Burgerlijk procesrecht



Vergelijkbare documenten
Organisatie van de rechtspraak - België

Gerechtelijk Privaatrecht

Inhoud. WOORD VOORAF... v DEEL I DE WEG NAAR HET BURGERLIJK PROCESRECHT HOOFDSTUK 1. DE WEG NAAR HET GERECHTELIJK RECHT... 3

INHOUD. Hoofdstuk 1 Toepassingsgebied van het Gerechtelijk Wetboek 3

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten

Samenvattingen Afdeling IV

Burgerlijk Procesrecht

Hof van Cassatie van België

DEEL I : INLEIDING HOOFDSTUK 1 : AARD EN FUNCTIE VAN HET GERECHTELIJK RECHT HOOFDSTUK 2 : BRONNEN AFDELING 1. DE GRONDWET

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 704 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Arbeidshof te Antwerpen.

Publicatie : Numac :

Rolnummers 6797 en Arrest nr. 160/2018 van 22 november 2018 A R R E S T

BIJZONDER REGLEMENT RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG LIMBURG

BURGERLIJK PROCESRECHT

Rolnummer Arrest nr. 65/2010 van 27 mei 2010 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 200/2006 van 13 december 2006 A R R E S T

BURGERLIJK PROCESRECHT

E-BOX WOONPLAATSKEUZE ADVOCAAT. Potpourri I - Dirk Scheers & Pierre Thiriar 1. POTPOURRI I Gerechtelijk recht

POLITIERECHTBANK LE TRIBUNAL DE POLICE alleenzetelende politierechter = beroepsmagistraat. bijstand door griffier

2. Soorten en verband

Arresten en documenten Gerechtelijk recht

Hof van Cassatie van België

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1

BIJLAGE 4. DEONTOLOGISCHE REGELEN EN HUISHOUDELIJK REGLEMENT VAN DE NEDERLANDSE ORDE VAN ADVOCATEN BIJ DE BALIE TE BRUSSEL

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

INHOUD. Voorwoord... v Beknopte inhoud... xvii BOEK I. RECHTSFENOMEEN. Hoofdstuk I. Concepten van recht... 3

HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE CONSEIL SUPERIEUR DE LA JUSTICE HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

RAAD VAN STATE, AFDELING ADMINISTRATIE. A R R E S T. nr van 23 april 2007 in de zaak A /IX-3642.

OVERZICHT VAN HET BURGERLIJK RECHT. Prof. dr. Rogier de Corte

Hof van Cassatie van België

JUSTITIEPLAN EEN EFFICIËNTE JUSTITIE VOOR MEER

Hieronder volgt dus de beknopte verklaring van enkele termen die in de arresten van het Hof worden gebruikt.

Rolnummer Arrest nr. 84/2003 van 11 juni 2003 A R R E S T

ALGEMENE INHOUD VOORWERK 9

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie LIBERCAS

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Rolnummer Arrest nr. 106/2009 van 9 juli 2009 A R R E S T

Hof van Cassatie van België

PERSMEDEDELING VAN HET KONINKLIJK VERBOND VAN VREDE- EN POLITIERECHTERS

niet verbeterde kopie

Rolnummer Arrest nr. 76/2016 van 25 mei 2016 A R R E S T

Hof van Cassatie van België

Wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs (B.S )

Instantie. Onderwerp. Datum

Rolnummer Arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T

Vrij Syndicaat voor het Openbaar Ambt Provincie Oost-Vlaanderen

HOOFDSTUK XI. Echtscheiding, scheiding van tafel en bed en scheiding van goederen

NOTA STUDIEDIENST (mevrouw Y. Güner) (27/07/2016)

Hof van Cassatie van België

Examenprogramma Burgerlijk Procesrecht 1

in de school Adv ocaat

Actualia gerechtelijk recht en evaluatie Potpourri I

Rolnummer Arrest nr. 43/2014 van 13 maart 2014 A R R E S T

15 FEBRUARI Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen

Hof van Cassatie van België

Deel I. Algemene beginselen.. 1. Deel II. Rechterlijke organisatie. Eerste boek. Organen van de rechterlijke macht... 8

niet verbeterde kopie

Gerechtelijk Wetboek. Deel I. Algemene beginselen... 3 Hoofdstuk I. Voorafgaande bepalingen... 3 Hoofdstuk II. Voorwaarden van de rechtsvordering

Gerechtelijk Wetboek. Maklu-Uitgevers Antwerpen - Apeldoorn. Samengesteid door Henri BÖOÜQSET^ Advocaat te Antwerpen, :: >> <.X? *

Hof van Cassatie van België

Arbeidshof te Brussel

Arbeidshof te Brussel

Hof van Cassatie van België

Vraag 1 Een nieuw Europees Verdrag zoals het Verdrag van Lissabon (2007) (a) is rechtstreeks toepasselijk in alle lidstaten.

Behalve de vermeldingen in artikel 43 voorgeschreven, bevat het beslagexploot op straffe van nietigheid:

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

1 MAART Wet tot oprichting van een Instituut voor bedrijfsjuristen.

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

in de school Adv ocaat

Hof van Cassatie van België

(4-606) 1. Huidige benoemingsregeling voor de referendarissen bij het Hof van Cassatie en mogelijke overstap naar de magistratuur

Hof van Cassatie van België

ACTUALIA BURGERLIJK PROCESRECHT 9 FEBRUARI 2017 KRIS WAGNER, ADVOCAAT

Gerechtelijk wetboek... 1

Rolnummer Arrest nr. 18/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T

Hof van Cassatie van België

Wetboek van 30 november 1939 der registratie-, hypotheek- en griffierechten (Vlaams Gewest)

Datum van inontvangstneming : 23/01/2019

Hof van Cassatie van België

EERSTE DEEL: ALGEMENE BEGINSELEN

Parketjurist. Parketjurist bij de parketten van de rechtbanken van eerste aanleg.

HOOFDSTUK XI. Echtscheiding, scheiding van tafel en bed en scheiding van goederen

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Hof van Cassatie van België

Gerechtelijk Wetboek

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Artikel 508/19-1. De advocaat int de aan de

Hof van Cassatie van België

10 OKTOBER GERECHTELIJK WETBOEK

Transcriptie:

Burgerlijk procesrecht 1. INLEIDING... 5 A. AARD EN FUNCTIE VAN HET GERECHTELIJKE RECHT... 5 B. BRONNEN... 5 C. KARAKTERTREKKEN... 5 D. TOEPASSINGSGEBIED... 6 1 Ratione personae... 6 2 Ratione materiae... 6 3 Ratione temporis... 6 4 Ratione loci... 7 E. RECHTSVINDINGSMETHODES... 7 F. ALGEMENE BEGINSELEN VAN BEHOORLIJKE PROCESVOERING... 7 1 Recht op toegang tot de rechter... 7 2 Hoor en wederhoor... 7 3 Onpartijdigheid... 7 4 Onafhankelijkheid... 8 5 Motiveringsverplichting... 8 6 Redelijke termijn... 8 7 Partijautonomie en beschikkingsbeginsel... 8 G. MISBRUIK VAN PROCESRECHT... 9 2. DE ACTOREN VAN JUSTITIE...10 A. DE RECHTER...10 1 De complexe structuur van de gerechtelijke organisatie...10 2 De rechtscolleges...10 3 Algemene vergadering werkingsverslag...10 4 Toegang tot en loopbaan binnen de magistratuur...10 5 Werklastmeting...12 6 Tuchtrecht...12 B. REFERENDARISSEN BIJ HET HOF VAN CASSATIE REFERENDARISSEN EN PARKETJURISTEN...12 1 Referendarissen bij het hof van cassatie...12 2 Referendarissen en parketjuristen...13 C. OPENBAAR MINISTERIE...13 1 Statuut...13 2 Kenmerken...13 3 Taak van het O.M. in burgerlijke zaken...13 D. HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE...14 1 Situering en samenstelling...14 2 Bevoegdheden...14 E. ADVIESRAAD VOOR DE MAGISTRATUUR...14 F. DE ADVOCAAT...14 1 Taak...14 2 Rechten en plichten...14 3 De verhouding advocaat-cliënt...15 4 Voorwaarden om advocaat te worden...15 5 Organisatie van de balie...15 6 Advocaten bij het Hof van Cassatie...15 7 Orde van Vlaamse balies en ordre des barreaux francophones et germanophone...15 G. GRIFFIER...15 H. DE GERECHTSDEURWAARDER...16 3. BEVOEGDHEID...17 A. ALGEMENE BEGRIPPEN...17 B. MATERIËLE BEVOEGDHEID...17 1 Algemene beginselen...17 Academiejaar 2007-2008 samenvatting burgerlijk procesrecht Jeroen De Mets 1

