Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 31 mei 2005

Transcriptie

1 Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt North Plaza B Koning Albert II-laan 7 B-1210 Brussel Tel Fax info@vreg.be Web: Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt van 31 mei 2005 gewijzigd op 8 augustus 2006 en op 2 februari 2010 [met betrekking tot de toekenning van groenestroomcertificaten voor de productieinstallatie IVBO, bestaande uit een restafvalverbrandingsinstallatie met een totaal vermogen van 4,1 MW en een vermogen voor de opwekking van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen van 2,0 MW, gelegen te Pathoekeweg 41, 8000 Brugge] 2 BESL

2 De Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt, Gelet op artikel 22 e.v. van het decreet van 17 juli 2000 houdende de organisatie van de elektriciteitsmarkt; Gelet op hoofdstuk II van het Besluit van de Vlaamse regering van 5 maart 2004 inzake de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen (hierna het Besluit ); Gezien de aanvraag tot toekenning van groenestroomcertificaten voor de elektriciteit opgewekt door de productie-installatie IVBO, bestaande uit de restafvalverbrandingsinstallatie met een totaal vermogen van 4,1 MW en een vermogen voor de opwekking van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen van 1,7 MW, gelegen te Pathoekeweg 41, 8000 Brugge (hierna productie-installatie genoemd), ingediend door IVBO, Pathoekeweg 41, 8000 Brugge, (hierna aanvrager genoemd), ontvangen door de VREG op 25 januari 2005; Gezien het schrijven van de VREG van 4 maart 2005, waarin de aanvrager verzocht werd om zijn aanvraagdossier te vervolledigen; Gezien de bijkomende inlichtingen, ontvangen op 8 april 2005; [Gezien het schrijven van de aanvrager, ontvangen op 2 mei 2006] 1 ; [Gezien het schrijven van de VREG van 15 juni 2006, waarin de aanvrager verzocht werd om zijn aanvraagdossier te vervolledigen;] 1 [Gezien de bijkomende inlichtingen, ontvangen op 7 juli 2006] 1 ; Overwegende dat het aanvraagdossier volledig en correct werd ingediend; Overwegende dat de aanvrager verklaart de eigenaar van de elektriciteit te zijn op het moment van productie in de productie-installatie; Overwegende dat uit het aanvraagdossier blijkt dat de elektriciteit, geproduceerd door de productieinstallatie, opgewekt wordt uit een hernieuwbare energiebron genoemd in artikel 5 van het Besluit, namelijk biomassa; Gezien de beslissing van OVAM, ontvangen op 17 mei 2005 tot bepaling van de hoeveelheid energie die in aanmerking komt voor het verkrijgen van groenestroomcertificaten; Overwegende dat de OVAM in deze beslissing geargumenteerd heeft dat 41,08% van de energieinhoud van de afvalstoffen ingezet voor de generatie van elektriciteit in aanmerking komt voor het toekennen van groenestroomcertificaten; Overwegende dat de productie-installatie meer dan kwh elektriciteit per jaar opwekt of zal opwekken en dat bijgevolg een keuringsverslag dient te worden overgemaakt; Overwegende dat het keuringsverslag werd opgemaakt door een erkend organisme, zoals bedoeld in artikel 6, 1, eerste lid, van het Besluit, te weten AIB-Vinçotte Belgium vzw, dat op 8 april 2005 door de VREG werden ontvangen; Overwegende dat het keuringsverslag bevestigt dat de elektriciteit die door de productie-installatie wordt geproduceerd, opgewekt wordt uit een hernieuwbare energiebron, bedoeld in artikel 5 van het Besluit, namelijk biomassa; Pagina 2 van 8

