De taalvereisten op de arbeidsmarkt en de talenkennis van de Brusselse werkzoekenden



Vergelijkbare documenten
DE TAALVEREISTEN OP DE ARBEIDSMARKT EN DE TALENKENNIS VAN DE WERKZOEKENDEN IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

DE TAALVEREISTEN OP DE ARBEIDSMARKT EN DE TALENKENNIS VAN DE WERKZOEKENDEN IN HET BRUSSELS GEWEST

Longitudinale analyse van de begunstigden van de taalcheques

34,0 31,9 % 32,0 30,0 28,0 26,7 % 26,0 26,5 % 24,0 22,0. Jaarlijkse evolutie. Jeugdwerkloosheid -992 eenheden

Augustus 2018: aantal jonge werkzoekenden op laagste niveau sinds 1990

34,0 32,0 30,0 28,0 26,0 24,0 22,0. Jaarlijkse evolutie. Jeugdwerkloosheid -534 eenheden

Juni 2018: van de jonge Brusselaars zijn nu minder dan werkzoekende

De jongerenwerkloosheid blijft verder dalen in Brussel: -9,3% in één jaar tijd

April 2018: Brusselse werkloosheidsgraad op laagste niveau in 25 jaar

34,0 32,0 30,0 28,0 26,0 24,0 22,0 20,0. Jaarlijkse evolutie. Jeugdwerkloosheid -291 eenheden

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt

FOCUS Werkgelegengheid in het Brussels Grootstedelijk Gebied

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Mei 2016

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Juli 2014

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag November 2018

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Juli 2018

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Januari 2017

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Oktober 2018

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag juni 2016

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag April 2019

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Januari 2015

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Mei 2017

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Augustus 2017

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Maart 2019

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Juni 2018

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Februari 2019

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag April 2018

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag December 2014

Spotlight. Een onderwerp telkens beknopt uitgelicht. 1 Inleiding. 3 Resultaten. 3.1 Gewest en jaar. 2 Methodologie

Overzicht van de behoeften aan wetenschappelijke en technologische beroepen

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag September 2015

Vreemde talen in Brusselse bedrijven

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Juni 2015

De arbeidsmarkt in januari 2016

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag November 2017

De arbeidsmarkt in maart 2016

Profiel van de UVW-WZ: vergelijking 2004/ 2013

De arbeidsmarkt in augustus 2017

De arbeidsmarkt in mei 2016

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

De arbeidsmarkt in mei 2017

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Juli 2015

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Oktober 2015

TRAINING & OPLEIDING Opleidingen in de lift: + 25% in 2001

De arbeidsmarkt in juli 2014

Profiel van de bij Actiris ingeschreven nieuwkomers

FOCUS De situatie van oudere werknemers op de Brusselse arbeidsmarkt

VLAAMS PARLEMENT VOORSTEL VAN DECREET. van de heer Marc Olivier c.s. houdende invoering van een recht op opleiding voor structureel werklozen

De arbeidsmarkt in oktober 2016

De arbeidsmarkt in juni 2014

De arbeidsmarkt in augustus 2016

De loonkloof tussen vrouwen en mannen in België. Samenvatting rapport 2011

De arbeidsmarkt in januari 2017

De arbeidsmarkt in februari 2016

De arbeidsmarkt in april 2016

De arbeidsmarkt in maart 2017

De arbeidsmarkt in december 2014

De helft van de 15 tot 64-jarigen met een langdurig gezondheidsprobleem of moeilijkheid bij het uitvoeren van dagelijkse handelingen is aan het werk

De arbeidsmarkt in april 2017

De arbeidsmarkt in februari 2017

De Brusselse arbeidsmarkt: statistische gegevens

FOCUS Territoriale benadering van de werkloosheid van allochtone vrouwen of vrouwen van allochtone afkomst in het Brussels Gewest

De arbeidsmarkt in augustus 2015

Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies

De arbeidsmarkt in mei 2014

De arbeidsmarkt in november 2015

DEPARTEMENT WERK EN SOCIALE ECONOMIE. Kerncijfers Vergrijzing en Werkzaamheid Versie 20 juni 2013

PERSBERICHT Brussel, 25 juni 2013

De arbeidsmarkt in september 2014

De arbeidsmarkt in oktober 2015

Jaarverslag Herplaatsingsfonds. 1.1 Aanvragen voor outplacementbegeleiding

B. Werkende beroepsbevolking en interne werkgelegenheid

Opleiding gewikt en gewogen. bruto en netto effecten van Training en Opleiding bij VDAB

Jongeren vinden moeilijker een job - Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten, derde kwartaal

opgeleiden te Brussel. Trends naar Arbeidsmarktontwikkeling voor hoger 6 juni 2006 Studiedag onderwijsvernieuwing

«Bestaat er een verband tussen de leeftijd van de werkloze en de werkloosheidsduur?» (2 de deel)

De arbeidsmarkt in maart 2015

ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010

De arbeidsmarkt in juni 2015

PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt

Fiche 3: tewerkstelling

De arbeidsmarkt in augustus 2014

De arbeidsmarkt in april 2015

Activering en opleiding van werklozen: actualisering van de resultaten (2 de semester 2013)

Trends op de Belgische arbeidsmarkt ( )

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : het grootste tewerkstellingsgebied in België.

