Randstad Werkmonitor



Vergelijkbare documenten
Randstad Werkmonitor

Randstad Werkmonitor. Vertrouwen. Nummer 34. (werknemer perspectief) Maart 2010 B

Randstad Werkmonitor

Randstad Werkmonitor. Mobiliteit en diversiteit ( ) Nummer 40. (werknemer perspectief) September 2011 B

Randstad Werkmonitor. Fit! Nummer 50 Februari 2014

Randstad Werkmonitor

Randstad Werkmonitor. Sociale media. Nummer 38. (werknemer perspectief) April 2011 B

Randstad Werkmonitor. Salaris(onderhandelingen) Nummer 37. (werknemer perspectief) December 2010 B

Randstad Werkmonitor. Trends op de arbeidsmarkt. Nummer 39. (werknemer perspectief) Mei 2011 B

Randstad Werkmonitor

Randstad WerkMonitor. een index voor mobiliteit op de arbeidsmarkt. Augustus 2005

Randstad Werkmonitor. Functie-eisen nu en in de toekomst. Nummer 48. Augustus 2013 B

Randstad Werkmonitor

Randstad WerkMonitor

Randstad Werkmonitor

Randstad Werkmonitor. De crisis in het land en op de werkvloer: hoe ga je daar mee om? Nummer 45. December 2012 B

Randstad WerkMonitor. een index voor mobiliteit op de arbeidsmarkt. December 2005

Randstad Werkmonitor. Persoonlijke groei. Nummer 36. (werknemer perspectief) Oktober 2010 B

Randstad Werkmonitor

Randstad Werkmonitor. Vrouwen en leiderschap. Nummer 46. Maart 2013 B

Randstad WerkMonitor

Randstad WerkMonitor. state of mind arbeidsmarkt (werknemer perspectief)

Onderzoeksrapport Randstad WerkMonitor 2016 kwartaal 3 Rol van geslacht in werkomgeving. Randstad Nederland

Onderzoeksrapport Randstad WerkMonitor 2016 kwartaal 3 Discrepantie opleiding en functie, vooruitzichten baan en opleiding. Randstad Nederland

Onderzoeksrapport Randstad WerkMonitor 2017 kwartaal 1 Persoonlijke ontwikkeling en loopbaanontwikkeling. Randstad Nederland

Onderzoeksrapport Randstad WerkMonitor 2015 kwartaal 1 Gevolgen wet werk en zekerheid (WWZ) Randstad Nederland

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 28 t/m 39. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

TEVREDEN WERKEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS. Onderzoek naar de tevredenheid en werkbeleving van personeel in het primair onderwijs.

Onderzoeksrapport Randstad WerkMonitor 2016 kwartaal 2 Houding ten aanzien van tijdelijk werk. Randstad Nederland

Onderzoeksrapport Randstad WerkMonitor 2014 kwartaal 4 Economische vooruitzichten, loopbaanbegeleiding en generatie Z. Randstad Nederland

Onderzoeksrapport Randstad WerkMonitor 2017 kwartaal 2 Werk en vakantie. Randstad Nederland

Onderzoeksrapport Randstad WerkMonitor 2017 kwartaal 2 Visie op arbeidsmarkt. Randstad Nederland

Langdurig ziekteverzuim van werknemers met een chronische ziekte of beperking Geeke Waverijn, Mieke Rijken

Vakantiewerk onderzoek 2015 FNV Jong. Hans de Jong & Leon Pouwels Juni 2015

Onderzoeksrapport Randstad WerkMonitor 2016 kwartaal 1 Houding ten aanzien van vluchtelingen/ vergunningshouders en arbeid. Randstad Nederland

Onderzoeksrapport Randstad WerkMonitor 2014 kwartaal 3 Impact van economisch herstel op de werkvloer. Randstad Nederland

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 40 t/m 51. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

Onderzoeksrapport Randstad WerkMonitor 2016 kwartaal 2 Houding ten aanzien van jonge en oudere werkenden, competenties en tijdelijk werk

Loopbanen in het onderwijs? Analyse van de loopbaanontwikkeling van onderwijspersoneel

COLLIERS INTERNATIONAL OFFICE REVIEW 2014

Rapport Randstad Werkmonitor Q

WERKNEMERS EN ARBEIDSONGESCHIKTHEID

Onderzoeksrapport Randstad WerkMonitor 2015 kwartaal 2 Werk en vakantie. Randstad Nederland

NOORDZEE EN ZEELEVEN. 2-meting Noordzee-campagne. Februari GfK 2015 Noordzee en zeeleven Stichting Greenpeace Februari 2015

Onderzoeksrapport Randstad WerkMonitor 2016 kwartaal 2 Gebrek aan competenties. Randstad Nederland

Vakantiewerkonderzoek 2014 FNV Jong

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 12 t/m 15. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

Is jouw maand ook altijd iets te lang? Onderzoek Jongerenpanel Tilburg

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 16 t/m 19. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

Zorgbarometer 7: Flexwerkers

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 20 t/m 23. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

FinQ Monitor van financieel bewustzijn en financiële vaardigheden van Nederlanders. Auteurs Jorn Lingsma Lisa Jager

Eindrapportage verantwoord lenen Onderzoek naar houding en gedrag consumenten

SCHOOLSPORT SPORTEN OP SCHOOL, BIJ SCHOOL EN NAMENS SCHOOL. In opdracht van NOC*NSF

Nationaal Valentijnsonderzoek Uitgevoerd in opdracht van Bloemenbureau Holland WIM PETERS BSC. JORIS DE JONG MSC. AMSTERDAM, JANUARI 2012

Monitor Volwaardige Arbeidsrelaties

Onderzoeksrapport Randstad WerkMonitor 2017 kwartaal 3 Competenties, vaardigheden, bijscholing, ambities en nieuwe baan. Randstad Nederland

Jongeren & hun financiële verwachtingen

Onderzoeksrapport Randstad WerkMonitor 2016 kwartaal 4 Financiële vooruitzichten. Randstad Nederland

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week t/m week Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers

Werkdruk in het onderwijs

Enquête SJBN

FINANCIERINGSBAROMETER

FORMELE GESPREKKEN, REGELDRUK EN REGELRUIMTE. Analyse op basis van het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek mei 2016

pggm.nl Persoonlijke Balans in de beleving van PGGM- leden Enquête De Persoonlijke Balans

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 4 t/m 7. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 8 t/m 11. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

Rapportage Medewerkersonderzoek 2013 de DCW medewerkers gedetacheerd

Peiling Flexibel werken in de techniek 2015

RAPPORTAGE SPORT EN GELUK

(Hoe) houden organisaties zich bezig met duurzame inzetbaarheid? Uitkomsten onderzoek. Uitkomsten enquête duurzame inzetbaarheid

NOC*NSF Sportdeelname index Zilveren Kruis Sport index t/m 18 jaar

MONITOR WERK Meting maart Maart 2014 Francette Broekman

RAPPORTAGE SPORTBESTUURDERS. In opdracht van NOC*NSF

Nieuwe tijden, nieuwe collectieve pensioenen

FINANCIERINGSBAROMETER

CLIËNTTEVREDENHEIDSONDERZOEK OVAL December 2014 Marij Tillmanns GfK 2014 CTO Oval December 2014

A.J.E. de Veer, R. Verkaik & A.L. Francke. Stagiairs soms slecht voorbereid op praktijk. Zorgverleners over de aansluiting

ONDERZOEK WAARDERING PRESTATIES OLYMPIC TEAMNL SOCHI In opdracht van NOC*NSF

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten

NOC*NSF Sportdeelname index Zilveren Kruis Sport index t/m 18 jaar

Onderzoeksrapportage Leadership Connected 2016

HR & Participatie

INFORMATIEBEHOEFTEN EN INFORMATIEZOEKGEDRAG IN RELATIE TOT SPORT. In opdracht van NOC*NSF

Wat wil jij dat er echt verandert? onderzoek naar verandering

Wat draagt bij aan een gelukkig pensioen? Een vergelijking tussen Nederland, België, Denemarken en Zweden

Meting tevredenheid werkgevers AANSLUITING MBO-ARBEIDSMARKT [ ]

Hoe gaat Nederland met pensioen?

