N o t i t i e t. b. v. A r e n a d e b a t b e s t e m m i n g s p l a n b u i t e n g e b i e d M o e r d i j k 31 augustus 2016 Op 8 september a.s. vindt om 19.30 u het vierde Arenadebat plaats over het buitengebied van de gemeente Moerdijk. Nu de visie buitengebied op 14 juli jl. is vastgesteld, wordt inmiddels gewerkt aan de uitwerking van het nieuwe bestemmingsplan buitengebied. In het vierde Arenadebat is de centrale vraag: Wat voor soort bestemmingsplan willen we? We beginnen met de open vraag wat voor u belangrijk is voor het nieuwe bestemmingsplan. Waar loopt u in uw dagelijkse praktijk tegenaan bij het nu geldende bestemmingsplan? Wat moet in ieder geval goed geregeld worden in het nieuwe bestemmingsplan? En wat zou u graag anders geregeld willen zien ten opzichte van het nu geldende bestemmingsplan? Daarna zullen we een aantal thema s in relatie tot het bestemmingsplan met elkaar bespreken. Op onderdelen zal de discussie voor een aantal mensen wellicht vrij juridisch-technisch zijn. Onderstaande informatie biedt hiervoor enige achtergrondinformatie. De te bespreken thema s zullen tijdens de bijeenkomst nader worden toegelicht. W a t i s p r e c i e s e e n b e s t e m m i n g s p l a n? De kern van het bestemmingsplan is geformuleerd in artikel 3.1 van de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro). Op basis van dit artikel worden voor een goede ruimtelijke ordening aan de in het plan aangewezen gronden een bestemming toegewezen en worden in verband met die bestemming in elk geval regels gegeven over het gebruik van de grond en de bouwwerken daarop. Kort gezegd geeft het bestemmingsplan dus regels voor het gebruiken en bouwen van gronden en gebouwen. Zo wordt bij een aanvraag voor een bouwvergunning (omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen) getoetst aan het bestemmingsplan. Daarbij wordt getoetst of het gevraagde gebouw qua omvang past in het bestemmingsplan, maar ook of het gebruik van het gebouw op basis van het bestemmingsplan is toegestaan (een agrarisch bedrijfsgebouw past veelal wel in een agrarische bestemming, maar niet in een woonbestemming). V o r m e n v a n b e s t e m m i n g s p l a n n e n In het algemeen wordt onderscheid gemaakt tussen gedetailleerde en globale bestemmingsplannen. Globale bestemmingsplannen worden meestal gemaakt voor gebieden die nog ontwikkeld moeten worden, zoals nieuwe woonwijken of nieuwe bedrijfsterreinen. Voor buitengebieden wordt meestal een vrij gedetailleerd bestemmingsplan gemaakt, waarbij de bestaande en legale situatie het uitgangspunt van de regeling is. Aanvullend op de bestaande situatie wordt voor de meeste functies ook voorzien in een beperkte mogelijkheid om uit te breiden. Voor de agrarische bedrijven moet de bebouwing dan passen binnen het agrarische bouwvlak of binnen de regels van de bouwstede (zie hierna). Voor bijvoorbeeld burgerwoningen of niet-agrarische bedrijven worden vlakken op de verbeelding aangegeven en worden regels opgenomen voor de maximale oppervlakte aan bebouwing. 1
A g r a r i s c h e b o u w v l a k k e n e n / o f b o u w s t e d e s In het geldende bestemmingsplan zijn voor de agrarische bedrijven zowel bouwstedes als bouwvlakken opgenomen. De bouwstede of het bouwvlak bepaald waar gebouwen zijn toegestaan. 1. B o u w s t e d e s De bouwstedes zijn met name gebruikt in de vigerende bestemming Agrarisch doeleinden (met name voor de akkerbouw- en tuinbouwbedrijven). Dit is een grote gebiedsbestemming die met name de agrarische productiegronden omvat. K a a r t f r a g m e n t g e l d e n d b e s t e m m i n g s p l a n De sterretjes geven de bouwstedes aan. In de planregels zijn vervolgens nadere regels opgenomen voor de toegestane gebouwen en de toegestane oppervlakte gebouwen. Zo is geregeld dat dat de bouwstede maximaal 1,5 ha. mag bedragen, waarbij de langste zijde ten hoogste 150 m mag bedragen. En er is bijvoorbeeld een regel opgenomen dat de onderlinge afstand tussen de gebouwen ten hoogste 20 m mag bedragen. Waar de bebouwing is toegestaan, wordt dus pas duidelijk in combinatie met de regels. 