Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Vergelijkbare documenten
Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête, België Gezondheidstoestand. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Leefstijl en preventie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Resultaten voor België Psychische Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Resultaten voor Brussels Gewest Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Resultaten voor België Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Psychische Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Gezondheidsklachten Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Gezondheidsklachten Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Psychische Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997

Inleiding. Bespreking pagina 1

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Sociale Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Ongelijkheden in gezondheidstoestand, levensstijl en preventie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Uitgaven voor Gezondheidszorgen Gezondheidsenquête, België, 1997

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Gezondheid en samenleving

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Gezondheidsenquête, België Medische consumptie. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Testuitslag SCL-90-R

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Gezondheidsenquête, België Gezondheidsstatus. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Resultaten voor België Ongelijkhenden in gezondheidstoestand, levensstij en preventie Gezondheidsenquête, België, 1997

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Belangrijkste resultaten Sociaal-Economische Ongelijkheden in Gezondheid

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Ongelijkheden in gezondheidstoestand, levensstijl en preventie Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Cardiovasculaire Preventie Gezondheidsenquête, België, 1997

Inleiding. Johan Van der Heyden

Houdingen ten aanzien van het levenseinde

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Resultaten voor Brussels Gewest Cardiovasculaire Preventie Gezondheidsenquête, België, 1997

Huishoudens die niet gecontacteerd konden worden

Info spot. Diabetes en depressie. Inleiding. Oktober - november - december 2011

Gezondheidsenquête, België Methodologie. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Socio-economische ongelijkheden in gezondheid in het Vlaams Gewest

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

VERWERKING NA EEN INGRIJPENDE GEBEURTENIS 1

Resultaten voor Brussels Gewest Toegang tot Gezonheidszorg Gezondheidsenquête, België, 1997

Gezondheidsverwachting volgens socio-economische gradiënt in België Samenvatting. Samenvatting

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheid en Samenleving

Vaccinatie. Jean Tafforeau

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Beperkingen Gezondheidsenquëte, België, 1997

Resultaten voor België Toegang tot de gezondheidszorg Gezondheidsenquête, België, 1997

Geestelijke gezondheid

Resultaten voor Brussels Gewest Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Resultaten voor België Vaccinatie bij volwassen Gezondheidsenquête, België, 1997

Belangrijkste resultaten

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Samenvatting van de IMA-studie. Sociaaleconomisch profiel en zorgconsumptie van personen in primaire arbeidsongeschiktheid

Gezondheidsenquête, België, Inhoudstafel

Bespreking page 1

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Depressies en angststoornissen - Net zo vaak samen als apart. Prof.dr. W.A. Nolen UMC Groningen

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997

Transcriptie:

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 21 Deel 2 Gezondheidstoestand IPH/EPI REPORTS nr 22-22

Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1 Brussel Tel : 2/642.7.94 e-mail : his@iph.fgov.be http://www.iph.fgov.be/epidemio/epinl/ index4.htm Leuvenseweg 44 1 Brussel Onderzoeksteam : Jamila Buziarsist Stefaan Demarest Lydia Gisle Jean Tafforeau Johan Van der Heyden Herman Van Oyen Met de medewerking van : Pieter-Jan Miermans Francis Sartor Logistieke steun : Monique Schoonenburg Véronique Verhocht Nationaal Instituut voor de Statistiek : IPH/EPI REPORTS Nr 22-22 Depotnummer: D/22/2/4

Inhoudstafel Gezondheidsenquête, België, 21 DEEL 1 : Introductie... 8 Doel en opzet van de Gezondheidsenquête 21 I. Inhoud van de bevraging... 8 II. Samenstelling van de steekproef... 11 III. Actoren... 18 IV. Veldwerkorganisatie... 19 V. Netwerk enquêteurs... 21 VI. Kwaliteitsbewaking... 2 VII. Participatiegraad... 29 VIII. Wegingsfactoren... 34 IX. Tabellen... 3 X. Studiepopulatie... 4 DEEL 2 : 1. Gezondheidstoestand... 4 1.1. Subjectieve gezondheid... 47 1.2. Lichamelijke gezondheid... 81 1.2.1. Chronische aandoeningen... 81 1.2.2. Acute aandoeningen... 237 1.3. Mentale gezondheid... 3 1.4. Beperkingen en Participatieproblemen...419 DEEL 3 : 2. Leefstijl...623 2.1. Lichamelijke activiteit... 62 2.2. Voeding... 697 2.2.1. Voedingsstatus... 697 2.2.2. Voedingsgewoonten... 76 2.3. Gebruik van alcohol... 87 2.4. Tabaksgebruik... 949 2.. Gebruik van illegale drugs...13 2.6. Gezondheid en seksualiteit...179 Blz.

Gezondheidsenquête, België, 21 Inhoudstafel DEEL 4 : Blz. 3. Preventie...1129 3.1. Vaccinatie bij volwassenen... 1131 3.2. Cardiovasculaire preventie... 1199 3.3. Vroegtijdige opsporing van diabetes... 1281 3.4. Vroegtijdige opsporing van borstkanker... 1321 3.. Vroegtijdige opsporing van baarmoederhalskanker...1377 DEEL : 4. Medische consumptie... 143 4.1. Contacten met zorgverstrekkers...14 4.1.1. Contacten met de huisarts... 14 4.1.2. Contacten met de specialist... 129 4.1.3. Contacten met de spoedgevallendienst... 1623 4.1.4. Contatcten met de tandarts... 1673 4.1.. Contacten met paramedische zorgverstrekkers... 1727 4.2. Opname in het ziekenhuis...1767 4.3. Gebruik van geneesmiddelen...183 4.4. Patiëntentevredenheid...1987 4.. Niet-conventionele geneeswijzen... 283 DEEL 6 :. Gezondheid en samenleving... 2149.1. Toegankelijkheid van gezondheidszorgen... 211.2. Socio-economische verschillen in gezondheid...2197.3. Gezondheid en omgeving... 223.4. Ongevallen, verkeersveiligheid en geweld... 2243.. Sociale gezondheid... 2349.6. Sociale en preventieve diensten...2419

Gezondheidsenquête, België, 21 1.3. Mentale Gezondheid

Gezondheidsenquête, België, 21 Dit onderzoek wordt uitgevoerd op initiatief van : M. AELVOET Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu J. CHABERT Minister van Openbare Werken, Vervoer, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest T. DETIENNE Minister van Sociale Aangelegenheden en Gezondheid van het Waals Gewest D. GOSUIN Minister van Leefmilieu en Waterbeleid, Natuurbehoud, Openbare Netheid en Buitenlandse Handel van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest N. MARECHAL Minister van Jeugdhulp en Gezondheid van de Franse Gemeenschap H. NIESSEN Minister van Jeugd en Gezin, Monumenten en Landschappen, Gezondheid en Sociale Zaken van de Duitstalige Gemeenschap F. VANDENBROUCKE Minister van Sociale Zaken en Pensioenen M. VOGELS Minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen van de Vlaamse Gemeenschap.

