Vergelijking van onshore en offshore windparken in België



Vergelijkbare documenten
Mogelijkheden van windenergie op bedrijventerreinen

van 11 december 2007

Markstudie naar kleine windturbines in Vlaanderen

Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 15 april 2008

van 23 februari 2010

STATISTIEKEN Beroepsfederatie van de Elektriciteitssector

van 23 februari 2010

Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 24 juni 2008

Energie Rijk. Lesmap Leerlingen

Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 17 maart 2009

van 23 februari 2010

Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 27 januari 2009

ENERGIEBALANS VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST Samenvatting

DE BEREKENING VAN DE GROENESTROOMCERTIFICATEN

De wind in de zeilen voor Dilbeek

Kernenergie. kernenergie01 (1 min, 22 sec)

van 23 februari 2010

Groenestroomcertificaten en subsidies voor het BHG toegepast op warmtekrachtkoppeling

Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 29 april 2008

Het Energieatol Energieopslag in de Noordzee

ASPIRAVI. Windpark Haaltert

20% 60% 80% 40% ENERGIE. Kerncijfers 2016

Liberalisering van de energiemarkten. Algemene context. Dag 1:

ASPIRAVI. Project E403 Lichtervelde en Wingene

STUDIE OVER DE PERSPECTIEVEN VAN ELEKTRICITEITSBEVOORRADING TEGEN 2030 ADDENDUM

Windenergie goedkoper dan kernenergie!

ASPIRAVI. Windpark Assenede

van 25 september 2009

Prof. Jos Uyttenhove. E21UKort

ASPIRAVI. Project Brecht E19 uitbreiding

INFORMATIEKRANT WIJ BOUWEN AAN UW TOEKOMST! Limburg win(d)t is opgericht door Aspiravi en LRM. WAT DOET LIMBURG WIN(D)T?

ENERGIE- OBSERVATORIUM. Kerncijfers %

Innoveren met financiering van zonnepanelen

Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 17 maart gewijzigd op 2 maart 2010

20% 60% 80% 40% ENERGIE. Kerncijfers 2015

Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 8 juli gewijzigd op 16 september 2009

Nieuwe methodiek CO 2 -voetafdruk bedrijventerreinen POM West-Vlaanderen. Peter Clauwaert - Gent 29/09/11

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2013

Samenvatting voor beleidsmakers

Impact maatschappelijke rol van Eandis op nettarieven

Bio-WKK en WKK in de glastuinbouw: meer met minder

Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 31 mei 2005

ASPIRAVI. Windpark Haaltert

ENERGIE- OBSERVATORIUM. Kerncijfers % 80% 60% 40%

Kernenergie: Kan België zonder?

ADVIES AR ALGEMENE RAAD COMMISSIE VOOR DE REGULERING VAN DE ELEKTRICITEIT EN HET GAS. over

Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 20 juli gewijzigd op 24 januari 2007

STUDIE (F) CDC-966

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2016

Staatssteun nr. N 14/ België Belgische federale steunregeling ten behoeve van hernieuwbare energiebronnen

ENERGIE OBSERVATORIUM 20% Kerncijfers % 60% 40%

Bijlage 1.2.2bis bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne

Impact van efficiënte openbare verlichting op de CO 2 uitstoot

Bevoorradingszekerheid

Aspiravi nv. Woensdag 3 november 2010 IEEE Student Branch Gent Ir. Rik Van de Walle / Algemeen directeur

Rapport van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 22 juni 2004

Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 30 maart 2005

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2014

De ontwikkeling van de elektriciteits- en aardgasmarkten in België

Wetgevende aspecten: ondersteuningsmaatregelen en emissienormen

Kleine windturbines. Presentatie Kontich. Donderdag 13 november Van 13u30 tot 17 uur. Filip Arnou Green Energy Consult

EINDBESLISSING (B) CDC-1464

ASPIRAVI. Project Blankenberge

vragen naar telefoonnummer datum /02/2018 Bijdrage Vlaams Gewest uit zon en wind in het kader van het Energiepact.

Rapport van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 8 augustus 2006

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2015

Reken op ons! Donkere wolken boven de zonnepanelen (vervolg)

Energiestromen in Vlaanderen

ENERGIE- OBSERVATORIUM. Kerncijfers % 80% 60% 40%

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

EINDBESLISSING (B) CDC-1282

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2013

slibvergisting, wordt omgezet in elektric iteit 0,029 per kwh. slibvergisting, wordt omgezet in elektriciteit 0,029 per kwh.

ADVIES COMMISSIE VOOR DE REGULERING VAN DE ELEKTRICITEIT EN HET GAS

Vlaamse Regering VLAAMS MINISTER VAN ECONOMIE, BUITENLANDS BELEID, LANDBOUW EN PLATTELANDSBELEID

Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 8 april gewijzigd op 23 februari 2010.

Elektrisch tekenen: begeleiding

HERNIEUWBARE ENERGIE IN ITALIË

Hernieuwbare elektriciteit,

EINDBESLISSING (B) CDC-1273

VOORSTEL (C) CDC-1179

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2009/14 - Boekhoudkundige verwerking van groenestroom- en warmtekrachtcertificaten

Netgekoppelde fotovoltaïsche zonnepanelen op daken van gebouwen in eigendom van ANB

Advies van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 1 februari 2005

Windenergie in Vlaanderen groeit verder in 2012

Een overzicht van de hernieuwbare-energiesector in Roemenië

Leefmilieu Brussel - BIM. Hernieuwbare energie

Duurzame energie in balans

Investeren in windturbines in België. Ambities van ENGIE Electrabel als toonaangevende speler in de energietransitie

ENERGIE- OBSERVATORIUM. Kerncijfers %

CBN-Avies 2009/14 omtrent de boekhoudkundige verwerking van groenestroom- en warmtekrachtcertificaten

