lllll\lil\lllllll\1\1~1\llllll 18 jul 2018 / 001013 de Rechtspraak Rechtbank Midden-Nederland INGEKOMEN 1 8 JULI 2018 GEMEENTE VEENENDAAL datum onderdeel contactpersoon doorkiesnummer ons kenmerk uw kenmerk bijlage(n) faxnummer afdeling onderwerp [ ) AANTEKENEN [ ) PER POST [ ) PER FAX (0318) 51 04 14 het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal Postbus 1100 3900 BC Veenendaal 17 juli 2018 Team) mevr N. Gobel 088-36U757 zaaknummer UTR 17 / 732 VEROR V85 2016 en 138399 (088) 361 04 51 het beroep van Bakkerij K. de Jong B.V. te Veenendaal Bestuursrecht bezoekadres Vrouwe Justitiaplein 1 3511 EX Utrecht correspondentieadres Postadres: Postbus 16005, 3500 DA Utrecht t 088 36 20000 falgemeen (088) 3610451 Voorlopige Voorzieningen (088) 361 04 52 www.rechtspraak.nl Bij beantwoording de datum en ons kenmerk vemielden. Wilt u slechts één zaak in uw bi'ief behandelen. Geachte heer/mevrouw, Over het beroep met zaaknummer UTR 17 J 132 VEROR V85 deel ik u het volgende mee. De rechtbank heeft uitspraak gedaan. Ik stuur u een kopie van de uitspraak. Indien in deze uitspraak wordt verwezen naar een uitsptaak met een ECU-nummer, is de tekst van de betreffende uitspraal< onder dat nummer gepubliceerd op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. In uw beroepschrift moet u vermelden waarom u het niet eens bent met de uitspraak. U kunt ook digitaal hoger beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Kijk op www.raadvanstate.nl voor meer informatie over het indienen van digitaal beroep. Als u naar aanleiding van deze briefvragen hebt, kunt u contact opnemen met de administratie van de rechtbank op het hierboven vermelde doorkiesnummer. Als u de rechtbank belt of schrijft, verzoek ik u het zaaknummer te vennelden. Hoogachtend, BE022
uitspraak RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummers: UTR 17/529, UTR 171732 en UTR 17/668 uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juli 2018 in de zaak tussen 1. Bakkerij K. ~ Jong B.V. 2. D. Exalto 3. Hoek Foodretail B.V. 4. de vennootschap onder firma Candyshop 5. G. Kool gevestigd te Veenendaal, eisers (gemachtigde: F. van der Tempel Jr.), en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaaf, verweerder (gemachtigden: mr. M.R. Groenewoud, drs. 0. Klooster en W.A. van Dijk-Godschalk). Procesverloop Op,23 juni 2016 is de Verordening winkeltijden van de gemeente Veenendaal (Winkeltijdenverordening) vastgesteld. Bij besluit van 3 januari 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eisers tegen het niet verlenen van inspraak bij de vaststelling van de Winkeltijdenverordening niet-ontvankelijk verklaard. Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op 14 juli 2017 partijen bericht dat de behandeling van de beroepen wordt aangehouden totdat de Afdelingbestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) uitspraak heeft gedaan in de procedures met zaaknummer 201508890/1 en 201508931/1 over de toepassing van de inspraakprocedure bij de totstandkoming van de Verordening winkeltijden. De ABRvS heeft op 22 november 2017 in deze zaaknurnmers een uitspraak gedaan opgenomen onder nummer ECLI:NL:RVS:2017:3 l 73 en 3174 (hierna: de uitspraken). Partijen zijn vervolgens in de gelegenheid gesteld om op de uitspraken te reageren. Eisers hebben op 18 december 2017 en op 6 april 2018 de gronden van het beroep aangevuld. Verweerder heeft op 8 februari 2018 en op 13 maart 2018 een nadere reactie gegeven.