2. B o u w v l a k k e n Voor bepaalde typen bedrijven (intensieve veehouderij, glastuinbouw, intensieve kwekerij) is gewerkt met ingetekende bouwvlakken. Daarbij is op de verbeelding precies aangegeven waar de bebouwing mag komen. En soms is daarbij een maximum oppervlakte aan gebouwen opgenomen. K a a r t f r a g m e n t g e l d e n d b e s t e m m i n g s p l a n Het bruine gebied is het bouwvlak. In het rechter voorbeeld is ook een max. oppervlakte aangegeven. 2
Tijdens het Arenadebat bespreken we de vraag of deze methodiek van bouwstedes en bouwvlakken gehandhaafd moet worden of dat voor elk agrarisch bedrijf een getekend bouwvlak moet worden opgenomen. Door sommigen is gesteld dat de provincie getekende bouwvlakken als eis stelt. Uit overleg met de provincie is gebleken dat dit niet het geval is. Anderen hebben aangegeven dat de digitale vereisten (Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen) bouwstedes niet meer zou toestaan. Ook dat is niet juist. Het is technisch nog steeds mogelijk om bouwstedes in het bestemmingsplan op te nemen. Zie het voorbeeld hieronder. U i t s n e d e v e r b e e l d i n g b e s t e m m i n g s p l a n B u i t e n g e b i e d M i d d e n - D r e n t h e (De cirkels geven de bouwstedes weer) F l e x i b i l i t e i t b i n n e n h e t b e s t e m m i n g s p l a n Om in de toekomst ook mee te kunnen werken aan veranderingen, die nu zijn te voorzien, wordt enige mate van flexibiliteit in het bestemmingsplan opgenomen. Tijdens het Arenadebat gaat het onder ander om de vraag welke mate van flexibiliteit u wenselijk acht. Hiervoor bestaan de volgende mogelijkheden binnen het bestemmingsplan. R u i m e m o g e l i j k h e d e n b i j r e c h t Enige mate van flexibiliteit kan worden gevonden in het ruim formuleren van de mogelijkheden die bij recht (ofwel zonder meer) zijn toegestaan. Bijvoorbeeld op basis van de visie is op elk agrarisch erf zonder meer een akkerbouw- of tuinbouwbedrijf toegestaan, ook al is er in de bestaande situatie sprake van een veehouderij. Ook bepaalde nevenactiviteiten kunnen bijvoorbeeld bij recht in de planregels worden toegestaan. Bij niet-agrarische bedrijven is de geldende regeling al zo dat deze niet alleen zijn bestemd voor de bestaande bedrijfsactiviteit, maar ook voor bedrijven in een bepaalde milieucategorie. 3
B i n n e n p l a n s e a f w i j k i n g s b e v o e g d h e i d In het bestemmingsplan kan een mogelijkheid opgenomen worden om in beperkte mate af te wijken van de gestelde regels in het bestemmingsplan. Deze afwijkingen mogen niet leiden tot een wijziging van de bestemming. Bij deze afwijkingen moeten ruimtelijk relevante voorwaarden opgenomen worden. Deze afwijkingsmogelijkheid is een bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Hiervoor geldt de reguliere wabo-procedure. Een voorbeeld hiervan is om onder bepaalde voorwaarden ondergeschikte nevenactiviteiten op agrarische bedrijven toe te kunnen staan. Of een mogelijkheid om extra bijgebouwen bij burgerwoningen te kunnen toestaan, mits een bepaalde hoeveel bestaande gebouwen wordt gesloopt. W i j z i g i n g s b e v o e g d h e i d Bij nieuwe ontwikkelingen die nog niet geheel duidelijk zijn bij het opstellen van het bestemmingsplan kan ook gekozen worden voor het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan. Hiermee kan de bestemming op een perceel omgezet worden in een andere bestemming, mits aan de opgenomen voorwaarden wordt voldaan. Hiermee wordt door de raad de bevoegdheid gegeven aan het College van Burgemeester en Wethouders (B&W) een initiatief nader af te wegen. Daarbij is bepalend of een initiatief kan voldoen aan de voorwaarden, die in de wijzigingsbevoegdheid zijn geformuleerd. De voorwaarden dienen ruimtelijk relevant