Grondwaterplan Soest. Planperiode 2011-2015. Definitief eindrapport. Uitgebracht aan: Gemeente Soest Raadhuisplein 1 3762 AV SOEST



Vergelijkbare documenten
Stromingsbeeld Rotterdam

Vragen en antwoorden Aanpak Agniesebuurt

Grondwaterbeleidsplan. Gemeente Dalfsen

14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw Kenmerk N BTM-V

Impressie(informatieavond(rioolvervanging(Straatweg( Datum:(8(september(2015( Opstelling(verslag:(Tineke(van(Oosten(en(Sieb(de(Jong((cgOH)(

Omgang met hemelwater binnen de perceelgrens

Raadsvoorstel. Datum raadsavond Wordt later ingevuld Programma Duurzaamheid en Mobiliteit Onderwerp Grondwaterbeleidsplan 2012 t/m 2014

Geohydrologisch onderzoek Centrumplan Oldebroek

Beschrijving geohydrologische situatie Vondelpark en Willemsparkbuurt te Amsterdam

MEMO. Datum : 28 januari Aan. Van. Afschrift. : Stedelijke commissie. : Hans van Agteren

Watertoets De Cuyp, Enkhuizen

Inventarisatie wateraspecten Haringbuys te Bloemendaal. Rapport. Uitgebracht aan: Gemeente Bloemendaal Postbus AE OVERVEEN

ADVIES BURGEMEESTER EN WETHOUDERS. Datum B&W-vergadering : Openbaar Onderwerp : Grondwaterbeleid

Tubbergen o. gemeente. Aan de gemeenteraad. Vergadering: 8 september Nummer: Tubbergen, 28 augustus 2014

De projectlocatie ligt globaal op de coördinaten: X = en Y =

in Flevoland Heeft u er last van of wilt u het gebruiken?

PvE Stedelijk Water. Deel: Functionele Eisen Grondwater. Versie 1.1

: SAB Prinses Margrietlaan Best Betreft : Watertoets ontwikkeling Prinses Margrietlaan nabij nr. 24

Module C2500 Grondwateronderzoek. Inhoud

De uitkomsten van het onderzoek van TAUW en de toetsing aan het huidige beleid, zijn in deze memo samengevat.

Samenvatting Gemeentelijk Rioleringsplan Wormerland. planperiode 2013 t/m 2017

Bijlage IV Watertoets. Uitgevoerd door R. Zuidema, 14 juni 2014

Bijlage B: Waterparagraaf Burgemeester Moonshof te Raamsdonk 8 december 2016

De projectlocatie ligt globaal op de coördinaten: X = en Y =

Verslag bewonersavond 24 november 2016

Geohydrologische situatie Burg. Slompweg

Grondwaterplan Hengelo

Wateradvies voor ruimtelijke plannen met een klein waterbelang (korte procedure)

Nieuwe riolering in uw straat

Bijlage 1 Watertoets en (standaard) waterparagraaf

Het waterbeleid van de provincie Limburg is beschreven in het Provinciaal Waterplan Limburg, dd. 20 november 2009.

Watertoets Klaproosstraat 13, Varsseveld

Het centrum van het gebied is gelegen op de coördinaten: X = en Y =

Onderzoek hoge grondwaterstanden regio zuid Kennemerland afgerond.

Bijlage 5 Wateradvies Wetterskip

Anne Mollema IGWR. Grondwater in de Stadhouderslaan en omgeving

Module B2300. Inhoud. 1 Inleiding Verantwoording Wat is veranderd? Opstellers en begeleidingscommissie 4 1.

Achtergrondartikel grondwatermeetnetten

Waterparagraaf Heistraat Zoom

SCHRIFTELIJKE VRAGEN AAN HET COLLEGE Nb: vragen en antwoorden worden verzonden aan College, MT en alle raadsleden.

1. INLEIDING 1.1 ALGEMEEN. 1.2 DE WATERTOETS. NOTITIE

Notitie. Aan : Jorg Pieneman, Irene Quakkelaar. Kopie aan : Jasper Overbeeke, Albert Kemeling. Datum : 9 maart 2017

1 Inleiding en projectinformatie

Waterhuishouding en riolering Groot Zonnehoeve

grondwater doorgrond wat kunt u doen tegen grondwateroverlast?

Memo. Plaats en datum Referentienummer Kenmerk Houten, 20 juli 2011 PN

Raadsvergadering : 20 juni 2011 Agendanr. 13

De locatie Het ontwerp van het winkelcentrum en directe omgeving is opgenomen in figuur 1.

SAMENVATTING. en funderingen

Projectnummer: D Opgesteld door: Ons kenmerk: Kopieën aan: Kernteam

Conserverend Drijber, 8 nieuwe woningen

: Watertoets Den Omgang

Uitwerking grondwaterbeleid gemeente Leeuwarderadeel

datum dossiercode Geachte heer / mevrouw R.G. Zuidema,

Pascal Bos, IB, , Grondwatertoets bestemmingsplan Strawinsky Zuidzijde

Richtlijnen ter voorkoming van grondwateroverlast in nieuw bebouwd gebied

Berekening hwa-riool Oranjebuurt te Riel

Grondwater in Delfland

(Regionale) gebiedsinformatie over huidig watersysteem

Projectnummer: C /LB. Opgesteld door: Tristan Bergsma. Ons kenmerk: :0.2. Kopieën aan: Cees-Jan de Rooi (gd)

Geohydrologische adviezen De Wehme a/d Nieuwstad te Vorden

Notitie. Visiedocument GRP/BRP Brummen. 1 Inleiding

Bijlage 1. Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek

1. INLEIDING 1.1 ALGEMEEN. 1.2 DE WATERTOETS. NOTITIE

Raadsvoorstel Reg. nr : Ag nr. : Datum :

BUREAUSTUDIE FASE 1 BEDRIJVENTERREIN STEPELERVELD EN VREGELINKSHOEK WATER

Presentatie GRP Commissievergadering 6 oktober Peter Borkus, Susanne Naberman

Landgoed Heijbroeck. Waterparagraaf. Datum : 11 juni Bureau van Nierop, Landgoed Heijbroeck, Waterparagraaf 1

INDELING INLEIDING (AANLEIDING?) GRONDWATERBEHEER IN DELEN DE WATERWET OVERLAST EN ONDERLAST: DE PROBLEMEN VERBONDEN.

Infiltratieonderzoek autobedrijf Van den Brink Rosendaalsestraat

Raadsvergadering 29 januari Nr.: 11. AAN de gemeenteraad. Onderwerp: Vaststellen Watertakenplan DAL/W²

Raadsvoorstel. drs A.J. Ditewig 18 februari januari De raad wordt voorgesteld te besluiten:

MONITORING GRONDWATERSTANDEN 3E OOSTERPARKSTRAAT EN VROLIKSTRAAT TE AMSTERDAM

Bouwlokalen INFRA. Het riool in Veghel. Veghel in cijfers en beeld (1) Veghel in cijfers en beeld (2) Veghel in cijfers en beeld (3)

Waterparagraaf. Opdrachtgever. Groenstraat 2, Sprundel. De heer C.J.M. Lazeroms Groenstraat SK Sprundel

Afsprakennotitie voor ruimtelijke plannen met mogelijk een groot waterbelang (normale procedure)

Grondwater onder de Oude en de Nieuwe Delf. Jelle Buma

Uitwerking hemelwaterbeleid gemeente Leeuwarderadeel

Samenvatting van de watertoets. Hieronder vindt u een samenvatting van de door u ingevulde gegevens.

Toelichting Watertoets

Samenhang en samenvatting vgrp+, Waterplan, BRP

Behorende bij: Raadsvoorstel ter vaststelling van het verbreed gemeentelijk rioleringsplan 5 (vgrp-5)

Een slimme oplossing voor ecologisch watermanagement.

Onderzoeksrapportage naar het functioneren van de IT-Duiker Waddenweg te Berkel en Rodenrijs

Het nieuw te realiseren plan Aan de Kasteeltuinen is ongeveer 1,75 hectare groot en biedt plek aan 34 woningen.

Hoe kom ik van grondwaterproblemen af?

Aan u wordt voorgesteld bijgevoegd verbreed Gemeentelijk RioleringsPlan vast te stellen.