Gezondheidsenquête, België, 21 Gezondheidstoestand : Mentale Gezondheid 1.3. Mentale gezondheid Gezondheidstoestand Subjectieve Gezondheid Algemeen Psychisch Welbevinden Leefstijl Preventie Medische Consumptie Gezondheid en Samenleving Lichamelijke Gezondheid Mentale Gezondheid Beperkingen en Participatieproblemen Somatische problemen Depressie Angsten Slaapproblemen Zelfgerapporteerde Depressie Gebruik psychotrope geneesmiddelen I. Samenvatting In België meldt één persoon op vier (2) op het moment van de enquête een psychologisch ongemak. Voor de helft ervan (13) gaat het om aan meer ernstige mentale problemen. Meer precies geeft 9 van de bevolking aan depressieve klachten te hebben, 8 klaagt over somatische klachten, 6 wordt geconfronteerd met angststoornissen en 2 - één persoon op vijf meldt slaapproblemen. Daarnaast stelt 14 van de bevolking psychotrope geneesmiddelen (kalmeermiddelen, slaapmiddelen, antidepressiva) gebruikt te hebben in de loop van de afgelopen twee weken. Tenslotte geeft 6 van de populatie aan een depressieve periode doorgemaakt te hebben in het jaar voorafgaand aan de bevraging. Vrouwen lijken meer vatbaar te zijn dan mannen voor specifieke mentale problemen en ze zijn relatief gezien ook groter in aantal voor wat het gebruik van psychotrope geneesmiddelen betreft. Globaal genomen worden vrouwen op vroegere leeftijd met mentale problemen geconfronteerd dan mannen. In het algemeen worden alle leeftijdsgroepen in min of meer gelijke mate getroffen door psycho-affectieve problemen (psychologisch ongemak, depressie, angst), terwijl somatische problemen en slapeloosheid relatief meer courant voorkomen in de oudere leeftijdsgroepen. In deze leeftijdsgroepen wordt ook eerder gegrepen naar psychotrope geneesmiddelen en dit zowel naar slaapmiddelen, kalmeermiddelen als naar antidepressiva. Mentale gezondheidsproblemen komen iets meer frequent voor bij de lager geschoolde groepen in de samenleving, alhoewel de samenhang met het opleidingsniveau minder uitgesproken is in het Waals Gewest dan in de rest van het land. Daarentegen worden alle groepen in de samenleving in termen van het opleidingsniveau in dezelfde mate getroffen door een psychologisch ongemak. Er kan geen samenhang vastgesteld worden tussen de urbanisatiegraad van de leefomgeving en mentale gezondheidsproblemen. Er kan enkel worden vermeld dat Brussel in vergelijking met de andere gebieden gekenmerkt wordt door een hogere prevalentie van psychologisch ongemakken en een hoger gebruik van kalmeermiddelen. 3

Gezondheidstoestand : Mentale Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 21 Somatische klachten, angsten, depressies en slaapproblemen verschillen slechts in beperkte mate per gewest. Voor het Vlaamse Gewest lijkt de situatie iets beter te zijn. Regionale verschillen zijn meer uitgesproken in de volgende gevallen: een psychologisch ongemak (op het moment van de enquête), een depressie (depressieve periode in de loop van het afgelopen jaar) en het gebruik van psychotrope geneesmiddelen wordt relatief meer gemeld in het Brussels en Waals Gewest dan in het Vlaams Gewest. Tenslotte werden drie indicatoren van mentale gezondheid vergeleken met deze van de gezondheidsenquête van 1997: de prevalentie van een psychologisch ongemak, een depressie (depressieve periode in het de loop van het afgelopen jaar) en het gebruik van psychotrope geneesmiddelen. Alhoewel de cijfers met betrekking tot de prevalentie van depressie onveranderd zijn gebleven, kan een lichte verbetering van globaal psychologisch welzijn worden vastgesteld. Het gebruik van psychotrope geneesmiddelen is zowel op nationaal niveau (met uitzondering van de antidepressiva) als op het niveau van het Vlaams Gewest (vooral kalmeermiddelen) gestegen. II. Introductie De mentale gezondheid en het emotioneel welzijn maken integraal deel uit van de gezondheid van de bevolking en van de kwaliteit van het leven in brede zin. Niettemin is het aantal personen dat mentale problemen heeft erg groot. Volgens de WGO (1), kan men zich aan een exponentiele toename ervan in de komende jaren verwachten. Thans wordt geschat dat in de wereld één persoon op vier in de loop van zijn leven met mentale problemen geconfronteerd zal worden en dat elk jaar één volwassene op tien er effectief mee te maken heeft. In het licht van deze cijfers, en gezien de economische, sociale en humanitaire kosten die eruit voortvloeien, dient de mentale gezondheid dan ook vanuit het standpunt van de volksgezondheid de nodige aandacht te krijgen. Mentale problemen worden gekarakteriseerd door een chronisch en recurrent disfunctioneren van de gedachten, de emoties, de houding ten opzichte van anderen en/of de relaties met anderen Mentale problemen zijn verantwoordelijk voor het lijden of vertegenwoordigen een handicap op een of meerdere domeinen van het dagelijks leven (1). Mentale gezondheidsproblemen situeren zich op een continuüm met aan het ene uiterste zware psychologische syndromen die veelal organisch van oorsprong zijn en die noodzaken tot specifieke institutionele zorg en aan het andere uiterste extreme gevoelens van stress of ontevredenheid. Tussen beide extremen kunnen tal van minder ernstige of ernstige aandoeningen teruggevonden worden die niet noodzakelijk een opname in een instelling vergen, maar die toch een toepasselijke zorg vereisen. De mechanismen die aan de grondslag liggen van mentale problemen zijn divers en complex. Een samenspel tussen organische, psychologische en sociale factoren bepaalt het zich voordoen, de aard en de evolutie van het probleem. Het ontstaan van een mentaal probleem hangt vaak samen met gebeurtenissen in het leven die moeilijk te verwerken. Daarenboven spelen veranderingen in levensstijl en de snelle sociale veranderingen (stress, competitie, versnelling van het leven, economische crisis, werkloosheid, armoede, werkonzekerheid, eenzaamheid, verstoord familiaal leven, enz.)een rol. Er dient vermeld te worden dat personen met een verhoogd risico op een psychopathologische periode deze zijn die reeds vroeger met mentale problemen te maken hadden. De meest voorkomende pathologieën in de bevolking zijn angstproblemen, depressieve problemen en alcoholverslaving(1). (1) De consumptie van alcohol wordt in hoofdstuk 2.3. van dit rapport bestudeerd. 36

