Nota. Beleid en aanpak van overlast van dieren in de openbare ruimte in Amsterdam. Met gezond verstand samenleven met dieren.



Vergelijkbare documenten
Nota. Beleid en aanpak van schade of overlast door dieren in de openbare ruimte

Richtlijnen Dierplaagbeheersing laatst bijgewerkt:

Tamme gans Boerengans, Soepgans, gedomesticeerde gans (Anser anser)

Omgang met ratten en muizen in dierplagen

Richtlijnen Dierplaagbeheersing laatst bijgewerkt:

Opzet van de presentatie. Beleidscontext Team Invasieve Exoten Risicoanalyses Maatregelen Water gerelateerde projecten Juridische vragen Afsluiting

Steenuil en ontheffingsaanvragen van de Flora- en faunawet. Martijn van Opijnen (Dienst Regelingen) Wouter van Heusden (Dienst Landelijk Gebied)

Visie dierenwelzijn. 1. Landelijk wettelijk kader 2. Gemeentelijke taken 3. Gemeentelijke uitvoering 4. Dierenwelzijnsveld Den Helder

6/4/2010. Beleidscyclus. Opzet van de presentatie. En wat doet het Team Invasieve Exoten? Wiebe TIE bestaat uit: José Tom. Team Invasieve Exoten

BEANTWOORDING SCHRIFTELIJKE VRAGEN van het raadslid mevrouw M.J.E. de Groot. sv RIS Regnr. DSB/ Den Haag, 30 augustus 2011

Ruimtelijke ontwikkelingen en de Flora- en faunawet

Coördinerend Orgaan Invasieve Exoten (COIE)

Doel. Wat is jullie voorkennis? Natuurwetgeving verbindt

Initiatiefvoorstel. BOSSCHE AANPAK DIERENWELZIJN Op weg naar een integraal en transparant gemeentelijk dierenwelzijnsbeleid

Quickscan Flora- en Faunawet. t.b.v. sloop Opstallen. Oude Maasstraat 18 gemeente Uden

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PvdD) en J.A.R.M. van Egmond (GroenLinks) (d.d. 12 februari 2014) Nummer 2900

Richtlijnen Dierplaagbeheersing laatst bijgewerkt:

Beleidsnotitie bescherming en beheer ree Fryslân

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

BESLUIT FLORA- FAUNAWET VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Beverwijkerstraatweg 44 - Castricum

We#elijke regels voor levende bijvangst 3jdens vang- of visac3viteiten

Heeft niet gereageerd op deze stelling. Heeft niet gereageerd op deze stelling. Heeft niet gereageerd op deze stelling.

Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk (KuiperCompagnons)

Hogeschool Van Hall Larenstein T.R. Huisman Agora CJ LEEUWARDEN. Datum 15 januari 2014 Betreft Beslissing aanvraag Art. 75 Flora- en faunawet

Wildernistrek E.G.C. van Uchelen Reeweg GA VLEDDER. Datum 19 juni 2015 Betreft Beslissing aanvraag Art. 75 Flora- en faunawet

18 februari Natuurwetgeving in het Westland Paul Moerman & Wouter Wubben

Vleermuisonderzoek De Waterwijzer Lelystad

OVERZICHTSNOTITIE GEMEENTELIJK DIERENWELZIJNSBELEID

Deze wet beschermt van ongeveer 500 van de dier- en plantensoorten die in Nederland

Bescherming van zoogdieren Versie 6 maart 2019 Jan Buys (vz) en Piet Bergers (directeur) 1. Aanleiding en doel

JACHT, BEHEER EN SCHADEBESTRIJDING IN DE WET NATUURBESCHERMING. Presentatie t.b.v. Faunabeheerbijeenkomst d.d

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (PVDD) (d.d. 16 juni 2014) Nummer 2948

Vogels. Duiven Eenden Ganzen

Datum 21 december 2017 Betreft Beantwoording vragen over het bericht "De overheid is de regie kwijt in het bestrijden van overlast van ratten"

NWEA Winddagen Natuurwetgeving & Windenergie op land Aandachtspunten soortenbescherming

ZWARTE RAT = RATTUS RATTUS Probleem nu en in de toekomst

Uw aanvraag van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 11 van de Flora- en faunawet wijs ik af

PIJNACKER - NOOTDORP. Evenementen met dieren zijn in de gemeente niet welkom. Stelling 1

Startnotitie (gewijzigd) ACTUALISATIE GROENBELEIDSPLAN

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (PvdD) (d.d. 15 januari 2016) Nummer 3117

Fauna en wet Natuurbescherming

Werkzaamheden gemaal Emilia en gemaal Westland Quickscan flora- en faunawet

Documentnummer: Page 1 of 11

Uitgangspunten inzake gebiedsbescherming (Natura 2000), soortenbescherming, faunabeheer en bescherming houtopstanden

Flora- en faunascan voor de bouw van een woning aan de Bolenbergweg te Belfeld

van Gedeputeerde Staten op vragen van

Zorgzame buurt. Preventieproject buurtzorg Acht in samenwerking met dorpsraad Acht en enkele enthousiaste Achtenaren

van Gedeputeerde Staten op vragen van

Oplegvel informatienota

Jasja Dekker Dierecologie J. Dekker Enkhuizenstraat WZ ARNHEM. Datum 30 januari 2014 Betreft Beslissing aanvraag Art. 75 Flora- en faunawet

Kadernota Integraal Dierenwelzijn Eindhoven

Soortenbescherming. Buitenevenementen

ONTWERPBESLUIT WET NATUURBESCHERMING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

NEDERLAND ZWERFKATTENARM the support of stray animals worldwide

Natuurbescherming VS Wet natuurbescherming. Aanpak exoten niet mogelijk Janneke van der Loop

Dienst Regelingen Team Natuur. Conny Krutzen Martijn van Opijnen

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Notitie flora en fauna

Natuurbalans - Limes Divergens B.V. G. Hoogerwerf Toernooiveld ED NIJMEGEN

Conform uw opdracht hebben wij een veldonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de weilanden en kassen gelegen achter Zwaagdijk-Oost 189.

planten voor planten en plantengemeenschappen

10 juli 2018 Documentnummer : , LGW Nummer 33/2018

08UIT

Meerjarencontract dierplaagbeheersing Een slimme oplossing voor agrariёrs

Bijlage 1 Wettelijk kader

6 Flora- en fauna quickscan

Gelezen de voordracht van Gedeputeerde Staten van «pm», nummer «pm»;

Aan de gemeenteraad. Geachte leden van de raad,

HELP! ZwErfkattEn BuitEnkans katten PLEEGGEZinnEn VOOr kittens Zwerfkatten PB 1

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Onze referentie Bijlagen Beslissing Aanvraag Toelichting

Telefoonnummer(s)

PROVINCIAAL BLAD VAN ZEELAND

De das in de nieuwe wet natuurbescherming. Beleven, benutten en beschermen

Flora- en fauna-inspectie Gelderdijk 15 te Sevenum (Gemeente Horst aan de Maas) door ir. Hans Hovens, Paul op het Veld en ir. G.

Fauna & Schade LLTB - Ubachsberg - 14 dec 2015

Aan de Raad der gemeente Haarlem. College van B&W T.a.v. portefeuillehouder Divendal. Meeuwenoverlast in Haarlem

Besluit van GS van 15 september 2014, kenmerk 2014/ gehoord het Faunafonds van 18 juli 2004, kenmerk BIJ F F OVERWEGENDE;

Nieuwe bedrijfslocaties

P R O V I N C I A A L B L A D

ONTWERPBESLUIT WET NATUURBESCHERMING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

De nieuwe Wet natuurbescherming in vogelvlucht

Notitie. 1 Aanleiding

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

ACTUALISEREND ONDERZOEK FLORA- EN FAUNAWET KREKENBUURT TE ELST

Lyaemer Wonen Y.A. Tiemensma Straatweg PZ LEMMER. Datum 7 augustus 2014 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen

Lesmateriaal Dierplagen - anders voeren. docentenhandleiding

Vereniging Natuurmonumenten J. Quik Slabroekseweg PX NISTELRODE. Datum 12 april 2016 Betreft Beslissing aanvraag Art. 75 Flora- en faunawet

Aanvraag. Ontheffing artikel 75 Flora- en faunawet. Waarom dit formulier? Uw gegevens. In te vullen door Dienst Regelingen.