FNV Vakantiewerk onderzoek 2013

Werkstress hoger management

Agressie en geweld Onderzoeksresultaten poll

UITKOMSTEN MARKTONDERZOEK OMGANG MET PSYCHISCHE PROBLEMEN OP HET WERK

Talent draagt in grote mate bij aan loopbaan

Onderzoek Behoefte van werknemers aan een inzetbaarheidstest

Onderzoek financieel fitte werknemers

NOC*NSF Sportdeelname Index

Onderzoek slaapproblemen. in opdracht van Zilveren Kruis

Onderzoek Je wordt 18 jaar en dan? De gevolgen voor je geldzaken

NOC*NSF Sportdeelname Index

NOC*NSF SPORTDEELNAME INDEX ACHMEA SPORT INDEX TOT 18. Meting 15 Maart In opdracht van NOC*NSF

Transcriptie:

Randstad Werkmonitor Samenwerking (tussen generaties) in en state of mind arbeidsmarkt April 2008 B8868-1 (werknemer perspectief)

Voorwoord In dit rapport worden de resultaten van de 26ste meting van de Randstad werkmonitor beschreven. De werkmonitor is een onderzoek in opdracht van Randstad naar de mentale mobiliteitstoestand van werknemers gehouden onder ditmaal 870 werkenden. Centraal onderwerp deze meting is samenwerking (tussen generaties). Daarnaast wordt aandacht besteed aan de state of mind van werknemers in loondienst. De resultaten van het onderzoek worden in dit rapport geïntegreerd gepresenteerd in de vorm van een index. Deze index dient als graadmeter voor de mate waarin werknemers op korte termijn van baan denken te gaan wisselen (mobiliteit). Wij hopen dat dit rapport bijdraagt aan een goed inzicht t.a.v. de gevoelstemperatuur op de arbeidsmarkt, gezien vanuit het perspectief van de werknemer, en dien ten gevolge bijdraagt aan het opinieleiderschap van Randstad. Rotterdam, april 2008 Jochem Meijer, projectmanager Bram Jonkheer, managing partner Inhoudsopgave Management samenvatting 3 1 De werkkring 5 2 Hoe goed werken we samen? 10 3 Attitude samenwerken 13 4 Samenwerken tussen generaties 16 5 Mobiliteit 20 6 Doelgroep 22 7 Onderzoeksverantwoording 23 2

Management Samenvatting Samenwerking van groot belang, uitvoering kan beter Het merendeel van de werknemers in en is in teamverband werkzaam (respectievelijk 7 en 6). De spreiding qua omvang van de werkkring binnen en blijkt vrijwel identiek te zijn. Samenwerking tussen collega s is dan ook zeer belangrijk voor het bedrijfsresultaat volgens driekwart van de se en 8 van de Duitse werknemers. Bijna de helft van de se werknemers en 60% van de Duitse werkt het liefst in teamverband, maar toch het beste zelfstandig. De Duitse werknemer is wat dat aangaat meer een Einzelganger binnen het team dan de se, aangezien 8 van de Duitse werknemers het beste zelfstandig werkt versus 6 in. De uitvoering van de samenwerking kan met een 7 gemiddeld in beide landen beter. In is de score in vergelijking met minder vaak uitmuntend te noemen, maar ook minder vaak slecht. Daar geeft maar liefst ruim een vijfde () een onvoldoende, terwijl de samenwerking in maar onder een onvoldoende scoort. Werknemers hebben een positief zelfbeeld De eigen prestatie krijgt een 8 gemiddeld van zowel Duitsers als ers. Een vijfde in en bijna de helft in is zelfs zo overtuigd van zichzelf dat men een 9 of 10 geeft voor de eigen bijdrage aan het werk. We zijn dus best wel overtuigd van ons zelf. of oud, laag of hoog opgeleid, man of vrouw: driekwart in ziet zichzelf als behorend tot de 2 meest waardevolle werknemers voor de werkgever. Actief stimuleren van samenwerking door werkgevers verbetert de uitvoering van de samenwerking Wie werken goed samen? Werknemers die ontevreden zijn over de samenwerking zijn ook vaker ontevreden over samenstelling van de werkkring qua leeftijd en opleidingsniveau. Bovendien werken zij met in verhouding minder vrouwen. Verder blijkt dat werknemers die niet positief zijn over de samenwerking ook veel minder tevreden zijn met de werkgever, veel sterker toe zijn aan een nieuw uitdaging en veel sterker de verwachting hebben over 6 maanden elders werkzaam te zijn. Tevreden werknemers werken met relatief meer hoogopgeleiden. Zij ervaren daarnaast veel sterker dat hun werkgever samenwerking actief stimuleert, maar dat daarbij regels en procedures een goede samenwerking niet in de weg staan. Vrouwen lijken de voorkeur te geven aan samenwerking met mannen Mannen werken voornamelijk met mannen, vrouwen veelal met voornamelijk vrouwen. Opvallend is het verschil in voorkeur tussen mannen en vrouwen hierin. Onder vrouwen werkt een derde liever met mannen (onder mannen een kwart). Vrouwen werken zelden bij voorkeur met voornamelijk vrouwen (met name in ). Toch blijkt dat teams met meer vrouwen beter samenwerken. Weinig spreiding naar opleidingsniveau Ruim driekwart van de werknemers in en werkt in een werkkring waarbinnen uitsluitend één bepaald opleidingsniveau vertegenwoordigd is. Minder dan één op de tien werknemers werkt met zowel laag, midden als hoogopgeleide collega s samen. Het merendeel is tevreden over spreiding van opleidingsniveaus. Ongeveer een vijfde is dat niet, meestal omdat er te weinig hoogopgeleiden vertegenwoordigd zijn en in verhouding (met name in ) te veel laagopgeleiden. 3 Tekenen van vergrijzing De spreiding naar leeftijd is ook niet bijzonder groot. In bestaat de werkkring van directe collega s onder bijna twee derde van de werknemers (in 5) uit collega s uit één van de volgende leeftijdscategorieën: 18-30 jaar, 31-45 jaar of 46 jaar en ouder. Een vijfde in zowel als werkt met collega s uit twee leeftijdsgroepen. In is de diversiteit naar leeftijd binnen de werkkring wel groter dan binnen. Daar werkt bijna een kwart met werknemers van jonge, middelbare en oudere leeftijd. In ons eigen land geldt dat voor slechts 1. Desondanks is het merendeel ook tevreden over de spreiding naar leeftijd binnen de werkkring. Een vijfde in en in vindt echter dat er sprake is van onvoldoende spreiding. Binnen deze groep geeft men voornamelijk aan dat er te veel ouderen binnen de werkkring aanwezig zijn en te weinig jongeren (vooral in ).

Diversiteit op de werkvloer gewenst Alhoewel de praktijk uitwijst dat de groep directe collega s qua leeftijd en opleiding vrij homogeen is, is de nodige spreiding daarin vaak wel gewenst. Ongeveer de helft van de werknemers in en vindt het van belang dat de werkgever hierin voorziet. Werknemers van jongere, middelbare en oudere leeftijd hebben elk hun specifieke kwaliteiten. e werknemers zijn ambitieus, flexibel en creatief. Werknemers van middelbare leeftijd zijn initiatiefrijk, werken snel, zijn gemotiveerd en productief en bovendien gericht op samenwerken. ere werknemers hebben verantwoordelijkheidsgevoel en goede sociale vaardigheden. Spreiding naar leeftijd kan er voor zorgen dat deze kwaliteiten optimaal vertegenwoordigd zijn op de werkvloer. Beeld bestaat dat jongeren meer verzuimen dan ouderen Opvallend is overigens dat het ziekteverzuim onder jongere directe collega s groter blijkt dan onder oudere collega s in tegenstelling tot wat velen zullen verwachten. Duidelijke regels en procedures gewenst, maar niet voldoende voor stimuleren goede samenwerking Bijna twee op de drie se en Duitse werknemers geven aan dat hun werkgever veel regels en procedures heeft. Werknemers voelen zich er goed bij. Zes op de tien werknemers werken het liefst in een organisatie met duidelijke regels en procedures. Ze zorgen voor een kader waarbinnen goed samenwerken mogelijk is. Toch dienen werkgevers in met name alert te zijn dat de regelgeving een goede samenwerking niet in de weg staat. Daar geeft namelijk maar liefst een derde aan dat dit op dit moment wel het geval is. In geeft bijna een kwart dit aan. Een substantieel deel van de werknemers vindt dus dat regels en procedures een goede samenwerking in de weg staan. Derhalve dient samenwerking gestimuleerd te worden door meer dan regels alleen. Werkgever zou samenwerken meer kunnen belonen Met name Duitse maar ook se werknemers blijven dan ook enigszins kritisch. Twee vijfde vindt dat werkgevers in en te weinig zorgen voor de overdracht van kennis en dat de eigen vaardigheden onvoldoende worden benut. Werknemers vinden bovendien dat hun werkgever samenwerken meer zou mogen belonen (7 en 4 in ) en dat ook ervaring onvoldoende wordt beloond (60% en 5). Gezien het belang dat werknemers toekennen aan samenwerken zou je verwachten dat veel werkgevers een bonussysteem zouden hanteren dat er op gericht is de samenwerking te stimuleren. In de praktijk is een dergelijk bonussysteem nog geen gemeengoed. Ongeveer één op de tien werknemers krijgt een bonus, waarvan de hoogte afhankelijk is van de teamprestatie. Individuele bonussen komen vaker voor volgens werknemers. Een vijfde in en ruim een kwart in ontvangt een bonus afhankelijk van de eigen individuele prestaties. 4 eren onmisbaar voor groei jongeren Eén van de manieren waarop samenwerking vorm krijgt is de overdracht van kennis. Zes op de tien se en zeven op de tien Duitse werknemers (ook jongeren) vinden dat ouderen onmisbaar zijn voor de groei van jongeren. Niet alleen de werkgever zou meer kunnen doen aan kennisoverdracht ook oudere werknemers zelf moeten meer doen vindt een derde. De ervaring van veel oudere werknemers is echter dat jongere werknemers niet genoeg open staan voor kennisoverdracht, ze nemen ook geen initiatief en stellen te weinig vragen. Ze voelen zich vaak zelfs te groot voor sommige werkzaamheden. Dit terwijl ze toch minder goed opgeleid zijn voor de praktijk, aldus veel ouderen. Ongeveer de helft van de oudere werknemers in en deelt deze opvatting. Daarnaast mogen ouderen op hun beurt ook wel eens wat meer aannemen van jongeren aldus drie op de tien se en maar liefst vier op de tien Duitse werknemers. eren kunnen best een bijscholingscursus ICT gebruiken Een wezenlijk aandachtspunt vormt de ICT kennis van oudere werknemers. Bijna een kwart van de werknemers in en geeft aan dat oudere werknemers de technologische ontwikkelingen vaak niet bij kunnen houden. Juist oudere werknemers in beide landen zelf onderkennen bijgeschoold te moeten worden voor ICT kennis. In geeft de helft van de oudere werknemers dit aan en in maar liefst 70%!