2 Onderzoek van de componenten...17 C. DE TERRITORIALE BEVOEGDHEID...18 1 Begrip, functie, aard...18 2 Bevoegdheidsovereenkomsten...18 3 Verstek van de verweerder...19 D. BEVOEGDHEIDSVERDELING...19 1 De rechtscolleges en hun materiële bevoegdheid...19 2 Materiële bevoegdheid tussenvordering...21 3 Territoriale bevoegdheid hoofdvordering...22 4 Territoriale bevoegdheid tussenvorderingen, aanhangigheid en samenhang...23 E. REGELING VAN BEVOEGDHEIDSINCIDENTEN...23 1 In eerste aanleg...23 2 In hoger beroep...23 3 In Cassatie...24 4 Aanhangigheid en samenhang...24 5 Incidenten in de schoot van een rechtscollege...24 6 Regeling van rechtsgebied...24 4. HET GEDING...25 A. BASISBEGRIPPEN...25 1 Geschil...25 2 Rechtsvordering...25 3 Eis en verweer...26 4 Partij...26 B. HET NORMALE VERLOOP VAN HET GEDING...27 1 Schematisch overzicht...27 2 Overzicht van de inleiding...28 3 De dagvaarding...28 4 Rolstelling...29 5 Dossier van rechtspleging...29 6 Inleidende zitting...29 7 Het in staat stellen van de zaak...30 8 Pleitzitting...31 9 Sluiting van de debatten...31 10 Advies van het O.M....32 11 Beraad...32 12 Heropening van de debatten...32 13 Het vonnis...32 C. SANCTIES IN HET PROCESRECHT...35 1 Basisbegrippen...35 2 Formalisme...35 3 Nietigheid...35 4 Niet-ontvankelijkheid (niet-toelaatbaarheid)...36 5 Termijnen en hun sanctieregeling...36 D. VERSTEK...37 1 Situering...37 2 De gevallen waarin en de wijze waarop verstek kan worden gevorderd...38 3 Taak van de rechter bij verstek...38 4 Het verstekvonnis...38 E. TUSSENGESCHILLEN...38 1 Cumulatie en splitsing van vorderingen...38 2 Tussenvorderingen...39 3 Hervatting van het geding...39 4 Afstand...39 5 Doorhaling en weglating van de rol...40 6 Onttrekking van de zaak aan de rechter...40 7 Wraking...40 8 Ontkentenis van proceshandelingen...40 9 Opschorting van het geding...40 10 Samenstelling van de zetel...40 Academiejaar 2007-2008 samenvatting burgerlijk procesrecht Jeroen De Mets 2

F. UITGAVEN EN KOSTEN...41 1 Omschrijving...41 2 Verwijzing in de kosten...41 3 Vereffening van de kosten...41 5. RECHTSMIDDELEN...42 A. ALGEMENE BEGINSELEN...42 B. HET VERZET...42 1 Begrip...42 2 Voor verzet vatbare vonnissen...42 3 Rechtspleging gevolgen...42 C. HET HOGER BEROEP...43 1 Begrip...43 2 Toelaatbaarheidsvereisten...44 3 Rechtspleging in hoger beroep...45 4 Gevolgen van het hoger beroep...46 D. VOORZIENING IN CASSATIE...46 1 Begrip...46 2 Tegen welke beslissingen kan cassatie worden aangetekend?...46 3 Welke partijen kunnen cassatie aantekenen?...47 4 Procedure...47 E. DERDENVERZET...47 1 Begrip...47 2 Voorwaarden...47 3 Termijn...47 4 Procedure...47 5 Gevolgen...47 6. KORT GEDING EENZIJDIG VERZOEKSCHRIFT SUMMIERE RECHTSPLEGING OM BETALING TE BEVELEN...49 A. KORT GEDING...49 1 Omschrijving...49 2 De spoedvereiste...49 3 Voorziening bij voorraad...49 4 De zaak mag niet aan de rechterlijke macht onttrokken zijn...50 5 Afwijkende procedureregelen...50 6 Zoals in kort geding...51 B. DE RECHTSPLEGING OP EENZIJDIG VERZOEKSCHRIFT...51 1 Afbakening...51 2 Begrip...52 3 Vereiste van volstrekte noodzakelijkheid...52 4 Bevoegde rechter...52 5 Procedure...52 6 Rechtsmiddelen...52 C. SUMMIERE RECHTSPLEGING OM BETALING TE BEVELEN...52 1 Situering...52 2 Voorwaarden...53 3 Procedure...53 7. RECHTSHULP...54 A. ALGEMEEN...54 B. RECHTSBIJSTAND...54 1 Omschrijving en situering...54 2 Toekenningsvoorwaarden...54 C. JURIDISCHE BIJSTAND...54 1 Situering...54 2 Commissie voor juridische bijstand...54 3 Juridische eerstelijnsbijstand...54 4 Juridische tweedelijnsbijstand...55 Academiejaar 2007-2008 samenvatting burgerlijk procesrecht Jeroen De Mets 3

8. BEZWARENDE MAATREGELEN, MIDDELEN TOT TENUITVOERLEGGING EN COLLECTIEVE SCHULDENREGELING...56 A. BASISBEGRIPPEN...56 1 Verbod van eigenrichting...56 2 Executierecht: van openbare orde maar teleologische interpretatie...56 3 Parate executie...56 4 Reële executie...56 5 Dwangsom...56 6 Andere begrippen...57 B. BESLAG: ALGEMEEN...58 1 Begrip...58 2 Voorwerp...58 3 Publiciteit...59 4 Beslagrechter...60 5 Samenloop...61 C. BEZWAREND BESLAG...61 1 Begrip...61 2 Gevolgen...61 3 Geldigheidsduur...62 4 Voorwaarden...62 5 Procedure...63 6 Bezwarend beslag op roerend goed...64 7 Bezwarend beslag op onroerend goed...64 8 Kantonnement...64 9 Omzetting naar uitvoerend beslag...64 D. UITVOEREND BESLAG...64 1 Voorwaarden...64 2 Kantonnement...65 3 Procedure bij beslag op roerende goederen...65 4 De uithuiszetting...66 5 Hinderpalen bij de tenuitvoerlegging...66 E. BESLAG ONDER DERDEN...66 1 Verschil met beslag bij derden...66 2 Gevolgen...66 3 Procedure...67 Academiejaar 2007-2008 samenvatting burgerlijk procesrecht Jeroen De Mets 4

1. Inleiding A. Aard en functie van het gerechtelijke recht Het burgerlijk procesrecht heeft als doel om de subjectieve rechten afdwingbaar te maken. Anders zouden deze niet operationeel zijn. Het burgerlijk procesrecht wil dus een einde maken aan een toestand van onzekerheid door recht te spreken. De overgang van een onzekere naar een zekere toestand, in een aan regels onderworpen geding, heet een proces. Dit is de rechtsprekende handeling, die aan een aantal criteria is onderworpen: Formeel criterium: de handeling moet omgeven zijn door procedure waarborgen Organiek criterium: de handeling moet uitgaan van een jurisdictioneel orgaan Materieel criterium: het rechtspreken moet gebeuren o.b.v. het materiële recht Het criterium van gezag van gewijsde: een handeling is van rechtsprekende aard als zij gezag van gewijsde heeft De regels waaraan het geding is onderworpen, vormen het voorwerp van het burgerlijk procesrecht. Bovendien bevat het de middelen om een uitspraak operationeel te maken. Het komt immers niet toe aan de burger om zelf het recht in handen te nemen: er is een verbod van eigenrichting. Van de kant van de overheid bestaat dan weer de verplichting van de rechter om recht te spreken (verbod van rechtsweigering; art. 5 Ger. W.), zoniet is er verhaal op de rechter mogelijk (art. 1140, 4 Ger. W.). B. Bronnen De Grondwet bevat de fundamentele regelen betreffende de gerechtelijke organisatie en de belangrijkste beginselen betreffende rechtspleging. De rechterlijke macht wordt erkend als een derde macht. De belangrijkste bron is het gerechtelijk wetboek, dat in de jaren 60 werd opgesteld om enerzijds het versnipperde procesrecht een te maken, anderzijds om tot een snellere procedure te komen. Het tweede objectief werd niet gehaald, het tweede wel, althans tijdelijk: sinds de invoering van het wetboek heeft de wetgever tal van bijzondere wetten goedgekeurd. Vaak voegt hij procedure-elementen toe aan een wet met een specifiek thema zoals consumentenbescherming. Dit draagt allesbehalve bij tot de duidelijkheid. Algemene beginselen van behoorlijke rechtspleging zijn fundamentele normen die impliciet in het rechtssysteem verweven zitten en er door de rechter gevonden worden (op deze manier zijn ze niet in strijd met art. 6 Ger. W.). Hoewel België de iure geen precedentenwerking kent (art. 6 Ger. W.), hebben de arresten van het Hof van Cassatie wel moreel gezag (ook omdat een vonnis dat hen niet volgt, kans maakt om verbroken te worden). Ook lagere rechtbanken kunnen een vernieuwende uitspraak doen, die dan navolging krijgt. Ook de rechtsleer speelt een rol, zij het indirect (via wetgeving en rechtspraak). De internationale verdragen, vooral de Europese zijn belangrijk, enerzijds door de mensenrechtelijke controle die ze uitoefenen, anderzijds omdat vaak een prejudiciële vraag moet gesteld worden. De praktijk wijst ten slotte uit dat veel rechtbanken hun eigen gewoontes hebben, die niet neergeschreven zijn, soms tegen de wet ingaan en dus voor buitenstaanders een bron van frustratie zijn. C. Karaktertrekken Traditioneel wordt procesrecht gezien als nationaal recht, maar dit moet worden genuanceerd. Eerst en vooral is ons procesrecht Frans van oorsprong. Anderzijds worden rechtsvergelijking en internationalisering steeds belangrijker. Academiejaar 2007-2008 samenvatting burgerlijk procesrecht Jeroen De Mets 5