zaaknummers: UTR 17 /732, UTR 17 /668 en UTR 17 /529 blad 2 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 april 2018. Eisers en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Ovenvegingen Inleiding 1. De gemeenteraad van Veenendaal (de raad) heeft op 28 april 2016 in het kader van de behandeling van het initiatiefvoorstel Winkelstad Veenendaal economisch vitaal een geamendeerd voorstel aangenomen dat uiterlijk 1 juli 2016 wordt overgegaan tot invoering van de koopzondag. Aan verweerder is de opdracht gegeven om de invoering van de koopzondag van 13.00 tot 17.00 uur voor te bereiden. Op 17 mei 2016 heeft verweerder aan deze opdracht gehoor gegeven door aan de raad voor te stellen de tweede wijziging van de Winkeltijdenverordening vast te stellen waardoor winkels open mogen op zondag van 13.00 tot 17.00 uur. Op 18 mei 2016 is hierover een persbericht uitgegaan met de mogelijkheid tot inspreken op 14of16 juni tijdens de commiss1evergadering. Op 23 juni 2016 is de door verweerder voorgestelde wijziging van de Winkeltijdenverordening besproken tijdens de raadsvergadering en is de verordening door de raad vastgesteld. Eisers zijn winkeliers in Veenendaal. Zij hebben beroep ingesteld omdat zij het er niet mee eens zijn dat aan hen voorafgaande aan de invoering van de koopzondag geen inspraak met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is verleend. Procesbelang 2. Verweerder heeft in de brief van 13 maart 2018 naar voren gebracht dat bij raadsbesluit van 21 december 2017 de Winkeltijdenverordening andermaal gewijzigd is vastgesteld, zodat op het (concept)besluit reeds daarom geen inspraak meer kan worden verleend. Verweerder verwijst daartoe naar rechtsoverweging 3.2. van de uitspraak van 22 november 2017 van de ABRvS, ECLl:NL:RVS:2017:3215, waaruit verweerder heeft afgeleid dat er na vaststelling van de Winkeltijdenverordening van gemeentewege geen verplichting meer bestaat om inspraak te verlenen. Dit geldt volgens verweerder zeker in dit geval waarbij de verordening inmiddels andermaal is gewijzigd. Verweerder vraagt zich daarom af of eisers nog wel een procesbelang hebben bij een inhoudelijk beoordeling van hun beroep. De rechtbank overweegt als volgt. 3. Anders dan in de door eisers aangehaalde uitspraak van de ABRvS wordt met de huidige procedure niet beoogd dat een nieuw concept van de in geding zijnde Winkeltijdenverordening wordt vastgesteld waarop alsnog inspraak als bedoeld in afdeling 3.4 van de Awb zou moeten worden verleend. Omdat dit in de procedure bij de ABRvS niet kon worden bereikt, heeft de ABRvS geen procesbelang aangenomen. Eisers hebben in het onderhavige geval aangevoerd belang te hebben bij een inhoudelijke uitspraak op hun beroepschrift omdat het oordeel van de rechtbank betrokken kan worden in de besluitvonning over een nieuwe winkeltijdenverordening. 4. De rechtbank stelt vast dat eisers ook tegen het nieuwe gewijzigde raadsbesluit van 21 december 2017 een bezwaarschrift hebben ingediend waarin het niet verlenen van inspraak met toepassing van afdeling 3.4 van de Awb ~oorafgaande aan een raadsbesluit aan de orde
zaaknummers: UTR 171732, UTR 17/668 en UTR 17/529 blad 3 wordt gesteld. Verweerder heeft dat op zitting ook bevestigd. De rechtbank is reeds daarom van oordeel dat eisers een belang hebben bij een oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit, nu dit oordeel door venveerder bij het nog te nemen besluit op bezwaar kan worden betrokken. Ook gelet op wat hierna is overwogen over de bevoegdheid van verweerder is de rechtbank van oordeel dat eisers een voldoende actueel en reëel procesbelang hebben. De rechtbank concludeert daarom dat eisers belang hebben bij een inhoudelijk oordeel van hun beroep. Bevoegdheid 5. Eisers voeren aan dat het bestreden besluit door verweerder onbevoegd is genomen. Eisers stellen zich op het standpunt dat de raad en niet het college bevoegd is om een besluit te nemen over het al dan niet verlenen van inspraak bij het vaststellingsbesluit van de Winkeltijdenverordening. Eisers wijzen op artikel 150 van de Gemeentewet op grond waarvan alleen de gemeenteraad bepaalde beleidsvoornemens kan uitzonderen van inspraak. Door de tweede wijziging van de winkeltijdenverordening op 23 juni 2016 aan te nemen, heeft de raad volgens eisers besloten geen inspraak volgens afdeling 3.4 van de Awb te verlenen. Omdat de raad het primaire besluit heeft genomen, is het niet juist dat het college het besluit op bezwaar heeft genomen. 