1 De werkkring 1.1 Omvang groep directe collega s 8-10 Omvang teams directe collega's 11-19 2 overig 50-99 20-29 30-49 n=830 Omvang teams directe collega's Dld 8-10 11-19 2 20-29 WERKKRING NEDERLAND EN DUITSLAND QUA OMVANG VRIJWEL IDENTIEK Het merendeel van de werknemers in en is binnen de werkkring in een team werkzaam (respectievelijk 7 en 6). De grafieken hiernaast tonen de omvang van de groep meest directe collega s in de organisatie. Deze groep werknemers is als uitgangspunt genomen voor het beschrijven van de teamsamenstelling (in dit hoofdstuk) en de beoordeling van de samenwerking tussen directe collega s (in hoofdstuk 2). Werknemers die een werkkring hebben van maximaal minder dan 8 directe collega s zijn niet meegenomen in de analyses (in en in ). Respondenten met een werkkring van 100 of meer directe collega s is gevraagd uit te gaan van de 100 meest directe collega s ( in en 1 in ). De resulterende verdeling binnen en blijkt vrijwel identiek te zijn, waardoor vergelijkingen wat betreft samenstelling van de werkkring en attitude ten aanzien van samenwerken goed mogelijk zijn. 5 overig 1 50-99 30-49 n=744

1.2 Samenstelling werkkring: leeftijd Leeftijd meeste collega s (NL) Leeftijd meeste collega's Dld 2 3 18-30 jaar 18-30 jaar 1 SPREIDING NAAR LEEFTIJD DUITSLAND GROTER DAN NEDERLAND 31-45 jaar 46 jaar en ouder niet specifiek één bepaalde leeftijdsgroep 6 0% 60% 70% 80% 18 t/m 30 jaar (n=112) 31 t/m 45 jaar (n=371) 46 jaar en ouder (n=347) totaal (n=830) voldoende spreiding onvoldoende spreiding te grote spreiding 5 5 Tevredenheid spreiding leeftijd 1% 1% 1 0% 60% 70% 80% 90% 100% (n=830) (n=744) 6 80% 8 70% 31-45 jaar 46 jaar en ouder niet specifiek één bepaalde leeftijdsgroep 1 1 0% 60% 70% 80% 18 t/m 30 jaar (n=130) 31 t/m 45 jaar (n=346) 46 jaar en ouder (n=268) totaal (n=744) Reden ontevreden spreiding naar leeftijd veel van 46 jaar en ouder weinig 18-30 jarigen veel 31-45 jarigen veel 18-30 jarigen weinig 31-45 jarigen weinig van 46 jaar en ouder 2 2 31% 0% 60% 70% 80% (n=174) (n=140) 51% 5 6 6 6 Het komt in de ogen van werknemers zelden voor dat er sprake is van te veel spreiding naar leeftijd onder de directe collega s. De spreiding is dan ook feitelijk niet bijzonder groot. In bestaat de werkkring onder bijna twee derde van de werknemers uit collega s uit één bepaalde leeftijdscategorie (in 5). Een vijfde in zowel als werkt met collega s uit twee leeftijdsgroepen. Bij onze Oosterburen is de diversiteit naar leeftijd binnen de werkkring wel groter dan binnen. Daar werkt bijna een kwart met werknemers van jonge, middelbare en oudere leeftijd. In ons eigen land geldt dat voor slechts 1. De groep directe collega s bestaat voor werknemers bovendien uit relatief veel collega s uit de eigen leeftijdscategorie. Dit geldt vooral voor jongere werknemers en in ook voor oudere werknemers. Dit neemt niet weg dat binnen de werkkring onder alle leeftijdsgroepen collega s van middelbare leeftijd het meest vertegenwoordigd zijn. Desondanks zijn vier op de vijf werknemers van mening dat er voldoende spreiding naar leeftijd aanwezig is binnen de werkkring. Een vijfde in en in vindt echter dat er sprake is van onvoldoende spreiding. Binnen deze groep geeft men voornamelijk aan dat er te veel ouderen binnen de werkkring aanwezig zijn en te weinig jongeren (vooral in ).

1.3 Samenstelling werkkring: geslacht Geslacht collega s NL Geslacht collega s Dld meer mannen 7 meer mannen 2 60% SPREIDING NAAR GESLACHT BLIJFT ACHTER BIJ VOORKEUREN evenveel mannen als vrouwen meer vrouwen 1 2 4 5 evenveel mannen als vrouwen meer vrouwen 3 4 5 Een groot deel van de werknemers (zowel mannen als vrouwen) werkt bijvoorkeur met evenveel mannelijke als vrouwelijke collega s (ongeveer tweevijfde). In de praktijk zijn vrouwen echter (nog) ondervertegenwoordigd binnen de werkkring (van met name mannen). Vrouwen werken relatief vaak met vrouwen en mannen werken relatief vaak samen met mannen. 0% 60% 70% 80% man (n=448) vrouw (n=382) totaal (n=830) Voorkeur geslacht collega s NL meer mannen 3 2 0% 60% 70% 80% zelf man (n=376) zelf vrouw (n=368) totaal (n=744) Voorkeur geslacht collega s Dld meer mannen 2 2 Opvallend is dat ondanks dat vrouwen veelal voornamelijk met collega s van de eigen sekse samenwerken, zij hier toch zelden de voorkeur aan geven. Sterker nog, met name binnen heeft een substantieel deel van de vrouwen (een derde) een voorkeur voor mannen binnen de werkkring. evenveel mannen als vrouwen 3 3 4 evenveel mannen als vrouwen 4 4 meer vrouwen meer vrouwen 2 31% geen voorkeur 2 geen voorkeur 7 0% 2 4 man (n=448) vrouw (n=382) totaal (n=830) 2 2 0% 2 4 zelf man (n=376) zelf vrouw (n=368) totaal (n=744)