De arbeidsmarkt in februari 2015

PERSBERICHT Brussel, 25 maart 2014

B. Werkende beroepsbevolking en interne werkgelegenheid

Heel gunstige arbeidsmarktevolutie in Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten -

De arbeidsmarkt in mei 2015

De arbeidsmarkt in oktober 2013

Geslacht, leeftijdsklasse en dichtheid 2014 Nationaliteit 2013

De arbeidsmarkt in oktober 2014

RAPPORT KANSARMOEDE-INDICATOREN IN ERPE-MERE

TEWERKSTELLINGS- MAATREGEL JONGERENBONUS

Evolutie van de toestand op de arbeidsmarkt van een cohorte van werkzoekenden

De arbeidsmarkt in juni 2016

Werkgelegenheid en werkloosheid (EAK)

Transcriptie:

De taalvereisten op de arbeidsmarkt en de talenkennis van de Brusselse werkzoekenden Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid 2011 Als hoofdstad van België en door zijn internationale rol concentreert Brussel een groot aantal beroepen waarvoor hoge taaleisen worden gesteld. Vele Belgische ondernemingen hebben daarenboven hun maatschappelijke hoofdzetel gevestigd in het Brussels Gewest. Bovendien is het Gewest een tweetalige regio. Dit alles heeft een impact op de taalvereisten en het taalgebruik op de Brussels arbeidsmarkt. De meest voorkomende taalvereiste is de kennis van beide landstalen (de combinatie van het Nederlands en het Frans). In deze nota zullen in het eerste deel de taalvereisten besproken worden en in het tweede deel zal de talenkennis van de werkzoekenden ingeschreven bij Actiris geanalyseerd worden. Deel 1 behandelt de taalvereisten die gesteld worden op de Brusselse arbeidsmarkt aan de hand van de ontvangen werkaanbiedingen door Actiris gedurende het jaar 2010. Vooreerst zal worden nagegaan welke talen het meest gevraagd zijn in de werkaanbiedingen. Vervolgens worden de taalvereisten belicht volgens een aantal variabelen zoals het beroepsdomein en het studieniveau dat wordt vermeld in de werkaanbieding. Tenslotte worden de taalvereisten beschouwd volgens de activiteitensector en de bedrijfsgrootte van de werkgevers die de werkaanbiedingen indienden bij Actiris. Deel 2 deel analyseert de talenkennis van de werkzoekenden ingeschreven bij Actiris. Hun niveau van kennis van beide landstalen zal beschouwd worden volgens een aantal kenmerken zoals het studieniveau, de leeftijd en volgens het beroepsdomein van de werkzoekenden. Aan de hand van een longitudinale analyse wordt het verband tussen de talenkennis en de kans om de werkloosheid te verlaten onderzocht. Daarna wordt gekeken naar de verschillende talen waarvan de werkzoekenden een goede mondelinge kennis hebben. Ten slotte worden de werkzoekenden beschouwd die slechts een elementaire kennis hebben van de landstaal overeenkomstig de taal van hun dossier. 1. Taalvereisten in de werkaanbiedingen In dit gedeelte worden de taalvereisten langs de vraagzijde op de Brusselse arbeidsmarkt benaderd op basis van de ontvangen werkaanbiedingen door Actiris. Alvorens de taalvereisten verder in detail te bespreken, dient opgemerkt te worden dat de werkgever niet altijd de vereiste talenkennis in de werkaanbieding specificeert. Soms is het ook zo dat de taalvereisten in de vrije tekstzone worden opgetekend. Daarom dienen deze gegevens met de nodige omzichtigheid te worden geïnterpreteerd. In 2010 werden bij 48,0% van de werkaanbiedingen die Actiris heeft ontvangen expliciet taalvereisten gesteld. Voor werkaanbiedingen voor de knelpuntberoepen loopt dit cijfer op tot 61,2% (43,6% voor de niet knelpuntberoepen). 1

Indien de ontvangen werkaanbiedingen taalvereisten stellen, gaat het hoofdzakelijk om de kennis van beide landstalen (Nederlands/Frans). Bijna 90% van de werkaanbiedingen waarvoor taalvereisten worden gesteld vereisen een kennis van beide landstalen (Nederlands/Frans). Dit wordt bevestigd door het onderzoeksrapport 1 van TIBEM dat eveneens aangeeft dat de meest voorkomende vereisten in het Brussels Gewest de combinatie is van het Nederlands en het Frans. Bij 30% van de werkaanbiedingen met taalvereisten wordt een kennis van het Engels vereist, meestal in combinatie met het Frans en het Nederlands. Slechts bij 4% wordt de kennis van een andere taal vereist. Het gaat hierbij hoofdzakelijk om de kennis van het Duits en in de tweede plaats van het Spaans. Nog andere talen die eerder sporadisch worden gevraagd in de werkaanbiedingen zijn het Italiaans, het Arabisch en het Turks. GRAFIEK 1: VERDELING VAN DE WERKAANBIEDINGEN VOLGENS TAALVEREISTEN Taalvereisten 48,0% Nederlands & Frans 65,6% Geen taalvereisten 52,0% Nederlands & Frans + Engels 21,1% Engels 9,1% Andere 4,1% 1 Tweetaligheid in Beweging, Bilinguisme en Mouvement, meer info en het onderzoeksrapport «Entreprises bruxelloises et langues étrangères : pratiques et coût d une main d oeuvre ne maîtrisant pas les langues étrangères» te raadplegen via www.tibem.be 2

1.1 Werkaanbiedingen en beroepsdomein De vereiste talenkennis kan sterk variëren naargelang de gevraagde functie in de werkaanbieding, zowel qua aard (mondeling/schriftelijk) als het niveau van de talenkennis. Zo wordt bijvoorbeeld in sommige gevallen een perfecte tweetaligheid vereist, terwijl in het andere geval een elementaire kennis van beide landstalen voldoende is. Bovendien verschillen de taalvereisten sterk van het ene beroep ten opzichte van het andere beroep en per beroepsdomein. De vereisten nemen vooral toe voor beroepen waarbij contacten met externe personen nodig zijn. Ook zijn de vereisten belangrijker bij bepaalde beroepsdomeinen, zoals weergegeven in onderstaande grafiek die een overzicht geeft van de taalvereisten per beroepsdomein. Deze grafiek toont aan dat vooral binnen de beroepsdomeinen ingenieurs, informatica, beheer en economie/financiën/recht de taalvereisten hoog zijn. Voor meer dan drie vierde van de werkaanbiedingen die Actiris ontving voor ingenieurs en informatici stellen de werkgevers expliciete taalvereisten. Het beroepsdomein beheer groepeert de beroepen van directeurs en verantwoordelijken van ondernemingen en projecten. Ruim 70% van deze werkaanbiedingen omvatten taalvereisten. In het onderwijs, de bouw en de veiligheid en schoonmaaksector daarentegen zijn de taalvereisten eerder gering. GRAFIEK 2: WERKAANBIEDINGEN EN TAALVEREISTEN VOLGENS BEROEPSDOMEIN INGENIEURS INFORMATICA BEHEER ECONOMIE, FINANCIËN, RECHT ADMINISTRATIE WETENSCHAPPEN HANDEL INDUSTRIE TRANSPORT TOTAAL PSYCHOSOCIAAL, CULTUUR HORECA, VOEDING GENEESKUNDE VEILIGHEID, SCHOONMAAK BOUW ONDERWIJS 0% 20% 40% 60% 80% 100% Taalvereisten Geen taalvereisten 3

