmatige affinanciering tot de pensioendatum in de eerste jaren niet meer dan 1 /2% van de jaarlast zullen zijn en op den duur 5%. Sociale partners hebben zich in het kader van de rapportage van de Stichting met een extra last als bedoeld akkoord verklaard. De maatregel inzake de gelijke behandeling van gepensioneerden op het punt van toeslagen brengt niet automatisch extra kosten met zich mee. Immers, slechts als er sprake is van een toeslagbeleid is er sprake van een nieuwe verplichting. Daarnaast geldt dat aan die nieuwe verplichting in beginsel tegemoet gekomen kan worden door het bedrag dat voor toeslagen wordt uitgetrokken anders te verdelen. In haar rapport van 18 november 1981 heeft de Stichting begroot dat met een gelijke behandeling zonder herverdeling ongeveer een extra bedrag gemoeid is van 30% van de jaarlijkse last verbonden aan de aanpassing van de ingegane pensioenen van aansluitend aan het dienstverband gepensioneerden. Ook hierbij is weer gebruik gemaakt van allerlei veronderstellingen die natuurlijk voor individuele regelingen niet behoeven op te gaan. In het kader van hun rapportage en van het SER-advies hebben sociale partners zich indertijd ook met deze extra last akkoord verklaard. De overige maatregelen die in het wetsvoorstel worden voorgesteld strekken er niet toe aan pensioenregelingen nieuwe eisen te stellen. Zij begunstigen slechts het gebruik maken van bepaalde mogelijkheden. Als van die mogelijkheden gebruik wordt gemaakt zal dat meerkosten met zich mee kunnen brengen. Die meerkosten kunnen vrij aanzienlijk zijn voor wat betreft de deelname aan een samenwerkingsverband van uitvoeringsorganen ter realisering van reserveoverdrachten. Dat behoeft ook niet te verbazen aangezien een reserve-overdracht in het kader van zodanig samenwerkingsverband het pensioenverlies bijna volledig goedmaakt en zelfs iets doet aan de zogenaamde carrière pensioenbreuk (het niet vertalen van promoties in pensioen opgebouwd bij een eerdere werkgever). Het kabinet acht in het licht van het voorgaande geen reden aanwezig vanwege de kosten af te zien van maatregelen als bepleit in het SER-advies. 5. Het dereguleringsaspect 5.1. Algemeen/doelstelling van de regeling De bestaande wetgeving op het terrein van de aanvullende pensioenen kan worden gekarakteriseerd als wetgeving van beperkte strekking. Die strekking is in hoofdzaak tweeërlei. In de eerste plaats is er sprake van wetgeving gericht op het scheppen van waarborgen voor deelnemers en gewezen deelnemers aan pensioenregelingen dat hetgeen hun is toegezegd ook daadwerkelijk wordt gerealiseerd (deze wetgeving is in hoofdzaak te vinden in de PSW). Daarnaast is er sprake van wetgeving gericht op het scheppen van de voorwaarden waaronder aanvullende pensioenregelingen kunnen gedijen dat wil zeggen geen schade lijden als gevolg van concurrentie tussen ondernemingen (deze wetgeving is te vinden in de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds). Als achterliggende filosofie kan worden gezien de erkenning door de wetgever van enerzijds het grote belang van goede aanvullende pensioenvoorzieningen en van anderzijds de primaire verantwoordelijkheid van Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 10

11 het bedrijfsleven om die voorzieningen tot stand te brengen. De bestaande wetgeving is zonder uitzondering steeds tot stand gebracht in overeenstemming met het gevoelen van sociale partners. De voorgestelde interimmaatregel pensioenbreuk maakt hierop geen uitzondering Normstelling, delegatie, bestuursinstrumenten en de met de uitvoering gemoeide bestuurlijke lasten. Handhaving, werkdruk bestuurlijk en justitieel apparaat en rechtsbescherming De ingreep in de PSW die nodig is om de gevolgen van de pensioenbreuk te verlichten op een wijze als hierboven omschreven is wetstechnisch gezien vrij beperkt. In feite gaat het om: - vervanging van de bestaande norm met betrekking tot de omvang van een premievrije aanspraak door een nieuwe (evenredigheid); de hierboven op advies van de SER voorgestelde mogelijkheid van ontheffing bestaat al ten aanzien van de huidige norm (artikel 29 jo. artikel 8); - introductie van de norm van gelijke behandeling; - introductie in de wet van de thans bij ontheffing terzake gehanteerde normen waaronder afkoop ter wille van inkoop is toegestaan. Als gevolg van de voorgestelde wijzigingen van de PSW zullen ook de daarop steunende Algemene Eisen inzake verzekeringsovereenkomsten aangepast moeten worden. Het wetsvoorstel voorziet overigens in het opnemen in de PSW van de mogelijkheid ook voor de zogenaamde C-polis (een met financiële steun van de werkgever door de werknemer zelf gesloten verzekeringsovereenkomst) algemene eisen te stellen. Dit hangt o.a. samen met de herziening van de bepalingen met betrekking tot afkoop. In verband daarmee voorziet het wetsvoorstel ook nog in delegatiebepalingen in het voorgestelde artikel 32, vierde lid, en artikel 32a, tweede en vierde lid, PSW. Zie daaromtrent de toelichting op de onderdelen B, L en M. Het wetsvoorstel voorziet tenslotte in de mogelijkheid van nadere regelen met betrekking tot de gelijke behandeling op het punt van toeslagen op ingegane pensioenen. Zie de toelichting op het in onderdeel E voorgestelde zevende lid van artikel 8. Voor wat betreft de bestaande ontheffingsmogelijkheid m.b.t. de norm inzake de omvang van premievrije aanspraken zal wellicht sprake zijn van enige toename van werk na introductie van de nieuwe norm van evenredigheid. Personele consequenties vloeien daaruit niet voort. Overigens zal de introductie in de wet van de normen m.b.t. reserve-overdracht ertoe leiden dat van de bestaande ontheffingsprocedure terzake minder gebruik zal worden gemaakt. Dat laatste leidt dus tot een afname van de werkdruk. Dit geldt in eerste instantie ook voor de Verzekeringskamer die thans telkens een advies uitbrengt. De in het voorgestelde artikel 32a PSW voorziene regeling zal echter anderzijds nieuwe werkzaamheden voor de Verzekeringskamer met zich brengen. Per saldo zullen de werkzaamheden van de Verzekeringskamer echter waarschijnlijk afnemen. De normen die de PSW bevat op het punt van de inhoud van de pensioenregeling, moeten worden opgenomen in de reglementen (en statuten) van de fondsen. Die stukken worden getoetst door de Verzekeringskamer. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft alleen bemoeienis met de verplichtgestelde bedrijfspensioenfondsen. Via dit toezicht kan worden gecontroleerd of de wet door de fondsen wordt nageleefd. Voor de rest zullen de belanghebbenden zelf (bij de burgerlijke rechter) hun aanspraken moeten handhaven. Door de onderhavige wijziging van de PSW wordt in een en ander geen wijziging gebracht. Een (aanzienlijke) toename van de werkdruk van het justitieel apparaat valt niet te verwachten gelet op de ervaring met de naleving van de PSW. Dit geldt ook voor wat betreft de rechtsgang in verband met de beslissingen van de Verzekeringskamer bedoeld in het voorgestelde artikel 32a, tweede lid. Het betreft hier een rechtsgang voor een beperkt aantal Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 11