Gezondheidsenquête, België, 21 Gezondheidstoestand : Mentale Gezondheid Bovenop het lijden dat ze met zich meebrengen, induceren psychopathologische periodes ook gevolgen op het domein van de fysieke en sociale gezondheid. Het is dan ook niet verwonderlijk dat personen met mentale problemen ook vaak te maken hebben met een groeiende isolatie en een toenemend werkverlet. Daarnaast gaan mentale problemen ook vaak gepaard met een ongezonde levensstijl zoals het excessief gebruik van tabak, alcohol of drugs. Bepaalde problemen geven zelfs aanleiding tot een verandering van de fysiologische functies waardoor een grotere gevoeligheid voor tal van fysieke aandoeningen voornamelijk van cardio-vasculaire aard ontstaat. Tenslotte liggen mentale problemen soms aan de grondslag van een levensbedreigend gedrag, zoals toxicomanie, geweld of zelfmoord. III. Vragen De enquête richt zich naar de algemene, niet geïnstitutionaliseerde bevolking en heeft als doen mentale problemen in kaart te brengen waarvoor een opname in een gespecialiseerd centrum (nog) niet noodzakelijk was. De vragen hebben betrekking op mogelijk problemen die in een algemene populatie eerder courant kunnen voorkomen met name de psycho-affectieve of emotionele problemen zoals depressieve problemen of angstproblemen terwijl misbruik/afhankelijk van alcohol het voorwerp vormt van een afzonderlijk hoofdstuk1. Daarnaast heeft de gezondheidsenquête niet de middelen nog de pretentie een diagnostische screening door te voeren. De hier gebruikte instrumenten zijn schriftelijke vragen die toelaten een screening te maken van de psychologische gezondheid van de bevraagde personen en indicaties te vinden van het soort (psychologische) problemen waarmee ze eventueel geconfronteerd worden, dit op basis van de aanwezigheid en ernst van de symptomen die in de toegepaste schalen aan bod komen. De gebruikte vragenlijsten zijn valide en betrouwbaar en reeds internationaal op grote schaal gebruikt in epidemiologisch onderzoek (meer bepaald in gezondheidsenquêtes) en analytisch onderzoek. In de Gezondheidsenquête 21 werden twee afzonderlijk vragenbatterijen geselecteerd om mentale gezondheid in kaart te brengen: De "General Health Questionnaire" (2) die, in haar verkorte versie (GHQ-12 items), toelaat het algemeen psychologisch welzijn te meten. De resultaten drukken de waarschijnlijkheid uit van het lijden aan een psychiatrisch probleem(3). Deze vragenlijst beschrijft de huidige psychologisch status van de respondent in vergelijking met zijn persoonlijke normen, en niet in functie van chronische of oude problemen. Daarom is de tijdsaanduiding in de vragen de laatste tijd en is de referentienorm in de antwoordcategorieën gewoonlijk (dit wil zeggen dat de recente wijzigingen in vergelijking met de normale staat van de persoon wordt geëvalueerd). De "Symptom Checklist-9-Revised" (SCL-9-R) (4) werd gebruikt voor het in kaart brengen van bepaalde specifieke psychologische aandoeningen. Technisch gesproken beantwoordt deze schaal aan het volgende principe: ze moet toelaten een om een aantal a priori geformuleerde psychopathologische dimensies (theoretische basis) terug te vinden in een factoranalyse (empirische basis) toegepast door de auteurs. De subschalen de corresponderen met de verschillende psychologische aandoeningen zijn dus het resultaat van factoranalyse. Het gaat om een op grote schaal gebruikte en uitvoerig gevalideerd instrument. Van de 9 oorspronkelijk omschreven factoren, bleken er echter slechts 3 het validatie-onderzoek zonder kleerscheuren doorstaan te hebben: deze met betrekking tot somatisatie, depressie en angst-fobie. Hier gaat het over de actuele psychologische staat van een persoon (in de loop van de afgelopen week) zonder dat referentie gemaakt wordt naar zijn normale staat. Chronische problemen worden dus mee in rekening genomen. Niet de volledige vragenlijst werd gebruikt, maar enkel die vraagonderdelen die betrekking hebben op somatisatie, depressie, angst en slapeloosheid. 37

Gezondheidstoestand : Mentale Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 21 - Somatisatie (of somatische problemen) wordt gedefinieerd als een goede veruitwendiging van de perceptie van een lichamelijk disfunctioneren. - Depressie (of depressieve problemen) komt overeen met het algemeen concept van het depressief syndroom waarvan belangrijke kenmerken (ICD-1, (6)) veranderingen van het humeur of het gemoed (in de zin van een depressie), een vermindering van energie en een verlaging van de algemene activiteit zijn. Tevens vermindert de capaciteit om zich goed te voelen, vermindert de belangstelling in dingen, vermindert het concentratievermogen en is men vaak onverklaarbaar moe. - Angst en mentale spanning (of angstproblemen) omvatten zowel een emotionele component (ongerustheid, schrik, vrees, enz.) als een somatische component (gespannen spieren, beven, droge mond, zweten, buikpijn, diarree, enz.). - De slaapproblemen omvatten de problemen om de slaap te vatten, te ontwaken en de kwaliteit van de slaap. Beide instrumenten, de GHQ-12 en de SCL-9-R, werden opgenomen in de schriftelijke vragenlijst en zijn dan ook enkel gericht aan personen van 1 jaar of ouder. III.1. Vragen met betrekking tot het algemeen psychologisch welzijn : GHQ-12 (12 items) Tijdsspanne : De laatste tijd Antwoordcategorieën : voor elke vraag worden 4 antwoordcategorieën voorzien met als referentie gewoonlijk Voorbeelden: Beter dan gewoonlijk / Net zo goed als gewoonlijk / Slechter dan gewoonlijk / Veel slechter dan gewoonlijk Helemaal niet / Niet meer dan gewoonlijk / Wat meer dan gewoonlijk / Veel meer dan gewoonlijk WB.1. Heeft u zich kunnen concentreren op uw bezigheden? WB.2. Is u door zorgen veel slaap tekort gekomen? WB.3. Heeft u het gevoel gehad zinvol bezig te zijn? WB.4. Voelde u zich in staat om beslissingen (over dingen) te nemen? WB.. Heeft u het gevoel gehad dat u voortdurend onder druk stond? WB.6. Heeft u het gevoel gehad dat u uw moeilijkheden niet de baas kon? WB.7. Heeft u plezier kunnen beleven aan uw gewone, dagelijkse bezigheden? WB.8. Is u in staat geweest uw problemen onder ogen te zien? WB.9. Heeft u zich ongelukkig en neerslachtig gevoeld? WB.1. Is u het vertrouwen in uzelf kwijtgeraakt? WB.11. Heeft u zich als een waardeloos iemand beschouwd? WB.12. Heeft u zich alles bij elkaar redelijk gelukkig gevoeld? 38

Gezondheidsenquête, België, 21 Gezondheidstoestand : Mentale Gezondheid III.2. Vragen van de subschalen van de SCL-9-R (42 items) Tijdsspanne: Afgelopen week, inclusief vandaag. Antwoordcategorieën: helemaal niet /een beetje /nogal /tamelijk veel /heel erg Somatische symptomen : 12 items SL11. hoofdpijn SL12. duizeligheid SL13. pijn in borst of hartstreek SL14. pijn onder in de rug SL1. misselijkheid of een maag die van streek is SL16. pijnlijke spieren SL17. moeilijk adem kunnen krijgen SL18. u soms erg warm, dan weer erg koud voelen SL19. een verdoofd of tintelend gevoel ergens in uw lichaam SL11. een brok in uw keel SL111. u lichamelijk ergens slap voelen SL112. zwaar voelen in armen of benen Depressieve symptomen : 17 items SL114. nare gedachten of ideeën niet kwijt kunnen raken SL11. geen seksuele interesse meer hebben of er geen plezier aan beleven SL116. weinig puf (energie) hebben SL117. denken om er maar een einde aan te maken SL119. weinig eetlust hebben SL12. gauw huilen SL121. verstrikt zijn of gevangen voelen SL123. uzelf van allerlei dingen de schuld geven SL124. eenzaam voelen SL12. het gevoel in de put te zitten SL126. te veel over de dingen piekeren SL127. nergens meer belangstelling in hebben SL131. een gevoel van leegte SL132. u wanhopig over de toekomst voelen SL134. denken aan dood of sterven SL137. het gevoel dat alles moeite kost SL14. gevoelens dat u niets waard is 39

