Hof van Cassatie van België

Transcriptie

1 3 OKTOBER 2014 C N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C N BESTLEASE bvba, met zetel te 8670 Koksijde, Goudbloemstraat 8, eiseres, vertegenwoordigd door mr. Johan Verbist, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 2000 Antwerpen, Amerikalei 187, bus 302, waar de eiseres woonplaats kiest, tegen WEST-LEASE nv, met zetel te 8520 Kuurne, Brugsesteenweg 73, verweerster. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Gent van 5 november Advocaat-generaal André Van Ingelgem heeft op 20 juni 2014 een schriftelijke conclusie neergelegd.

2 3 OKTOBER 2014 C N/2 Raadsheer Bart Wylleman heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal André Van Ingelgem heeft geconcludeerd. II. CASSATIEMIDDEL De eiseres voert in haar verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, een middel aan. III. BESLISSING VAN HET HOF Beoordeling Eerste onderdeel 1. Overeenkomstig artikel 8 Gerechtelijk Wetboek is bevoegdheid de macht van de rechter om kennis te nemen van een vordering die voor hem is gebracht. Artikel 9 Gerechtelijk Wetboek definieert de volstrekte bevoegdheid als de rechtsmacht bepaald naar het onderwerp, de waarde en in voorkomend geval het spoedeisend karakter van de vordering of de hoedanigheid van de partijen. Overeenkomstig deze bepaling kan de bevoegdheid niet worden uitgebreid, dan bij wet. Krachtens artikel 10 Gerechtelijk Wetboek is de territoriale bevoegdheid de rechtsmacht die aan de rechter toebehoort in een rechtsgebied. 2. Artikel 1050, eerste lid, Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat in alle zaken hoger beroep kan worden ingesteld zodra het vonnis is uitgesproken, zelfs al is dit een beslissing alvorens recht te doen of een verstekvonnis. Krachtens het tweede lid van deze bepaling kan tegen een beslissing inzake bevoegdheid slechts hoger beroep worden ingesteld samen met het hoger beroep tegen het eindvonnis. Uit de wetsgeschiedenis van de wet van 3 augustus 1992 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek, waarbij voormeld artikel 1050, tweede lid, werd ingevoegd, blijkt dat een eindvonnis in de zin van deze wetsbepalingen een vonnis is inzake de ontvankelijkheid of de gegrondheid uitgesproken door de rechter die zich bevoegd verklaart dan wel door de als bevoegd aangewezen rechter.

3 3 OKTOBER 2014 C N/3 Hieruit volgt dat geen onmiddellijk hoger beroep openstaat tegen het vonnis waarbij de rechter zich bevoegd of onbevoegd verklaart en een dergelijk hoger beroep slechts mogelijk is nadat de rechter die zich bevoegd heeft verklaard of de als bevoegd aangewezen rechter een eindvonnis heeft gewezen over de ontvankelijkheid of de gegrondheid van de vordering. 3. Krachtens artikel 30 Gerechtelijk Wetboek kunnen rechtsvorderingen als samenhangende zaken worden behandeld, wanneer zij onderling zo nauw verbonden zijn dat het wenselijk is ze samen te behandelen en te berechten, teneinde oplossingen te vermijden die onverenigbaar kunnen zijn wanneer de zaken afzonderlijk worden berecht. Ingevolge de artikelen 565 en 566 Gerechtelijk Wetboek kunnen zaken die samenhangend zijn desgevallend voor één rechtbank worden samengevoegd. 4. De beslissing waarbij de rechter oordeelt over een verzoek tot het samenvoegen wegens samenhang van de voor hem hangende vordering met de vordering die hangende is voor een andere rechter, is geen beslissing over de bevoegdheid in de zin van artikel 1050, tweede lid, Gerechtelijk Wetboek. 5. De eerste rechter besliste om de zaak op grond van evidente redenen van samenhang maar materiële onmogelijkheid tot voeging naar de rol te verwijzen in afwachting van de uitspraak van de rechtbank van koophandel te Kortrijk. De appelrechters die oordelen dat het hoger beroep van de eiseres tegen die beslissing niet ontvankelijk is om reden dat die beslissing een beslissing inzake bevoegdheid is, verantwoorden hun beslissing niet naar recht. Tweede onderdeel 6. In zoverre de appelrechters oordelen dat de eiseres opkwam tegen de beslissing waarbij de eerste rechter zich bevoegd verklaarde en de door de verweerster opgeworpen exceptie van aanhangigheid verwierp, terwijl uit de stukken waarop het Hof acht mag slaan, blijkt dat zij enkel opkwam tegen de beslissing van de eerste rechter waarbij deze de zaak naar de rol verwees wegens samenhang met

4 3 OKTOBER 2014 C N/4 een andere zaak, miskennen zij de bewijskracht van het verzoekschrift tot hoger beroep en van de synthesebesluiten van de eiseres. Derde onderdeel 7. Krachtens artikel 1046 Gerechtelijk Wetboek zijn beslissingen of maatregelen van inwendige aard niet vatbaar voor hoger beroep. Een beslissing die een betwiste rechtsvraag beslecht is geen maatregel van inwendige aard. 8. Uit de stukken waarop het Hof vermag acht te slaan, blijkt dat tussen partijen betwisting bestond over de samenhang en dat de eiseres zich tegen een schorsing om deze reden verzette. Zij kwam eveneens op tegen een schorsing van de procedure voor de stakingsrechter in afwachting van een beslissing van de bodemrechter. 9. De appelrechters stellen vast dat de eerste rechter zich bevoegd verklaart om kennis te nemen van de betwisting tussen partijen, de exceptie van aanhangigheid verwerpt, en beslist om de zaak - op grond van evidente redenen van samenhang maar materiële onmogelijkheid tot voeging - naar de rol te verwijzen in afwachting van de uitspraak van de rechtbank van koophandel te Kortrijk. De appelrechters die vervolgens oordelen dat de beslissing om de zaak in afwachting van de uitspraak van de rechtbank van koophandel te Kortrijk naar de rol te verwijzen, een beslissing van inwendige aard betreft waartegen in toepassing van artikel 1046 Gerechtelijk Wetboek geen hoger beroep openstaat, schenden voormelde bepaling. Dictum Het Hof, Vernietigt het bestreden arrest.

5 3 OKTOBER 2014 C N/5 Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het vernietigde arrest. Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent aan de feitenrechter over. Verwijst de zaak naar het hof van beroep te Antwerpen. Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, eerste kamer, samengesteld uit afdelingsvoorzitter Eric Dirix, als voorzitter, en de raadsheren Alain Smetryns, Koen Mestdagh, Geert Jocqué en Bart Wylleman, en in openbare rechtszitting van 3 oktober 2014 uitgesproken door afdelingsvoorzitter Eric Dirix, in aanwezigheid van advocaat-generaal André Van Ingelgem, met bijstand van griffier Kristel Vanden Bossche. K. Vanden Bossche B. Wylleman G. Jocqué K. Mestdagh A. Smetryns E. Dirix