QUICKSCAN FLORA EN FAUNA

Resultaten Quickscan, vissen en vleermuisonderzoek met betrekking tot de Flora- en Faunawet.

Beleidslijn rattenbestrijding gemeente Noordenveld

Wet natuurbescherming Stap vooruit voor natuur en economie?

Invasieve exoten in de tuin. KNPV Najaarsbijeenkomst, 22 november 2018

Dialoog veehouderij Venray

M.B.A. Knuvers Vicarisweg AC VARSSELDER. Datum 15 juli 2016 Betreft Beslissing aanvraag art. 75 Flora en faunawet. Geachte mevrouw Knuvers,

Aan de raad van de gemeente Lingewaard

gezondheidsdienst EEN EXOTISCH DIER ALS HUISDIER? BEZINT EER GE BEGINT

2 Aanhangsel Handelingen nr. 1555, vergaderjaar

Belgisch Biodiversiteits Platforum

Transcriptie:

Nota Beleid en aanpak van overlast van dieren in de openbare ruimte in Amsterdam Met gezond verstand samenleven met dieren. 2 e (herziene) versie februari 2010. De 1 e versie van maart 2009 is in het PHO besproken, maar is naar aanleiding van opmerkingen door belangengroeperingen aan de wethouder opnieuw in behandeling genomen. 1

INHOUDSOPGAVE Voorwoord... 3 Samenvatting... 4 1. Inleiding... 5 Aanleiding voor deze nota... 5 Samenwerking bij de totstandkoming van de nota... 5 Doel nota... 5 Leeswijzer... 7 2 Achtergrond... 8 Wat is overlast?... 8 Wat is schade?... 10 Wat zijn risico voor de volksgezondheid?... 10 Wat zijn mogelijke maatregelen?... 11 Maatregelen met langdurend effect... 11 Maatregelen die vaker moeten worden uitgevoerd... 11 3 Situatie in Amsterdam... 13 3.1 Verschillende partijen in Amsterdam... 13 Centrale stad... 13 Stadsdelen... 13 Afdeling Dierplaagbeheersing (DPB) van de GGD... 14 Dierenwelzijnsorganisaties... 14 Waterschappen en Provincie... 14 Particulieren... 14 Vogelwerkgroep Amsterdam en Vogelbescherming Nederland... 14 Stichting zwerfkatten Amsterdam... 14 3.2 De huidige situatie: welke aanpak wordt gevolgd en welke dieren geven overlast in de openbare ruimte?... 15 3.3 Exoten en verspreiding... 16 5. Uitgangspunten voor beleid en beheer... 19 Algemeen... 19 Samenwerking in uitvoering... 20 Stadsbrede acties... 21 7. Communicatie... 22 Communicatiematrix... 22 2

Voorwoord Een levende stad met dieren betekent dat wij ook een verantwoordelijkheid hebben om hier goed zorg voor te dragen. Samenwerken met maatschappelijke organisaties zoals de Dierenbescherming, de GGD en de stadsdelen moet tot succes leiden. Mijn ambitie is in 2010 voor geheel Amsterdam een diervriendelijk aanpak te hebben. Marijke Vos Wethouder Zorg, Milieu, Personeel en Organisatie, Openbare Ruimte en Groen Amsterdam Dierenoverlast veroorzaken we vaak zelf. Het is onze verantwoordelijkheid om overlastsituaties te voorkomen. Het voeren van dieren wil ik dan ook gericht aanpakken. Harm-Jan van Schaik, Wethouder Amsterdam -Noord Dieren zijn een welkome aanvulling in de stad! Het feit dat ze ons soms overlast bezorgen, hebben we vaak zelf in de hand. Daar mogen de dieren toch niet de dupe van worden... dat moeten we oplossen. Paulus de Wilt Wethouder Slotervaart 3

Samenvatting In Amsterdam worden overlastsituaties van dieren meestal door mensen veroorzaakt. Ze dumpen etensresten op straat, zorgen voor zwerfvuil, bieden huisvuil verkeerd aan en/of voeren dieren overmatig en geen passend, natuurlijk voedsel. Hierdoor kan de hoeveelheid dieren op die plek sterk toenemen, kunnen dieren ziek worden en kan overlast voor mensen ontstaan. Als deze plekken alleen voor mensen ingericht zijn, wordt de aanwezigheid van dieren snel als overlast ervaren. De aanpak richtte zich tot voor kort op het terugbrengen van het aantal dieren. Dieren zoals duiven en ratten werden gedood en waar mogelijk werden werende maatregelen genomen. De gemeente Amsterdam vindt vanuit het dierenwelzijnsbeleid dit een ongewenste situatie. De gemeente Amsterdam en de Amsterdamse stadsdelen willen in samenspraak met verschillende dierenwelzijnsorganisaties komen tot een gezamenlijke preventieve visie en aanpak in 2010, waarbij dierenwelzijn, publieke gezondheidszorg en een goede leefomgeving belangrijke factoren zijn. Dit gebeurt als volgt: 1. Overlastsituaties worden opgelost aan de hand van een transparant werkprotocol per dier die stadsdelen als richtlijn gebruiken. De uitvoering bestaat uit maatwerk waarbij de gekozen oplossing samenhangt met de specifieke situatie. Het naslagwerk geeft de uitvoerende organisaties een duidelijk handvat om probleemsituaties op te lossen op basis van de vastgestelde beleidslijn en maatregelen (zie hoofdstuk 6). 2. Er worden stadsbrede acties uitgevoerd (zie hoofdstuk 6). Voorbeeld is het uitvoeren van stedelijke campagnes (gezamenlijk gefinancierd) waarbij bewustwording van eigen invloed op voorkomen van overlastsituaties door Amsterdammers (en dus mentaliteitsverandering) centraal staat. Dit betekent dat gezamenlijk een duidelijke boodschap uitgedragen wordt. Voor bijvoorbeeld het voeren van dieren is deze als volgt: Natuurlijk voedsel is gezond voor dieren en houdt hen onafhankelijk. Overlast wordt hiermee voorkomen Meestal bedoelen mensen het goed als ze de dieren voeren. Helaas kan het resultaat van overmatig en eenzijdig voeren zijn dat dieren verzwakken en onze leefomgeving uit balans raakt. Als we dieren voeren op een passende wijze (niet meer dan ze opkunnen, passend, natuurlijk voedsel), dan is de kans dat we moeten ingrijpen omdat er overlast is ontstaan (doordat bijvoorbeeld ratten het overblijvende voedsel vinden) een stuk kleiner. Dus voeren mag, maar wel anders! 4