3 Overwegende dat het keuringsverslag bevestigt dat de meting van de geproduceerde elektriciteit voldoet aan de nationale en internationale normen en voorschriften; Overwegende dat de meting, bedoeld in artikel 8, 1, van het Besluit gebeurt door de netbeheerder, namelijk ELIA. Overwegende dat de aanvraag en de productie-installatie bijgevolg voldoen aan de terzake van toepassing zijnde decretale en reglementaire voorwaarden tot toekenning van groenestroomcertificaten; Overwegende dat de productie-installatie voldoet aan de voorwaarde van artikel 15.7 van het Besluit, zodat de door deze beslissing toegekende groenestroomcertificaten principieel aanvaardbaar zijn voor het voldoen aan de certificatenverplichting, zolang deze voldoen aan de voorwaarden uiteengezet in artikel 22 e.v. van het Elektriciteitsdecreet en ingeleverd worden overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 14 van het Besluit; *** [Gelet op hoofdstuk II van het Besluit van de Vlaamse regering van 5 maart 2004 inzake de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen (hierna het Besluit ), in het bijzonder op het eerste lid van artikel 9; Gelet op de mededeling MEDE van de VREG van 17 juli 2007 met betrekking tot het in mindering te brengen energieverbruik van de hulpdiensten, de voorbehandeling en het transport in de berekening van het aantal toe te kennen groenestroomcertificaten voor elektriciteitsproductie uit hernieuwbare energiebronnen; Gezien het keuringsverslag van 1 april Gezien het keuringsverslag van 26 april Gezien het keuringsverslag van 8 februari Gezien het schrijven van OVAM van 11 december 2009 met betrekking tot de wijziging van artikel 9 van het hogervermelde besluit van 5 maart 2004, door de VREG ontvangen op 14 december 2009; Overwegende dat de groenestroomcertificaten, overeenkomstig artikel 12 van het Besluit, maandelijks toegekend zullen worden (E GSC ) voor de hoeveelheid netto geproduceerde elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen in de productie-installatie, en dat bij de berekening daarvan rekening zal worden gehouden met de volgende overwegingen; Overwegende dat de productie-installatie elektriciteit opwekt uit restafval, en dat bijgevolg, overeenkomstig artikel 9 eerste lid, van het Besluit, met ingang van 1 juli ,78 % van de energie-inhoud van het restafval in aanmerking komt voor het verkrijgen van groenestroomcertificaten, en dit tot het ogenblik dat de Vlaamse regering dit aandeel herevalueert; Overwegende dat OVAM, in haar beslissing van 13 mei 2005 tot bepaling van de hoeveelheid energie die in aanmerking komt voor het verkrijgen van groenestroomcertificaten, door de VREG ontvangen op 17 mei 2005, overweegt dat de verwerkte afvalstoffen voor het grootste deel uit huishoudelijk en met huishoudelijk afval vergelijkbaar bedrijfsafval bestaat en beslist dat 41,08% van de energie inhoud van de afvalstoffen in aanmerking komt voor het toekennen van groenestroomcertificaten, Overwegende dat de OVAM in haar schrijven van 11 december 2009 bevestigt dat het aandeel van 47,78% van toepassing is voor de installaties waarvoor in het verleden het cijfer van 41,08% gehanteerd werd; Pagina 3 van 8