Stand van zaken: WKK in Vlaanderen

EINDBESLISSING (B) CDC-1251

Inplanting van windmolens Vlaamse Vereniging voor Ruimte en Planning vzw

NOTA (Z) CDC-1299

Achtergrond en doel presentatie

Financiële baten van windenergie

Kernenergie in de Belgische energiemix

Transcriptie:

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2008 2009 Vergelijking van onshore en offshore windparken in België Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master in de Bedrijfseconomie Henri Simoen en Ray Jacobsen onder leiding van Prof. dr. Johan Albrecht

Woord vooraf In de eerste plaats willen wij beide onze ouders bedanken die ons de kans gaven nog een extra jaar bij te studeren. Ook willen wij in dit woord vooraf onze promotor Professor dr. Johan Albrecht bedanken voor zijn hulp bij het schrijven van deze thesis. Voorts wensen we een woord van dank uit te brengen aan de contactpersonen van de coöperatieve vennootschappen die zo vriendelijk waren om hun gegevens aan ons ter beschikking te stellen. Hierbij vernoemen we Jim Williame (voorzitter van Ecopower cvba), Chris Derde van Wase Wind cvba en Niko Deprez van BeauVent cvba. Speciaal danken we de heer Williame voor het vrijmaken van een uurtje van zijn tijd om op onze vragen te beantwoorden. Uiteraard mogen wij onze (nieuwe) vrienden uit de Bedrijfseconomie niet vergeten, zonder jullie was dit jaar niet hetzelfde geweest en daarvoor willen wij jullie bedanken. Henri Simoen en Ray Jacobsen I

Ondergetekenden verklaren dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. Henri Simoen en Ray Jacobsen II

Inhoudsopgave 1. Inleiding... 1 2. Situatieschets van de elektriciteitsmarkt in België... 2 2.1 Energiebalans van België... 2 2.2 De elektriciteitsproductie... 2 2.3 De energiebronnen... 4 2.3.1 Kernenergie... 4 2.3.2 Vloeibare brandstoffen... 4 2.3.3 Vaste brandstoffen... 4 2.3.4 Gasvormige brandstoffen... 4 2.3.5 Afval en recuperatiestoom... 5 2.3.6 Waterkracht (hydraulische elektriciteitscentrales)... 5 2.3.7 Biogas Biomassa... 5 2.3.8 Windkracht... 5 3. Hernieuwbare energie... 6 3.1 Wat is hernieuwbare energie... 6 3.2 Huidig marktaandeel van hernieuwbare energiebronnen in België... 6 3.3 Het beleid inzake hernieuwbare energie... 7 3.3.1 Het Kyoto-protocol... 8 3.3.2 De uitstap uit kernenergie... 9 3.3.3 Europese richtlijn 2001/77/EG... 9 4. Windenergie... 10 4.1 Steunmaatregelen voor windenergie... 11 4.1.1 Overzicht van maatregelen ter bevordering van hernieuwbare energie. 11 4.1.2 Steunmaatregelen op federaal niveau... 11 4.1.3 Steunmaatregelen van het Vlaams Gewest... 12 4.1.4 Steunmaatregelen van het Waalse Gewest... 14 4.1.5 Steunmaatregelen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest... 15 5. Onshore windenergie in België... 17 5.1 Uitbatingsvormen van windenergie... 18 5.2 Locatiekeuze voor een windenergieproject... 18 5.3 Vergunningsaspecten... 19 5.3.1 Milieuvergunning... 19 5.3.2 Stedenbouwkundige vergunning... 20 5.4 Kosten... 20 5.4.1 De investeringskost... 20 5.4.2 De exploitatiekost en kosten voor het onderhoud... 21 5.4.3 De ontmantelingskosten... 22 5.4.4 Productiekost van onshore windenergie... 22 5.5 Potentieel voor onshore windenergie in België... 26 6. Offshore windenergie in België... 28 6.1 Vergunningsvereisten voor offshore windparken in België... 28 6.1.1 De pre-exploitatiefase... 28 6.1.2 De exploitatie- en ontmantelingsfase... 31 III

6.1.3 Exclusieve windmolenzone voor offshore windenergie... 31 6.2 Huidige projecten in België... 31 6.3 Kosten en potentieel voor offshore windenergie in België... 34 6.3.1 Potentials and costs for renewable electricity generation - a data overview... 35 6.3.2 Optimal offshore developments in Belgium... 37 6.3.3 Kosten van het project van C-Power op de Thornton Bank... 49 6.4 De impact van offshore windenergie op het Belgische hoogspanningsnet... 51 7. Conclusies... 54 7.1 Vergelijking onshore en offshore windenergie in België... 54 7.2 Vergelijking van de productiekost met de conventionele technologieën... 55 7.3 Externe kosten... 55 Literatuurlijst 58 Bijlagen 62 IV

Lijst met figuren Figuur 1: Figuur 2: Kaart van de gemiddelde windsnelheid in Vlaanderen op 75 m ashoogte. Productiekost voor een 1,8 MW onshore turbine, berekend voor 2 cycli onder 6 verschillende scenario s. Figuur 3: Productiekost voor een 2 MW onshore turbine, berekend voor 2 cycli onder 6 verschillende scenario s. Figuur 4: Figuur 5: Figuur 6: Figuur 7: Figuur 8: Figuur 9: Productiekost voor een 2,3 MW onshore turbine, berekend voor 2 cycli onder 6 verschillende scenario s. Overzicht van de huidige windenergieprojecten in de toegewezen zone (http://www.mumm.ac.be/nl/management/atlas/map.php?wi ndmillscurrent) Het Belgisch Continentaal Plat Investeringskost voor een windturbine in functie van de ashoogte voor 2005 en 2015 (Van Hulle et al. 2004) Investeringskost voor "monopile" en "tripod" funderingen in 2005, voor een geinstalleerde capaciteit van 10 MW (Van Hulle et al. 2004). Investeringskost voor "monopile" en "tripod" funderingen in 2005, voor een geinstalleerde capaciteit van 10 MW (Van Hulle et al. 2004). Figuur 10: Investeringskost voor de elektrische uitrusting, voor een geïnstalleerde capaciteit van 10 MW/km² (Van Hulle et al. 2004). Figuur 11: Uitsplitsing van de geschatte investeringskost (tijdschema 2005) voor een windmolenpark (10 MW/km²) op de Thornton Bank (Van Hulle et al. 2004). Figuur 12: Uitsplitsing van de geschatte investeringskost (tijdschema 2015) voor een windmolenpark (10 MW/km²) op de Thornton Bank (Van Hulle et al. 2004). Figuur 13: De belangrijkste elektriciteitscentrales in België Figuur 14: Het Belgische hoogspanningsnet 17 24 25 25 33 38 41 42 43 44 45 46 51 52 V