1. Inleiding Aanleiding voor deze nota Op 1 maart 2006 heeft de Amsterdamse Raad de nota Dierenwelzijn vastgesteld. Deze nota vloeit voort uit de wettelijke taken aangaande gezelschapsdieren en de verplichting tot bescherming van de in de vrije natuur levende dieren. In deze nota komen diverse aspecten rondom dierenwelzijn aan de orde, waaronder de opvang van dieren, het maken van beleid rondom de Flora- en Faunawet, maar ook het bestrijden van overlast veroorzaakt door dieren in de openbare ruimte. In de nota is de volgende aanbeveling opgenomen: Aanbeveling Gezamenlijk laten opstellen van een handleiding bestrijding schade of overlast door dieren in de openbare ruimte. Deze nota is de uitwerking van deze aanbeveling. Samenwerking bij de totstandkoming van de nota Binnen de verschillende stadsdelen is in meer of mindere mate een begin gemaakt om beleid over dierenoverlast vorm te geven. Vanuit het sectorhoofdenoverleg zijn eveneens stappen ondernomen om dit gezamenlijk vorm te geven. Daarnaast is de GGD vanuit haar verantwoordelijkheid voor de uitvoerende taken bezig geweest met het verwoorden van beleid in de concept nota Gezonde leefomgeving door beheersing van dierplagen. Het college van Burgemeester en Wethouders heeft 8 april 2008 ingestemd met de hoofdlijnen hiervan. Na samenkomst van beide partijen is besloten het samen verder uit te werken. De Christelijke Agrarische Hogeschool uit Dronten fungeerde hierbij als klankbord en heeft geadviseerd over de aanpak van overlast per diersoort. Op basis van de tussentijdse resultaten is op 4 april 2008 een werkconferentie georganiseerd. Hierbij waren de volgende partijen aanwezig: uit Amsterdam: een aantal portefeuillehouders Dierenwelzijn van de stadsdelen, GGD, raadsleden Amsterdam- Noord en Dierenbescherming Amsterdam. Landelijk: Christelijke Agrarische Hogeschool Dronten, portefeuillehouders Dierenwelzijn landelijk en de beheerders openbare ruimte. Tijdens deze werkconferentie is de beleidslijn getoetst en aangescherpt. Daarnaast is de uitwerking van de aanpak op het gebied van duiven, ganzen, ratten, kippen en konijnen besproken. De conclusies van de werkconferentie staan in hoofdstuk 5, Uitgangspunten voor beleid en beheer. De conceptnota is voorgelegd aan Waternet en aan de dierenwelzijnambtenaars van DRO. Hun opmerkingen en aanbevelingen zijn in deze nota verwerkt. Daarnaast is de nota gepresenteerd op de miniconferentie Gemeentelijk dierenwelzijnsbeleid van de landelijke dierenbescherming en hebben diverse dierenwelzijnsorganisaties hun bijdrage geleverd. De samenwerking met alle partijen heeft als doel om blijvend te zijn, zodat de details van de uitvoering middels de richtlijnen per diersoort continu kunnen worden aangepast aan de hand van de nieuwste evaringen waarin het dierenwelzijn een belangrijke pijler is. Doel nota Het doel van deze nota is het formuleren van concrete beleidsuitgangspunten voor dierplagen en deze uit te werken in een praktische handleiding voor beheerders. Het betreft dus een uitvoeringsnota met duidelijke richtlijnen aangaande overlastsituaties en de te nemen maatregelen. Deze maatregelen sluiten aan op de dierenwelzijnnota van de gemeente Amsterdam en de uitwerking daarvan per stadsdeel. 5

Openbare ruimte De openbare ruimte zijn de gebieden waarbij de stadsdelen verantwoordelijk zijn voor het beheer. Deze nota beperkt zich tot dit gebied. Het stadsdeel kan andere terreinbezitters, zoals woningbouwverenigingen, wel overtuigen om een gelijke aanpak over te nemen, zeker wanneer een overlastgevende populatie dieren op terreinen van meerdere bezitters leeft. Wettelijk Kader De gemeentelijke verantwoordelijkheden vloeien voort uit de Gezondheid - en Welzijnswet voor dieren. Deze wetgeving geldt voor alle dieren die door mensen gehouden worden, namelijk gezelschapsdieren, productiedieren en hobbydieren. Voor in het wild levende dieren bestaat het verbod dieren zonder redelijk doel pijn of letsel toe te brengen. Daarnaast is de Flora- en Faunawet op deze dieren van toepassing. Sinds de invoering van de Flora- en Faunawet is er bij de beheersmaatregelen tegen overlast van dieren soms onduidelijkheid over de wettelijke status van een overlastgevende soort. De vraag is dan of deze dieren al dan niet gedood, gevangen, herplaatst of verjaagd mogen worden. Deze regelgeving ontwikkelt zich eveneens. In het uitwerkingsplan per diersoort is de actuele wettelijke situatie opgenomen. Als het in het kader van de Flora- en Faunawet toegestaan is om een diersoort te bestrijden, dan zou dat met een bestrijdingsmiddel kunnen worden uitgevoerd. Bij het gebruik van deze middelen moeten de voorschriften die zijn vastgesteld in de Bestrijdingsmiddelenwet worden gevolgd. Het college Toelating bestrijdingsmiddelen is verantwoordelijk voor het al dan niet toelaten van een bestrijdingsmiddel en voor het vaststellen van het wettelijke gebruiksvoorschrift van een middel. Binnen de Algemene Plaatselijke verordening (APV) van de gemeente Amsterdam hebben verschillende hoofdstukken raakvlakken met overlast en schade door dieren. In hoofdstuk 9 staan bepalingen die betrekking hebben op gedragingen die afbreuk doen aan de kwaliteit van het leefmilieu (geluidshinder door dieren). In hoofdstuk 11 staan specifieke bepalingen opgenomen waaronder artikel 11.5. Dit betreft het verbod op het verkopen van duivenvoer. In de APV is er geen maatregel opgenomen voor het reguleren van voedselaanbod in de openbare ruimte. Gezien de duidelijke relatie tussen voeren en het ontstaan van overlast biedt een algemeen verbod op het dumpen van voedselafval perspectieven voor een gestructureerde aanpak. Hierbij wordt ruimte gelaten voor situaties waarbij dieren bijgevoerd moeten worden vanuit het oogpunt van het welzijn van de dieren. Dit middel zal kunnen worden ingezet wanneer het niet lukt door voorlichting alleen mensen te kunnen overtuigen. Daarnaast zijn er diverse andere wettelijke bepalingen die van belang zijn bij het voorkomen en bestrijden van dierplagen. Zo zijn in de Woningwet wettelijke kaders gesteld over hinderlijk of schadelijk gedierte. Deels is dit uitgewerkt in de bouwverordening van een gemeente. De bouwverordening moet volgens de woningwet per gemeente worden vastgesteld. In het besluit staat dat huizen en erven geen gevaar voor de veiligheid, geen nadeel voor de volksgezondheid of hinder voor de gebruiker of anderen mogen ondervinden door de aanwezigheid van schadelijke of hinderlijk gedierte. In de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid (WCPV) zijn de taken en verantwoordelijkheden van de gemeente vastgelegd ten aanzien van collectieve preventie op het gebied van volksgezondheid. De gemeenten brengen de hieruit voortvloeiende werkzaamheden over het algemeen onder bij de GGD. Het beheersbaar houden van dierplagen is hierbij onderdeel zijn van een preventieprogramma. De GGD heeft hierbij van de burgemeester het mandaat om toegang te verkrijgen tot gebouwen en terreinen voor het bestrijden van vectoren. Dit zijn organismen die voor de mens gevaarlijke ziektes kunnen overbrengen, deze staan beschreven in hoofdstuk 2. 6

Leeswijzer Deze nota bevat informatie, aanbevelingen, uitgangspunten en concrete maatregelen over de overlast en schade door dieren. In hoofdstuk 2 leest u welke schade er is en welke risico s dit kan opleveren voor de volksgezondheid. Daarna wordt ingegaan op acceptatieniveaus en toegepaste beheermethoden. Hoofdstuk 3 schetst de situatie in Amsterdam. Welke partijen houden zich bezig met deze materie en om welke soorten gaat het eigenlijk? Ook krijgt u inzicht in de bestrijding van dierplagen. De analyse vindt plaats in hoofdstuk 4. Deze analyse vormt de basis voor de uitgangspunten van het beleid in hoofdstuk 5. Hier worden de keuzes gemaakt voor de te volgen richting en de maatregelen. Deze vormen de basis voor de uitwerking van de benodigde mentaliteitsverandering voor bewoners om beter in balans samen te leven met dieren. Dit werkt het beste door per overlastsituatie maatwerk toe te passen. Hierover leest u in hoofdstuk 6. Het stuk wordt afgesloten met de communicatie, een cruciaal onderdeel bij het voorkomen van dierplagen. Om de nota een bruikbaar instrument te maken voor politiek, beleidsmakers en uitvoerders is gekozen voor twee delen, een beleidsdeel en een naslagwerk: 1) Het beleidsdeel is de huidige beleidsnota, bedoeld als beleidskader voor de uitwerking, met een duidelijke visie en concrete beleidsuitgangspunten. 2) Het naslagwerk als uitvoeringsnota is bedoeld voor de uitvoerende partijen. Zij vinden in dit onderdeel een beschrijving van mogelijke overlast per soort en concrete maatregelen om de overlast tegen te gaan. Aanpak van overlastsituaties geschiedt volgens actuele werkprotocollen. 7