1.4 Samenstelling werkkring: opleiding Meest vertegenwoordigde opleidingsniveau NL hoog 4 Meest vertegenwoordigde opleidingsniveau Dld 2 2 hoog 4 DUITSLAND KAPMT GEVOELSMATIG MET GROTER TEKORT AAN HOOGOPGELEIDE WERKNEMERS midden 8 laag niet specifiek één opleidingsniveau 1 2 0% 60% 70% 80% laag (n=199) midden (n=350) hoog (n=281) totaal (n=830) Tevredenheid spreiding opleidingsniveaus voldoende spreiding onvoldoende spreiding te grote spreiding 0% 60% 70% 80% 90% 100% (n=830) (n=744) 5 6 7 6 8 midden laag niet specifiek één opleidingsniveau 1% 0% 60% 70% 80% laag (n=131) midden (n=405) hoog (n=208) total (n=744) Ontevredenheid spreiding opleidingniveaus veel laagopgeleiden weinig middenopgeleiden veel middenopgeleiden veel hoogopgeleiden weinig hoogopgeleiden weinig laagopgeleiden 41% 0% 60% 70% 80% (n=168) (n=128) 4 4 60% 6 6 Uit de vorige sheets viel op te maken dat, ondanks dat men tevreden is, de werkkring qua leeftijd en geslacht niet bijzonder divers is. Ook de diversiteit wat betreft opleiding is klein en het merendeel is niet ontevreden over de samenstelling qua opleidingsniveau. Ruim driekwart van de werknemers in en werkt in een werkkring waarbinnen uitsluitend één bepaald opleidingsniveau vertegenwoordigd is. Minder dan één op de tien werknemers werkt met zowel laag, midden als hoogopgeleide collega s samen. Op zich is het niet onlogisch dat de werkkring voor het merendeel uit collega s met één bepaald opleidingsniveau is opgebouwd. Bepaalde werkzaamheden vragen nu eenmaal om een bepaalde opleiding. Ongeveer een vijfde van de werknemers is niet tevreden over de mate waarin verschillende of bepaalde opleidingsniveaus vertegenwoordigd zijn op de werkvloer. Onvrede over de spreiding heeft veelal te maken met de vertegenwoordiging van relatief veel laagopgeleide werknemers. In heeft de onvrede veel sterker te maken een ervaren te kort aan hoogopgeleide werknemers.

1.5 Samenstelling werkkring: dienstverband Dienstverband directe collega's NL Dienstverband directe collega's Dld IN NEDERLAND MEER PARTTIMERS meer fulltimers ongeveer evenveel fulltimers als parttimers 2 6 7 meer fulltimers ongeveer evenveel fulltimers als parttimers 5 8 8 De se werkkring bestaat uit relatief veel parttimers. Drie op de tien se werknemers werken naar eigen zeggen samen met parttimers. In slechts 1. Parttimers werken relatief vaak met voornamelijk werknemers in deeltijd samen. meer parttimers 41% 1 0% 60% 70% 80% 90% 35 uur per week of meer (n=598) minder dan 35 uur per week (n=232) totaal (n=830) Voorkeur dienstverband directe collega's (NL) meer parttimers 0% 60% 70% 80% 90% 35 uur per week of meer (n=655) minder dan 35 uur per week (n=89) totaal (n=744) Voorkeur dienstverband directe collega's (Dld) Enigszins opvallend is dat, indien men zou moeten kiezen, parttimers toch eerder de voorkeur geven aan een werkkring bestaande uit voornamelijk fulltimers dan een werkkring waarbinnen parttimers de overhand hebben. Voor Duitse parttimers gaat dit nog sterker op dan voor se parttimers. 80% 91% meer fulltimers meer fulltimers 5 6 8 ongeveer evenveel fulltimers als parttimers 5 ongeveer evenveel fulltimers als parttimers 3 2 1% meer parttimers meer parttimers 9 0% 60% 70% 80% 90% 100% 35 uur per week of meer (n=598) minder dan 35 uur per week (n=232) totaal (n=830) 1% 0% 60% 70% 80% 90% 100% 35 uur per week of meer (n=574) minder dan 35 uur per week (n=56) totaal (n=630)

2 Hoe goed werken we samen? 2.1 Belang en beoordeling samenwerking 2 0% Samenwerking met directe collega's 3 3 2 2 2 6 of lager 7 8 9 of hoger n=830 70% 60% 0% Belang samenwerking 5 41% 3 1% 0% 1 2 3 4 5 6 7 SAMENWERKING IN DUITSLAND ZEER BELANGRIJK, MAAR RUIM VIJFDE WERKT DAAR SLECHT SAMEN Een organisatie bestaande uit eilandjes waar iedereen z n eigen ding doet, zal het in de ogen van werknemers niet ver schoppen. of oud, man of vrouw, laag of hoogopgeleid, parttimer of fulltimer, we zijn het er allen over eens dat samenwerken (zeer) belangrijk is voor het eindresultaat van het werk. In acht men een goede samenwerking zelfs nog van groter belang dat in. Werknemers kunnen zich echter niet verschuilen achter de teamprestatie, want ook de eigen inbreng ziet men als van groot belang. 10 Beoordeling eigen prestatie 60% 5 4 0% 6 of lager 7 8 9 of hoger (n=830) (n=744) n=830 70% 60% 0% Belang eigenprestatie 4 4 3 3 1% 0% 1% 0% 1 2 3 4 5 6 7 (n=830) (n=744) Gezien het belang van samenwerken kan de uitvoering met een 7 gemiddeld in zowel als beter. In lopen de teamprestaties op het gebied van samenwerking verder uiteen. Het aandeel dat erg positief is en de samenwerking met een 9 of hoger beoordeelt, is groter dan in. Daarnaast is ook het aandeel dat voor de samenwerking een mager zesje of nog lager geeft, groter in. Bovendien geeft daar maar liefst ruim een vijfde () een onvoldoende, terwijl de samenwerking in maar onder een onvoldoende scoort. Degenen die overigens de samenwerking minder goed beoordelen zien er ook minder het belang van in. Over de eigen prestatie is men in met name aanzienlijk beter te spreken. In beide landen geven we onszelf een 8 voor onze bijdrage aan het eindresultaat van het werk.

2.2 Wie werken goed samen? IN DUITSLAND MENINGEN OVER UITVOERING SAMENWERKING MEER VERDEELD Beoordeling samenwerking collega's - zeer slecht (1) vs. zeer goed (10) 0% 0% 11 productie/industrie (n=209) Beoordeling samenwerking collega's - zeer slecht (1) vs. zeer goed (10) 3 2 2 2 2 productie/industrie (n=165) 3 3 3 1 1 1 handel/distributie (n=150) handel/distributie (n=112) branche overheid/non-profit (n=276) 31% 2 2 2 2 2 1 overheid/non-profit (n=277) 2 2 4 dienstverlening (n=195) dienstverlening (n=190) 2 2 2 2 2 1 4 18 t/m 30 jaar (n=112) 6 of lager 7 8 9 of hoger 6 of lager 7 8 9 of hoger 3 3 3 31 t/m 45 jaar (n=371) leeftijd 1 2 3 2 18-30 jaar (n=130) 31-45 jaar (n=346) 46 jaar en ouder (n=268) 46 jaar en ouder (n=347) Niet alleen het belang samenwerking wordt door werknemers over de hele linie ingezien, maar ook de uitvoering scoort gemiddeld over de hele linie vergelijkbaar in zowel als. Dit neemt niet weg dat er wel verschillen zijn. Zo zijn jongeren in vaker kritisch ten aanzien van de uitvoering van de samenwerking dan oudere werknemers. Binnen de dienstverlening in is men hierover juist relatief vaak positief in vergelijking met andere sectoren. In lopen de scores verder uiteen. Het aandeel jongeren bijvoorbeeld dat kritisch staat tegenover de samenwerking is in groter dan in, maar daarnaast is met name ook het aandeel dat positiever is groter. Voor de dienstverlening geldt hetzelfde. Wie werken dan goed samen? Met andere woorden wie geven vaker een 9 of hoger en wie een 6 of lager? Werknemers die ontevreden zijn over de samenwerking zijn ook vaker ontevreden over samenstelling van de werkkring qua leeftijd en opleidingsniveau. Bovendien werken zij met in verhouding minder vrouwen. Tevreden lieden werken met relatief meer hoogopgeleiden en ervaren ook veel sterker dat hun werkgever samenwerking actief stimuleert. Verder blijkt dat werknemers die niet positief zijn over de samenwerking (6 of lager) veel minder tevreden zijn met de werkgever, veel sterker toe zijn aan een nieuw uitdaging en veel sterker de verwachting hebben over 6 maanden elders werkzaam te zijn.