Het burgerlijk procesrecht heeft zowel publieke (bepaalt organisatie van een openbare dienst) als private kenmerken (beschermt private belangen). Om deze redenen zijn er bv. boetes voor roekeloos beroep. Er is een belangrijke ethische dimensie. De kern van het procesrecht is dat het rechtvaardigheid moet nastreven en aldus moet geconcipieerd worden. Het burgerlijk procesrecht heeft een dynamisch karakter. Het wordt op macroniveau beïnvloed door maatschappelijke evoluties, terwijl een proces op microniveau ook beïnvloed wordt door de evolutie van het voorwerp van het geding. Toch is het procesrecht ook verstard. Veel elementen horen niet wellicht niet meer thuis in de hedendaagse maatschappij. Het burgerlijk procesrecht heeft een formalistisch karakter. Dit komt enerzijds voort uit de rechtszekerheid: de rechtszoekende moet weten wat hem te wachten staat en wat van hem verwacht wordt. De sancties voor de overtreding van de regels werden vroeger grotendeels door de rechter bepaald (open systeem), maar worden tegenwoordig steeds meer vastgelegd door de wetgever. Hier moet het formalistische karakter wel genuanceerd worden: de rechter moet steeds meer aandacht hebben voor de doelgerichtheid van de regel. Als een vormvereiste niet is nageleefd maar het doel toch bereikt is, is een sanctie overbodig. Het procesrecht heeft ten slotte een dienend karakter. Het moet de subjectieve rechten operationeel maken. Vooral door de grote gerechtelijke achterstand schiet het procesrecht hier zijn doel voorbij. Vooral dit element zorgt voor een negatief imago van het gerechtelijk apparaat. Initiatieven als de justitiehuizen en phenix (informatisering justitie) haalden voorlopig weinig uit. D. Toepassingsgebied 1 Ratione personae Het burgerlijk procesrecht is van toepassing op ieder rechtssubject, met uitzondering van de koning (art. 41 Ger. W.) en, vanuit het internationale recht, personen onder diplomatieke bescherming en vreemde Staten. 2 Ratione materiae Uit art. 2 Ger. W. volgt dat het gerechtelijk wetboek een soort suppletief procesrecht is. In beginsel is het van toepassing op alle rechtsplegingen, tenzij er bijzondere wetten (vb. Raad v. State) of afwijkende rechtsbeginselen zijn. Deze uitzondering wordt zeer extensief geïnterpreteerd. Desondanks is de toepassing ervan bovendien vaak niet eenduidig. In grove lijnen kunnen we evenwel stellen dat de hoven en rechtbanken oordelen over het subjectief contentieux (artt. 144-145 GW), al zijn er talrijke uitzonderingen, zowel uitbreidende als beperkende. 3 Ratione temporis Krachtens art. 3 Ger. W. komt aan nieuwe procedureregelen (inzake rechterlijke organisatie, bevoegdheid en rechtspleging) in beginsel onmiddellijke toepassingskracht toe. Dit kan evenwel nooit tot gevolg hebben dat een hangende zaak aan een rechtbank kan worden onttrokken. De vraag stelt zich dan ook wanneer een zaak hangend is. Wanneer de zaak wordt ingeleid per deurwaardersexploot, is een zaak aanhangig vanaf de betekening van het dagvaardingsexploot. Gebeurt de dagvaarding via een verzoekschrift op tegenspraak, dan is de zaak aanhangig op het moment dat ze op de rol wordt ingeschreven (in de regel zelfs voor de andere partij er weet van heeft). Bovendien is voor de toepassing van art. 3 Ger. W. vereist dat de zaak op regelmatige wijze is ingeleid. Academiejaar 2007-2008 samenvatting burgerlijk procesrecht Jeroen De Mets 6

Een bijzonder probleem stelt zich indien door een nieuwe wet de rechtbank waarvoor de zaak aanhangig is in de nieuwe wet ook de beroepsinstantie is. Het lijkt aangewezen de oude hiërarchie te blijven behouden. Ook de wet van 26 april 2007 stelt problemen, omdat ze afwijkt van bovengenoemde principes. Bovendien bevat ook die afwijking nog een uitzondering. 4 Ratione loci In beginsel is het gerechtelijk gerecht van toepassing op het Belgische grondgebied. Een uitzondering hierop zijn de regelen van het internationaal procesrecht. Een bijzonder probleem stelt zich bij een positief jurisdictieconflict: naast de Belgische rechtbank is dan ook nog een buitenlandse rechtbank bevoegd. E. Rechtsvindingsmethodes De rechtsvindingsmethodes zijn een aantal principes die als leidraad dienen om het gerechtelijk recht te interpreteren. Het gerechtelijk recht moet doelgericht geïnterpreteerd worden (=proceseconomie). Het doel is de overgang van een onzekere naar een zekere situatie en regels mogen niet gebruikt worden om dit tegen te werken of om andere doeleinden te bereiken. Centraal staat dus een zuinig gebruik van middelen en een efficiënt en eerlijk proces. Het gerechtelijk recht moet de rechtszekerheid dienen. Het moet zo geïnterpreteerd worden dat de rechtszoekende weet wat hem te wachten staat. Daarvoor is ook transparante regelgeving nodig. Iedereen, ondanks feitelijke gelijkheden, moet gelijk behandeld worden door de rechtbank. Dit is het principe van processuele gelijkheid (art. 4 Ger. W.). F. Algemene beginselen van behoorlijke procesvoering 1 Recht op toegang tot de rechter Art. 6 EVRM waarborgt dat elk burgerlijk geschil aan een rechter moet kunnen worden voorgelegd. Er mogen geen feitelijke of juridische belemmeringen zijn. Dit is evenwel een relatief recht. 2 Hoor en wederhoor Dit beginsel audiatur et altera pars vloeit voort uit het beginsel van de wapengelijkheid, dat inhoudt dat partijen gelijke kansen moeten krijgen om hun zaak naar voor te brengen. Het beginsel van hoor en wederhoor houdt op zijn beurt in dat alle partijen de kans moeten hebben om hun argumenten naar voor te hebben en om te antwoorden op de argumenten van de andere partij. Dit is van essentieel belang. 3 Onpartijdigheid Het beginsel van de onpartijdigheid houdt in dat de rechter onbevooroordeeld en zonder druk buitenaf moet kunnen oordelen. Ook een schijn van partijdigheid moet worden vermeden (justice must not only be done, it must also seen to be done). We onderscheiden subjectieve en objectieve partijdigheid. Subjectieve partijdigheid betekent dat een specifieke rechter bevoordeeld kan zijn, terwijl objectieve partijdigheid dat elke rechter in dezelfde situatie bevoordeeld zou kunnen zijn (vb. art. 292, lid 2 Ger. W.). Academiejaar 2007-2008 samenvatting burgerlijk procesrecht Jeroen De Mets 7

