Artikel 27 Inzichten in trainingsopbouw Op clinics of cursussen wordt ingegaan op het hoe en wat van een goede training. De oefenbedoeling(en) staan idealiter centraal voor elk onderdeel van een training. In zoverre een oefening beantwoordt aan de vooraf beoogde doelstelling (oefenbedoeling) kan men spreken van een goede oefening. De trainingsonderdelen drills - zijn soms minder eenvoudig te classificeren. Het eerste systematisch onderscheid dat gemaakt kan worden is dat tussen aanval en verdediging. Lijkt makkelijk, maar aanval en verdediging zijn op hun beurt elk weer dimensioneel, dat wil zeggen én tactisch én technisch van aard. Zo kan er binnen een wedstrijd in het spel van een team sprake zijn van extreem offensief attaqueren en in een volgende fase van uiterst passief gecontroleerd aanvallend spel. Teams die beide varianten beheersen hebben een voordeel ten opzichte van teams die dat niet kunnen. Soms wordt dit eenvoudig nevenschikkend uitgangspunt categorisch verlaten voor een meer boven- en onderschikkende gedachte: dat oefenen óf tactisch, óf technisch moet zijn! Redenen hiertoe zijn vooral opbouwend vanuit een vereenvoudigende meer praktisch gestoelde gedachte. In de keuze voor een meer nevenschikkende, dan wel meer boven- en onderschikkende benadering manifesteert zich de visie van de coach. Ongeacht zijn visie komt elke coach in de trainingspraktijk onvermijdelijk voor problemen te staan. Hoe gaat hij met inperkingen of belemmeringen om die op het laatste moment rijzen? Ik geef voorbeelden. Te weinig voorbereidingstijd, heterogene spelerscompetenties, te veel blessures, ziekte bij speler(s), onverwachte absenties. Het meest gehoord antwoord van trainers op de vraag ( Hoe was je laatste training? ) is dat er minder dan tien spelers op training waren, waardoor het team niet kon doen wat hij van plan was. Er zijn coaches die van de nood een deugd weten te maken en zeggen: Waarom is dat een probleem, het is een kans om vooral technisch te verbeteren! (Nb. we zullen het hier niet hebben over de coaches die lippendienst verlenen aan wat in Nederland voor de zogenaamde hoge opleidingsnorm moet doorgaan, evenwel zonder vreselijk veel resultaat te produceren). Bij de klagers onder de coaches mag je de conclusie trekken dat het hen vooral om tactische doelen gaat en om zaken direct gerelateerd aan de komende wedstrijd. Elke coach doft zijn team op voor de wedstrijden. Te vaak zijn de jasjes mooier dan de drager. Soms wordt de spelers van wedstrijd tot wedstrijd een ander maatpak aangemeten, anderen gaan meer uit van algemene tactische principes. Hoe het ook zij, het tactisch kostuum moet passen. Het kan niet te krap of te ruim om het lijf zitten. In dat opzicht is de coach een kleermaker die de juiste maat moet kunnen nemen. Dat moet soms op het gevoel, kan niet alleen met schaar en meetlint, te bedacht, te voorgekookt. Noch te laissez faire, of al te gemakzuchtig. Tactisch werk blijkt maatwerk. In der Beschränkung zeigt sich erst der Meister! In het vermogen te beperken en doseren ontstaat pas in tweede instantie ruimte om aan de belangrijkste behoeften van het spel te schaven. Een coach die te weinig tijd vrijmaakt voor ook een deel technische training doet zijn spelers tekort. Technische oefenstof is steeds meer maatwerk. Immers de perfecte speler moet nog geboren worden! In dat meer technisch georiënteerd oefenen (opleidend mag ook) spelen de behoeften van spelers sec de belangrijkste rol. Anderzijds heeft een tactische training heeft een beperkter uitgangspunt als grondslag. Het gaat hier vooral om de behoeften van spelers passend in het tactisch raamwerk. Het is niet anders dan of het spel kan niet zonder techniek, noch tactiek. Conventionele tactiek of verrassingsactie, dat maakt niet uit. Voor de technisch georiënteerde trainer is het zo dat de tactiek zo simpel mogelijk moet blijven, zo eenvoudig dat hij op de achterkant van een postzegel kan. Een coach kan alles verzinnen op het gebied van tactiek, uiteindelijk komt het aan op de uitvoering. In die balans tussen technisch en tactisch schuilt de kern van goed en efficiënt trainen.