12 potentieel belanghebbenden, terwijl ook het aantal gedingen beperkt zal zijn Gevolgen voor de sociaal-eocnomische ontwikkeling en voor bedrijfsleven, burgers en non-profit instellingen In 4 is reeds ingegaan op het kostenaspect. Afgezien van beperkte financiële gevolgen is er geen sprake van andere gevolgen voor het bedrijfsleven, met name ook niet in de zin van administratieve verplichtingen. Overigens is het verlichten van de gevolgen van de pensioenbreuk steeds in brede kring gepropageerd ter bevordering van de arbeidsmobiliteit. Varianten Hierboven is bij aandacht besteed aan varianten m.b.t. de oplossing van het probleem dat thans premievrije aanspraken minder dan evenredig zijn. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING Artikel I Onderdeel A 1. De onder 1 voorgestelde wijziging strekt ertoe de aanhef in overeenstemming te brengen met de aanwijzingen voor de wetgevingstechniek. 2. Het in dit onderdeel, onder 2, voorgestelde voorziet in de uitbreiding van de omschrijving van «pensioen» met weduwnaarspensioen, zoals aangekondigd in de memorie van toelichting op de begroting 1986 van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (19 200, Hoofdstuk XV, nr. 2, p. 53). Onder weduwnaarspensioen kan men, zoals bij weduwenpensioen, niet alleen het pensioen verstaan dat een deelnemer ten behoeve van zijn huwelijkspartner opbouwt voor het geval hijzelf overlijdt, maar - in theorie - ook het pensioen dat een deelnemer voor zichzelf opbouwt voor het geval zijn huwelijkspartner komt te overlijden. In steeds meer pensioenregelingen wordt naast een aanspraak op weduwenpensioen voorzien in een aanspraak op weduwnaarspensioen (ten behoeve van de huwelijkspartner), die gewoonlijk wordt veiliggesteld op de in de PSW voorziene wijze. Ik acht het gewenst dat een toezegging omtrent weduwnaarspensioen ook formeel onder beschermende werking van de PSW wordt gebracht. De voorgestelde wijziging strekt daartoe. In verband hiermede dienen de krachtens artikel 2, vierde lid, onder B, van de PSW vastgestelde Algemene Eisen (beschikking van de Staatssecretaris van Sociale Zaken van 5 februari 1973, Stcrt. 31, zoals gewijzigd bij beschikking van 11 februari 1981, Stcrt. 32) overeenkomstig te worden aangepast. Zoals in de hiervoor vermelde memorie van toelichting reeds is opgemerkt (p. 53), is de tijd nog niet rijp om ook het partnerpensioen onder de PSW te brengen. 3. De onder 3 voorgestelde wijziging is nodig om te voorkomen dat het begrip deelnemer wijziging ondergaat als gevolg van het voorgestelde artikel 8, vierde lid. 4. De in dit onderdeel, onder 4, voorgestelde wijziging wordt opgenomen om te voorkomen dat de artikelen van de PSW, waarin de met de uitvoering van die wet belaste minister wordt genoemd of aangeduid telkens wijziging behoeven, ingeval diens werkterrein wordt gewijzigd. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 12

13 Onderdeel B Deze wijziging is nodig om twee redenen. In de eerste plaats staat de huidige constructie waarbij aan de inhoud van overeenkomsten als in artikel 2, vierde lid, onder B, bedoeld eisen kunnen worden gesteld er aan in de weg om in de beschikking van de Minister alle regelen te stellen die naar analogie van de regelen die de wet bevat voor pensioenfondsen behoren te worden gesteld in geval van uitvoering van een pensioentoezegging door middel van het sluiten van overeenkomsten als bedoeld. De huidige algemene eisen kunnen immers alleen de inhoud van te sluiten verzekeringsovereenkomsten betreffen. In de tweede plaats voorziet de wet thans niet in de mogelijkheid om ook eisen te stellen ingeval van uitvoering van een pensioentoezegging door middel van het doen sluiten van een overeenkomst als bedoeld in artikel 2, vierde lid, onder C. Zie in verband met dit laatste ook de toelichting op de onderdelen L en M. Onderdeel C In de memorie van toelichting op de begroting 1986 van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (p. 53) is een evaluatie aangekondigd van de bestaande wettelijke regeling inzake de melding van achterstand in de betaling van de premie. Die regeling is sedert 1981 als volgt: - indien een werkgever die premie moet betalen aan een pensioenfonds nalatig is, moet het fonds dit melden aan de Verzekeringskamer; - indien een werkgever die premie moet betalen aan een verzekeraar nalatig is, moet de verzekeraar dit aan de minister melden; heeft de verzekeraar in verband met deze nalatigheid de verzekering laten vervallen dan wel premievrij gemaakt en er is sprake van onwil dan kan zich de situatie voordoen dat de werkgever strafbaar is omdat zijn toezegging niet langer op een van de in artikel 2, eerste lid, toegestane manieren is veiliggesteld. Indien dat zo is, dient de Officier van Justitie te worden ingelicht. Voor het ministerie brengt deze regeling veel werk mee dat bovendien weinig effect sorteert. De verzekeraars plegen alvorens het ministerie in te lichten de werkgever daarvan op de hoogte te stellen. Dit blijkt zeer effectief in die gevallen waar sprake is van onwil. Anders gezegd: in die gevallen die worden gemeld aan het ministerie is meestal sprake van onmacht. Aan die gevallen kan noch het ministerie noch de Officier van Justitie iets doen. Het ministerie ontplooit overigens wel de nodige activiteiten: schriftelijke verzoeken om opheldering en eventueel een bezoek van een buitendienstambtenaar. Gelet op het feit dat het hier gaat om maatregelen die ertoe strekken de belangen van de werknemers veilig te stellen ligt het - mede in het licht van het streven naar deregulering - meer voor de hand dat zij zelf actie ondernemen. Om praktische redenen is de verplichting beperkt tot het informeren van de actieve deelnemers. Daartoe zouden zij door de verzekeraar moeten worden geïnformeerd (melding dus van een premieachterstand aan de ondernemingsraad of individuele werknemers). Ik ben van mening dat dit ook van de verzekeraar kan worden gevergd omdat hij ondanks het feit dat hij een contract heeft met de werkgever toch in een bijzondere rechtsverhouding staat de begunstigde werknemers. Wanneer de verzekeraars wettelijk verplicht zijn een premieachterstand te melden behoeft er geen vrees te bestaan dat de contractuele relatie met de werkgever te dezen als een bezwaar wordt gevoeld. In de algemene eisen als bedoeld in artikel 2, vierde lid, zal worden bepaald dat voor wat betreft de zogenaamde B-polissen de werkgever verplicht wordt periodiek de verzekeraar op de hoogte te houden van de relevante adressen. Dit garandeert het beste de effectiviteit van de voorgestelde procedure. Het in dit onderdeel, onder 2 en 3, gestelde voorziet in de wijziging van de bedoelde meldingsplicht in die zin dat verzekeraars in geval van Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 13