Lijst met tabellen Tabel 1: Energiebalans voor België in 2005, in ktoe (FOD Economie, 2007) Tabel 2: De elektriciteitsproductie per energiebron in 2004 (Beroepsfederatie van de Elektriciteitssector, 2004) Tabel 3: Tabel 4: Tabel 5: Tabel 6: Overzicht van elektriciteitsproductie uit hernieuwbare energiebronnen in België (European Commission Energy 2006 http://ec.europa.eu/energy/publications/doc/statistics/ext_renew ables_gross_electricity_generation.pdf) De huidige minimumprijs per certificaat voor de distributie- en transmissienetbeheerder (http://www.vreg.be/nl/index.asp) Investeringskosten voor onshore windenergie ingedeeld per windklimaat (de Noord et al. 2004) Scenario s voor de berekening van de productiekost onshore windenergie Tabel 7: Productiekost voor 3 onshore windturbines, berekend voor 2 cycli Tabel 8: Tabel 9: Tabel 10: Tabel 11: Tabel 12: Tabel 13: Tabel 14: Overzicht van de potentieelstudies voor onshore windenergie in België Gegevens van de huidige offshore windenergieprojecten (http://www.mumm.ac.be/nl/management/seabased/windmills_table.php) Belangrijke parameters voor offshore windenergie (de Noord et al. 2004). Investeringskosten in [ /kw] als functie van de diepte en de afstand tot de kust (de Noord et al. 2004). O&M-kosten als percentage van de investeringskosten in functie van de diepte en de afstand tot de kust (de Noord et al. 2004). Realistisch potentieel voor offshore windenergie in België per windregime (de Noord et al. 2004). 36 Investeringskosten voor offshore windenergie per windklimaat in België (de Noord et al. 2004). 37 VI 2 3 7 13 21 23 26 26 34 35 36 36

Tabel 15: Tabel 16: Tabel 17: O&M-kosten voor offshore windenergie per windklimaat in België (de Noord et al. 2004). Productiekost voor elektriciteit uit offshore windenergie in België in functie van het windregime (eigen berekeningen) Gemiddelde windsnelheid op verschillende hoogtes in het BCP. De laagste meting komt overeen met plaatsen het dichtst bij de kust, de hoogste meting met plaatsen ver van de kust. WF gebied staat voor de gemiddelde windsnelheid in gebieden waar de huidige windenergie projecten in de BCS gaande zijn (Thornton Bank) of overwogen worden (aangewezen gebied door de Belgische federale overheid) (Van Hulle et al. 2004). Tabel 18: Potentiële jaarlijkse energieproductie door offshore windenergie in het BCP (Van Hulle et al. 2004). Tabel 19: Tabel 20: Tabel 21: Tabel 22: Tabel 23: Tabel 24: Tabel 25: Bereik van de investeringskosten voor offshore windenergie op het BCP (Van Hulle et al. 2004). Samenvatting van de productiekost van offshore windenergie op het BCP (Van Hulle et al. 2004). Uitsplitsing van de productiekost voor een windpark op Thorntonbank met een vermogensdichtheid van 10 MW/km², ashoogte = 70 m en tijdschema 2005 (Van Hulle et al. 2004). Investeringskost ( /kw) voor het C-Power project op de Thornton Bank (eigen berekeningen) Productiekostprijs ( /kwh) voor het C-Power project op de Thornton Bank (eigen berekeningen) Vergelijking van de investeringskost en de productiekost uit de literatuur en eigen berekeningen op basis van gegevens van C- Power. De gegevens van de literatuur zijn afkomstig uit de studie " Optimal offshore developments in Belgium. Vergelijking van de productiekostprijs van onshore en offshore windenergie in België. Voor offshore windenergie is de productiekostprijs gegeven voor een windenergieproject op de Thornton Bank aangezien op deze locatie het eerste offshore windmolenpark gebouwd zal worden in België. 37 37 40 40 45 47 48 49 50 50 54 Tabel 26: Tabel 27: De kostprijs voor de elektriciteitsproductie door de conventionele energiebronnen (Ampère Commissie, 2000). 55 De externe kost voor onshore en offshore windenergieprojecten (ExternE, 2003) 56 VII

Tabel 28: Tabel 29 Tabel 30 Externe en sociale kost van de belangrijkst conventionele energiebronnen (ExternE, 2003) Belangrijkste eigenschappen van de offshore windtechnologie in tijdschema 2005 (Van Hulle et al. 2004) 68 Belangrijkste eigenschappen van de offshore windtechnologie in tijdschema 2015 (Van Hulle et al. 2004) 69 57 VIII

