TENTAMEN BLOK XIX (BEWEGING), JANUARI 2006, VRAGEN EN MODELANTWOORDEN



Vergelijkbare documenten
Tabel van de perifere zenuwen [terminale takken]: bovenste extremiteit

Lichamelijk onderzoek

* short head: eind van coracoid van scapula * long head: supraglenoid deel scapula. * Ulna. * halverwege voorkant humerus.

Skillslab handleiding

Cursus Ontspanningsmassage. Bijlage spieren. Trapezius


1. Welke structuur verbindt trochanter minor met de linea aspera? Linea pectinea

Theorie-examen Anatomie 13 januari 2006.

TENTAMEN BLOK XIX (BEWEGING), OKTOBER 2005, VRAGEN EN MODELANTWOORDEN

Theorie - herexamen Anatomie 23 mei 2008

Aanpak van acute knieletsels in de eerste lijn. Dr. Bex Steven Huisarts/sportarts KSTVV Lotto-Belisol

TENTAMEN BLOK XIX (BEWEGING), APRIL 2006, VRAGEN EN MODELANTWOORDEN

Luxaties van schouder elleboog en vingers. Compagnonscursus 2012

Gesloten vragen Functionele Anatomie II

Theorie-examen anatomie 25 januari 2008

M. supraspinatus. Origo: Insertio: Innervatie: Functie: Fossa supraspinata. Tuberculum maius. N. suprascapularis. Abductie arm

Bewegingsleer Deel II De onderste extremiteit

Anatomie van de heup. j 1.1

1. m. Rectus Abdominis (rechte buikspier) A. Origo en insertie: van 5-7de rib naar schaambeen. C. Indeling en functie van de spier:

Heup- en kniepathologie: 1ste lijnsaanpak. Dr Mike Tengrootenhuysen

DEEL II: HET ONDERSTE LIDMAAT (vervolg)

** Flexie van de pols wordt ook wel palmairflexie genoemd, extensie van de pols wordt ook dorsaal flexie of dorsaal extensie genoemd.

Posterolaterale hoek letsels

frontaal vlak sagittale as transversale as sagittaal vlak mediosagittaal (mediaan) vlak

Casusschetsen Orthopaedie

DE SCHOUDER van BINNEN naar BUITEN. Wietske Wind Thom van der Sloot

HERTENTAMEN BLOK XIX (BEWEGING), APRIL 2005, VRAGEN EN MODELANTWOORDEN

Henny Leentvaar (Sport)Massage. Functie testen. Datum: 14 mei Opgesteld door: Henny Leentvaar

Fase 1: Verwijzing, aanmelding en initiële hypothese. Screening. Hypothese: Er is mogelijk sprake van liespijn als gevolg van rode vlaggen.

OPEN LESSEN HERFSTVAKANTIE FUNCTIONELE ANATOMIE Prof. dr. Ingrid Kerckaert 13u-14u15

Samenvatting Fysieke Ergonomie

Passantentarieven tm

50207 Bewegingsapparaat **herhaaltoets** 9 juli uur

Schouder, bovenrug en bovenarm

(ulnaris neuropathie)

De primaire frozen shoulder Stenvers, Jan Derek

INTERLINE Orthopedie 2014 oktober 2014

Tentamen Structuur en functie van cel en weefsel (Vakcode 8W210) van uur

Theorie-examen anatomie 12 januari 2007

Skillslab handleiding

VGN immobilisatieprotocollen

Anatomie. Hier volgen 50 opgaven. Bij elke opgave zijn drie antwoorden gegeven. Slechts één van deze antwoorden is het goede.

Antwoordformulieren open vragen

Klinisch uur orthopedie: de knie

Inhoud. Inleiding 1. 4 Anatomie van de schouder Anteflexie Retroflexie Abductie Adductie 46

Tumor Necrosis Factor (TNF)

Antwoordformulieren open vragen

Enkel artrose (bovenste spronggewricht)

Een 68-jarige vrouw meldt zich met een recidief van hevige, rechtszijdige kniepijn

Juveniele Spondylartropathie/Enthesitis Gerelateerde Artritis (SPA-ERA)

Sport Specifieke Blessure Begeleiding

De schouder. Dirk van Oostveen Orthopaedisch chirurg. Jeroen Bosch Ziekenhuis Orthopedie en Traumatologie s-hertogenbosch

Juveniele spondylartropathie/enthesitis gerelateerde artritis (SpA-ERA)