14 premieachterstand van een werkgever verplicht worden voor zover mogelijk melding te doen aan de ondernemingsraad in de onderneming van de betrokken werkgever dan wel indien er geen ondernemingsraad is ingesteld aan de betrokken werknemers zelf. Dat laatste ligt ook in de rede indien er wel een ondernemingsraad is, maar slechts enkele werknemers (bij voorbeeld directieleden en/of staffunctionarissen) onder B-polissen vallen. Tenslotte zij in dit verband vermeld dat de meldingsprocedure in geval de werkgever premie moet betalen aan een pensioenfonds in het licht van bovenstaande overwegingen geen wijziging behoeft. Door middel van vertegenwoordiging in het bestuur van het fonds zijn de direct belanghebbenden, de werknemers, op de hoogte van een achterstand in de betaling van de premie. Melding aan de Verzekeringskamer blijft geboden om haar in staat te stellen in het kader van het haar opgedragen toezicht eventueel noodzakelijk stappen tijdig te ondernemen. In de voorgestelde tekst van de leden 3 en 4 van artikel 3a is rekening gehouden met de gevolgen van het voorgestelde artikel 8, vierde lid, voor de bijdrageverplichting van de werkgever. Onderdeel D In verband met de overige hierna voorgestelde wijzigingen in artikel 4 wordt de inhoud van het tweede lid van dat artikel beperkt tot de aanmeldingsplicht van fondsen. In dit verband wordt in dit onderdeel een aangepaste tekst voor genoemd tweede lid voorgesteld. In het kader van de bij de wet van 21 januari 1981, Stb. 17, met ingang van 1 maart 1981 gerealiseerde overdracht van het toezicht op de inhoud van statuten en reglementen van pensioen- en spaarfondsen aan de Verzekeringskamer werd in artikel 4, tweede lid, onder meer een voorschrift opgenomen inzake toezending door de fondsbesturen van een exemplaar van de in verband met dat toezicht relevante bescheiden aan de Verzekeringskamer. In verband met de omstandigheid van door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid eventueel aan fondsen te verlenen ontheffingen van bepalingen van de PSW dient ook het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de beschikking te hebben over bedoelde bescheiden. In dat tweede lid werd derhalve tevens voorgeschreven, dat fondsbesturen een exemplaar van die bescheiden aan genoemde minister toezenden. Dit voorschrift bleek in de praktijk minder goed te functioneren. Na overleg met de Verzekeringskamer is daarom een nieuwe gedragslijn op dit punt vastgesteld, welke hieruit bestaat dat fondsbesturen van de betreffende bescheiden twee exemplaren toezenden aan de Verzekeringskamer. Die Kamer zendt vervolgens een van die exemplaren door aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Vooruitlopende op de thans voorgestelde wijziging van genoemd artikel 4, tweede lid, zijn de ondernemingspensioenfondsen en de niet verplichtgestelde bedrijfspensioenfondsen bij circulaire van de toenmalige Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mevrouw Drs. C. I. Dales, van 12 januari 1982 verzocht overeenkomstig de bij die wijziging voorziene gedragslijn te handelen. Deze gedragslijn blijkt naar de praktijk inmiddels heeft uitgewezen, efficiënt te werken. Het in dit onderdeel voorgestelde vierde lid van artikel 4 strekt er toe die gewijzigde gedragslijn tot uitdrukking te brengen. Ten aanzien van wijzigingen van statuten en reglementen van verplichtgestelde bedrijfspensioenfondsen dient echter geen principiële wijziging te worden gebracht in de bestaande procedure. Dit vanwege de omstandigheid dat de overheid ten aanzien van dergelijke fondsen een andere verantwoordelijkheid heeft. Immers wanneer een fonds beschikt over een in het kader van de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds afgegeven verplichtstellingsbeschikking dienen wijzigingen in de fondsbescheiden met name aan die beschikking te worden getoetst. Dit resulteert dan in het afgeven van een verklaring van geen bezwaar ingevolge laatstgenoemde wet. Dit Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 14

15 betekent voor dergelijke fondsen, dat wijzigingen in statuten en reglementen bij de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid moeten worden ingediend die op zijn beurt daarover onder meer het advies van de Verzekeringskamer vraagt. In het in dit onderdeel voorgestelde derde lid van artikel 4 is tot uitdrukking gebracht, dat de verplicht gestelde bedrijfspensioenfondsen de vereiste bescheiden aan de minister moeten overleggen. Deze zendt vervolgens een afschrift aan de Verzekeringskamer. Onderdeel E In dit onderdeel wordt een nieuw artikel 8 voorgesteld. Dit artikel regelt zoals het huidige artikel 8, de positie van de tussentijds vertrokken deelnemer aan een pensioenfonds. Artikel 8 bepaalt thans, kort samengevat, dat bij tussentijdse beëindiging van de deelneming recht bestaat op een premievrije aanspraak op ouderdomspensioen, (minstens) gebaseerd op de voor en door de gewezen deelnemer betaalde premies naarmate de voor pensioeningang vereiste duur van de deelneming is verstreken. Het nieuwe artikel regelt de groei van die aanspraak naar een evenredige. Daarnaast is het voorschrift tot gelijke behandeling van tussentijds vertrokken deelnemers met degenen, die tot de pensioendatum aan de regeling hebben deelgenomen, voor wat betreft toeslagen op ingegane pensioenen in dit artikel neergelegd. De bepalingen die het huidige artikel 8 bevat met betrekking tot spaarfondsen (de leden 5, 6 en 7) zijn in een nieuw artikel 8b (zie onderdeel G) bijeengebracht. De bepaling met betrekking tot afkoop bij emigratie (lid 4) is overgebracht naar het nieuwe artikel 32a (zie onderdeel M). Artikel 8 komt voor in de opsomming vermeld in artikel 29 (zie onderdeel J). Ook van de nieuwe voorschriften in het kader van de interimmaatregel pensioenbreuk kan de minister dus, gehoord de Verzekeringskamer, ontheffing verlenen. De Algemene Eisen bedoeld in artikel 2, vierde lid, zullen worden afgestemd op de wijziging van artikel 8. Eerste lid Dit lid legt vast dat bij tussentijdse beëindiging van de deelneming een premievrije aanspraak wordt verleend. Dit geldt thans ook voor wat betreft weduwnaarspensioen. De praktijk handelt vaak al in die zin. In dit lid wordt door het gebruik van de woorden «voor hem» tot uitdrukking gebracht dat de in het vierde lid voorziene groei van de bij ontslag verleende premievrije aanspraak op ouderdomspensioen naar evenredigheid voor de betrokkene geen financiële verplichting met zich meebrengt. Dit is in overeenstemming met de bedoeling van sociale partners. Tweede lid Hierin wordt bepaald wat onder een evenredig ouderdomspensioen moet worden verstaan. Zie het gestelde daarover in het algemeen gedeelte van deze memorie. Voor de goede orde zij nog opgemerkt dat twee fictieve ouderdomspensioenen moeten worden berekend. Het fictieve element betreft in beide gevallen de pensioenopbouw die zou hebben plaatsgevonden na het tijdstip waarop de deelneming eindigde. Die fictieve opbouw moet worden berekend op basis van de relevante gegevens op bedoeld tijdstip. In de eerste plaats moet worden berekend wat het pensioen zou worden als de deelneming zou worden voortgezet. Eventueel ingekochte dienstjaren spelen daarbij een rol. In de tweede plaats moet worden berekend welk pensioen zou worden opgebouwd als eerst vanaf meer bedoeld tijdstip zou zijn deelgenomen. Eventueel ingekochte dienstjaren spelen daarbij natuurlijk geen rol. Het criterium van tijdsevenredigheid kan soms tot een ongewenst resultaat leiden. Gedacht kan hier o.a. worden aan de situatie dat iemand deelnam aan een regeling waarbij de omvang van het pensioen niet afhankelijk is van deelnemingstijd. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 15