Raadsstuk. Haarlem. Onderwerp Verbreed Gemeentelijk RioleringsPlan

U heeft een watertoets uitgevoerd op de website Op basis van deze toets volgt u de normale procedure.

Schetsontwerp drainage-infiltratiesysteem Prins Hendrikkade te Amsterdam

Waterparagraaf. Perron 073 Den Bosch. ing. J.A. Wemekamp. Definitief. Auteur

Apeldoornsestraat te Voorthuizen

Gemeente Den Haag. De voorzitter van Commissie Leefomgeving DSB/ RIS juni Grondwater. Geachte voorzitter,

Rioleringsplan. Plan Mölnbekke te Ootmarsum. Projectnummer: Opdrachtgever: Lintmolenbeek B.V. In opdracht van: Lintmolenbeek B.V.

Rioolnotitie Bouw en woonrijpmaken Woningbouwlocatie Brinkersweide te Rhenen

Grondwateroverlast Vogelwijk Den Haag. Definitief

In de directe omgeving van de Ir. Molsweg is geen oppervlaktewater aanwezig.

: BügelHajema (Linda Smoors, Hermien Kerperien) : Evert de Lange : Waterschap Veluwe (Wietske Terpstra), 03-Projectontwikkeling (René Kroes)

Daalhuizerweg. Velp. Geohydrologisch advies en waterparagraaf. SAB Arnhem. december 2009 definitief

^ T^ 2 5UOV2008 \Q5 S. 1. Inleiding

Transcriptie:

Grondwaterplan Soest Planperiode 2011-2015 Definitief eindrapport Uitgebracht aan: Gemeente Soest Raadhuisplein 1 3762 AV SOEST

definitief KF23A, RAP20110210 14-02-11

definitief Projecttitel : Grondwaterplan Soest Planperiode 2011-2015 Projectcode : KF23A Soort document : Definitief eindrapport Kenmerk : KF23A, RAP201100210 Opdrachtgever : Gemeente Soest Opgesteld door : drs. ing. M.J. Kuiper Senior projectleider : ir. J.H. Bouma Paraaf opsteller : Paraaf senior projectleider : Datum : 14 februari 2011 KF23A, RAP20110210 14-02-11

definitief Inhoudsopgave Tekst pagina 1. Inleiding... 1 2. Huidige grondwatersituatie... 4 3. Wetgeving, verantwoordelijkheden en taken... 12 4. Missie, visie, beleid en strategie grondwater in Soest... 15 5. Gewenste ontwateringdiepte en drooglegging... 18 6. Oplossen en voorkomen van grondwateroverlast en -onderlast... 21 7. Beheer en onderhoud drainage- en infiltratiesysteem... 27 8. Monitoring grondwaterstanden... 29 9. Grondwaterloket... 31 10. Beperking grondwaterverontreiniging door infiltratie en randvoorzieningen... 33 11. Duurzaam bodembeheer en gebiedsgericht grondwaterbeheer... 37 12. Kostendekking... 39 Bijlagen 1 Overzichtstekening gemeente Soest 2 Aandachtsgebieden en kansen infiltratie 3 Beleid en wetgevend kader 4 Toetsingscriteria grondwaterstanden stedelijk gebied 5 Gevolgen van te hoge en te lage grondwaterstanden 6 Maatregelen tegen grondwateroverlast 7 Rapportage: Leidraad afkoppelen en infiltreren op de Utrechtse Heuvelrug, inventarisatie en afstemming 8 Verklarende woordenlijst 9 Reacties van verschillende partijen KF23A, RAP20110210 14-02-11

1 definitief 1. Inleiding 1.1. Aanleiding Per 1 januari 2008 is de gemeentelijke grondwaterzorgplicht van kracht, zoals aangegeven in de Wet Verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken. Het betreft een nieuwe gemeentelijke taak. De kern hiervan kan als volgt worden samengevat: Het in het openbare gemeentelijke gebied treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken, voor zover het treffen van die maatregelen doelmatig is en deze niet tot de verantwoordelijkheid van het waterschap of de provincie behoort. (Bron: Memorie van Toelichting, Tweede Kamer, vergaderjaar 2005 2006, 30 578, nr. 3) 1.2. Stedelijk grondwater Het stedelijk grondwater maakt naast het stedelijk oppervlaktewater, de neerslag en verdamping, de drinkwatervoorziening en het afvalwater, een wezenlijk onderdeel uit van het stedelijk watersysteem. Het stedelijk grondwater wordt onderscheiden in enerzijds het grondwater in het dieper gelegen watervoerend pakket en anderzijds het grondwater in het bovenste, freatisch pakket. De stijghoogte van het freatisch grondwater, het grondwaterpeil, is van belang voor het grondgebruik en de te nemen maatregelen bij dit gebruik. Dit geldt voor gebouwen (kruipruimten), voor aanleg en onderhoud van groen en wegen en voor de kansen voor ecologie en natuur. Enkele hydrologische begrippen, genoemd in de volgende hoofdstukken, zijn schematisch weergegeven in figuur 1. drooglegging Figuur 1: Schematisatie hydrologische begrippen KF23A, RAP20110210 14-02-11

2 definitief 1.3. Beleidsdoelen Met dit grondwaterplan van de gemeente Soest worden de volgende doelen nagestreefd: - inzicht geven in de algemene geohydrologische situatie en de omvang van de grondwaterproblematiek in de gemeente Soest; - verantwoordelijkheden en taken van de verschillende partijen definiëren; - uitgangspunten voor grondwaterstanden formuleren. Deze kunnen gebruikt worden bij nieuwe in- en uitbreidingsplannen enerzijds, en om na te gaan of sprake is van te hoge grondwaterstanden in de bestaande stad anderzijds; - het vaststellen van een voorkeursvolgorde van maatregelen om de grondwateroverlast te bestrijden c.q. te voorkomen; - het beperken van verdroging; - het vaststellen van de beheer en onderhoudsmethodiek voor drainageinfiltratiesystemen; - het vaststellen van het beheer van het grondwatermeetnet; - het bepalen hoe het (grond)waterloket vorm dient te krijgen (omgang met klachten en informatieverstrekking); - bepalen hoe omgegaan wordt met ingrepen in bebouwd gebied, die effect kunnen hebben op het grondwater; - het beschermen van de grondwaterkwaliteit bij infiltratie; - het ramen van de kosten van de werkzaamheden die volgen uit het plan en het maken van een planning van deze werkzaamheden en het regelen van de financiering. 1.4. Afbakening Het grondwaterplan van de gemeente Soest gaat over het ondiepe, freatisch grondwater in de gemeente. Dit is het grondwater dat zich in de bovenste meters van de bodem bevindt. Het plan heeft primair betrekking op de grondwaterkwantiteit. Grondwaterkwaliteitsaspecten komen uitsluitend aan bod in relatie tot het infiltreren van afstromend hemelwater en de controle op verontreiniging bij randvoorzieningen. In het Waterplan Soest 2010-2014 worden grondwateraspecten op hoofdlijnen beschreven, op basis van een integrale watersysteembenadering. Dit voorliggend rapport gaat specifiek over het grondwaterbeleid. Het rioleringsbeleid is niet beschreven in voorliggend document. Dit grondwaterplan dient als achtergronddocument voor het nieuw op te stellen Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (VGRP). Dit grondwaterplan heeft betrekking op de gemeente Soest, met de woonkernen Soest, Soesterberg en Soestduinen. In bijlage 1 is een locatietekening toegevoegd. 1.5. Planperiode De gemeentelijke grondwaterzorgplicht wordt ondergebracht in het reeds wettelijk verplichte gemeentelijke rioleringsplan. Het grondwaterplan wordt een uitvoeringsplan met een set maatregelen van 2011 tot 2015. KF23A, RAP20110210 14-02-11

