19e eeuwse kazernebouw in Nederland



Vergelijkbare documenten
en. [ ] Tweede Kamer, BI* i

Naam: De Romeinen. Vraag 1. De Romeinen hebben veel gebouwd. Noem vijf verschillende toepassingen. pagina 1 van 6

CULTUURHISTORISCHE GEGEVENS SINT AGATHAPLEIN-PRINSENHOFTUIN

Cultuurhistorische verkenning Zandwijksingel Woerden. Datum 2 mei 2011

Over het toneelstuk Gijsbrecht van Amstel

De St. Petrus Canisiusschool en Liduinaschool.

Versie behorend bij B&W besluit van Welstand-gebiedscriteria Kloosterblokje IV Willemstad

TU Delft Rmit Afstudeeropdracht 2010/2011 Kasteel Gemert, De nieuwe KMA. Titelblad

Beschrijving van de afzonderlijke gebouwen Luchtfoto met de ligging van de belangrijkste gebouwen

Samenvatting geschiedenistoets hoofdstuk 6: Een tijd van revoluties

De evolutie van de Generaal J.B. van Heutszkazerne vanaf de vroege 19de eeuw. Plattegrond: Gemeentearchief Kampen; Fotobewerking: Ernst Hupkes.

Eindexamen geschiedenis vwo II

Na de Nassau s werd de Gouverneur van de KMA de nieuwe Kasteelheer. Van de oude Burcht in Breda is vrijwel niets bekend.

Nieuws om door te geven

Tijdwijzer. Het begin. Voor en na Christus

Gent 24b. De Predikherenlei anno 1820 door de Hollandse soldaat Wynantz. Onderbergen. Het pand van de Dominicanen. Predikherenlei

Dagboek Sebastiaan Matte

germaans volk), een sterke Franse groepering. Ze verkochten haar aan de Engelsen die haar beschuldigden van ketterij (het niet-geloven van de kerk).

Kerngegevens gemeentelijk monument: Adres : Dorpstraat 45

Grondplan Alden Biesen

Opdrachten bij Architectuurroute Uden

lesidee Gevels Er bestaan veel verschillende soorten gevels, zoals een trapgevel, klokgevel, tuitgevel, lijstgevel, puntgevel en halsgevel.

WILLEM LODEWIJK V NASSAUKAZERNE, MATERIEEL LOGISTIEK PELETON (320) LOKAAL FACILITAIRE DIENST

en nog andere straten moest nog worden aangelegd.

Spreekbeurten.info Spreekbeurten en Werkstukken

algemene informatie foto s plattegrond

Werkstuk Geschiedenis Frankrijk in de tijd van het absolutisme

We zijn 2 zusjes Leah en Dika, we komen uit een gezin van 10 kinderen. We zijn in Teuge geboren en opgegroeid, waar we een geweldige jeugd hebben

Typering van het monument: Vrijstaand negentiende-eeuws woonpand van twee bouwlagen met karakteristiek dakoverstek.

Gent 25c. Goudstr Beersteeg Oudevest, Katelijnenstr Minnemeers Kongobrug Reke Blekersdijk Nieuwland Godshuishammeken Huidevetterken Ham

Bouwstijlen van kerken in Nederland. De volgende bouwstijlen worden kort toegelicht met tekst en beeldmateriaal:

Het artilleriemuseum 2011 in een nieuw kleedje

SVM Scholen voor Mauritanië

Canon en kerndoelen geschiedenis PO

6 ROYALE VRIJE KAVELS Creëer

Informatie-avonden nieuwbouw Sint Josephschool 14 en 15 mei 2008

Londen ipad. Londen. Tower of Londen. Tower of London. Samengesteld door: BusTic.nl

De punt op de i van de restauratie

Als bij een vraag een verklaring of uitleg gevraagd wordt, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze verklaring of uitleg ontbreekt.

Geweldigershoek 2. Langs- en dwarsdoorsnede kapconstructie en zolderplattegrond van het hoofdhuis op de hoek. Geweldigershoek

TE KOOP / TE HUUR Turfmarkt 111, Gouda

Krullenlaan 3. Oorspronkelijke functie : Dienstwoning en schuur. Datum foto :

Huizen. Luxe keuken. Vrij uitzicht. Twee goede slaapkamers. Moderne bouw. Eigen parkeerplaats. Ringweg-Kruiskamp 71 H, 3814 TE Amersfoort H47 H47

IZEGEM TIJDENS DE EERSTE WERELDOORLOG

Tuin van Geloven. Stadsklooster Den Haag Westeinde 101, 2512 GW Den Haag Telefoon:

Rapport. Datum: 26 maart 1998 Rapportnummer: 1998/092

Als wij dit soort vragen stellen dan gaan wij uit van de talenten en mogelijkheden van cliënten.

Slachthuisstraat 12 t/m 23, 84 t/m 98 en 130 t/m 144 Hoek Pladellastraat en Merovingenstraat

Kerngegevens gemeentelijk monument: Adres : Margarethastraat 33

Typen woonverblijven in de Nederlandse Antillen

NOTITIE aanbouw aan monument t Dorp 133, Heesch d.d. 15 juni Aanleiding.

Typering van het monument: Karakteristiek woonhuis voorzien van een pleisterlaag op L-vormige plattegrond daterende uit circa 1910.

Kerngegevens gemeentelijk monument: Adres : Stationstraat 17. Kadastrale aanduiding : BXM00 sectie E nr(s) 85 Coördinaten : x: y:

rhenen schets-museumkwartier deel 1

Kaart van 1755 van de Keizersen. Lievenspoort. St lievenspoort. Brusselsepoort. Oud Scheldeken. Heuvelpoort. St Pietersdorp.

Gereformeerde kerk te Fijnaart. Wilhelminastraat 64, Fijnaart

met historische gegevens. Nog meer gegevens kunt u vinden op: en dan klikken op Drenthe 3 t/m 7

De oude aula op de Essenhof (Tekst: Jeanine Katsman)

Verkoopbrochure Kerkstraat 57 te Lepelstraat 1

Kastelen in Nederland

Analyse vraaghuurprijzen kantoorruimte

Typering van het monument: Woonhuis uit 1896 dat deel uitmaakt van de historische bebouwingsstructuur van de dorpskern Hunsel.

Vaals - Tentstraat 67

Aanvulling welstandsnota voor vier compensatie kavels voor Landgoed Weldam

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Naam: DE BEELDENSTORM Ketters Luther en Calvijn

Het Nieuwe Blokhuis van Harderwijk H.A.R. Hovenkamp, 2018

herontwikkeling Sint Jozefschool Peperstraat 29 Gouda november 2011

Te huur. 7 karakteristieke woningen in Stadshart Vollenhove

Inventaris van het archief van het Militair Wezen in Suriname,

GITS TIJDENS DE EERSTE WERELDOORLOG

Check Je Kamer Rapportage 2014

Voorstel van het college inzake Gewijzigde vaststelling bestemmingsplan Het Oude Centrum n.a.v. tussenuitspraak Raad van State

REPORTAGE MET KLASSIEKE CHARME

Airmax. De verpakking:

Graafstroom. Peppelstraat 33 te Bleskensgraaf. Algemene informatie pand

Wie Nijmegen zegt, zegt Vierdaagse. Hoewel Nijmegen

Bijlage VMBO-KB. geschiedenis en staatsinrichting CSE KB. tijdvak 2. Bronnenboekje. KB-0125-a-12-2-b

Kerngegevens gemeentelijk monument: Adres : Napoleonsweg 72. Kadastrale aanduiding : HLN02 sectie A nr(s) 3891 Coördinaten : x: y:

Canonvensters Michiel de Ruyter

DADIZELE TIJDENS DE EERSTE WERELDOORLOG

Overzicht aanpassingen bestemmingsplan Twekkelerveld 2005, Olieslagweg 1.

