Reg.nr.: 12.41175 Aan: Commissie BOD, 12 september 2012 Van: D&H Cc: Onderwerp: Stand van zaken vaarweg- en nautisch beheer Datum: 21 augustus 2012 Inleiding Hierbij wordt u nader geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot het vaarweg- en nautische beheer. Tijdens de commissie vergadering zal één en ander middels een presentatie nader worden toegelicht. Op basis van de Waterwet en het Bestuursakkoord Water hebben de provincies Zuid- en Noord- Holland en de hierin gelegen hoogheemraadschappen gezamenlijk onderzocht op welke wijze gekomen kan worden tot een logische en meer efficiënte (her-)verdeling van vaarweg- en nautische beheertaken, inclusief een evenwichtige kostenverdeling. Vaarwegbeheer: in stand houden van de scheepvaartweg t.b.v. de scheepvaart door baggeren, vrijhouden van obstakels, onderhoud aan oevers, bediening en onderhoud sluizen. Brugonderhoud en -bediening vallen hier niet onder. Nautisch beheer: de regeling van het verkeer op het water op basis van de Scheepvaartverkeerswet. Het gaat hierbij om het treffen van verkeersmaatregelen en het toezicht op en de handhaving van deze verkeersmaatregelen. Resultaat van deze overleggen zijn onderstaande bestuurlijke afspraken welke per waterschap nader worden uitgewerkt in een concept verordening en concept overeenkomst. Betreffende documenten zullen (medio eind van het jaar) ter besluitvorming aan de algemene besturen worden voorgelegd. Het volgende is afgesproken: 1. De provincies zullen voor de beroepsvaarwegen en de doorgaande recreatieve vaarwegen (de zogenaamde BRTN-vaarwegen) vaarwegfuncties en vaarwegbeheerders aanwijzen. Voor de wateren onder BRTN-niveau zullen geen vaarwegfuncties en -beheerders worden aangewezen. 2. Vooralsnog zullen de provincies zichzelf als vaarwegbeheerder (inclusief onderhoudstaak) aanwijzen van de beroepsvaarwegen. Ook het vaarwegbeheer van de BRTN-vaarwegen komt formeel bij de provincies te liggen, maar een aantal uitvoeringstaken, zoals baggeren en onderhoud van oevers, wordt gedelegeerd (via medewind, artikel 146 van de provinciewet) aan de waterschappen. Reden om de waterschappen aan te wijzen is dat het in principe een beperkte (extra) onderhoudstaak betreft die mee kan liften met de werkzaamheden die de waterschappen in deze categorie wateren al uitvoeren. Op de kaarten in de bijlagen 2 en 3 is weergegeven hoe de toekomstige taakverdeling er uit komt te zien. 3. In het kader van de Wateragenda Zuid-Holland is afgesproken nader te onderzoeken of het doelmatig is ook de uitvoering van de onderhoudstaken van de beroepsvaarwegen aan de waterschappen over te dragen. In Noord-Holland is een dergelijk initiatief nog niet geagendeerd. 4. Op wateren met de dubbelfunctie vaarweg- en watersysteembeheer zullen de kosten volgens de in bijlage 1 weergegeven kostenverdeelsleutel worden verdeeld. Conform de Waterwet geldt hierbij
als uitgangspunt dat de meerkosten van het vaarwegbeheer ten opzichte van het watersysteembeheer door de provincies moeten worden vergoed. 5. Het streven voor de invoeringsdatum is 1 januari 2013 of zo veel later als strikt noodzakelijk. Kosten & kostenverdeelsleutel In onderstaande tabel zijn de totale kosten van het vaarweg- en watersysteembeheer inzichtelijk gemaakt op de wateren met de dubbelfunctie vaarweg- en watersysteembeheer. Tabel 1: totale kosten vaarweg- en watersysteembeheer (bedragen x 1.000) p/jaar Bagger Oevers Sluizen TOTAAL In Rijnlandse deel van 1.225 3.525 425 5.175 prov. Zuid-Holland In Rijnlandse deel van 175 725 250 1.150 prov. Noord-Holland TOTAAL 1.400 4.250 675 6.325 De tabel leert dat de totale vaarweg- en watersysteemkosten uitkomen op ca. 6,5 miljoen in het Rijnlandse deel van de provincies Zuid- en Noord-Holland. Veruit de grootste kostenpost is het onderhoud aan de oevers. Deze hoge onderhoudspost wordt veroorzaakt doordat vaarwegen als gevolg van scheepvaart een zware en daarmee dure oeververdediging nodig hebben. Uitgangspunt voor de kostenverdeling is dat de waterschappen verantwoordelijk zijn voor de kosten die samenhangen met het watersysteembeheer. De extra kosten (dus bovenop de watersysteemkosten) die voor het vaarwegbeheer noodzakelijk zijn, zijn op basis van de Waterwet een verantwoordelijkheid van de provincies. Om deze uitgangspunten te kunnen omzetten in een werkbare kostenverdeling die recht doet aan de belangen van de verschillende beheerders is de in bijlage 1 weergegeven kostenverdeelsleutel opgesteld. In tabel 2 zijn de gevolgen van de kostenverdeelsleutel voor Rijnland ten opzichte van de huidige situatie weergegeven. Tabel 2: Rijnlandse beheer- en onderhoudskosten op wateren met een vaarweg en watersysteembelang (bedragen x 1.000/per jaar) Huidige