Antwoordformulieren open vragen

Declaratiecode BeterGezond tarief Omschrijving

Is het wel een carpaal tunnel syndroom? Cathelijne Gorter de Vries Neuroloog

beklemming van de elleboogzenuw (ulnaris neuropathie)

Carpale Tunnel Syndroom

PATIËNTENFOLDER Orthopedie Meniscusletsel

Kijkoperatie in een gewricht Arthroscopie

Schouderprothese. Orthopedie ORTH versie 1 pagina 1/5

Post-Op braces S t a b i l i s e r e n e n i m m o b i l i s e r e n p r o d u c t i n f o r m a t i e

6. Van welk deel van de wervelkolom is de vertebra prominens een onderdeel? 7. Hoe wordt de binnenste laag van het gewrichtskapsel genoemd?

2. Bevestiging spieren. 3. Stevigheid (samen met spieren) 4. Beweeglijkheid (samen met spieren) 5. Aanmaak rode bloedcellen in beenmerg

Schouderprothese. De schouder

De Knie. diagnostische testen. Mark Vongehr Fysiotherapeut/manueeltherapeut. presentatie knie medisch centrum aarveld

Casus 2. Vrouw van 22 jaar Zij is net afgestudeerd als kapster, sinds een half jaar werkzaam bij groot kappersbedrijf.

PATIËNTENFOLDER ORTHOPEDIE

Lieven De Wilde, MD, PhD Alexander Van Tongel, MD Department of Orthopedic Surgery Gent University Hospital

Anatomie van de Spieren

Onderwijsmateriaal voor toetsgroepen

Passantentarieven verzekerde zorg tm

Post MDO IC praatje. Schoenmaker blijf bij je leest Hugo den Boogert, AIOS Neurochirurgie

8 weken na start 1 e IVIg kuur Patiënt nummer:

Schouderprothese. Orthopedie. Oorzaken van de klachten. Artrose. Reuma. Fracturen. Onherstelbare rotator cuff-scheuren. Anatomie van de schouder

Revalidatie nieuwe heupoperatie. Achterste benadering

Sulcus nervi ulnaris syndroom

KIJKOPERATIE IN EEN GEWRICHT ARTROSCOPIE- DOOR ORTHOPEDIE

Geschreven door Martijn Raaijmaakers woensdag, 04 november :05 - Laatst aangepast maandag, 19 augustus :51

Rugpoli in Enschede. Lucille Dorresteijn, Neuroloog Marleen Wijnstra, Physician assistant

Het doorbewegen bij een dwarslaesie. Tetraplegie

Passantentarieven 2017 Declaratiecode Zorgproduct Omschrijving Tarief OVPXXXXXX DIAGNOSTISCHE PUNCTIES VAN NIET PALPABELE AFWIJKINGEN OF

Schuitemaker fysiotherapie en manuele therapie bv - Amsterdam

Schouderoperatie. oefeningen en richtlijnen. Paramedische Ziekenhuiszorg. Het schoudergewricht

Een gebroken heup. Albert Schweitzer ziekenhuis januari 2013 pavo 0174

Operatie van de heupkom:

Revalidatie nieuwe heupoperatie. Voorste benadering

Algemene instructies oefeningen

De Knie en de Meniscus

De casus is bedoeld voor medisch studenten in de doctoraalfase van de opleiding.

KNIE OKTOBER Kliniek Zestienhoven

Reversed schouderprothese

Afdeling: Spoedeisende Hulp. Onderwerp: Gebroken sleutelbeen / Clavicula fractuur

Ulnaris neuropathie bij de elleboog

Schouderoperatie. oefeningen en richtlijnen. Paramedische afdeling

Inleiding. Anatomie. Humerus

Basis en veelvoorkomende MSK echografie

Knie Artrose. Saskia Wiersma- Tuinstra. Orthopedisch chirurg.