2.3 Bonusregelingen bonus bedrijfsresultaat bonus resultaat vestiging bonus resultaat afdeling (n=830) (n=744) (n=830) (n=744) (n=830) (n=744) Bonusregeling 2 2 90% 9 9 9 7 71% BONUS VOOR TEAMPRESTATIE GEEN GEMEENGOED In ontvangt 41% een bonus voor de bedrijfs-, vestigins-, afdelings-, team, of individuele prestaties. In ontvangt 3 een bepaalde bonus. Gezien het belang dat werknemers toekennen aan samenwerken zou je verwachten dat veel werkgevers een bonussysteem zouden hanteren dat er op gericht is de samenwerking te stimuleren. In de praktijk is een dergelijk bonussysteem nog geen gemeengoed. Ongeveer één op de tien werknemers krijgt een bonus, waarvan de hoogte afhankelijk is van de teamprestatie. bonus teamprestatie (n=830) (n=744) 9 90% Individuele bonussen komen vaker voor volgens werknemers. Een vijfde in en ruim een kwart in ontvangt een bonus afhankelijk van de eigen individuele prestaties. bonus individuele prestaties (n=830) (n=744) 2 80% 7 12 ja 0% 60% 80% 100% nee

3 Attitude samenwerken 3.1 Attitude werkgever Regels en procedures staan veelal een goede samenwerking met collega s in de weg. Samenwerken zou meer door mijn werkgever beloond moeten worden. Mijn werkgever stimuleert samenwerken op actieve wijze. Mijn werkgever zorgt er te weinig voor dat de kennis van oudere werknemers goed wordt Attitude werkgever tav samenwerken 1 31% 2 2 2 3 2 41% 2 3 2 3 3 2 2 1 2 Ik werk het liefst in een organisatie met duidelijke regels en procedures. Mijn werkgever kent veel regels en procedures. Regels en procedures 1 2 4 4 3 3 2 2 1% 1% SAMENWERKEN MAG MEER BELOOND WORDEN Bijna twee op de drie se en Duitse werknemers geven aan dat hun werkgever veel regels en procedures heeft. Werknemers voelen zich er goed bij: zes op de tien werknemers werken het liefst in een organisatie met duidelijke regels en procedures. Ze zorgen voor een kader waarbinnen goed samenwerken mogelijk is. Toch dienen werkgevers in met name alert te zijn dat de regelgeving een goede samenwerking niet in de weg staat. Daar geeft namelijk maar liefst een derde aan dat dit op dit moment wel het geval is. In geeft bijna een kwart dit aan. Werkgevers kunnen hier voor waken door samenwerking actief te stimuleren en procedures zo in te richten dat een optimaal klimaat voor samenwerken ontstaat. Ruim tweevijfde van de werknemers in beide landen ervaart reeds dat de werkgever samenwerking op actieve wijze stimuleert. Vanuit het oogpunt van de werkgever lijkt dit een goede keuze, aangezien deze werknemers positiever zijn over de samenwerking met collega s en ook hun tevredenheid met de werkgever is groter. Ervaring wordt vaak onvoldoende beloond bij mijn werkgever. Mijn kennis en vaardigheden worden te weinig benut. 13 1 1 2 zeer mee eens niet mee eens, niet mee oneens zeer mee oneens 2 2 3 31% 3 2 2 2 0% 60% 80% 100% mee eens mee oneens Sociale vaardigheden zijn erg belangrijk in mijn werk. zeer mee eens 3 3 4 1% 0% 60% 80% 100% niet mee eens, niet mee oneens zeer mee oneens mee eens mee oneens Met name Duitse maar ook se werknemers blijven echter kritisch. Ze vinden dat hun werkgever samenwerken meer zou mogen belonen (7 en 4) en dat ook ervaring onvoldoende wordt beloond (60% en 5). Bovendien geeft een substantieel deel (tweevijfde) aan dat werkgevers in en te weinig zorgen voor de overdracht van kennis en dat de eigen vaardigheden onvoldoende worden benut. Verder geven werknemers aan dat sociale vaardigheden erg belangrijk zijn in hun werk. Goede sociale vaardigheden maken het wellicht mogelijk om adequaat met de regels en procedures om te gaan en deze in je voordeel te gebruiken door bijvoorbeeld de ruimte die ze laten te benutten.

3.2 Diversiteit binnen teams Ik vind het van belang dat mijn werkgever zorgt voor de nodige spreiding naar leeftijd van werknemers. Ik vind het de verantwoordelijkheid van de werkgever dat de kennis van oudere werknemers goed wordt overgedragen. Ik vind het van belang dat mijn werkgever zorgt voor de nodige spreiding naar opleidingsniveau van werknemers. Ik vind het van belang dat mijn werkgever ervoor zorgt dat er zowel voldoende mannen als vrouwen in dienst zijn. 14 1 1 1 2 zeer mee eens niet mee eens, niet mee oneens zeer mee oneens Belang van diversiteit 3 4 3 4 3 2 5 41% 3 3 3 3 3 2 1% 0% 60% 80% 100% mee eens mee oneens Ik werk het prettigst samen met generatiegenoten. Ik werk liever met vrouwelijke dan mannelijke collega s. Bij voorkeur werk ik met collega s die dezelfde vooropleiding hebben gevolgd als ik. Ik werk liever met fulltimers dan met parttimers. 1 2 zeer mee eens niet mee eens, niet mee oneens zeer mee oneens Gewenste diversiteit 2 1 5 4 5 3 4 3 1 3 2 1 0% 60% 80% 100% mee eens mee oneens DIVERSITEIT OP DE WERKVLOER IS GEWENST Alhoewel de praktijk uitwijst dat de groep directe collega s qua leeftijd en opleiding vrij homogeen is, is de nodige spreiding wel gewenst. Ongeveer de helft van de werknemers in en vindt het van belang dat de werkgever hierin voorziet. Het is bovendien niet zo dat men in het algemeen het prettigst samenwerkt met generatiegenoten (jongeren hebben dat gevoel wel iets sterker) of met collega s met dezelfde vooropleiding. Dit laatste is in overigens wel vaker het geval (bij 31% van de werknemers). Vertegenwoordiging van diverse generaties binnen organisaties is van belang voor het behoud van kennis en de aanwas van vers bloed. Het merendeel is het er over eens dat het de verantwoordelijkheid van de werkgever is dat de kennis van oudere werknemers goed wordt overgedragen. Vrouwen krijgen ten slotte niet vaak de voorkeur boven mannen, maar de helft acht het wel van belang dat de werkgever er voor zorgt dat er zowel voldoende mannen als vrouwen in dienst zijn. Vooral vrouwen in zijn het opvallend genoeg vaak oneens met de stelling liever met vrouwen dan met mannen te werken. Tweederde van de vrouwen is het hier mee oneens. Onder mannen is slechts een kwart het er mee oneens. Ook in zijn vrouwen het er vaker mee oneens: (4 versus ).

3.3 Werksfeer Mijn collega s hoeven niet per sé mijn vrienden te worden. Ik werk het liefst in een informele werksfeer. Ik zie er tegen op om met een vraag bij leidinggevenden aan te kloppen. Ik zie er tegen op om met een vraag bij ervaren collega s aan te kloppen. 1 1 2 3 51% 6 4 31% 2 0% 1% 1% 0% 60% 80% 100% zeer mee eens niet mee eens, niet mee oneens zeer mee oneens 1% 1% 1% Werksfeer mee eens mee oneens Pikorde 3 5 4 31% 4 3 2 Ik werk het beste zelfstandig. Het liefst werk ik in teamverband. Als ik iets niet weet of kan vraag ik direct iemand anders om hulp. Zelfstandigheid 4 2 3 4 3 51% 41% 5 2 41% 1% 1 1% 1% WERKEN IN TEAMS MET RUIMTE VOOR ZELFSTANDIGHEID In heeft men (60%) sterker de voorkeur om in teamverband te werken dan in, waar toch al bijna de helft een voorkeur hiervoor heeft (4). Alhoewel een groot deel graag in teamverband actief is, is de nodige ruimte voor het individu gewenst. Men werkt namelijk meestal en zeker in het beste zelfstandig. Ook is men het liefst werkzaam in een informele werksfeer, maar dat betekent nog niet dat collega s per sé vrienden hoeven te worden. Als je er als werknemer op uit bent om vrienden te maken op het werk heb je wat dat betreft iets meer kans in. Een informele werksfeer kan er voor zorgen dat sociale drempels beperkt blijven. Men heeft er in en weinig moeite mee om ervaren of oudere collega s om hulp te vragen als dat nodig is. In aarzelt men nog minder lang dan in om, indien men iets niet weet, direct iemand om hulp te vragen. 15 0% 60% 80% 100% zeer mee eens mee eens niet mee eens, niet mee oneens mee oneens zeer mee oneens 0% 60% 80% 100% zeer mee eens mee eens niet mee eens, niet mee oneens mee oneens zeer mee oneens