HUIS 20X3 - projectdocumentatie. Inzending ARC 16 - Innovatie Award

Brederodelaan 57-75, 77, Van Ewijckweg 2-8, Duinlustparkweg 3-23

Nota behandeling zienswijzen en ambtelijke aanpassingen (procesnota) bestemmingsplan Zuilichem, Kerkwegje tussen 8 en 10

Nummer archiefinventaris: 4.OITB

Gemeente Utrechtse Heuvelrug Brandweerkazerne Maarn/Maarsbergen

OMRINGD DOOR KUNST. in een ander licht

Typologieën binnen het plangebied Nieuw Poelenburg

Leerlingen hand-out stadswandeling Amsterdam

AANTEKENINGEN WAAROM WERD GOD EEN MENS?

Lage Duin en Daalseweg 31

L ang geleden zag de Achterhoek er. De geschiedenis van Doetinchem, Wehl en Gaanderen

Portfolio. Architectenmarkt Capelle aan den IJssel

2.2. Het Nieuwe Testament, of het verhaal van Jezus en de eerste kerk 1

Complexnummer:

C O N C E P T. ONDERZOEK GEBIEDSTRUCTUREN Almere, september 2012 MIRCK ARCHITECTURE KEIZERSGRACHT CN AMSTERDAM THE NETHERLANDS

Marine Artillerie Waffenkommando op Huisduinen te Den Helder.

Wij zijn Kai & Charis van de Super Student en wij geven studenten zin in de toekomst.

Transcriptie:

19e eeuwse kazernebouw in Nederland Types, gebruikers en ontwikkelingen Frank Oosterboer http://jeoudekazernenu.nl

Inhoud 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Methodiek 1.4 Definities 1.5 Kazernetypes 2.1 Kazernebouw in de 17e en 18e eeuw 3.1 Ontwikkeling en bouw gedurende de 19e eeuw 3.2 Van solitair gebouw naar kazernecomplex 3.3 Welke gebruiker bij welke types 3.4 De vierkante kazerne, ideaal voor de cavalerie? 3.5 Massalegering, hygiëne en de ontwikkeling naar het paviljoensysteem 3.6 Een opvallende afwijking 3.7 Bouwstijlen 3.8 Naamgeving van kazernes 4.1 Slotconclusies 4.2 Nawoord Bronnenoverzicht Bijlagen 3 4 4 5 7 10 12 13 15 16 17 21 22 23 24 25 26 2

1.1 Voorwoord Bij het schrijven van artikelen over kazernearchitectuur in de 19 e eeuw voor de website jeoudekazernenu.nl viel mij op dat de hoeveelheid literatuur over kazernebouw in de 19e eeuw beperkt is. Het oudste artikel over kazernebouw werd in 1933 gepubliceerd en latere publicaties leunen hier soms sterk op. Op een bescheiden artikel in een jubileumuitgave na bestaan er geen boeken over kazernebouw. Bij het herhaald doorlezen van die artikelen en het toenemen van de eigen kennis door veldwerk en uitzoekwerk in archieven en op internet rezen er bij mij steeds meer twijfels. Een deel van de artikelen over kazernebouw is niet echt foutloos en er worden uitspraken gedaan die door latere auteurs overgenomen worden, zonder dat daar nader onderzoek naar gedaan lijkt te zijn. Om een aantal ideeën omtrent kazernebouw in de 19e eeuw te kunnen toetsen kon niet volstaan worden met opnieuw doorlezen van deze artikelen en het daaruit schrijven van een nieuwe synthese. Dit zou een herhaling van zetten zijn. Een andere onderzoeksopzet was nodig. Die andere benadering bestond uit het verzamelen van gegevens over kazernetypes, plattegronden, bouwjaren en de eerste gebruikers. Hiermee kon een kwantitatieve analyse gemaakt worden en beweringen van andere auteurs getoetst en genuanceerd. Frank Oosterboer 2011 3

1.2 Inleiding De algemene vraag in dit document is: wat voor kazernetypes werden er gebouwd in de 19e eeuw, voor wie en is er een ontwikkeling? Meer specifiek: Welke kazernetypen zijn er te onderscheiden? Wanneer werden zij gebouwd? Welke ontwikkelingen waren van invloed op de bouw van de verschillende types? Klopt het in de literatuur algemeen aanvaarde idee dat de lineaire kazerne het vierkante type als dominant type opvolgde? Is er een verband tussen type en gebruiker? Zijn er opvallende afwijkingen bij kazernes die op een latere ontwikkeling duiden? Deze vragen werden deels beantwoord met behulp van een kwantitatieve analyse. Daarnaast wordt ingegaan op de achtergronden van de ontwikkeling van de diverse types aan de hand van literatuur en wordt ook aandacht geschonken aan de legeringsomstandigheden van soldaten. Heel kort wordt aandacht besteed aan bouwstijlen en de ontwikkeling hierin. Het begrip 19e eeuw heb ik ruim genomen, voor historici is deze pas afgelopen met het begin van de Eerste Wereldoorlog in 1914, in dit document begint hij met de bouw van een kazerne in Vlissingen in 1810 en loopt hij door tot 1910 toen de eerste kazerne gebouwd volgens het paviljoensysteem in gebruik werd genomen. Omdat de ontwikkelingen in de 19e eeuw niet los staan van dat wat er aan kazernebouw voor die tijd gebeurde, wordt er ook aandacht aan die periode geschonken. 1.3 Methodiek Aan de hand van twee lijsten, opgenomen als bijlagen 1 en 2 die de kazernetypes, de tijden waarin ze gebouwd en gebruikt werden en oorspronkelijke gebruikers beschrijven, werd een analyse uitgevoerd. De basis van deze twee lijsten was een lijst die eerder door mij voor een ander doel opgesteld was. Deze oorspronkelijke lijst kent een (bewuste) beperking. Alleen kazernes die na 1945 nog in gebruik waren zijn hier opgenomen. De lijst met kazernes werd daarom aangevuld met kazernes uit het artikel van W.H. Schukking in de Militaire Spectator van 1933 en met enkele kazernes uit de publicatie van Michiel Kruidenier: Dwarsblik militaire kazernes 1850-1940. Dit bleek nog niet alles te zijn, meer kazernes werden gevonden in de via internet te raadplegen Oorlogs Plans van Gebouwen van het Nationaal Archief. Kazernes die een oorsprong hebben als niet-militair gebouw en geen belangrijke militaire uitbreidingen kennen zijn niet opgenomen. Om deze reden viel de perfecte vierkante Koudenhornkazerne in Haarlem af. Deze startte het leven in 1768 als Diaconessenhuis. Niet opgenomen zijn de zogenaamde bomvrije kazernes van de forten uit de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam. Deze vormen een zodanige buitencategorie dat ze het totaalbeeld danig zouden vertroebelen. Eén, hooguit tweelaags legeringsonderkomens met maar aan één zijde ramen (aan de keelzijde) en een aardlaag als bedekking hadden zij met de kazernes die hier wel besproken worden gemeen dat ze een onaangename verblijfplaats voor de bewoners vormden. De vochtigheid in deze kazernes noopte ertoe soldaten elders in barakken onder te brengen, langere tijd in zo n fort verblijven was erg ongezond. 4