Gezondheidstoestand : Mentale Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 21 Angstsymptomen : 1 items SL113.zenuwachtigheid of van binnen trillen SL118. trillen SL122. zomaar plotseling schrikken of bang worden SL128. u bang voelen SL129. hartkloppingen SL133. u gespannen voelen SL138. aanvallen van angst of paniek SL139. u zo rusteloos voelen dat u niet stil kan blijven zitten SL141. het gevoel dat iets naars u gaat overkomen SL142. gedachten en bepaalde voorstellingen van angstige aard Slaapproblemen : 3 items SL13. moeilijk in slaap kunnen komen SL13. te vroeg wakker worden SL136. een onrustige of gestoorde slaap III.3. Vragen rond mentale gezondheid uit andere modules Module ziekten en langdurige aandoeningen: De volgende vragen hebben betrekking op zelfgerapporteerde depressie (die minstens twee weken duurde) in de loop van de afgelopen 12 maanden en de (medische) zorg die ervoor werd ingeroepen. Deze informatie is afkomstig uit de bevraging van aandoeningen: MA1: "Ik zal u een aantal ziekten of aandoeningen opnoemen. Kunt u voor elke ziekte of aandoening aanduiden of u die hebt of in de loop van de laatste 12 maanden gehad hebt? (Zie lijst). MA117: Ernstige somberheid of depressie voor een periode van minstens 2 weken MA217: Bent (was) u hiervoor onder behandeling of onder toezicht van een huisarts? MA317: Bent (was) u hiervoor onder behandeling of onder toezicht van een specialist? MA417: Hebt u hiervoor de laatste 12 maanden geneesmiddelen ingenomen? Module rond het gebruik van geneesmiddelen: De volgende vragen hebben betrekking op de consumptie van psychotrope geneesmiddelen (slaapmiddelen, kalmeermiddelen, antidepressiva) in de loop van de afgelopen 2 weken, onafgezien of ze al dan niet voorgeschreven waren door een geneesheer: 31

Gezondheidsenquête, België, 21 Gezondheidstoestand : Mentale Gezondheid DR1: Heeft u in de voorbije twee weken, die gisteren afliepen, geneesmiddelen gebruikt die voorgeschreven waren door een arts? DR3: Om welke geneesmiddelen ging het? (Zie lijst). 1. Slaapmiddelen. 11. Geneesmiddelen tegen depressie. 12. Kalmeermiddelen en andere middelen voor de zenuwen. DR4: Heeft u in de voorbije twee weken, die gisteren afliepen, geneesmiddelen gebruikt die niet door een arts waren voorgeschreven? DR6: Om welke geneesmiddelen ging het? (Zie lijst). 1. Slaapmiddelen. 11. Kalmeermiddelen en andere middelen voor de zenuwen. IV. Indicatoren Indicatoren voor psychisch welzijn Drie indicatoren voor mentale gezondheid werden berekend op basis van de antwoorden op de GHQ-12 schaal voor psychisch welzijn (WB_1, WB_2, WB_3). - Indicator WB_1 heeft betrekking op de ernst van psychologische problemen in een dimensionaal perspectief (totaalscore of GHQ-score). De GHQ-score wordt berekend op basis van een binaire score voor elk item (waarbij de antwoorden minder dan gewoonlijk en niet meer dan gewoonlijk gecodeerd worden als en de antwoorden een beetje meer dan gewoonlijk en meer dan gewoonlijk gecodeerd worden als 1 ). Anders gesteld : de antwoorden [ 1 2 3] worden getransformeerd in scores [ 1 1]. De som van deze scores bekomen voor elk van de items, geeft een totale GHQ-score weer die bij elk individu kan variëren van tot 12. Een hogere score wijst op ernstiger psychische problemen. Indicatoren WB_2 en WB_3 dienen om de prevalentie van mentale problemen in te schatten vanuit een categoraal perspectief, en dit met gebruik van grenswaarden. Mensen die een GHQ-score hebben die onder deze grenswaarde ligt, kunnen beschouwd worden als mensen met psychische problemen. Twee verschillende grenswaarden werden gebruikt om de GHQ-score in twee groepen op te splitsen en de prevalentie van mensen met psychische problemen in te schatten: - Enerzijds werd de grenswaarde [2+] (score GHQ van [-1] versus [2-12]) gebruikt voor indicator WB_2, waarbij mensen met een totaalscore van meer dan 2 beschouwd worden als mensen met psychische problemen of althans met indicaties voor een mogelijke psychopathologie (7). Deze grenswaarde wordt meestal toegepast in studie die de gehele bevolking als doelgroep hebben (8;9). De resultaten van de gezondheidsenquête 1997 met betrekking tot de prevalentie van mentale gezondheidsproblemen zijn gebaseerd op de omschrijving van de gevallen met gebruik van 2 als grenswaarde. - Anderzijds wordt een strengere grenswaarde gehanteerd van [4+] (score GHQ van [-3] versus [4-12]) voor indicator WB_3, wat overeenkomt met 4 abnormale psychische disposities, in principe samenhangend met een nood aan professionele begeleiding. Deze grenswaarde wordt in gezondheidsenquêtes in andere landen (met name Engeland) gebruikt voor het schatting van de prevalentie van mentale problemen en wordt hier weerhouden met het oog op het vergemakkelijken van de vergelijking. In de Gezondheidsenquête 1997 komen de indicatoren voor mentale gezondheid overeen met de indicatoren WB_1 en WB_2. Indicator WB_3 werd in 21 toegevoegd en herberekend voor 1997 omdat de grenswaarde [4+] ook in andere nationale enquêtes gebruikt wordt voor het inschatten van de prevalentie van psychische disposities. 311

Gezondheidstoestand : Mentale Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 21 Indicatoren voor specifieke klachten Vier indicatoren zijn gebaseerd op de antwoorden op de subschalen van de SCL-9-R (SL_1, SL_2, SL_4, SL_) en laten elk toe de prevalentie van een specifieke klacht te schatten. De scores worden berekend door de som te maken van de itemwaarden [ 1 2 3 4] voor elk van de schalen, gedeeld door het aantal items van de schaal in kwestie(). De aldus bekomen scores (de gemiddelde score per schaal) worden daaropvolgend opgesplitst in twee groepen. Hiervoor wordt de grenswaarde [2+] (SCL-score van [-1] versus [2-]) gebruikt. De volgende indicatoren werden op basis hiervan berekend: - SL_1 voor somatische klachten - SL_2 voor depressieve klachten - SL_4 voor angstproblemen - SL_ voor slaapproblemen Op te merken valt dat indicator SL_2 met betrekking tot depressieve klachten gebaseerd is op 13 items, in overeenstemming met de aanbevelingen van Derogatis (4) (die de schaal heeft ontworpen) en Pellet (). De 13 items gebruikt voor de berekening van de indicator van depressie zijn de volgende: SL.1.[1, 16, 17, 2, 21, 23, 24, 2, 26, 27, 32, 37, 4]. Items SL.1.[14, 19, 31, 34] werden in de vragenlijst opgenomen om een berekening van de indicator volgens andere criteria mogelijk te maken (bijvoorbeeld zoals deze in Nederland wordt berekend (1)). Deze indicatoren worden dus niet geconstrueerd op basis van populatienormen (deze bestaan trouwens niet voor België). De prevalentiegegevens in absolute termen ( zoveel personen melden een dergelijke probleem aan ) moeten dus met de nodige zorg geïnterpreteerd worden. In relatieve termen zijn de resultaten betrouwbaar (vergelijking in tijd met andere gegeven, op voorwaarde dat de indicatoren op eenzelfde manier zijn opgebouwd). Herinneren we er nog aan dat op basis van deze indicatoren niet de aanwezigheid van een psychiatrisch syndroom, zoals deze zou vastgesteld worden na een klinische diagnose ingeschat wordt, maar wel de aanwezigheid van symptomen die, door hun aantal, hun intensiteit en hun gemeenschappelijk voorkomen, de aanwezigheid van een psychiatrisch probleem doen vermoeden. Specifieke mentale klachten werden niet bestudeerd in de Gezondheidsenquête 1997 en kunnen dan ook niet het voorwerp zijn van een vergelijking in de tijd. Indicatoren voor depressie (afgelopen jaar) en het gebruik van psychotrope geneesmiddelen De volgende indicatoren zijn afkomstig van modules die niet direct de mentale gezondheid als onderwerp hebben (SM_1, SM_2a, SM_2b, SM_3, SM_4, SM_), maar wel de chronische aandoeningen en het gebruik van geneesmiddelen. SM_1 geeft de aanwezigheid van een depressieve periode aan (van minstens twee weken) in de loop van de 12 maanden voorafgaand aan de enquête (gerapporteerd door de bevraagde persoon zelf). Deze indicator laat toe de prevalentie van een depressieve periode in te schatten. SM_2a verwijst naar de eventuele opvolging van of behandeling door een huisarts en SM_2b naar de opvolging van of behandeling door een specialist. SM_3 geeft aan of geneesmiddelen gebruikt werden voor het bestrijding van de depressie. Deze drie indicatoren geven dus de proporties weer van personen die zorgen ontvingen in het kader van een depressie. SM_4 en SM_ verwijzen naar het gebruik van psychotrope geneesmiddelen. Onder psychotrope geneesmiddelen worden hier begrepen : voorgeschreven en/of niet voorgeschreven slaapmiddelen (ja/neen, indicator «SOM»), voorgeschreven en/of niet voorgeschreven kalmeermiddelen (ja/neen, indicator «TRAN») en voorgeschreven antidepressiva (ja/neen, indicator «ANTI»). Deze indicatoren laten toe de proportie gebruikers van psychotrope geneesmiddelen (al dan niet op voorschrift) in te schatten en dit zowel per type geneesmiddel (SM_4) als voor het geheel van de hier weerhouden geneesmiddelen (SM_). 312