Transcriptie:

TENTAMEN BLOK XIX (BEWEGING), JANUARI 2006, VRAGEN EN MODELANTWOORDEN ANATOMIE & EMBRYOLOGIE Vraag 1 (2) Welke twee rompspieren, met een aanhechting op de bovenarm, kunnen dienst doen als hulpademhalingsspier? Leg uit hoe dit gaat. m. latissimus dorsi en m. pectoralis major. als de armen gefixeerd zijn zal bij aanspannen van deze spieren de borstkas worden geëxpandeerd Vraag 2 (3) Iemand onderzoekt, tijdens het anatomie-practicum de eindtakken van de plexus brachialis a. Welke zenuwen ontspringen uit de fasciculus posterior? n. radialis en n. axillaris b. Uit welke fasciculus/fasciculi ontspringt de n. ulnaris? de fasciculus medialis c. Welke zenuw passeert door de mediale okselpoort? geen enkele Vraag 3 (3) Benoem bij elk van onderstaande combinaties van spieren alléén de functie of functies (beweging + gewricht) die zij gemeenschappelijk hebben en de zenuw die beide spieren innerveert: a. m. deltoideus, m. teres minor exorotatie in de schouder, n. axillaris b. m. triceps brachii, m. anconeus extensie in de elleboog, n. radialis c. m. flexor digitorum profundus, m. flexor carpi ulnaris flexie (en ulnairabductie) in de pols, n. ulnaris Vraag 4 (2) Om welke as kan, onder normale omstandigheden, (zo goed als) geen beweging uitgevoerd worden (NB: benoem de as bij anatomische naam, dus niet x, y of z): a. in de art. radiocarpea longitudinale as b. in de knie sagittale as Vraag 5 (2) Geef een reden waarom het niet mogelijk is een krachtige vuist te maken als de betreffende hand passief maximaal palmair geflecteerd wordt De m. flexor digitorum profundus is dan functioneel insufficient Vraag 6 (3) Er zijn vier onderarmspieren die het polsgewricht niet passeren. a. Noem er drie. m. pronator teres, m. pronator quadratus, m. supinator, m. brachioradialis b. Hoe worden de bewegingen genoemd waar deze spieren bij actief zijn? pro-en supinatie c. In welke gewrichten vinden deze bewegingen plaats? prox. en dist. radio-ulnaire gewrichten Vraag 7 (3) Benoem een vene die gelegen is in of passeert door / langs: a. voorste scalenuspoort v. subclavia b. sulcus deltoideo-pectoralis v. cephalica c. sulcus bicipitalis medialis v. basilica, vv. brachialis Vraag 8 (2) a. Welke spier is betrokken bij alle bewegingen die nodig zijn om in kleermakerszit te komen en door welke zenuw wordt deze spier geïnnerveerd? m. sartorius, n. femoralis b. Benoem alle bewegingen in de heup die daartoe uitgevoerd moeten worden. flexie, abductie en exorotatie Vraag 9 (2) Noem een bloedvat en een zenuw die gelegen zijn in of passeren door: a. het formane ischiadicum minus a/v pudenda interna, n. pudendus b. de canalis adductorius a/v femoralis, n. saphenus Vraag 10 (2) Noem drie morfologische en/of functionele verschillen tussen het mediale en laterale collaterale ligament van de knie. plat/rond ; verbonden met meniscus/los ; (deels) intrasynoviaal/extrasynoviaal ; trauma-gevoelig/minder trauma-gevoelig Vraag 11 (2) a. Noem de vascularisatie en innervatie van de spieren in het achterste (oppervlakkige en diepe) compartiment van het onderbeen. a+v. tibialis posterior, n. tibialis b. Noem drie spieren die zorgen voor heffen van de laterale voetrand. mm. peronei, m. ext. digit. long.