Ook buiten de lijst vallen de typische marechausseekazernes. Voor 1907 was er nog geen sprake van centraal georganiseerde kazernebouw voor de marechaussee. Voor die tijd werden er panden gehuurd van gemeenten en particulieren. In de literatuur worden marechausseekazernes als aparte categorie opgevat. De lijst met 19e eeuwse kazernes (bijlage 1) werd chronologisch ingedeeld en de kazernes werden aan de hand van hun hoofdgebouw en plattegrond getypeerd. De typering vond plaats aan de hand van historische foto s, luchtfoto s, bouwtekeningen, literatuur, rijksmonumentenregister en deels bezoek. Ook waren diverse historische verenigingen behulpzaam met het verzamelen van materiaal. Zo veel mogelijk werd getracht meerdere bronnen te vinden voor typering. Aan de hand van deze lijst werd een tijdbalk opgesteld (bijlage 3). 1.4 Definities Kazernes zouden zich in de loop van de 18e, 19e en 20 eeuw ontwikkelen van een enkel gebouw tot complexen van gebouwen. Maar heden te dage kan een kazerne nog steeds een solitair gebouw zijn. In het recente verleden werden enkele kantoorgebouwen met kazernenamen getooid door Defensie Kazerne: definitie De gangbare definitie van een kazerne is veelal soldatenhuis. Wikipedia omschrijft het als een verblijfsgebouw voor soldaten en hun uitrusting. Het begrip wordt ook gebruikt voor verblijfsgebouwen voor niet-militairen zoals de brandweer. Kruidenier (2003) definieert de kazerne als: een permanent gebouw of gebouwencomplex dat dient voor de huisvesting van militairen in vredestijd. De toevoeging in vredestijd door Kruidenier is niet correct. Ook in oorlogstijd werden kazernes gebouwd (Tapijkazerne-1916) en gebruikt. In dit document wordt een kazerne gedefinieerd als: een permanent gebouw of gebouwencomplex dat dient voor de huisvesting van militairen en alle voor de dienst en huisvesting noodzakelijke en ondersteunende faciliteiten. Opvattingen over kazernetyperingen Door diverse auteurs is een typologie van kazernes opgesteld, de eerste die dat deed was Schukking in 1933. Andere auteurs borduren hier op voort. Onder hen bestaat overeenstemming dat de lineaire kazernetypes ontworpen door de Franse maarschalk Vauban het begin zijn van permanente kazernebouw. Deze types die bestaan uit rechthoekige blokken (uitgebreider definitie verder op) vormen in de ogen van Schukking als zij aaneen gebouwd worden rond een binnenplaats het vierkante type. Dolné (1993) noemt de vierkante kazerne de herhaling van het lineaire type gebouw rond een binnenplaats. Kruidenier sluit zich hierbij aan en noemt het vierkante type een variatie op het lineaire type; een driemaal gebroken lineaire bouwwijze. Op deze opvattingen valt wat af te dingen. De vierkante kazernes werden vanaf 1818 in Nederland gebouwd en zijn als omschreven type inderdaad later ontstaan dan de 18e eeuwse lineaire kazerne. Er zijn echter voorgangers van de vierkante kazerne die niets uit te staan hebben met de lineaire kazerne. 5

Het Kasteel van Breda, de huidige KMA, begon als burcht zijn leven en werd in 1536 verbouwd tot renaissancepaleis, een vierkant gebouw van meerdere bouwlagen met geheel omsloten binnenplaats. Het huidige Scheepvaartmuseum te Amsterdam begon als marinemagazijn zijn leven in 1656, een massief vierkant gebouw met omsloten binnenplaats. Andere militaire voorbeelden van vierkante gebouwen met een omsloten binnenplaats vormen het Armamentarium (het huidige Legermuseum) uit 1602 te Delft en het Arsenaal uit 1770 in Geertruidenberg. Dolné voert de Koudenhornkazerne in Haarlem op als de ideaal voor cavalerie zijnde vierkante kazerne, maar dit gebouw (complex) is van oorsprong geen kazerne maar een Diaconiehuis uit 1768 dat in 1810 als kazerne in gebruik genomen werd. Niet uit te sluiten valt dat de hier genoemde voorbeelden een inspiratiebron geweest kunnen zijn voor de latere ontwikkeling van het vierkante type. Deze voorbeelden waren ruim aanwezig. 6

1.5 Kazernetypes Lineair volgens Vauban De Franse maarschalk Vauban ontwierp, na een decreet in 1685 van koning Lodewijk XIV die permanente legering voor de infanterie wilde, een legeringsgebouw dat als lineair aangeduid wordt. Het is een langgerekt gebouw van twee of drie verdiepingen met langskap, geen gangenstelsel en entree via deuren in voor- en achtergevel. De bovenverdiepingen worden via talloze trapopgangen bereikt. Een voorbeeld in Nederland vormden het Groote- en Kleine Blok in Venlo, gebouwd in 1732 en verwoest in 1944. Deze primitieve indeling werd in de loop der tijden verbeterd. Kleine kamers werden samengevoegd en in andere gevallen werden er tevens middengangen aangelegd die de noodzaak voor de vele trappen verminderde. Men spreekt dan van een verbeterd Vaubantype. De Oranje-Nassaukazerne (Amsterdam) uit 1814 is een verbeterd Vaubantype met een lengte van 279 meter. Op de uiteinden, a-typisch, twee korte dwarsvleugels van ongelijke lengte voor de legering van kader. Alleen de dwarsvleugels zijn a-typisch, de plaats voor het onderbrengen van kader was strikt Vauban. Het lineaire type volgens Vauban zou ook de ontwerpen van twee later in de 19e eeuw gebouwde kazernes in Gouda (1841) en in Vlissingen (1850) beïnvloeden. Vierkant type Van 1818 tot 1866 werden er tien vierkante kazernes met geheel omsloten binnenplaats gebouwd. Standaard bestaan deze types uit twee of drie bouwlagen met zolderverdieping en een entree met poort. De burelen lagen bij de poort, de slaapzalen en kamers lagen langs middengangen of een gang langs de binnengevels. Er bestonden voor die tijd al enkele vierkante kazernes (Haarlem en Harderwijk) maar dit waren oorspronkelijk burgergebouwen. Omdat de latere militaire uitvoeringen hier zo sterk op lijken dient de vraag zich aan in hoeverre de burger kazernes en andere, soms veel oudere vierkante gebouwen bepalend waren voor het idee van de militaire uitvoeringen. U-vormig type Dit type moet feitelijk gesplitst worden in twee types. De vroege exemplaren uit de periode 1826-1884 kennen in een aantal gevallen een a-symmetrische U-vorm. Ze staan in de binnensteden vaak dicht tussen andere bebouwing (met uitzondering van de Boreelkazerne te Deventer). Als de voorzijde (straatkant) dicht gemaakt zou zijn was hier sprake geweest van vierkante types, maar wel met een hele kleine of smalle binnenplaats. In Utrecht in 1882 en 1884 verrezen de U-vormige Knoop- en Hojelkazerne die wel symmetrisch waren. Zij zijn ook op te vatten als zuiver lineaire kazernes waarvan de uiteinden omgezet zijn omdat het kavel waarop ze gebouwd zijn geen lang kazernegebouw toestond. Beide kazernes stonden niet ingeklemd tussen naastliggende bebouwing. Na de 19e eeuw verrees nog eenmaal in 1936 een (zuiver ) U-vormige kazerne, de P.L. Bergansiuskazerne te Ede. Overige kazernes In deze categorie vallen de kazernes met afwijkende plattegronden en/of kazernes waarvan het 7

hoofdgebouw uit een simpele blokvorm bestond. Bij gebrek aan een betere term hier aangeduid als Overige kazernes. Kazernes van deze categorie werden gedurende de hele 19e eeuw gebouwd. Bijvoorbeeld de Morschpoortkazerne (oudste gebouw uit 1430) in de binnenstad van Leiden waarvan diverse gebouwen met verschillende hoogtes rond een binnenplaats gegroepeerd waren. Een zogenaamde Overige kazerne is ook de Kloosterkazerne (oudste gebouw een kerk) te Breda die in de loop van Plattegrond: de Kazerne aan de Hamstraat te Roermond uit 1849 is een voorbeeld van een kazerne die zou groeien rond oudere religieuze bebouwing. de 19e eeuw uit zou groeien tot een kazerne met nagenoeg geheel omsloten binnenplaats. De uit 1899 stammende Wilhelminakazerne (artillerie) in Bergen Op Zoom onttrekt zich ook aan eenduidige typering. Deze had een blokvormig hoofdgebouw aangevuld met andere, soms oudere gebouwen als stallen en magazijnen. Een moeilijk te typeren kazerne is de oude Alexanderkazerne (cavalerie) te Den Haag. Deze (afgebroken) kazerne bestond uit deels geschakelde U-vormige gebouwen die zo aan de achterzijde binnenplaatsen (één zijde open) vormden. Het is geen lineaire kazerne maar ook geen U-vormige. Een heel andere categorie vormde de Menno van Coehoornkazerne (bouwjaar 1885) te Arnhem, deze had een hoofdgebouw met H-vormige plattegrond en dit vormde met drie andere kazernegebouwen een carré. De kazernes die ik hier overige kazernes noem vormen een gevarieerd gezelschap. Lineair In Frankrijk werd in 1874 het zogenaamde type du genie geïntroduceerd en dit zou volgens diverse auteurs ook Nederlandse ontwerpen beïnvloeden en zich hier ontwikkelen tot de lineaire kazerne met achtervleugels. Kenmerken van dit type die ook opgaan voor de meeste kazernes met achtervleugels, zijn 8