1.2 Werkaanbiedingen en studieniveau De volgende grafiek geeft de verdeling van de werkaanbiedingen volgens taalvereisten en studieniveau. De grafiek toont aan dat de taalvereisten stijgen naarmate het studieniveau toeneemt. Wanneer in de werkaanbiedingen een laag 2 studieniveau wordt gevraagd, stellen drie op tien werkaanbiedingen expliciete taalvereisten. Indien daarentegen een hoger diploma (al dan niet universitair) wordt gevraagd, wordt er bij een op de twee werkaanbiedingen melding gemaakt van expliciete taalvereisten. GRAFIEK 3: WERKAANBIEDINGEN EN TAALVEREISTEN VOLGENS STUDIENIEVEAU Laag 30,1% 69,9% Midden 44,6% 55,4% Hoog 49,8% 50,2% Niet gepreciseerd 56,6% 43,4% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Taalvereisten Geen taalvereisten Opmerking: het studieniveau is niet altijd expliciet vermeld in de werkaanbieding omdat, ofwel het studieniveau impliciet verbonden is aan het gezochte profiel (voorbeeld: ingenieur, dokter, ), ofwel omdat de werkgever het onnodig acht het studieniveau te preciseren in die zin dat meer belang wordt gehecht aan bepaalde vaardigheden of competenties van de kandidaten (bijvoorbeeld: verkoper). 2 Een diploma lager onderwijs of hoogstens lager secundair onderwijs. 4

1.3 Werkaanbiedingen volgens activiteitensector De benadering van de werkaanbiedingen met taalvereisten volgens de activiteitensector van de onderneming toont aan dat bij de financiële instellingen, de diensten aan bedrijven en de handel de taalvereisten het grootst zijn. In deze sectoren staat meestal ook het contact met klanten centraal. Omgekeerd zijn de taalvereisten het minst uitgesproken in de sectoren onderwijs en bouw. Met uitzondering van de bouwsector situeren alle activiteitensectoren met taalvereisten onder het gemiddelde zich in de non profitsector. We stellen vast dat in het algemeen de taalvereisten hoger zijn in de privésector dan in de non profitsector in de ruime zin (administratie, gezondheid en maatschappelijke dienstverlening, onderwijs). Door het feit dat Actiris proportioneel meer werkaanbiedingen uit de non profitsector ontvangt dan uit de privésector, kunnen we dus afleiden dat de taalvereisten op globaal niveau in het Brussels Gewest hoger zijn dan de taalvereisten die in de door Actiris ontvangen werkaanbiedingen worden vermeld (48%). GRAFIEK 4: WERKAANBIEDINGEN EN TAALVEREISTEN VOLGENS ACTIVITEITENSECTOR FINANCIËLE INSTELLINGEN DIENSTEN AAN BEDRIJVEN HANDEL VERVOER EN COMMUNICATIE INDUSTRIE HOTELS EN RESTAURANTS TOTAAL GEMEENSCH., SOC. EN PERS.DIENSTEN OPENBAAR BESTUUR GEZONDHEID EN MAATSCHAP. DIENSTVER. BOUW ONDERWIJS 0% 20% 40% 60% 80% 100% Taalvereisten Geen taalvereisten 5

1.4 Werkaanbiedingen volgens bedrijfsgrootte Is er een verband tussen de taalvereisten vermeld in de werkaanbiedingen en de bedrijfsgrootte? Op basis van de ontvangen werkaanbiedingen door Actiris is het moeilijk een eenduidige conclusie te trekken gezien de vastgestelde variaties volgens bedrijfsgrootte. Onderstaande grafiek toont echter aan dat, ondanks de schommelingen, bij de kleine en middelgrote ondernemingen (KMO) de taalvereisten lager zijn dan bij de ondernemingen met tenminste 50 werknemers. Bij deze laatste stellen meer dan de helft van de ontvangen werkaanbiedingen expliciete taalvereisten. Bovendien blijkt uit de analyse van TIBEM dat zowel KMO s als grotere bedrijven dezelfde taalnoden hebben in Brussel. Met dit verschil dat grote bedrijven over zowel meer personeel als over meer financiële en organisatorische middelen beschikken om het tekort aan talenkennis van hun personeel op te vangen. GRAFIEK 5: WERKAANBIEDINGEN EN TAALVEREISTEN VOLGENS BEDRIJFSGROOTTE < 20 w erknemers 45,5% 54,5% 20-49 w erknemers 39,5% 60,5% 50-199 w erknemers 55,4% 44,6% > 200 w erknemers 51,2% 48,8% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Taalvereisten Geen taalvereisten 6