4 Samenwerking tussen generaties 16 4.1 Attitude tav oudere werknemers Zijn oudere werknemers onmisbaar voor de groei van jonge werknemers? Nemen oudere werknemers net zo veel initiatieven als jongere werknemers? Zijn oudere werknemers loyaler dan jongere werknemers? Zouden oudere werknemers bijgeschoold moeten worden voor ICT kennis? Zouden oudere werknemers meer hun best moeten doen om hun kennis over te dragen? Attitude oudere werknemers 2 2 3 3 2 3 31% zeer mee eens niet mee eens, niet mee oneens zeer mee oneens 3 41% 3 4 3 4 3 31% 2 2 1% 1 0% 60% 80% 100% mee eens mee oneens n.v.t. Nemen oudere werknemers te weinig aan van jongere werknemers? Kunnen oudere werknemers de technologische ontwikkelingen vaak niet bijhouden? Dragen oudere werknemers hun kennis te weinig over? Staan oudere werknemers de groei van jongere werknemers in de weg? Zijn oudere werknemers vaker ziek dan jongere werknemers? Attitude oudere werknemers (2) 1% 2 2 3 2 2 3 3 3 3 2 4 41% 2 2 2 2 3 1 2 1 0% 60% 80% 100% zeer mee eens mee eens niet mee eens, niet mee oneens mee oneens zeer mee oneens n.v.t. OUDERE WERKNEMERS ONMISBAAR, MAAR KUNNEN WEL EEN CURSUS ICT GEBEBRUIKEN Eén van de manieren waarop samenwerking vorm krijgt is de overdracht van kennis. Zes op de tien se en zeven op de tien Duitse werknemers (ook jongeren) vinden dat ouderen onmisbaar zijn voor de groei van jongeren. Twee op de vijf oudere se werknemers hebben echter het gevoel dat hun werkgever te weinig doet om de kennis van ouderen over te dragen en dat hun kennis onderbenut blijft. Meer dan de helft vindt bovendien dat ervaring te weinig beloond wordt. In zijn ouderen wat dat aangaat nog kritischer. Kennisoverdracht van oudere werknemers wordt wel als verantwoordelijkheid van werkgevers betiteld (niet in grafiek). Niet alleen de werkgever zou meer kunnen doen aan kennisoverdracht ook oudere werknemers zelf moeten meer doen vindt een derde. Daarnaast mogen ouderen ook wel eens wat meer aannemen van jongeren werknemers aldus drie op de tien se en maar liefst vier op de tien Duitse werknemers. Een wezenlijk aandachtspunt vormt de ICT kennis van oudere werknemers. Bijna een kwart van de werknemers in en geeft aan dat oudere werknemers de technologische ontwikkelingen vaak niet bij kunnen houden. Juist oudere werknemers in beide landen zelf onderkennen bijgeschoold te moeten worden voor ICT kennis. In geeft de helft van de oudere werknemers dit aan en in maar liefst 70%. Het vooroordeel dat oude werknemers vaker ziek zijn dan jongere werknemers wordt overigens niet bevestigd.

4.2 Attitude tav jongere werknemers Overschatten jongere werknemers zichzelf? Voelen jongere werknemers zich vaak te groot voor bepaalde werkzaamheden? Zijn jongere werknemers tegenwoordig minder goed opgeleid voor de praktijk dan vroeger? Zouden jongere werknemers meer respect mogen tonen voor leidinggevenden? Hebben jongere werknemers te weinig vakkennis? Attitude jongere werknemers 3 31% 31% 3 2 4 4 3 3 3 31% 2 3 3 1 Nemen jongere werknemers te weinig initiatief om van oudere werknemers te leren? Stellen jongere werknemers te weinig vragen? Staan jongere werknemers niet genoeg open voor de kennis en ervaring van oudere werknemers? Maken jongere werknemers veel meer uren dan oudere werknemers? Attitude jongere werknemers (2) 1% 3 2 41% 3 4 3 3 3 3 2 1 KRITIEK OP JONGERE WERKNEMERS Met de vergrijzing is overdracht en behoud van kennis van essentieel belang voor werkgevers. Volgens werknemers moeten aan de ene kant werkgevers meer doen en volgens sommigen zouden ook ouderen meer hun verantwoordelijkheid kunnen nemen. Aan de andere kant zijn ook jongeren er soms debet aan dat kennis onvoldoende wordt overgedragen. De ervaring van veel oudere werknemers is namelijk dat jongere werknemers niet genoeg open staan voor kennisoverdracht, ze nemen ook geen initiatief en stellen te weinig vragen. Ze voelen zich vaak zelfs te groot voor sommige werkzaamheden. Dit terwijl ze toch minder goed opgeleid zijn voor de praktijk, aldus veel ouderen. Ongeveer de helft van de oudere werknemers in en deelt deze opvatting. 17 0% 60% 80% 100% zeer mee eens mee eens niet mee eens, niet mee oneens mee oneens zeer mee oneens n.v.t. 0% 60% 80% 100% zeer mee eens mee eens niet mee eens, niet mee oneens mee oneens zeer mee oneens n.v.t.

ambitie 4.3 Balans in het team flexibiliteit initiatief socialevaardigheden verantwoordelijkheidsgevoel verantwoordelijkheidsgevoel creativiteit ambitie Flexibiliteit initiatief sociale vaardigheden 18 Eigenschappen minste Eigenschappen minste 4 3 2 2 2 2 3 1% 0% 1% 1% 1% 1 1 1 2 2 meeste 1 1 1 meeste 2 snelheid werken samenwerking motivatie productiviteit ziekteverzuim waardevol snelheid werken motivatie productiviteit ziekteverzuim Eigenschappen (2) minste Eigenschappen (2) 1 minste 1 1 0% 1% 1% 0% 1 meeste 1 meeste 1 SPREIDING NAAR LEEFTIJD ZORGT VOOR BALANS IN HET TEAM; COLLEGA S VAN MIDDELBARE LEEFTIJD BLIJKEN ERG WAARDEVOL In de grafieken hiernaast is weergeven welke aandelen werknemers bepaalde eigenschappen het meest en het minst vinden passen bij jonge werknemers (18-30 jaar), werknemers van middelbare leeftijd (31-45 jaar) of oudere werknemers (46-65 jaar). De grafieken beschrijven de attitude van werknemers met het meeste recht van spreken: zij die met werknemers uit alle drie de leeftijdscategorieën werken Uit de grafieken valt op te maken dat werknemers van jongere, middelbare en oudere leeftijd elk hun specifieke kwaliteiten bezitten. e werknemers zijn ambitieus, flexibel en creatief. Werknemers van middelbare leeftijd zijn initiatiefrijk, werken snel, zijn gemotiveerd en productief en bovendien gericht op samenwerken. ere werknemers hebben verantwoordelijkheidsgevoel en goede sociale vaardigheden. Spreiding naar leeftijd kan er voor zorgen dat deze kwaliteiten optimaal vertegenwoordigd zijn op de werkvloer. Opvallend is dat het ziekteverzuim onder jongere directe collega s groter blijkt dan onder oudere collega s in tegenstelling tot wat velen zullen verwachten.

4.4 Zelfbeeld Ik heb in vergelijking met de meeste collega s een sterke prestatiedrang. Ik wil uitgedaagd worden in mijn werk. In een groep ben ik meestal degene die met de oplossing komt. Zelfbeeld 3 5 3 3 4 41% 5 4 1 1% 1% 1% 1% 1% DUITSE WERKNEMERS AMBITIEUZER Het zelfbeeld van werknemers uit de verschillende leeftijdsgroepen is min of meer gelijk. eren lijken wel iets ambitieuzer en ouderen denken over relatief goede sociale vaardigheden te beschikken. Duitse werknemers hebben in vergelijking met se werknemers een sterkere prestatiedrang en zoeken ook meer uitdaging in het werk. Bovendien zijn ze iets meer oplossingsgericht. We beschikken over ongeveer even goede sociale vaardigheden en als het moet gaan we beiden een conflict met oudere werknemers niet uit de weg. Ik beschik over uitstekende sociale vaardigheden in vergelijking met collega s. 3 4 4 1% 1% Ik ga het conflict met oudere collega s niet uit de weg. 31% 5 1 1% 19 0% 60% 80% 100% zeer mee eens mee eens niet mee eens, niet mee oneens mee oneens zeer mee oneens

5 Mobiliteit 5.1 Indices 120 110 100 Mobiliteitsindex VERWACHTE MOBILITEIT IN DUITSLAND GROTER In de grafiek hiernaast worden de ontwikkelingen in de mobiliteitsindexen weergegeven. De indexen zijn een maatstaf voor de mate waarin men verwacht zich te gaan bewegen op de arbeidsmarkt binnen nu en zes maanden. Hetzij door vinden van vergelijkbaar werk bij een andere werkgever, hetzij door ander werk te gaan doen bij een andere werkgever of door ander werk te gaan doen bij de huidige werkgever. 90 80 70 20 jul septnov jan mrt mei jul septnov jan mrt mei jul septnov feb apr jun aug okt nov feb meiseptdec mrt '03 '04 '05 '06 Zelfde werk andere werkgever (Dld) Zelfde werk andere werkgever (NL) ander werk andere werkgever ander werk huidige werkgever '07 '08 NL n=870 Dld n=802 De verwachte mobiliteit in blijkt groter dan in. Dit is op zich opvallend omdat het vertrouwen in het vinden van ander werk lager is dan in. Bovendien is men niet vaker ontevreden met de werkgever. Ook is men in niet sterker toe aan een nieuwe uitdaging. De kans op ontslag acht men wel iets groter. Overigens is de verwachte mobiliteit onder werknemers die ontevreden zijn met de samenwerking met directe collega s relatief groot. Voor werknemers die zeer te spreken zijn over de samenwerking is het veel minder waarschijnlijk dat ze over een half jaar elders werkzaam zullen zijn.

