EXIN Ontwerp en Ontwikkeling Informatiesystemen Foundation Preparation Guide Editie 201608
Copyright 2016 EXIN All rights reserved. No part of this publication may be published, reproduced, copied or stored in a data processing system or circulated in any form by print, photo print, microfilm or any other means without written permission by EXIN. 2
Content 1. Overzicht 4 2. Exameneisen 6 3. Begrippenlijst 11 4. Literatuur 16 3
1. Overzicht EXIN Ontwerp en Ontwikkeling Informatiesystemen Inhoud De module EXIN Ontwerp en Ontwikkeling Informatiesystemen Foundation is een perfecte basis voor hen die zich willen specialiseren op het gebied van systeemontwerp, programmeren of software engineering. Een parapluvisie op het totale ontwikkelproces is een must voor aankomend IT-(project)managers. De module biedt een goed overzicht van, en inzicht in het totale proces van systeemontwerp en systeemontwikkeling. Het ontwerpen, modelleren en ontwikkelen van informatiesystemen staat hierbij centraal. Aan de orde komen: werkwijzen bij systeemontwikkeling; diverse ontwikkelmethoden, de voor- en nadelen van deze methoden en welke methode in welke situatie gebruikt kan worden; de relatie tussen ontwikkelmethode en modelleren; gestructureerd/functionoriented modelleren; object georiënteerd modelleren; programmeertools; user interfases. De onderwerpen van deze module zijn: proces, producten, technieken en geautomatiseerde hulpmiddelen. Context De module EXIN Ontwerp en Ontwikkeling Informatiesystemen Foundation maakt deel uit van EXIN Foundation series. De serie bestaat uit een zestal losstaande certificeringen over onderwerpen die van belang zijn voor iedere (aankomende) ICT-er. Doelgroep De module richt zich op beginnende en ervaren IT ers, zoals aankomend programmeurs, systeemanalisten en systeemontwerpers die een beeld willen krijgen van het totale ontwikkeltraject van systemen. Zij kunnen bijvoorbeeld werkzaam zijn als ITprojectmanager of -medewerker. Enige voorkennis op niveau van de module Informatiesystemen Foundation, zoals de life cycle, werkwijzen en methoden van systeemontwikkeling wordt aanbevolen. Certificeringseisen: Het behalen van het examens EXIN Ontwerp en Ontwikkeling Informatiesystemen Foundation is een voorwaarde voor certificering. In-course assessment Niet van toepassing Examendetails Examenvorm: Computergestuurde multiple-choicevragen Aantal vragen: 30 Cesuur: 65% (20 van 30) Open boek/notities: Nee Elektronische hulpmiddelen toegestaan: Nee Examenduur: 60 minuten 4
Op dit examen is het Reglement voor de Examens van EXIN van toepassing. Voorbeeldvragen Een voorbeeldexamen is gratis van http://www.exin.com te downloaden. Training Groepsgrootte Het maximum aantal cursusdeelnemers is 25. (Dit geldt niet voor een online- of computer based training.) Contacturen Het minimum aantal contacturen tijdens de training is 15. Dit omvat groepsopdrachten, voorbereiding op het examen en korte pauzes. Dit aantal uren is exclusief huiswerk, logistieke voorbereiding van het examen en lunchpauzes. Indicatie studielast 60 uren Training provider Een lijst van geaccrediteerde training providers kunt u vinden op de website van EXIN http://www.exin.com. 5
2. Exameneisen De exameneisen zijn de onderwerpen van de module. Er wordt van de kandidaat verwacht dat hij of zij deze grondig beheerst. De exameneisen zijn uitgewerkt in examenspecificaties. In onderstaande tabel staan de onderwerpen van de module (exameneisen). Het gewicht van de verschillende onderwerpen in het examen wordt uitgedrukt in een percentage van het totaal. Exameneis Examenspecificatie Gewicht (%) 1 Proces 40 1.1 Proces van informatiesysteemontwikkeling 10 1.2 Denkwijzen 10 1.3 Werkwijzen 10 1.4 Methoden 10 2 Producten 12 2.1 Procesmodellering 3 2.2 Gegevensmodellering 3 2.3 Gedragsmodellering 3 2.4 Object georiënteerde modellering 3 3 Technieken 40 3.1 Procesmodel 10 3.2 Gegevensmodel 10 3.3 Gedragsmodel 10 3.4 Objectmodel: Klassendiagram 10 4 Geautomatiseerde hulpmiddelen 8 4.1 CASE-tools 8 Totaal 100 6