te zijn en voldoende objectief begrensd. En de haalbaarheid van een wijzigingsbevoegdheid moet in het bestemmingsplan aangetoond worden. Voordat een wijzigingsplan kan worden opgesteld, dient aangetoond te worden dat aan de gestelde voorwaarden kan worden voldaan. Daartoe dient een ruimtelijke onderbouwing te worden opgesteld. Het ontwerp-wijzigingsplan wordt 6 weken ter inzage gelegd. Rekening houdend met de ingediende zienswijzen stelt B&W vervolgens het wijzigingsplan vast. Het wijzigingsplan gaat deel uit maken van het bestemmingsplan (moederplan). Met de wijziging van de bestemming vervalt de onderliggende bestemming uit het moederplan. Nadat de procedure van het wijzigingsplan is afgerond, kan een omgevingsvergunning aangevraagd worden. Een voorbeeld is de situatie dat een agrarisch bedrijf is gestopt. Daarvoor kan het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid bevatten om dan de agrarische bestemming om te zetten naar een woonbestemming, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. F l e x i b i l i t e i t b u i t e n h e t b e s t e m m i n g s p l a n Voor situaties die niet passen binnen het bestemmingsplan (inclusief de afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden) kan een procedure uitgebreide omgevingsvergunning worden doorlopen. Daarmee kan worden afgeweken van het bestemmingsplan. Ter onderbouwing van de omgevingsvergunning dient een ruimtelijke onderbouwing te worden opgesteld, waarin moet worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. B&W kan op deze manier ontwikkelingen nader af te wegen. Indien B&W hier medewerking aan wil verlenen, dient formeel aan de gemeenteraad een zogenaamde verklaring van geen bedenkingen te worden gevraagd. Voor ontwikkelingen die passend zijn in het kader van het dynamisch afwegingskader uit de visie buitengebied, geldt dat dit niet meer nodig is. Hiervoor geldt een algemene verklaring van geen bedenkingen. Belangrijk verschil met een wijzigingsprocedure (wijziging binnen het bestemmingsplan) is dat de procedure meteen de omgevingsvergunning betreft (en dus niet eerst aanpassen bestemming en pas daarna omgevingsvergunning). Qua procedure is deze mogelijkheid goed vergelijkbaar met een wijzigingsprocedure. 4
P r a k t i s c h e i n v u l l i n g d y n a m i s c h a f w e g i n g s k a d e r In hoofdstuk 7 van de Visie buitengebied is het Dynamisch afwegingskader opgenomen. Hierin zijn vijf afwegingsprincipes geformuleerd om nieuwe initiatieven, die niet passen in het bestemmingsplan te kunnen beoordelen en af te kunnen wegen. Dit is een nieuwe wijze van werken, die zowel voor initiatiefnemers als de gemeente even wennen is. Om de communicatie tussen initiatiefnemers en de gemeente zo soepel mogelijk te laten verlopen, is een handleiding (in concept) opgesteld. Deze is als bijlage bij deze memo opgenomen. Onze vraag is of de handleiding werkbaar is. 5
H a n d l e i d i n g n i e u w e i n i t i a t i e v e n i n h e t b u i t e n g e b i e d Concept d.d. 30 augustus 2016 N i e u w e i n i t i a t i e v e n i n h e t b u i t e n g e b i e d. U bent van plan om iets op uw perceel in het buitengebied te veranderen of te ontwikkelen. Het kan daarbij gaan om (ver)bouwen, het anders gebruiken van bestaande gebouwen of gronden (functieverandering) of beide. De gemeente toetst uw plannen dan aan het bestemmingsplan buitengebied waarin regels zijn opgenomen ten aanzien van het bebouwen en gebruiken van de percelen in het buitengebied. Wanneer uw initiatief niet past in het bestemmingsplan, kan de gemeente u geen vergunning verlenen. Dat wil niet zeggen dat uw initiatief daarmee definitief van de baan is. Het gemeentebestuur van Moerdijk hanteert ten aanzien van ontwikkelingen in het buitengebied het principe Ja, mits. Dat betekent dat de gemeente in principe mee wil werken aan ontwikkelingen in het buitengebied, mits zij bijdragen aan de kwaliteit van het buitengebied