Uitgangspunt voor dit artikel is misschien een wat vreemde, afwijkende gedachte. Het is het idee een overzicht van oefenstof naar doel, structuur en functie te geven. Zeker geen onpraktisch vertrekpunt. Maar afwijkend van de conventionele opbouw van warming up, aanlerend gedeelte en toepassing komt het misschien wat onbekend voor. Ook anders dan het onderscheid in conditionele en mentale opbouw van oefenstof. Basisvraag is deze: hoe komt de trainer vanuit een neutraal kwantitatief overzicht tot een bepaling welke oefenstof onder welke omstandigheden het meest geschikt is? Op hoofdlijnen wordt een indeling naar vier oefendoelen aangebracht: a. Algemeen (vormend); b. ; c. ; d.. Vanuit de indeling van oefendoelen wordt in een tweede stap gekeken naar structuur en functie in een tweetal dimensies. Ten eerste de kwantiteit, dat wil zeggen het aantal aanwezige spelers op de training. Deze globale factor (aantal) is in praktische zin qua omvang (mede)bepalend voor de uiteindelijke trainingsinhoud. Binnen maximale inzet van alle spelers bestaan binnen deze dimensie globaal weer twee onderdelen: a. Samenspel (of tegenspel) twee (gelijke) partijen. b. Bovental of man meer situaties of ondertal of man minder situatie(s); Als er bijvoorbeeld maar zeven of acht spelers op een training zijn, hoe traint het team dan toch tactisch effectief? En op welke onderdelen daarbinnen? Wat kan wel en niet? Wat is nog zinvol? Gezien vanuit het perspectief van de personele beschikbaarheid wordt een aantal suggesties gedaan qua oefenstof. In de tweede plaats wordt een functioneel onderscheid gemaakt. Binnen het aantal spelers wordt gekeken naar de verdeling van rollen. In basketball wordt specifiek vanuit een vijftal posities (rollen/ functies) gewerkt. Functioneel worden onderscheiden: 1. point-guard, 2. shooting guard, 3. small forward, 4. power forward, 5. center. Idealiter zijn alle vijf rollen dubbel bezet op de training. De praktijk is hardvochtiger. Er is wel eens iemand te laat, of afwezig. Om hier toch een oplossing voor te vinden wordt er in de praktijk met posities geschoven door trainers. Probleemoplossend worden er in breakdowns en pretactische oefenstof daarom doorgaans drie categorieën gehanteerd, en wel (in globale termen): 1. de spelverdelers (positie 1), 2. de forwards (posities 2 en 3), 3. de postspelers (posities 4 en 5). Om nog verder te kunnen vereenvoudigen - als basis voor vooral de fundamentele oefenstof waarbinnen gemikt wordt op de meer technische onderdelen - hanteren coaches tenslotte een differentiatie in tweeën: 1. de perimeter (posities 1, 2 en 3) en 2. inside (posities 4 en 5). Onderstaand worden in het bijzonder oefeningen aangeraden die geschikt zijn binnen het bereik van het beschikbare aantal spelers. Elke oefening vereist een minimum aantal spelers? En als dat aantal er niet is hoe wordt gekozen voor het beste alternatief in breakdown? Denkend vanuit vijf-tegen-vijf kan er uiteraard altijd gekozen worden om meer
op techniek of tactiek geschoeide breakdowns binnen de beperkingen in te gaan. Bijvoorbeeld drie-tegen-drie bij zes aanwezige spelers en vier-tegen-vier bij acht aanwezige spelers. Deze invalshoek op een systematiek (vanuit het aantal beschikbare spelers en de rollen) is niet onbekend, enkel in meer theoretische zin nog amper of niet uitgewerkt voor de trainingspraktijk. Zonder in eerste instantie dieper op de inhoud van de oefensituaties in te gaan (zie daarvoor naar voorgaande artikelen en verder artikel 37), kijken we hier eerst naar de organisatorische structuur en bereik die de trainingsopbouw binnen het beschikbaar aantal spelers optimaal tot zijn recht doet komen. Uitgangspunt zijn de volgende modellen: training met vijf spelers training met zes spelers training met zeven spelers training met acht spelers training met negen spelers training met tien spelers training met elf spelers training met twaalf spelers. We hanteren de indeling in vieren: A. Algemeen B. C. D. I. Voorbeeldtraining met vijf spelers In dit onderdel wordt niet primair gekeken naar onderscheid in rollen, hoewel er in breakdowns wel kansen liggen. 1-0/ 2-0/ 3-0/ 4-0/ 5-0 dat wil zeggen alle droge oefenstof a. Dobbelsteen b. Bombardement c. Knight passing d. Tip lijn et cetera Toegepaste techniek/ pretactiek: 1-1/2-2 spel 2-2 box out 1-0 stances 1-1/2-2 (MB/ZB) verdediging a. rondje 1-1 (4 keer) b. 1-1 dribbelstart(s) c. 1-1 tijdens dribbel d. In-out/ denial e. 6-point denial f. postverdediging g. 2-2 in verschillende posities (Breakdowns: guard-forward ¼ veld, centerforward ¼ veld, 2-2 perimeter) Screens a. P&R verdediging