een langgerekt en vrij ondiep blok van soms meer dan 100 meter, twee bouwlagen met zolderverdieping en een hogere monumentale middenpartij. In de tweede helft van de 19e eeuw werden er twee kazernes van dit type gebouwd. De eerste in Utrecht in 1875, de tweede in Haarlem in 1884 Lineair met achtervleugels De achtervleugels waren een toevoeging aan de achterzijde van het hoofdgebouw waardoor een kamvormige plattegrond ontstond. Deze aanbouwen die dienden voor legering waren veelal niet hoger dan één bouwlaag. Van 1877 tot 1906 zouden vooral voor de infanterie dit soort kazernes gebouwd worden, meestal met vier achtervleugels. De Juliana van Stolbergkazerne uit 1889 wordt beschouwd als de eerste lineaire kazerne met achtervleugels en dit type wordt in sommige literatuur ook aangeduid als type 1889. Echter, voor 1889 waren er al twee andere kazernes met achtervleugels gebouwd. Kampen/legerplaatsen In de tweede helft van de 19e eeuw werden bij Oldebroek en De Harskamp het Artillerie Schiet Kamp en het Infanterie Schiet Kamp gebouwd. Ze waren ver buiten de bebouwde kom gelegen en kenden een losse structuur zonder echt grote gebouwen. Er hoefde niet op een vierkante meter meer of minder gekeken te worden en de gebouwen, deels houten barakken, werden ruim neergezet. Bij de analyse worden ze opgenomen onder Overige kazernes. Kazernes met H-vormige plattegronden In 1908 werden in Ede twee naast elkaar gelegen, rond een symmetrie-as gespiegelde kazernes gebouwd, waarvan de hoofdgebouwen een H-vormige plattegrond hadden. In het lagere middendeel waren burelen en wachtlokalen, de vleugels waren voor legering. De rest van terrein bevatte een groot aantal bijgebouwen als magazijnen, stallen, kantines en dergelijke. Deze twee kazernes worden beschouwd als overgangstypes naar het paviljoensysteem. De vraag is of zij het eind van een ontwikkeling zijn, of juist het begin van een nieuwe. In dit document worden zij beschouwd als de laatste 19e eeuwse kazernes (onderbouwing hiervan in 3.5). Kazernes volgens het paviljoensysteem Kazernes van dit type zijn geen 19e eeuwse kazernes maar het eind van een ontwikkeling die omstreeks 1860 (elders in Europa) in gang gezet werd. In het paviljoensyteem liggen gebouwen als paviljoenen rondom een exercitieterrein. Anders dan voorheen werden functies zoals wacht, burelen, keuken, kantine, legering, magazijnen et cetera in aparte gebouwen ondergebracht. Niet meer werden hele bataljons en soms zelfs grotere eenheden in één gebouw ondergebracht. Legering geschiedde voortaan in compagnies-gebouwen. De introductie van het paviljoensysteem betekende het einde van massalegering in nieuwbouwkazernes. 9

2.1 Kazernebouw in de 17e en 18e eeuw Voor Kruidenier vormt het door Vauban ontwikkelde lineaire type het begin van kazernebouw. Van echte kazernebouw is pas sinds de 18e eeuw sprake. (Kruidenier, 2003). Ook Bakker (1988) vat het zo op: Het jaar 1685 (opdracht aan Vauban tot ontwerp van een kazernetype voor de infanterie, FO) kan gezien worden als een mijlpaal in de geschiedenis van legering. Dit valt te lezen onder het kopje Het prille begin van de kazernebouw. De opvatting van Kruidenier is een logisch gevolg van zijn definitie van kazerne als een een permanent gebouw of gebouwencomplex dat dient voor de huisvesting van militairen in vredestijd. Voor die tijd was er namelijk niets permanents gebouwd ten bate van legering. De bouw van kazernes naar ontwerp van Vauban komt echter niet zonder voorgangers. Kazernes die ook gedefinieerd worden als soldatenhuizen zijn precies zo ontstaan, als barak of hut voor soldaten. Al tijdens de Tachtigjarige Oorlog werden er semi-permanente barakken gebouwd in vestingen en schansen. Ook in vestingsteden als Breda verrezen ze en na verloop van tijd uitgevoerd als stenen gebouwen. Schukking (1933) ziet de barakken deels als voorbeeld voor de lineaire kazernegebouwen volgens Vauban, Ook in Venlo (1732) en in Willemstad (1748) werden er toen reeds kazernes gebouwd, vermoedelijk in navolging van den barakkenbouw van een langgerekte vorm. De door Schukking genoemde voorbeelden zijn op te vatten als kazernes van het lineaire type naar een ontwerp van de Franse maarschalk Vauban. Deze kreeg in 1685 de opdracht van Lodewijk XIV een kazerne voor infanterie te ontwerpen, voortaan moesten soldaten permanent gehuisvest worden. Het lineaire type dat Vauban ontwierp zou bijna twee eeuwen lang in veel landen van Europa gebouwd worden. De introductie van dit type kazerne wordt tevens opgevat als de introductie van massalegering. In deze multifunctionele gebouwen waarin behalve toiletteren alles gebeurde, werden in kleine kamers (12 man per kamer) 288 man ondergebracht. Aan de uiteinden bevond zich een paviljoen voor de legering van kader. In Venlo werden in 1730 en 1732 het Groote- en kleine Blok gebouwd, zuivere Vaubankazernegebouwen, echter wel soberder van gevel dan de Franse voorbeelden. 10

Soldaten in garnizoenssteden werden vaak ingekwartierd bij burgers die hier niet blij mee waren. Men was al niet ruim behuisd, het veelal buitenlandse soldatenvolk was niet fijnbesnaard en het was maar afwachten of er ook betaald werd voor de logies en het ongemak. Vestingstad Den Bosch wilde zijn burgers deze last besparen en besloot daarom tot bouw van permanente kazernes. In 1744 kwamen er maar liefst vier gereed, die op één na heden ten dage nog bestaan. De ontwerpen van Mortelkazerne en Tolbrugkazerne waren schatplichtig aan Vauban, de St. Jacobskazerne was oorspronkelijk een kerk. De Berewoutkazerne was U-vormig en is waarschijnlijk de oudste kazerne in Nederland met deze plattegrond. Niet alleen de Bossche St. Jacobskerk werd een kazerne, meer burgergebouwen zouden gemilitariseerd worden. Een zeer bekend voorbeeld is de Kloosterkazerne in Breda. Enkele andere voorbeelden (19e eeuws): de Oranje-Nassaukazerne te Harderwijk begon zijn leven ook als klooster, werd later munthuis en vanaf 1814 kazerne. De Koudenhornkazerne werd gebouwd als Diaconessenhuis en de Berghuiskazerne in Middelburg als armenhuis. Hoewel er gedurende de 17e en 18e eeuw een ontwikkeling in Europa en Nederland plaatsvond naar permanente gebouwen voor massalegering in een gestandaardiseerd ontwerp, zouden barakken altijd tot de legeringsmogelijkheden blijven behoren. Tot de dag van vandaag zijn ze overal ter wereld aan te treffen, in Nederland onder andere in Legerplaats De Harskamp. 11