1. Inleiding Door onze hoge levensstandaard verbruiken we alsmaar meer energie. De gevolgen op politiek, economisch en ecologisch vlak alsook op sociaal vlak worden steeds duidelijker merkbaar. De hoge Europese importgraad en de stijgende schaarste aan fossiele energiebronnen hebben de laatste jaren de energieprijzen de hoogte in gejaagd. In Europa traden reeds de eerste gasbevoorradingsproblemen op door instabiele toeleveranciers zoals Rusland. De olieproducerende en exporterende landen (OPEC) drijven bewust de ontginning van hun natuurlijke rijkdommen niet te snel op om de bevoorrading op langere termijn niet te hypothekeren. Hierdoor worden de grootste verbruikers nadrukkelijk gewezen op hun te hoge consumptie en aangemaand om oplossingen te zoeken. Vandaag groeit ook meer dan ooit het besef dat onze levensstijl een impact heeft op het klimaat. De emissies die gepaard gaan bij het verbruiken van energie tasten ons leefmilieu aan. De uitstoot van CO 2 en verzurende polluenten berokkent schade aan de menselijke gezondheid, materialen en ecosystemen. Ondanks de inspanningen om deze externaliteiten om te zetten naar financiële parameters, zitten deze externe kosten tot op heden nog niet volledig in de Belgische energieprijzen vervat. Uit een recente studie van Eurostat is gebleken dat België binnen Europa tot de top behoort wat betreft energieverbruik. De Belg verbruikt namelijk 5,0 toe per capita, terwijl het EU-gemiddelde slechts 3,6 toe per capita bedraagt. Luxemburg is koploper met een verbruik van 10,6 toe per capita, maar wordt uit de resultaten geweerd omwille van het hoge aantal doorreizigers die daar goedkopere brandstof tanken. De andere ons omringende landen komen veel lager in het klassement terecht, hoewel de levensstijlen vrij analoog zijn. Ten gevolge van de Europese richtlijn betreffende de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen dient België tegen 2010 6 % van zijn elektriciteitsverbruik uit hernieuwbare energiebronnen te produceren. Momenteel bedraagt dit 4 %, waarvan 0,5 % via windenergie. Deze hernieuwbare energiebronnen zijn alle niet-fossiele en niet-nucleaire bronnen. In België beschouwt men dan voornamelijk wind-, hydro- en zonne-energie samen met biomassa. Het potentieel voor het onshore exploiteren van windenergie is in ons land vooral in de kustgebieden van West-Vlaanderen gesitueerd. Offshore elektriciteitswinning op zandbanken, zoals de Thornton-bank, de Bligh-bank, Bank zonder naam en de Wenduine Bank hebben echter het grootste potentieel. In deze scriptie wordt een vergelijking gemaakt tussen de onshore en offshore windenergie in België. In hoofdstuk 2 wordt een situatieschets van de elektriciteitsmarkt in België gegeven. Hierbij wordt aangetoond dat België sterk afhankelijk is van de invoer van energie. Hoofdstuk 3 gaat dieper in op het aspect van duurzame en hernieuwbare energie. De geplande uitstap uit kernenergie en het Kyoto protocol worden hierin belicht. Hoofdstuk 4 geeft een algemeen overzicht van windenergie in al zijn facetten voor België. De steunmaatregelen worden er per gewest besproken. In hoofdstuk 5 en 6 komen dan respectievelijk onshore en offshore 1

windenergie in België aan bod. Voornamelijk de productiekost en het potentieel voor beide uitbatingsvormen worden van naderbij bekeken. 2. Situatieschets van de elektriciteitsmarkt in België 2.1 Energiebalans van België Om een beter idee te krijgen van de verschillende termen die gebruikt worden wanneer er gesproken wordt over energie worden energiebalansen opgesteld. De algemene nationale energiebalans bestaat uit twee delen. Aan de ene kant wordt de beschikbare energie bepaald. Hiervoor worden primaire productie en invoer verminderd met uitvoer en opslag in internationale bunkers. Stockwisselingen kunnen zowel een positieve als negatieve invloed hebben op deze waarde. Aan de andere kant staat het binnenlands energieverbruik. Dit is samengesteld uit het verbruik in de transformatiesector, de verliezen op het net en het eindverbruik. Het verschil tussen vraag en aanbod mag niet te hoog oplopen. Deze waarden voor België in 2006 zijn weergegeven in Tabel 1. Uit deze tabel blijkt duidelijk dat België sterk afhankelijk is van de invoer van energie. Tabel 1: Energiebalans voor België in 2006, in ktoe (FOD Economie) Omschrijving Waarde (ktoe) Primaire productie 14 115 Invoer 80 100 Uitvoer 26 341 Internationale bunkers 8378 Stockwisselingen 111 Beschikbare energie 59385 Eigenverbruik transformatiesector en verliezen op het net 16208 Eindverbruik 43143 Verschil 37 2.2 De elektriciteitsproductie In 2004 bedroeg de netto elektriciteitsproductie in België 81,53 TWh en de opgevraagde elektrische energie bedroeg 87,61 TWh. Om het totale elektriciteitsverbruik te bepalen moet men van de opgevraagde elektrische energie de transmissie- en distributieverliezen aftrekken. In 2004 bedroeg het totale elektriciteitsverbruik 83,76 TWh. De binnenlandse elektriciteitsproductie dekt voor het grootste deel (93%) de binnenlandse elektriciteitsvraag, het verschil dient ingevoerd te worden uit het buitenland. In onderstaande tabel is een overzicht weergegeven van de elektriciteitsproductie per energiebron. 2