16 in dergelijke gevallen zal de premievrije aanspraak waarop ingevolge het huidige artikel 8 recht bestaat voordeliger kunnen zijn. In het derde lid is evenwel vastgelegd dat daarop altijd recht bestaat. Het kan immers niet de bedoeling zijn van de onderhavige voorstellen dat de rechten bij ontslag ongunstiger worden dan zij thans zijn. Derde lid Tevens stelt het pensioenfonds alsdan de hoogte vast van de premievrije aanspraak gebaseerd op wat gefinancierd is (de premievrije aanspraak dus waarop ingevolge artikel 8, zoals dat nu geldt, al recht bestaat). Dit blijkt uit dit lid. Vierde lid In verscheidene gevallen zal een verschil bestaan tussen het bedrag van het evenredige ouderdomspensioen, vastgesteld ingevolge het tweede lid, en de premievrije aanspraak op ouderdomspensioen, waarop ingevolge het derde lid al recht bestaat. Ingevolge het vierde lid dient dit verschil in de periode tot de pensioengerechtigde leeftijd te worden weggenomen. In het algemeen gedeelte van deze memorie is uiteengezet dat aldus de premievrije aanspraak gedurende die periode groeit tot een evenredige premievrije aanspraak. In meer bedoeld algemeen gedeelte van deze memorie is gewezen op de wenselijkheid die groei in principe te laten verlopen in het tempo dat in verband met het financieringssysteem dat die regeling hanteert vóór de deelneming eindigde daarvoor was voorzien of zou hebben gegolden bij voortgezette deelneming. Gelet op de grote verscheidenheid in financieringssystemen is die wens niet exact in wetgeving te vertalen. Gekozen is daarom voor een uitwerking zoals neergelegd in de tweede en derde volzin van dit lid. In de laatste volzin is de gewenste mogelijkheid geopend van versnelde groei naar evenredigheid. Voor de goede orde zij nog opgemerkt dat op grond van artikel 7, eerste lid, onder f, de reglementen van pensioenfondsen zullen moeten aangeven op welke wijze de groei naar evenredigheid wordt gefinancierd. Vijfde lid Dit lid heeft betrekking op de omvang van de premievrije aanspraak op weduwen- en weduwnaarspensioen. Thans wordt deze conform de bewoording van het huidige artikel 8 vastgesteld naar redelijkheid. Dit vloeit voort uit het feit dat er grote verscheidenheid bestaat op het vlak van de vormgeving van de betrokken pensioenen. Een norm als bedoeld in het tweede of derde lid is daarom niet goed mogelijk zonder tevens ingrijpende voorschriften te geven voor wat betreft die vormgeving, met name om te voorkomen dat de vormgeving afhankelijk wordt van de toepasselijke norm. Zo valt te onderscheiden tussen twee vormen namelijk tijdelijke nabestaandenpensioenen (uit te betalen tot het tijdstip waarop het ouderdomspensioen zou kunnen ingaan) en levenslange nabestaandenpensioenen. Voor deze twee vormen kunnen in ieder geval al niet dezelfde normen worden gesteld. Bovendien treden er complicaties op bij uitwerking van die normen, met name omdat de ingangsdatum van het nabestaandenpensioen niet vooraf vast staat en daardoor de groei naar evenredigheid bijzondere voorzieningen zou vergen. Zesde lid De belanghebbende dient op de hoogte te zijn zowel van zijn premievrije aanspraken als ook van het evenredig ouderdomspensioen (mits dat hoger is). Dit lid voorziet erin dat een daarop betrekking hebbende opgave hem bij beëindiging van zijn deelneming wordt verstrekt. Zevende lid Dit lidt bevat het voorschrift tussentijds vertrokkenen gelijk te behandelen voor wat betreft toeslagen op ouderdomspensioen onder welke benaming Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 16

Stichting van de Arbeid

Stichting van de Arbeid Stichting van de Arbeid AANBEVELING van de Stichting van de Arbeid inzake vrijwillige beperking/voorkoming van pensioenverlies bij verandering of verlies van werkkring. - Uitgaande van het streven naar

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 101 Besluit van 5 februari 2002 tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 2b, vijfde lid, 2c, tweede

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 1986-1987 Nr. 174d 19638 Wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet en van de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds BRIEF VAN

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 26 711 Wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet en enige andere wetten (recht van keuze voor ouderdomspensioen in plaats van nabestaandenpensioen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 26 711 Wijziging van de Pensioen- en Spaarfondsenwet en enige andere wetten (recht van keuze voor ouderdomspensioen in plaats van nabestaandenpensioen

Nadere informatie

Dit besluit is per 1 januari 2015 vervangen door het besluit van 23 september 2014, nr. BLKB2014/1702M) Het vervallen besluit is hierna opgenomen.

Dit besluit is per 1 januari 2015 vervangen door het besluit van 23 september 2014, nr. BLKB2014/1702M) Het vervallen besluit is hierna opgenomen. Dit besluit is per 1 januari 2015 vervangen door het besluit van 23 september 2014, nr. BLKB2014/1702M) Het vervallen besluit is hierna opgenomen. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der

Nadere informatie

een goedkeuring voor pensioenregelingen met een toezegging van partner en wezenpensioen voor werknemers geboren voor 1950;

een goedkeuring voor pensioenregelingen met een toezegging van partner en wezenpensioen voor werknemers geboren voor 1950; Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen Besluit van 23 juni 2014, nr. BLKB2014/0351M De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten Dit besluit is een herziening van het besluit

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2000 625 Wet van 21 december 2000, houdende wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet en enige andere wetten (recht van keuze voor ouderdomspensioen

Nadere informatie

Regelen verzekeringsovereenkomsten Pensioen- en spaarfondsenwet

Regelen verzekeringsovereenkomsten Pensioen- en spaarfondsenwet Regelen verzekeringsovereenkomsten Pensioen- en spaarfondsenwet Regeling van 16 juli 1987, Stcrt. 1976, 143m zoals deze regeling laatstelijk is gewijzigde bij regeling van 16 maart 2004, Stcrt. 2004, 58.

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1999 2000 Nr. 63d 26 415 Wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet en enkele andere wetten onder meer met het oog op verbetering van het toezicht op

Nadere informatie

Reglement arbeidsongeschiktheidspensioen Stichting Voorzieningsfonds Getronics

Reglement arbeidsongeschiktheidspensioen Stichting Voorzieningsfonds Getronics Reglement arbeidsongeschiktheidspensioen Stichting Voorzieningsfonds Getronics Inhoud REGLEMENT ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSPENSIOEN STICHTING VOORZIENINGSFONDS GETRONICS Begripsomschrijvingen... 3 Artikel 1

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 26 711 Wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet en enige andere wetten (recht van keuze voor ouderdomspensioen in plaats van nabestaandenpensioen

Nadere informatie

Directie Directe Belastingen. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. 16 november 2007 DB M

Directie Directe Belastingen. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. 16 november 2007 DB M Directie Directe Belastingen De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Datum Uw brief (Kenmerk) Ons kenmerk 16 november 2007 DB 2007-00589 M Onderwerp Vrijwillige

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 330 Wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 en van enige andere wetten (Wet aanvullend overgangsrecht fiscale behandeling pensioen) Nr.

Nadere informatie

Beleidsregels ontheffingen Pensioen- en spaarfondsenwet

Beleidsregels ontheffingen Pensioen- en spaarfondsenwet Beleidsregels ontheffingen Pensioen- en spaarfondsenwet Regeling van 1 juli 1996, Stcrt. 1996, 125, houdende beleidsregels van de Verzekeringskamer met betrekking tot het nemen van beslissingen ter zake

Nadere informatie

R E G L E M E N T voor P R E - P E N S I O E N. van Stichting Sportfondsen Pensioenfonds te Amsterdam

R E G L E M E N T voor P R E - P E N S I O E N. van Stichting Sportfondsen Pensioenfonds te Amsterdam R E G L E M E N T voor P R E - P E N S I O E N van Stichting Sportfondsen Pensioenfonds te Amsterdam INHOUD Inleidende bepalingen Artikel 1. Aanvullende pensioenregeling 1 Artikel 2. Deelnemerschap 1 Artikel

Nadere informatie

Voorstel van wet houdende invoering van de Pensioenwet (Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet)

Voorstel van wet houdende invoering van de Pensioenwet (Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet) Voorstel van wet houdende invoering van de Pensioenwet (Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet) Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben,