2. Talenkennis van de werkzoekenden Voor werknemers in de Brusselse regio heeft de kennis van meerdere talen een belangrijke toegevoegde waarde. Ook voor werkzoekenden is het kennen van meerdere talen van groot belang bij hun zoektocht naar werk. De kennis van zowel het Frans als het Nederlands wordt door de Brusselse werkgevers het meest gevraagd ongeacht het type werk, de activiteitensector of de bedrijfsgrootte (zie eerste deel van deze nota). In dit gedeelte wordt de talenkennis van de werkzoekenden 3 geanalyseerd op basis van hun mondelinge kennis. Deze keuze is gesteund op het feit dat in de werkaanbiedingen vooral mondelinge en communicatieve vaardigheden worden gevraagd. Het aandeel werkzoekenden dat verklaart over tenminste een gemiddelde (mondelinge) kennis te beschikken van de tweede landstaal bedraagt 22,7%. Dit aandeel daalt tot 8,6% indien men enkel de werkzoekenden beschouwt die beweren over een goede kennis te beschikken van de andere landstaal. Daarentegen, verklaart 31,9% van de werkzoekenden over tenminste een gemiddelde kennis van het Engels te beschikken (16,9% zegt een goede kennis te hebben). Men stelt dus vast dat de werkzoekenden verklaren een betere kennis van het Engels te hebben dan van de tweede landstaal. Evenwel dient opgemerkt te worden dat het niveau voornamelijk wordt toegekend op basis van de verklaringen van de werkzoekenden. De cijfers dienen dus met de nodige omzichtigheid geïnterpreteerd te worden. 2.1 Talenkennis volgens de kenmerken van de werkzoekenden Algemeen kunnen we stellen dat de talenkennis van de werkzoekenden toeneemt met het studieniveau. Dit wordt duidelijk naar voor gebracht in volgende grafiek. Meer specifiek, het aandeel werkzoekenden met tenminste een gemiddelde kennis van de tweede landstaal stijgt sterk naarmate het studieniveau toeneemt. Zo verklaart 52,8% van de ingeschreven universitaire werkzoekenden tenminste een gemiddelde kennis te hebben van de andere landstaal, terwijl dit percentage voor de werkzoekenden met een diploma hoger secundair onderwijs 35,5% bedraagt. Van de werkzoekenden met hoogstens een diploma lager onderwijs verklaart slechts 18,6% tenminste een gemiddelde kennis te hebben van de tweede landstaal. We stellen ook voor de werkzoekenden met een goede kennis van de tweede landstaal een toename vast met het studieniveau, hoewel de verschillen tussen de laag en hoog gekwalificeerde minder uitgesproken zijn. Ten slotte moet worden opgemerkt dat in de categorie andere studies, nauwelijks 6,9% van de werkzoekenden ten minste een gemiddelde kennis hebben van de tweede landstaal. (enkel 1,9% heeft een goede kennis van de andere landstaal). Deze categorie omvat voornamelijk werkzoekenden die hun studies in het buitenland hebben gedaan. Merk op dat 3 Niet werkende werkzoekenden ingeschreven bij ACTIRIS op 31 januari 2011. 7

het hier gaat om een omvangrijke groep in het Brussels Gewest. Ruim een derde van de Brusselse werkzoekenden is namelijk ingeschreven in deze categorie. GRAFIEK 6: AANDEEL VAN DE WERKZOEKENDEN VOLGENS TALENKENNIS NL/FR EN STUDIENIVEAU 60,0% 52,8% 50,0% 45,3% 40,0% 35,5% 30,0% 20,0% 18,6% 25,3% 17,6% 21,7% 10,0% 0,0% 12,3% 9,5% 10,1% 6,9% 1,9% Lager onderw ijs Lager secundair Hoger secundair HOBU Universitair Andere studies Gemiddelde kennis NL/FR Goede kennis NL/FR Het verschil aangaande de talenkennis per studieniveau is nog meer uitgesproken bij werkzoekenden met ten minste een gemiddelde en goede kennis van het Engels. Bij de laaggeschoolde werkzoekenden (ten hoogste een diploma lager secundair onderwijs) is de kennis van het Engels inferieur aan de kennis van beide landstalen. Omgekeerd, de midden en hooggeschoolden hebben een betere kennis van het Engels dan van de tweede landstaal. Van de werkzoekenden in de categorie andere studies heeft bijna een vierde een gemiddelde kennis van het Engels en 14% een goede kennis ervan. Wat ook beduidend hoger is dan hun kennis van de tweede landstaal. 8

GRAFIEK 7: AANDEEL VAN DE WERKZOEKENDEN VOLGENS TALENKENNIS ENGELS EN STUDIENIVEAU 100,0% 90,0% 87,0% 80,0% 73,4% 70,0% 60,0% 58,9% 50,0% 40,0% 40,1% 40,7% 30,0% 20,0% 10,0% 9,8% 3,8% 20,9% 8,5% 17,5% 23,8% 13,7% 0,0% Lager onderw ijs Lager secundair Hoger secundair HOBU Universitair Andere studies Gemiddelde kennis Engels Goede kennis Engels Wat betreft de taalcompetenties van de werkzoekenden volgens de leeftijd, stellen we vast dat relatief meer jongeren ( 25 jaar) tenminste een gemiddelde kennis hebben van de tweede landstaal. Bijna 30% van de Brusselse werkzoekende jongeren verklaart de tweede landstaal op een minstens gemiddeld niveau te beheersen. We stellen vast dat de werkzoekenden met ten minste een gemiddelde kennis van de andere landstaal daalt met de leeftijd. Als we echter de werkzoekenden beschouwen die een goede kennis hebben van de twee landstalen, zijn er weinig verschillen naargelang de leeftijdsklasse. Niettemin laat de grafiek zien dat bij de 50 plussers het aandeel goede tweetaligen (Nederlands Frans) iets groter is. 12,6% van de werkzoekenden ouder dan 50 jaar verklaart een goede kennis te hebben van de andere landstaal. 9

GRAFIEK 8: AANDEEL VAN DE WERKZOEKENDEN VOLGENS TALENKENNIS NL/FR EN LEEFTIJDSKLASSE 35,0% 30,0% 28,4% 27,0% 25,0% 20,0% 21,5% 19,3% 20,6% 15,0% 12,6% 10,0% 9,2% 7,4% 7,2% 7,9% 5,0% 0,0% < 25 25-29 30-39 40-49 > 50 Gemiddelde kennis NL/FR Goede kennis NL/FR Net zoals in de werkaanbiedingen de taalvereisten sterk kunnen verschillen naargelang het beroepsdomein, variëren de taalcompetenties van werkzoekenden sterk per beroep. Het aandeel werkzoekenden die verklaren ten minste gemiddeld tweetalig (Nederlands/Frans) te zijn, varieert van 49,2% tot 7,2%. Voor werkzoekenden met een goede kennis van de tweede taal schommelt het aandeel tussen 24,4% en 2,8%. Evenals bij de werkaanbiedingen, is de talenkennis van de werkzoekenden (Nederlands/Frans) hoger voor beroepsdomeinen waarbij communicatie en contacten centraal staan. 10