3.1 Ontwikkeling en bouw gedurende de 19e eeuw In diverse publicaties wordt de ontwikkeling van kazernetypes in de 19e eeuw beschreven. Kort samengevat: er was eerst de vierkante kazerne als dominant type, dat later in de eeuw opgevolgd zou worden door de lineaire kazerne die geïnspireerd was op het Franse type du genie uit 1874. Feitelijk waren er gedurende die eeuw heel wat verschillende typen in gebruik. Oudere kazernes uit de 18e eeuw (deels lineair Vauban), kazernes die hun oorsprong hadden in burgerlijke of religieuze bebouwing, vierkante types, U-vormige kazernes, lineaire kazernes al dan niet met achtervleugels en kazernes die moeilijk onder een vaste categorie te benoemen zijn (in dit document als Overige kazernes aangeduid). Was het vierkante kazerne type dominant? Als we naar de cijfers kijken in bijlage 1 dan kan dit niet zonder kanttekeningen onderschreven worden. In de periode van 1812 tot 1866 werden tien vierkante kazernes gebouwd. In dezelfde periode werden van andere types vijftien kazernes in gebruik genomen. Hierbij inbegrepen zes kazernes die een burgergebouw als oudste bebouwing kenden Foto: entreezijde van de vierkante Prins Frederikkazerne te Leeuwarden. maar belangrijk uitgebreid werden. Verder vier lineaire kazernes volgens Vauban en vier U-vormige kazernes. Als we kijken naar zuiver als militair gebouw/complex ontstaan dan is de vierkante kazerne inderdaad het meest voorkomende nieuwbouwtype in de periode 1812-1866. Kijken we met een iets andere bril dan is de vierkante kazerne met een aandeel van 40 % (10/25e deel) niet dominant. Opvallend is dat er in 1841 en 1850 kazernes verrijzen waarin het ontwerp van Vauban nog te herkennen is. In het buitenland werd dit type ook nog steeds gebouwd. U-vormige kazernes, zeven stuks, werden gedurende het grootse deel van de eeuw gebouwd. De eerste in 1826, de laatste in 1892. Niet als U-vormig getypeerd en vanwege de afwijkende plattegrond onder Overige kazernes opgenomen, is de Haagse Alexanderkazerne. Deze bestaat voor de vier hoofdgebouwen uit geschakelde U-vormige gebouwen. Met zeven als zodanig getypeerd en met de onder Overig opgenomen Alexanderkazerne in het achterhoofd doet de U-vormige kazerne qua aantallen niet echt onder voor de vierkante kazerne. De bouwperiode ervan bedroeg enkel een groter tijdvak. Over een nog groter tijdvak verspreid zijn de veertien als Overige getypeerde kazernes. De eerste als zodanig getypeerde verschijnt in 1814, de laatste in 1901. Ze komen gedurende de hele eeuw voor en worden ook niet verdrongen door andere types die een tijdelijke dominantie hebben, zoals de lineaire kazerne met achtervleugels aan het einde van de eeuw. Feitelijk zijn ze met het grootse aantal het meest voorkomende type dat in deze eeuw verscheen en een flink aantal had als kern 12

oudere bebouwing die oorspronkelijk religieus of burgerlijk was. Van invloed op de bouw was ook het eigendom. Voor het jaar 1870 viel de bouw van kazernes onder de verantwoordelijkheid van de gemeentes, zij waren tot 1860 ook verantwoordelijk voor het onderhoud. Deze regeling veroorzaakte een aantal problemen, Bakker: Het ontbrak volledig aan uniformiteit in het gebouwenbestand en tevens probeerden de gemeentes het onderhoud te minimaliseren waardoor de toestand van de kazernes sterk te wensen overliet. Na 1870 zou het Rijk zelf de bouw van kazernes ter hand nemen. Een consequentie van de Frans- Duitse oorlog van 1870-1871 was de herlocatie troepen in Nederland en hiervoor was de bouw van nieuwe kazernes noodzakelijk. De nieuwbouw werd opgedragen aan ontwerpers van de Dienst der Fortificatiën en daarmee werd een eerste stap gezet op weg naar uniformiteit in kazernebouw. Was voor 1875 geen kazernegebouw hetzelfde, met de introductie van het lineaire type verrezen er in Assen en Amersfoort identieke (lineaire hoofd-)gebouwen op hetzelfde terrein en werden er in Ede twee identieke kazernes naast elkaar opgetrokken. Vanaf 1875 tot en met 1906 zou het (19e eeuwse) lineaire kazernetype de bouw van nieuwe kazernes domineren met de bouw van in totaal twaalf kazernecomplexen. Van deze twaalf kazernes werden er twee hoofdgebouwen in 1875 en 1884 uitgevoerd zonder achtervleugels. Het woord kazernecomplexen hiervoor werd expres gebuikt omdat sommige kazernes meerdere lineaire hoofdgebouwen hadden. Soms wordt de term type 1889 gebruikt voor de lineaire kazerne met achtervleugels naar het bouwjaar van de eerste kazernegebouwen met vier achtervleugels ( Potman, 2002). Er waren voor dit jaar al twee kazernes met achtervleugels gebouwd, te Nieuwersluis met drie korte en hoge achtervleugels en in Amersfoort een cavaleriekazerne met vijf (uniek voor Nederland) achtervleugels. De term type 1889 valt aldus niet samen met de bouw van de eerste lineaire kazernes met achtervleugels en moet afgewezen worden. Alles samenvattend kunnen we zeggen dat gedurende de periode dat ze gebouwd werden de vierkante kazernes als type dominant waren. Gedurende het laatste kwart van de 19e eeuw (zowel historisch als kalender) domineerde het lineaire type al dan niet met achtervleugels. Behalve de hiervoor gemaakte kanttekeningen, is nog een nuancering op zijn plaats. De lijst van bijlage 1 bevat de namen van 49 kazernes, hieronder zijn in totaal 22 vierkante- en lineaire kazernes. Er resteren dus 27 kazernes van ander typen. Dominantie is misschien niet helemaal het goede woord. 3.2 Van solitair gebouw naar kazernecomplex Alle functies die met functioneren en legering van militairen te maken hebben kunnen geïntegreerd worden in één gebouw. Maar dat zou meestal niet gebeuren. De lineaire kazernes van Vauban waren multifunctioneel en bevatten naast legeringskamers (waar gekookt werd) voor manschappen en onderkomens voor onderofficieren en officieren, ook burelen en wachtruimtes. Toiletteren moest gebeuren op buitenprivaten, dit zou ook in Nederland tot ver na de Tweede Wereldoorlog gebruikelijk zijn. In de Franse vestingen waarin deze kazernegebouwen verrezen waren vaak ook arsenalen en tevens losse stallen. In totaal voor een bescheiden (Franse) kazerne vier verschillende soorten gebouwen. De vierkante kazernes in Nederland kenden als zij door de cavalerie gebruikt werden stallen en magazijnen buiten het hoofdgebouw. Ook als zij door de infanterie gebruikt werden zijn er vaak 13

kleine bijgebouwen, 19e eeuwse foto s laten die zien. Alleen volledig ingeklemde kleine kazernes in de steden kennen soms geen bijgebouwen. In welke mate dit precies het geval is zou echter nader uitgezocht moeten worden. De kazernes die een ontstaan hadden als burgergebouw of als religieus gebouw kennen vaak meerdere gebouwen, zoals de kaart van de Kazerne aan de Hamstraat te Roermond laat zien. Schukking omschrijft de introductie van de 19e eeuwse lineaire kazerne als het begin van decentralisatie. Op zich zijn er in het grote hoofdgebouw nog vele functies ondergebracht: legering van soldaten, - gehuwden,- onderofficieren, wacht- en cellenruimtes, leslokalen, burelen. Maar elders op het terrein verschijnen meer gespecialiseerde gebouwen. De onvermijdelijke buitenprivaten, magazijnen, stallen, een kantine, keuken, een gymnastieklokaal en in later jaren bij modernere kazernes ketelhuizen voor verwarming en badhuizen. In de 20e eeuw verschenen er als de bestaande legeringscapaciteit onvoldoende was weer houten barakken. Een semi-permanente en vooral goedkope en snelle oplossing. De recente plattegrond van de Ripperdakazerne (cavalerie) laat nog steeds zien, hoewel er bebouwing uit de 19e eeuw verdwenen is, dat er naast het hoofdgebouw veel andere gebouwen op het terrein aanwezig waren. Met de introductie van het paviljoensysteem, waar gespecialiseerde gebouwen en kleinere legeringsgebouwen gegroepeerd zijn rondom het exercitieterrein is de ontwikkeling van solitair gebouw naar complex voltooid. 14