2 Achtergrond Het woord dierplaag zegt het al: we worden geplaagd door dieren. Dit plagen wordt veroorzaakt door een bepaalde mate van overlast en/of schade. Vaak komt er dan ook de vraagstelling of er een risico voor de publieke gezondheid is. Hieronder wordt beschreven wat we onder overlast, schade en risico voor de gezondheidszorg verstaan en welke maatregelen we kunnen nemen als een probleem beheersbaar gemaakt moet worden. Wat is overlast? Overlast is een relatief en subjectief begrip en dus niet uit de drukken in meetbare waarden. Degene die maatregelen overweegt kan hierdoor in aanraking komen met meningsverschillen tussen bewoners en belangengroepen, waardoor ze vertraging oplopen. Het is daarom van belang dat we als gemeente en stadsdelen criteria bepalen zodat duidelijk is wanneer ingrijpen nodig is. Bovenstaande grafiek geeft een hypothetische situatie weer van een populatie dieren in een gebied, waarin de groep mensen die daarbij bij leven de overlast tot een bepaalde mate accepteren. Het aantal dieren dat zich op een plek kan ontwikkelen, bereikt structureel een evenwichtsniveau dat boven het acceptatieniveau van die groep mensen ligt. Er is voldoende voedsel en veilige, passende leefruimte om meer jongen groot te kunnen brengen en het doden of verwijderen van dieren biedt geen structurele oplossing. Als voedsel en leefruimte niet afnemen, zal de populatie weer oplopen. Hoe snel is afhankelijk van de groeisnelheid en de mate van migratie vanuit andere gebieden. Alleen het verlagen van het evenwichtsniveau door voedselaanbod of veilige leefruimte te beperken of het verhogen van het overlastacceptatieniveau bij mensen bieden structurele oplossingen. De eerste stap in de aanpak is het verhogen van de acceptatie van dieren. Vaak accepteren mensen geen wild dier in een georganiseerde leefomgeving zoals de stad. De mate van onbekendheid over de dieren zorgt vaak dat mensen de aanwezigheid van de dieren als onprettig ervaren. Het verhogen van de acceptatie wordt gedaan door in gesprek te raken met mensen en voorlichting te geven. In veel gevallen wordt hierbij angst voor dieren weggenomen. In die situaties waarin mensen overlast blijven ervaren, kan het nodig zijn om na te denken over andere mogelijke maatregelen (zie verder dit 8

hoofdstuk). Als op het speelplein van een kinderdagverblijf bijvoorbeeld dagelijks ratten worden gezien, zullen ouders dat waarschijnlijk als onveilig en ongewenst beschouwen. Ook als schade en gezondheidsrisico s beperkt zijn, kan het dan toch nodig zijn te kijken naar alle mogelijke oplossingen. Het is bij de uitvoer van maatregel belangrijk om het signaal te geven dat wegvangen niet automatisch wordt gedaan. Mensen moeten bewust worden van de verantwoordelijkheden die bij het samenleven met dieren horen. Bij het nemen van structurele maatregel zal overlast soms maar langzaam afnemen. Hierbij zullen mensen overlast dus vaak moeten accepteren. Als er daadwerkelijke gezondheidsrisico s zijn kan hiervan worden afgeweken. 9

Wat is schade? Schade treedt op wanneer een dier duidelijk aantoonbaar nadelig effect heeft. Schade kan per situatie verschillen en is er vaak sprake van kosten om e.a. te herstellen. We kunnen de volgende soorten schade definiëren: 1. Bouwkundige schade: Dit betreft schade aan gebouwen, wegen en waterwerken. Bouwkundige schade kan bijvoorbeeld optreden wanneer er ondergravingen zijn van ratten of konijnen of wanneer duivenpoep de staat van gebouwen aantast. 2. Materiële schade: Dit betreft schade aan materialen. Materiële schade treedt op wanneer bijvoorbeeld ratten of muizen knagen aan kabels (voor het verslijten van tanden) en voedselopslag. 3. Ecologische verstoring: Het evenwicht in het ecosysteem kan verstoord worden. De balans tussen soorten verschuift wanneer bepaalde soorten andere soorten overheersen door predatie of concurrentie. 4. Gezondheidsschade: Gezondheidsschade treedt op wanneer er ziektes via uitscheiding, een beet of brandharen overgebracht worden. Deze schade met risico is hierna verder uitgewerkt. Wat zijn risico voor de volksgezondheid? Dieren kunnen verschillende ziekten overdragen/veroorzaken. De kans hierop is in bijna alle situaties zeer gering en gericht wetenschappelijk onderzoek is helaas nog weinig voor handen. In sommige gevallen is nader onderzoek nodig om te kunnen bepalen wanneer risico s acceptabel laag zijn of zo hoog dat het nemen van tijdelijke maatregelen noodzakelijk is. Het feit dat er weinig onderzoeksgegevens beschikbaar zijn en het leggen van verbanden tussen ziekte bij mensen door dieren een grijs gebied is, wil niet zeggen dat we ons gezonde verstand niet moeten inzetten. Richtlijn voor handelen daarbij zijn de maatregelen en protocollen die in deze nota worden beschreven en de mogelijkheid ervaren overlast acceptabel te maken. Gegevens, trends en mogelijk risico en uitbraak van nieuwe ziektes worden met de zoönosewerkgroep van het Centrum voor Infectieziektebestrijding van het RIVM besproken. Alleen tekenbeten hebben aantoonbare gezondheidsgevolgen voor Amsterdammers. Teken worden momenteel niet actief bestreden. In Amsterdam zijn er in 2006 gemiddeld tussen de 50-100 mensen per 100.000 mensen aantoonbaar besmet. Gezien de grote variatie in Borrelia -infecties van de teken in Nederland, moet een teek altijd als verdacht worden beschouwd en zo snel mogelijk van het lichaam worden verwijderd. Dit kan met een pincet of tekenpen. Als de teek binnen 24 uur verwijderd wordt, is de kans op Borrelia -overdracht gering (zie: www.rivm.nl/cib/infectieziekten en www.natuurkalender.nl). De diagnostiek van de ziekte van Weil bij mensen wordt niet altijd gedaan. Er wordt uitgegaan van 15 in Nederland veroorzaakte gevallen per jaar (bron RIVM). In 2006 was een melding terug te brengen op contact met Amsterdams grachtenwater (Jaarverslag 2006 Cluster infectieziekte GGD). Voor honden kunnen risico s groter zijn omdat zijn vaker met besmet water in contact kunnen komen. In 2009 is er de voor antibiotica resistente MRSA bacterie aangetroffen bij voornamelijk zwarte ratten, maar ook een bruine rat in stallen in Brabant en Limburg. Welk risico dat voor Amsterdam betekend is niet in te schatten. Het blijft dat ratten opportunistisch zijn en dus op risicolocaties kunnen komen. 10