Gezondheidsenquête, België, 21 Gezondheidstoestand : Mentale Gezondheid Laatst vernoemde indicatoren van mentale gezondheid werden herberekend op basis van de gegevens van 1997, waardoor een vergelijking in de tijd mogelijk wordt. Er moet opgemerkt worden dat, wat de omschrijving van een depressieve periode betreft er in 1997 geen tijdsindicatie (duur van de periode) opgenomen werd in de bevraging, terwijl in 21 verwezen wordt naar een minimumperiode van 2 weken. Tenslotte moet aangegeven worden dat de vermelde indicatoren afkomstig zijn van vragen opgenomen in de mondelinge vragenlijst (waarvoor geen leeftijdsbeperking geldt). Om de consistentie met de andere indicatoren ontwikkeld in het kader van mentale gezondheid te garanderen, wordt de analyse beperkt tot personen van 1 jaar of ouder. 313

Gezondheidstoestand : Mentale Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 21 V. Resultaten V.1. België V.1.1. Globaal psychologisch welzijn (WB_1, WB_2, WB_3) In België bedraagt de gemiddelde GHQ-score 1,3 bij de bevolking van 1 jaar of ouder. In termen van proporties betekent dit dat 2 van de bevolking zijnde een op vier een mentale stoornis rapporteert, indien een grenswaarde van [2+] wordt gehanteerd, terwijl 13 van deze populatie zijnde een op acht een meer ernstige periode van mentale klachten kent (grenswaarde van [4+]). Vrouwen hebben gemiddeld een slechtere score voor psychisch welzijn dan mannen (1, versus 1,1) en overschrijden significant meer dan mannen de grenswaarden voor psychisch onwelbevinden (29 versus 2 bij een grenswaarde [2+] en 16 versus 1 bij een grenswaarde [4+]). Deze verschillen blijven significant na correctie voor leeftijd (Tabel 1.3.1.1 tot 1.3.1.3) Globaal genomen varieert het psychisch welzijn niet in functie van de leeftijd, welke GHQ indicator er ook gebruikt mag worden en dit na correctie voor geslacht. Zowel bij mannen als bij vrouwen is de prevalentie van psychische problemen, onafgezien of ze licht of ernstig zijn (grenswaarden [2+] of [4+]), homogeen verdeeld over de leeftijdsgroepen.(figuur 1.3.1.1.). Figuur 1.3.1.1 : Aantal personen (in ) dat psychologische problemen (GHQ[2+]) rapporteert, volgens geslacht en leeftijd, Gezondheidsenquête, België, 21. Indicator wb_2 BE 4 3 2 1 4 3 2 1 Mannen Vrouwen Figuur 1.3.1.2 : Aantal personen (in ) dat psychologische problemen (GHQ[4+]), rapporteert, volgens geslacht en leeftijd, Gezondheidsenquête, België, 21. 3 3 Indicator wb_3 BE 2 2 1 1 2 2 1 1 Mannen 314 Vrouwen

Gezondheidsenquête, België, 21 Gezondheidstoestand : Mentale Gezondheid De gemiddelde score en de prevalentie van psychische problemen variëren in slechts geringe mate volgens het opleidingsniveau. De verschillen in gemiddelden of in prevalenties in functie van het opleidingsniveau zijn dan ook niet significant na correctie voor geslacht en leeftijd (Tabel 1.3.1.1 tot 1.3.1.3). De resultaten variëren volgens de urbanisatiegraad. Brussel laat zich onderscheiden van de semi-stedelijke of landelijke gebieden: de inwoners van Brussel hebben een gemiddelde GHQ score van 1, in vergelijking met 1,3 en 1,2 in de andere gebieden. In Brussel rapporteert 29 van de inwoners een mentale klacht indien een grenswaarde van [2+] wordt gehanteerd, en 16 indien een grenswaarde van [4+] wordt weerhouden, terwijl deze prevalenties rond 24 à 2 liggen (grenswaarde van [2+] ) of rond 13 à 14 (grenswaarde van [4+]) in de andere gebieden. Deze verschillen blijven significant na correctie voor geslacht en leeftijd. De analyse van mentale gezondheid op regionaal niveau laat een iets rooskleuriger beeld zien voor het Vlaams Gewest: de gemiddelde GHQ-score is er 1,2 tegen 1, in de twee andere gewesten. Het relatief aantal mensen dat psychische problemen rapporteert is tevens lager in het Vlaams Gewest: 22 in vergelijking met 29 en 28 in het Brussels en het Waals Gewest (grenswaarde van [2+] ) of 12 in vergelijking met 16 en 1 (grenswaarde van [4+]). Deze verschillen zijn significant na correctie voor geslacht en leeftijd. Een vergelijking van de resultaten van 21 en deze van 1997 toont aan dat het gemiddeld aantal psychische klachten verminderd is in 21 (1,3 tegen 1,6 in 1997). Ook kan vastgesteld worden dat de prevalentie van psychische klachten gedaald is zowel wanneer een grenswaarde van [2+] (2 in 21 tegen 31 in 1997) als wanneer een grenswaarde van [4+] wordt gebruikt (13 in 21tegen 17 in 1997). Deze verschillen blijven significant na controle voor geslacht en leeftijd. Toepassing van logistische regressie waarbij gecontroleerd wordt voor opleidingsniveau, regio en urbanisatiegraad naast geslacht en leeftijd toont aan dat de prevalenties in beide jaren significant verschillend zijn. In termen van Odd s ratio s is de kans een mentale klacht te rapporteren hoger in 1997 dan in 21 (referentie): O.R. GHQ[2+] = 1,36 ; BI 9 [1,22 1,] en O.R. GHQ[4+] = 1,36 ; BI 9 [1,2 1,6]. Op basis van de gegevens in Figuur 1.3.1.3. (verschillen in prevalentie van mentale problemen tussen 1997 en 21 in functie van geslacht en leeftijd) kan worden vastgesteld dat de verbetering optreedt bij vrouwen. Alhoewel de mate waarin psychische klachten gerapporteerd worden, quasi onveranderd is voor de leeftijdsgroep 2-34 jaar en voor de leeftijdsgroep -64 jaar, kennen de vrouwen in de leeftijdsgroepen 3-44 jaar en 6-74 een opmerkelijke verbetering. Bij mannen is de mentale gezondheid vooral verbeterd in de leeftijdsgroep 3-44 jaar. 31

