LES 11. GROEP: 3 t/m 8 DOELSTELLINGEN: Groep 3/4 Bewegen op muziek: - De leerlingen kunnen de Leeuwenkoning dans vrij door de zaal uitvoeren waarbij het accent ligt op het nadoen van bewegingen en uitbeelden van expressies. Honk- en rondloopspelen - De leerlingen gooien de bal weg en gaan meteen zakjes halen. Dit gaat in hoog tempo. Groep 5/6 - De leerling kent de basisregels, nu worden de regels verder uitgebreid. Ook deze moet de leerling kunnen toepassen. - De leerling kan met andere leerlingen samenwerken tijdens het veldspel. Er wordt slim gespeeld. Groep 7/8 - De leerling kent de basisregels, nu worden de regels verder uitgebreid. Ook deze moet de leerling kunnen toepassen. - De leerling kan met andere leerlingen samenwerken tijdens het veldspel. Er wordt slim gespeeld.
LES 11. GROEP: 3 t/m 8 HET MATERIAAL: Groep 3/4 Inleiding: - Muziek cd - Radio Let op! Beide zelf meenemen! Kern 1: - Uitwerking Leeuwenkoning dans. - De Leeuwenkoning dans - Radio. Afsluiting: - 3 foamballen Kern 2: - 10 hoepels - Bak met pittenzakjes - 5 tennisballen Groep 5/6 Inleiding: - Al het materiaal dat klaar staat voor de kern. - 2 banken - 8 hoepels - 1 korf - 1 turnmat of 4 pionnen in een vak - 10 pionnen - 3 stokken - 6 paaltjes - 1 tennisbal - 1 slagplankje (plat) Afsluiting: - 2 lintjes - 3 blokjes naast de slagbank - Scorebord Groep 7/8 Inleiding: - Al het materiaal dat klaar staat voor de kern. - 2 banken - 8 hoepels - 1 korf - 1 turnmat of 4 pionnen in een vak - 10 pionnen - 3 stokken - 6 paaltjes - 1 tennisbal - 1 slagplankje (plat) Afsluiting: - 2 lintjes - 3 blokjes naast de slagbank - Scorebord
LES 11. GROEP: 3 t/m 8 OPSTELLING VAN HET MATERIAAL: Groep 3/4 Groep 5/6/7/8
LES 11. GROEP: 3/4 INLEIDING: Rennen op de muziek. - Zet de muziek aan. - De leerlingen huppelen op de maat van de muziek. - Gaat de muziek uit, dan staan de leerlingen meteen helemaal stil. Tip: - Vinden de leerling het lastig om in de maat te huppelen? o Meeklappen o Achter iemand laten huppelen die in de maat huppelt. o Meestampen met de muziek KERN 1: De Leeuwenkoning dans. - Op de volgende pagina s staat de uitgewerkte versie van de Leeuwenkoning dans. Voer iedere keer een deel uit, herhaal dit vaak en voeg steeds een nieuw deel toe. Volgorde van aanleren: o De stukken waar sluipen in voorkomt, Deel C en Deel E (huppelen). De rest is schudden met de staart. (1x) o Toevoegen deel B (vangen prooi) (1x) o Toevoegen deel D (1x) o Toevoegen deel F (1x) o Alles aan elkaar plakken en de hele dans dansen. Tips: - Vraag de leerlingen of ze de Leeuwenkoning kennen en wat een leeuw allemaal doet. - Doe alle stukken mee en laat de leerlingen je nadoen (geef aan wat er komt) - Als het goed gaat zeg je minder en als het heel goed gaat doe je stukjes niet meer mee (kijk of de leerlingen muzikale stukken herkennen) KERN 2: Honk- en rondloopspelen. - Er zijn twee teams. Een slag /werppartij en een veldpartij. - Van de werppartij gaan 4 leerlingen met een tennisbal in de hoepel staan. Op het teken van de leerkracht gooien zij allemaal de tennisbal zo ver mogelijk in de zaal. - Vervolgens proberen ze zoveel mogelijk zakjes te halen en in hun hoepel te leggen. (1 voor 1) - De veldpartij pakt z.s.m. alle ballen en doet ze in de doos. - Als alle ballen in de doos zitten fluit de docent en mogen er geen zakjes meer gepakt worden. - Zakjes tellen, zakjes terug leggen en dan mogen de volgende 4 Tips: Benadruk dat de kinderen met de bovenhandse strekworp gooien (schuin klaarstaan met de bal in je achterste hand, andere arm gebruiken om de mikken/sturen) Wissel van functie als iedereen 1x is geweest (bij een kleiner groepje kun je ook na 2x of 3x doen) AFSLUITING: Iemand is hem, niemand is hem. - In het spel zijn 3 zachte ballen. - Iedereen mag elkaar afgooien. Je bent af als de bal direct je lichaam raakt. Hoofd is heilig. - Afgegooid is naar de bank, 3 is te veel. Tips - Speciale meidenbal, waar meiden alleen mee mogen gooien.