3.3 Welk type kazerne voor welke gebruiker? Tot aan de Tweede Wereldoorlog zouden kazernes gebouwd worden voor een specifieke gebruiker. Het is logisch om type, plattegrond, aard en aantal van de opstallen af te stemmen op de aard van deze gebruiker. Zo hadden de bereden wapens grote hoeveelheden paarden en noodzaak voor veel stalruimte, maneges, smidse (zie de plattegrond van de Ripperdakazerne). Voor de infanterie golden weer andere eisen. Met dit in het achterhoofd is het niet onlogisch om kazernetypes toe te schrijven als gewenst voor een specifieke gebruiker. Zowel Schukking, Bakker als Dolné typeren de vierkante kazerne als gewenst, zelfs ideaal voor gebruik door de cavalerie. Valt hier door zuiver redeneren al een boel op af te dingen (zie de paragraaf hierna), een analyse van het cijfermateriaal kan de laatste twijfels omtrent de relatie cavalerie-vierkante kazerne wegnemen. Gebouwd voor: Type Periode Aantal infanterie artillerie cavalerie anders onbekend lineair Vauban 1812-1850 4 1 1 1* 1 overig 1814-1901 14 8 2 2 1 1 vierkant 1818-1866 10 6 1 1 1 1 U-vormig 1826-1892 7 2 2 1 2 lineair 1875-1884 2 1 1 lineair met achtervleugels 1877-1906 10 8 1 1 H-vormig 1906-1908 2 1 1 Totalen: 49 25 8 7 6 3 * zowel infanterie als artillerie. Van de tien vierkante kazernes die verrezen werden er zes door de infanterie gebruikt. Slechts een kan zonder twijfel aan de cavalerie toe geschreven worden. Exit het idee van de speciaal voor de cavalerie gebouwde vierkante kazernes. Als we in de tabel kijken zien we dat de cavalerie nagenoeg alle typen kazernes voor zich laat bouwen. Is er een andere gebruiker waarvoor de vierkante kazerne typisch is? De infanterie was de met voorsprong grootste gebruiker, maar dit was ook het grootste wapen. Geconcludeerd moet worden dat de vierkante kazerne die allerlei typen gebruikers kende een gewone standaardkazerne was. Dit gold ook voor de U-vormige kazerne. Deze had met de vierkante kazerne voor het grootse deel gemeen dat ze in de krap bemeten ruimten van de steden gebouwd werden. Zoals elders al opgemerkt was dit ruimtegebrek een verklaring voor de populariteit van het vierkante type en dit geldt waarschijnlijk ook voor de U-vormige kazernes. Men moest allerlei verschillende onderdelen ergens onderbrengen en was pragmatisch. De categorie lineair met achtervleugels kent wel een duidelijke relatie met de gebruiker, ook al is er een uitzondering in een kazerne voor de cavalerie en een die een ander gebruik kende, als opleidingsinstituut. Van dit type kunnen we zeggen dat het een typische infanteriekazerne was, die echter zonder meer ook gebruikt had kunnen worden door de overige wapenen. De categorie overige kazernes kent in de infanterie wel de grootse gebruiker, maar niet de enige. Hier gaat op wat ook voor de vierkante kazerne gold: de infanterie was het grootse wapen en daarmee ook een logische grootse gebruiker. 15

3.4 De vierkante kazerne, ideaal voor de cavalerie? Een citaat uit De historische ontwikkeling van den kazernebouw door Schukking:. worden zij (lineaire Vauban kazerneblokken, FO) aaneen gebouwd rondom een binnenplaats, zooals vooral voor den dienst der Cavalerie noodig werd geoordeeld, dan ontstond het vierkante type.... Zegt Schukking het nog voorzichtig, Dolné is stelliger: De cavalerie had echter meer behoefte aan een binnenplaats (parade/exercitie). en noemt vier vierkante kazernes voor de cavalerie. Hiervan is er één niet vierkant, een ander is gebouwd als burgerhuis en een derde is gebouwd voor de infanterie. Verderop in zijn publicatie heeft Dolné het over het ideaalplan van de vierkante kazerne. De vraag is of die binnenplaats wel zo geschikt is voor het oefenen met paarden. Het idee hier ongestoord paarden te kunnen trainen is zeer twijfelachtig. Deze kazernes waren overbevolkt, net zoals de anderen en stil zal het niet geweest zijn. De soms niet al te grote binnenplaatsen werden omgeven door de binnengevels die alle geluiden weerkaatsten en versterkten. De binnenplaatsen zijn bestraat, niet echt fijn voor paarden, en als dit met keien gebeurt is het glad als het regent. Kortom: bepaald ideaal is dit allemaal niet. Zijn dit nog praktische bezwaren te noemen tegen het idee van de ideale kazerne voor de cavalerie, er zijn diverse aanwijzingen dat de cavalerie het zelf ook niet ideaal vond. In 1841 werd de als Overige getypeerde Alexanderkazerne, die bestond uit geschakelde U-vormige gebouwen, door de cavalerie in gebruik genomen. Deze langgerekte kazerne had tevens een flink stuk grond (het Alexander veld) voor het oefenen met paarden. In 1847 werd in Deventer de Boreelkazerne voor de cavalerie voltooid. Deze was gelegen binnen de stadsmuren maar op een vrij groot kavel. Alle gelegenheid was aanwezig om de ideale vierkante plattegrond te realiseren. In plaats daarvan werd een groot a-symmetrisch U-vormig hoofdgebouw neergezet. De cavalerie was ook een van de eerste gebruikers Foto: Boreelkazerne te Deventer van de 19e eeuwse lineaire kazernes, al dan niet met achtervleugels. In Haarlem werd in 1884 de vierkante Koudenhornkazerne ingeruild tegen de lineaire Ripperdakazerne. De vierkante kazerne kan opgevat worden als een pragmatische en goedkope manier om veel mensen op een betrekkelijk klein stuk grond te legeren. Die grond was schaars in de steden die niet mochten uitbreiden buiten de stadsmuren. Met het in werking treden van de Vestingwet in 1874 konden de steden uitbreiden buiten de stadswallen en ook kazernes konden daar gebouwd worden, dit gebeurde dan ook en geen van deze kazernes was nog van het vierkante type. Van negatieve invloed op de populariteit van de vierkante kazerne was waarschijnlijk ook een Engels 16

onderzoeksrapport uit 1861 waarin massalegering in dit type kazerne er slecht afkwam door hoge ziekte- en sterftecijfers onder haar bewoners. Dat de vierkante kazerne noodig werd geoordeeld door den dienst der Cavalerie zoals Schukking in 1933 schreef kan niet met feiten onderbouwd worden. Dat hij voor dat wapen ideaal zou zijn is een misinterpretatie van Dolné. De laatste vierkante kazerne werd in 1866 gebouwd en daarna nooit meer. Een duidelijke aanwijzing dat vierkant toch niet zo ideaal was. 3.5 Massalegering, hygiëne en de ontwikkeling naar het paviljoensysteem Gedurende de 19e eeuw en voortgezet in de 20e werd er gediscussieerd over massalegering en de nadelen hiervan zoals het gebrek aan hygiëne. Kazernes waren lange tijd verre van ideale plaatsen om te verblijven. Veel mensen die er dicht op elkaar leefden in vertrekken waar daglicht en frisse lucht maar mondjesmaat konden doordringen Alle kazernetypes uit de 19e eeuw en hun voorgangers kunnen als onvoldoende tot zwaar onvoldoende geclassificeerd worden op het gebied van hygiëne en gezondheid. Dat begon al met de lineaire types volgens Vauban. Schukking beschrijft Franse soldatenkamers geschikt voor twaalf man, echter slechts slaapgelegenheid voor acht man, een derde deel was immers altijd op wacht in de opvattingen van die tijd. Omdat de benedenverdiepingen ook als paardenstallen gebruikt konden worden waren er alleen boven de deuren raamopeningen, met als gevolg weinig daglichttoetreding en slechte ventilatie. Dat verbeterde toen de soldatenkamers vergroot werden door het uitbreken van binnenmuren. Nu kon wel doorgelucht/getocht worden omdat deze slaapzalen van voor- tot achtergevel liepen. Een nadeel was dat men met veel meer manschappen op een zaal gelegerd was. Niet alleen waren de kamers niet optimaal, ook de grote hoeveelheden soldaten die er gelegerd werden waren nadelig. In een van de eerste als zodanig gebouwde kazernes van Nederland, de kazerne van Willemstad uit 1748, werden maar liefst 850 man ondergebracht in twee evenwijdige gebouwen. Deze waren waarschijnlijk op de ontwerpen van Vauban gebaseerd, echter in een standaard Vaubangebouw vonden 288 manschappen onderdak. Met een slag om de arm, onbekend is hoe groot de Willemstadse gebouwen waren, doet dit denken aan de spreekwoordelijke haringen in een ton. De zeer grote Oranje-Nassaukazerne te Amsterdam uit 1814 was een verbeterd Vaubanontwerp met middengang. Hij was bedoeld voor maar liefst 2400 man en zou meer dan een eeuw lang een weinig comfortabel onderkomen voor zijn bewoners zijn. Dat de legeringsomstandigheden voor soldaten slecht waren die tijd was al vroeg doorgedrongen tot de gegoede burgerij (Kors, 1996). Die vond het kazerneleven ongewenst voor hun zonen. De persoonlijke dienstplicht bestond nog niet (pas ingevoerd in 1898) en men huurde een vervanger, een zogenaamde remplaçant. De introductie van het vierkante type kazernegebouw betekende echter geen verbetering. Schukking schrijft: Werd een middengang toegepast dan waren deze kazernes waar grote troepenmassa s werden ondergebracht hygiënisch slecht. Ook slecht was de toetreding van licht en lucht aan de kant van de binnenplaats aldus Schukking. 17

