POSTADRES Postbus 20 7500 AA Enschede BEZOEKADRES Langestraat 24 Aan de Gemeenteraad TELEFOON 7133 DATUM ONS KENMERK BEHANDELD DOOR J.E.M. Bannenberg UW BRIEF VAN UW KENMERK DOORKIESNUMMER --- --- (053) 481 7133 ONDERWERP Rekenkamercommissie gemeente Enschede armoedebeleid Geachte leden van de Raad, Wij hebben kennis genomen van het Rekenkamerrapport Armoede, participatie en beleid in Enschede; conclusies en aanbevelingen betreffende het armoedebeleid van de gemeente Enschede alsook het onderzoeksrapport Armoede, participatie en beleid in Enschede: Participeren in noaberschap waarop het Rekenkamerrapport is gebaseerd. In deze brief treft u onze reactie op het rekenkameronderzoek in het algemeen, en de aanbevelingen in het bijzonder aan. Algemene reactie Wij stellen het op prijs dat de Rekenkamercommissie, net als de Raad en het College, oog heeft voor de armoedeproblematiek in Enschede. Het college onderschrijft de centrale conclusie uit het rapport: alles overziend heeft de gemeente maar beperkte beleidsruimte op het gebied van armoedebeleid. De gemeente zit klem tussen enerzijds de omvangrijke armoede- en schuldenproblematiek en anderzijds haar beperkte financiële ruimte, de prikkel om de toegang tot voorzieningen te beperken en een steeds knellender landelijk opgelegd stelsel van sociale wetgeving. Ten aanzien van het beperken van de toegang tot de voorzieningen moet worden opgemerkt dat dit slechts in bepaalde mate geldt voor de wettelijke taken. Alle wettelijke regelingen op het terrein van het armoedebeleid hebben het karakter van een zogenaamde openeinde financiering. Dit wil zeggen dat jaarlijks zo goed als mogelijk een raming wordt gemaakt van de kosten per regeling. Als recht bestaat op een regeling, dan verstrekt de gemeente deze voorziening ook. Dit ongeacht de hoogte van het geraamde budget. Het college stelt vast dat de conclusies en aanbevelingen van de Rekenkamercommissie slechts ten dele zijn terug te voeren tot het achterliggende onderzoeksrapport van Pro Facto. Het spreekt voor zich dat individuele maatwerkregelingen hogere uitvoeringskosten hebben dan categoriale regelingen. Wij missen op het punt van de uitvoeringskosten van individuele maatwerk regelingen (bijzondere bijstand) een vergelijking met andere grote steden.
Wij vinden het daarnaast een gemiste kans dat in het onderzoeksrapport geen cijfers beschikbaar zijn over hoe Enschede presteert op terrein van het armoedebeleid ten opzichte van andere G32 gemeenten in Nederland. Enschede wordt uitsluitend vergeleken met landelijke cijfers. Dit terwijl de armoedeproblematiek zich voornamelijk concentreert in de grote steden. Hierdoor wordt (deels) een vertekend beeld geschetst. Reactie op de gebruikte onderzoeksmethode; Voor wat betreft de vergelijking met het onderzoek naar de Europese Waarden Studie en NL- Nibud: voor vergelijking met andere studies geldt in zijn algemeenheid dat doelgroep -welke afbakening, grenzen worden gehanteerd- en wijze van vraagstelling exact vergelijkbaar dienen te zijn. Wij kunnen niet direct herleiden of dat inderdaad het geval is. Voorts heeft in het peiljaar van het Europese Waarden Studie onderzoek (2008) de economische crisis ongeveer zijn intrede gedaan, wat gezien het onderwerp van invloed zal zijn op de resultaten. Voor vergelijking met Nibud ontbreekt exacte bron- en peiljaarvermelding. De conclusie dat er 136 interviews zijn afgenomen en dat hiermee dus de resultaten representatief zijn voor de doelgroep vinden wij ongenuanceerd. Als wordt uitgegaan van huishoudens lage inkomensgrens (CBS; 9.500 in Enschede 2012, p. 11) dan lijkt 136 aan de lage kant. Juist bij dit onderwerp is de samenstelling van de groep bijvoorbeeld de leeftijd, huishoudensamenstelling, werkend/niet-werkend - erg belangrijk. Dit bepaalt uiteindelijk de representativiteit. De aanbevelingen van de Rekenkamercommissie In deze paragraaf geven wij onze reactie op de aanbevelingen van de Rekenkamercommissie en op de wijze waarop wij de aanbevelingen op hoofdlijnen gaan verwerken in de Kadernota over het armoedebeleid in Enschede. 