3 definitief 1.6. Proces Dit grondwaterplan als onderlegger bij het VGRP is in samenwerking met het Waterschap Vallei en Eem tot stand gekomen. Het grondwaterplan is ter beoordeling aangeboden aan verschillende partijen. Van de volgende partijen zijn opmerkingen (zie bijlage 9) verwerkt: - aanbevelingen naar aanleiding van het rekenkameronderzoek naar de rioleringszorg; - opmerkingen van de adviescommissie milieu en ruimte; - opmerkingen van de provincie Utrecht; - opmerkingen van Vitens. Na de formele vaststelling door de gemeenteraad zal het plan ter informatie worden toegezonden aan de provincie Utrecht en Vitens. Het grondwaterplan beschrijft de wijze waarop de gemeente invulling geeft aan haar wettelijke zorgplicht voor grondwaterbeheer. Met het opstellen van het GWP is het beleid voor de grondwaterzorg geformuleerd en hiermee zijn de effecten en de kosten voor het uitvoeren van de zorgplicht expliciet en toetsbaar gemaakt. Het grondwaterplan is net als het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) strategisch van aard en maakt onderdeel uit van het verbrede GRP. In het plan is een kostendekkingplan opgenomen, hierin worden alle maatregelen financieel vertaald. Door vaststelling van dit grondwaterplan legt de gemeenteraad haar grondwaterbeleid voor de komende planperiode vast. 1.7. Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt de huidige grondwatersituatie in Soest beschreven. De wetgeving, verantwoordelijkheden en taken zijn in hoofdstuk 3 toegelicht. De visie en het beleid zijn in hoofdstuk 4 opgenomen. In hoofdstuk 5 is vervolgens de criteria aangaande overtollig grondwater vastgesteld. In de daaropvolgende hoofdstukken 6 tot en met 11 is opgenomen hoe de maatregelen uitgevoerd moeten worden om aan de beleidsdoelen te kunnen voldoen. Deze onderwerpen zijn achtereenvolgens: oplossen van grondwateroverlast (hoofdstuk 6), beheer en onderhoud drainage-infiltratiesystemen (hoofdstuk 7), monitoring grondwaterstand (hoofdstuk 8), het (grond)waterloket (hoofdstuk 9), het beperken van verontreiniging bij infiltratie (hoofdstuk 10) en duurzaam bodemgebruik (hoofdstuk 11). De uitwerking van de kosten van deze maatregelen is opgenomen in hoofdstuk 12. In bijlage 8 is een verklarende woordenlijst opgenomen. Wijzigingen naar aanleiding van opmerkingen van de in paragraaf 1.6. genoemde partijen, zijn weergegeven als blauwe tekst. KF23A, RAP20110210 14-02-11

4 definitief 2. Huidige grondwatersituatie Om een grondwaterplan te kunnen opstellen, is inzicht gewenst in het huidig geohydrologisch systeem. Hiervoor is een analyse verricht van de in het verleden uitgevoerde onderzoeken en studies, aangevuld met kennis van medewerkers van de gemeente. Dit hoofdstuk betreft een beknopte omschrijving van de huidige situatie. Voor een gedetailleerde omschrijving wordt verwezen naar de rapportage Grondwaterplan Soest; Geohydrologische inventarisatie en analyse, Wareco, kenmerk KF23.RAP20090915, d.d. 8-10-2009. 2.1. Algemene beschrijving De topografie van Soest is weergegeven in bijlage 1. Een luchtfoto van de gemeente Soest is weergegeven in onderstaand figuur. Figuur 2: Luchtfoto van de gemeente Soest (bron: GoogleMaps 2009) Geschiedenis De eerste sporen van bewoning rond Soest zijn teruggevonden in de Soesterduinen. Circa 11.000 voor Christus bevolkten jagersgroepen de streek rond Soest. De eerste vermelding van het dorp Soest dateert uit 1028. In 2004 kon dan ook het 975-jarig bestaan gevierd worden. De eerste boeren vestigden zich op de zuidoost helling van de Engh, een uitloper van de Utrechtse Heuvelrug. Door hoog te wonen waren zij veilig voor de Zuiderzee, die regelmatig de Eempolder overstroomde. In 1650 liet de burgemeester van Amsterdam een buitenverblijf bouwen, de Hofstede aen Zoestdijck, het huidige paleis Soestdijk. Rond 1920 groeiden Soestdijk en Soest aan elkaar. KF23A, RAP20110210 14-02-11

5 definitief In 1945 telde Soest nog slechts 16.000 inwoners. In de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw breidde Soest zich snel uit met de wijken Klaarwater, Smitsveen en Overhees. De jongste nieuwbouw is de Boerenstreek, waar vanaf 1997 in vier etappes gebouwd is. Op dit moment telt de gemeente Soest circa 45.500 inwoners. Kernen die tot de gemeente Soest behoren zijn onder andere Soestduinen en Soesterberg. Soestduinen ligt tussen de twee zandverstuivingsgebieden de Lange Duinen en de Korte Duinen. De bebouwing van Soestduinen bestaat voornamelijk uit villa s. Ook is er een klein industriegebied aanwezig. Soesterberg is waarschijnlijk ontstaan rond herberg Huis ten Halve op de kruising bij de N237. Bij aanvang heette het dorp Den Bergh, later werd het bij Koninklijk Besluit Soesterberg. In 1910 is er door enkele ondernemers een start- en landingsbaan aangelegd voor hun bedrijf voor vliegtuigen. Na hun faillissement groeide het complex uit tot NAVO-basis New Amsterdam. Vanaf 1954 werden er Amerikanen gestationeerd met hun familie. Vliegbasis Soesterberg trok veel toerisme en het dorp groeide snel. In 2008 werd de basis gesloten. Onderstaand staan drie historische kaarten weergegeven van Soest, Soesterberg en Soestduinen. Figuur 3: Historische kaart van Soest anno circa 1905 (bron: Grote Historische Atlas, Utrecht) Figuur 4: Historische kaart van Soesterberg en Soestduinen anno ca. 1905 (bron: Grote Historische Atlas, Utrecht) Oppervlaktewater Oppervlaktewater is voornamelijk aan de rand van Soest aanwezig (Overhees, Koningsweg, Paleis Soestdijk, Eempolder) met uitzondering van de zuidelijke rand (Soest Zuid). In Soestduinen en Soesterberg is geen oppervlaktewater aanwezig. KF23A, RAP20110210 14-02-11

6 definitief Maaiveld Het maaiveldniveau is beschreven op basis van het Actueel Hoogtebestand van Nederland (AHN) van Soest uit 1999, welke beschikbaar is gesteld door de gemeente Soest. Soest is gelegen in een opgestuwd gebied in het verlengde van de Utrechtse Heuvelrug, zie figuur 5. Soest Soestduinen Soesterberg Figuur 5: Regionaal maaiveldverloop (m NAP) (bron: www.ahn.nl 2009) Riolering, drainage en infiltratievoorzieningen In Soest zijn meerdere rioleringssystemen aanwezig. In het buitengebied is drukriolering aanwezig. In Soest is voornamelijk een gemengd stelsel aanwezig, in het westen van Soest (Overhees, Boerenstreek, bedrijventerreinen) is een verbeterd gescheiden stelsel aanwezig. In Soestduinen en Soesterberg is een gemengd stelsel aanwezig. In de wijken Overhees, Smitsveen en Klaarwater is velddrainage aanwezig. Deze systemen worden niet onderhouden. Verwacht wordt dat de systemen niet meer goed functioneren. Voor infiltratie maakt de gemeente Soest hoofdzakelijk gebruik van infiltratiekratten en IT leidingen, indien mogelijk met een overstort op een infiltratievijver. Om vuil tegen te gaan worden in de kolken gully strainers toegepast en wordt een zandvangpunt voor elk krattenpakket aangebracht. Bij IT leidingen worden geen zandvangputten toegepast. Er worden geen olieafscheiders toegepast. KF23A, RAP20110210 14-02-11