5.2 Daadwerkelijke switch NL Switch op arbeidsmarkt afgelopen zes maanden geslacht leeftijd hoogst genoten opleiding man (n=471) vrouw (n=399) 18 t/m 30 jaar (n=119) 31 t/m 45 jaar (n=389) 46 jaar en ouder (n=362) laag (n=208) midden (n=370) hoog (n=292) 90% 9 8 8 9 91% 7 80% Dld Switch op arbeidsmarkt afgelopen zes maanden geslacht leeftijd hoogst genoten opleiding man (n=394) vrouw (n=408) 18-30 jaar (n=148) 31-45 jaar (n=369) 46 jaar en ouder (n=285) laag (n=143) midden (n=436) hoog (n=223) 9 9 8 9 9 90% 9 9 WERKELIJK AANDEEL SWITCHERS AFGELOPEN HALF JAAR IN DUITSLAND NIET GROTER DAN IN NEDERLAND De verwachtingen omtrent mobiliteit mogen dan hoger gespannen zijn in, de praktijk wijst uit dat er het afgelopen half jaar in en in een nieuwe werkgever heeft gevonden. Wellicht dat het lagere vertrouwen toch een belemmering vormt de stap naar een andere werkgever of functie daadwerkelijk te zetten. In zijn het vooral jongere werknemers en hoogopgeleiden die het afgelopen half jaar van werkgever zijn veranderd. In neemt de mobiliteit ook af met de leeftijd, maar daar zijn het juist de laag opgeleiden die in vergelijking met hoogopgeleiden vaker van werkgever zijn veranderd. productie/industrie (n=220) 91% productie/industrie 9 branche handel/distributie (n=164) 8 branche handel/distributie 9 overheid/nonprofit overheid/nonprofit (n=282) 8 9 dienstverlening (n=204) 1 8 dienstverlening 91% 21 ja 0% 60% 80% 100% nee ja 0% 60% 80% 100% nee

6. Onderzoeksdoelgroep Om ontwikkelingen in de tijd zuiver te kunnen meten wordt onderstaande verdeling constant gehouden. Consequentie hiervan is dat de daadwerkelijke verdeling van de populatie in verloop van tijd licht kan afwijken van de steekproef. Voor geldt een vergelijkbare indeling. Geslacht Leeftijd 18 t/m 30 jaar man 31 t/m 45 jaar 4 vrouw 46 jaar en ouder 3 0% 60% n=880 0% 60% n=880 Opleiding Branche-indeling productie/industrie 3 laag 2 handel/distributie 2 midden 4 overheid/non-profit 22 hoog dienstverlening 0% 60% n=880 0% 60% n=880

7. Verantwoording In dit hoofdstuk zal worden besproken op welke wijze het onderzoek met betrekking tot de state of mind op de arbeidsmarkt is uitgevoerd. Er zal hierbij onder andere worden ingegaan op de steekproeftrekking, het veldwerk, de dataverwerking en indexberekening. Methode Randstad wil uitspraken kunnen doen over ontwikkelingen in de mobiliteit van werknemers in de tijd. Tevens, in aanvulling hierop, zou men graag aandacht besteden aan één of meerdere sentimentindices die het sentiment op de arbeidsmarkt weergeven t.a.v. een aantal mobiliteitsgerelateerde issues én een periodiek thema (vooraf geagendeerd). Om deze reden is gekozen voor een kwantitatief onderzoek. Hierbij is gebruik gemaakt van een online vragenlijst. Online onderzoek is voor dit vraagstuk een geschikte methode aangezien er geen aanleiding is om aan te nemen dat de online populatie van de totale populatie verschilt in attitude ten aanzien van het te onderzoeken onderwerp. Met online onderzoek kan zonodig door middel van weegtechnieken representativiteit naar de onderzoekspopulatie bereikt worden. Met de keuze voor deze online methode wordt tijd-efficiëntie bereikt ten aanzien van het veldwerk en de verwerking van de vragenlijsten. Steekproefprocedure De onderzoekspopulatie van het onderzoek bestond uit mensen van 18 jaar en ouder die minimaal 24 uur per week betaald werk verrichten en niet zelfstandig werkzaam zijn. De steekproefomvang was in de eerste meting in juli 2003 320. Vanaf de tweede meting in september 2003 tot aan november 2005 is dit aantal op 400 gesteld. Daarna betrof de gewenste steekproefomvang 800 werknemers. Bij deze steekproefomvang kunnen er met voldoende nauwkeurigheid uitspraken worden gedaan over de belangrijkste subgroepen binnen de steekproef. Aan de 26ste meting hebben 870 mensen meegewerkt. De steekproeftrekking vindt plaats in BlauwNL, het online panel van Blauw Research. BlauwNL is eind 2005 gestart en telt op dit moment zo n 50.000 panelleden waarvan reeds een groot aantal achtergrondkenmerken bekend is. Het Duitse veldwerk is uitgevoerd via SSI. 23 Verloop van het onderzoek en veldwerk Om de validiteit van de indicatoren van de mobiliteitsindex te garanderen, is per indicator een drietal variabelen vastgesteld. Een verkennend kwalitatief onderzoek (n=23) voorafgaand aan de eerste meting heeft daarbij als leidraad gediend. Tevens had het kwalitatieve vooronderzoek ten doel eventueel nog bestaande onduidelijkheden in de formulering van de vragen weg te nemen. De juistheid van de onderzoeksmethodiek en vragenlijst is vervolgens beoordeeld en bevestigd door de onafhankelijke hoogleraar Prof. dr. E.A.G. Groenland, verbonden aan de Universiteit Nyenrode. In de tweede meting is besloten hieraan een aantal actuele vraagpunten toe te voegen, welke iedere meting een andere inhoud zullen hebben. Nadat de vragenlijst online geprogrammeerd was, zijn mensen uitgenodigd mee te werken aan het onderzoek met behulp van een e-mail met een link naar de online vragenlijst. In totaal hebben 870 mensen, die aan de selectiecriteria voldeden, de vragenlijst volledig ingevuld. Het invullen van de vragenlijst duurde gemiddeld 11 minuten en geschiedde van 22 februari tot en met 5 maart 2008. In werd het veldwerk parallel uitgevoerd en deden uiteindelijk 802 respondenten mee. Blauw Research onderschrijft de ESOMAR/IKK codes voor het uitvoeren van het veldwerk. Verwerking, analyse en indexopbouw Na afloop van het veldwerk is het opgebouwde databestand gecontroleerd op validiteit en consistentie en vervolgens geschikt gemaakt voor statistische analyse. Voor de in dit rapport beschreven 26ste meting (maart 2008) is gewogen naar opleiding, leeftijd, geslacht en branche. De resultaten zijn geijkt naar cijfers van de Gouden Standaard (leeftijd, opleiding, geslacht) en het CBS (branche). Daar in metingen voor de zestiende meting de branche-verdeling en de verdeling over de opleidingscategorieën afweek van de gehanteerde verdeling in de februari en april 2006 metingen, zijn alle voorgaande metingen herwogen naar deze nieuwe verdelingen. Hierdoor wordt uitgesloten dat een ontwikkeling in de index een gevolg is van een afwijking in de steekproef. De mobiliteitsindex wordt gevormd uit de verdeling van mensen die positief of negatief antwoorden op de vraag of men verwacht binnen nu en zes maanden daadwerkelijk hetzelfde of vergelijkbaar werk te doen bij een andere werkgever.