De tabel hieronder geeft een overzicht van mogelijke ziekten die wilde dieren kunnen verspreiden. Ziekte Organisme Ratten Muizen Duiven Vleermuizen Teken Vos Watervogels Muggen Ziekte van Weil Leptospira sp. **** Rattenbeetkoorts Streptobacillus moniliformis ** Hanta virussyndroom Hanta virus ** ** Hondsdolheid Rabies ** Ziekte van Lyme Borrelia burgdorferi **** Vossenlintworm Echinococcus multilocularis * Papegaaienziekte Chlaydophila Psittaci *** Cryptococcen meningitus Cryptococcus neoformans ** Voedsel vergiftiging Salmonella sp ** ** ** Cryptosporidia sp ** ** ** ** West Nijl Virussyndroom West Nijl Virus * * * Zeer klein risico ** Risico, niet vastgesteld bij de diersoort in Amsterdam *** Risico, vastegesteld bij de diersoort in Amsterdam maar niet bij mensen **** Amsterdammers zijn er recent ziek van geworden (0-10 jaargeleden) Wat zijn mogelijke maatregelen? Er zijn verschillende methoden om de overlast van plaagdieren tot een acceptabel niveau te brengen. De maatregelen zijn in te delen in structurele, semistructurele en tijdelijke maatregelen. Bij het nemen van maatregelen is het verstandig om de mate van effect vast te stellen. Dit gebeurt aan de hand van monitoring. Dat is het regelmatig inventariseren van aantallen, soorten en mate van overlast. Wanneer een maatregel dan wordt ingezet kan dit objectief geëvalueerd worden. Monitoring is dus een overkoepelende activiteit. Maatregelen met langdurend effect Structurele maatregelen zijn maatregelen die voor de lange termijn het evenwichtsniveau van een populatie omlaag brengen of de acceptatie bij mensen te verhogen. Omdat dieren in een plaagsituatie vaak afhankelijk zijn van omstandigheden die door de mens zijn gemaakt, kunnen die omstandigheden ook door mensen beïnvloed worden. De dieren hebben in hun leefomgeving voedsel nodig en mogelijkheden om te schuilen en zich voort te planten. Structurele maatregelen richten zich op het verminderen van de hoeveelheid voedsel of het wegnemen van broed- en schuilplekken. Voorbeelden van deze maatregelen zijn: - Handhaving van zwerfvuilverbod (valt voedselafval ook onder) - Campagnes voeren (zoals Anders voeren) - Voorlichting/advies/educatie/training om acceptatieniveau te verhogen en kennis/inzicht te vergroten - Werende maatregelen (zoals dichten van gaten, plaatsen van roosters) - Een alternatieve broedlocatie bieden - Een leefgebied maken waar de dieren niet tot overlast kunnen zorgen. Mensen kunnen hier hun voerbehoefte kwijt. Maatregelen die vaker moeten worden uitgevoerd Maatregelen op geboorte en sterfte van dieren moeten continue worden uitgevoerd. Diersoorten zijn hier niet structureel in te veranderen. Wanneer de maatregelen stoppen komt de populatie meestal terug op een niveau dat met het voedselaanbod te maken heeft in de omgeving (evenwichtsniveau). Vandaar dat deze maatregelen pas ingezet worden als de situatie daarom vraagt en ook dienen ze gecombineerd te worden met andere oplossingen die invloed hebben 11

op het evenwichtsniveau van dieren of het acceptatieniveau van mensen. Voorbeelden van deze maatregelen zijn: - Nestbeheer: Schudden of oliën van eieren, plaatsen van duiventillen - Anticonceptie met hormonen (duivenpil). Gebruik van deze middelen is niet zonder risico voor het milieu en andere vogelsoorten. - Het verplaatsen van een deel van de populatie - Het gebruik van (chemische) bestrijdingsmiddelen. Chemische bestrijdingsmiddelen zijn zowel vanuit ecologisch oogpunt als vanuit dierenwelzijnoverwegingen onwenselijk. De uitvoeringsnota is vormgeven als protocollen per diersoort. Deze zijn online te raadplegen via de site van de GGD dierplaagbeheersing. Per soort zijn daar de verschillende maatregelen in vermeld. Bij nieuwe ervaringen worden deze protocollen aangepast. Gedragscode Flora- en Faunawet bij het nemen van maatregelen Bij het nemen van maatregelen tegen overlast kunnen de ingrepen mogelijk nadelig zijn voor andere diersoorten die beschermd zijn in het kader van de flora en faunawet. Daarnaast kan er ook van beschermde soorten overlast ondervonden worden, zoals vleermuizen, en kunnen bijvoorbeeld exoten mogelijk beschermde soorten negatief beïnvloeden. De gekozen maatregelen voor het bestrijden van overlast kan plaats vinden in gebieden met een hoge natuurwaarde, waarbij werkzaamheden in het gebied allerlei verstoring van beschermde soorten met zich meebrengt. Mogelijk is hierbij de toepassing van de Gedragscode Flora- en fauna, gemeente Amsterdam (2009) vereist. De gedragscode is een juridisch contract tussen de gemeente Amsterdam en het ministerie van LNV. Bij de ontwikkeling van het beleid per soort en uitvoering van beheersmaatregelen, waarbij mogelijke verstoring van beschermde soorten wordt veroorzaakt, is naast de toepassing van de flora- en faunawet van toepassing en het noodzakelijk de gedragscode te raadplegen en afdeling GRW van de DRO hier om uitleg en expertise te vragen. 12

3 Situatie in Amsterdam Er zijn verschillende partijen in Amsterdam die zich bezig houden met dier(plag)en. Deze partijen hebben verschillende verantwoordelijkheden naar de dieren. De ene partij is er voor de bescherming van dieren(welzijn) terwijl een andere partij meer vanuit de overlast/schade/publieke gezondheid actief is in de stad. In dit hoofdstuk leest u ook hoe momenteel de aanpak van dierplagen plaatsvindt. Dit geeft inzicht in verantwoordelijkheden en omvang van dit vraagstuk. Samen met de eerdere hoofdstukken vormt dit de basis voor de analyse in het daaropvolgende hoofdstuk. 3.1 Verschillende partijen in Amsterdam Centrale stad De rol van de centrale stad beperkt zich momenteel tot de uitvoering van de voor de gehele gemeente geldende wettelijke taken (voor dierplagen gedelegeerd aan de GGD) en het subsidiëren van instellingen die zich stadsbreed inzetten voor dierenwelzijn. Dierenwelzijnsbeleid is een gezamenlijke taak van de centrale stad en stadsdelen, waarbij de centrale stad zich voornamelijk richt op de algehele coördinatie. De centrale stad stelt tevens de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) vast met daarin de algemene regelgeving aangaande openbare orde en veiligheid en de Verordening op de Straathandel waarin de regels met betrekking tot de handel in dieren zijn opgenomen. Het bureau stadsecologie van Dienst Ruimtelijke Ordening heeft in 2006 de dierenwelzijnnota geschreven. Hierin wordt onder meer ingegaan op dierplagen in de openbare ruimte. Daarnaast beheert dit bureau een database (de Ecologische Atlas Amsterdam) waarin een actuele situatie van natuur in de stad staat opgenomen. Het bureau is ook de maker van de gedragscode flora en fauna wet De gedragscode flora en fauna wet behandeld richtlijnen die uitvoerders in acht moeten nemen bij het uitvoeren van werkzaamheden die van invloed zijn op dieren die onder de bescherming vallen van de flora en faunawet. Stadsdelen Stadsdelen zijn verantwoordelijk voor het beheer van de openbare ruimte. Ook de overlast/schade door dieren in de openbare ruimte valt onder deze verantwoordelijkheid. Stadsdelen zijn daarnaast verantwoordelijk voor het vaststellen van hun eigen beleid aangaande dierenwelzijn en daarmee voor het beleid aangaande overlast/schade van dieren. De stadsdelen verplichten zich tot de uitvoering van de wettelijke taken (die voor een deel zijn gedelegeerd aan de GGD). De volgende partijen komen binnen de stadsdelen in aanraking met overlast veroorzaakt door dieren of zijn bezig met factoren die van invloed zijn op de aanwezigheid van dieren: - Beheerders van de openbare ruimte - Diensten voor groenvoorziening - Milieupolitie - Reinigingsdiensten - Natuur en Milieu Educatie - Communicatie - Stadsdeelecologen - Steunpunten in de wijk 13