7 definitief Grondwateronttrekkingen Volgens gegevens van de provincie Utrecht bevindt zich nabij Soest één permanente grondwateronttrekking. Dit betreft pompstation Soestduinen, welke zich circa 2 km ten zuiden van Soest bevindt. Het vergunde onttrekkingdebiet bedraagt 9 miljoen m 3 per jaar (bron: provincie Utrecht). In figuur 6 is het grondwaterbeschermingsgebied weergegeven (bron: provincie Utrecht). De winning in Soest-Zuid (die nog wel op figuur 6 staat) is niet meer operationeel. Het grondwaterbeschermingsgebied en het waterwingebied zullen vervallen als de vergunning wordt ingetrokken (bron: provincie Utrecht). Op dit moment is Vitens bezig een grondwaterwetvergunning voor de winning Woudenberg te verwerven. Zodra deze vergunning verleend is, zal Vitens de provincie laten weten niet langer gebruik te willen maken van de winning in Soest-Zuid (bron: Vitens). Figuur 6: Grondwaterbeschermingsgebieden. (bron: Streekplan Provincie Utrecht) De onttrekking bij Soest-Zuid is niet meer operationeel. Volgens opgave van de gemeente is tevens een aantal particuliere onttrekkingen aanwezig, ten behoeve van beregening van tuinen. Bebouwing Volgens opgave van de gemeente is nagenoeg bij alle woningen in Soest, Soestduinen en Soesterberg een kruipruimte aanwezig. De woningen zijn veelal op staal gefundeerd. Uitzondering daarop is Overhees en Boerenstreek (Soesterveen). Verdrogingsgevoelige natuur Ten zuidwesten van Soesterveen bevindt zich het provinciaal SUBTOP-gebied Soesterveen, zie onderstaand figuur. Op deze plek lag ooit een uitgestrekt hoogveengebied. Tegenwoordig bestaat het Soesterveen uit berkenbos met open gedeelten die zijn afgeplagd om planten als dopheide, zonnedauw en wollengras een kans te geven. De natuur is sterk afhankelijk van een continue hoge grondwaterstand. SUBTOP-gebieden zijn gebieden waar de verdroging zal worden aangepakt. Voor deze gebieden wordt door de provincie Utrecht geen verslechtering (zijnde verdroging) toegestaan. Daarnaast is langs de Ir. Menkolaan in Soest een relatief klein natuurgebied aanwezig, het Slangenbosje. KF23A, RAP20110210 14-02-11

8 definitief Figuur 7: Voor verdroging gevoelige natuur (bron: Grondwaterplan2008-2013 Provincie Utrecht) 2.2. Bodemopbouw In figuur 8 is een geschematiseerde dwarsdoorsnede van de geologie over de gemeente Soest weergegeven (bron: TNO). Soest WVP*1: Dekzanden Plaatselijke leemlaag Soestduinen Soesterberg WVP 1: Fluvioglaciale afzettingen Opgestuwde afzettingen WVP 2: Pleistocene rivierafzettingen Figuur 8: Schematische weergave van de bodemopbouw en de geohydrologie langs het west-oost profiel over Soest (bron: REGIS II-TNO). *WVP:Watervoerend pakket KF23A, RAP20110210 14-02-11

9 definitief De bodem bestaat overwegend uit fijn tot grove zandgronden. Ten noordoosten (Eempolder) van Soest zijn waterstorende lagen aan het maaiveld aanwezig. In Soest, Soestduinen en Soesterberg worden van boven naar beneden over het algemeen de volgende bodemlagen en geohydrologische pakketten onderscheiden: Fijnkorrelige zanden Vanaf het maaiveld worden, met uitzondering van het hooggelegen deel van Soest en het zuiden van Soesterberg, fijnzandige lagen aangetroffen (dekzanden). Op basis van archiefgegevens komen in dit pakket lokaal waterstorende lagen voor. Veelal is sprake van leemhoudend zand, maar ook zijn regelmatig afzonderlijke leemlaagjes of kleilaagjes te onderscheiden. De omvang van deze storende lagen is niet nauwkeurig bekend en zijn tijdens het boren niet aangetroffen. De onderzijde van dit pakket bevindt zich volgens TNO op circa NAP -5 m. Ten zuiden van Soesterberg wordt deze laag niet aangetroffen. Grofkorrelige zanden Onder de dekzanden bevinden zich grovere zanden, afgezet door rivieren. Plaatselijk is dit pakket grindhoudend. De onderzijde van dit pakket bevindt zich op basis van boringen uit het archief van TNO op circa NAP -60 m. Ten noordoosten van Soest (Eempolder) bevindt zich direct onder de dekzanden dan wel aan het maaiveld een slecht doorlatende klei-, veen- of leemlaag met een dikte van circa 10 m. 2.3. Grondwater In aanvulling op de bestaande peilbuizen van TNO zijn verspreid over Soest acht freatische peilbuizen geplaatst. De grondwaterstand wordt hierin hoogfrequent gemeten met behulp van dataloggers. De locaties van de peilbuizen zijn weergegeven in bijlage 1. In Soesduinen en Soesterberg zijn geen peilbuizen geplaatst. De grondwaterstand bevindt zich daar op relatief grote diepte onder het maaiveld. De bestaande peilbuizen van TNO geven voldoende inzicht in de grondwaterstand. Horizontale grondwaterstroming De freatische, ondiepe grondwaterstand varieert in zowel plaats als tijd. Horizontale grondwaterstroming in Soest treedt op van het hooggelegen centrum (De Engen) naar de lagergelegen gebieden. In Soestduinen en Soesterberg stroomt het grondwater in noordoostelijke richting, van de Utrechtse Heuvelrug richting de polder tussen Baarn en Amersfoort (Eempolder). In figuren 9 en 10 zijn een geschematiseerde dwarsdoorsnede van het hydrologisch systeem in Soest en Soesterberg/Soestduinen weergegeven. De omliggende polders hebben een grote invloed op de grondwaterstand in Soest. KF23A, RAP20110210 14-02-11

10 definitief hoogte t.o.v. NAP (m) 20 18 16 14 12 10 8 6 Zuidwest peilbuis 6 peilbuis 5 Koningsweg (N221) potentieel overlastgebied peilbuis 4 Noordoost peilbuis 3 Steenhofstraat polder maaiveldhoogte gws natte periode Trace doorsnede noordoost 4 potentieel overlastgebied 2 0 0 500 1000 1500 2000 2500 3000 afstand zuidwest-noordoost (m) zuidwest Figuur 9: Schematische dwarsdoorsnede met grondwaterstanden in Soest 50 Noord Zuid hoogte t.o.v. NAP (m) 45 40 35 30 25 20 15 Soestduinen Soesterberg maaiveldhoogte grondwaterstand Trace doorsnede noord 10 5 0 0 500 1000 1500 2000 2500 3000 afstand noord-zuid (m) zuidwest Figuur 10: Schematische dwarsdoorsnede met grondwaterstanden in Soesterberg en Soestduinen zuid In Soest, Soesterberg en Soestduinen is sprake van een wegzijgingssituatie:het grondwater stroomt vanuit het bovenste watervoerend pakket naar de onderliggende pakketten. Ter plaatse van de weilanden ten noordoosten van Soest (Eempolder) treedt door de aanwezigheid van polders lichte kwel op. Ontwateringsituatie De ontwateringdiepte is de afstand tussen het maaiveld en de grondwaterstand. Hoe geringer de ontwateringdiepte, hoe groter de kans op grondwateroverlast. KF23A, RAP20110210 14-02-11

11 definitief Tijdens de winterperiode, op 24 januari 2009, varieerde de ontwateringdiepte in Soest van kleiner dan 0,5 m aan de noordelijke rand (Noorderweg) tot circa 10 m in het midden (De Eng). In de volgende gebieden in Soest is de berekende ontwateringdiepte kleiner dan 0,7 m: - Korte Brinkweg en Lange Brinkweg (noordoosten), aan de rand met de Eempolder; - Jachthuislaan, Colenso, Noorderweg en Stadhouderslaan (noorden), tegen de grens met Baarn; - Overhees (zuidwesten), plaatselijk bij wegen. De ontwateringdiepte in Soestduinen bedraagt circa 5 m à 7 m. De ontwateringdiepte in Soesterberg bedraagt circa 10 m à 15 m. Klachten (grond)wateroverlast Colenso en de Noorderweg en omgeving zijn bij de gemeente bekende grondwateroverlastgebieden. Aan de Ir. Menkolaan, Heuvelweg en Dr. Rupertlaan in het noorden van Soest is door verschillende bewoners melding gedaan van grondwateroverlast. De overlast manifesteerde zich als grondwater in de kruipruimte en in de tuinen. In Soestduinen en Soesterberg zijn geen grondwateroverlastgebieden. KF23A, RAP20110210 14-02-11