Tabel 2: De elektriciteitsproductie per energiebron in 2004 (Beroepsfederatie van de Elektriciteitssector, 2004) 2004 GWh % Thermische Kernsplijtstof 44898,9 55,1 Vloeibare brandstoffen 1565,6 1,9 Vaste brandstoffen 8683,7 10,7 Aardgas 21007,8 25,8 Biogas 158,9 0,2 Andere gassen 2323,2 2,8 Afval, stoomrecuperatie 1209,6 1,5 Hydraulische Waterloop- en stuwdamcentrales 310,4 0,4 Pompcentrales 1250,1 1,5 Windkracht 128,4 0,2 Totaal 81536,6 100 In België is de elektriciteitsproductie volledig geliberaliseerd: in overeenstemming met de directieven van de Europese Unie worden de activiteiten 'energie verkopen' en produceren losgekoppeld van de activiteit 'netten beheren' om in de geliberaliseerde markt identieke concurrentievoorwaarden tussen de verschillende leveranciers van energie te waarborgen. Enerzijds wil dit dus zeggen dat elke klant, elk bedrijf in België zijn energieleverancier vrij kan kiezen. Anderzijds wordt ook de bouw en de uitbating van nieuwe elektriciteitsinstallaties volledig aan het marktinitiatief overgelaten. Er dient wel opgemerkt te worden dat elk initiatief door de overheid gecontroleerd wordt (Emis Vito, www.emis.vito.be ). Aan de kant van de producenten kan men 3 categorieën onderscheiden: - De elektriciteitsbedrijven: deze staan in voor het grootste deel, 97,3%, van de binnenlandse elektriciteitsproductie. De belangrijkste elektriciteitsproducenten in België zijn Electrabel en SPE (Beroepsfederatie van de Elektriciteitssector, 2004). - De zelfproducenten: ondernemingen die, naast hun hoofdactiviteit, zelf (individueel of gemeenschappelijk) elektrische energie produceren die geheel of gedeeltelijk voor eigen gebruik bestemd is. Zij vertegenwoordigen 1,9% van de totale elektriciteitsproductie in België (Beroepsfederatie van de Elektriciteitssector, 2004). - Autonome producenten: ondernemingen waarvan de belangrijkste activiteit het produceren van elektrische energie is met als enig doel deze te verkopen aan een verdeler of, via een derde, aan verbruikers. Zij staan in voor 0,8% van de binnenlandse elektriciteitsproductie in België (Beroepsfederatie van de Elektriciteitssector, 2004). 3

2.3 De energiebronnen Hieronder wordt een kort overzicht gegeven van de energiebronnen die worden aangewend voor de productie van elektriciteit in België. 2.3.1 Kernenergie Kernenergie is met een aandeel van 55,1% de belangrijkste energiebron voor de Belgische elektriciteitsproductie. In België bevinden zich 2 nucleaire sites: Doel en Tihange, die respectievelijk 3 en 4 kernreactoren bevatten van het PWR- (drukwater)type. In 2004 produceerden beide centrales 44,9 TWh (Beroepsfederatie van de Elektriciteitssector, 2004). Belangrijke voordelen van kernenergie zijn de minieme CO 2 -productie (307 g CO 2 /kwh) en de lage productiekost: 0,0293 euro/kwh volgens het rapport opgesteld door de Ampère Commissie. Ook belangrijk is dat kernenergie de enige energiebron is die een voldoende bevoorradingszekerheid voor België kan verzekeren voor de komende jaren (Ampère Commissie, 2000). 2.3.2 Vloeibare brandstoffen De vloeibare brandstoffen staan in voor 1,9% van de Belgische elektriciteitsproductie (Beroepsfederatie van de Elektriciteitssector, 2004). Tot deze vloeibare brandstoffen worden fuel A en gasolie gerekend. Beide brandstoffen worden uit aardolie gewonnen (Ampère Commissie, 2000). 2.3.3 Vaste brandstoffen De vaste brandstoffen staan in voor 10,7% van de elektriciteitsproductie in België (Beroepsfederatie van de Elektriciteitssector, 2004). De belangrijkste vaste brandstof is steenkool. De technologieën om het energetisch potentieel van steenkool te valoriseren voor de elektriciteitsproductie kunnen onderverdeeld worden in drie categorieën: de poederkoolcentrales, de vergassingscentrales (IGCC) en de wervelbedcentrales (BEFC). Het belangrijkste nadeel van steenkoolcentrales is dat ze heel erg milieubelastend zijn door een enorme CO 2 -uitstoot van 800 g/kwh (Ampère Commissie, 2000). 2.3.4 Gasvormige brandstoffen Onder gasvormige brandstoffen verstaat men aardgas, hoogovengas, cokesovengas en biogas. De gasvormige brandstoffen staan in voor 28,8% van de Belgische elektriciteitsproductie (Beroepsfederatie van de Elektriciteitssector, 2004). Uit deze gasvormige brandstoffen worden met een gasturbine of een gas/stoomturbine (STEG) elektriciteit opgewekt. De gasturbine wordt aangedreven door het verbranden van aardgas. Bij een STEG wordt naast de gasturbine ook een stoomturbine aangedreven. Deze stoomturbine wordt aangedreven door stoom die verhit wordt door de warmte die vrijkomt bij het afgassen van de gasturbine. Bij een warmtekrachtkoppelingcentrale (WKK) wordt de warmte die opgewekt wordt in de gasturbine aangewend als proceswarmte (Ampère Commissie, 2000). 4