Afdeling Dierplaagbeheersing (DPB) van de GGD In Amsterdam voert de DPB in diverse wettelijke kaders zoals de Woningwet en de Wet Publieke Gezondheid) de zgn. zorgtaak uit welke gedelegeerd is vanuit de centrale stad/stadsdelen. Naast het vaststellen van diersoorten, advies en voorlichting aan Amsterdammers, wordt o.a. de Haven Amsterdam regelmatig geïnspecteerd, dode dieren opgehaald en de onderzoeksplicht (het uitvoeren van enquêtes zodat inzichtelijk wordt of een melding van bijvoorbeeld faraomieren in de omgeving van de melding ook aandacht behoefd). Verder is de DPB medeontwikkelaar voor het stedelijke beleid. Daarnaast helpt de DPB particulieren, bedrijven en stadsdelen bij de beheersing van overlast/schade. Dierenwelzijnsorganisaties Er zijn vele dierenwelzijnsorganisaties die het welzijn van de dieren beschermen en kritisch kijken naar beleid over dieren. Deze meningen en opinies zijn ook belangrijk voor de ontwikkeling van beleid voor het beheersen van overlast door dieren. Zo geeft de landelijke dierenbescherming advies aan gemeenten en beschikt over beleidsmedewerkers die vanuit het oogpunt van dierenwelzijn de ontwikkeling van het beleid volgend uit deze nota kunnen ondersteunen. Bij de totstandkoming van deze beleidsnota is de publicatie Aanbevelingen gemeentelijk dierenwelzijnsbeleid van de Dierenbescherming als naslagwerk gebruikt. De dierenwelzijnsorganisaties worden regelmatig gevraagd om advisering bij de uitvoering en werken waar mogelijk mee aan een oplossing die past in de visie die in deze nota is neergelegd. Waterschappen en Provincie De waterschappen zijn verantwoordelijk voor de waterkwantiteit, waterkwaliteit en het beheer van dijken. De beheersmaatregelen nodig voor muskusratten (gevaar dijken) wordt uitgevoerd door de Provincie Noord-Holland. Daarnaast kan water een belangrijke factor zijn voor de ontwikkeling van dieren. Ook kunnen voedsel en uitwerpselen van dieren de waterkwaliteit beïnvloeden. De provincie verleent vergunningen en vrijstellingen in het kader van de Flora- en Faunawet om bepaalde beschermde soorten te mogen vangen of doden. Bij de sportvisserij is het gebruikelijk dat er grote hoeveelheden lokvoer in het water wordt gegooid alleen om vissen te lokken. Misschien zou dat aan banden kunnen worden gelegd ten gunste van de waterkwaliteit. Particulieren Ook op particuliere terreinen kunnen zich (deels) populaties bevinden die tot overlast kunnen leiden. Wanneer de populaties overlast bezorgen, moet ook hier opgetreden worden. Het stadsdeel kan de particulier wijzen op verplichtingen die voortvloeien uit de Woningwet en Bouwverordening. Vogelwerkgroep Amsterdam en Vogelbescherming Nederland De Vogelwerkgroep Amsterdam is een vereniging die zich onder andere ten doel stelt de kennis over de Amsterdamse vogelwereld te vergroten. Leden van de Vogelwerkgroep organiseren hiervoor verschillende activiteiten. Deze vinden plaats binnen verschillende werkgroepen. Op het vlak van dierplagen kan de werkgroep adviseren. De Vogelbescherming Nederland is op de achtergrond betrokken bij het ontwikkelen van beleid. De kennis over de diversiteit in de stad is van belang bij het verhogen van acceptatie van dieren in de stad. Wanneer mensen gestimuleerd worden om naar de dieren te kijken, zal er ook meer begrip voor algemene soorten ontstaan. Daarnaast is het voor de monitoring van soorten van belang om te volgen hoe verschillende soorten invloed op elkaar hebben. En hoe de doelstellingen voor biodiversiteit in de stad gehaald worden. Stichting zwerfkatten Amsterdam De gemeente Amsterdam pakt het zwerfkattenprobleem op een diervriendelijke en effectieve manier aan via de Stichting Amsterdamse Zwerfkatten (SAZ) en de dierenopvangcentra. De SAZ wordt ingeschakeld bij een melding van een zwerfkat. De kat wordt vervolgens gevangen en geholpen. Verwilderde katten worden weer teruggeplaatst op de plek waar ze zijn gevonden. Voor tamme katten wordt een nieuwe baas gezocht via de dierenopvangcentra. 14

3.2 De huidige situatie: welke aanpak wordt gevolgd en welke dieren geven overlast in de openbare ruimte? In de huidige situatie voert elke stadsdeel een eigen aanpak. Vaak is het beleid niet omlijnd en wordt er vooral ingespeeld op probleemsituaties. Aangezien er geen beleid is en nauwelijks preventief wordt gehandeld (oorzaak aanpakken), komen de problemen vaak terug. In de regel komt overlast door dieren voornamelijk voort uit de aanwezigheid van voedsel (zoals brood en patat) in de openbare ruimte. Een preventieve/structurele (en daarmee dier- en milieuvriendelijke) aanpak wint de laatste tijd steeds meer terrein. Bijvoorbeeld in het geval van ganzenoverlast door wordt gekeken naar het leefgebied, de wenselijke grootte van een populatie en familiebanden. De nadruk bij de aanpak van overlast ligt meer op het onaantrekkelijk maken van een locatie en nestbeheer dan op het wegvangen en herplaatsen van de populatie. Deze initiatieven zijn van belang voor het welzijn van de dieren en het in toom houden van de populatie. Op basis van informatie van de diverse stadsdelen en de GGD blijken de volgende diersoorten momenteel vaak overlast te geven in de openbare ruimte in de stad. Dit overzicht geeft echter geen compleet beeld. Het is wenselijk dit in de toekomst beter te registreren. De GGD heeft daartoe het plan om een (internet) platform te ontwikkelen, waar aantallen, soorten, kosten, trends e.d. beter in beeld kunnen worden gebracht. Bruine rat Per jaar komen er tussen de 1400 en 2000 meldingen binnen van mensen die een rat in of bij het huis hebben gesignaleerd en gemeld bij de GGD. Voor 2006 en 2007 waren dat er 1600. De GGD geeft uitvoering aan de beheersmaatregelen. Er lopen tussen de 20 en 60 kleine en grote projecten aangaande ratten. Grootschalige projecten worden uitgevoerd in de openbare ruimte waar overdag ratten zijn gesignaleerd en meldingen van ratten bij mensen thuis relatief hoog zijn. Bij de grote projecten is de aanwezigheid van voedselafval vooral de oorzaak van de rattenoverlast. Bestrijdingsmiddelen worden alleen gericht ingezet wanneer overlast ontoelaatbaar is. Stadsduif Tijdens de duiventelling in 2001 zijn in elk stadsdeel de op straat naar voedsel zoekende duiven geteld. In totaal waren dat er circa 10.000. Deze gegevens kunnen als nulmeting voor de stadsdelen worden gebruikt. In de telling staan de locaties vermeld en dit zijn over het algemeen nog steeds de plekken waar overlast wordt ervaren. De meeste duiven bevonden zich in de wijken met de dichtste bevolkingsdichtheid. (Boeren)gans In de stad komen aan slootkanten en in parken verschillende situaties voor waar (grotere groepen) ganzen gevoerd worden en waar ganzen een nestplek hebben. Kippen Op verschillende locaties in de stad lopen kippen los. Deze plekken kunnen mensen aantrekken die van hun kippen afwillen en ze daar loslaten. Konijnen Konijnen leven in Amsterdam op taluds van wegen en spoorwegen. Wespen Per jaar worden er door de GGD tussen de 250-300 wespennesten verwijderd in heel Amsterdam. Dit is afhankelijk van het klimaat en het groeisucces van nesten. 15