4 Overwegende dat dit percentage wordt toegepast in de berekening, zoals toegelicht in artikel 4 onder de term G ( de groenfactor ); Overwegende dat uit het aanvraagdossier blijkt dat de productie-installatie geen beroep doet op fossiele brandstoffen bij de verwerking van het afval, er zijn met name enkel startbranders, maar geen steunbranders geïnstalleerd, en daardoor geen hybride productie-installatie is die elektriciteit opwekt uit hernieuwbare energiebronnen en conventionele bronnen; Overwegende dat bijgevolg, conform artikel 10 van het Besluit, voor de berekening van het aantal toe te kennen groenestroomcertificaten de totale hoeveelheid opgewekte elektriciteit niet verminderd dient te worden met de hoeveelheid elektriciteit opgewekt uit conventionele energiebronnen; Overwegende dat noch uit het aanvraagdossier, noch uit enig later schrijven van de aanvrager blijkt dat de productie-installatie elektriciteit zou opwekken uit biomassa die in België wordt ingevoerd; Overwegende dat bijgevolg, conform artikel 11 van het Besluit, bij de berekening van het aantal toe te kennen groenestroomcertificaten (E GSC ) de hoeveelheid opgewekte elektriciteit niet moet worden verminderd met het elektriciteitsverbruik of het equivalente elektriciteitsverbruik voor het transport van de ingevoerde biomassa tot aan de grens van het Vlaamse Gewest (E tr ); Overwegende dat uit het aanvraagdossier blijkt dat de meting van de in de productie-installatie geproduceerde elektriciteit gebeurt vóór de transformatie naar netspanning, en bijgevolg, conform artikel 12, 2, eerste lid, van het Besluit, geen rekening dient te worden gehouden met transformatieverliezen bij de berekening van de hoeveelheid netto geproduceerde elektriciteit; Overwegende dat, om de netto geproduceerde elektriciteit te berekenen, conform artikel 12, 2, tweede tot vierde lid van het Besluit, de gemeten geproduceerde hoeveelheid elektriciteit dient te worden verminderd met de berekende elektriciteitsafname van de utiliteitsvoorzieningen die behoren bij de productie-installatie (hulpdiensten); Overwegende dat, om de netto geproduceerde elektriciteit te berekenen, conform artikel 12, 2, tweede tot vierde lid van het Besluit, de gemeten geproduceerde hoeveelheid elektriciteit dient te worden verminderd met de elektriciteitsafname van de utiliteitsvoorzieningen die nodig zijn om de gebruikte hernieuwbare energiebron voor elektriciteitsopwekking geschikt te maken (voorbehandelingsenergie); Overwegende dat de hernieuwbare energiebron die in casu geschikt wordt gemaakt voor elektriciteitsproductie het organisch-biologisch deel van restafval is, en OVAM in haar beslissing van 13 mei 2005 tot bepaling van de hoeveelheid energie die in aanmerking komt voor het verkrijgen van groenestroomcertificaten, door de VREG ontvangen op 17 mei 2005, vaststelt dat deze installatie BBT is bevonden en van mening is dat enkel de opgewekte energie afkomstig van de fossiele brandstof tijdens de werking van de turbine en de energie nodig voor de werking van de energierecupererende activiteit in mindering moeten gebracht worden; Overwegende dat de VREG dit advies grotendeels volgt en alle voorbehandelingsenergie en hulpdiensten behalve de verbruiken horende bij de turbine en alternator beschouwt als horende bij de toepassing van de BBT; Overwegende dat de VREG bijgevolg aangetoond acht dat een overeenkomstig energieverbruik ook vereist is bij de toepassing van de beste beschikbare techniek voor de verwerking of noodzakelijke behandeling van afval, wordt, conform artikel 12, 2, vijfde lid van het Besluit, de voorbehandelingsenergie niet in mindering gebracht van de gemeten hoeveelheid geproduceerde elektriciteit; Pagina 4 van 8