Vraag 12 (2) Iemand beweert dat het dragen van slippers het ontstaan/verergeren van platvoeten zou tegengaan. Welke bewering ligt hieraan ten grondslag? om slippers aan te kunnen houden moet je je plantairflexoren aanspannen waardoor ook het voetgewelf dynamisch ondersteund wordt Vraag 13 (2) a. Welke delen van de m. erector spinae zijn betrokken bij zijwaarts draaien? schuine delen (spinotransversaal, opp. en diep) b. In welk deel van de wervelkolom vindt de bij a. bedoelde beweging hoofdzakelijk plaats? thoracaal Vraag 14 (3) Iemand onderzoekt de extremiteitsontwikkeling in een embryo. a. Beschrijf nauwkeurig wat er zal gebeuren als de apical ectodermal ridge (AER) geheel vernietigd wordt. dan stopt de verdere lengte-ontwikkeling b. Op welke wijze zou na vernietiging van de AER de oorspronkelijke ontwikkeling weer op gang gebracht kunnen worden? door applicatie van FGFs of WNTs c. Wat zal er gebeurd zijn met de AER als sprake is van een z.g. lobster claw (split hand/foot)? alleen het middelste deel is vernietigd HEELKUNDE Vraag 15 (2) a. Tot welke type aandoeningen wordt osteogenesis imperfecta (OI) gerekend? Bindwefselziekte (gebrekkige synthese van collageen type 1) b. Is OI type 1 een erfelijke aandoening en zo ja, wat is de erfmodus? Ja, autosomal dominant Vraag 16 (2) In u praktijk als huisarts komt een patiënt met een fixateur externe op zijn onderbeen. De fixateur zit nu 3 weken, hij moet in principe nog zeker 3 weken blijven zitten. Waar let u specifiek op bij inspectie en onderzoek (2 antwoorden)? tekenen van infectie rondom de pennen en de stand en stabiliteit Vraag 17 (2) U bent huisarts en u ziet een patiënt met een tibiaplateau-fractuur, 2 weken postoperatief. De patiënt heeft het advies gekregen met krukken te lopen, verder weet hij niet zo goed wat hij moet doen. Uitgaande van een standaard-situatie: a. Hoeveel mag hij belasten? onbelast b. Hoe moet het been gegipst worden? niet! Bewegen! Hooguit brace/spalk voor de bescherming Vraag 18 (2) a. Wat is het meest voorkomende probleem op orthopedisch gebied (gewrichten) bij hemofilie? Bloedingen in de gewrichten b. Wat is het gevolg daarvan? Gewrichtsdestructie Vraag 19 (2) Noem 2 mogelijke oorzaken voor een aseptische necrose van de femurkop (op volwassen leeftijd). Mediale collumfractuur, Prednisongebruik, Alcoholmisbruik, Sikkelcelziekte Vraag 20 (2) a. Wat is een nonunion? niet genezen botbreuk (binnen 9 maanden) b. Wat is een malunion? niet in goede stand genezen botbreuk Vraag 21 (1) Hoe is de botkwaliteit bij osteomalacie? Niet normaal Vraag 22 (2) a. Welke zenuw wordt vaak beschadigd door een schouderluxatie? n. axillaris b. In welke richting gaat de schouder meestal eruit? anterieur Vraag 23 (2)

a. In welke leeftijdsgroep komt het Ewing-sarcoom het meest voor? Tussen 10 en 20 jaar b. Noem de twee belangrijke behandelstappen. Chemotherapie en operatie Vraag 24 (2) Frits voetbalt graag, heeft 9 dagen geleden zijn knie verdraaid tijdens een wedstrijd. Hij heeft nu mediale pijn, hydrops, geen slotklachten. a. Welke twee diagnosen staan voorop in de differentiaaldiagnose? mediaal bandletsel, med. meniscusletsel b. Welke testen voeren we uit met betrekking tot de kruisbanden? Schuiflade, Lachmann, pivot-shift Vraag 25 (2) a. Wat is een typisch klinisch kenmerk bij inspectie van een baby met een geluxeerde heup? asymmetrie bilplooi b. Welk technisch onderzoek is het meest geschikt voor screening doeleinden om een heupluxatie bij baby s op te sporen? Sonographie Vraag 26 (2) Noem 4 relatief (1-2%) vaak voorkomende complicaties bij totale heupprothesen, die direct verband houden met de operatie en die voor de operatie met de patiënt besproken moeten worden. bloeding, vaat-/zenuwletsel, beenlengteverschil, fractuur Vraag 27 (2) a. Wat is het doel bij de behandeling van een scoliose op kinderleeftijd? het voorkomen van een ernstige bocht! b. Wanneer wordt bij deze aandoening geopereerd en wanneer wordt een brace voorgeschreven? Bochten boven de 40 graden opereren, tussen de 20 en 40 graden bracen Vraag 28 (2) Als Heleen op twee benen staat, heeft zij aan beide kanten 300 N compressiekracht die op de heupen inwerkt. a. Als ze op alleen op het rechter been staat, wordt deze compressiekracht op het rechter heupgewricht 3-4x zo groot. Hoe komt dat? door de abductoren, die het kantelen van het bekken tegen gaan b. Welke klinische test hoort hierbij? Test van Trendelenburg Vraag 29 (2) a. Waarom zijn tibiaschachtfracturen vaak open fracturen? De tibia ligt voor een deel subcutaan b. Wat is het belangrijkste probleem bij open fracturen? Verhoogde kans op infectie Vraag 30 (2) a. Wat is een belangrijke locale complicatie na mediale collumfractuur van het femur? kopnecrose b. Wat is, behalve de fractuur op zich, vaak nog een belangrijk probleem bij patiënten met proximale femurfracturen? internistische complicaties Vraag 31 (2) Welke late complicatie doet zich heel vaak voor na acetabulumfracturen, en hoe moet getracht worden ze te voorkomen? Artrose van het heupgewricht, Herstel van de congruentie van het gewricht NEUROLOGIE Vraag 32 (1) Een 25-jarige man, tot dusverre gezonde man, heeft sedert een paar maanden klachten van dubbelzien en hangen van de oogleden. Als hij s ochtends opstaat heeft hij nauwelijks last, maar zodra hij op zijn werk achter de PC gaat zitten treden de verschijnselen op. De neuroloog constateert inderdaad inspanningsafhankelijke diplopie en ptosis, rechts meer dan links. Overigens zijn er geen klachten noch andere afwijkingen bij onderzoek. Welke diagnose overweegt de neuroloog? a. Hersenstamtumor b. Ziekte van Wernicke c. Myasthenia gravis