GRAFIEK 10: AANDEEL VAN DE WERKZOEKENDEN VOLGENS TALENKENNIS NL/FR EN BEROEPSDOMEIN BEHEER ECONOMIE, FINANCIËN, RECHT INGENIEURS ADMINISTRATIE INFORMATICA PSYCHOSOCIAAL, CULTUUR WETENSCHAPPEN HANDEL ONDERWIJS TOTAAL GENEESKUNDE TRANSPORT INDUSTRIE HORECA, VOEDING BOUW VEILIGHEID, SCHOONMAAK 14,8% 15,0% 14,3% 11,0% 11,0% 10,3% 10,0% 9,5% 8,6% 5,9% 18,5% 6,7% 16,8% 6,6% 16,7% 5,2% 14,0% 4,3% 10,9% 2,8% 7,2% 24,4% 27,5% 27,2% 25,8% 22,7% 34,4% 33,6% 49,2% 46,4% 42,7% 39,1% 0,0% 5,0% 10,0% 15,0% 20,0% 25,0% 30,0% 35,0% 40,0% 45,0% 50,0% 55,0% 60,0% Gemiddelde kennis NL/FR Goede kennis NL/FR 11

2.1 1 Longitudinale analyse van de werkzoekenden volgens talenkennis Het Observatorium voor de Werkgelegenheid heeft een longitudinale analyse uitgevoerd van de werkzoekenden ingeschreven in januari 2010 om het verband na te gaan tussen de talenkennis en de kans om de werkloosheid te verlaten. Deze populatie werd gedurende een periode van 12 maanden opgevolgd naargelang ze al dan niet uit de werkloosheid stroomde. Hierbij heeft het Observatorium voor 2 groepen werkzoekenden (cohorte) de uitstroom vergeleken 4 : - de werkzoekenden met een gemiddelde of goede kennis van de tweede landstaal (groep 1); - de werkzoekenden die geen of minder dan een gemiddelde kennis hebben van de tweede landstaal (groep 2). Deze twee groepen werden dus tijdens een periode van 12 maanden opgevolgd om na te gaan in welke mate de kennis van de tweede landstaal een invloed heeft om uit de werkloosheid te stromen. Bij de uitstromingsgraad kunnen de werkzoekenden om diverse redenen niet langer ingeschreven zijn: werk, maar ook schrapping tengevolge afwezigheid na een convocatie, ziekte (ziekenfonds), volgen van een opleiding, (vervroegd) pensioen, verhuizen naar een ander gewest In het kader van deze analyse, heeft het Observatorium ook het verschil in de kans vergeleken op een effectieve tewerkstelling tussen werkzoekenden die al dan niet minstens een gemiddelde kennis hebben van de tweede landstaal. Bij de uitstromingsgraad naar werk wordt enkel de uitstroom van de werkzoekenden naar werk in beschouwing genomen. Deze 2 cohorten hebben we ingedeeld naargelang hun inactiviteitsduur en studieniveau. Dit zijn twee factoren die een belangrijke impact hebben op de uitstromingskansen van werkzoekenden. 4 Eind januari 2010 waren er 104.552 NWWZ ingeschreven bij ACTIRIS. Groep 1 zijn de werkzoekenden met tenminste een gemiddelde kennis van de tweede landstaal en telt 17.839 personen. Groep 2 omvat de werkzoekenden met geen of minder dan een gemiddelde kennis van de tweede landstaal en telt 86.713 personen. 12

TABEL 1: Inactiviteitsduur < 6 maand UITSTROMINGSGRAAD UIT DE WERKLOOSHEID EN HET VERSCHIL TUSSEN DE UITSTROMINGSGRADEN NAAR WERK VOLGENS INACTIVITEITSDUUR EN STUDIENIVEAU Studieniveau Uitstroomgraad uit de werkloosheid (situatie na 1 jaar) Groep 1 Groep 2 Gemiddelde Geen of NWWZ kennis van de zwakke kennis andere van de andere landstaal landstaal Verschil in % tussen de uitstromingsgraden naar werk Laag 63,8 65,5 63,5 9,1 Midden 70,2 71,5 69,9 10,4 Hoog 78,1 76,6 78,6 0,0 Andere studies 65,0 66,3 65,0 23,2 Totaal < 6 maand 67,8 71,0 67,3 20,8 Laag 57,0 57,7 56,8 8,9 6 maand - 1 jaar Midden 63,1 63,9 62,9 6,5 Hoog 74,3 73,1 74,9 0,2 Andere studies 57,6 60,5 57,5 22,9 Totaal 6 maand - 1 jaar 61,1 64,6 60,4 19,6 Laag 37,9 39,4 37,6 8,4 1 jaar en + Midden 45,6 46,2 45,3 4,9 Hoog 58,9 56,8 60,4-8,5 Andere studies 36,6 42,5 36,3 26,2 Totaal 1 jaar en + 41,6 46,3 40,5 22,7 TOTAAL 51,3 53,4 50,8 16,1 Uit bovenstaande tabel blijkt dat werkzoekenden met bijvoorbeeld een inactiviteitsduur van minder dan 6 maanden en een gemiddeld studieniveau, namelijk ten hoogste een diploma hoger secundair onderwijs, algemeen een uitstromingsgraad hebben van 70,2%, ongeacht het niveau van de kennis van de tweede landstaal. Terwijl bij deze werkzoekenden die tenminste een gemiddelde kennis hebben van de tweede landstaal de uitstromingsraad 71,5% (groep 1) bedraagt ten opzichte van 69,9% (groep 2) voor diegenen die geen of minder dan een gemiddelde kennis hebben van de tweede landstaal. Als we enkel de uitstroom naar werk beschouwen, merken we dat groep 1 10,4% meer kans heeft om een job te vinden dan groep 2. We stellen vast dat, in het algemeen, werkzoekenden met een gemiddelde kennis van de tweede landstaal (groep 1) een hogere uitstromingsgraad (53,4%) hebben dan de andere groep (50,8%). Er bestaat dus een positief verband tussen de talenkennis en de kans om uit de werkloosheid te stromen. Naast het verband tussen de talenkennis en de kans om uit de werkloosheid te stromen, merken we dat deze laatste enerzijds verkleint naarmate de inactiviteitsduur stijgt en anderzijds verhoogt naarmate het studieniveau toeneemt. Enkel voor de hooggeschoolden (ongeacht de inactiviteitsduur) is er een geen positief verband tussen de uitstromingsgraad en de kennis van de tweede landstaal. Verder stellen we vast dat werkzoekenden die minstens een gemiddelde kennis hebben van de tweede landstaal (groep 1) een grotere kans hebben op tewerkstelling. Werkzoekenden die een gemiddelde kennis hebben van de tweede landstaal en een inactiviteitsduur van minder dan 6 maanden hebben 20,8% meer kans om werk te vinden dan werkzoekenden die minder dan een gemiddelde kennis hebben. Voor werkzoekenden met een inactiviteitsduur 13