Aan de index worden twee eisen gesteld. Ten eerste dient de index te reageren op ontwikkelingen in iedere antwoordcategorie. Daarnaast dient de index een redelijk verloop te hebben; bij in de toekomst te verwachten waarden dient de index geen extreem hoge of lage waarde aan te nemen. Om deze redenen is gebruik gemaakt van een gewicht voor iedere antwoordcategorie. Gewichten worden vaker gebruikt bij vergelijkbare intentievragen. Degenen die de vraag niet konden beantwoorden zijn in de index achterwege gelaten. De index wordt derhalve berekend zoals getoond in onderstaande tabel. De gedachte achter de index is dat ontwikkelingen in de index worden voorspeld uit een aantal variabelen. De verklarende rol van deze variabelen in de voorspelling van de mobiliteit van werknemers (en daarmee het gewicht) is door middel van twee analyses (chaid- en regressieanalyse) in kaart gebracht. Op basis daarvan kan geconcludeerd wordend dat de index wordt voorspeld uit vier variabelen: vertrouwen in het vinden van nieuw werk, de angst om ontslagen te worden, het op zoek zijn naar een nieuwe uitdaging en de tevredenheid met de huidige werkgever. % binnen nu en 6 maanden daadwerkelijk hetzelfde of vergelijkbaar werk bij andere werkgever Juli 2003 (1 meting) Sept. 2003 (2 meting) Nov. 2003 (3 meting) Jan. 2004 (4 meting) Mrt. 2004 (5 meting) Mei. 2004 (6 meting) result gewicht result gewicht result gewicht result gewicht result gewicht result gewicht zeker wel' 0.9 5. 0.9 6. 0.9 5. 0.9 4. 0.9 4. 0.9 7. waarschijnlijk wel' 0.6 10. 0.6 10.0% 0.6 9. 0.6 9. 1 0.6 8. 1 0.6 9. waarschijnlijk niet' 31% 0.2 6. 3 0.2 7. 41% 0.2 8.1% 4 0.2 8. 3 0.2 7. 4 0.2 9.0% zeker niet' 4 0.1 4. 3 0.1 3. 3 0.1 3. 0.1 3. 4 0.1 4. 31% 0.1 3.1% totaal 27. 28.0% 27.0% 26. 24. 29.0% index 100 103 99 98 91 106 Juli 2004 (7 meting) Sept. 2004 (8 meting) Nov. 2004 (9 meting) Jan. 2005 (10meting) Mrt. 2005 (11meting) Mei 2005 (12meting) result gewicht result gewicht result gewicht result gewicht result gewicht result gewicht zeker wel' 0.9 7. 0.9 3. 0.9 4. 0.9 6.0% 0.9 5. 0.9 5. waarschijnlijk wel' 0.6 9. 0.6 11. 1 0.6 8. 0.6 8. 1 0.6 9. 1 0.6 9. waarschijnlijk niet' 3 0.2 7.1% 4 0.2 8. 4 0.2 8. 4 0.2 8. 41% 0.2 8.1% 41% 0.2 8.1% zeker niet' 0.1 4.0% 3 0.1 3. 3 0.1 3. 3 0.1 3. 3 0.1 3. 3 0.1 3. totaal 28. 27.0% 25. 26. 27.0% 27.0% index 104 99 93 99 99 99 Juli 2005 (13meting) Sept 2005 (14meting) Nov 2005 (15meting) Feb 2006 (16meting) April 2006 (17meting) Juni 2006 (18meting) result gewicht result gewicht result gewicht result gewicht result gewicht result gewicht zeker wel' 0.9 5. 0.9 6. 0.9 5.1% 0.9 5. 0.9 7. 0.9 7. waarschijnlijk wel' 1 0.6 8. 1 0.6 9. 0.6 7. 1 0.6 9. 1 0.6 8. 0.6 10.1% waarschijnlijk niet' 3 0.2 7. 3 0.2 7. 4 0.2 8. 41% 0.2 8.1% 0.2 7. 3 0.2 7. zeker niet' 4 0.1 4. 41% 0.1 4.1% 0.1 4.0% 3 0.1 3. 3 0.1 3. 0.1 3. totaal 25. 27.1% 24. 26. 28.0% 29. index 95 99 91 97 103 108 Aug. 2006 (19meting) Okt. 2006 (20meting) Nov. 2006 (21meting) Feb. 2007 (22meting) Mei. 2007 (23meting) Sept. 2007 (24meting) result gewicht result gewicht result gewicht result gewicht result gewicht result gewicht zeker wel' 0.9 6. 0.9 6. 0.9 6.1% 0.9 6.1% 0.9 8. 0.9 8. waarschijnlijk wel' 1 0.6 9. 0.6 8. 1 0.6 11. 0.6 10.1% 0.6 9.0% 0.6 8. waarschijnlijk niet' 3 0.2 7. 0.2 8.0% 3 0.2 7. 0.2 7.1% 3 0.2 7. 41% 0.2 8. zeker niet' 0.1 4.0% 3 0.1 3. 0.1 3. 41% 0.1 4.1% 3 0.1 3. 3 0.1 3. totaal 27. 26. 28. 27. 29. 29. index 101 99 106 101 107 108 Resultaten Nov. 2007 (25meting) Maart. 2008 (26meting) result gewicht result gewicht zeker wel' 0.9 5. 0.9 6. waarschijnlijk wel' 0.6 8. 0.6 6. waarschijnlijk niet' 0.2 8.0% 4 0.2 8. zeker niet' 0.1 4.0% 3 0.1 3. totaal 100% 26.0% 100% 25. index 96 95 24 Onderhavig rapport is beschrijvend van aard en bestaat uit een management samenvatting en een beschrijving van de onderzoeksresultaten, grafisch ondersteund door grafieken. Bij de analyses is uitgegaan van een significantieniveau van 10 procent. Als bijlagen zijn de tabellen met de resultaten op geaggregeerd niveau en uitgesplitst naar verschillende achtergrondvariabelen opgenomen. Bij uitsplitsingen naar opleiding is de volgende indeling aangehouden: Laag= lager onderwijs en lager beroepsonderwijs = middelbaar algemeen onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs en hoger algemeen onderwijs Hoog= hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs.

Mobiliteitsindex De mobiliteitsindex wordt gevormd uit de verdeling van mensen die positief of negatief antwoorden op de vraag of men verwacht binnen nu en zes maanden daadwerkelijk hetzelfde of vergelijkbaar werk te doen bij een andere werkgever. Ontwikkelingen in de index worden voorspeld uit een aantal variabelen. De index wordt voorspeld uit vier variabelen: vertrouwen in het vinden van nieuw werk, de angst om ontslagen te worden, het op zoek zijn naar een nieuwe uitdaging en de tevredenheid met de huidige werkgever. Vertrouwen in vinden nieuwe baan Angst om baan te verliezen Mate waarin toe aan nieuwe uitdaging Mobiliteits index switchgedrag Tevredenheid met de werkgever 25

Vertrouwen, ontslagangst en uitdaging 100% 80% 60% Vertrouwen in vinden werk elders 100% 80% 60% Angst om baan te verliezen Vertrouwen maart 2008 Algemeen: 7 Zelfde of vergelijkbaar werk: 6 Ander soort werk: 71% Ontslagangst: Groot: Niet groot, ook niet klein: 1 0% jul sep novjan mrt mei jul sep novjan mrtmei jul sep nov feb apr jun aug oktnov feb apr sepnovmrt '03 '04 '05 '06 '07 '08 algemeen vertrouwen in vinden werk elders vertrouwen vinden zelfde werk of vergelijkbaar werk vertrouwen in vinden ander soort werk 100% 80% 60% Toe aan nieuwe uitdaging (% zeker wel + % waarschijnlijk wel) n=870 0% jul sep nov jan mrt mei jul sep nov jan mrt mei jul sep nov feb apr jun aug okt nov feb apr sep nov mrt '03 '04 '05 '06 '07 '08 % groot + % niet groot, maar ook niet klein % groot 120 110 100 Mobiliteitsindex n=870 Toe aan nieuwe uitdaging: Enigszins: 3 Sterk: 1 Mobiliteit: Zelfde werk, andere werkgever: 95 Ander werk andere werkgever: 87 Ander werk huidige werkgever: 94 90 26 0% jul sep nov jan mrt mei jul sep nov jan mrt mei jul sep nov feb apr jun aug okt nov feb apr sep nov mrt '03 '04 '05 '06 '07 '08 80 70 jul sept nov jan mrt mei jul sept nov jan mrt mei jul sept nov feb apr jun aug okt nov feb apr sept nov mrt % sterk + enigszins toe aan nieuwe uitdaging n=870 % sterk toe aan nieuwe uitdaging '03 '04 '05 '06 '07 '08 Zelfde werk andere werkgever ander werk huidige werkgever n=870 ander werk andere werkgever