2.3.5 Afval en recuperatiestoom Hieronder verstaat men huishoudelijk-, industrieel- en landbouwafval en recuperatiestoom. Deze energiebron staat in voor 1,5% van de elektriciteitsproductie. 2.3.6 Waterkracht (hydraulische elektriciteitscentrales) Tot de waterkrachtcentrales behoren de waterloop- en stuwdamcentrales en accumulatiecentrales met oppomping. Bij accumulatiecentrales wordt tijdens de daluren water naar een hoger gelegen waterreservoir gepompt, tijdens de piekuren kan er dan met behulp van dit opgepompte water elektriciteit geproduceerd worden. Deze waterkrachtcentrales bevinden zich voornamelijk in Wallonië en staan in voor 1,9% van de Belgische elektriciteitsproductie (Beroepsfederatie van de Elektriciteitssector, 2004). De lage CO 2 -uitstoot en de lange levensduur zijn belangrijke voordelen van waterkrachtcentrales. Hiertegenover staat het beperkte potentieel voor waterkrachtcentrales in België en de hoge investeringskosten (Ampère Commissie, 2000). 2.3.7 Biogas Biomassa Biogas ontstaat door anaërobe vergisting. Anaërobe vergisting is de microbiële omzetting van organisch-biologisch materiaal in afwezigheid van zuurstof. Hierbij wordt biomassa en biogas geproduceerd. Gemiddeld wordt 30% tot 60% van de vergistbare fractie van het afval omgezet in biogas. Het biogas kan vervolgens gebruikt worden voor de productie van groene elektriciteit en bruikbare warmte door middel van een warmtekrachtkoppeling (http://www.biogas.nl/). Deze energiebron staat in voor ongeveer 0,2 % van de elektriciteitsproductie (Beroepsfederatie van de Elektriciteitssector, 2004). 2.3.8 Windkracht Windturbines staan in voor 0,2 % van de elektriciteitsproductie in België (Beroepsfederatie van de Elektriciteitssector, 2004). Bij windenergie kan men een onderscheid maken tussen onshore en offshore windenergie. In deel 3 wordt windenergie uitgebreid besproken. 5

3. Hernieuwbare energie 3.1 Wat is hernieuwbare energie Hernieuwbare energie slaat op elke technologie om warmte of elektriciteit op te wekken uit hernieuwbare bronnen. Deze hernieuwbare bronnen zijn alle niet-fossiele en niet-nucleaire bronnen. In België beschouwt men dan voornamelijk wind-, hydroen zonne-energie samen met biomassa. Hernieuwbare energiebronnen hebben als kenmerk dat ze zijn gerelateerd aan instraling van de zon, zwaartekracht en/of radioactief verval in de aardkorst. Een hernieuwbare energiestroom wordt gemeten over een bepaalde periode en de term hernieuwbaar betekent dat de gemiddelde jaarlijkse energieoutput voor onbepaalde tijd kan worden gehandhaafd en dus onuitputbaar is (viwta, 2004). Er moet echter een onderscheid gemaakt worden tussen hernieuwbare en duurzame energie. Duurzame energie is energie waarover de mens voor onbeperkte duur kan beschikken en waarbij de toekomstige generaties en het milieu toch niet nadelig beïnvloed worden. Ze vereisen relatief weinig energie bij productie en veroorzaken gedurende hun hele levenscyclus een zeer lage uitstoot van schadelijke stoffen. Hernieuwbare bronnen zijn daarom niet noodzakelijk duurzaam. Een voorbeeld hiervan is het gebruik van grootschalige waterkracht, hetgeen ingrijpende gevolgen kan hebben op demografisch en ecologisch vlak. Hout bijvoorbeeld is een hernieuwbare bron, maar kan zowel zeer duurzaam worden gebruikt via vergassing in een efficiënte biomassavergasser, als weinig duurzaam in een slecht trekkende open haard. Aangezien de houtvoorraad beperkt is, kan de beschikbaarheid voor de volgende generaties in het gedrang komen. Er bestaan belangrijke argumenten voor een (gedeeltelijke) overstap naar hernieuwbare energie : - Door de aanwending van hernieuwbare energiebronnen kan de hoge afhankelijkheid van de energievoorziening vanuit het buitenland en de gerelateerde onzekerheden en prijsschommelingen beperkt worden. - Een groter gebruik van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen is een belangrijk onderdeel van het pakket van maatregelen die moeten worden getroffen om aan de doelstellingen, opgelegd door het Kyoto-protocol, te voldoen. 3.2 Huidig marktaandeel van hernieuwbare energiebronnen in België In 2006 werd er in België 3726 GWh elektriciteit geproduceerd uit de verschillende hernieuwbare energiebronnen. Dit komt overeen met een aandeel van 3,9% van de bruto elektriciteitsconsumptie van 2006 in België. In Tabel 2 wordt er een overzicht gegeven van de elektriciteitsproductie uit de verschillende hernieuwbare energiebronnen in België in 2006 en hun respectievelijk aandeel in de bruto elektriciteitsconsumptie van in 2006. 6

Tabel 3: Overzicht van elektriciteitsproductie uit hernieuwbare energiebronnen in België (European Commission Energy 2006, http://ec.europa.eu/energy/index_en.htm) Elektriciteitsproductie (GWh) % van de bruto hernieuwbare elektriciteitsproductie % van de bruto elektriciteitsconsumptie in België Waterkracht 359 9,6 0,4 Windenergie 363 9,7 0,4 Fotovoltaïsche energie 2 0,1 0,0 Geothermische energie 0 0,0 0,0 Biomassa 3002 80,6 3,1 Totaal hernieuwbaar 3726 100,0 3,9 3.3 Het beleid inzake hernieuwbare energie België is een Federale staat. Heel wat beleidsbevoegdheden zijn in de loop der jaren overgedragen van de nationale staat naar de Gewesten en Gemeenschappen. Een overzicht van de bevoegdheden inzake energie is hierna weergegeven. - Federale staat: productie en transport elektriciteit, kernbrandstofcyclus, grote infrastructuurwerken voor opslag, vervoer en productie van energie, accijnzen op brandstoffen, tarieven; - Gewesten: distributie van elektriciteit (tot 70 kv), openbare gas distributie, netten voor warmtevoorziening, hernieuwbare energiebronnen, terugwinning energie, rationeel energiegebruik; - Gemeenten: plaatselijke verdeling van elektriciteit en gas. Onder de federale bevoegdheid valt ook het beleid met betrekking tot offshore windenergie. De aanwending van hernieuwbare energiebronnen voor de opwekking van elektriciteit heeft de laatste jaren, onder invloed van een aantal maatregelen opgelegd door de politiek, een sterke groei gekend. Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste richtlijnen en doelstellingen die het energiebeleid in België bepalen. 7