Wat er met grote troepenmassa s bedoeld wordt verduidelijkt Bakker voor de vierkante Frederikskazerne te Leeuwarden. Hier werden 1500 man gelegerd, 40 man per zaal. Bedden kenden toen geen matrassen maar stro dat niet al te vaak ververst werd. Soldatenkamers waren niet alleen slaapkamers, ze werden ook gebruikt om te eten en Foto: slaapzaal op de Oranje-kazerne (vierkant type) in Den Haag. om nat goed te drogen te hangen. Waarschijnlijk kon je tegen de stank inleunen. Dit was niet uitzonderlijk want de hele 19e eeuw was een geurige eeuw, zoals beschreven wordt in het boek Koninkrijk vol sloppen, achterbuurten en vuil in de 19e eeuw door Auke van der Woud. De zwaar onvoldoende hygiënische omstandigheden waren onderwerp van discussie onder officieren. In de Militaire Spectator in 1852 verscheen een verhaal waarvan de auteur onbekend bleef maar dat de redactie van harte onderschreef. Het verzonnen verhaal gaat over een soldaat die oploopt met een monnik en zijn beklag doet over de kazerne waar hij gelegerd is, het is eigenlijk een pakhuis. De zaal waar hij op ligt is op zolder, het tocht er, ratten en muizen hebben vrij spel. s Winters is het ijskoud en zomers zo vlak onder de pannen verstikkend heet. s Avonds mag men zich verpozen bij het licht van twee kleine olielampjes, ruimte om fatsoenlijk te zitten is er niet. In Engeland werd naar aanleiding van grote ziekte- en sterftecijfers onder soldaten in 1857 een commissie benoemd door de regering. In 1861 werden de conclusies gepresenteerd, die waren vernietigend voor de kazernes met omsloten binnenplaats door de slechte ventilatie en daglichttoetreding. Het rapport van de commissie, General-report of the commission appointed for improving the sanitary conditions of barracks and hospitals, zou belangrijk zijn en een innovatie op gang zetten op het gebied van kazernebouw, namelijk de toepassing van afzonderlijke paviljoens. In Frankrijk was de ingenieur Tollet ongelukkig met het systeem van massalegering in grote gebouwen en hij stuurde (zonder veel succes) aan op een barakkensysteem. In Nederland zou men nog bijna 50 jaar na het uitbrengen van het Engelse rapport moeten wachten op invoering van het paviljoensysteem. Tijdens de 19e eeuw zou men in Nederland grote stappen vooruit zetten op het gebied van hygiëne. Gedurende deze eeuw werden in grote delen van het land riolering en waterleiding aangelegd. Ook kazernes zouden verbeterd worden. Inzichten uit de ziekenhuiswereld, ook een vorm van massalegering, vonden ingang bij het ontwerpen van kazernes. 18

Foto: de ruimte tussen de dwarsvleugels van de Chassékazerne te Breda. Een bescheiden stap in de goede richting waren de lineaire kazernes vanaf 1875. Deze zouden na korte tijd uitgevoerd worden met veelal vier achtervleugels die als paviljoenen op te vatten zijn. Toch bleek dit geen adequate oplossing. De vleugels gingen schuil achter de bouwmassa van het hoofdgebouw en de ventilatie erin liet te wensen over, zeker toen hierin schotten verrezen om er gangen in te maken. Ook het overkappen van de ruimte tussen de binnenste vleugels ten bate van exercitie, noodlogies of fietsenstalling deed geen goed aan de omstandigheden in deze vleugels. De discussie hoe een kazerne vormgegeven zou moeten worden werd nu volop gevoerd. In 1901 drong kapitein A.E. Redelé aan op invoering van het verspreide paviljoenbouwstelsel (Potman, 2002) dat reeds bij de nieuwe militaire hospitalen toegepast werd. In dit stelsel zouden de grote bataljonsgebouwen vervangen zijn door compagniesgebouwen. Ook de later bekende architect W.M. Dudok, toen nog officier bij de genie, mengde zich volop in de discussie over de ideale vormgeving van plattegronden en gebouwen. In Ede werden kort na de bouw van twee lineaire kazernes met achtervleugels (1906) twee andere, naastgelegen kazernes gebouwd van 1906 tot 1908 voor de bereden wapens. De lineaire kazernes zijn bouwtechnisch gelijk aan elkaar en verantwoordelijk voor het ontwerp was eerstaanwezend ingenieur van Stolk. Deze vormde de plattegronden door spiegeling rondom een symmetrie-as. Van Stolk herhaalde deze spiegeling in de beide andere kazernes in Ede van zijn hand. Ook deze kazernes, later omgedoopt in A. Kool- en van Essenkazerne, zijn elkaars gelijke en kennen een afwijkende vorm voor de hoofdgebouwen, deze hebben een H-vormige plattegrond. Op de rest van het terrein verschenen een grote hoeveelheid kleinere gebouwen vaak met een functie t.a.v. de grote hoeveelheden paarden die gebruikt werden bij de bereden wapens. Tevens waren er aparte gebouwen voor keukens en kantines. De hoofdgebouwen bestaan uit een lager middendeel met hierin de wacht met arrestantenlokalen. De poten van de H bevatten de legeringskamers, maar ook in een poot onderofficiersvertrekken en burelen. Bakker merkt op: Hier is dus al een begin gemaakt met de toepassing van het 19

paviljoenstelsel, waarbij verschillende functies in verschillende gebouwen zijn ondergebracht. Kruidenier: Omdat nog niet alle functies zijn gescheiden en in afzonderlijke gebouwen werden ondergebracht, spreekt men hier nog niet van zuivere paviljoenbouw. Foto: het hoofdgebouw van de Arthur Koolkazerne na oplevering in 1908. De vraag dringt zich op waar deze kazernes in te delen. Zijn zij de laatste 19e eeuwse kazernes of horen ze als overgangstypes bij de nieuwe tijd van de paviljoenkazernes? De grote hoeveelheid bijgebouwen kunnen een aanwijzing zijn van paviljoenbouw, maar ook de plattegrond van de lineaire Ripperdakazerne laat vele gebouwen zien waarvan de meesten tevens een relatie met paarden hadden. Het feit dat er losse keukens en kantines op de H-vormige kazernes waren is op zich niet uitzonderlijk, de naastgelegen lineaire kazernes kenden ook een apart kantinegebouw. Kenmerkend aan het paviljoensysteem is de functiescheiding waarin ook geen legering in het hoofdgebouw meer plaatsvindt. Maar de hoofdgebouwen van de Kool- en van Essenkazerne huisvesten nog de totale eenheid en kennen daarnaast nog andere functies. Tenslotte zijn de gebouwen niet gegroepeerd rondom een centraal exercitieterrein. Alhoewel de kazerneplattegronden wel complexer zijn dan die van de lineaire kazernes moet toch geconstateerd worden dat zij in wezen nog steeds 19e eeuwse kazernes zijn, maar wel de allerlaatste. In 1910 was het zover. De Kromhoutkazerne te Utrecht, gebouwd voor en ontworpen door de genie was de eerste (als zodanig erkende) paviljoenbouw kazerne in Nederland, al spoedig gevolgd door andere kazernes volgens dit systeem. De 19e eeuw in kazernebouw was voorgoed voorbij. 20