12 definitief 3. Wetgeving, verantwoordelijkheden en taken 3.1. Algemeen De werkzaamheden van de gemeente Soest zijn er primair op gericht om de veiligheid en de leefbaarheid (leefomgeving) van haar inwoners en bedrijven te waarborgen en waar mogelijk te verbeteren. Grondwateroverlast kan het woongenot en daarmee de leefbaarheid van de inwoners aantasten. Het voorliggende grondwaterbeleidsplan is erop gericht de overlast als gevolg van te hoge of te lage grondwaterstanden voor de inwoners en bedrijven van de gemeente Soest te verminderen. 3.2. Waterwet De taakverdeling en verantwoordelijkheid voor het beheer van het ondiepe grondwaterbeheer waren tot 2008 niet eenduidig in wet- en regelgeving vastgelegd. Om deze onduidelijkheid op te heffen is de Wet Verankering en Bekostiging Gemeentelijke Watertaken (hierna te noemen: Wet Gemeentelijke Watertaken) opgesteld, die per 1 januari 2008 in werking is getreden en per 22 december 2009 is opgenomen in de Waterwet. Deze wet gaat overigens niet alleen over grondwater. De wet bevat onder meer de nieuwe rioolheffing en introduceert gemeentelijke zorgplichten voor afvloeiend hemelwater en voor het grondwater (zie paragraaf 1.1.). De zorgplicht werkt niet met terugwerkende kracht. De volgende elementen zijn van belang (bron: Van rioleringszaak naar gemeentelijke watertaak, VNG 2007): Verantwoordelijkheid perceelseigenaar Van de perceelseigenaar mag worden verwacht dat hij de vereiste (waterhuishoudkundige en/of bouwkundige) maatregelen neemt om grondwaterproblemen te voorkomen of te bestrijden, voor zover deze problemen niet aantoonbaar worden veroorzaakt door onrechtmatig handelen of nalaten van een ander, particulier of overheid. Daarbij horen ook eigen wensen ten aanzien van het object, zoals wonen in de kelder. Structureel De gemeentelijke taak begint als er sprake is van structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand. Bij incidentele grondproblemen (bijvoorbeeld bij extreme regenval) heeft de gemeente dus geen taak en die zal de perceelseigenaar moeten accepteren c.q. zelf maatregelen moeten nemen. De gemeente bepaalt wanneer gesproken kan worden van structurele problemen. Bestemming Voorwaarde voor maatregelen is dat de grondwaterstanden negatieve gevolgen moeten hebben voor de bestemming (bijvoorbeeld woonfunctie), er moet dus een probleem zijn. Inspanningsplicht De grondwaterstand is zeker in bebouwd gebied- niet volledig te sturen, daarom heeft de grondwaterzorgplicht van de gemeente het karakter van een inspanningsverplichting ( zoveel mogelijk ) en wordt de gemeente niet verantwoordelijk voor de grondwaterstand. De gemeente kan wel aansprakelijk worden gesteld op het nakomen van de grondwaterzorgplicht. KF23A, RAP20110210 14-02-11

13 definitief Doelmatigheid In de afweging van gemeentelijke maatregelen moeten de financiële implicaties, de omvang en de duur van de problemen meegenomen worden, alsmede de verschillende mogelijke oplossingen om grondwateroverlast tegen te gaan (beïnvloeden van het grondwaterpeil in probleemgebieden versus laten nemen van bouwkundige maatregelen). Niet de verantwoordelijkheid van andere overheden De gemeentelijke zorgplicht geldt alleen voor maatregelen die niet tot de verantwoordelijkheid van het waterschap of de provincie behoren. In bijlage 3 is het wettelijk kader opgenomen. 3.3. Taakverdeling en verantwoordelijkheden De volgende partijen hebben een gedeelde verantwoordelijkheid en taken aangaande het stedelijk en ondiep grondwater: de perceeleigenaar, de gemeente, het waterschap, de provincie en het waterleidingbedrijf. Hieronder worden per instelling de taken en verantwoordelijkheden benoemd. a. De Gemeente Soest: - Is verantwoordelijk voor de ontwatering van openbaar terrein, conform de gemeentelijke grondwaterzorgplicht zoals die in dit plan is vormgeven binnen het kader van het gemeentelijk beleid, zie paragraaf 5.2. - Biedt particulieren de mogelijkheid zich op een duurzame manier te ontdoen van grondwater, voor zover deze daartoe geen andere mogelijkheden hebben en dit passend is binnen het gemeentelijk beleid, zie paragraaf 5.4. - Draagt zorg voor de eventuele aanleg en onderhoud van de benodigde duurzame leidingsystemen en aansluitpunten in de openbare ruimte voor de ontwatering van het particuliere terrein. - Heeft een loket waar vragen en klachten over grondwater(overlast) binnenkomen en verstrekt informatie via een website, zie hoofdstuk 9. - Neemt naar aanleiding van klachten over (grond-)wateroverlast het initiatief om de oorzaak van de overlast te onderzoeken. - Beheert een grondwatermeetnet ter monitoring van het grondwaterpeil, zie hoofdstuk 8. - Stelt als initiatiefnemer, in ruimtelijke plannen een waterparagraaf op. Hierin worden de aspecten van het grondwater meegenomen. Het waterschap heeft een adviserende rol voor respectievelijk het oppervlakte- en grondwater. - Ziet erop toe dat de van nature voorkomende grondwaterstanden (representatief hoogste grondwaterstand) en het anticiperen daarop door de bouwer in het watertoetsproces wordt meegenomen. - Is verantwoordelijk voor het leveren van kennis en advies, zowel ten behoeve van het uitvoeren van de watertoets als bij het op een duurzame manier aanpakken van problemen in bestaand stedelijk gebied. KF23A, RAP20110210 14-02-11

14 definitief b. De perceeleigenaar: - Is primair verantwoordelijk voor de ontwatering van zijn terrein. Hij houdt bij grondwaterstandverlagende maatregelen rekening met het gemeentelijk beleid en belangen van aangrenzende percelen. Hij kan de gemeente verzoeken het water te mogen lozen op een gemeentelijke voorziening. De gemeente maakt daarbij een doelmatigheidsafweging. De perceeleigenaar is tevens verantwoordelijk voor de bouwkundige staat en het onderhoud van zijn bouwwerken. c. Waterschap Vallei en Eem: - Heeft haar verantwoordelijkheid voor het kwantitatieve en kwalitatieve oppervlaktewater. Omdat grond- en oppervlaktewater elkaar kunnen beïnvloeden heeft het waterschap tevens een (afgeleide) rol in het beheer van het ondiepe grondwater. - Is verantwoordelijk voor de afvoer van drainage- en grondwater via het oppervlaktewater dat door de gemeente of particulieren wordt aangeboden. - Is verantwoordelijk voor het leveren van kennis en advies (waar het oppervlaktewater en het ondiepe grondwater betreft), zowel ten behoeve van het uitvoeren van de watertoets c.q. waterparagraaf, als bij het aanpakken van problemen in bestaand stedelijk gebied. - Verleent vergunningen voor onttrekkingen kleiner dan 150.000 m 3 /jaar en voor alle bronbemalingen. d. Waterleidingbedrijf Vitens: - Heeft als primaire taak het leveren van drinkwater. Het waterleidingbedrijf heeft geen wettelijk verantwoordelijkheid ten aanzien van de grondwaterstand of de handhaving van de grondwaterkwaliteit. e. Provincie Utrecht: - Heeft de taak om het strategisch grondwaterbeleid op te stellen. Middels de grondwaterwet is de provincie ook verantwoordelijk voor het verlenen van vergunningen voor en het registreren van grote grondwateronttrekkingen en infiltraties. - De provincie is beheerder van de grondwatervoorraad. Het beheer van grondwater is met de Waterwet (2009) in handen gelegd van de waterschappen, uitgezonderd winningen voor de openbare drinkwatervoorziening, industriële onttrekkingen groter dan 150.000 m 3 /jaar en warmte-koudeopslag, voor deze onderdelen is de provincie verantwoordelijk. - De provincie is bevoegd gezag voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater op grond van de Waterwet (Kaderrichtlijn Water en Grondwaterrichtlijn) en de Wet Milieubeheer. - De provincie heeft een centrale rol in het grondwaterbeschermingsbeleid. De gebieden waar grondwater voor drinkwater aan de bodem wordt onttrokken en de gebieden die daarvoor in reserve worden gehouden worden afdoende beschermd. De provincie stelt beperkingen aan activiteiten en ruimtelijke functies in het zogeheten grondwaterbeschermingsgebied en in mindere mate in het intrekgebied (het gebied waarbinnen het onttrokken water van bovenaf wordt aangevuld). KF23A, RAP20110210 14-02-11