Nadere informatie

Wijziging Regelen verzekeringsovereenkomsten PSW en Afkoopregeling

Wijziging Regelen verzekeringsovereenkomsten PSW en Afkoopregeling Wijziging Regelen verzekeringsovereenkomsten PSW en Afkoopregeling SZW «Pensioen- en spaarfondsenwet» 19 oktober 1995/nr. SV/VP/95/4531 Directie Sociale Verzekeringen De Staatssecretaris van Sociale Zaken

Nadere informatie

3. De positie van pensioenfondsen in de PSW

3. De positie van pensioenfondsen in de PSW 3. De positie van pensioenfondsen in de PSW 3.1 Inleiding De PSW schrijft voor dat een pensioentoezegging moet worden uitgevoerd door een pensioenfonds of een verzekeraar. De PSW schrijft ook voor dat

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 013 Wijziging van de Pensioenwet en enige andere wetten (Verzamelwet pensioenen 2012) Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN Dit wetsvoorstel

Nadere informatie

Regelen verzekeringsovereenkomsten Pensioen- en spaarfondsenwet

Regelen verzekeringsovereenkomsten Pensioen- en spaarfondsenwet Regelen verzekeringsovereenkomsten Pensioen- en spaarfondsenwet noot: Bij samenloop van één of meer van de bepalingen in deze Regelen met bepalingen in de verzekeringsvoorwaarden en/of het pensioenreglement

Nadere informatie

Dit besluit is vervangen door het besluit van 23 juni 2014, nr. BLKB2014/0351M. Het ingetrokken besluit is hierna opgenomen.

Dit besluit is vervangen door het besluit van 23 juni 2014, nr. BLKB2014/0351M. Het ingetrokken besluit is hierna opgenomen. Dit besluit is vervangen door het besluit van 23 juni 2014, nr. BLKB2014/0351M. Het ingetrokken besluit is hierna opgenomen. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Nadere informatie

3. Werknemers die niet deelnemen aan de pensioenregeling van de werkgever

3. Werknemers die niet deelnemen aan de pensioenregeling van de werkgever 3. Werknemers die niet deelnemen aan de pensioenregeling van de werkgever 3.1 Inleiding Er kunnen verschillende redenen zijn waarom een werknemer niet deelneemt aan de pensioenregeling van zijn werkgever.

Nadere informatie

UITVOERINGSREGLEMENT VOORTZETTING PENSIOENOPBOUW BIJ WERKLOOSHEID 1999 DE STICHTING FINANCIERING VOORTZETTING PENSIOENVERZEKERING

UITVOERINGSREGLEMENT VOORTZETTING PENSIOENOPBOUW BIJ WERKLOOSHEID 1999 DE STICHTING FINANCIERING VOORTZETTING PENSIOENVERZEKERING Op grond van het Bijdragereglement 1999 van de Stichting FVP kunnen werkloze werknemers of hun nabestaanden onder voorwaarden aanspraak maken op een bijdrage voor de voortzetting van de pensioenopbouw

Nadere informatie

Stichting Pensioenfonds Allianz Nederland. Waardeoverdracht uit dienst

Stichting Pensioenfonds Allianz Nederland. Waardeoverdracht uit dienst Stichting Pensioenfonds Allianz Nederland Waardeoverdracht uit dienst Inleiding... 3 1. Veranderen van baan en uw pensioen... 4 1.1. U treedt uit dienst... 4 1.2. Recht op waardeoverdracht... 4 1.3. Redenen

Nadere informatie

Klein pensioen groot maken

Klein pensioen groot maken Klein pensioen groot maken Essay Leergang Collectieve Pensioenen Lotty Wackers Inleiding Als medewerker backoffice bij een pensioenuitvoerder heb ik dagelijks te maken met pensioenafkoop. Het gaat daarbij

Nadere informatie

Wet verevening pensioenrechten bij scheiding

Wet verevening pensioenrechten bij scheiding Wet verevening pensioenrechten bij scheiding Wet van 28 april 1994, tot vaststelling van regels met betrekking tot de verevening van pensioenrechten bij echtscheiding of scheiding van tafel en bed (Wet

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 27 073 Wet houdende een nieuwe regeling voor verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds (Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds

Nadere informatie

Reglement Versleepregeling

Reglement Versleepregeling HEINEKEN NEDERLANDS BEHEER B.V. HEINEKEN GROUP B.V HEINEKEN INTERNATIONAL B.V. (Versie 2014 definitief- d.d. 07 januari 2014) INHOUD Artikelen Bladzijde 1. Begripsbepalingen 3 2. Werkingssfeer van de regeling

Nadere informatie

Stichting Pensioenfonds HAL. Pensioenreglement WIA -Excedentpensioen

Stichting Pensioenfonds HAL. Pensioenreglement WIA -Excedentpensioen Stichting Pensioenfonds HAL Pensioenreglement WIA -Excedentpensioen 1 Artikel 1 Begripsomschrijvingen Voor zover daarvan hierna in dit reglement niet wordt afgeweken, gelden in dit reglement de begripsbepalingen

Nadere informatie

Stichting Pensioenfonds Ford Nederland Pensioenreglement

Stichting Pensioenfonds Ford Nederland Pensioenreglement Bijlage B Overzicht maximum pensioengevend salaris, grenssalaris, franchise en maximum uitkeringsloon WIA: Datum Maximum pensioengevend salaris Grenssalaris Franchise Maximum uitkeringsloon WIA 1 januari

Nadere informatie

Uitvoeringsrichtlijn betreffende deelneming bij werken na de ingang van het ouderdomspensioen

Uitvoeringsrichtlijn betreffende deelneming bij werken na de ingang van het ouderdomspensioen Uitvoeringsrichtlijn betreffende deelneming bij werken na de ingang van het ouderdomspensioen In deze uitvoeringsrichtlijn wordt de mogelijkheid van deelneming bij werken na de ingang van het ouderdomspensioen

Nadere informatie

De beschikbare premieregeling: de feiten op een rij

De beschikbare premieregeling: de feiten op een rij De beschikbare premieregeling: de feiten op een rij 3 De beschikbare premieregeling In Nederland bestaan grofweg twee categorieën pensioenregelingen: beschikbare premieregelingen enerzijds en middelloon-

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2009Z02723/2080913600. Kamervragen van het lid Omtzigt

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2009Z02723/2080913600. Kamervragen van het lid Omtzigt De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon (070) 333 44 44 Fax (070) 333 40 33

Nadere informatie

Artikel Beursbengel: Einde deelname aan de pensioenregeling vóór pensioendatum

Artikel Beursbengel: Einde deelname aan de pensioenregeling vóór pensioendatum Artikel Beursbengel: Einde deelname aan de pensioenregeling vóór pensioendatum Zeker ook in de huidige economische crisis zal het nog meer voor gaan komen, dat werknemers niet tot hun pensioendatum kunnen

Nadere informatie

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht Toelichting Uniform Pensioenoverzicht Wat u moet weten over uw pensioen Het Uniform Pensioenoverzicht geeft u duidelijkheid over wat u krijgt bij pensionering.