en meer in het bijzonder het landschap. Het gaat daarbij met name om ontwikkelingen op bestaande erven. Als het gaat om bijvoorbeeld het bouwen van woningen op nieuwe locaties dan gelden andere regels die verderop in deze notitie worden uitgelegd. D y n a m i s c h a f w e g i n g s k a d e r In de visie buitengebied, die op 14 juli 2016 door de gemeenteraad is vastgesteld, is met het Dynamisch afwegingskader een mogelijkheid opgenomen om initiatieven af te wegen die niet passen in het geldende bestemmingsplan. Dit afwegingskader is gebaseerd op vijf principes: 1. Zonering in prioritaire functies In de visie buitengebied is een gebiedsindeling opgenomen in prioritaire functies. Dat kan bijvoorbeeld grondgebonden agrarisch gebruik of Ecologische Hoofdstructuur. De prioritaire functie is per gebied verschillend en geeft de hoofdfunctie van dat deelgebied weer. Dat wil niet zeggen dat in deze gebieden geen andere functies of vormen van gebruik zijn toegestaan, maar ze mogen de prioritaire functie niet negatief beïnvloeden of in zijn ontwikkeling beperken. 2. Zonering dynamiek luwte rust Bij dynamiek gaat het om de mate waarin de beoogde functie onrust veroorzaakt als het bijvoorbeeld gaat om het aantrekken van mensen, auto s, transportbewegingen etc. Er zijn gebieden in het buitengebied die vragen om absolute rust, bijvoorbeeld de natuur, en gebieden waar juist meer beweging passend is zoals bijvoorbeeld in bebouwingsconcentraties en de randzones rond de kernen. Daarnaast is het van belang om de verkeersaantrekkende werking te toetsen aan de soms beperkte capaciteit van de ontsluitingswegen en met name de vaak smalle wegen op de dijken. 3. Behoud van de balans Er wordt meer ruimte geboden aan vormen van gebruik in het buitengebied dan voorheen, ook als het gaat om niet agrarische bedrijvigheid, dienstverlening, verzorgende functies en voorzieningen. Het mag echter niet zo zijn dat deze functies ook zonder meer passend zouden zijn in de kernen van de 1
gemeente. Het gaat er bij deze afweging dus vooral om de vraag waarom de voorgenomen activiteit juist in het buitengebied het meest tot zijn recht komt en niet zou passen in de kernen. Op welke manier wordt er gebruik gemaakt van de kwaliteiten van het buitengebied of op welke manier levert het initiatief een bijdrage aan de kwaliteiten van het buitengebied? 4. Bijdrage aan de kwaliteit van het landschap Het ja mits houdt in dat ruimte geboden wordt aan ontwikkelingen in het buitengebied mits zij bijdragen aan de kwaliteit van het buitengebied. Het kan daarbij gaan om landschapsontwikkeling op of rond het erf, maar ook om natuurontwikkeling, sloop van (overtollige) bebouwing, behoud en herstel van archeologisch en/of cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en elementen, ruimte bieden aan wandel en of fietsroutes etc. De wijze waarop deze bijdrage gestalte kan krijgen is sterk afhankelijk van het initiatief, de locatie en de omgeving en wordt in overleg met de gemeente nader uitgewerkt. Het Landschapkwaliteitsplan, dat onderdeel vormt van de Visie buitengebied, biedt hiervoor informatie en inspiratie. 5. Invloed op de kwaliteit van de leefomgeving Hierbij is het van belang te bepalen of het initiatief een mogelijk negatieve invloed heeft op de directe woon-, werk- en leefomgeving. Veroorzaakt het initiatief geluidsoverlast, milieuhinder, parkeeroverlast, verstoring van natuur, bodem, water etc. Maar het geldt ook omgekeerd. Is de milieusituatie in de omgeving zodanig dat het initiatief daar in past. Het is bijvoorbeeld niet wenselijk om een woning of andere gevoelige functie te realiseren binnen een milieuzone van een bedrijf. Woningen op nieuwe locaties In de visie buitengebied is aangegeven dat het bouwen van een woning op een locatie waar nu nog geen bebouwing is, alleen kan worden toegestaan in de aangewezen bebouwingsconcentraties. Deze zijn in de visie bebouwingsconcentraties nader