15 definitief 4. Missie, visie, beleid en strategie grondwater in Soest 4.1. Missie Onder de missie wordt verstaan een strategische doelstelling voor de lange termijn, waarbij de continuïteit wordt geborgd. Voor het grondwater in Soest geldt de volgende missie: 4.2. Visie De gemeente Soest streeft in haar gebied naar een duurzaam grondwatersysteem, met een grondwaterstand die geen structurele overlast veroorzaakt bij de bewoners. Daarnaast wil de gemeente de grondwaterstand niet onnodig verlagen, omdat dit anders botst met de visie de verdroging van de natuur te voorkomen. Ook wil de gemeente voorkomen dat de bodem of het grondwater (op de lange termijn) verontreinigd wordt door actieve infiltratie van verontreinigd afstromend hemelwater (bijvoorbeeld bij afkoppelen). Onder de visie wordt verstaan de wijze waarop de missie kan worden bereikt. In Soest geldt de volgende grondwatervisie: De gemeente Soest wil de aanwezige structurele grondwateroverlast gaan verminderen en daarnaast voorkomen dat toekomstige grondwateroverlast gaat ontstaan. Bij grondwateroverlast wil de gemeente waar mogelijk meewerken aan duurzame/innovatieve oplossingen. Ook wil de gemeente een duidelijk aanspreekpunt zijn voor burgers en bedrijven betreffende grondwaterproblematiek en vragen over het grondwater. De gemeente heeft ten aanzien van het ondiepe grondwater een duidelijke regiefunctie. 4.3. Beleidsdoelstellingen Om in de toekomst te kunnen voldoen aan de grondwatermissie en de grondwatervisie wordt de uitwerking van de onderstaande onderwerpen belangrijk geacht voor het grondwaterplan. Deze onderwerpen staan in de volgende hoofdstukken uitgewerkt. Criteria overtollig grondwater en drooglegging Tot op heden ontbreekt het aan heldere criteria wanneer wel of niet grondwater wordt ingezameld en hoe het overtollige grondwater vervolgens wordt verwerkt. Ook ontbreekt nog bij welke grondwaterstand infiltratie van afstromend hemelwater kan worden toegepast (zoals bij afkoppelen). Daarnaast ontbreken criteria voor een goede drooglegging. Over deze criteria wordt in het grondwaterplan een standpunt ingenomen. Het beleid hierover is opgenomen in hoofdstuk 5. Aanpak van grondwateroverlast en -onderlast Een duidelijk plan van aanpak ontbreekt voor het op een duurzame en innovatieve manier verhelpen van grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met mogelijke toename van extreme neerslag aangaande de klimaatswijziging, zoals die is voorspeld in de IPCC rapporten (bron: Toelichting KNMI op de IPCC rapporten, Intergovernmental Panel on Climate Change van 1 februari 2007). KF23A, RAP20110210 14-02-11

16 definitief Besloten is om na te gaan hoe in bestaand stedelijk gebied met grondwateroverlast moet worden omgegaan. Een tweedeling wordt toegepast in het planmatig en vraaggestuurd oplossen van die grondwaterproblemen. Daarnaast wordt beleid ontwikkeld om op een duurzame wijze grondwateroverlast in nieuw te ontwikkelen gebied te voorkomen. Uit landelijke ervaring is gebleken dat bij nieuw te ontwikkelen gebied wordt bezuinigd op het voldoende ophogen van de bodem, het hebben van voldoende drooglegging en het aanleggen van duurzame ontwateringmiddelen. Gevolg daarvan is dat na oplevering van de woonwijken al snel klachten kunnen ontstaan. Ook wordt ernaar gestreefd om grondwateronderlast te beperken, zoals verdroging van de natuur en zettingen. Hoe dit beleid vorm dient te krijgen is nader uitgewerkt in hoofdstuk 6. Aanleg, beheer en onderhoud drainage- en infiltratiesysteem In de huidige situatie is, met uitzondering van velddrainage op particuliere terreinen, geen drainage aanwezig. Wel wordt overwogen om drainage in combinatie met een IT-riool voor regenwaterafvoer aan te leggen, bijvoorbeeld in de omgeving van de Ir. Menkolaan. Het uitgangspunt hierbij is dat een duurzaam systeem voor de lange termijn wordt aangelegd. Hoe het beleid met betrekking tot de aanleg, beheer en onderhoud vorm dient te krijgen is nader uitgewerkt in hoofdstuk 7. Monitoring grondwaterstand Sinds 2008 wordt de grondwaterstand in de toplaag (het freatisch watervoerend pakket) automatisch gemonitoord met behulp van dataloggers. De metingen dienen meerdere doelen. Naast inzicht in de ontwateringdiepte is nagegaan of de ontwateringcriteria in het openbaar gebied gehaald kan worden. Bovendien worden deze gegevens gebruikt bij het oplossen van grondwaterklachten. Nagegaan wordt hoe de gewenste gegevens verzameld en gedocumenteerd worden. Hoe dit beleid vorm dient te krijgen is nader uitgewerkt in hoofdstuk 8. (Grond)waterloket Grondwater gerelateerde klachten kunnen momenteel gemeld worden bij het (algemene) Meldpunt Woonomgeving. Om een aanspreekpunt voor inwoners te zijn voor vragen en/of klachten van het grondwater dient voor de volgende onderwerpen beleid te worden opgesteld: de herkenbaarheid van het waterloket vergroten en het doorverwijzen van klachten tussen de gemeente en het waterschap synchroniseren. Het beleid hiervoor is beschreven en nader uitgewerkt in hoofdstuk 9. Beperking grondwaterverontreiniging bij infiltratie De grondwatervoorraad in de Utrechtse Heuvelrug is kwetsbaar. Om deze voorraad te beschermen tegen verontreiniging, is voor de Utrechtse Heuvelrug duurzaam beleid voor infiltratie van afstromend hemelwater nodig. KF23A, RAP20110210 14-02-11

17 definitief Het beleid hiervoor is beschreven en nader uitgewerkt in hoofdstuk 10. Duurzaam bodembeheer en gebiedsgericht grondwaterbeheer De verwachting is dat de bodem van Soest komende jaren meer benut zal worden. Met name een toename van de toepassing van Warmte Koude-Opslagsystemen (WKO) zal daar een belangrijke rol in spelen. Ook zullen wellicht meer bodemverontreinigingen als een geaccepteerde bodemfunctie beschouwd kunnen worden (in het kader van gebiedsgericht grondwaterbeheer). Door de toename van het aantal functies in een beperkte ruimte in de bodem kunnen onderlinge beïnvloeding en knelpunten ontstaan. Daarentegen kunnen zich in een drukke bodem ook kansen voordoen. Het beleid hiervoor is beschreven en nader uitgewerkt in hoofdstuk 11. 4.4. Strategie maatregelen Voor maatregelen om in de toekomst te kunnen voldoen aan de grondwatermissie en de grondwatervisie, wordt uitgegaan van het duurzaamheidsprincipe. Duurzaam betekent in dit geval dat de bij een gebied behorende hydrologische situatie bij stedelijke ontwikkelingen zo veel mogelijk wordt gehandhaafd. Tevens betekent dit dat zo min mogelijk technische voorzieningen worden gebruikt om de grondwaterstand te reguleren. Om in het bestaand stedelijk gebied, bij inbreidingen, sloop-nieuwbouw en voor te ontwikkelen stedelijk gebied grondwateroverlast te voorkomen, wordt uitgegaan van de volgende voorkeursvolgorde: 1. ophogen van het maaiveld; 2. het aanleggen van extra oppervlaktewater dan wel het verlagen van het oppervlaktewaterpeil; 3. het aanleggen van drainage onder vrij verval. De gemeente Soest past in beginsel geen onderbemaling van drainagesystemen toe. Een andere mogelijkheid is het nemen van bouwtechnische maatregelen. In bijlage 6 zijn de bouwtechnische maatregelen om vochtoverlast te voorkomen nader beschreven. Voor het treffen van bouwtechnische maatregelen zijn de woningeigenaren primair zelf verantwoordelijk. Bouwtechnische maatregelen worden daarom in dit gemeentelijk grondwaterplan niet verder uitgewerkt. Op korte termijn is het oplossen van grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied vaak niet mogelijk door het verhogen van het maaiveld of het aanleggen van extra open water. In dit geval is de inzet de structurele overlast op te lossen via de aanleg van drainage in openbaar gebied. Vanuit kosteneffectiviteit wordt de aanleg van drainage zoveel mogelijk gecombineerd met rioolvervanging of gecombineerd met de aanleg van een IT-riool voor regenwaterafvoer. Door het veranderende klimaat is het neerslagregime aan het wijzigen. Dit zal een stijging veroorzaken van de grondwaterstand. Bij dimensionering van (nieuwe of te vervangen) drainagesystemen zal hiermee rekening moeten worden gehouden. Doelmatigheid: in principe worden maatregelen alleen doelmatig geacht als meegelift kan worden met andere relevante werkzaamheden en als de maatregelen passen in gemeentelijk beleid ten aanzien van de grondwaterstandverlaging. KF23A, RAP20110210 14-02-11