4 Onafhankelijkheid Om tot onpartijdigheid te komen, is vereist dat de rechter zonder beïnvloeding van buitenaf kan oordelen. Hij mag geen verantwoording verschuldigd zijn aan iemand anders (art. 151, 1 GW). Dit wordt bv. gewaarborgd door de benoeming voor het leven. Ook het openbaar ministerie moet onafhankelijk opereren. Art. 151, 1 GW vermeldt echter geen organieke onafhankelijkheid, die nochtans een belangrijke voorwaarde voor een onafhankelijke rechtspraak is. 5 Motiveringsverplichting Art. 149 GW bepaalt dat alle rechterlijke uitspraken gemotiveerd moeten zijn. Dit maakt controle mogelijk. Het Hof van Cassatie interpreteert art. 149 GW evenwel zo dat het zou gaan om formele motivering. Hoe gemotiveerd wordt is irrelevant, al is de rechter wel verplicht om op alle middelen van de partijen te antwoorden (art. 1138, 3 Ger. W.). 6 Redelijke termijn Art. 6 EVRM waarborgt dat ieder geschil binnen een redelijke termijn moet zijn opgelost. Wat redelijk is, wordt evenwel in concreto bepaald. Een geschil loopt van de vordering tot de tenuitvoerlegging van het vonnis. Gezien de gerechtelijke achterstand, is dit een belangrijk gegeven. 7 Partijautonomie en beschikkingsbeginsel Het burgerlijk proces is een accusatoir proces. Dit houdt niet in dat de rechter een louter lijdelijk figuur is, wel dat het aan de partijen toekomt om het initiatief te nemen om te procederen, en dat zij bovendien de grenzen van het beding bepalen. De eiser bepaalt welke partijen in het geding betrokken worden (art. 811 Ger. W.), wat het voorwerp is van de vordering (het is de rechter verboden extra of ultra petita uitspraak te doen; art, 1138, 2 Ger. W.) en wat de oorzaak van de vordering is. Dit is het geheel aan feiten en handelingen die de vordering moeten staven. De eiser moet dus in principe niet (om de toegang tot het gerecht laagdrempelig te houden) aangeven wat het toepasselijke recht is (iura novit curia). De rechtbank is verplicht om ambtshalve het toepasselijke recht te vinden (da mihi factum, dabo tibi ius). Daarbij mag de rechter evenwel niet het voorwerp of de oorzaak van de vordering wijzigen. De verweerder kan vervolgens het geschil verruimen door andere geschilpunten aan te halen. Hij kan ook excepties oproepen of een tegeneis instellen. De rechter moet rekening houden met dit dynamische karakter van het proces. Hoewel de partijen dus grotendeels meester zijn van het geding (beschikkingsbeginsel), heeft de rechter ook een belangrijke taak. Hij heeft de leiding over het geding en waakt erover dat de regels worden nageleefd en er een redelijke termijn wordt nageleefd. Hij heeft ook de leiding over de bewijsvoering. Hoewel hij feiten waarover geen betwisting bestaat moet aanvaarden (tenzij algemeen gekend is dat ze fout zijn), kan hij de nodige onderzoeksmaatregelen bevelen of oordelen vanuit zijn eigen ervaring. Ten derde is de rechter ertoe gehouden excepties van openbare orde ambtshalve op te roepen. Ten slotte mag de rechter de opgeworpen rechtsgronden ambtshalve aanvullen. De rechter moet echter steeds de rechten van de verdediging respecteren. Zo moet het beginsel van hoor en wederhoor worden gerespecteerd bij het aanvullen van de rechtsgronden. Desgevallend kunnen de debatten daartoe opnieuw worden geopend. Academiejaar 2007-2008 samenvatting burgerlijk procesrecht Jeroen De Mets 8

G. Misbruik van procesrecht Procesrechtsmisbruik is het zonder redelijk belang gebruiken van de regels van het procesrecht voor een ander doel dan datgene waarvoor die regels bedoeld waren, of het gebruik ervan op een wijze die niet strookt met de proceseconomie. Traditioneel werd dit geschoeid op de figuur van het rechtsmisbruik (ex art. 1382 BW), maar dit lijkt ontoereikend, omdat de bewijslast groot is en niet aangepast aan een van de doelen: het belang van de rechterlijke macht en het terugdringen van de gerechtelijke achterstand. Daarom lijkt een grondslag in de soort objectieve goede trouw ( betamelijke procesvoering ) meer geschikt. Dit kan worden bestreden met bijzondere sancties (vb. sinds 2007: een civiele boete ex art. 780bis Ger. W.) of door de mogelijkheden die het wetboek biedt om loyaal procederen verplicht te stellen, zo veel mogelijk uit te putten. Academiejaar 2007-2008 samenvatting burgerlijk procesrecht Jeroen De Mets 9

2. De actoren van justitie A. De rechter 1 De complexe structuur van de gerechtelijke organisatie De structuur van de Belgische justitie is erg complex. Ten eerste is er een dubbele spreiding: zowel inhoudelijk als territoriaal. Bovendien geldt de regel van de dubbele aanleg: elk vonnis in eerste aanleg is in beginsel vatbaar voor hoger beroep. Ten slotte is elk vonnis in laatste aanleg voor cassatietoezicht. Elke rechtbank heeft een vaste zetel (art. 186 Ger. W.). Ook de magistraten zijn, op enkele uitzonderingen na (art. 98-99 en 113bis Ger. W.), verbonden aan een of meer vaste zetels. Om tekorten bij bepaalde rechtbanken op te vangen, kan de koning tijdelijk gebruik maken van toegevoegde rechters (art. 86bis Ger. W.). Rechtscolleges zetelen met 1, 3, 5, 9 of 11+ magistraten. Hoe hoger een college in gerechtelijke piramide staat, hoe meer magistraten. 2 De rechtscolleges Zie deel 3. 3 Algemene vergadering werkingsverslag Per rechtsgebied van het hof van beroep wordt een algemene vergadering ingesteld voor de vrederechters, politierechters en de bijhorende toegevoegde rechters. Voor hogere rechtbanken is er een algemene vergadering per rechtbank of hof (art. 340, 1 Ger. W.). Deze vergadering stelt onder andere het jaarlijks werkingsverslag op (art. 340, 2, 2 en 3 Ger. W.), dat organisatorische en praktische gegevens bevat. 4 Toegang tot en loopbaan binnen de magistratuur (1) Algemene begrippen Art. 58bis Ger. W. maakt een onderscheid tussen enerzijds benoemingen, dit zijn ambten waarin iemand voor het leven benoemd wordt, en anderzijds mandaten, dit zijn tijdelijke functies waartoe iemand aangewezen wordt. Wat de benoemingen betreft, moeten we een verder onderscheid maken tussen basisbenoemingen (eerste stap in de magistratuur) en bevorderingsbenoemingen (in beginsel enkel toegankelijk voor wie al magistraat is). Een variant op de basisbenoemingen zijn de benoemingen tot plaatsvervangend rechter, waarbij de persoon in kwestie geen beroepsmagistraat wordt. (2) Basisbenoeming De wetgever heeft geprobeerd om een zo objectief mogelijk benoemingsbeleid te voorzien. Om magistraat te worden, moet aan twee soorten voorwaarden voldaan zijn (art. 187 e.v. Ger. W.). Enerzijds zijn moet een kandidaat aan bepaalde voorwaarden voldoen (diploma rechten, soms leeftijdsvereiste) en een examen afleggen, waartoe hij pas toegang krijgt na het doorlopen van een gerechtelijke stage (3 jaar) of na 7 jaar relevante beroepservaring. Een derde weg tot benoeming is een mondeling evaluatie-examen. De beroepservaringsvereisten zijn wel strenger (art. 187bis, art. 191bis en 194bis Ger. W.). Na bekendmaking in het staatsblad (art. 287, lid 4 Ger. W.) kunnen gegadigden (die al geslaagd zijn voor het examen) zich kandidaat stellen. De koning wint een reeks adviezen Academiejaar 2007-2008 samenvatting burgerlijk procesrecht Jeroen De Mets 10