Gezondheidstoestand : Mentale Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 21 Figuur 1.3.1.3 : Verschillen tussen 1997 en 21* van de prevalentie van mentale problemen (GHQ[2+] et GHQ[4+]), volgens geslacht en leeftijd, Gezondheidsenquête, België, 21. 1 1 Indicator wb_2 BE - -1-1 - -1-1 -2 Mannen -2 Vrouwen 1 1 Indicator wb_3 BE - -1-1 -2 Mannen * De verschillen werden berekend met 21 als referentiejaar. Negatieve waarden geven een verbetering aan van de indicator van mentale gezondheid. - -1-1 -2 Vrouwen V.1.2. Somatische klachten (SL_1) Gebaseerd op onze definiëring van somatisatie (grenswaarde van 13+), rapporteert 8 van de bevolking van 1 jaar of meer recent somatische klachten van het psychogene type. Vrouwen zijn relatief talrijker om somatische klachten aan te geven dan mannen (respectievelijk 1 en ), een verschil dat significant blijft na correctie voor leeftijd (Tabel 1.3.1.4). De prevalentie van somatische klachten stijgt met de leeftijd, meer bepaald met 4 in de leeftijdsgroep 1-24 jaar tot 16 in de leeftijdsgroep van 7 jaar en meer. Na correctie voor geslacht kan een significant verschil vastgesteld worden tussen de leeftijdsgroepen onder de 4-4 jaar in vergelijking met de groepen boven de 4-4 jaar. Vrouwen kennen een geleidelijk toename van de somatische klachten naarmate de leeftijd stijgt, terwijl bij de mannen twee kritische leeftijdsgroepen naar voren komen: deze van 4-4 jaar en deze van 7 jaar of meer (Figuur 1.3.1.4). 316

Gezondheidsenquête, België, 21 Gezondheidstoestand : Mentale Gezondheid Figuur 1.3.1.4 : Aantal personen (in ) dat somatische klachten aangeeft, volgens geslacht en leeftijd, Gezondheidsenquête, België, 21. 3 3 Indicator sl_1 BE 2 2 1 1 2 2 1 1 Mannen Vrouwen Er kan een duidelijke samenhang vastgesteld worden tussen de prevalentie van somatische klachten en het opleidingsniveau: de prevalentie van dergelijke klachten is 4 bij personen met een hoger onderwijsdiploma en overschrijdt de 17 bij personen zonder diploma of met slechts een diploma lager onderwijs. Deze verschillen zijn significant na correctie voor geslacht en leeftijd. De prevalentie van somatische klachten is 9 in de stedelijke gebieden in vergelijking met 7 à 8 in de andere gebieden, maar deze verschillen zijn niet significant na correctie voor geslacht en leeftijd (Tabel 1.3.1.4). De prevalentie van somatische klachten varieert niet in functie van het gewest (verblijfplaats). V.1.3. Depressieve klachten (SL_2) In België rapporteert 9 van de bevolking van 1 jaar of ouder depressieve klachten (gedefinieerd met de grenswaarde van 14+). Vrouwen geven relatief meer dan mannen aan depressieve klachten te hebben (1 in vergelijking met 7 bij de mannen), een verschil dat significant blijft na correctie voor leeftijd (Tabel 1.3.1.). De prevalentie van depressieve klachten varieert in functie van de leeftijd. Personen van 3-44 jaar geven relatief het minst aan depressieve klachten te hebben (6), terwijl dit percentage verdubbelt bij personen van 6 tot 74 jaar (12). De samenhang tussen leeftijd en depressieve klachten blijft significant na correctie voor geslacht. Bij de vrouwen blijft de prevalentie van depressieve klachten relatief stabiel over de leeftijdsgroepen heen (Figuur 1.3.1..). Bij de mannen kunnen eerder beurtelings toenemende en afnemende prevalenties over de leeftijdsklassen heen vastgesteld worden met een laagste percentage voor de leeftijdgroep 3-44 jaar (3) en een hoogste percentage voor de leeftijdsgroep 6-74 jaar. Op te merken valt dat, vanaf de leeftijd van 6 jaar de prevalentie van depressieve klachten niet langer verschillend is voor mannen en vrouwen. 317

Gezondheidstoestand : Mentale Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 21 Figuur 1.3.1. : Aantal personen (in ) dat depressieve klachten aangeeft, volgens geslacht en leeftijd, Gezondheidsenquête, België, 21. 2 2 Indicateur sl_2 BE 1 1 1 1 Hommes Femmes Naarmate het opleidingsniveau stijgt, daalt de prevalentie van depressieve klachten. De prevalentie bedraagt 1 bij personen met een opleiding lager onderwijs en 6 bij personen met een diploma hoger onderwijs. Deze samenhang is significant na correctie voor geslacht en leeftijd. De prevalentie van depressieve klachten is iets hoger in de stedelijke gebieden en in Brussel (1) dan in de semi-stedelijke of landelijke gebieden (8), maar dit verschil is niet significant na correctie voor geslacht en leeftijd. Tenslotte komen depressieve klachten relatief minder voor in het Vlaams Gewest (8) dan in de andere gewesten (1), maar ook hier zijn de verschillen niet significant na correctie voor geslacht en leeftijd. V.1.4. Angstproblemen (SL_4) Angstproblemen worden gerapporteerd door 6 van de bevolking van 1 jaar en meer (gedefinieerd met de grenswaarde van 11+) en dat eerder door vrouwen (7) dan mannen (). Dit verschil is significant na correctie voor leeftijd (Tabel 1.3.1.6). De prevalentie van angstproblemen varieert met de leeftijd, met een relatief gering aantal problemen in de leeftijdsgroep 3-44 jaar en een relatief hoog aantal in de leeftijdsgroep 4-4 jaar (8). De samenhang tussen angstproblemen en leeftijd is significant na correctie voor geslacht. Bij de mannen (Figuur 1.3.1.6) komen angstproblemen relatief meer voor in de leeftijdsgroep 3-44 jaar dan in de andere leeftijdsgroepen. Bij de vrouwen is de prevalentie van angstproblemen in alle leeftijdsgroepen zowat gelijk. Enkel bij de jongere vrouwen (2-34 jaar en 3 44 jaar) ligt deze prevalentie iets lager dan in de overige leeftijdsgroepen. 318

Gezondheidsenquête, België, 21 Gezondheidstoestand : Mentale Gezondheid Figuur 1.3.1.6 : Aantal personen (in ) dat angstproblemen rapporteert, volgens geslacht en leeftijd, Gezondheidsenquête, België, 21. 2 2 Indicator sl_4 BE 1 1 1 1 Mannen Vrouwen Er kan een samenhang worden onderkend tussen (de rapportage van) angstproblemen en het opleidingsniveau. Personen die eerder hoog geschoold zijn (hoger secundair onderwijs, hoger onderwijs) zijn relatief minder talrijk om angstproblemen te melden () dan personen die eer laag geschoold zijn (7 à 1). Dit verschil blijft bestaan na correctie voor geslacht en leeftijd. De verblijfplaats lijkt geen belangrijke factor te zijn op het vlak van angstproblemen, noch in termen van urbanisatiegraad, noch in termen van gewest waarin men woont. De kleine verschillen in de ruwe cijfers zijn niet significant na correctie voor geslacht en leeftijd V.1.. Slaapproblemen (SL_) Eén persoon op vijf (2) van 1 jaar of ouder meldt recente slaapproblemen. Deze problemen treffen meer de vrouwen dan de mannen (23 tegen 17), een verschil dat significant is na correctie voor leeftijd (Tabel 1.3.1.7). Zowel bij mannen als bij vrouwen komen slaapproblemen relatief meer voor vanaf de leeftijd van 4-4 jaar (Figuur 1.3.1.7): de prevalentie van slaapproblemen stijgt bij mannen van 14 (leeftijdsgroep 3-44 jaar) tot 22 (leeftijdsgroep 4-4 jaar) en bij vrouwen respectievelijk van 16 naar 28 voor dezelfde leeftijdsgroepen. Slaapproblemen komen relatief het meest voor bij vrouwen van 7 jaar of ouder; 38 onder hen wordt met slaapproblemen geconfronteerd. Globaal genomen is de samenhang tussen het voorkomen van slaapproblemen en de leeftijd significant na correctie voor geslacht. Figuur 1.3.1.7 : Aantal personen (in ) dat slaapproblemen rapporteert, volgens geslacht en leeftijd, Gezondheidsenquête, België, 21. Indicator sl_ BE 4 3 2 1 4 3 2 1 Mannen Vrouwen 319