3.6 Een opvallende afwijking Algemeen wordt aangenomen dat de Utrechtse Kromhoutkazerne uit 1910 de eerste kazerne in Nederland is die volgens het paviljoensysteem gebouwd is. Kenmerken van het paviljoensysteem: functies als wachtlokaal, burelen, keuken, legering worden ondergebracht in aparte gebouwen die als paviljoenen rondom een (centraal) exercitieterrein staan opgesteld. Sommige auteurs zien met de komst van het lineaire kazernetype na 1874 een ontwikkeling naar het paviljoensysteem, er komen meer gespecialiseerde gebouwen op het kazerneterrein. Echter het hoofdgebouw bleef multifunctioneel en nergens werd een exercitieterrein als middelpunt van bebouwing geprojecteerd. Toch werd er in de begintijd van de lineaire kazernes een kazerne gebouwd met duidelijke trekken van het latere paviljoensysteem, de Koning Willem III kazerne te Nieuwersluis. Deze tussen 1877 en 1881 gebouwde kazerne was de eerste met een lineair hoofdgebouw met (drie korte en hoge) achtervleugels in Nederland. Als tweede primeur verrezen er op het kazerneterrein allerlei gespecialiseerde gebouwen en deze zijn ook als paviljoenen rond een centraal exercitieterrein geplaatst. Kortom: de kenmerken van het paviljoensysteem 30 jaar voor de voltooiing van de Kromhoutkazerne. Toch is bij nadere beschouwing de Koning Willem III kazerne niet helemaal een zuivere kazerne volgens het paviljoensysteem. Een uitvloeisel van de functiescheiding is dat er geen legering meer plaatsvond in het hoofdgebouw, en dat gebeurde in Nieuwersluis juist wel. De oorspronkelijke situatie van de KWIII kazerne ingetekend op een recente luchtfoto. Alle rood ingetekende gebouwen met uitzondering van nr. 2 (onderwijzerswoning) bestaan nog. De onderwijzerswoning is ingetekend op deze plaats aan de hand van een historische foto. De overige gebouwen op deze foto zijn vrij recent. De kazerne is sinds 1997 een vrouwengevangenis. 21

3.7 Bouwstijlen Begin 19e eeuwse kazernes hadden vaak een sobere neo-classistische bouwstijl. Een ingangspartij met fronton kon bij veel gebouwen aangetroffen worden, Oranje-Nassaukazerne te Amsterdam, oude Alexanderkazerne te Den Haag, Frederikskazerne te Leeuwarden om er een paar te noemen. Maar er waren uitzonderingen. Zo was de Boreelkazerne uit 1847 te Deventer uitgerust met rondboograamkozijnen en staat deze kazerne in het rijksmonumentenregister als neo-romaans getypeerd. Ook de Kazerne aan de Varkensmarkt te Gouda heeft de rondboogstijl. Foto: de uitbundige entree van de Chassékazerne. De tweede helft van de 19 eeuw kent ook andere neo-stijlen. Heel populair voor kazernebouw en dan vooral voor lineaire kazernes met achtervleugels was de neo-renaissancestijl. Deze versoberde in de loop der jaren steeds verder. Nog zeer uitbundig bij de Chassékazerne (Breda) uit 1898, bij de JWF- en Mauritskazerne te Ede uit 1906 was dat al een stuk minder. Maar niet alleen neo-renaissance zou voorkomen bij kazernes. Het eclecticisme was populair in zowel burgermaatschappij als voor militaire gebouwen in deze periode van de eeuw. Eclectisisme citeert vrijelijk uit meerdere stijlen zonder er echt zelf een te zijn. Zo is de Koning Willem III kazerne te Nieuwersluis uit 1877 een mengeling van neo-classicisme en neo-renaissance. De uit 1889 stammende Juliana van Stolbergkazerne kent neo-renaissance gecombineerd met stijlkenmerken van neo-barok, die laatste stijl was ongebruikelijk bij kazernes. Voor alle kazernes met neo-stijlen uit de tweede helft van de eeuw gold dat het vooral de voorkant van het hoofdgebouw was, dat rijk vormgegeven werd. De achterkant kwam er vaak bekaaid vanaf, zie ook de foto in paragraaf 3.6 van de ruimte tussen de achtervleugels van de Chassékazerne. 22

3.8 Naamgeving van kazernes Op enkele uitzonderingen na hadden kazernes feitelijk geen eigen naam. In bijlage1 en 2 zijn een flink deel van de kazernes aangeduid met een naam die naar hun locatie verwijst, of in andere gevallen naar de gebruiker. De Boreelkazerne te Deventer werd pas in 1934 samen met veertien andere kazernes naar een persoon vernoemd. Voor die tijd werd hij aangeduid als Cavaleriekazerne, maar ook als Houtwalkazerne en als Bergpoortkazerne. Meestal had een kazerne een gebruikersnaam zoals de uit 1906 daterende Infanteriekazerne I te Ede, later omgedoopt in Mauritskazerne. Maar ook namen die naar de locatie verwezen kwamen veelvuldig voor zoals bijvoorbeeld de Kazerne aan de Varkensmarkt in Gouda. Kazernes die wel persoonsnamen hadden waren vernoemd naar leden van het koningshuis. Zo waren er meerdere Willemskazernes, vernoemd naar de diverse koningen onder die naam. De in opdracht van de Fransen gebouwde Oranje-Nassaukazerne te Amsterdam had een Franse naam moeten krijgen maar werd bij voltooiing naar het nieuwe Hollandse vorstenhuis genoemd. 23

4.1 Slotconclusies Tot 1866 was de vierkante kazerne het meest als kazerne gebouwde type in Nederland waarbij aangetekend moet worden dat het minder dan de helft van het aantal complexen uit die periode betreft. Vanaf 1875 tot 1906 zou de lineaire kazerne, meestal met achtervleugels het meest gebouwde en dominante type zijn. De vierkante kazerne was voor algemeen gebruik en kan niet als typische cavaleriekazerne gezien worden. Ook was dit type niet ideaal voor deze gebruiker. De lineaire kazerne werd bijna uitsluitend voor de infanterie gebouwd maar was zondermeer ook voor de andere wapens een bruikbaar ontwerp geweest. Het aantal van deze beide types bij elkaar opgeteld is minder dan de helft van wat er in totaal gebouwd werd in de 19e eeuw. Belangrijk voor de ontwikkeling van kazernetypes en uiteindelijk uitmondend in de overgang naar het paviljoensysteem was de discussie over de nadelen van masssalegering: slechte hygiënische omstandigheden die tot ziekte en dood konden leiden. Van invloed op kazernebouw is ongetwijfeld de Vestingwet van 1874 geweest die het de steden toestond uit te breiden buiten de vestingwerken en zodoende konden ook op grotere stukken grond dan voorheen nieuwe kazernes verrijzen. Het ruimtebeslag van de lineaire kazernes met achtervleugels was al een stuk groter dan dat van de vierkante en U-vormige kazernes. Hun opvolgers, de kazernes volgens het paviljoensysteem hadden ten gevolge van hun oppervlak helemaal niet binnen de steden gebouwd kunnen worden. Ook het eigendom van de kazernes was van invloed op hun bouw. Voor 1870 waren de gemeentes de eigenaren, na 1870 het Rijk en daarmee was de weg vrij na waar het voor die tijd aan had ontbroken: uniformiteit. De term type 1889 voor lineaire kazernes met achtervleugels moet worden afgewezen In 1910 werd de Kromhoutkazerne te Utrecht opgeleverd, algemeen erkend als de eerste volgens het paviljoensysteem gebouwde kazerne in Nederland. In Nieuwersluis was tussen 1877 en 1881 de Koning Willem III kazerne verrezen, die nagenoeg alle trekken van het paviljoensysteem vertoonde, 30 jaar voor de algemene invoering van dit systeem. 24