uitgewerkt. Buiten de daarin aangegeven gebieden worden geen nieuwe woningen toegestaan. Een nieuwe woning kan alleen worden toegestaan indien er sprake is van een kwaliteitsimpuls van de bebouwingsconcentratie, bijvoorbeeld door sloop van bestaande bebouwing. Daarnaast moet voldaan worden aan de criteria van de het dynamisch afwegingskader (voor zover relevant). Initiatieven met een bijzondere toegevoegde waarde Innovatie en duurzaamheid (people, planet, profit) zijn begrippen die centraal staan in het beleid van de gemeente Moerdijk. De meerwaarde van initiatieven die voorzien in innovatie en een toegevoegde waarde op het gebied van samenleving, zorg en leefbaarheid, maatschappelijk ondernemen en werkgelegenheid, duurzame energie, circulaire economie en biodiversiteit, worden nadrukkelijk met voorrang betrokken in de afweging op basis van het dynamisch afwegingskader. W a t m o e t i k d o e n a l s m i j n i n i t i a t i e f n i e t p a s t i n h e t b e s t e m m i n g s p l a n? Als uw initiatief niet past in het bestemmingsplan, kunt u het gemeentebestuur verzoeken om een principe-uitspraak te doen over de aanvaardbaarheid van uw initiatief. Het is verstandig om dat te doen in een vroegtijdig stadium van de ontwikkeling van uw plan, om te voorkomen dat u investeert in het maken van kostbare gedetailleerde plannen die mogelijk niet, of niet in die vorm, kunnen voldoen aan de te stellen eisen. 2
H a n d l e i d i n g De volgende vragenlijst helpt u om uw initiatief zo kansrijk mogelijk voor te leggen en de gemeente in staat te stellen om een goede afweging te maken. Mocht u vragen hebben bij het invullen van de vragenlijst dan helpen we u daar graag bij. 1. Om welke locatie gaat het? (adres, kadastraal perceel). 2. Bent u eigenaar van deze locatie of is de eigenaar van het perceel op de hoogte van uw initiatief? 3. Vertel in korte bewoordingen wat u van plan bent. 4. Leidt uw initiatief tot (meerdere antwoorden zijn mogelijk): 0 functieverandering 0 verbouwing 0 sloop & vervangende nieuwbouw 0 uitbreiding bestaande bebouwing 0 nieuwbouw 5. Kunt u een indicatie geven van het aantal m² dat u voor ogen heeft voor het nieuwe gebruik, sloop en vervangende nieuwbouw, uitbreiding en/of nieuwbouw? 6. Kunt u met een eenvoudige schets uw initiatief op locatie weergeven? 7. Wat is volgens de visie buitengebied de prioritaire functie van uw omgeving (zie visie buitengebied, blz. 32 en 33)? Verwacht u dat uw initiatief een mogelijke belemmering vormt voor of negatieve invloed heeft op deze prioritaire functie? Zo ja in welke vorm of mate, zo nee waarom niet? 8. Leidt uw initiatief tot aantrekking van meer mensen, autoverkeer of transportbewegingen wat mogelijk in conflict raakt met de aard (dynamisch-luwte-rust) van de omgeving of de capaciteit van de aanwezige infrastructuur? Geef inzicht in de wijze waarop het parkeren op het eigen erf kan worden opgelost. 9. Heeft uw initiatief betrekking op publiekgerichte vormen van bedrijvigheid, dienstverlening, detailhandel, zorg of anderszins, die als functie ook passend is in de kernen? 10. Waarom is uw initiatief juist in het buitengebied gesitueerd en wat is daarvan de meerwaarde? 11. Op welke wijze kan uw initiatief bijdragen aan de kwaliteit van het landschap? Een uitgewerkt landschapsplan is in deze fase niet nodig. Een korte omschrijving volstaat. 12. Leidt uw initiatief tot belemmeringen voor omliggende bedrijven en functies? Verwacht u weerstand uit de buurt? 13. Wanneer u een woning wilt bouwen op een nieuwe locatie. Maakt de beoogde locatie onderdeel uit van een bebouwingsconcentratie zoals deze aangegeven zijn in de visie bebouwingsconcentraties? 3
14. Voorziet uw initiatief in een bijzondere meerwaarde op het gebied van innovatie en duurzaamheid (people, planet, profit) en kunt u deze in het kort beschrijven? 15. Zijn er nog andere aspecten die u van belang vindt voor een goede afweging van uw initiatief? 4