(art. 259ter, 1 Ger. W.) in en maakt een dossier op (art. 259ter, 2, lid 5 Ger. W.). Dit dossier wordt overgemaakt aan de Hoge Raad voor Justitie (benoemings- en aanwijzingscommissie) (art 258ter, 4, lid 1 Ger. W.). Na een mondelinge bevraging (art. 259ter, 4, lid 4 Ger. W.) draagt de BAC één kandidaat voor (art. 259, 4, lid 1 Ger. W.). De koning beschikt vervolgens over zestig dagen om de kandidaat te benoemen of te weigeren (art. 259ter, 5 Ger. W.). Wordt een kandidaat geweigerd, gaat het dossier terug naar de BAC die dezelfde kandidaat kan voordragen of een nieuwe kiezen. Wordt een kandidaat twee keer geweigerd, kan hij niet meer worden voorgedragen. De beslissing om al dan niet te benoemen is een administratieve rechtshandeling in de zin van art. 14, 1 R.v.St.-wet. Tot slot legt de nieuwbakken magistraat de eed af (art. 288 e.v. Ger. W.). Examen Vacature en kandidatuurstelling Opmaken dossier Mondelinge bevraging door BAC Voordragen kandidaat Afwijzing of goedkeuring koning Installatie (3) Bevordering Bij een bevordering wordt een magistraat gepromoveerd naar een hoger rechtscollege. Ook hier gelden bepaalde ervaringsvereisten (art. 207, 3 en art. 254, 3 Ger. W.). De procedure is gelijklopend aan de benoeming (art. 259ter, 3 Ger. W.) (4) Korpschefs Academiejaar 2007-2008 samenvatting burgerlijk procesrecht Jeroen De Mets 11

Korpschefs (art. 58bis, 2 Ger. W.) worden door de koning aangewezen op voordracht van de BAC (art. 259quater, 1 Ger. W.). (5) Adjunct-mandaten Adjunct-mandaten (art. 58bis, 3 Ger. W.) worden aangewezen door de algemene vergadering of, in kleine rechtbanken, door de korpschef (art. 259quinquies, 1, 1 Ger. W.). De koning wijst de adjunct-mandaten bij de parketten aan (art. 259quinquies, 1, 2 Ger. W.). (6) Bijzondere mandaten De benoeming voor bijzondere mandaten (art. 58bis, 4 Ger. W.) vindt plaats volgens de procedure in art. 259sexies Ger. W. Er moet hierbij een onderscheid gemaakt worden tussen staande en zittende magistratuur. (7) Evaluatie Art. 151, 6 GW voorziet een systeem van evaluatie voor de magistraten (cf. ook art. 259nonies Ger. W.). Enerzijds worden werkende beroepsmagistraten periodiek geëvalueerd (art. 259decies Ger. W.). Bij een onvoldoende wordt het loon verminderd tot de evaluatie beter is. Anderzijds worden uitoefenaars van een mandaat bij het beëindigen ervan ook geëvalueerd, met het oog op een nieuwe of een vaste benoeming (art. 259decies Ger. W.). (8) Vlakke loopbaan De verloning van de magistraten stijgt de facto nauwelijks naarmate de functie die ze bekleden. Op deze manier wilde de wetgever de mobiliteit van de in verhouding weinig betaalde magistraat te beperken. 5 Werklastmeting Art. 352bis Ger. W. stelt een werklastmeting in het vooruitzicht, maar dit artikel is nog niet uitgevoerd. 6 Tuchtrecht Art. 404 voorziet in twee gevallen in de mogelijk om een tuchtstraf in te stellen: bij het niet nakomen van ambtsverplichtingen of bij onbetamelijk gedrag en bij het verwaarlozen van de taken die bij het ambt horen. Er zijn lichte (art. 405, 1 Ger. W.) en zware (art. 405, 2 Ger. W.) tuchtstraffen. Art. 410 bepaalt welke instanties een licht tuchtstraf kunnen opleggen. Zware tuchtstraffen worden door de overheden in art. 421 Ger. W. opgelegd, na advies van de Nationale Tuchtraad (art. 409 Ger. W.). Er is beroep mogelijk bij verscheidende instanties (art. 415 Ger. W.). B. Referendarissen bij het hof van cassatie referendarissen en parketjuristen 1 Referendarissen bij het hof van cassatie Het Hof van Cassatie wordt bijgestaan door referendarissen (art. 135bis Ger. W.). Ze worden na een vergelijkend examen (art. 259duodecies Ger. W.) door de koning benoemd voor een stage van drie jaar. Daarna kunnen ze definitief benoemd worden (art. Academiejaar 2007-2008 samenvatting burgerlijk procesrecht Jeroen De Mets 12

259terdecies Ger. W.). Hoewel ze niet het statuut van magistraat hebben, worden ze toch geëvalueerd (art. 259nonies en 259decies Ger. W.). 2 Referendarissen en parketjuristen Referendarissen staan de hoven van beroep en de rechtbanken van eerste aanleg bij. Parketjuristen doen hetzelfde voor het respectievelijke openbare ministerie (art.156ter Ger. W.). Hun benoeming en statuut is gelijkaardig aan die van de referendarissen bij het Hof van Cassatie (art. 206bis en 206ter Ger. W.). C. Openbaar ministerie 1 Statuut Het openbaar ministerie (art. 153 GW) maakt deel uit van de rechterlijke macht, maar vertegenwoordigt daar de uitvoerende macht. Ze staan dus voor een belangrijk deel hiërarchisch onder de minister van Justitie. Om die reden zijn ze ook afzetbaar. In burgerlijke zaken waken zij erover dat de wet juist toegepast wordt en treden op als de openbare orde of de goede rechtsbedeling in het geding komt. De organisatie van het openbaar ministerie (de zogenaamde staande magistratuur) wordt geregeld in de art. 137-156 Ger. W. 2 Kenmerken Het O.M. is een eenheid. Elk lid ervan wordt geacht op te treden namens het gehele O.M. De eenheid komt ook structureel tot uiting. De minister van Justitie heeft een bindend gezag, maar ook de hiërarchische organisatie moet de integratie tot uiting brengen. Het O.M. is in beginsel een onafhankelijk instituut. Hoewel de minister van Justitie het beleid en de richtlijnen bepaalt en positieve juncties kan geven (art. 151, 1 GW), kan hij voor het overige het O.M. niet belemmeren. Vanuit de scheiding der machten is het O.M. ook onafhankelijk van de rechter. De rechter kan in beginsel geen bevelen geven. Ten slotte is het O.M. ook onafhankelijk tegenover de partijen en is het dus onderworpen aan onverenigbaarheden (art. 292 e.v. Ger. W.). De leden van O.M. staan onder hiërarchisch van hun meerderen, maar mogen desalniettemin hun eigen oordeel steeds te kennen geven. 3 Taak van het O.M. in burgerlijke zaken Artikel 138bis Ger. W. omschrijft de taak van het O.M. Vooreerst kan O.M. optreden bij wijze van (rechts)vordering. Het O.M. treedt op als partij en kan een rechtsvordering instellen, rechtsmiddelen aanwenden of bepaalde maatregelen vorderen. Optreden is mogelijk als de wet het voorschrijft en zelfs verplicht als de openbare orde in gevaar komt (ook al laat de wet het louter toe). Als een zaak de openbare raakt, is het O.M. bovendien verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van de uitspraak. Het O.M. kan (en moet soms) ook een niet-bindend advies verstrekken. In bepaalde gevallen (vnl. art. 764-765 Ger. W.) moeten daartoe bepaalde zaken aan het O.M. worden meegedeeld. Naast deze middelen kan het O.M. bepaalde inlichtingen inwinnen bij de overheid. Dit is mogelijk als het O.M. als partij optreedt en wanneer de wet dit voorziet. Voor sociale zaken geldt een specifieke regeling (art. 138ter Ger. W.). Academiejaar 2007-2008 samenvatting burgerlijk procesrecht Jeroen De Mets 13