18 definitief 5. Gewenste ontwateringdiepte en drooglegging 5.1. Achtergrond De ontwateringdiepte (afstand van het maaiveld tot het grondwater) is een belangrijk item in de aanpak van de grondwateroverlast. Bij een te geringe ontwatering kan overlast ontstaan. Afhankelijk van de gebruiksfunctie kan een andere ontwatering gewenst zijn. Bij woningen in woonwijken leidt een hoge grondwaterstand in het algemeen eerder tot overlast dan op een bedrijventerrein. Ook de ouderdom van de bebouwing speelt hierin een rol. Bij oudere bebouwing kan eerder grondwateroverlast door optrekkend vocht worden ervaren dan bij nieuwbouw. De mogelijke gevolgen van grondwateroverlast zijn beschreven in bijlage 5. Het is van belang aan te geven welke grondwatersituatie de gemeente Soest nastreeft. Het grondwaterpeil reageert op neerslag en verdamping en is daarom niet op een vast peil te handhaven. De gemeente heeft dan ook geen resultaatsverplichting om het gewenste grondwaterpeil te handhaven. Middels het nemen van maatregelen volgens de voorkeursvolgorde ophogen, aanleggen open water en grondwatertechnische maatregelen (zie paragraaf 4.4.) kan de gemeente in het openbaar gebied een inspanning leveren om de gewenste situatie te bereiken. De gemeente is niet verantwoordelijk voor het bereiken van een bepaalde grondwatersituatie op het particuliere terrein. De verschillende onderdelen van bovengenoemde taak zijn vastgelegd in doelstellingen die in de onderstaande paragrafen worden behandeld. 5.2. Vaststellen ontwateringcriterium voor de openbare ruimte De gemeente Soest is, als beheerder van de openbare ruimte, verantwoordelijk voor de ontwateringdiepte van haar terrein. Ter plaatse van het openbaar gebied (zoals wegen, parkeerplaatsen en plantsoenen) wordt gestreefd naar een ontwateringdiepte (maaiveld minus grondwaterstand) van ten minste 0,7 m beneden de as van de weg. Voor openbare groengebieden en parken zal gestreefd worden naar een ontwateringdiepte van ten minste 0,5 m minus maaiveld. Voor landelijk gangbare toetsingscriteria onder openbaar terrein wordt verwezen naar bijlage 4. Gekozen is voor het criterium van 0,7 m beneden de as van een weg, daar dit een landelijk gangbaar criterium is en Soest over het algemeen al een grotere ontwateringdiepte heeft. Door een dergelijk criterium aan te houden wordt het particuliere belang veelal meegenomen doordat het ontwateringmiddel (bijvoorbeeld middels een drainageleiding of oppervlaktewater) in de gemeente Soest een uitstraling heeft op de grondwaterstand in de omliggende omgeving. Als grondwatertechnische middelen worden ontworpen, zal het particuliere belang worden meegenomen door bijvoorbeeld op een drainageniveau lager dan 0,7 m beneden de as van de weg te gaan draineren, voor zover dit mogelijk en doelmatig is. Het streven is om een ontwatering van 0,7 m op particulier terrein te kunnen realiseren (zie bijlage 4). Om op een lager drainageniveau dan 0,7 m beneden de as van de weg te gaan draineren, geldt echter wel de volgende randvoorwaarde: - in zettingsgevoelige gebieden geldt dat de grondwaterstand niet structureel mag dalen onder de van nature laagst voorkomende grondwaterstand. KF23A, RAP20110210 14-02-11

19 definitief De gemeente draagt geen verantwoordelijkheid voor de grondwaterstand op particulier terrein. Hiervoor is de particulier zelf verantwoordelijk. In speciale gevallen kan afgeweken worden van het ontwateringcriterium. Bijvoorbeeld als de ontwatering niet gehandhaafd kan worden, omdat het oppervlaktewaterpeil niet door het waterschap kan worden verlaagd. Deze ontwateringdieptes gelden voor bestaand stedelijk gebied (wegen en parken). Grondwater dat zich structureel boven deze gestelde ontwateringdiepte bevindt wordt als overtollig beschouwd. In- en uitbreidingsplannen De gemeente Soest hanteert bij in- en uitbreidingsplannen een minimale ontwateringdiepte van 0,8 m. Voor de in- en uitbreidingen is sprake van een strengere ontwateringcriterium dan voor de bestaande stad. Hiermee wordt toekomstige grondwateroverlast voorkomen. Grondwater dat zich structureel boven deze gestelde ontwateringdiepte bevindt kan leiden tot structurele grondwateroverlast. Structureel Grondwateroverlast wordt als structureel beschouwd als er zowel meldingen zijn als te hoge grondwaterstanden. Structureel te hoge grondwaterstanden treden op als de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) of de representatieve hoogste grondwaterstand (RHG) gedurende meerdere aaneengesloten jaren hoger is dan de gewenste grondwatersituatie. Infiltratie afstromend hemelwater Bij het actief infiltreren van afstromend hemelwater wordt de grondwaterstand, afhankelijk van de bodemopbouw, verhoogd. Om te voorkomen dat grondwateroverlast ontstaat, worden voor de toepassing van infiltratie criteria aan de grondwaterstand gesteld, zie tabel 1, bijlage 2a en bijlage 2b. Bij een ontwateringdiepte kleiner dan 1 m wordt geen infiltratie toegepast. Bij een ontwateringdiepte tussen 1 m en 2 m wordt per project onderzoek uitgevoerd naar de grondwatersituatie en wordt beoordeeld of infiltratie tot grondwateroverlast kan leiden. Ook wordt nagegaan of ondiepe (innovatieve) infiltratietechnieken toegepast moeten worden om te voorkomen dat de infiltratietechnieken permanent onder water komen te staan. Voorbeelden van gangbare technieken zijn: wadi s, doorlatende verharding, ondiepe infiltratie-elementen zoals krukjes. Ondiepe infiltratietechnieken kunnen ook op innovatieve wijze gebruikt worden als waterberging onder de straat. Afstromend water kan in de voorzieningen worden geborgen waarna het vertraagd kan afstromen naar oppervlaktewater. Bij grotere ontwateringdiepten kan in principe infiltratie toegepast worden, mits dit niet tot wateroverlast (bij laaggelegen gebieden) leidt. Bij grootschalige infiltratieprojecten wordt door middel van berekeningen beoordeeld of infiltratie tot grondwateroverlast bij laaggelegen delen leidt. KF23A, RAP20110210 14-02-11