3.3.1 Het Kyoto-protocol Het Protocol van Kyoto, waarover onderhandeld is in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering (VN-Klimaatverdrag), is op 16 februari 2005 in werking getreden nadat het bekrachtigd werd door een groep landen, waaronder de ontwikkelde landen die samen meer dan 55% van de totale CO2- emissies van de ontwikkelde landen voor hun rekening nemen. Dit Protocol, dat voor de ontwikkelde landen gekwantificeerde doelstellingen inzake emissiebeperking voorziet, is een eerste operationele fase in het proces ter vervulling van één van de basisdoelstellingen van het VN Klimaatverdrag, namelijk erin slagen de broeikasgasconcentraties in de atmosfeer te stabiliseren op een niveau waarop elke gevaarlijke antropogene verstoring van het klimaatsysteem wordt voorkomen. Dit niveau dient te worden bereikt binnen een tijdsbestek dat toereikend is om ecosystemen in staat te stellen zich op natuurlijke wijze aan te passen aan klimaatverandering, te verzekeren dat de voedselproductie niet in gevaar komt en de economische ontwikkeling op duurzame wijze evolueert (Nationale klimaatcommissie, 2007). Volgens het Kyotoprotocol moeten de ontwikkelde landen samen de uitstoot van broeikasgassen tijdens de periode 2008-2012 met 5,2% verminderen ten opzichte van hun niveau in het referentiejaar (in de meeste gevallen 1990). De verschillende ontwikkelde landen kregen gedifferentieerde doelstellingen toegewezen. Om hun verplichtingen te kunnen nakomen, moeten ze nationale programma s opstellen om hun uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Ze kunnen hun verplichtingen ook vervullen door gebruik te maken van de flexibiliteitsmechanismen uit het Protocol van Kyoto. De landen hebben ook de mogelijkheid om koolstofputten te gebruiken (de opname van CO2 door biomassa, gronden) om hun doelstellingen te helpen behalen (Nationale klimaatcommissie, 2007). Voor België is die verplichting vastgelegd op 7,5%. België moet dus de uitstoot van de zes broeikasgassen, die in het Protocol van Kyoto genoemd worden, in de verbintenisperiode 2008 tot 2012 met ten minste 7,5% verminderen ten opzichte van het niveau van het referentiejaar. De nationale reductiedoelstelling voor broeikasgasemissies (-7,5%) werd op een gedifferentieerde manier verdeeld onder de drie gewesten. De doelstellingen die zij toegewezen kregen (uitgedrukt in percent ten opzichte van het referentiejaar) zijn: - voor het Vlaams Gewest: -5,2% - voor het Waals Gewest: -7,5% - voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: +3,475% In 2005 bedroegen de totale broeikasgasemissies in België 143,8 miljoen ton CO2- equivalent, ofwel een daling van 2,1% ten opzichte van de emissies in het referentiejaar. Deze neerwaartse trend zou zich tot in 2010 moeten voortzetten, rekening houdend met de beleidsinitiatieven en maatregelen die genomen zijn om de broeikasgasemissies te beperken, om in 2010 te komen tot een vermindering van 3,6% ten opzichte van het referentiejaar (Nationale klimaatcommissie, 2007). 8

In België is de elektriciteitssector verantwoordelijk voor 21% van de CO 2 -uitstoot. In vergelijking met de rest van de Europese landen is het aandeel van de elektriciteitsector in de totale CO 2 -uitstoot in België beperkt; het Europese gemiddelde bedraagt 30% (Ampère Commissie, 2000). 3.3.2 De uitstap uit kernenergie Op 31 januari 2003 keurde het Belgische parlement de wet goed houdende de geleidelijke uitstap uit kernenergie voor elektriciteitsproductie. Volgens die wet mag er geen enkele nieuwe kerncentrale worden gebouwd en zullen de bestaande kerncentrales worden gedeactiveerd 40 jaar na de datum van hun industriële ingebruikname. Het tijdsschema voor de ontmanteling van de centrales, loopt over de periode 2015-2025. Het Belgische energiebeleid voorziet in deze wet echter ook een terugkeer naar kernenergie voor de elektriciteitsproductie in geval van bedreiging van de bevoorradingszekerheid inzake elektriciteit of ingeval van overmacht. Dit betekent echter wel dat tegen 2025 de belangrijkste energiebron voor de elektriciteitsproductie in België verdwijnt, wat impliceert dat we dringend op zoek moeten naar alternatieve energiebronnen. Hierin kan windenergie een belangrijke rol spelen, maar windenergie alleen zal niet volstaan (Eyckmans & Pepermans, 2003; Gusbin & Hoornaert, 2004). 3.3.3 Europese richtlijn 2001/77/EG De Europese Raad en het Europees Parlement keurden in 2001 de Europese richtlijn 2001/77/EG, betreffende de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen op de interne elektriciteitsmarkt goed. Deze richtlijn heeft als doel de bijdrage van hernieuwbare energiebronnen in de elektriciteitsproductie van de lidstaten van de Europese Unie te vergroten, zowel omwille van de continuïteit en de diversificatie van de voorziening als om milieubeschermingsredenen. Een groter gebruik van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen is ook een belangrijk onderdeel van het pakket van maatregelen die moeten worden getroffen om aan het Protocol van Kyoto te voldoen. Om het marktaandeel van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen op middellange termijn te doen groeien, legt deze richtlijn indicatieve streefcijfers voor elke lidstaat vast voor 2010. Deze streefcijfers zijn uitgedrukt in een percentage van het elektriciteitsverbruik en zijn vastgelegd in functie van het reëel vermogen aan en het ontwikkelingspotentieel van hernieuwbare energiebronnen. Voor België is het streefcijfer vastgelegd op 6%. Aangezien in België de gewesten bevoegd zijn over het beleid inzake hernieuwbare energie, heeft elk gewest zijn eigen doelstelling vastgelegd in overeenstemming met de richtlijn. Zo heeft Vlaanderen een streefcijfer van 6% tegen 2010 vooropgesteld en Wallonië een streefcijfer van 8%. (RICHTLIJN 2001/77/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 27 september 2001 betreffende de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen op de interne elektriciteitsmarkt.) 9