b. 2-2 screens weg van de bal verdedigen Rotaties 2-2 1-0 droge techniek/ tactiek 5-0 dummy offense: 1. halve veld aanval 2. press aanval 3. baseline out of bounds (b.o.o.b.) 4. zijlijn out of bounds (s.o.o.b.) Toegepaste techniek/ pretactiek: 1-1/ 2-2 (MB/ZB) aanval fastbreak 2-1 eindfase 3-2 (eindfasen fastbreak/ zone aanval) 3-2 cirkelpass 5-tal weave team shooting 5 spelers 2-2 hele veld 2-2 handicap fast break: 2-1 eindfase op 1 basket rebound + fast break 2-1 eindfase (point guard schiet van afstand en tikt achterlijn aan, 1-1- rebound duel, dan (point guard + verdedigende rebounder) fast break 2-1 andere kant veld) rebound + fast break 3-2 eindfase (point guard schiet van afstand en tikt achterlijn aan, 2-2 rebound duel, dan (point guard + 2verdedigende rebounders) fast break 3-2 andere kant veld) weave 5 tal forth + fast break 3-2 back 5 across baseline (3-2 fastbreak/ 2-3 defensive break) II. Voorbeeldtraining met zes spelers Droge oefenstof (uitbreiding van 5-tal naar 6-tal): 1. Knight passing square (in vierkant met 2 balen/ in driehoek met 3 ballen) 2. dobbelsteen met twee spelers in midden en twee ballen 3. Alles met 2 keer 3-tal of 3 keer 2-tal 2-2-2 rebound 3-3 box out 3-3 triangle rebound Toegepaste techniek/ pretactiek: 3-3 (MB/ZB) verdediging Drie perimeter posities, twee perimeter posities + één post, één perimeterspeler en twee post spelers 3-3 shell(s) 3-3 P&R verdediging 3-3 screens (weg van bal) verdediging 3-3 rotaties
Toegepaste techniek/ pretactiek: 3-3 (MB/ZB) aanval 4-2 airpass 4-2 cirkel pass 3 lane passing drills (hele veld) samenspel twee partijen in kleine ruimte 3-3 P&R aanval 2-2-2 (1/2 veld) 3-3 hele veld 2-2-2 hele veld 3-3 handicap rebound + fastbreak 3-2 3-tal weave + fast break 3-2 Fast break 3 groepen: 2-2-2 2-2-2 Polish break III. Voorbeeldtraining met zeven spelers Droge oefenstof: 1. één keer 4-tal, één keer 3-tal 2. schieten met twee 2-tallen en één 3-tal Passing met grote groepen (alle varianten) Alles met twee keer 2-tal + één x 3-tal 1-0/1-1/2-2/3-3 (MB/ZB) verdediging 3-4 agressiveness 4-3 rotatie(s) 4-3 aanval (zone/ penetratie/ press aanval) 5-2 hele cirkel 4-3 eindfase fast break 4-tal weave heen + 4-3 terug (vervolgens: één van de vier aanvallers gaat mee met drie verdedigers) Rebound + fastbreak 4-3 Fast break 3 groepen: 3-2-2 IV. Voorbeeldtraining met acht spelers Droge oefenstof: 1. Knight passing square (big/ small square) 2. propeller et cetera
3. twee keer 4-tal passing (statisch) 4-tal weave(s) 4 x 2-tal of 2 x 4-tal 4-4 (MB/ZB) verdediging/ shell(s) 4-4 rebound (+/- rotatie) help side box out Work screens (4-4) Rotaties 4-4 4-4 (MB/ZB) aanval 1. vier buiten 2. drie spelers in perimeter + één post 3. twee perimeter + twee postspelers 5-3 airpass 4-4 passing kleine ruimte (samenspel twee partijen) 4-4 press offense Tactisch 4-4 (b.o.o.b/ s.o.o.b.) 4-4 handicap 2-1 continu Fast break 3-2/ 2-1 (paaltje) Rotatie box out + fast break Fast break 3 groepen: 3-3-2 V. Voorbeeldtraining met negen spelers 3 lane passing exercises 4-tal weave + 5-tal weave Al de oefenstof met 3 x 3-tal Triangle rebound (3 x 3-tal) 4-5 agressiveness (start in 1-3 zone) Shell collapse 3-3-3 aanval (1/2 veld/ heel veld) 6-3/ 5-4 cirkelpass 5-4 aanval (penetratie/ zone/ press aanval) 5-4 eindfase fast break Rebound + fastbreak eindfase 5-4 Fast break 3-2/ 2-1 (paaltje)
Rotatie box out + fast break Fast break 3 groepen: 3-3-3 3-3-3 Polish break Handicap 3-3-3 VI. Voorbeeldtraining met tien spelers Al de oefenstof met wee keer 5-tal droog Complete team verdediging met alle toeters en bellen Complete team aanval: vijf-tegen-vijf op half veld, hele veld, zijlijn- en achterlijn inbounds Bijzondere spelmomenten: na vrije worp, sprongbal, x aantal seconden op schotklok 5-5 handicap VII. Voorbeeldtraining met elf spelers 7-4 cirkelpass 6-5 cirkelpass Indiana 11-man fastbreak (3-2) drill Fast break 5-3-3 Fast break 4-3: twee 4-tallen met 2 vaste guards tegen 3-tal op één basket Handicap 4-4-4
VII. Voorbeeldtraining met twaalf spelers Alles drie keer 4-tal en vier keer 3-tal 9-3 cirkel 8-4 cirkel 7-5 cirkel Shell 4-4-4 4-4-4 Fastbreak 4-4-4 (3 groepen)