Nadere informatie

WET VEREVENING PENSIOENRECHTEN BIJ SCHEIDING

WET VEREVENING PENSIOENRECHTEN BIJ SCHEIDING WET VEREVENING PENSIOENRECHTEN BIJ SCHEIDING Artikel 1 1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder: a. scheiding: echtscheiding of scheiding van tafel en bed dan

Nadere informatie

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht Toelichting Uniform Pensioenoverzicht Wat u moet weten over uw pensioen Op het Uniform Pensioenoverzicht staan de bedragen die u ontvangt bij pensionering

Nadere informatie

Aanvullend pensioenreglement "Excedent middelloon "

Aanvullend pensioenreglement Excedent middelloon Aanvullend pensioenreglement "Excedent middelloon " STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR HET BEROEPSVERVOER OVER DE WEG voor de werknemers geboren op of na 1 januari 1950 ORSIMA April 2018 1 Voorwoord

Nadere informatie

STICHTING PENSIOENFONDS VAN DE METALEKTRO AANVULLEND REGLEMENT. Pensioenopbouw boven de Salarisgrens (hoog) voor het personeel van <naam onderneming>

STICHTING PENSIOENFONDS VAN DE METALEKTRO AANVULLEND REGLEMENT. Pensioenopbouw boven de Salarisgrens (hoog) voor het personeel van <naam onderneming> STICHTING PENSIOENFONDS VAN DE METALEKTRO AANVULLEND REGLEMENT Pensioenopbouw boven de Salarisgrens (hoog) voor het personeel van gevestigd te Legenda Blauw = invullen

Nadere informatie

Addendum 2 bij het Pensioenreglement Sanoma 2009 pensioenregeling, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland, contractnummer

Addendum 2 bij het Pensioenreglement Sanoma 2009 pensioenregeling, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland, contractnummer Pagina 1 van het addendum 2 bij het Pensioenreglement Sanoma 2009 pensioenregeling, contractnummer 27339 Addendum 2 bij het Pensioenreglement Sanoma 2009 pensioenregeling, van 27339. Stichting Pensioenfonds

Nadere informatie

In Nederland is er geen algehele wettelijke verplichting

In Nederland is er geen algehele wettelijke verplichting MR. C.E.M.M. DE BRUIJN Pensioenregelingen: rechten en verplichtingen Juridische aspecten van pensioenregelingen toegespitst op de ondernemer 40 In Nederland is er geen algehele wettelijke verplichting

Nadere informatie

Aanvullend reglement

Aanvullend reglement Aanvullend reglement Pensioenopbouw boven de Salarisgrens (hoog) 2019 Aanvullend reglement Pensioenopbouw boven de Salarisgrens (hoog) voor het personeel van gevestigd te Pensioenopbouw boven de Salarisgrens

Nadere informatie

Aanvullend reglement Extra Pensioenopbouw Boven de Salarisgrens 2015

Aanvullend reglement Extra Pensioenopbouw Boven de Salarisgrens 2015 Aanvullend reglement 1 Aanvullend reglement Extra Pensioenopbouw Boven de Salarisgrens 2015 20150324 Reglement Pensioenopbouw Extra pensioenopbouw Boven de Salarisgrens 2015 Aanvullend reglement 2 Voorwoord

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1984-1985 18 867 Wijziging van de Tijdelijke Wet Arbeidsvoorwaarden collectieve sector MEMORIE VAN TOELICHTING 1. Karakter van de wijziging De voorziening

Nadere informatie

Raadsvoorstel2007/ Vrijwillige pensioenoverdracht wethouders

Raadsvoorstel2007/ Vrijwillige pensioenoverdracht wethouders gemeente Haarlemmermeer Onderwerp Raadsvoorstel2007/153018 Portefeuillehouder H. Tuning Steiler mw. Y.J. Hopman Collegevergadering 5 julli 2007 Raadsvergadering 5 juli 2007 Samenvatting Wat willen we bereiken?

Nadere informatie

Addendum 2 bij het Pensioenreglement pensioenregeling A, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland, contractnummer

Addendum 2 bij het Pensioenreglement pensioenregeling A, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland, contractnummer Pagina 1 van het addendum 2 bij het Pensioenreglement Sanoma pensioenregeling A, contractnummer 27339 Addendum 2 bij het Pensioenreglement pensioenregeling A, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland,

Nadere informatie

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht Toelichting Uniform Pensioenoverzicht Wat u moet weten over uw pensioen Op het Uniform Pensioenoverzicht staan de bedragen die u ontvangt bij pensionering

Nadere informatie

Regeling inzake het omgaan met een vermoeden van een ernstige misstand Klokkenluidersregeling ROC Nijmegen. Datum: 1 maart 2017

Regeling inzake het omgaan met een vermoeden van een ernstige misstand Klokkenluidersregeling ROC Nijmegen. Datum: 1 maart 2017 Regeling inzake het omgaan met een vermoeden van een ernstige misstand Klokkenluidersregeling ROC Nijmegen Datum: 1 maart 2017 Versie 1 maart 2017 / Accordering door het CvB d.d. 15 september 2016 / Instemming

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 26 403 Voorstel van wet van het lid Van Zijl tot wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet in verband met het opnemen van voorschriften betreffende

Nadere informatie

Aanvullend reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (hoog)

Aanvullend reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (hoog) Aanvullend reglement 2017 Pensioenopbouw boven Salarisgrens (hoog) Aanvullend reglement 2 Inhoudsopgave Voorwoord 3 1. Definities 4 2. Algemeen 5 3. Deelname 5 4. Vaststelling Aanvullende pensioengrondslag

Nadere informatie

' Zie de brief van deze organisaties van 2 november 1999 aan de Vaste Tweede Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

' Zie de brief van deze organisaties van 2 november 1999 aan de Vaste Tweede Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Stichting van de Arbeid Pens./1253 Aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Postbus 90801 2509 LV Den Haag Den Haag : 8 februari 2000 Ons kenmerk : S.A. 00.02835/K Uwkenmeik : SV/VP/99/68981

Nadere informatie

Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen. Besluit van 23 september 2014, nr. BLKB2014/1702M

Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen. Besluit van 23 september 2014, nr. BLKB2014/1702M Loonheffingen. Pensioenen en stamrechten; tegemoetkomingen voor partneren wezenpensioenen, conversie van opgebouwde pensioenaanspraken, premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid en opnemen van stamrechten

Nadere informatie

DNB en AFM zijn op grond van de Europese pensioenrichtlijn (2003/31/EG) verplicht om te dit overzicht te publiceren.

DNB en AFM zijn op grond van de Europese pensioenrichtlijn (2003/31/EG) verplicht om te dit overzicht te publiceren. Overzicht van het toepasselijke sociaal en arbeidsrecht, de informatievoorschriften en beleggingsrestricties die van toepassing zijn op Nederlandse pensioenregelingen die worden uitgevoerd door een pensioeninstelling

Nadere informatie

Stichting Pensioenfonds Buizerdlaan. Waardeoverdracht uit dienst

Stichting Pensioenfonds Buizerdlaan. Waardeoverdracht uit dienst Stichting Pensioenfonds Buizerdlaan Waardeoverdracht uit dienst Inleiding... 3 1. Veranderen van baan en uw pensioen... 4 1.1. U treedt uit dienst... 4 1.2 Vervallen dekking partnerpensioen... 4 1.3 Recht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 936 Wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met aanpassing van het recht op bijstand bij verblijf buiten Nederland Nr. 4 ADVIES RAAD

Nadere informatie

Aanvullend reglement. Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag) 2016. 20150622 Reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag)

Aanvullend reglement. Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag) 2016. 20150622 Reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag) Aanvullend reglement 1 Aanvullend reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag) 2016 20150622 Reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag) Aanvullend reglement 2 Voorwoord De verplichte pensioenregeling

Nadere informatie

Reglement. Excedent Arbeidsongeschiktheidspensioen. Stichting Metro Pensioenfonds

Reglement. Excedent Arbeidsongeschiktheidspensioen. Stichting Metro Pensioenfonds Reglement Excedent Arbeidsongeschiktheidspensioen Stichting Metro Pensioenfonds 1 Inhoudsopgave pagina Artikel 1 Begripsomschrijvingen 2 Artikel 2 Deelnemerschap 2 Artikel 3 Terhandstelling van bescheiden