4. Windenergie Windenergie blijkt meer dan ooit een mooie toekomst te hebben. De oliecrisis in het begin van de jaren zeventig gaf de aanzet. Olie werd duur en de stijgende vraag naar energie zorgde ervoor dat de reserves aan fossiele brandstoffen ferm slonken. Deze feiten brachten windenergie in beeld. Het duurde echter tot de jaren tachtig alvorens werkelijk geloof werd gehecht aan de rendabele mogelijkheden van windenergie. De klimaatproblematiek heeft windenergie nog een extra duwtje in de rug gegeven. Door het gebruik van fossiele brandstoffen stijgt immers de concentratie aan CO 2 in de atmosfeer. Om het tij te doen keren, is de internationale gemeenschap via het protocol van Kyoto tot afspraken gekomen om de CO 2 -uitstoot te beperken. Om de CO 2 -emissies te beperken, volgt de Vlaamse overheid 3 trajecten: - Het bevorderen van het rationeel energiegebruik (REG); - De toepassing van energiezuinige technologieën bevorderen; - De vervanging van fossiele brandstoffen door hernieuwbare bevorderen. Windenergie kan hierin een belangrijke rol vervullen. De toepassing van windenergie staat in België nog in zijn kinderschoenen. Nederland bijvoorbeeld, dat ongeveer een vergelijkbare oppervlakte heeft, heeft 10 maal zoveel windmolens dan België (Emis vito, www.emis.vito.be). Verder heeft het gebruik van windenergie ook een aantal belangrijke voordelen: - De elektriciteitsproductie levert geen vervuilende emissies op; - Wind is onuitputtelijk, in tegenstelling met fossiele brandstoffen die gebruikt worden in de klassieke elektriciteitsopwekking; - Gedecentraliseerde elektriciteitsopwekking waardoor verliezen door transport of transformatie beperkt worden; - Energieafhankelijkheid wordt gespreid over meerdere energiebronnen; - In Europa is windenergie een economisch belangrijke sector. Zowel nationaal als internationaal heeft windenergie dus duidelijk veel voordelen. Dit is anders op lokaal niveau. Omwonenden van een windpark ervaren vaak de lasten: de inplanting in het landschap, productie van geluid en slagschaduw. Vogels kunnen slachtoffer worden en over de veiligheid uit men ook vaak twijfels. Via regelgeving moet de overheid proberen deze lasten tot een minimum te beperken. De impact op vogels kan beperkt blijven door bij de inplanting rekening te houden met de vliegbewegingen ter plekke. Daarnaast heeft de overheid via sensibilisering een belangrijke taak om de negatieve gevoelens rond windenergieprojecten te ontkrachten. In 2003 bedroeg de productiecapaciteit van windenergie 66,9 MW, uitsluitend bestaande uit onshore windturbines. Hiervan was 22,7 MW geïnstalleerd in het Waals gewest, de overige 44 MW stond op Vlaams grondgebied. Het jaar nadien was reeds 92,9 MW geïnstalleerd (Emis Vito, www.emis.vito.be). 10

Medio 2005 stonden er in Vlaanderen 93 windturbines opgesteld met een gezamenlijk vermogen van ongeveer 100 MW. Deze windturbines produceerden samen op jaarbasis ongeveer 170 miljoen kwh. Eind 2006 bedroeg de elektriciteitsopwekking door windenergie reeds 237 miljoen kwh (Emis Vito, www.emis.vito.be). Tegen eind 2009 zal SPE, dat onder het merk Luminus energie levert, 50 windmolens in gebruik hebben, goed voor 100 MW geïnstalleerd vermogen. Het is duidelijk dat de markt van windenergie een sterke stijging heeft ondergaan de laatste jaren, indien men kijkt naar het geïnstalleerd vermogen. Wat offshore windenergie betreft zijn er momenteel drie projecten voor de bouw en de exploitatie van windmolenparken in het Belgische deel van de Noordzee gepland, namelijk: C-Power op de Thorntonbank, Belwind op de Bligh Bank en Eldepasco op de Bank zonder naam. Onlangs werd de installatie van de zes eerste windmolens van het C-Power project afgerond en tegen midden 2009 zouden deze operationeel moeten zijn. Bijkomende informatie over de stand van zaken met betrekking tot deze projecten is te vinden in Tabel 9. 4.1 Steunmaatregelen voor windenergie 4.1.1 Overzicht van maatregelen ter bevordering van hernieuwbare energie De productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen kan op verschillende manieren bevorderd worden: - Financiële steunmaatregelen - Het vastleggen van nationale doelstellingen inzake het percentage hernieuwbare elektriciteit - Het vereenvoudigen van de administratieve procedures - Het garanderen van de toegang tot de transmissie en distributie van elektriciteit afkomstig uit hernieuwbare energiebronnen 4.1.2 Steunmaatregelen op federaal niveau In België wordt het beleid met betrekking tot hernieuwbare energie, en dus ook windenergie, bepaald door de regionale overheden. De bevoegdheden van de federale overheid zijn dus beperkt. Een eerste bevoegdheid van de federale overheid is de uitgifte van groenestroomcertificaten voor offshore windmolenparken, deze wordt gereguleerd door de CREG (Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas) (http://www.creg.be/index.htm). Het systeem van de groenestroomcertificaten wordt verder toegelicht in punt 4.3.1. De federale overheid is ook bevoegd over de fiscale steunmaatregelen met betrekking tot energiebesparende investeringen. Deze fiscale steunmaatregelen houden in dat nijverheids-, handels- of landbouwondernemingen en beoefenaars van een vrij beroep de mogelijkheid hebben hun belastbare winst te verminderen met een verhoogde 11