van meer dan 1 jaar verhoogt het verschil tussen de uitstromingsgraden naar werk zelfs tot 22,7%. De kennis van de tweede landstaal is een troef bij het vinden van een baan. Vooral voor werkzoekenden die hun studies in het buitenland hebben gedaan is de talenkennis een belangrijke meerwaarde. Ook voor werkzoekenden met een laag en gemiddeld studieniveau heeft de kennis van de tweede landstaal een duidelijke impact bij het vinden van een job. Voor hooggeschoolden daarentegen is vooral hun diploma de belangrijkste troef op de arbeidsmarkt. 14

2.2 De verschillende talen die werkzoekenden beheersen Vanwege het internationale en multiculturele karakter van het Brussels Gewest, zien we een belangrijke mix van talen en culturen. Ook de Brusselse werkzoekenden spreken, afgezien van het Nederlands of het Frans, vaak nog een andere taal. Op basis van de verklaringen van de werkzoekenden werd nagaan van welke taal of talen (met uitzondering van het Nederlands en het Frans) de werkzoekenden een goede mondelinge kennis hebben. Zoals blijkt uit onderstaande tabel spreken bijna 6 op 10 werkzoekenden goed een andere taal, ongeacht hun kennis van het Nederlands en het Frans. Het merendeel van hen, namelijk 80% heeft een goede mondelinge kennis van tenminste 1 andere taal, 16% heeft kennis van 2 andere talen en tenslotte verklaart 3% een goede kennis te hebben van tenminste 3 andere talen. TABEL 2: WERKZOEKENDEN MET EEN GOEDE MONDELING KENNIS VAN EEN ANDERE TAAL (EXCLUSIEF DE KENNIS VAN HET NEDERLANDS EN HET FRANS) JANUARI 2011 NWWZ % Spreken goed een andere taal (exclusief Frans en Nederlands) 59.281 55,9 - waarvan 1 taal 47.617 80,3 - waarvan 2 talen 9.692 16,3 - waarvan 3 of meerdere talen 1.972 3,3 TOTAAL NWWZ 106.039 100,0 Om na te gaan welke talen de werkzoekenden effectief beheersen hebben we een onderscheid gemaakt tussen de talen van de Europese Unie en de niet EU talen. De top 5 van Europese talen die de werkzoekenden voornamelijk beheersen zijn in de eerste plaats Engels, vervolgens reeds in beduidend mindere mate Spaans, Italiaans, Portugees en Duits. De voornaamste niet EU talen waarvan de werkzoekenden een goede mondelinge kennis hebben zijn het Arabisch en het Turks. Ruim daarna volgt de kennis van het Russisch. De kennis van het aantal andere niet Europese talen is sterk gevarieerd. Namelijk, in de dossiers van de werkzoekenden zijn er een 40 tal verschillende talen (niet EU) terug te vinden waarvan de werkzoekenden een goede mondelinge kennis hebben. We willen hier ook toevoegen dat werkzoekenden in hun dossier eerder geneigd zijn talen te vermelden die als relevant worden aanzien op de arbeidsmarkt zoals Frans, Nederlands, Engels, Spaans, Italiaans en Duits. De kennis van andere talen, die als minder van belang worden beschouwd voor een participatie op de arbeidsmarkt, worden door de werkzoekenden op een minder systematische manier ingevuld in hun dossier. Onderstaande tabel geeft de verdeling weer van de werkzoekenden die verklaren goed een andere taal (exclusief Nederlands en Frans) te spreken volgens studieniveau. Uit deze tabel kunnen een aantal interessante vaststellingen worden afgeleid. Zo merken we op dat naarmate het studieniveau stijgt, het aandeel werkzoekenden die een andere taal spreken, stijgt. Het aandeel werkzoekenden die een andere taal spreken bedraagt 39% voor diegene die hun lager onderwijs hebben beëindigd en stijgt tot 70% voor deze met een universitair 15

diploma. Dit laatste percentage geldt overigens ook voor diegene in de categorie andere studies. Voorts is het interessant een onderscheid te maken tussen diegenen die een taal van binnen de Europese Unie en van buiten de Europese Unie spreken. Het aandeel werkzoekenden die een goede mondelinge kennis hebben van een Europese taal (lees: voornamelijk Engels) is duidelijk groter voor de hogergeschoolden. Vooral bij de universitairen verklaart 65% een andere taal te spreken, bij de niet universitairen bijna de helft. Het tegenovergestelde stellen we vast bij de werkzoekenden die een goede mondelinge kennis hebben van een niet EU taal. Hier is het aandeel voor de hogergeschoolden lager dan voor de laaggeschoolden. We merken evenwel op dat vooral voor de werkzoekenden uit de categorie andere studies het aandeel hoger is. De helft van de werkzoekenden in deze categorie spreekt goed een niet EU taal. Ter herinnering, de categorie andere studies omvat voornamelijk werkzoekenden die hun studies in het buitenland hebben gedaan. TABEL 3: WERKZOEKENDEN MET EEN GOEDE MONDELING KENNIS VAN EEN ANDERE TAAL (EXCLUSIEF DE KENNIS VAN HET NEDERLANDS EN HET FRANS) VOLGENS STUDIENIVEAU JANUARI 2011 NWWZ % WZ met goede mondelinge kennis van een andere taal* % WZ met goede mondelinge kennis EU-taal* % WZ met goede mondelinge kennis Niet-EU-taal Lager onderwijs 14.224 39,3 13,0 27,8 Lager secundair onderwijs 17.356 44,6 16,8 30,1 Hoger secundair onderwijs 21.829 47,9 25,2 26,2 HOBU 8.684 54,8 46,9 12,2 Universitair 5.154 70,1 65,0 10,9 Andere studies 38.792 69,9 29,1 49,9 TOTAAL 106.039 55,9 27,3 33,8 * Exclusief Nederlands en Frans 16