LES 11. GROEP: 3/4 Nederlandse versie, Jij bent de koning. Deel A: 4x8 tellen o Sluipen door de zaal Deel B: (herhalen na D) o Tel 1-2 Klauw + stap links o Tel 3-4 Klauw + stap rechts o Tel 1-2 2 klauwen met sprong o Tel 3-4 2 klauwen met sprong 1x8 tellen o Zo groot en sterk als een leeuw stappen op de plaats 2x8 tellen o Herhaal eerste 4x4 tellen Deel C: (herhalen na B daarna naar E) 1x8 tellen o Schudden met je staart 1x8 tellen o Rondje lopen o Terug op je plaats komen Deel D: o Tel 1-2 Manen rechts kammen o Tel 3-4 Manen links kammen o Tel 1-2 Schudden met je manen o Tel 3-4 Schudden met je manen 1x8 tellen o Herhaal eerste 2x4 tellen 2x8 tellen o Sluipen door de zaal o Terug op je plaats komen Deel B: Herhalen Deel C: Herhalen Deel E: 2x8 tellen o Huppelen door de zaal
LES 11. GROEP: 3/4 Deel F: o Kijken naar links (hand bij je voorhoofd) o Stap naar rechts o Klein maken o Groot maken 3x8 tellen o Sluipen door de zaal 2 x 8 o 1 X 8 o 1 x 8 o Grote stappen zetten door de zaal en je klauwen in de aanslag (1 stap = 2 tellen) Trommelen op de grond Eigen stoere eindhouding
LES 11. GROEP: 5/6 Slagbal met hindernissen. INLEIDING: De leerkracht doet de hele baan een keer voor. De leerlingen lopen de baan een aantal keer achter elkaar. Niet te snel achter elkaar vertrekken. SLAGBAL met hindernissen. Organisatie: - Verdeel de leerlingen in twee gelijke groepen. - De ene partij is de veldpartij, deze mag op de veldbank gaan zitten. De andere partij wordt de slagpartij, deze gaan op de slagbank zitten. - De leerlingen van de veldpartij moeten zo snel mogelijk de bal in de korf zien te krijgen. - De slagpartij gaat proberen langs zo veel mogelijk hindernissen en honken te lopen. Spel 1. - Leerling 1 slaat met het plankje en de bal in zijn hand of de bal op de pion, de bal het veld in. De bal moet over de lijn komen. - Daarna gaat de leerling langs alle honken. - De veldpartij moet de bal zo snel mogelijk naar de brander gooien, de brander brandt de bal in de korf. Op dat moment moet de loper bij een honk staan, anders is hij uit. Bij het eerste spel mag de leerling nog wel in het spel blijven. - Uit is een blokje om, 3 blokjes om is wisselen. - Iedere leerling die binnenkomt, is een punt. Spel 2. - Zelfde regels als spel 1, maar met extra regels. - Uit is nu af, de leerling mag niet meer in het spel blijven en moet gaan zitten op de bank. - Wordt er een vangbal gemaakt door de veldpartij, dan krijgen zij een extra punt. De loper mag nog doorlopen. - Wisselen na 3 uit. Spel 3: Mini wedstrijd. - Spel met tijd. Iedere partij 3 minuten. Wie maakt er de meeste punten? - Uit is nu ook een extra punt voor de veldpartij. De hindernissen. 1. In iedere hoepel 1 voet. 2. Slalommen tussen de pionnen door. 3. Over de stokken springen. 4. Door de twee hoepels heen. Afsluiting. Lijnentikkertje. Al het materiaal mag blijven staan. - De leerlingen en de tikkers moeten over de lijnen lopen. - Komen ze een hindernis tegen, dan moeten ze dezelfde opdracht daar uitvoeren als bij het slagbal. - Getikt is naar de bank.. - Tikker van de lijn af = iedereen vrij!
LES 11. GROEP: 7/8 Slagbal met hindernissen. INLEIDING: De leerkracht doet de hele baan een keer voor. De leerlingen lopen de baan een aantal keer achter elkaar. Niet te snel achter elkaar verteken. SLAGBAL met hindernissen. Organisatie: - Verdeel de leerlingen in twee gelijke groepen. - De ene partij is de veldpartij, deze mag op de veldbank gaan zitten. De andere partij wordt de slagpartij, deze gaan op de slagbank zitten. - De leerlingen van de veldpartij moeten zo snel mogelijk de bal in de korf zien te krijgen. - De slagpartij gaat proberen langs zo veel mogelijk hindernissen en honken te lopen. - Om de snelheid te verhogen kan de slagpartij met 2 lopen. 1 slaan en samen het parcours lopen. Spel 1. - Leerling 1 slaat met het plankje en de bal in zijn hand of de bal op de pion, de bal het veld in. De bal moet over de lijn komen. - Daarna gaat de leerling langs alle honken. - De veldpartij moet de bal zo snel mogelijk naar de brander gooien, de brander brandt de bal in de korf. Op dat moment moet de loper bij een honk staan, anders is hij uit. Bij het eerste spel mag de leerling nog wel in het spel blijven. - Uit is een blokje om, 3 blokjes om is wisselen. - Iedere leerling die binnenkomt, is een punt. Spel 2. - Zelfde regels als spel 1, maar met extra regels. - Uit is nu af, de leerling mag niet meer in het spel blijven en moet gaan zitten op de bank. - Wordt er een vangbal gemaakt door de veldpartij, dan krijgen zij een extra punt. De loper mag nog doorlopen. - Wisselen na 3 uit. Spel 3: Mini wedstrijd. - Spel met tijd. Iedere partij krijgt 3 minuten de tijd. Wie maakt er de meeste punten? - Uit is nu ook een extra punt voor de veldpartij. De hindernissen. 5. In iedere hoepel 1 voet. 6. Slalommen tussen de pionnen door. 7. Over de stokken springen. 8. Door de twee hoepels heen. Afsluiting. Lijnentikkertje. Al het materiaal mag blijven staan. - De leerlingen en de tikkers moeten over de lijnen lopen. - Komen ze een hindernis tegen, dan moeten ze dezelfde opdracht daar uitvoeren als bij het slagbal. - Getikt is naar de bank.. - Tikker van de lijn af = iedereen vrij!