20 definitief Tabel 1: Criteria ontwateringdiepte ten aanzien van infiltratie van hemelwater Ontwateringdiepte natte periode [m] Mogelijkheden < 1,0 Niet infiltreren: afvoer naar oppervlaktewater Opmerking Vanwege kans op grondwateroverlast wordt hemelwater afgevoerd naar oppervlaktewater. 1,0-2,0 Overgangszone Nader onderzoek haalbaarheid. 2,0-3,0 Infiltreren mogelijk > 3,0 Infiltreren goed mogelijk Mits dit niet tot grondwateroverlast bij laaggelegen delen leidt. Mits dit niet tot grondwateroverlast bij laaggelegen delen leidt. 5.3. Vaststellen droogleggingseisen voor nieuwbouwgebieden Het waterschap is als peilbeheerder van het oppervlaktewater verantwoordelijk voor voldoende drooglegging. Gestreefd wordt naar een drooglegging bij normaal waterpeil van 1,3 m. Hierbij is aangesloten op de uitgangspunten van het waterschap Vallei en Eem. Bij deze drooglegging is er nog 0,5 m ruimte voor opbolling van de freatische grondwaterstand. Door met zand op te hogen tot 1,3 m boven het oppervlaktewaterpeil, wordt een robuust, duurzaam en klimaatbestendig ontwerp gerealiseerd. 5.4. Vaststellen hoe om te gaan met door derden aangeboden grondwater Ontvangst van door particulieren aangeboden grondwater dient aan het criterium van overtollig grondwater te voldoen. Grondwater wordt alleen aangenomen als dit doelmatig is. Indien het grondwater op particulier terrein zich bevindt op of onder 0,7 m beneden de as van de weg, dan is de gemeente Soest niet ontvangstplichtig. Ten aanzien van maatregelen tegen wateroverlast dienen in beginsel eerst maatregelen op eigen terrein genomen te worden. Er kan dan bijvoorbeeld gedacht worden aan bouwkundige maatregelen (zie bijlage 6) of lozing naar het oppervlaktewater waar dat mogelijk is. Indien dit niet mogelijk blijkt te zijn zal de gemeente aan particulieren de mogelijkheid bieden zich te ontdoen van grondwater door dit bijvoorbeeld aan te laten sluiten op het aanwezige of nieuw aan te leggen gemeentelijk drainagesysteem of op de regenwaterriolering. In een zeer uitzonderlijk geval kan toestemming gegeven worden om tijdelijk op een gemengd stelsel grondwater te lozen. Hoe grondwater aangeboden moet worden, wordt beschreven in een aansluitverordening. Bij het opstellen van het VGRP wordt dit nader beschreven conform de modelverordening van de VNG. KF23A, RAP20110210 14-02-11

21 definitief 6. Oplossen en voorkomen van grondwateroverlast en -onderlast 6.1. Achtergrond In bijlage 2a en bijlage 2b zijn zones aangegeven waar mogelijk grondwateroverlast verwacht kan worden enerzijds en waar anderzijds infiltratie van hemelwater op basis van de geohydrologie mogelijk is (uitgaande van een natte situatie). Deze kaarten zijn gebaseerd op de ontwateringkaart, bekende overlastgebieden en archiefgegevens van TNO. Bij de gemeente Soest is bekend dat in het noorden van Soest ter plaatse van Colenso, de Noorderweg, de Ir. Menkolaan, Heuvelweg en Dr. Rupertlaan grondwateroverlast wordt ervaren. Momenteel wordt aan de Ir. Menkolaan grondwateronderzoek verricht om te bepalen of en welke maatregelen getroffen kunnen worden. De resultaten hiervan worden in het voorjaar van 2011 verwacht. Op basis van de ontwateringkaart is het mogelijk dat in Overhees en aan de rand met de Eempolder (omgeving van de Korte Brinkweg en de Lange Brinkweg) grondwateroverlast wordt ervaren. Er is vooralsnog echter geen grondwateroverlast gemeld door bewoners. Voor de overige gebieden in de gemeente Soest is het onwaarschijnlijk dat eventuele klachten met grondwater te maken hebben. Ook de ontwateringdiepte in Soesterberg en Soestduinen is op basis van de TNO meetgegevens voldoende groot. In deze woonkernen wordt geen grondwateroverlast verwacht en is infiltratie van hemelwater op basis van de geohydrologie mogelijk. De verschillende onderdelen van bovengenoemde taak zijn vastgelegd in doelstellingen die in de onderstaande paragrafen worden behandeld. 6.2. Vaststellen aanpak grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied Voor de gemeente Soest zijn drie maatregelen toepasbaar om grondwateroverlast tegen te gaan (zie hoofdstuk 4): het ophogen van maaiveld voor nieuw te ontwikkelen gebied, het toepassen van een peilverlaging/aanleg watergangen en grondwatertechnische maatregelen (drainage). In een uitzonderlijk geval kan in bestaand stedelijk gebied voldoende ruimte aanwezig zijn om nieuwe watergangen te realiseren. Het aanpakken van grondwateroverlast dient doelmatig te gebeuren. Maatregelen naar aanleiding van klachten dienen kosteneffectief te worden genomen. Maatregelen worden alleen doelmatig geacht als meegelift kan worden met andere relevante werkzaamheden en als de maatregelen passen in gemeentelijk beleid ten aanzien van de grondwaterstandverlaging (het ontwateringcriterium van 0,7 m beneden as van de weg). Als de drain er eenmaal ligt kunnen particulieren hun eigen ontwateringvoorziening hierop laten aansluiten. Hiervoor dient bij de gemeente wel aan de aansluitverordening te worden voldaan. In de aansluitverordening worden onder andere de technische gegevens van de drains en de wijze van onderhoud en de afstemming met de overheid vastgelegd. KF23A, RAP20110210 14-02-11

22 definitief 6.2.1. Planmatige aanpak De gemeente Soest heeft besloten om voor Overhees en het gebied aan de rand met de Eempolder (omgeving van de Korte Brinkweg en de Lange Brinkweg) vooralsnog niet na te gaan of sprake is van structurele (grond)wateroverlast. Reden hiervoor is dat er geen grondwateroverlast is gemeld door bewoners. Wel wordt voor de wijk Overhees in Soest in samenwerking met het waterschap geïnventariseerd of een peilverlaging van de watergangen in de wijk doelmatig is voor het verbeteren van de ontwateringsituatie in de wijk. Hiermee wordt beoogd de grondwatersituatie in de wijk te verbeteren en gereed te maken voor klimaatveranderingen. Om mogelijke problemen planmatig aan te pakken wordt de volgende werkwijze gehanteerd: 1 analyse op basis van klachten en de gegevens van grondwatermeetnet; 2 archiefstudie naar grondwateroverlast; 3 onderzoek uitvoeren naar grondwateroverlast (veldstudie); 4 opstellen van ontwerpen voor compenserende maatregelen; 5 realisatie van de maatregelen. De gemeente Soest heeft goede ervaringen met IT-riolen en is er voorstander van om leidingen met een grote diameter (Ø 300 mm) in de rijbaan aan te brengen, eventueel met uitleggers richting de woningen. Bij voorkeur wordt het IT riool aangelegd op een diepte vergelijkbaar met het vuilwaterriool, worden de kolken aangesloten op het IT-riool en wordt het IT riool in open verbinding met het oppervlaktewater aangelegd. De gemeente is er tegen om een onderbemaling te installeren, omdat hiermee een kunstmatige situatie wordt gecreëerd en de natuurlijke fluctuatie van de grondwaterstand teniet wordt gedaan. 6.2.2. Vraaggestuurde aanpak Naar aanleiding van meldingen over grondwateroverlast neemt de gemeente Soest het initiatief om te onderzoeken of de overlast samenhangt met de aanwezige grondwaterstand. Er wordt gewerkt volgens de volgende drietrapsstrategie. 1. Als er klachten worden gemeld, zal een medewerker van de gemeente Soest een quick scan verrichten. Middels informatie uit het grondwatermeetnet en archiefgegevens wordt nagegaan wat de mogelijke oorzaak van het probleem kan zijn. Vervolgens gaat een medewerker ter plaatse polshoogte nemen. Met de particulier wordt besproken hoe grondwateroverlast het beste verholpen kan worden. 2. Indien meerdere klachten uit een wijk worden gemeld zal, naast de werkzaamheden uit stap 1, ook een veldwerk worden uitgevoerd. Peilbuizen zullen worden geplaatst en de grondwaterstand wordt handmatig of automatisch geregistreerd en de bodemopbouw wordt vastgesteld. Op basis van deze informatie wordt gepoogd een oplossing voor het geconstateerde probleem te vinden. 3. Mocht blijken dat het geconstateerde probleem niet eenvoudig is op te lossen, dan zal overgegaan worden op het planmatig aanpakken van de grondwateroverlast. Hetzelfde geldt voor die situaties waarbij continu klachten uit een wijk blijven binnenkomen. KF23A, RAP20110210 14-02-11