5 Overwegende dat in casu de energie die gebruikt wordt door de hoofd- en reserve-oliepomp voor de lagersmering, de hoofd- en reservepomp van de waterkring voor de oliekoeling, de pomp van de oliefilter, de koelgroep van de waterkring, de verlichting van het gebouw van de turbine alternator, de koeling van het gebouw van de turbine alternator en de veldwikkeling van de generator in mindering moet worden gebracht van de geproduceerde elektriciteit; Overwegende dat deze hulpdiensten een gezamenlijk vermogen hebben van 63 kw en dat de aftrek van hulpdiensten wordt berekend, zoals toegelicht in artikel 4 onder E hd ; Overwegende dat de productie-installatie per jaar meer dan kwh opwekt of zal opwekken uit hernieuwbare energiebronnen en dat bijgevolg, overeenkomstig artikel 8, 1, van het Besluit, de meting van de hoeveelheid opgewekte elektriciteit maandelijks aan de VREG zal worden overgemaakt door de beheerder van het net waarop de installatie is aangesloten, met name Elia; Overwegende dat OVAM in haar beslissing van 13 mei 2005 adviseert aan de VREG de in de productie-installatie aangewende energiebron te beschouwen als energie uit een organisch-biologische stof, zoals bedoeld in artikel 15, 1, 7 van het Besluit, met name het organisch-biologisch deel van restafval; Overwegende dat de VREG geen reden heeft om dit advies van OVAM in vraag te stellen; Overwegende dat bijgevolg conform artikel 15, 1, 7, e) van het Besluit nagegaan moet worden of de betrokken verwerkingsinstallatie door energierecuperatie een primaire energiebesparing realiseert van minstens 35% van de energie-inhoud van de afvalstoffen verwerkt in de installatie; Overwegende dat op het overleg tussen de VREG en OVAM in verband met het bepalen van de EPM was afgesproken dat, bij het ontbreken van meetgegevens, uitgegaan wordt van schattingen of constructeursgegevens gedurende een periode van een jaar; dat na deze periode moet aangetoond worden dat de EPM werkelijk overeenkomt met de voorgestelde waarde en minstens voldoet aan de EPM=35%-voorwaarde; Overwegende dat OVAM in haar beslissing van 13 mei 2005 als bijzondere voorwaarde oplegt dat IVBO na een periode van 1 jaar actief geweest te zijn, moet aantonen aan de hand van meetgegevens hoeveel de EPM werkelijk bedraagt; Overwegende dat IVBO bij haar brief van 27 april 2006 als bijlage de berekening van de EPM voor het jaar 2005 voegt, waarbij een primaire energiebesparing van minstens 35% aangetoond wordt; Overwegende dat het keuringsverslag van 26 april 2006 deze EPM berekening behandelt en geen onregelmatigheden vermeldt; Overwegende dat de VREG bijgevolg een primaire energiebesparing van minstens 35% aangetoond acht en dat de groenestroomcertificaten bijgevolg, overeenkomstig artikel 15, 1, van het Besluit van 5 maart 2004, op het moment van hun toekenning aanvaardbaar zijn voor de certificatenverplichting, bedoeld in artikel 23 van het Elektriciteitsdecreet; Overwegende dat de groenestroomcertificaten daarom bij hun creatie de vermelding aanvaardbaar krijgen, zoals voorzien in artikel 13, 3, 1, van het Besluit van 5 maart 2004; Overwegende dat uit het aanvraagdossier blijkt dat de in de productie-installatie geproduceerde elektriciteit deels op het net wordt geïnjecteerd en deels op de site van de productie-installatie wordt verbruikt; Overwegende dat bijgevolg de groenestroomcertificaten bij de creatie ervan de vermelding nog niet gebruikt krijgen, conform artikel 13, 6, van het Besluit, met uitzondering van de Pagina 5 van 8

6 groenestroomcertificaten die werden toegekend voor de elektriciteit die wordt verbruikt op de site, die de vermelding ter plaatse gebruikt krijgen, conform artikel 13, 7, van het Besluit; Overwegende dat de elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen die wordt verbruikt op de site wordt berekend door de in de productie-installatie geproduceerde netto elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen (E GSC ) te verminderen met de door de productie-installatie geproduceerde elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen die op het net wordt geïnjecteerd (E Gv0 ); Overwegende dat de productie-installatie per jaar meer dan kwh opwekt of zal opwekken en dat bijgevolg, conform artikel 13, 7, tweede en derde lid van het Besluit, de meting van de hoeveelheid op het net geïnjecteerde elektriciteit maandelijks aan de VREG zal worden overgemaakt door de beheerder van het net waarop de installatie is aangesloten, met name Elia; Overwegende dat deze wijziging van de beslissing uitwerking heeft vanaf 1 juli 2009; Overwegende dat de productie-installatie blijft voldoen aan de terzake van toepassing zijnde decretale en reglementaire voorwaarden tot toekenning van groenestroomcertificaten;] 2 Beslist: Artikel 1. De elektriciteit, die wordt opgewekt door de productie-installatie IVBO, bestaande uit de restafvalverbrandingsinstallatie met een totaal vermogen van 4,1 MW en een vermogen voor de opwekking van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen van 1,7 MW, gelegen te Pathoekeweg 41, 8000 Brugge (hierna productie-installatie ), voldoet aan de voorwaarden voor de toekenning van groenestroomcertificaten, bedoeld in de artikelen 5 en 6 van het besluit van de Vlaamse regering van 5 maart 2004 inzake de bevordering van de elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen. Art. 2. [De groenestroomcertificaten worden maandelijks toegekend voor de netto geproduceerde elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen in de productie-installatie aan de eigenaar van de elektriciteit op het moment van de productie in de productie-installatie, zoals gemeld aan de VREG in het aanvraagdossier of in een later schrijven (hierna certificaatgerechtigde ).] 2 Art. 3. [De eerste toekenning van groenestroomcertificaten zal gebeuren op basis van de elektriciteit die is opgewekt vanaf 1 mei 2005.] 2 Art. 4. [Per schijf van 1000 kwh netto hoeveelheid geproduceerde elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen wordt één groenestroomcertificaat toegekend. De netto hoeveelheid geproduceerde elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen (hierna E GSC ) wordt maandelijks berekend op basis van de volgende formule: E GSC = G x (E bruto E hd ) In deze uitdrukking is: G E bruto de groenfactor, die van toepassing is aangezien de productie-installatie een coverbranding doet van fossiele en hernieuwbare brandstoffen. Deze wordt bepaald als het aandeel van de energie-inhoud van restafval ingezet voor de generatie van elektriciteit dat in aanmerking komt voor het toekennen van groenestroomcertificaten, vastgelegd op 47,78%; de bruto elektriciteitsproductie in de betreffende maand, uitgedrukt in kwh en gemeten door de elektriciteitsmeter met serienummer , op basis van de meetgegevens die maandelijks door Elia aan de VREG worden overgemaakt met betrekking tot de door de productie-installatie geproduceerde hoeveelheid elektriciteit; Pagina 6 van 8