Teken Op verschillende locaties zijn er teken in Amsterdam gesignaleerd. Teken zijn niet te behandelen met de huidige toegestane middelen. Aangezien teken een risico voor de volksgezondheid oplevert, is een goede voorlichting over het inspecteren en verwijderen van teken op locaties waar teken worden aangetroffen noodzakelijk 3.3 Exoten en verspreiding Zoals letterlijk vermeld in het landelijke beleid (bron ministerie van LNV) en wat dus ook van toepassing is voor Amsterdam: Een exoot is een uitheemse plant, dier of micro-organisme die Nederland niet op eigen kracht kan bereiken, maar door menselijk handelen (transport, infrastructuur) terecht is gekomen in de Nederlandse natuur. Introducties van exoten leiden in de meeste gevallen niet tot grote problemen, slechts een beperkt aantal exoten vertoont invasief gedrag. Een exoot is invasief als deze zich vestigt en explosief ontwikkelt. Invasieve exoten kunnen een bedreiging vormen voor de inheemse biodiversiteit, volksgezondheid en veiligheid. Exoten kunnen de maatschappij hierdoor veel last bezorgen en ook tot economische schade leiden. Denk hierbij aan bijvoorbeeld de invoering van de muskusrat, die dijken ondergraaft met economische schade en veiligheidsrisico s. Door menselijk vervoer en Geeft de wasbeer overlast in de toekomst? klimatologische veranderingen kunnen dieren in een gunstig leefgebied komen zonder natuurlijke vijanden, waardoor ze zich daar vrij makkelijk voortplanten. Een ander voorbeeld is de halsbandparkiet. Volgens een telling in 2006 leven er momenteel ca. 2000 exemplaren in de stad, terwijl het begonnen is met het uitzetten van één parkietenpaartje. We spreken nu nog niet van een plaag, maar een risico is wel aanwezig. Landelijk zijn de risico s van excessieve exoten door het ministerie van LNV geïnventariseerd. De noodzaak om in te grijpen hangt af van de aard en ernst van de problemen die een exoot kan veroorzaken. Preventie of beheersing van exoten hoeft slechts plaats te vinden wanneer geïntroduceerde soorten een reële dreiging vormen. Vaak is dit echter lastig van te voren te bepalen en is het beter om te voorkomen dat exoten in de natuur terecht komen en als dat niet gelukt is kunnen exoten het best verwijderd worden als de populaties nog klein en beheersbaar zijn. Planten en dieren die zich hebben gevestigd en zich over heel Nederland verspreid hebben, zijn in veel gevallen niet meer weg te krijgen. Dit speelt nog sterker wanneer de soort ook in de ons omringende landen algemeen is. Bij de afweging om in de verspreiding van een exoot in te grijpen speelt de haalbaarheid een rol. Een ander aspect waar bij exotenbehandeling rekening mee gehouden dient te worden zijn de mogelijk negatieve bijeffecten van de methode. Gewaakt dient te worden dat het middel niet erger is dan de kwaal. Dit kan bijvoorbeeld een rol spelen wanneer voor de behandeling van een soort chemicaliën gebruikt worden. Preventie valt vaak te prefereren. Per geval zal een risicoanalyse en een kosten en baten analyse uitgevoerd moeten worden. De beslissing om methodisch een exoot actief te behandelen zal afhangen van de aard en omvang van het probleem dat door deze exoot wordt veroorzaakt en van de verwachte maatschappelijke en financiële inspanningen die de behandeling zal vergen. De rol van de Rijksoverheid richt zich primair op het voorkomen dat invasieve soorten zich in Nederland vestigen. Vestigt een invasieve exoot zich toch, dan is het zaak deze in een zo vroeg mogelijk stadium te signaleren en in te grijpen. De voornaamste taken die het ministerie van LNV op zich neemt zijn ondergebracht bij een Coördinerend Orgaan Invasieve Exoten (COIE). 16

In het kader van de Convention on Biological Diversity is in internationaal verband een strategie ten aanzien van exoten overeengekomen. De te volgen strategie ten aanzien van invasieve exoten, gaat ervan uit dat de aanpak van exotenproblematiek in een zo vroeg mogelijk stadium dient plaats te vinden. De volgorde van prioriteiten is: 1 preventie 2 eliminatie 3 isolatie en beheer van de populatie De verantwoordelijkheid voor het weren en elimineren van een invasieve exoot ligt in eerste instantie bij het ministerie. Het beheer van een populatie exoten die zich reeds gevestigd heeft, is echter de verantwoordelijkheid van een terreinbeheerder. De beheerders hebben de verantwoordelijkheid voor de deugdelijke staat van hun terreinen. Dat impliceert ook dat terreinbeheerders geacht mogen worden hun terreinen zo te beheren dat bedreigingen doorexotische planten en dieren beheersbaar worden gehouden. In het geval dat een uitheemse soort voor problemen zorgt, die de schaal waarop individuele beheerders kunnen ingrijpen te boven gaat, zullen organisaties als de provincies, de gemeenten, waterschappen en faunabeheereenheden meehelpen met de behandeling van exoten. In goed onderling overleg kan worden besloten dat LNV een aantal acties onderneemt om de verspreiding van een soort zo veel mogelijk te beperken of dat specifiek onderzoek wordt gedaan naar beheermethoden. Dit soort acties zijn echter altijd eindig of zullen na verloop van tijd aan andere instanties worden overgedragen. De rol van LNV hierin zal nog slechts een ondersteunende zijn. Terreinbeheerders dient in dit verband overigens in de brede zin des woords te worden opgevat. Ook boeren, waterschappen, particuliere beheerders, gemeenten etc. kunnen hier toe worden gerekend. 17

4. Analyse De stedelijke Nota Amsterdams dierenwelzijnsbeleid concludeert het volgende: Het beheersbaar maken van overlast en schade door dieren gebeurt in Amsterdam ad hoc naar de inzichten van de beheerders. Kennis van de meest diervriendelijke methoden en preventie is niet altijd voorhanden. Uit de nadere analyse van de situatie in Amsterdam blijkt dat bij de huidige aanpak van overlastsituaties de volgende factoren ervoor zorgen dat geen structurele, gezamenlijke aanpak voor verbetering ontstaat: 1. Voor het beheersbaar krijgen van overlast van dieren ontbreekt duidelijk en vastgesteld beleid. De nieuwe visie (en de daarvoor benodigde kennis) op hoe overlast van dieren aan te pakken (preventief, structureel) is nog niet bij iedereen die betrokken is bij de aanpak van overlast van dieren bekend. Het beschikbare budget wordt vooralsnog eerder besteed aan tijdelijke maatregelen dan aan (semi) structurele maatregelen. 2. Een database met overzicht op soorten/aantallen dieren, kosten, trends e.d. ontbreekt. 3. Hoewel overlastplekken vaak zeer lokaal zijn, zijn de oorzaken soms grensoverschrijdend. In dergelijke gevallen is een goede coördinatie tussen aangrenzende stadsdelen noodzakelijk om een passende maatregel te treffen, alsmede het samenwerking tussen met verschillende partijen die zich in Amsterdam bezig houden met dieren. 4. Overlast van dieren in de stad komen vaak voort uit een tekort aan inzicht/kennis/begrip van de gevolgen van bijvoorbeeld (het overmatig en eenzijdig) voeren en het niet goed omgaan met afval (waardoor zwerfvuil ontstaat) door de mensen die leven in de stad. De aanpak moet daarom gericht zijn op voorlichting en daardoor mentaliteitverandering van Amsterdammers. Daarbij zal er ook rekening gehouden moeten worden met de verschillende culturele doelgroepen. 5. Er is (te) weinig overleg tussen partijen die zich bezighouden met het oplossen van overlast van dieren in de openbare ruimte (en dus zoeken naar oplossingen met een preventief/structureel karakter) en partijen die zich bezig houden met groen en (nieuw) bouw in de stad. 18