Gezondheidstoestand : Mentale Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 21 Er kan een duidelijke samenhang vastgesteld worden tussen het voorkomen van slaapproblemen en het opleidingsniveau. Personen met een diploma lager onderwijs melden dubbel zoveel slaapproblemen als personen met een opleiding hoger onderwijs (respectievelijk 3 en 16). Deze samenhang blijft significant na correctie voor geslacht en leeftijd. Na correctie voor geslacht en leeftijd varieert de prevalentie van slaapproblemen niet significant in functie van de urbanisatiegraad, noch in functie van het gewest. Enkel voor het Brussels Gewest is de prevalentie van slaapproblemen iets hoger (Tabel 1.3.1.7). V.1.6. Co-morbiditeit (SL_7) Indien het geheel van specifieke mentale problemen die in de enquête aan bod komen, beschouwd wordt (somatische problemen, depressieve problemen, angstproblemen en slaapproblemen) kan vastgesteld worden dat 7 van de bevolking van 1 jaar of ouder geen recente mentale problemen heeft. Omgekeerd: dergelijke problemen worden door 2 van de bevolking gemeld, wat de vooronderstelling doet ontstaan dat de opgesomde problemen elkaar overlappen. Indien enkel die personen weerhouden worden die een of meerder problemen aanstipten, blijkt dat 61 onder hen één probleem rapporteren, 19 twee problemen, 12 drie problemen en 8 alle vier problemen. De onderstaande tabel toont het percentage personen dat een co-morbiditeit van mentale problemen aangeeft en dit via een twee aan twee vergelijking (Tabel 1.3.1.9). In deze tabel geeft een vergelijking van een probleem met zichzelf (kolom x lijn) het percentage van de bevolking aan dit enkel het betrokken probleem meldt, zonder co-morbiditeit dus. Bij wijze van voorbeeld; somatische problemen als geïsoleerd verschijnsel komen voor bij 2 van de bevolking, depressie evenzeer bij 2 van de bevolking. 1 van de bevolking duidt uitsluitend angstproblemen aan, terwijl slapeloosheid als uniek probleem bij 14 van de bevolking voorkomt. In termen van co-morbiditeit komt vooral de samenhang tussen depressieve klachten en slapeloosheid naar voor (6). Niet verwonderlijk, gezien slapeloosheid als één van de symptomen van depressieve problemen kunnen worden beschouwd. Tabel 1.3.1.9 : Aantal personen van 1 jaar of ouder (in ) dat aangeeft een of meerdere mentale problemen te hebben, twee aan twee vergeleken, Gezondheidsenquête, België, 21. Problemen Somatische Depressieve Angst Slapeloosheid Somatische 2, 3,8 3,2 4,9 Depressieve 1,8 4,7,7 Angst,6 4,4 Slapeloosheid 13,6 Vrouwen zijn, relatief gezien, iets talrijker dan mannen om meerdere mentale problemen te rapporteren (comorbiditeit in 43 van de gevallen) in vergelijking met mannen (34) en dit verschil is significant na correctie voor leeftijd. Anderzijds lijkt de leeftijd geen belangrijke factor voor co-morbiditeit te zijn na correctie van de gegevens voor geslacht (Tabel 1.3.1.8.). Co-morbiditeit van mentale problemen komt relatief meer voor bij personen met een lagere opleiding; 43 à 2 van diegenen met een diploma lager secundair of lager ten opzichte van 32 à 33 bij personen met een hogere opleiding. Ook na correctie voor geslacht en leeftijd blijft het verband tussen co-morbiditeit van mentale problemen en het opleidingsniveau bestaan. 32

Gezondheidsenquête, België, 21 Gezondheidstoestand : Mentale Gezondheid Co-morbiditeit van mentale problemen lijkt iets meer voor te komen in landelijke gebieden dan in steden of semi-stedelijke gebieden. De relatie tussen de urbanisatiegraad en co-morbiditeit is echter niet significant na controle voor geslacht en leeftijd. Tenslotte ligt het cijfer voor comorbiditeit hoger in het Waals Gewest dan in de andere gewesten, maar ook hier is het verschil niet significant na correctie voor geslacht en leeftijd. V.1.7. Zelfgerapporteerde depressie (SM_1) De prevalentie van zelfgerapporteerde depressie in de loop van het afgelopen jaar, het feit of desgevallend een beroep werd gedaan op een huisarts en/of een specialist en of hiervoor geneesmiddelen werden ingenomen werden in een tabel opgenomen. De resultaten hebben enkel betrekking op personen van 1 jaar of ouder. In totaal gaf 6 van de bevolking van 1 jaar of meer aan een depressieve periode doorgemaakt te hebben in het afgelopen jaar. Deze zelfgerapporteerde depressie kom relatief meer voor bij vrouwen (8) dan bij mannen(), een verschil dat significant blijft na correctie voor leeftijd (Tabel 1.3.1.1). Globaal genomen geeft 18 van diegenen met een zelfgerapporteerde depressie aan niet in behandeling te zijn geweest van een zorgverlener, namelijk 13 bij de vrouwen en 26 bij de mannen. Bij diegenen die wel in behandeling zijn geweest, geven de vrouwen relatief meer aan door een huisarts behandeld te zijn (74 tegen 3 bij de mannen) en geneesmiddelen ingenomen te hebben (77 tegen 69 bij de mannen). Ze doen wel relatief minder beroep dan mannen op een specialist (37 tegen 46 bij de mannen). De prevalentie van (zelfgerapporteerde) depressie varieert slechts in geringe mate in functie van de leeftijd. Ze is relatief laag bij de jongeren (leeftijdsgroep 1-234 jaar: 3), begint te stijgen vanaf de leeftijd van 3 jaar (7) en is het hoogst bij personen in de leeftijdsgroep 6-74 jaar (8), maar deze verschillen zijn niet significant na correctie voor geslacht. Bij jonge mannen in de leeftijdsgroep 1-24 jaar is de prevalentie van depressie relatief het laagst (1 ; Figuur 1.3.1.8). Figuur 1.3.1.8 : Aantal personen (in ) dat aangaf een depressieve periode doorgemaakt te hebben in de loop van het afgelopen jaar, volgens geslacht en leeftijd, Gezondheidsenquête, België, 21. 2 2 Indicator sm_1 BE 1 1 1 1 Mannen Vrouwen Bij de jongeren van 1-24 jaar, gaf 3 van diegenen die een depressieve periode doorgemaakt hadden aan geen zorgverlener geconsulteerd te hebben. 4 heeft er geen geneesmiddelen voor heeft ingenomen. Depressies bij ouderen van 7 jaar of meer worden relatief het meest gevolgd door een zorgverlener: in 93 van de gevallen wordt een zorgverlener geconsulteerd, in 76 van de gevallen worden geneesmiddelen gebruikt. De prevalentie van depressie daalt met een stijgend onderwijsniveau : ze bedraagt 9 bij personen met een diploma lagere onderwijs en bij diegenen met een diploma hoger onderwijs. Na correctie voor geslacht en leeftijd is dit verschil echter niet significant. 321