D. Hoge raad voor de justitie 1 Situering en samenstelling In de nasleep van de affaire Dutroux werd gezocht naar een manier om de politisering van de rechterlijke macht tegen te gaan. In art. 151 GW werd daarom voorzien in de oprichting van een Hoge Raad voor de Justitie. De Hoge raad bestaat uit twee colleges (Nederlands- en Franstalig), die samengesteld zijn uit evenveel magistraten (verkozen door hun collega s) als niet-magistraten (verkozen door de senaat). Elk college bestaat uit een Benoemings- en aanwijzingscommissie en een Advies- en onderzoekscommissie. Uit zijn midden kiest de Hoge Raad in algemene vergadering een bureau, dat belast is met de dagelijkse werkzaamheden. De leden van de Hoge Raad worden verkozen voor een periode van vier jaar. Slechts iets meer dan de helft van alle leden is herverkiesbaar. Er zijn ook een aantal onverenigbaarheden (art. 259bis-3, 2 Ger. W.). 2 Bevoegdheden Art. 151, 3 GW bevat de bevoegdheden van de raad. Deze hebben betrekking op de loopbaan en de vorming van de magistratuur en de werking van de rechterlijke macht, al is er soms overlapping met het ministerie van justitie. E. Adviesraad voor de magistratuur Deze raad zou adviezen moeten verstrekken over de positie van de magistratuur, maar is nog niet geïnstalleerd. F. De advocaat 1 Taak De advocaat staat de particulier bij, die meestal onvoldoende juridische kennis heeft om zijn rechten juridisch af te dwingen. Behoudens enkele uitzonderingen (art. 1025-1033) is dit evenwel niet verplicht (art. 728 en 758 Ger. W.). De advocaat zal vooreerst juridische adviezen verstrekken. In geschillen zal hij eerst proberen om tot een minnelijke schikking te komen, en als dat niet lukt de procedure inleiden. Daarnaast wordt vaak op de advocaat een beroep gedaan voor het vervullen van gerechtelijke opdrachten allerlei. 2 Rechten en plichten De toegang het beroep van advocaat is beperkt en vereist o.a. een stage (art. 434 Ger. W.). De advocaat is onderworpen aan deontologische regels (o.a. een aantal onverenigbaarheden), waarvan de belangrijkste het beroepsgeheim is. De advocaat die is ingeschreven aan de balie, mag in principe overal pleiten (met uitzondering van het Hof van Cassatie) (art. 439 Ger. W.). In een aantal gevallen kan een partij kan zich echter ook laten bijstaan door andere personen (art. 440, lid 2 Ger. W.). De advocaat wordt in beginsel vermoed de gevolmachtigde van de partij te zijn (art. 440, lid 2 Ger. W.) en kan alle proceshandelingen stellen die noodzakelijk zijn. Fouten van de advocaat worden bijgevolg aan de partij toegerekend. Academiejaar 2007-2008 samenvatting burgerlijk procesrecht Jeroen De Mets 14

3 De verhouding advocaat-cliënt De verhouding advocaat-cliënt wordt doorgaans beheerst door het contractenrecht. Uitzonderingen zijn de gevallen waarin van hogerhand een advocaat wordt toegewezen. Behalve bij pro-deo-advocaten ontvangt de advocaat een honorarium, dat per zaak of per abonnement kan worden geregeld. Het ereloon moet worden berekend met enige bescheidenheid en mag niet afhangen van de uitslag van het geschil (art. 446ter Ger. W.). Wel spelen andere zaken mee, zoals het belang van de zaak of de reputatie van de advocaat. Een beperkt deel van het ereloon kan worden teruggekregen via de rechtsplegingsvergoeding (cf. supra). 4 Voorwaarden om advocaat te worden Deze voorwaarden zijn vervat in art. 428-438 Ger. W. Vereist is bovendien dat de advocaat onder alle geval een zelfstandige blijft en dat hij lid is van de balie. 5 Organisatie van de balie De balie is van de 28 Ordes van Advocaten (één per gerechtelijk arrondissement, twee in Brussel), die rechtspersoonlijkheid hebben (art. 431 Ger. W.). Een Orde wordt voorgezeten door een stafhouder (art. 447 Ger. W.). De Raad van de orde oefent een tuchtbevoegdheid uit (art. 469 Ger. W.), naast een reeks praktische taken. 6 Advocaten bij het Hof van Cassatie De advocaten bij het Hof van Cassatie zijn ambtenaren-advocaten wiens bijstand verplicht is in burgerlijke zaken (art. 478 Ger. W.). Hun kunde moet de hoogstaande werking van het Hof garanderen. Ze zijn niet exclusief aan het Hof verbonden. De 20 advocaten bij het Hof van Cassatie vormen een eigen orde, die o.a. de reglementen vaststelt (art. 484bis Ger. W.) en de tuchtbevoegdheid uitoefent. 7 Orde van Vlaamse balies en ordre des barreaux francophones et germanophone Er is geen gemeenschappelijke Orde van Balies (art. 488 Ger. W.), maar toch zijn er connecties via overleg- en arbitrageorganen (art. 503 Ger. W.). Elke orde bestaat uit een algemene vergadering en een raad van bestuur (art. 489 en 493-494 Ger. W.). De orde stelt gemeenschappelijke reglementen op, vertegenwoordigt de advocaten en neemt nuttige maatregelen (art. 495-500 Ger. W.). Na publicatie in het Staatsblad (art. 497 Ger. W.) zijn de reglementen vatbaar voor nietigheid na een vordering van de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie, een advocaat of elke belanghebbende (art. 611 Ger. W. jo. art. 501 Ger. W.). G. Griffier De griffie is het secretariaat van een rechtscollege. Het is o.a. verantwoordelijk voor de opvolging van het gedingverloop en de plaats waar gerechtelijke stukken worden neergelegd en bewaard (art. 173 Ger. W.). Een griffier is geen magistraat, maar maakt wel deel uit van de rechterlijke orde (art. 171, lid 3 Ger. W.). De griffie staat onder leiding van de hoofdgriffier (art. 171, lid 2 Ger. W.). De taken van de griffie zijn veelvuldig. Belangrijk is dat elke rechter wordt bijbestaan door een griffier (art. 173, lid 2 Ger. W.). Hij is daarbij ook een onafhankelijk orgaan, dat een controle uitoefent op rechtsgebeuren. Het O.M. oefent de controle over de goede werking en de tucht uit (art. 140 Ger. W.). Academiejaar 2007-2008 samenvatting burgerlijk procesrecht Jeroen De Mets 15

H. De gerechtsdeurwaarder De gerechtsdeurwaarder is een openbaar ambtenaar die binnen een arrondissement (art. 513 Ger. W.) een aantal gerechtelijke taken uitvoert (art. 516 Ger. W.). Hij is daartoe, binnen de grenzen van de wet, verplicht (art. 517 Ger. W.). Toch is hij ook lasthebber van de schuldeiser die hem aanspreekt, wat tot stond komt door de afgifte van de grosse en de betaling van een tarief (art. 519 Ger. W.). Dit alles maakt de positie van de gerechtsdeurwaarder ambivalent. Er bestaat een arrondissementskamer (art. 535 Ger. W.) en nationale kamer (art. 549 Ger. W.) van gerechtsdeurwaarders, die o.a. de tucht uitoefenen. Zware straffen worden opgelegd door de rechtbank van eerste aanleg (art. 532 Ger. W.). Bovendien is de gerechtsdeurwaarder zowel contractueel (tegenover opdrachtgever) als buitencontractueel (tegenover derden) aansprakelijk. De toegang tot het beroep is beperkt (art. 509-515 Ger. W.). Academiejaar 2007-2008 samenvatting burgerlijk procesrecht Jeroen De Mets 16

3. Bevoegdheid A. Algemene begrippen Het begrip bevoegdheid moet onderscheiden worden van het begrip rechtsmacht. Rechtsmacht slaat op de uitoefening van de rechterlijke macht als geheel (art. 40 GW). Zo behoren bestuursrechtelijke geschillen niet tot die rechterlijke macht. Rechtsmacht is ook de bevoegdheid die een rechter heeft in een concreet geschil (cf. infra). Bevoegdheid is de rechtsmacht die de wet aan een bepaalde rechter concreet heeft toebedeeld (art. 8 Ger. W.). Deze bevoegdheid kan materieel (art. 9 Ger. W.) of territoriaal gedefinieerd (art. 10 Ger. W.) worden. Wordt de rechtsmacht niet gerespecteerd, is er sprake van machtsoverschrijding. Wordt de bevoegdheid overschreden, is er onbevoegdheid. Een rechter mag zijn beslechtingsmacht niet overdragen (art. 11, lid 1 Ger. W.). Hij mag ook geen bevelen geven aan andere rechters of aan vreemde gerechtelijke overheden (art. 11, lid 2 Ger. W. jo. art. 873-874 Ger. W). B. Materiële bevoegdheid 1 Algemene beginselen Art. 9 Ger. W. somt de vier componenten op waarrond de materiële bevoegdheid opgebouwd is (aard/waarde/urgentie geschil+hoedanigheid partijen). De algemene bevoegdheid is het geheel van de normale materiële bevoegdheden en wordt bepaald door de waarde. Bijzondere bevoegdheden worden door de wetgever uitdrukkelijk opgesomd en toegewezen aan een rechtscollege. De waarde speelt geen rol. Exclusieve bevoegdheden worden door de wetgever uitsluitend aan één rechtscollege toegewezen, bij uitsluiting van alle andere. Het doel van de materiële bevoegdheidsverdeling is een rationele inhoudelijke taakverdeling. Hierbij wordt soms wel eens wat arbitrair te werk gegaan. De materiële bevoegdheid raakt de openbare orde. Dit impliceert o.m. dat er geen overeenkomsten kunnen worden gesloten hierover. De materiële bevoegdheid wordt bepaald op het moment dat het geding wordt ingeleid. Een exceptie van materiële onbevoegdheid kan altijd worden ingeroepen (art. 854 Ger. W.). 2 Onderzoek van de componenten (1) Voorwerp van de eis De rechter moet zijn bevoegdheid beoordelen op basis van het voorliggende geschil, zoals dat blijkt uit de gedinginleidende akte. Dit is niet zonder kritiek, omdat partijen op die manier een bevoegdheid kunnen omzeilen. Aan de rechtbank van eerste aanleg werd een volheid van bevoegdheid toegekend (art 568, lid 1 Ger. W.), maar die is voorwaardelijk: vereist is dat de verweerder akkoord gaat (art. 568, lid 2 Ger. W.) en dat vordering niet rechtstreeks voor het Hof van Beroep of Cassatie had moeten komen. (2) Waarde van de eis Wat de waarde van eis betreft, moet een onderscheid gemaakt worden tussen eisen die in geld zijn uitgedrukt, eisen die waardeerbaar zijn en de andere eisen. Als de bevoegdheid ratione summae wordt bepaald door het bedrag van de eis, omvat het gevorderde bedrag en de eventuele interesten, zoals bepaald in de gedinginleidende akte (art. 557 Ger. W. en 1385nonies). Bestaat het uit meerdere Academiejaar 2007-2008 samenvatting burgerlijk procesrecht Jeroen De Mets 17