6. Verweerder stelt zich hierover, in afwijking van de bezwaarschriftencommissie, op het standpunt dat de raad met het geven van de opdracht op 28 april 2016 aan verweerder tot het invoeren van de koopzondag en het treffen van de vereiste voorbereidingen, tevens de bevoegdheid tot het verlenen van inspraak aan hem heeft overgedragen. Het al dan niet verlenen van inspraak maakt deel uit van de in artikel 160, eerste lid, en onder b, van de Gemeentewet neergelegde voorbereidingstaak van het college. Verweerder is daarom van oordeel dat hij bevoegd was om te beslissen over de te verlenen inspraak voorafgaande aan het raadsbesluit en hij daarmee ook bevoegd was om het bestreden besluit te nemen. De rechtbank overweegt als volgt. 7. Ingevolge artikel 150, eerste lid, van de Gemeentewet stelt de raad een verordening vast waarin tegels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken. 8. Ingevolge artikel 2, tweede lid, van de Inspraakverordening besluit elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. 9. De rechtbank is van oordeel dat op grond van artikel 150, eerste lid, van de Gemeentewet in combinatie met artikel 2, tweede lid, van de Inspraakverordening de raad bevoegd was om een besluit te nemen over het verlenen van inspraak. Met de bevoegdheid van de raad om de Winkeltijdenverordening vast te stellen, is de raad ook bevoegd te beslissen over de inspraak. De rechtbank vindt hiervoor steun in de eerdergenoemde uitspraken van de ABRvS van 22 november 2017, ECLJ:NL:RVS:2017:3215. Op grond van artikel 160 van de Gemeentewet is het college in ieder geval bevoegd beslissingen van de raad voor te bereiden en uit te voeren, tenzij bij of krachtens de wet de burgemeester hiermee is belast. De door de raad bij raadsbesluit van 28 april 2016 gegeven opdracht ligt in lijn met deze bevoegdheid, maar hiennee is geenszins de in de lnspraakverotdening neergelegde bevoegdheid door de raad aan
zaaknummers: UTR 17/732, UTR 17/668 en UTR 17/529 blad 4 verweerder overgedragen. De rechtbank stelt gelet op het vorenstaande vast dat het bestreden besluit onbevoegd is genomen. De beroepsgrond slaagt. 10. Het beroep is gegrond. Nu het bestreden besluit onbevoegd is genomen zal de rechtbank dat besluit vernietigen. 11. Op grond van het navolgende zal de rechtbank, gelet op een finale afdoening van het beroep, bezien of zij zelf in de zaak kan voorzien. Voor een finale geschillenbeslechting vindt de rechtbank steun in laatstgenoemde uitspraak van de ABRvS van 22 november 2017. Ontvankelijkheid 12. In het voorstel van 17 mei 2016 van verweerder aan de raad om de tweede wijziging van de Verordening Winkeltijden Veenendaal vast te stellen staat vermeld dat verweerder geen inspraakprocedure heeft gevoerd. Nu de raad op 23 juni 2016 heeft besloten het voorstel van verweerder tot vaststellen van de Winkeltijdenverordening te volgen, moet hij worden geacht op dat moment tevens te hebben beslist dat over het concept ervan geen inspraak diende te worden verleend. De rechtbank verwijst daarbij naar de meergenoemde uitspraken van de ABRvS van 22 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3 l 73 en 3174. Dit betekent dat de raad op 23 juni 2016 een primair besluit heeft genomen. De rechtbank stelt vast dat eisers op 2 en 3 augustus 2016 en dus tijdig bezwaar hebben gemaakt en dat de bezwaren ontvankelijk zijn. 13. De ABRvS heeft in de hiervoor genoemde uitspraken ook overwogen dat beslissingen betreffende hetgeen object is van inspraak, zoals in dit geval het bestreden besluit, gericht is op rechtsgevolg en op grond daarvan vatbaar voor bezwaar en beroep. Inhoudelijke beoordeling 14. Eisers stellen zich op het standpunt dat voor de raad de verplichting bestond om over de wijziging van de Winkeltijdenverordening inspraak te verlenen. Daarbij verwijzen eisers naar het raadsvoorstel van 1 november 2011, waamit volgens eisers moet worden opgemaakt dat de inspraakverordening ziet op ontwerp-besluiten. De Winkeltijdenverordening is daarom een besluit waar de inspraakverordening op van toepassing is. Dit is anders dan in de situatie waar de ABR vs in de uitspraken van 22 november 2017 over heeft geoordeeld. 15. Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Inspraakverordening is de verordening van toepassing op gevallen waarin de wet niet zelf al een openbare voorbereidingsprocedure regelt waannee ingezetenen en belanghebbenden betrokken worden bij de voorbereiding van beleid. Blijkens de toelichting bij deze verordening is de verordening niet van toepassing op vaststelling van concrete besluiten of maatregelen, maar gaat deze over de vonning van het beleid waarop deze kunnen worden gebaseerd. Het toepassingsbereik van de inspraakverordening is derhalve beperkt tot voorbereiding van beleid en strekt zich niet uit tot de vaststelling van een verordening zoals thans aan de orde. Zie in dit verband ook de uitspraken van de ABRvS. Er bestond voor de raad op grond van de insprrutkverordening geen verplichting om voor de vaststetiing van de Winkeltijdenverordening een inspraakprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Awb te volgen. De enkele omstandigheid dat in het raadsvoorstel van verweerder van 1 november 2011 wordt venneld dat de inspraakverordening alleen nog op zaken ziet waarbij een ontwerpbesluit is genomen, biedt de rechtbank geen basis om hierover ahders te oordelen, nu de raad blijkens de verordening op het voorstel van
zaaknummers: UTR 17/732, UTR 17/668 en UTR 17/529 blad S verweerder duidelijk anders heeft besloten. 16. De rechtbank is van oordeel dat voor de raad geen verplichting bestond voor de Winkeltijdenverordening een inspraakprocedure te volgen, nu artikel 2, eerste lid, van de lnspraakverordening besluit de mogelijkheid inspraak te verlenen beperkt tot gemeentelijk beleid, waaronder de vaststelling van een verordening niet is begrepen. De rechtbank ziet daarom aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb, zelf in de zaak te voorzien door de bezwaren ongegrond te verklaren. 17. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient verweerder op grond van het bepaalde in artikel 8:74, eerste lid, van de Awb het door eisers betaalde griffierecht te vergoeden. 18. De rechtbank ziet aanleiding verweerder, met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb, te veroordelen in de kosten die eisers in verband met de behandeling van hun beroep redelijkerwijs hebben moeten maken. De kosten in verband met de door een derde beroepsmatig verleende bijstand zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op 1.002,- voor beroep (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met waarde per punt van 501,- bij een wegingsfactor 1).
zaaknummers: UTR 17/732, UTR 17/668 en UTR 17/529 blad 6 Beslissing De rechtbank: verklaart het beroep gegrond; vernietigt het bestreden besluit; voorziet zelf in de zaak en verklaart de bezwaren ongegrond; veroordeelt verweerder tot vergoeding van de proceskostenveroordeling tot een bedrag van 1.002,-; bepaalt dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht van 333,- vergoedt. Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Mollerus, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12juli 2018. griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen Afschrift verzonden aan partijen op: 1 7 JULI 2018 Rechtsmidde] Tegen deze uitspraak kan binnen zes wekep na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening., \Hpic t'c::nftjtm De Griffier
. --...,.""" - - --..."~.,...;;. :- -- -~._...,- -~ \""...,.. :... ---~ --- ~. -- ' "".,..., :-: - -- 1 lfih de Rechtspraak Rechtbank Midden-Nederland Port Betaald PostN~ Port Payé Pays-Bas R "' l!i Aangetekend c j 2: g. -:;; ~ G-A-1 69 PortBetaald Port Payé pöstnl l'a1js Bas Postbus 16005, 3500 DA Utrecht