d. Orbitamyositis Goede antwoord: c: Myasthenia gravis Vraag 33 (1) Met welk hulponderzoek probeert de neuroloog meer zekerheid over de diagnose te krijgen? a. MRI-hersenen b. Vitamine-B1 in het bloed c. Antistoffen tegen acetylcholinereceptoren d. CT-orbita Goede antwoord: c: Antistoffen tegen acetylcholinereceptoren Vraag 34 (1) Een 35-jarige man met een blanco voorgeschiedenis krijgt s avonds pijnlijke tintelingen in de voeten die s ochtends zijn opgestegen tot aan de heupen en bovendien merkt hij op minder kracht in zijn benen te hebben. De huisarts denkt aan het syndroom van Guillain-Barré en verwijst hem door naar de neuroloog. Die vindt diffuse symmetrische matige zwakte van de benen, hypaesthesie van de onderbenen en van de onderarmen. Wat voor reflexpatroon zou u verwachten? a. Normale peesreflexen b. Verhoogde peesreflexen c. Pathologische voetzoolreflexen d. Verlaagde tot afwezige peesreflexen Goede antwoord: d: Verlaagde tot afwezige peesreflexen Vraag 35 (1) Desgevraagd herinnert patiënt zich dat hij een dag of 10 dagen geleden kip van de barbecue heeft gegeten en een paar dagen heftige diarree heeft gehad. Het syndroom van Guillain-Barré wordt vaak voorafgegaan door een infectie. Om welke bacterie gaat het dan meestal wanneer er sprake is van een gastro-intestinale infectie? a. Yersinia enterocolitica b. Campylobacter jejuni c. Salmonella d. Shigella Goede antwoord: b: Campylobacter jejuni Vraag 36 (1) De patiënt wordt opgenomen onder de diagnose syndroom van Guillain-Barré en gaat in de loop van een paar dagen zo hard achteruit, dat hij nauwelijks meer kan lopen. Welke therapie stelt u nu in? a. Plasmaferese b. Intraveneus immunoglobuline c. Prednison d. Prednison and azathioprine Goede antwoord: b. Intraveneus immunoglobuline Vraag 37 (3) Een 43-jarige vertegenwoordiger die voor zijn werk lange afstanden per auto aflegt, gaat op een ochtend naar zijn huisarts omdat hij gedurende twee nachten nauwelijks een oog heeft dichtgedaan door zeer heftige pijnklachten in zijn rechter schouder. Bij onderzoek kon de huisarts niets vinden en schreef de patiënt paracetamol en codeïne voor. s Avonds werd hij weer gebeld: de pijn was ondraaglijk. Bij onderzoek was er weer niets te vinden en patiënt kreeg een opiaat voorgeschreven. Na ongeveer een week namen de pijnklachten af, maar bemerkte patiënt moeite te hebben met het heffen van zijn rechterarm. Bij onderzoek viel een afstaand schouderblad op bij heffen van de rechterarm. Voorts zwakte van de rechter m. deltoideus en m. infraspinatus. Overigens was het onderzoek normaal. a. Waar lokaliseert u de aandoening? (centraal of perifeer is niet voldoende) Rechter plexus brachialis b. Welke diagnose overweegt u? Amyotrofische schouderneuralgie c. Wat is de prognose? In de loop van maanden tot maximaal 2 jaar zal de spierzwakte geheel of grotendeels herstellen REUMATOLOGIE