Examenspecificaties 1. Proces (40%) 1.1 Proces van informatiesysteemontwikkeling (10 %) De kandidaat begrijpt het proces van informatiesysteemontwikkeling. 1.1.1 de fasen uit het proces informatiesysteemontwikkeling beschrijven; 1.1.2 de samenhang aangeven tussen het organisatiebeleid, het proces informatieplanning en het proces informatiesysteemontwikkeling; 1.1.3 een gegeven activiteit toekennen aan een van de fasen van het proces informatiesysteemontwikkeling; 1.1.4 resultaten benoemen van de fasen uit het proces informatiesysteemontwikkeling; 1.1.5 uitleggen welke maatregelen kunnen worden genomen om de kwaliteit van het ontwikkelproces en de eindproducten te garanderen. 1.2 Denkwijzen (10%) De kandidaat begrijpt een aantal denkwijzen voor informatiesysteemontwikkeling. 1.2.1 de samenhang aangeven tussen procesmodel, processen en activiteiten; 1.2.2 de drie lagen uit de drielagen-architectuur beschrijven; 1.2.3 een aantal uitgangspunten noemen van de objectgeoriënteerde denkwijze; 1.2.4 voor een gegeven situatie uitleggen welke van de verschillende startpunten voor een informatiesysteemontwikkeltraject de meest geschikte is. 1.3 Werkwijzen (10%) De kandidaat kent een aantal werkwijzen voor informatiesysteemontwikkeling. 1.3.1 een aantal kenmerken van verschillende werkwijzen voor informatiesysteemontwikkeling benoemen; 1.3.2 de voordelen van verschillende werkwijzen voor informatiesysteemontwikkeling benoemen; 1.3.3 de nadelen van verschillende werkwijzen voor informatiesysteemontwikkeling benoemen; 1.3.4 voor een gegeven situatie aangeven welke werkwijze het meest geschikt is. 1.4 Methoden (10%) De kandidaat kent een aantal methoden voor informatiesysteemontwikkeling. 1.4.1 de belangrijkste kenmerken van een aantal methoden voor informatiesysteemontwikkeling benoemen; 1.4.2 de voordelen van een aantal methoden voor informatiesysteemontwikkeling benoemen; 1.4.3 de nadelen van een aantal methoden voor informatiesysteemontwikkeling benoemen; 1.4.4 voor een gegeven situatie aangeven welke methode het meest geschikt is. 7
2. Producten (12) 2.1 Procesmodellering (3%) De kandidaat kent de producten die ontstaan in de verschillende fasen van informatiesysteemontwikkeling. 2.1.1 het doel van een aantal producten beschrijven; 2.1.2 de kenmerken van een aantal producten benoemen; 2.1.3 een gegeven product toekennen aan een van de fasen van het proces informatiesysteemontwikkeling. 2.2 Gegevensmodellering (3%) De kandidaat kent de producten die ontstaan in de verschillende fasen van informatiesysteemontwikkeling. 2.2.1 het doel van een aantal producten beschrijven; 2.2.2 de kenmerken van een aantal producten benoemen; 2.2.3 een gegeven product toekennen aan een van de fasen van het proces informatiesysteemontwikkeling. 2.3 Gedragsmodellering (3%) De kandidaat kent de producten die ontstaan in de verschillende fasen van informatiesysteemontwikkeling. 2.3.1 het doel van een aantal producten beschrijven; 2.3.2 de kenmerken van een aantal producten benoemen; 2.3.3 een gegeven product toekennen aan een van de fasen van het proces informatiesysteemontwikkeling. 2.4 Objectgeoriënteerde modellering (3%) De kandidaat kent de producten die ontstaan tijdens de informatiesysteemontwikkeling. 2.4.1 het doel van een aantal producten beschrijven; 2.4.2 de kenmerken van een aantal producten benoemen; 2.4.3 een gegeven product toekennen aan een van de fasen van het proces informatiesysteemontwikkeling. 8