2.3 Elementaire talenkennis van de werkzoekenden In dit gedeelte van de analyse wordt de talenkennis van de werkzoekenden benaderd vanuit een andere invalshoek. De elementaire kennis van de taal overeenkomstig de taal van het dossier van de werkzoekenden wordt beschouwd. Dit betekent concreet dat enerzijds voor werkzoekenden met een Franstalig dossier hun elementaire kennis van het Frans wordt onderzocht en anderzijds voor de werkzoekenden met een Nederlandstalig dossier hun elementaire kennis van het Nederlands. De talenkennis op deze manier benaderen laat ons toe om het aandeel werkzoekenden te bepalen die slechts een elementaire kennis hebben van de taal waarin het dossier is opgemaakt. Hierbij wordt niet langer de mondelinge kennis beschouwd maar de schriftelijke kennis. Onderstaande tabel geeft het aandeel van de werkzoekenden weer die slechts een elementaire (schriftelijke) kennis hebben van de taal van hun dossier volgens studieniveau. Ook de verdeling van de werkzoekenden jonger dan 30 jaar wordt weergegeven. Hierbij willen we opmerken dat deze gegevens met de nodige omzichtigheid dienen geïnterpreteerd te worden. Het niveau van de talenkennis wordt namelijk bepaald op basis van de verklaring van de werkzoekende. TABEL 4: WERKZOEKENDEN VOLGENS STUDIENIVEAU EN ELEMENTAIRE KENNIS VAN DE TAAL OVEREENKOMSTIG DE TAAL VAN HUN DOSSIER (JANUARI 2011) NWWZ % Elementaire talenkennis NWWZ < 30 jaar % Elementaire talenkennis (NWWZ <30 jaar) Lager onderwijs 14.224 5,8 4.749 3,4 Lager secundair onderwijs 17.356 2,2 7.522 2,1 Hoger secundair onderwijs 21.829 1,8 9.820 2,3 HOBU 8.684 1,5 2.631 2,6 Universitair 5.154 2,7 1.694 3,8 Andere studies 38.792 23,2 6.153 19,1 TOTAAL 106.039 10,2 32.569 5,7 Het aandeel werkzoekenden die slechts een elementaire kennis hebben van de landstaal overeenkomstig de taal van hun dossier bedraagt 10,2%. Bij werkzoekenden jonger dan 30 jaar is dit 5,7%. Dit betekent dat jongeren (< 30 jaar) in het algemeen een betere kennis hebben van de taal van hun dossier; hetzij het Nederlands, hetzij het Frans. We hebben eerder gezien dat werkzoekenden die hun studies in het buitenland hebben gedaan een zeer geringe kennis hebben van de tweede landstaal (6,9% verklaart tenminste een gemiddelde kennis te hebben, zie grafiek 6). Bovendien blijkt uit bovenstaande tabel dat een aanzienlijk deel van hen geen enkele van de twee landstalen beheerst. Bijna een vierde van alle werkzoekenden die hun studies in het buitenland hebben gedaan, zegt slechts over een elementaire schriftelijke kennis te beschikken van de taal waarin ze zijn ingeschreven. Bij de jonge werkzoekenden (< 30 jaar) is dit ongeveer een vijfde. 17

Het niet beheersen van tenminste een van de landstalen vormt vaak een obstakel bij het vinden van een baan. Uit een enquête 5 van de FOD Economie over migranten in België blijkt dat ruim 30% van hen vindt dat hun kennis van minstens een van de talen van het gastland dient te verbeteren om een job te vinden. In tabel 5 worden de werkzoekenden met een elementaire kennis van de taal van hun dossier weergegeven volgens leeftijdscategorie. Daarnaast worden ook de werkzoekenden uit de categorie andere studies uitgesplitst volgens leeftijdsklasse. TABEL 5: WERKZOEKENDEN VOLGENS LEEFTIJDSCATEGORIE EN ELEMENTAIRE KENNIS VAN DE TAAL OVEREENKOMSTIG DE TAAL VAN HUN DOSSIER JANUARI 2011 NWWZ % Elementaire talenkennis NWWZ Andere studies % Elementaire talenkennis (NWWZ Andere studies ) < 25 jaar 15.368 4,8 1.806 20,2 25-29 jaar 17.201 6,4 4.347 18,7 30-39 jaar 30.962 9,8 12.568 21,0 40-49 jaar 23.337 13,4 11.208 24,0 50 jaar en plus 19.171 14,9 8.863 28,0 TOTAAL 106.039 10,2 38.792 23,2 We stellen vast dat de elementaire kennis van de taal overeenkomstig de taal van het dossier van de werkzoekende stijgt met de leeftijd. Het is zo dat bij de 50 plussers het aandeel werkzoekenden, die slechts een basiskennis hebben van de taal van hun dossier, driemaal groter is dan bij de 25 jarigen. Dit toont aan dat de jongeren in het algemeen een betere kennis hebben van minstens een van de landstalen. Dit bleek ook uit tabel 4. Wat betreft de werkzoekenden ingeschreven in de categorie andere studies, merken we ook een stijging van het aandeel werkzoekenden op die enkel een elementaire kennis hebben van de taal van hun dossier (hetzij Nederlands, hetzij Frans) in functie van de leeftijd. Hoewel echter de parameter leeftijd voor deze categorie minder doorslaggevend is. Het aandeel dat slechts een basiskennis heeft van de taal overeenkomstig hun dossier, gaat van 20% bij de 25 jarigen tot 28% voor de 50 plussers. Hoewel leeftijd minder bepalend is, is het aandeel vrij hoog ongeacht de leeftijd. 5 Een speciale module in het kader van de Enquête naar de Arbeidskrachten uitgevoerd tijdens het tweede kwartaal van 2008 over de migranten in België, dit wil zeggen personen die niet in België zijn geboren. 18