Vraag 38 (1) Op welke ziekte wijst de aanwezigheid van erosieve afwijkingen op rontgenfotos van de voorvoeten samen met subcutane noduli bij lichamelijk onderzoek? Reumatoide artritis Vraag 39 (1) bij welke 2 vormen van artritis wordt relatief vaak roodheid van de overliggende huid aangetroffen? septische artritis, kristalartritis Vraag 40 (2) Geef tenminste 4 classificatie criteria voor reumatoïde artritis. Symmetrische artritis, Polyartritis, Betrokkenheid pols, MCP of PIP gewrichten, Reumafactoren positief, Erosieve gewrichtsafwijkingen, Subcutane noduli, Ochtendstijfheid > 60 minuten Vraag 41 (1) Noem 2 ziekten die met HLA-B27 geassocieerd zijn? Spondylitis ankylopoetica, artritis psoriatica, reactieve artritis Vraag 42 (1) Bij welke ziekte passen noduli van Heberden en een "square hand"? Osteoartritis / artrose / polyartrose Vraag 43 (1) Wat is een Charcot gewricht? Destructieve artropathie ontstaan na verdwijnen van pijnzin of neurogene artropathie Vraag 44 (1) Een patient presenteert zich met algemene malaise, koorts en moeheid. Zij is bekend met een Raynaud fenomeen. Bij onderzoek vindt u koorts, lymfadenopathie en pleurawrijven. U neemt haar op. Gedurende de opname ontwikkelt zij artritis. Laboratiumonderzoek toont leukopenie, een positieve ANA en antistoffen tegen dubbelstrengs DNA. Welke diagnose is het meest waarschijnlijk? Systemische lupus erythematodes REVALIDATIE-GENEESKUNDE Vraag 45 (2) Welke elementen zijn nodig voor een complete revalidatiediagnose? Probleembeschrijving in termen van functie (of stoornissen), activiteiten (of beperkingen) en participatie (of handicap) (1 punt voor twee elementen, 2 punten voor de volledige trias) Vraag 46 (1) Welke 2 taken worden in het lopen gecombineerd? Dragen en voorwaarts verplaatsen van het lichaamsgewicht Vraag 47 (2) Wat voor type orthese is een enkelbrace en met welk doel wordt deze gegeven? Statische orhtese (1 punt) om te immobiliseren/stabiliseren/preventief (1 punt). Vraag 48 (2) Wat is protheserijp maken van een stomp en wanneer is een stomp protheserijp? Stomp geschikt maken om een prothese te dragen (1 punt). Conische vorm en stabiele vorm (zonder oedeem) (1 punt). FARMACOLOGIE & FARMACOTHERAPIE Vraag 49 (2) Etanercept en infliximab zijn immunomodulatoren. a. Wat is het werkingsmechanisme? wegvangen TNFalfa uit circulatie b. Waar moet u op bedacht zijn bij iemand die met deze geneesmiddelen behandeld wordt? TBC, opportunistische infecties Vraag 50 (2) NSAID kunnen worden onderverdeeld in niet-selectieve COX-remmers (COX-1 en COX- 2) en selectieve COX-2 remmers. a. Welk nadeel hebben COX-2 remmers ten opzichte van de andere NSAID? verhoogd risico myocardinfarct en CVA b. Welk voordeel hebben COX-2 remmers ten opzichte van de andere NSAID? verlaagd risico maagulcus, gastritis en maagbloeding

RADIOLOGIE Vraag 51 (3) Tijdens een MRI van de knie worden meerdere opnames gemaakt. De meniscus heeft op alle foto s een zelfde signaal en een karakteristieke vorm. Beschrijf hoe de mediale meniscus eruit ziet, zowel qua signaal als vorm, op aaneengesloten beelden in een coronaal vlak. Mensicus heeft een laag signaal (zwart, hypointens). Van voor naar achter wordt eerst een brede band gezien, daarna een driehoekje en achetr weer een brede band. Vraag 52 (2) Bij een patient wordt een meniscus scheur in het sagittale vlak niet gezien, maar wel in het coronale (frontale) vlak. Leg uit hoe dit kan? Hoe loopt de scheur? De scheur loop dan in het sagittale vlak maar zodanig dat die tussen twee coupes inzit en daardoor wordt gemist Vraag 53 (2) U bent huisarts. Een patient meldt zich op uw spreekuur met knieklachten. Bij lichamenlijk onderzoek verdenkt u een Bakerse cyste. U vraagt een echografie aan. Leg uit waarom juist dit onderzoek zeer waardevol is. Een echo kan goed differentiëren tussen vocht en solide. De knieholte is goed toegankelijk.