Gezondheidstoestand : Mentale Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 21 Het prevalentiecijfer voor depressie is het hoogst in Brussel (8) in vergelijking met de andere gebieden (6), maar dit verschil is niet significant na correctie voor geslacht en leeftijd. Het consulteren van een zorgverlener in geval van een depressie is een meer courante praktijk in de landelijk gebieden (84 tegen 78 in Brussel), terwijl ook het gebruik van geneesmiddelen tegen depressie er relatief hoger ligt (79 tegen 7 in semi-stedelijke gebieden). De bevolking in het Vlaamse Gewest geeft relatief minder aan een depressieve periode te hebben meegemaakt in de loop van het afgelopen jaar () in vergelijking met de bevolking in het Brussels of Waals Gewest (8), een verschil dat significant is na correctie voor geslacht en leeftijd. In het Brussels Gewest wordt 22 van de depressies niet gevolgd door een zorgverlener tegen 2 in het Vlaams Gewest en slechts 14 in het Waals Gewest. In vergelijking met de enquête in 1997, is de jaarprevalentie van depressie gelijk gebleven (6). Niettemin toont een studie van de verschillen in depressie tussen 21 en 1997 per leeftijdsgroep en geslacht (Figuur 1.3.1.9) aan dat er bij vrouwen een lichte daling is van depressie vanaf de leeftijd van 3 jaar, een duidelijke daling in de leeftijdsgroep 6-74 jaar en een lichte toename bij de mannen van 6-74 jaar. Figuur 1.3.1.9 : Verschillen tussen 1997 en 21* van de jaarprevalentie van zelfgerapporteerde depressie volgens geslacht en leeftijd, België, Gezondheidsenquête, 21. Indicator sm_1 BE 8 6 4 2-2 -4-6 -8-1 -12 Mannen Vrouwen * Voor het berekenen van het verschil werd 21 als referentiejaar genomen. Negatieve waarden wijzen dus op een verbetering van de indicator voor mentale gezondheid. 8 6 4 2-2 -4-6 -8-1 -12 Waar het beroep doen op een huisarts in geval van een depressie constant bleef tussen de jaren 1997 en 21 (66), steeg het aantal gevallen waarbij desgevallend beroep gedaan wordt op een specialist (van 33 in 1997 tot 41 in 21). Het percentage van personen dat desgevallend geneesmiddelen in nam (71 in 1997, 74 in 21) steeg niet significant na correctie voor geslacht en leeftijd. V.1.8. Gebruik van psychotrope geneesmiddelen (SM_) Onder de vragen in verband met het gebruik van (voorgeschreven en niet voorgeschreven) geneesmiddelen in de loop van de twee laatste weken, worden deze die refereren naar het gebruik van psychotrope geneesmiddelen (slaapmiddelen, kalmeermiddelen, antidepressiva) hier bestudeerd. Daarnaast wordt deze informatie ook gepresenteerd maar dan in een andere vorm in hoofdstuk 4.3. dat gewijd is aan het gebruik van geneesmiddelen. Psychotrope geneesmiddelen al dan niet voorgeschreven worden in de loop van de twee weken voorafgaand aan de bevraging gebruikt door 14 van de bevolking van 1 jaar of meer. Onder de psychotrope geneesmiddelen, worden vooral slaapmiddelen gebruikt (8), gevolgd door kalmeermiddelen (6) en antidepressiva (). In 4 van de gevallen worden de verschillende soorten psychotrope geneesmiddelen samen gebruikt. 322

Gezondheidsenquête, België, 21 Gezondheidstoestand : Mentale Gezondheid De consumptie van psychotrope geneesmiddelen welke deze ook mogen zijn ligt hoger bij vrouwen dan bij mannen: 17 tegen 1 bij de mannen. Deze vaststelling gaat op voor alle leeftijdsgroepen en voor alle hier weerhouden soorten geneesmiddelen. Het verschil tussen mannen en vrouwen is significant na correctie voor leeftijd en dit zowel met betrekking tot het geheel van gebruikte geneesmiddelen als voor elk geneesmiddel apart (Tabel 1.3.1.11). Het gebruik van psychotrope geneesmiddelen vertoont een quasi lineair en positief verband met de leeftijd en dit zowel bij de mannelijke als bij de vrouwelijke bevolking (Figuur 1.3.1.1). In het algemeen neemt de consumptie van dergelijke middelen toe van 3 in de jongste leeftijdsgroep tot 36 in de oudste leeftijdsgroep. Personen van 7 jaar of ouder gebruiken meer (3) dan anderen (< 16) slaapmiddelen. Ook het gebruik van kalmeermiddelen is in deze leeftijdsgroep het hoogst (12), vergeleken met de jongere leeftijdsgroepen (< 8). Daarentegen is het gebruik van antidepressiva er minder courant () dan in de leeftijdsgroepen tussen 4 en 7 jaar (7 à 9). Figuur 1.3.1.1 : Aantal personen (in ) dat aangaf (voorgeschreven of niet voorgeschreven) psychotrope geneesmiddelen gebruikt te hebben in de loop van de twee weken voorafgaand aan de bevraging, volgens geslacht en leeftijd, Gezondheidsenquête, België, 21. Indicator sm_ BE 4 3 2 1 4 3 2 1 Mannen Vrouwen Er kan een negatieve samenhang vastgesteld worden tussen het gebruik van psychotrope geneesmiddelen en het opleidingsniveau. 26 van diegenen zonder diploma heeft dergelijke geneesmiddelen gebruikt tegen 9 van diegenen met een diploma hoger onderwijs. De samenhang met het opleidingsniveau is significant na correctie voor geslacht en leeftijd en dit zowel voor wat betreft het geheel van de hier beschouwde geneesmiddelen als voor de consumptie van slaapmiddelen. Voor wat de consumptie van kalmeermiddelen en antidepressiva betreft, is deze samenhang niet significant. Psychotrope geneesmiddelen worden relatief door meer personen geconsumeerd in Brussel en in de landelijke gebieden (1) dan in de stedelijke of semi-stedelijke gebieden (12). Dit verschil is significant na correctie voor geslacht en leeftijd en dit zowel voor wat het geheel van de hier beschouwde geneesmiddelen als voor de consumptie van kalmeermiddelen (6 in Brussel en de landelijke gebieden, 3 voor de andere gebieden) betreft. Het gebruik van psychotrope geneesmiddelen ligt in het Waals Gewest (17) en het Brussels Gewest (1) hoger dan in het Vlaams Gewest (12). Dit verschil is significant na correctie voor geslacht en leeftijd zowel voor wat betreft het geheel van de hier beschouwde geneesmiddelen als voor de consumptie van kalmeermiddelen en antidepressiva, maar niet voor wat de consumptie van slaapmiddelen betreft. In vergelijking met 1997, is de algemene consumptie van psychotrope geneesmiddelen toegenomen van 1 tot 14. Ook voor elk hier beschouwd geneesmiddel apart is de consumptie gestegen. Deze verschillen zijn significant na correctie voor geslacht en leeftijd voor zowel het geheel van de hier beschouwde geneesmiddelen als voor de consumptie van kalmeermiddelen en slaapmiddelen, maar niet voor de consumptie van antidepressiva (de consumptie van antidepressiva neemt niet toe). 323