7 E hd de hoeveelheid elektriciteit, die verbruikt wordt voor de voeding van de hulpdiensten van de productie-installatie, uitgedrukt in kwh en maandelijks berekend op basis van de volgende formule: E hd = 63 kw x U t In deze uitdrukking is: U t het gemeten aantal werkingsuren van de turbine in de betreffende maand, zoals maandelijks door de certificaatgerechtigde aan de VREG gerapporteerd; Bij gebrek aan een meting van het aantal werkingsuren van de turbine, wordt U t bepaald als het totaal aantal uren in de betreffende maand; En staat de bijkomende factor voor het gezamenlijke vermogen van de betreffende hulpdiensten;] 2 Art. 5. [De toegekende groenestroomcertificaten, bedoeld in artikel 4, krijgen bij hun creatie de vermelding aanvaardbaar, overeenkomstig artikel 13, 3, 1, van het Besluit.] 2 [Art. 5bis. Bij de tweejaarlijkse keuring van de productie-installatie, bedoeld in artikel 6, 1 van het Besluit, worden de leveringsbons voorgelegd van het aan de productie-installatie geleverde afval tijdens de 2 jaar voorafgaand aan de keuring. Deze leveringsbons worden bijgehouden gedurende een periode van minstens 5 jaar. De VREG of een door haar aangewezen keuringsinstantie kan op ieder moment deze leveringsbons opvragen ter controle van de maandelijkse rapporteringen.] 2 Art. 6. [Het aantal toegekende groenestroomcertificaten, zoals bedoeld in artikel 4, dat bij uitreiking de vermelding nog niet gebruikt krijgt, zoals bedoeld in artikel 13, 5, 1, van het Besluit van 5 maart 2004, wordt bepaald door E GvO, per schijf van 1000 kwh. E GvO wordt berekend als volgt: E GvO = E inj x G In deze uitdrukking is: E inj de hoeveelheid elektrische energie die door de productie-installatie, bedoeld in artikel 1, geproduceerd en ook geïnjecteerd wordt in het transmissienet tijdens de betreffende maand, uitgedrukt in kwh en gemeten door de meter met serienummer , op basis van de meetgegevens die maandelijks door Elia aan de VREG worden overgemaakt; en wordt G verklaard zoals in artikel 4 van deze beslissing. Pagina 7 van 8

8 Het aantal toegekende groenestroomcertificaten zoals bedoeld in artikel 4, dat bij uitreiking de vermelding ter plaatse gebruikt krijgt, zoals bedoeld in artikel 13, 5, 2 van het Besluit, wordt bepaald als het verschil tussen E GSC zoals bedoeld in artikel 4 van deze beslissing, en E GvO.] 2 Voor de VREG Brussel, 31 mei 2005, André Pictoel Gedelegeerd Bestuurder 1 Gewijzigd bij beslissing van de VREG van 8 augustus Gewijzigd bij beslissing van de VREG van 2 februari 2010 Pagina 8 van 8