Nadere informatie

Aftrek vrijwillige pensioenpremie zelfstandige ondernemer

Aftrek vrijwillige pensioenpremie zelfstandige ondernemer Aftrek vrijwillige pensioenpremie zelfstandige ondernemer Inleiding Dit memo bevat de argumenten voor de fiscale aftrek van de premie betreffende het vrijwillige gedeelte van een beroepspensioenregeling

Nadere informatie

Stichting E3 van de Ar beid

Stichting E3 van de Ar beid Stichting E3 van de Ar beid Pens./441a Paraplu/2a Aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Postbus 90801 2509 LV DEN HAAG s-gravenhage 20 j Unl 1991 Ons kenmerk S. A. 91.13511/K Uwkenmerk

Nadere informatie

Addendum bij de pensioenreglementen geldig vóór 1 januari 2018 van Stichting Pensioenfonds Lloyd s Register Nederland

Addendum bij de pensioenreglementen geldig vóór 1 januari 2018 van Stichting Pensioenfonds Lloyd s Register Nederland Addendum bij de pensioenreglementen geldig vóór 1 januari 2018 van Stichting Pensioenfonds Lloyd s Register Nederland Per 1 januari 2018 zijn de bepalingen uit dit addendum van toepassing voor alle gewezen

Nadere informatie

Voorbeeld Toelichting Uniform Pensioenoverzicht Model 1A <Uitkeringsovereenkomst> <Premieovereenkomst>

Voorbeeld Toelichting Uniform Pensioenoverzicht Model 1A <Uitkeringsovereenkomst> <Premieovereenkomst> Voorbeeld Toelichting Uniform Pensioenoverzicht Model 1A Wat heeft u aan het Uniform Pensioenoverzicht? Het Uniform Pensioenoverzicht geeft u inzicht in wat

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 813 De gevolgen van de privatisering van het ABP voor de pensioenen en uitkeringen van het personeel van de Koninklijke Hofhouding (Wet gevolgen

Nadere informatie

REGLEMENT AANVULLINGSREGELINGEN PER 1 JANUARI 2006 STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE HANDEL IN BOUWMATERIALEN

REGLEMENT AANVULLINGSREGELINGEN PER 1 JANUARI 2006 STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE HANDEL IN BOUWMATERIALEN REGLEMENT AANVULLINGSREGELINGEN PER 1 JANUARI 2006 STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE HANDEL IN BOUWMATERIALEN Februari 2011 HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1.1 Inleidende bepalingen 1.

Nadere informatie

REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE 1 INHOUDSOPGAVE REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN Inhoudsopgave BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN... 3 ARTIKEL 1. AANSPRAKEN... 3 ARTIKEL 2. VARIABEL PENSIOENGEVEND

Nadere informatie

Beleidsregels Middelentoets voor pensioenvermogens in de 3 de pijler

Beleidsregels Middelentoets voor pensioenvermogens in de 3 de pijler Beleidsregels Middelentoets voor pensioenvermogens in de 3 de pijler Inhoudsopgave Hoofdstuk I Algemeen 2 Hoofdstuk II Pensioenvermogen 2 Hoofdstuk III Slotbepalingen 3 Toelichting 4 I-SZ/2015/2582: Beleidsregels

Nadere informatie

ANONIEM BINDEND ADVIES

ANONIEM BINDEND ADVIES ANONIEM BINDEND ADVIES Partijen : A te B vs C te D, vertegenwoordigd E te F Zaak : Premie zorgverzekering Zaaknummer : ANO07.195 Zittingsdatum : 22 augustus 2007 Zaak ANO07.195, Premie zorgverzekering

Nadere informatie

REGLEMENT AANVULLEND ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSPENSIOEN VAN STICHTING PENSIOENFONDS IMTECH

REGLEMENT AANVULLEND ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSPENSIOEN VAN STICHTING PENSIOENFONDS IMTECH REGLEMENT AANVULLEND ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSPENSIOEN VAN STICHTING PENSIOENFONDS IMTECH Inhoudsopgave Artikel Titel 1. Algemene bepalingen 1 2. Deelnemers 1 3. Jaarsalaris 2 4. Arbeidsongeschiktheidspensioengrondslag

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 873 Wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter verduidelijking van de artikelen 297a en 297b Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING 1 Het advies

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 694 Pensioenregelingen Nr. 5 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Reglement Regeling Vervroegd Uittreden voor werknemers die na 30 juni 1937 en voor 1 januari 1950 zijn geboren

Reglement Regeling Vervroegd Uittreden voor werknemers die na 30 juni 1937 en voor 1 januari 1950 zijn geboren Stichting Pensioenfonds Gasunie Reglement Regeling Vervroegd Uittreden voor werknemers die na 30 juni 1937 en voor 1 januari 1950 zijn geboren Vastgesteld: 13 december 1994 Gewijzigd: 14 november 1995

Nadere informatie

REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE 1 INHOUDSOPGAVE REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN... 3 ARTIKEL 1. AANSPRAKEN... 3 ARTIKEL 2. VARIABEL PENSIOENGEVEND SALARIS...

Nadere informatie

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 ... No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 Bij Kabinetsmissive van 18 juni 2012, no.12.001344, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 26 272 Wijziging van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (aanpassing regime ter zake van de afkoop van verplichtingen tot alimentatie of tot verrekening

Nadere informatie

PENSIOENREGLEMENT 2 Van Stichting Pensioenfonds Holland Casino

PENSIOENREGLEMENT 2 Van Stichting Pensioenfonds Holland Casino 1 PENSIOENREGLEMENT 2 Van Stichting Pensioenfonds Holland Casino Artikel 1. Definities In dit reglement wordt verstaan onder: het fonds : Stichting Pensioenfonds Holland Casino; het bestuur : het bestuur

Nadere informatie

Advies W /III

Advies W /III Advies W12.18.0366/III Datum: woensdag 28 november 2018 Soort: Voorlichting Ministerie: Sociale zaken en Werkgelegenheid Vindplaats: Kamerstukken I 2018/19, 34934, nr. E Verzoek om voorlichting van de

Nadere informatie

Toelichting op het pensioenoverzicht 2010 KPN Uitkeringsovereenkomst voor de middelloonregeling

Toelichting op het pensioenoverzicht 2010 KPN Uitkeringsovereenkomst voor de middelloonregeling Toelichting op het pensioenoverzicht 2010 KPN Uitkeringsovereenkomst voor de middelloonregeling Wat u moet weten over uw pensioen Het Uniform Pensioenoverzicht geeft u duidelijkheid over wat u krijgt bij

Nadere informatie

Regeling inzake het omgaan met een vermoeden van een misstand (Klokkenluidersregeling)

Regeling inzake het omgaan met een vermoeden van een misstand (Klokkenluidersregeling) Regeling inzake het omgaan met een vermoeden van een misstand (Klokkenluidersregeling) Preambule De regeling betreffende het omgaan met een vermoeden van een misstand binnen Signum biedt een beschrijving

Nadere informatie

Voorbeeld Toelichting Uniform Pensioenoverzicht Model 1 <Uitkeringsovereenkomst> <Premieovereenkomst>

Voorbeeld Toelichting Uniform Pensioenoverzicht Model 1 <Uitkeringsovereenkomst> <Premieovereenkomst> Voorbeeld Toelichting Uniform Pensioenoverzicht Model 1 Wat heeft u aan het Uniform Pensioenoverzicht? Het Uniform Pensioenoverzicht geeft u inzicht in wat

Nadere informatie

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht Toelichting Uniform Pensioenoverzicht Wat heeft u aan het Uniform Pensioenoverzicht? Het Uniform Pensioenoverzicht geeft u duidelijkheid over wat u krijgt

Nadere informatie

PENSIOENREGLEMENT II STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE MEUBELINDUSTRIE EN MEUBILERINGSBEDRIJVEN. Juni 2015

PENSIOENREGLEMENT II STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE MEUBELINDUSTRIE EN MEUBILERINGSBEDRIJVEN. Juni 2015 PENSIOENREGLEMENT II STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE MEUBELINDUSTRIE EN MEUBILERINGSBEDRIJVEN Juni 2015 ARTIKEL 1 Begripsbepalingen De definities en de begripsomschrijvingen zoals vermeld in

Nadere informatie

Vijf jaar Wet IB 2001; Kapitaalverzekeringen. Herman M. Kappelle. 1. Wat wilde de wetgever bereiken?