1. Armoedeproblematiek in beeld brengen Analyseer de Enschedese armoedeproblematiek zodat duidelijk wordt wat de aard, de omvang en de oorzaken zijn. Bijvoorbeeld: is de slechte gezondheid van Enschedese minima een oorzaak van het probleem, of juist het gevolg? Wat is de oorzaak van de beperkte participatie? Hoe verhoudt het welbevinden van de doelgroep zich ten opzichte van andere Enschedeërs? : Nader kwalitatief en kwantitatief onderzoek is ook in de ogen van het College wenselijk. Natuurlijk wel tegen acceptabele kosten. In aanvulling op ons periodiek kwantitatief onderzoek kunnen en zullen wij vragen over oorzaak en gevolg van armoede gaan meenemen. Hierbij dient wel de kanttekening gemaakt te worden dat het in een aantal situaties en gevallen moeilijk is om oorzaak en gevolg van armoede helder van elkaar te onderscheiden. In de Kadernota voor het armoedebeleid wordt een voorstel voor een tweejaarlijks kwalitatief en kwantitatief onderzoek gedaan. Uw raad kan dan een integrale afweging maken. Kortom: zetten wij een deel van de middelen in voor onderzoek of voor verstrekkingen aan onze inwoners? 2. Beleidstheorie opstellen Leg een relatie tussen (de oorzaken van) het probleem, de instrumenten die je inzet en de maatschappelijke effecten die zij teweeg moeten brengen. Bijvoorbeeld: maak expliciet op welke manier participatie helpt om het armoedeprobleem aan te pakken. Voor de wettelijke instrumenten is het hanteren van een eigen beleidstheorie niet zinvol. De beleidstheorie voor de wettelijke taken overigens veelal een landelijke politieke keuze zonder dat hier een beleidstheorie aan ten grondslag ligt- wordt door het Rijk bepaald. Voor de nietwettelijk taken kan wel een beleidstheorie worden opgesteld. Wij komen met voorstellen voor een beleidstheorie voor de niet wettelijke taken van het armoedebeleid. 2
3. Armoedeval niet centraal stellen Stel in het Enschedese armoedebeleid niet de armoedeval centraal. Er is geen onomstotelijk bewijs gevonden dat dit fenomeen mensen belemmert in hun terugkeer op de arbeidsmarkt. Los daarvan kunnen er redenen zijn om in het beleid het uitgangspunt werk moet lonen te hanteren. De niet wettelijke taken op het terrein van het armoedebeleid hebben slechts in zeer beperkte mate invloed op de armoedeval. Onder armoedeval verstaan wij dat het in financieel opzicht niet loont om vanuit een uitkeringssituatie te gaan werken. Uitgangspunt van het beleid is dat werk moet lonen. Overigens is het voeren van zogenaamde loonpolitiek Rijksbeleid. Wij grijpen alle mogelijkheden aan om uitstroom uit de bijstand te bevorderen. Hiermee wordt het tekort op het bijstandsbudget verminderd. 4. Beleid periodiek evalueren Beoordeel periodiek of de beleidsinstrumenten nog steeds bijdragen aan de probleemaanpak. Bijvoorbeeld: draagt het Formulieren Adviespunt (voorheen Formulierenbrigade) bij aan de zelfredzaamheid of maakt het inwoners juist afhankelijker? Het periodiek toetsen of instrumenten het betreft dan de niet wettelijke taken een bijdrage leveren aan de probleemaanpak is belangrijk. Dit is dan ook de reden dat elke vier jaar een nieuw beleidskader wordt opgesteld. Wij komen in de Kadernota met voorstellen over de mate waarin de niet wettelijke taken op het terrein van het armoedebeleid een bijdrage leveren aan de probleemaanpak. 5. Implementatiestrategie uitwerken Stuur beroepskrachten en vrijwilligers van uitvoerende instanties aan door beleidsprincipes te vertalen in een uitvoeringshandleiding. De consulenten/beroepskrachten van de gemeente Enschede krijgen periodiek instructie en voorlichting over de uitvoering van de wettelijke taken. Voor de uitvoering van wettelijke taken zijn richtlijnen en instructies vastgelegd in het handboek van Schulick. De vrijwilligers van uitvoerende instanties krijgen drie keer per jaar informatie tijdens de zogenaamde bijeenkomsten van de uitvoeringspanels. Daar waar nodig ondersteunen wij uitvoerende instanties bij uitvoeringsvraagstukken. Een aantal organisaties bijvoorbeeld de stichting Voedselbank en de stichting Leergeld kennen ook landelijke uitvoeringsrichtlijnen. Wij vinden dat dit punt niet nader hoeft te worden uitgewerkt in de nieuwe Kadernota voor het armoedebeleid. 3