situatie Nieuwe situatie (met kostenverdeling) In de provincie Zuid-Holland 900 1.325 In de provincie Noord-Holland 525 175 Totaal 1.425 1.500 Gevolg van de afspraken is dat Rijnland te maken krijgt met een beperkte kostenstijging van 75.000. Dit komt doordat in de huidige situatie zowel de provincies als de waterschappen bepaalde kosten betalen, terwijl een deel eigenlijk door de andere partij gedragen zou moeten worden. Een goed voorbeeld hiervan is de sluis te Spaarndam, die nu geheel door Rijnland wordt betaald, terwijl in de nieuwe situatie het grootste gedeelte van de kosten voor rekening van de provincie komt. In Zuid- Holland daarentegen heeft Rijnland in tegenstelling tot in Noord-Holland - nooit bijgedragen aan de onderhoudskosten van de oevers, terwijl er wel een watersysteembelang zit. In de nieuwe situatie gaan we dit voor een beperkt deel wel doen. Daar staat tegenover dat er ruimte ontstaat om het beheer en onderhoud van die sluizen waarvoor geen vaarwegfunctie wordt aangewezen, op termijn anders in te richten cq. af te stoten, wat ook weer gunstige gevolgen kan hebben voor de kostenontwikkeling.
Vervolg Voorliggende afspraken zijn een belangrijk startpunt om het vaarweg- en nautisch beheer verder vorm te kunnen gaan geven. In onderstaand overzicht zijn alle zaken benoemd die de komende maanden verder zullen worden uitgewerkt, inclusief de (financiële) consequenties daarvan. A. Opstellen overeenkomsten, 4 e kwartaal 2012 De in voorliggend voorstel gepresenteerde juridische en financiële kaders zullen per waterschap nader worden uitgewerkt in een verordening en overeenkomst. Betreffende documenten zullen ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Verenigde Vergadering. B. Opzetten vaarwegorganisatie, 4 e kwartaal 2012 De Rijnlandse organisatie wordt voorbereid op de extra onderhoudstaken die voortvloeien uit de overdracht van vaarwegtaken. Organisatorisch zal deze taak worden ondergebracht bij de afdeling Watersystemen. C. Sluizen zonder vaarwegfunctie, 2013 Rijnland heeft in totaal 19 sluizen, 3 bruggen en 1 veerpont in eigendom, beheer en onderhoud. Betreffende objecten hebben vanuit waterstaatkundig oogpunt geen of slechts een beperkte functie en zijn daarmee voornamelijk ondersteunend aan het (vaar)wegbeheer. Dat Rijnland het beheer over deze objecten voert is historisch zo gegroeid. Alleen de Grote Sluis te Spaarndam en de twee sluizen in de Nieuwkoopse plassen krijgen een vaarwegfunctie. De andere sluizen, waaronder de Kock van Leeuwensluizen te Gouda, de sluizen naar het Amstedamse bos en de polders langs de Gouwe, krijgen geen vaarwegfunctie. Concreet betekent dit dat er voor Rijnland geen verplichting meer bestaat om het beheer en onderhoud van deze kunstwerken te continueren. De kosten die met het beheer, onderhoud en bediening van deze kunstwerken samenhangen zijn aanzienlijk. Afgevraagd moet dan ook worden in hoeverre Rijnland deze activiteiten - en de hiermee samenhangende kosten - moet blijven uitvoeren. Na definitieve vaststelling van de nieuwe vaarwegenverordening ontstaat er ruimte om het beheer en onderhoud van de Rijnlandse sluizen, waarvoor geen vaarwegfunctie wordt aangewezen, op termijn anders in te gaan richten, wat gunstige gevolgen kan hebben voor de kostenontwikkeling. Gezien de verschillende (tegengestelde)belangen, zal de discussie over het mogelijk anders inrichten van het beheer en onderhoud van de overige sluizen zorgvuldig moeten worden gevoerd. Hiervoor zal een apart traject worden opgestart. D. Sluisgelden, 2013 Rijnland int op de Grote Sluis te Spaarndam sluisgelden. Jaarlijks ontvangt Rijnland op deze wijze circa 100.000. Ongeveer een derde van deze kosten gaat op aan administratieve lasten. Doordat de provincie een groot deel van de bedienings- en onderhoudskosten gaat dragen, zou gesteld kunnen worden dat de grondslag voor het innen van de sluisgelden vervalt. Hierbij zijn de volgende kanttekeningen te maken: De provincie Noord-Holland gaat bij de vergoeding van de onderhoudskosten uit van een lager onderhoudsniveau dan Rijnland wenselijk acht. Rijnland onderhoud haar kunstwerken en dus ook de Grote Sluis te Spaarndam - zelf op een iets hoger onderhoudsniveau, zodat duurzame instandhouding wordt gegarandeerd. Gesteld kan dan ook worden dat het verschil circa 30.000 door de sluisgelden wordt gedekt. Daarnaast heeft Rijnland de Grote sluis op eigen kosten gerenoveerd. Er loopt nog een apart spoor om (een deel) van deze kosten op de provincie te verhalen, maar de uitkomst daarvan is nog onzeker. Hoewel bij lange na niet kostendekkend kan het overblijvende deel van de sluisgelden beschouwd worden als gedeeltelijke compensatie van deze investeringskosten.