3 Technieken (40%) 3.1 Procesmodel (10%) De kandidaat heeft inzicht in de technieken die gebruikt kunnen worden bij het modelleren van bedrijfsprocessen, informatieverwerkende processen en programma s. 3.1.1 voorbeelden geven van verschillende technieken, die gebruikt kunnen worden bij het modelleren en beschrijven van processen; 3.1.2 een DFD (Data Flow Diagram) interpreteren; 3.1.3 beoordelen of een DFD in overeenstemming is met een gegeven procesbeschrijving; 3.1.4 voorbeelden geven van verschillende technieken die gebruikt kunnen worden bij het modelleren en structureren van programma s. 3.2 Gegevensmodel (10%) De kandidaat heeft inzicht in de technieken die gebruikt kunnen worden bij het modelleren van gegevens. 3.2.1 voorbeelden geven van de verschillende technieken die gebruikt kunnen worden bij het modelleren en beschrijven van informatie en gegevens; 3.2.2 een ERD (Entity Relationship Diagram) interpreteren; 3.2.3 beoordelen of een ERD in overeenstemming is met een beschreven informatiebehoefte; 3.2.4 voorbeelden geven van verschillende technieken die gebruikt kunnen worden bij het modelleren van databases. 3.3 Gedragsmodel (10%) De kandidaat heeft inzicht in de verschillende technieken die gebruikt kunnen worden bij het modelleren van gedrag en het ontwerpen van beeldschermen. 3.3.1 een STD (State Transition Diagram) interpreteren; 3.3.2 beoordelen of een STD in overeenstemming is met een beschreven gedragsbeschrijving; 3.3.3 voorbeelden geven van verschillende dialoogvormen. 3.4 Objectmodel: Klassediagram (10%) De kandidaat heeft inzicht in de samenhang tussen de verschillende UML technieken, die gebruikt kunnen worden bij het object georiënteerd modelleren. 3.4.1 een aantal UML-technieken noemen; 3.4.2 een use-case model interpreteren; 3.4.3 de centrale rol die het klassediagram speelt bij het object georiënteerd modelleren beschrijven; 3.4.4 beoordelen of een klassediagram in overeenstemming is met een beschreven informatiebehoefte. 9
4 Geautomatiseerde hulpmiddelen (8%) 4.1 CASE-tools (8%) De kandidaat heeft inzicht in het gebruik van CASE-tools. 4.1.1 De kandidaat kan de voordelen van het gebruik van een aantal CASE-tools noemen. 4.1.2 De kandidaat kan de gebruiksmogelijkheden van een aantal CASE-tools noemen 10
3. Begrippenlijst De begrippenlijst bevat de begrippen die in de toets bevraagd kunnen worden. 1. Proces 1.1 Proces van informatiesysteemontwikkeling analyse beheer bouw coderen conversie conversieplan definitiestudie denkwijze documentatie fasering functioneel ontwerp gebruik informatiebehoefte informatieplan informatieplanning informatiesysteem invoering methode notatiewijze ontwerp ontwikkeling opleidingsplan organisatiebeleid organisatieplan proces systeemconcept systems lifecycle technisch ontwerp testen testplan werkwijze 1.2 Denkwijzen activiteit attribuut (attribute) bewerking bottom-up class library conceptuele schema domein externe schema gedrag 11
gedragsmodellering gegeven gegevensmodellering hergebruik implementation hiding incrementeel inkapseling interne schema klasse methode (method) middle-out object object oriëntatie overerving polymorfisme proces procesmodellering prototyping top-down variabele visual programming 1.3 Werkwijzen evolutionair incrementeel iteratief lineair prototyping 1.4 Methoden Basisfasering Bedrijfsanalyse DSDM (Dynamic Systems Development Method) Functioneel Model Iteratie Implementatie MAD (Modelbased Application Development) Ontwerp en Bouw Iteratie Ontwerpprototype RAD (Rapid Application Development) Toepasbaarheidsonderzoek UML (Unified Modeling Language) Modeling Maturity Level 12