6. Hulpverleners stimuleren om fraude vroegtijdig te signaleren Om te voorkomen dat mensen onbewust de dupe worden van strenge handhavingsregelgeving, legt de gemeente de nadruk op betere samenwerking met andere instanties. Hulpverleners zijn zich echter vaak niet bewust van het belang om fraudesignalen (tijdig) te melden of zien er bewust van af om de relatie met de klant niet op het spel te zetten. Terwijl vroegtijdige signalering van fraude juist onnodige problemen en kosten kan voorkomen. Het voorkomen van fraude - door het geven van voorlichting en het vroegtijdig signaleren hiervan is speerpunt van het beleid. Er wordt frequent voorlichting gegeven aan wijkteams en vrijwilligers (uitvoeringspanels) over het voorkomen van en het melden van fraude. Wij vinden het belangrijk dat hulpverleners fraudesignalen melden Wij vinden dat dit punt - vanwege de ingezette beleidsintensivering in afgelopen periode geen extra aandacht behoeft in de Kadernota. 7. Bereik bijzondere bijstand vergroten Zorg dat Enschedese minima de beleidsinstrumenten kennen, zodat deze kunnen bijdragen aan het terugdringen van de armoedeproblematiek. Bijvoorbeeld: Geef meer bekendheid aan de website Geldkompas, Stichting Present, Meldpunt huurschuld en Resto van Harte. De bekendheid (82%) van de ondersteuningsmogelijkheden via de bijzondere bijstand is groot. Het gebruik van de bijzondere bijstand ligt op 48% (tabel 5.10 van het onderzoeksrapport van Pro Facto). Wij zijn van mening dat het aanbieden van ondersteuning via een maatwerkvoorziening inherent is aan het realiseren van een kleiner bereik en het aanbieden van ondersteuning via een generieke en categoriale regeling aan het realiseren van een groter bereik. Wij vinden het jammer dat er geen gegevens over de bekendheid en het bereik - benchmark van andere gemeenten in het rapport van Pro Facto zijn opgenomen. Door het vergoeden van medische kosten via het zorgpakket van Menzis en niet meer via de bijzondere bijstand (met ingang van 1 januari 2012) is juist het bereik met ongeveer 2000 deelnemers/ gebruikers toegenomen. Deze gebruikers van voorheen bijzondere bijstand vallen niet meer onder de definitie van een individuele toekenning, maar onder de definitie van een categoriale toekenning. Deze beleidswijziging geeft een vertekend beeld op het gebruik van de individuele bijzondere bijstand; als deze wijziging niet was doorgevoerd zou het beroep op bijstand en daarmee het bereik van de bijzondere bijstand vele malen groter zijn. De website Geldkompas in Enschede heeft jaarlijks rond de 10.000 unieke bezoekers. De overige drie genoemde instrumenten zijn relatief klein. Indien de bekendheid moet worden vergroot, dan kost dit meer geld. Hierbij hebben particuliere organisaties een eigen verantwoordelijkheid voor hun naamsbekendheid. : Wij gaan informeren naar de omvang van het bereik van bijzondere bijstand bij andere grote gemeenten. Indien onze gemeente voor wat betreft het bereik van de bijzondere bijstand -sterkafwijkt van andere grote gemeenten, dan komen wij met aanvullende maatregelen. 4
8. Op gerichte punten doelgroepenbeleid overwegen Beleid gericht op een specifieke doelgroep kan de effectiviteit of efficiëntie van je beleid in sommige gevallen bevorderen. Zo werkt de gemeente momenteel met de Stichting Leergeld, die zich specifiek richt op de participatie van kinderen. Bijvoorbeeld: In de schulddienstverlening is wellicht efficiëntiewinst te behalen door bepaalde groepen voorrang te geven op andere. Het vaststellen van doelgroepenbeleid voor de niet wettelijke taken van het armoedebeleid is een bevoegdheid van uw raad. Uw raad heeft de keuze gemaakt om geen doelgroepenbeleid te voeren. Uitzondering op deze hoofdregel zijn schoolgaande kinderen in de leeftijd tussen de 4 en 18 jaar. Voor wat betreft de efficiëntiewinst voorrang geven aan bepaalde doelgroepen -bij de schulddienstverlening komen wij met voorstellen bij de Kadernota Armoedebeleid. Ter afsluiting Op dit moment bereiden wij een Kadernota voor over het toekomstig armoedebeleid. Uitgangspunt van het nieuwe beleidskader voor het armoedebeleid is: dat armoede als totaalpakket zoveel mogelijk samenhang moet vertonen met andere beleidsvelden. Er komt nog meer afstemming met andere beleidsterreinen om te voorkomen dat maatregelen vanuit het armoedebeleid dubbelop zijn of juist remmend werkt op een ander beleidsterrein. Armoedebeleid moet ondersteunend zijn aan de doelstellingen op beleidsterreinen Werk, Inkomen, Onderwijs, Jeugdzorg en Welzijn. Het debat daarover met uw Raad starten we volgens afspraak vóór de zomervakantie. Wij betrekken het Rekenkamerrapport bij het opstellen van het voornoemde beleid. Hoogachtend, Burgemeester en Wethouders van Enschede, de loco-secretaris, de Burgemeester, (E.A. Smit) (mr. G.J. de Graaf) 5