elementen, moet het bedrag worden bepaald volgens de art. 556-562 Ger. W. Het gevorderde bedrag mag niet gemanipuleerd worden om onder een bepaalde bevoegdheid te vallen. Is de eis niet uitgedrukt in geld, dan moet eerst gekeken naar de bijzondere bevoegdheden. Behoort de eis niet tot de uitsluitende bevoegdheid van een rechtbank, dan heeft de eiser de keuze om de vordering voor de rechtbank van eerste aanleg, de rechtbank van koophandel of de vrederechter te brengen (art. 592, lid 1 Ger. W.). Op verzoek van de verweerder (niet ex officio) kan de rechter de waarde onderzoeken en de eis naar de bevoegde rechter verwijzen (art. 592, lid 2 en 3 Ger. W.). In deze hypothese wordt het geschil steeds in eerste aanleg beslecht (art. 619 Ger. W.). Bij alle overige vorderingen wordt de bevoegdheid bepaald door het voorwerp van de eis. (3) Urgentie Het spoedeisend karakter van de zaak is determinerend om te bepalen of een zaak in kort geding kan worden behandeld. Dit wordt evenwel pas beoordeeld op het moment van de uitspraak. (4) Hoedanigheid van de partijen In principe is de hoedanigheid van de partijen enkel belangrijk bij de rechtbank van koophandel (art. 573, lid 1 Ger. W.), maar ook daar wordt afbreuk aan gedaan (art. 573, laatste lid Ger. W.). Vereist is bovendien slechts dat de partij de vereiste hoedanigheid bezat op het moment dat de betwiste (rechts)handeling werd gepleegd. C. De territoriale bevoegdheid 1 Begrip, functie, aard De territoriale bevoegdheid is de rechtsmacht die de rechter toebehoort in een bepaald rechtsgebied (art. 10 en 622 Ger. W.). Dit beoogt een verdere werklastverdeling, zorgt dat er rechtbanken in de nabijheid zijn en wil voorkomen dat een verweerder voor eender welke rechtbank gedagvaard kan worden. De territoriale bevoegdheid raakt in beginsel niet aan de openbare orde. Art. 624 Ger. W. bevat de gevallen die van suppletief recht zijn. De partijen kunnen er zowel voor als na het ontstaan van het geschil conventioneel afwijken. Art. 627-629 bevatten de regels die van louter dwingend recht zijn. De partijen kunnen slechts na het geschil afwijken (art. 630 Ger. W.). Art. 631-633 ten slotte bevatten regels die van openbare orde zijn. De territoriale bevoegdheid moet worden beoordeeld worden aan de hand van de gedinginleidende akte. Wil de andere partij een exceptie van onbevoegdheid opwerpen, moet dat in limine litis (voor de zaak ten gronde wordt behandeld; in het begin) gebeuren, tenzij het gaat om een regel van openbare orde (art. 854 Ger. W.). 2 Bevoegdheidsovereenkomsten Een bevoegdheidsovereenkomst is een overeenkomst waarmee partijen overeenkomen bepaalde geschillen uit een rechtsverhouding aan een bepaalde rechtbank te onttrekken of toe te wijzen. Deze wordt beheerst door het verbintenissenrecht. Academiejaar 2007-2008 samenvatting burgerlijk procesrecht Jeroen De Mets 18

3 Verstek van de verweerder Als de verweerder verstek laat, wordt vermoed dat hij de bevoegdheid afwijst (art. 630, lid 2. Ger. W.). De rechter moet zijn bevoegdheid onderzoeken en desgevallend de zaak naar de arrondissementsrechtbank verwijzen (art. 640 Ger. W.). D. Bevoegdheidsverdeling 1 De rechtscolleges en hun materiële bevoegdheid (1) Vrederechter Er is één vredegerecht per kanton (art. 59 Ger. W.), waarvan er 187 zijn. De vrederechter zetelt alleen en wordt zoals alle rechters bijgestaan door een griffier (art. 170 Ger. W.). Er kunnen plaatsvervangende (art. 64 Ger. W.) en toegevoegde rechters (art. 69, lid 1 Ger. W.) worden benoemd. Er is geen O.M. De algemene bevoegdheid van de vrederechter zijn geschillen waarvan de waarde 1860 niet te boven gaat en die niet aan zijn rechtsmacht onttrokken zijn door de wet (art. 59à Ger W.). De bijzondere bevoegdheid (dus los van de waarde) wordt opgedeeld in de procedures op tegenspraak (art. 591 Ger. W.), de eenzijdige rechtspleging (art. 594 Ger. W.) en ondergeschikte vorderingen daarbij (art. 593 Ger. W.). De vrederechter is exclusief bevoegdheid voor o.m. voogdij en onteigening (art. 595-597 Ger. W.) Hij heeft ook aantal niet-jurisdictionele taken (art. 598-601 Ger. W.). (2) Politierechtbank Per gerechtelijk arrondissement (27 stuks) is er een politierechtbank (art. 60, lid 1 Ger. W.), die uit een of meerdere kamers bestaat (art. 60, lid 3 Ger. W.). Er kunnen plaatsvervangende (art. 64 Ger. W.) en toegevoegde rechters (art. 69, lid 1 Ger. W.) worden benoemd. Het O.M. wordt waargenomen door de procureur des konings. De politierechtbank is (op burgerrechtelijk vlak) bevoegd om kennis te nemen van alle vordering tot vergoeding van schade ontstaan uit een verkeersongeval (art. 601bis Ger. W.). De politierechtbank neemt ook kennis van het beroep tegen bepaalde administratieve sancties (art. 601ter Ger. W.). (3) Rechtbank van eerste aanleg In elk gerechtelijk arrondissement is er een rechtbank van eerste aanleg (art. 73 Ger. W.). Meerdere afdelingen kunnen opgericht worden (art. 186, lid 2 Ger. W.). De rechtbank van eerste aanleg bestaat uit een plethora van kamers en rechters met een bepaalde specialiteit (art. 76 en 79 Ger. W.). Er is een voorzitter (art. 77 Ger. W.) en er kunnen toegevoegde (art. 86bis Ger. W.), plaatsvervangende (art. 87 Ger. W.) en geassumeerde rechters (art. 322 en 442 Ger. W.) worden benoemd. In principe zetelt de rechter alleen, tenzij een partij verzoekt om de zaak door drie rechters te laten berechten (art. 91, lid 1 Ger. W.). Het O.M. wordt waargenomen door de procureur des konings (art. 150 Ger. W.). De rechtbank van eerste aanleg heeft een voorwaardelijke volheid van bevoegdheid (art. 568, lid 1 Ger. W.). Ze neemt kennis van alle vorderingen, behalve als de vordering tot de exclusieve bevoegdheid van een andere rechtbank behoort, als de zaak rechtstreeks voor het Hof van Beroep of het Hof van Cassatie moet komen of als de verweerder de vordert de zaak voor het wettelijke uitzonderingsgerecht wordt beslecht. De exclusieve bevoegdheid van de rechtbank van eerste aanleg staat opgesomd in de art. 569-571 Ger. W. Academiejaar 2007-2008 samenvatting burgerlijk procesrecht Jeroen De Mets 19