5. Uitgangspunten voor beleid en beheer Algemeen Bij het beleid zijn de algemene uitgangspunten van de Nota Amsterdams dierenwelzijnsbeleid het vertrekpunt. In deze nota staat over dierplagen in hoofdstuk 2.10.3. Handleiding bestrijding schade of overlast door dieren, het volgende opgenomen: Dieren die in de openbare ruimte een beheerprobleem kunnen vormen zijn onder meer duiven, eenden, ganzen, spreeuwen, verwilderde katten, konijnen, mollen en ratten. De stadsduif en bruine rat zijn niet beschermd. Schade van mol en konijn kan worden bestreden op basis van de algemene vrijstelling die voor deze soorten is verleend door de recente AMvB. Schade door de overige soorten kan worden bestreden op basis van de provinciale verordening. De zorgplicht blijft altijd van kracht. Dit betekent dat er kritisch gekeken moet worden naar noodzaak en alternatieven zodat de meest diervriendelijke methode wordt toegepast. Preventie is hierbij een belangrijk aandachtspunt. De bestrijding van schade of overlast door dieren vraagt specialistische kennis (oorzaak, middelen, methoden, effecten, regelgeving). Voor het uitvoeren van sommige maatregelen is een ontheffing nodig, bijvoorbeeld het verjagen van vogels. Daarbij worden eisen gesteld aan de deskundigheid van diegene die de maatregel uitvoert en toegestane middelen. Er zijn in het land verschillende gespecialiseerde bedrijven die beschikken over de vereiste vergunningen en toegestane middelen. Een voorbeeld daarvan is het gebruik van geluidsapparatuur met de angstschreeuw van de spreeuwen door gespecialiseerde bedrijven. De Dienst Ongedierte Bestrijding (DOB) van de GGGD kan door de stadsdelen worden ingehuurd voor de bestrijding van overlast van ratten of duiven. Voor de regulatie van duivenoverlast loopt momenteel een proefproject met duiventillen in stadsdeel Centrum en Oud-West. In 2006 zullen de resultaten worden geëvalueerd. Specialistische kennis over regelgeving en mogelijkheden is binnen de stadsdelen niet altijd voorhanden. Een handleiding kan hier uitkomst bieden. De volgende algemene uitgangspunten uit de Nota Amsterdams dierenwelzijnsbeleid zijn relevant voor dierplagen: 1. Voor veel mensen is die stadsnatuur een bron van vreugde. 2. De Flora- en faunawet heeft twee pijlers: de beschermingsplicht en de zorgplicht. Beide maken deel uit van de verantwoordelijkheid voor het beheer van de openbare ruimte door de stadsdelen. 3. Inhoud geven aan de zorgplicht in de geest van de Flora- en faunawet bij beheer van de openbare ruimte 4. Voorkomen van onnodig dierenleed bij de bestrijding van overlast door dieren in de openbare ruimte, de uitoefening van de jacht en de sportvisserij 5. Scheppen van voorwaarden waardoor de opvang van gewonde en zieke dieren zeker wordt gesteld over een langere tijd en op het gewenste kwaliteitsniveau Aanvullende uitgangspunten die we voor aanpak overlast van dieren in de openbare ruimte hanteren: 6. De intrinsieke waarde van het dier wordt erkend. 19

6 Uitvoering beleid dieren in de openbare ruimte Gezien de situatie in Amsterdam, de achtergrond, analyse en uitgangspunten wordt het volgende gedaan: Werkwijze Bij de uitvoering van het beleid is het uitgangspunt: voorkomen is beter dan genezen. Dit betekent dat ingezet wordt op het nemen van structurele maatregelen. Over de noodzaak om dieren te doden om schade en overlast te beperken zijn de meningen verdeeld. De richting die gekozen wordt is tijdelijke maatregelen alleen in te zetten als dat noodzakelijke versnelde ondersteuning biedt aan de andere (structurele) maatregelen, de ervaren overlast en relevante gezondheidsrisico s. Hieronder wordt de gekozen richting schematisch weergegeven, welke ook terug te vinden is in de protocollen. Samenwerking in uitvoering Meldingen van dierenoverlast worden afgehandeld volgens de werkprotocollen in het naslagwerk. Binnen de gekozen werkwijze kunnen bestuurders en uitvoerders hun eigen verantwoordelijkheid nemen en samenwerken met verschillende partijen. Ook is het mogelijk ervaring op te doen met nieuwe methoden/maatregelen. Succesvolle ervaringen leiden tot actualisatie van het naslagwerk. Zie verder hoofdstuk 7. 20

Stadsbrede acties 1. het opzetten van een (internet) platform, waar aantallen, diersoorten, overlast e.d. in beeld worden gebracht als onderdeel van de Ecologische Atlas Amsterdam. Wanneer een stadsdeel een klacht krijgt is het noodzakelijk dit ook te melden aan de afdeling DPB om dit te verwerken in de database. Een doel van de database zal zijn het vastleggen van statistieken die weergeven wat als overlast ervaren wordt en welke factoren daarop van invloed zijn. Het actueel houden van het naslagwerk Ervaringen en gegevens uit de database worden verwerkt (regierol DPB, met ondersteuning van stadsdelen en dierenwelzijnsorganisaties). 2. Het opzetten en uitvoeren van campagnes die Amsterdammers bewust maakt van hun eigen invloed op voorkomen van overlast van dieren in de openbare ruimte. Zie ook bijlage 1. Opzet campagne: Anders voeren. 3. Stedelijke samenwerking tussen partijen die beleid maken/uitvoeren wat betreft overlast van dierplagen en partijen die betrokken zijn bij groen en (nieuw)bouw in de stad. 4. Uitwisseling ervaringen met andere gemeenten. Ervaring leert dat omslag naar een andere werkwijze en vorm van samenwerking een traject van verschillende jaren vraagt en dus een lange adem. Samen optrekken, betekent ook samen verantwoordelijkheid nemen en middelen daartoe ter beschikking stellen. Daarom wordt gedacht aan een gezamenlijk convenant tussen samenwerkende partijen in een meerjarenperspectief. 21

7. Communicatie Omdat verschillende partijen verantwoordelijk zijn of een rol hebben bij overlast of schade van dierplagen, is een stadsbrede samenwerking en communicatie van essentieel belang. Een overlastgevende groep dieren kan zich immers ook tussen verschillende stadsdelen verplaatsen. Dit beleidsplan biedt daarin voor beleidsmakers en uitvoerders eenduidige richtlijnen, actieplannen en werkprotocollen. Een belangrijke succesfactor voor het beheersbaar krijgen van overlast en schade is de communicatie met de bewoners. Om het bewustzijn over de gevolgen van voeren te vergroten, is een stadsbrede aanpak van belang. Communicatiematrix Er zijn verschillende partijen in de stad een rol spelen bij het beheersbaar maken en krijgen van dierplagen. Omdat veel valt of staat met gedragsverandering, vormt de volgende opzet een leidraad. Daarbij zijn per doelgroep de te bereiken doelen aangegeven en het daarbij in te zetten instrumentarium. Voor bestuurders is het bijvoorbeeld van belang dat zij het beleid ondersteunen en uitdragen. Zij moeten het dus weten en willen. Voor uitvoerders van het beleid komt daar nog bij dat zij het ook kunnen en daadwerkelijk doen. kunnen willen weten doen Beleidsdeel folder Naslagwerk rubriek AT5 Site Lespakket bewonersavonden Borden op locatie kranten Partij Rol Bestuurders stadsdelen x x x x x x Dragen beleidskeuze uit Beleidsmedewerkers stadsdelen x x x x x x x Dragen beleid uit Beheerders stadsdelen x x x x x x x x x x x Ambassadeurs Communicatie afd. stadsdelen x x x x x x x x x Ondersteunen Reinigingsdienst x x x Hygiëne in de stad Stadsecologie x x x Inhoudelijke ondersteuning GGD x x x x x x x x x x x x x Volksgezondheid Dierenwelzijnsorganisaties x x x x x x x x x Diervriendelijkheid Woningbouwverenigingen x x x x x x x Oplossingsgericht naar klant Waterschappen x x x x x x x x x Waterkwaliteit / vervuiling Scholen x x Voorlichting Provincie Noord Holland x x x Dragen beleid uit Omliggende gemeentes x x x x Intervisie Bewoners x x x x x x x x x x Meewerken Hengelsporters x x x x x x x x x x Meewerken, niet voeren Belanghebbenden x x x x x x x Ondersteunen 22

Bronnen Flora- en Faunabeleid van Oost Watergraafsmeer Nota Dierenwelzijnsbeleid Westerpark Landelijk kenniscentrum: Naslagwerk van Stichting Kenniscentrum dierplagen Aanbevelingen gemeentelijk dierenwelzijnsbeleid Dierenbescherming Website RIVM: Ziek door dier Website KIZA: Kennissysteem infectieziekten en arbeid Campagnes: www.andersvoeren.amsterdam.nl 23