Vijf jaar Wet IB 2001; Kapitaalverzekeringen. Herman M. Kappelle. 1. Wat wilde de wetgever bereiken? Vijf jaar Wet IB 2001; Kapitaalverzekeringen Herman M. Kappelle 1. Wat wilde de wetgever bereiken? Terzake van de wijzigingen van het fiscale regime van de kapitaalverzekeringen in de Wet IB 2001, had

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 696 Wijziging van de Wet op de lijkbezorging Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT 1 Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad

Nadere informatie

Pensioenbijspaarreglement van Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam

Pensioenbijspaarreglement van Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam 1 Pensioenbijspaarreglement van Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam d.d. 23 september 2004 Artikel 1. Definities...2 Artikel 2. Deelnemers...2 Artikel 3. Aard van de pensioenaanspraken...3 Artikel 4.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 832 Wijziging van de Wet privatisering ABP in verband met de wijziging van de aanwijzingsvoorwaarden voor deelneming in het ABP Nr. 3 Het advies

Nadere informatie

REGELING MELDING ONREGELMATIGHEDEN UNIVERSITEIT LEIDEN

REGELING MELDING ONREGELMATIGHEDEN UNIVERSITEIT LEIDEN REGELING MELDING ONREGELMATIGHEDEN UNIVERSITEIT LEIDEN INHOUDSOPGAVE Hoofdstuk 1: Hoofdstuk 2: Hoofdstuk 3: Hoofdstuk 4: Hoofdstuk 5: Algemene bepalingen Interne procedure De Commissie integriteit Universiteit

Nadere informatie

Pensioenreglement. van AEGON Levensverzekering N.V. voor de werknemers op wie van toepassing was de pensioenregeling van:

Pensioenreglement. van AEGON Levensverzekering N.V. voor de werknemers op wie van toepassing was de pensioenregeling van: van AEGON Levensverzekering N.V. voor de werknemers op wie van toepassing was de pensioenregeling van: de stichting Beambtenfonds voor het mijnbedrijf. 45283 Inhoudsopgave Algemene Bepalingen Artikel 1.

Nadere informatie

A.1 Is het aantal werknemersvertegenwoordigers ten minste gelijk aan het aantal werkgeversvertegenwoordigers in het bestuur?

A.1 Is het aantal werknemersvertegenwoordigers ten minste gelijk aan het aantal werkgeversvertegenwoordigers in het bestuur? Stroomschema medezeggenschap in een ondernemingspensioenfonds De Stichting van de Arbeid (hierna STAR) en het Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties (hierna CSO) hebben een medezeggenschapsconvenant

Nadere informatie

Aanvullend reglement 2016. Pensioenopbouw boven salarisgrens (laag)

Aanvullend reglement 2016. Pensioenopbouw boven salarisgrens (laag) Aanvullend reglement 2016 Pensioenopbouw boven salarisgrens (laag) Aanvullend reglement 2 Inhoudsopgave Voorwoord 3 1. Definities 4 2. Algemeen 5 3. Deelneming 5 4. Vaststelling Aanvullende pensioengrondslag

Nadere informatie

TIJDELIJKE AANVULLINGSREGELING van Stichting Pensioenfonds Koninklijke Ten Cate. Per 1 januari 2006

TIJDELIJKE AANVULLINGSREGELING van Stichting Pensioenfonds Koninklijke Ten Cate. Per 1 januari 2006 TIJDELIJKE AANVULLINGSREGELING van Stichting Pensioenfonds Koninklijke Ten Cate Per 1 januari 2006 Looptijd tot en met 31 december 2014 Versie 1 januari 2013 Stichting Pensioenfonds Koninklijke Ten Cate

Nadere informatie

Pensioenreglement. van AEGON Levensverzekering N.V. voor de werknemers op wie van toepassing was de pensioenregeling van:

Pensioenreglement. van AEGON Levensverzekering N.V. voor de werknemers op wie van toepassing was de pensioenregeling van: van AEGON Levensverzekering N.V. voor de werknemers op wie van toepassing was de pensioenregeling van: de stichting Algemeen mijnwerkersfonds van de steenkolenmijnen in Limburg. 45284 Inhoudsopgave Algemene

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 27 073 Nieuwe regeling voor verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds (Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000)

Nadere informatie

ADDENDUM BIJ DE PENSIOENOVEREENKOMST

ADDENDUM BIJ DE PENSIOENOVEREENKOMST ADDENDUM BIJ DE PENSIOENOVEREENKOMST In aanvulling op de eerder tussen de werkgever en diens werknemers gesloten pensioenovereenkomst maken met ingang van 1 januari 2008 de hierna vermelde bepalingen deel

Nadere informatie

STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL. Postbus GC Rijswijk.

STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL. Postbus GC Rijswijk. STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL Verrijn Stuartlaan 1E 2288 EK Rijswijk Telefoon: 070-3381020 Fax : 070-3503531 Postbus 3144 2280 GC Rijswijk www.bpfavh.nl

Nadere informatie

de pensioengerechtigde leeftijd of bij eerder overlijden, zoals aanspraken op ouderdomsen nabestaandenpensioen en pré-pensioen.

de pensioengerechtigde leeftijd of bij eerder overlijden, zoals aanspraken op ouderdomsen nabestaandenpensioen en pré-pensioen. de pensioengerechtigde leeftijd of bij eerder overlijden, zoals aanspraken op ouderdomsen nabestaandenpensioen en pré-pensioen. De hierna opgenomen bepalingen worden niet alleen toegepast op formeel overeengekomen

Nadere informatie

Ontwerpbesluit van Een besluit tot Wijziging van het Uitvoeringsbesluit pensioenaspecten Sociaal Akkoord 2004 vanwege het inkooptarief

Ontwerpbesluit van Een besluit tot Wijziging van het Uitvoeringsbesluit pensioenaspecten Sociaal Akkoord 2004 vanwege het inkooptarief Ontwerpbesluit van Een besluit tot Wijziging van het Uitvoeringsbesluit pensioenaspecten Sociaal Akkoord 2004 vanwege het inkooptarief Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Nadere informatie

Klokkenluidersregeling/ Regeling inzake het omgaan met een vermoeden van een misstand

Klokkenluidersregeling/ Regeling inzake het omgaan met een vermoeden van een misstand Klokkenluidersregeling/ Regeling inzake het omgaan met een vermoeden van een misstand Preambule De klokkenluidersregeling/ regeling betreffende het omgaan met een vermoeden van een misstand binnen Vitus

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 34 765 Wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet in verband met waardeoverdracht

Nadere informatie

AANVULLENDE PENSIOENREGELING

AANVULLENDE PENSIOENREGELING AANVULLENDE PENSIOENREGELING Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel Uw pensioen is onze zorg. Inleiding Voor u ligt de brochure over de aanvullende pensioenregelingen

Nadere informatie

Stichting S van de Arbeid

Stichting S van de Arbeid Stichting S van de Arbeid Aan: - de centrale organisaties van werkgevers en van werknemers - de Vereniging van Bedrijfspensioenfondsen (VB) - de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen (OPF) - het Verbond

Nadere informatie