De rechtbank van eerste aanleg neemt als appelrechter kennis van hogere beroepen tegen vonnissen van de vrederechter (art. 577, lid 1 Ger. W.), tenzij de rechtbank van koophandel bevoegd is (art. 577, lid 2 Ger. W.). Soms is de rechtbank ook appelrechter tegen vonnissen van de politierechtbank (art. 601bis Ger. W.). Tot slot heeft de rechtbank van eerste aanleg een aantal tuchtrechtelijke en nietjurisdictionele bevoegdheden (art. 571 en 572 Ger. W.). Zoals al aangegeven zijn er een aantal specifieke kamers (beslagrechter, strafuitvoeringsrechtbank, jeugdrechtbank). De voorzitter doet uitspraak in kort geding (art. 584, lid 1 Ger. W.) en in een aantal gevallen zoals in kort geding (o.m. art. 587 Ger. W.). Hij doet uitspraak over verdelingsincidenten (zie verder) en heeft een aantal specifieke bevoegdheden (art. 585 en 586 Ger. W.). (4) Arbeidsrechtbank In elk gerechtelijk arrondissement is er een arbeidsrechtbank (art. 73 Ger. W.). De rechtbank bestaat uit beroepsmagistraten (rechters in de arbeidsrechtbank) en lekenmagistraten (rechters in sociale zaken) (art. 81 lid 1 en 2 Ger. W.). De samenstelling wisselt naar het gelang het soort geschil en naar gelang het gaat om een gewone zaak of om kort geding. Het O.M. wordt waargenomen door het arbeidsauditoraat (art. 152 Ger. W.). De arbeidsrechtbank neemt ongeacht het bedrag van de eis kennis van alle geschillen die betrekking hebben op het arbeidsrecht en het socialezekerheidsrecht (art. 590, lid 1 in fine Ger. W. jo. art. 578-583 Ger. W.). Dit is geen algemene bevoegdheid. De bevoegdheid van de arbeidsrechtbank is beperkt tot de gevallen in de wet beschreven. De arbeidsrechtbank heeft ook een exclusieve bevoegdheid: de toepassing van administratieve sancties in het kader van bepaalde sociale wetten (art. 583, lid 1 Ger. W.). De voorzitter heeft dezelfde algemene bevoegdheden als de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg (art. 584 Ger. W.) kort geding, zoals in kort geding en eenzijdig verzoekschrift. (5) Rechtbank van koophandel Per arrondissement is er een rechtbank van koophandel (art. 73 Ger. W.). Deze bestaat eveneens uit beroepsmagistraten en lekenrechters. Een kamer zetelt met één beroepsmagistraat en twee lekenrechters (art. 84, lid 2 Ger. W.). Er is een voorzitter (art. 77 Ger. W.) en er kunnen toegevoegde (art. 86bis Ger. W.), plaatsvervangende (art. 87 Ger. W.) en geassumeerde rechters (art. 322 en 442 Ger. W.) worden benoemd. Het O.M. wordt waargenomen door de procureur des koning (art. 150 Ger. W.). De rechtbank van koophandel is bevoegd voor geschillen tussen kooplui betreffende daden van koophandel (art. 573, lid 1, 1 Ger. W.) (cf. ook supra), voor zover deze niet onder de bevoegdheid van de vrederechter of politierechter vallen. Het volstaat dat de verweerder op het moment van de litigieuze handeling de hoedanigheid van koopman had (art. 573, lid 2 Ger. W.). Wat wisselbriefjes en ordebriefjes betreft, is de rechtbank van koophandel altijd bevoegd (art. 573, lid 1, 2 Ger. W.) (is eigenlijk een bijzondere bevoegdheid, domme wetgever). De bijzondere bevoegdheden van de rechtbank van koophandel staan opgesomd in art. 574 Ger. W. Art. 574, 2 is daarbij een uitsluitende bevoegdheid. De rechtbank van eerste aanleg is appelrechter in de zaken die voor vrederechter verschenen zijn en onder de beschrijving in art. 573, lid 1, 1 zouden vallen (art. 577, lid 1 Ger. W.). Zowel eiser als verweerder moeten handelaar zijn. Deze regels zijn van openbare orde. De rechtbank van koophandel heeft ook enkele niet-jurisdictionele bevoegdheden (art. 576 Ger. W.). De voorzitter heeft dezelfde bevoegdheden als die van de rechtbank van de arbeidsrechtbank (at. 584 en 588 Ger. W.). Academiejaar 2007-2008 samenvatting burgerlijk procesrecht Jeroen De Mets 20

(6) Arrondissementsrechtbank In ieder arrondissement is er een arrondissementsrechtbank (art. 73 Ger. W.). Deze bestaat uit de voorzitters van de rechtbank van eerste aanleg, de arbeidsrechtbank en de rechtbank van koophandel (art. 74 Ger. W.). De procureur des konings neemt het O.M. waar (art. 150 Ger. W.). Zij moet oordelen over bevoegdheidsconflicten, zowel materieel als territoriaal. (7) Hof van Beroep Er zijn vijf hoven van beroep, maar territoriale afdelingen kunnen worden opgericht (art. 186 Ger. W.). Het hof van beroep bestaat uit kamers voor burgerlijke zaken, strafzaken en jeugdzaken (art. 101, lid 1 Ger. W.). Er zijn enkele aanvullende kamers. Behalve de jeugdkamer (één raadsheer) zetelen drie raadsheren (art. 109bis Ger. W.). Er is een voorzitter voor het hof en een voorzitter per kamer (art. 101, lid 4 Ger. W.). Er zijn ook plaatsvervangende raadsheren (art. 102 Ger. W.). Het O.M. wordt waargenomen door de procureur-generaal bij het hof van beroep (art. 143, 1 Ger. W.). Het hof van beroep neemt als appelrechter kennis van vonnissen en beschikkingen van de rechtbank van eerste aanleg en van koophandel (art. 602, 1 en 2 Ger. W.) binnen zijn rechtsgebied (algemene bevoegdheid). Dit is een regel van openbare orde. De bijzondere bevoegdheid (als appelrechter) staat opgesomd in art. 602, 3-5 - 606 Ger. W.). Ook bepaalt de GW dat het hof bevoegd is voor de berechting van misdrijven van ministers. (8) Arbeidshof Er zijn vijf arbeidshoven (art. 103, lid 1 Ger. W.). Een arbeidshof bestaat uit een voorzitter, kamervoorzitters, raadsheren en lekenmagistraten (art. 103, lid 2 Ger. W.). Een kamer zetelt met één beroepsmagistraat en twee lekenmagistraten (art. 104 Ger. W.). Het O.M. wordt vertegenwoordigd door het arbeidsauditoraat-generaal (art. 145 Ger. W.). Het arbeidshof is de appelrechter voor vonnissen en beschikkingen van de arbeidsrechtbanken binnen zijn rechtsgebied (art. 607 Ger. W.). (9) Hof van Cassatie Er is één Hof van Cassatie voor heel België. Het bestaat uit een eerste voorzitter, een voorzitter, afdelingsvoorzitters en raadsheren in het Hof van Cassatie (art. 129 Ger. W.). er zijn drie kamers, voor respectievelijk burgerlijke zaken, strafzaken en sociale zaken (art. 133 Ger. W.). Elke kamer bestaat uit een Nederlandstalige en Franstalige afdeling (art. 128, lid 2 Ger. W.). De procureur-generaal neemt het O.M. waar samen met advocaten-generaal (art. 142 Ger. W.). Het Hof van Cassatie neemt kennis van de beslissingen in laatste aanleg die voor het Hof zijn gebracht omwille van overtreding van de wet of op straffe van nietigheid voorgeschreven of substantiële vormvereisten (at. 608 Ger. W.). Het Hof treedt niet in de feiten. Het Hof heeft enkele bijzondere bevoegdheden (art 610-613 Ger. W.) en enkele bevoegdheden in het tuchtrecht (art. 614-615 Ger. W.). 2 Materiële bevoegdheid tussenvordering (1) Principe De bevoegdheid wordt in beginsel slechts bepaald aan de hand van de gedinginleidende akte. Academiejaar 2007-2008 samenvatting burgerlijk procesrecht Jeroen De Mets 21