2. Producten 2.1 Procesmodellering bedrijfsmodel gegevensmodel implementatiemodel informatiemodel informatiesysteemmodel procesmodel processpecificaties programmastructuur/specificatie 2.2 Gegevensmodellering attribuutanalyse beperking (constraint) database / bestandsontwerp databasemodel entiteitmodel fysiek database / bestandsontwerp fysiek ontwerp gedetailleerd gegevensmodel gegevensanalyse globaal gegevensmodel informatiemodel interactieanalyse objectenanalyse relatieanalyse relatietype verbeteren model volledig gegevensmodel 2.3 Gedragsmodellering beeldschermlay-outs dialoogstructuur mens/machine dialoog STD (State Transition Diagram) transactieanalyse user-interface 2.4 Objectgeoriënteerde modellering analyse applicatiemodel communicatiediagram conceptualisatie domeinmodel gedrag implementatie implementatiemodel klassediagram messages ontwerp 13
3. Technieken 3.1 Procesmodel beslissingstabel data dictionary DFD (Data Flow Diagram) gestructureerde taal pre- en postcondities PSD (Programma Structuur Diagram) PSS (Programma Stroom Schema) structure chart 3.2 Gegevensmodel attribuuttype DD/DS-notatie entiteittype ERD (Entity Relationship Diagram) fysiek adres kardinaliteit recursiviteit relattietype relationeel model tabel tabelregel 3.3 Gedragsmodel actie commando/opdrachttaal conditie dialoog invulformulier menuselectie natuurlijke taal querytaal STD (State Transition Diagram) toestand vraag en antwoord 3.4 Objectmodel: klassediagram activiteitsdiagram (activitydiagram) actor aggregatie associatie componentdiagram compositie communicatiediagram (communication diagram) deploymentdiagram extended use-case included use-case klassediagram overerving sequence diagram toestandsdiagram state chart use-case diagram 14
4. Geautomatiseerde hulpmiddelen 4.1 Case-tools analysefaciliteiten AWB (Analyst Work Bench) beheerfaciliteiten CASE (Computer Aided Software Engineering) consistentie bewaken code genereren generatiefaciliteiten IPSE (Integrated Project Support Environment) prototyping faciliteiten repository tekenen 15
4. Literatuur Examenliteratuur A Derksen, T. & Crins, H. AIV, Informatiekunde voor het HBO Den Haag: Sdu Uitgevers, 6e geheel herziene druk, 2011 ISBN 978 90 395 2651 4 B Lewis, R. & Wanders, A. Innoverend informatiseren, aanpak en werkwijze van informatiesysteemontwikkeling (deel 1) Den Haag: Sdu Uitgevers, 2006 Boek B wordt niet meer gedrukt. Het boek is als pdf-file verkrijgbaar via: http://www.exin.com/assets/exin/exams/1675/other/isddf- Innoverend_informatiseren.pdf C Warmer, J. & Kleppe, A. Praktisch UML, 5e editie Amsterdam: Pearson Education Benelux bv, 2011 ISBN 978 90 430 1265 2 Aanvullende literatuur D Arentshorst, F., Janssen, P., & Snel, R. Information Systems Design and Development E3, 1e druk 2005 ISBN 13: 978 90 769 3960 5 Toelichting en verantwoording Het examen is gebaseerd op de examenliteratuur. Aanvullende literatuur wordt aanbevolen ter verdieping. Boek A: De 6e druk, 6e oplage 2011 heeft een nieuw ISBN nummer. De 6e druk 1e 5e oplage (2000-2007) ISBN 978 90 395 1283 8 kan eventueel ook nog gebruikt worden. 13.2: de DFD begrippen (datastore, dataflow en terminator) moeten in het Engels en in het Nederlands gekend worden. Boek B: is leidend wat betreft het onderscheid tussen de incrementele en evolutionaire werkwijze; Boek C: De 5e editie is een update van de 4e editie met ISBN 978 90 430 1265 2. De doorlopende casus is nieuw, een slim huis voor Hans en Jacqueline, wijziging vooral in 14.6. De 5e editie biedt een digitale leeromgeving waarin o.a. de casus uit de 4e editie beschikbaar is. 16
Samenhang literatuur en examenspecificaties Examenspecificatie Literatuur 1.1 A: 9.1, 9.2.1, 9.2.2, 11.2.2 B: H1 + H4 1.2 A: 6.2.3 blz. 196-198, 11.2.5, 14.2, 14.8.1, 14.8.2 B: H2 C: 18.2.4 1.3 A: 11.2.4, 11.2.5, 11.7 B: H3 1.4 A: 11.3.2, 11.3.3 B: 3.7 C: 2.2, 2.4 2.1 A: 11.2.3, 11.4, 13.1, 16.1 2.2 A: 11.2.3, 11.4, 14.2, 14.8.4 2.3 A: 11.2.3, 11.4, 15.1, 15.2, 15.4.1, 15.4.4 2.4 C: 2.5 t/m 2.7, 2.8, 16.6.3 3.1 A: 13.1, 13.2, 13.4, 13.5, 16.2.2 3.2 A: 14.3; 14.8.4 B: 2.5 3.3 A: 15.1, 15.2, 15.4.1, 15.4.3. 15.4.4 3.4 C: 2.5, 4.2, 4.4.7, 4.4.8, 8.5.1, 8.5.2, 8.6, 10.2, 12.2, H14, 15.2 4.1 A: 11.10 17
Contact EXIN www.exin.com