In de nog op te stellen overeenkomst met de provincie Noord-Holland zullen hierover nadere afspraken worden gemaakt. E. Onderzoek beroepsvaarwegen, 2013 In lijn met het bestuursakkoord, waarin afgesproken is dat de provincies zich meer toeleggen op de kaderstellende rol en de waterschappen op de uitvoering, zou het in principe een logische stap zijn ook de uitvoeringstaken van de beroepsvaarwegen (baggeren en onderhoud oevers), tegen betaling van de meerkosten ten opzichte van het watersysteembeheer, onder te brengen bij de waterschappen. Voordeel is dat de huidige onoverzichtelijke situatie met meerdere beheerders in één slag wordt opgelost. Randvoorwaarde hierbij is dat een overdracht van deze wateren naar de waterschappen bijdraagt aan meer doelmatigheid en efficiency. In het kader van de Wateragenda Zuid-Holland is afgesproken de voor- en nadelen van een dergelijke overdracht te onderzoeken. In Noord-Holland is een dergelijk initiatief nog niet geagendeerd. Volgens planning zullen de resultaten eind 2013 kunnen worden gepresenteerd. F. Nautisch beheer, 2013 Het nautisch beheer is formeel gezien een aan de openbare orde en veiligheid gelieerde taak en daarmee primair een verantwoordelijkheid van de algemene democratie (provincie of gemeente). Vanuit praktische overwegingen is het mogelijk het nautisch beheer bij een waterschap neer te leggen. Door de provincies wordt verkend hoe de uitvoerende taak van het nautisch beheer vorm kan worden gegeven. Uitgangspunten hierbij zijn doelmatigheid en efficiency. Onderstaand zijn een aantal (voorlopige) denklijnen weergegeven: Het nautisch beheer van de beroeps- en de doorgaande recreatieve vaarwegen vooralsnog bij de provincies te beleggen, behalve indien gemeenten of waterschappen (tegen verrekening van de kosten) wel het nautisch beheer willen uitvoeren. Het nautisch beheer van de wateren onder BRTN-niveau bij de gemeenten te beleggen, behalve indien waterschappen zelf het nautisch beheer willen uitvoeren. De waterschappen kunnen zich goed vinden in bovenstaande denklijnen. Het is nu aan de provincies om samen met de waterschappen en gemeenten bovenstaande denklijnen uit te werken in concrete voorstellen. Op termijn zou dit kunnen betekenen dat Rijnland de nautische beheertaak mogelijk kan afstoten.
Bijlage 1: Kostenverdeelsleutel Kostenverdeelsleutel Bagger X-wateren Recreatie gering Beroepsvaart gering Y-wateren Recreatie Intensief Beroepsvaart gering Z-wateren Recreatie intensief Beroepsvaart aanwezig Provincie 0 % 25 % 50 % Waterschap 100 % 75 % 50 % Oevers Provincie 25 % 50 % 90 % Waterschap 75 % 50 % 10 % Sluizen onderhoud Provincie 90 % 90 % 90 % Waterschap 10 % 10 % 10 % Sluizen bediening Provincie 100 % 100 % 100 % waterschap 0 % 0 % 0 %
Bijlage 2: Voorgestelde toekomstige situatie Noord-Holland
Bijlage 3: Voorgestelde toekomstige situatie Zuid-Holland