Conclusie Onderhavige analyse bevestigt de kloof tussen de talenkennis van de werkzoekenden ten opzichte van de taalvereisten gesteld door de werkgevers. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn een groot aantal arbeidsplaatsen geconcentreerd waarvoor hoge taalvereisten worden gesteld. Op basis van de ontvangen werkaanbiedingen door Actiris blijkt dat 48% van de werkaanbiedingen expliciete taalvereisten stelt. Voor werkaanbiedingen voor de knelpuntberoepen loopt dit cijfer op tot 61,2% (voor de nietknelpuntberoepen 43,6%). Bijna 90% van deze werkaanbiedingen vereist een kennis van beide landstalen. Bij ongeveer 30% van de werkaanbiedingen wordt naast de kennis van de twee landstalen een kennis van het Engels gevraagd. Slechts voor een beperkt aantal werkaanbiedingen wordt de kennis van nog andere talen vereist. We hebben gezien dat de taalvereisten sterk verschillen van het ene beroep ten opzichte van het andere beroep en per beroepsdomein of ook volgens activiteitensector. Bijvoorbeeld, in het ene geval kan een perfecte tweetaligheid worden vereist, terwijl in het andere geval een basiskennis van de tweede landstaal voldoende kan zijn. De taalvereisten dringen zich vooral op voor beroepen waarbij er een contact is met klanten en bij bepaalde beroepsdomeinen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de beroepen van telefoniste (84%), secretaresse (77%) en verkoper (65%) en ook bij de beroepsdomeinen ingenieurs (78%), informatica (77%) en beheer of management (73%). Daarentegen zijn de taalvereisten minder uitgesproken in het domein van het onderwijs (13%), de bouw (27%) of de schoonmaak 28%). Vanuit het oogpunt van de activiteitensectoren, blijkt dat de taalvereisten groter zijn voor de sectoren van de financiële instellingen, de diensten aan bedrijven en de handel dan voor de sectoren in de gezondheid en maatschappelijke dienstverlening, de bouw en het onderwijs. Daarenboven hebben we kunnen vaststellen dat de taalvereisten stijgen naarmate het studieniveau dat door de werkgevers gevraagd wordt, toeneemt. Grotere bedrijven stellen tot slot iets hogere eisen wat betreft de talenkennis. Het aandeel werkzoekenden dat verklaart over tenminste een gemiddelde (mondelinge) kennis te beschikken van de tweede landstaal bedraagt 22,7%. Dit aandeel daalt tot 8,6% indien men enkel de werkzoekenden beschouwt die beweren over een goede kennis te beschikken van de andere landstaal. Daarentegen, verklaart 31,9% van de werkzoekenden over een gemiddelde kennis van het Engels te beschikken (16,9% zegt een goede kennis te hebben). Algemeen merken we op dat de talenkennis van de werkzoekenden toeneemt met het studieniveau. Ter illustratie, 52,8% van de universitairen zegt minimum een gemiddelde kennis te hebben van de tweede landstaal terwijl dit aandeel 22,3% bedraagt voor de laaggeschoolde werkzoekenden (lager onderwijs en lager secundair). Daarentegen hebben de werkzoekenden die hun studies in het buitenland gedaan hebben slechts een zeer geringe kennis van de tweede landstaal (slechts 6,9% zegt een ten minste gemiddelde kennis te hebben). 19

Wat betreft de taalcompetenties van de werkzoekenden volgens de leeftijd, stellen we vast dat relatief meer jongeren ( 25 jaar) tenminste een gemiddelde kennis hebben van de tweede landstaal. Bijna 30% van de Brusselse werkzoekende jongeren verklaart de tweede landstaal op een gemiddeld niveau te beheersen. Als echter de werkzoekenden worden beschouwd die een goede kennis hebben van het Nederlands en het Frans zijn er weinig verschillen naargelang de leeftijdsklasse. De taalcompetenties van de werkzoekenden variëren sterk per beroep. Evenals bij de werkaanbiedingen is de tweetaligheid van de werkzoekenden meer van belang bij beroepen waarbij communicatie en contacten centraal staan. De longitudinale analyse uitgevoerd door het Observatorium toont aan dat de gemiddelde kennis van de tweede landstaal een positieve impact heeft op de uitstromingsgraad uit de werkloosheid en de uitstromingsgraad naar werk van de werkzoekenden. Ongeacht hun inactiviteitsduur verhoogt de kans voor de werkzoekenden die ten minste een gemiddelde kennis van de tweede landstaal hebben om een job te vinden. De kennis van de tweede landstaal is een belangrijke troef bij het vinden van een baan en dit is nog meer het geval voor laag en middengeschoolde werkzoekenden. Hoewel het ontbreken van de nodige taalcompetenties de kansen van de werkzoekenden op een tewerkstelling verkleinen, betekent dit evenwel niet noodzakelijk een uitsluiting op de arbeidsmarkt. De Brusselse werkzoekenden spreken naast het Frans of het Nederlands vaak nog een andere taal. Ongeacht hun kennis van de twee landstalen verklaart bijna zes op tien Brusselse werkzoekenden een goede mondelinge kennis te hebben van tenminste een andere taal (exclusief Nederlands en Frans). De voornaamste talen van de Europese Unie die de werkzoekenden beheersen zijn Engels en vervolgens in beduidend mindere mate Spaans, Italiaans, Portugees en Duits. De voornaamste niet EU talen waarvan de werkzoekenden een goede mondelinge kennis hebben zijn het Arabisch en het Turks. Daarnaast werd aangetoond dat een belangrijk deel van de werkzoekenden geen van de twee landstalen beheerst. Het niet beheersen van tenminste een van de landstalen vormt vaak een belangrijk obstakel bij het vinden van baan. Ongeveer een vierde van de werkzoekenden die hun studies in het buitenland hebben gedaan, zegt enkel over slechts een elementaire kennis te beschikken van de taal waarin ze zijn ingeschreven. Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid, september 2011 20