Voor het propedeuseprogramma Inleiding onderzoeksmethoden 2007 2008



Vergelijkbare documenten
Studiehandleiding Onderzoeksmethoden

Hoe voer ik een onderzoek uit? Een stappenplan om te helpen een onderzoek uit te voeren.

ONDERZOEK VOOR JE PROFIELWERKSTUK HOE DOE JE DAT?

SECTORWERKSTUK

Sectorwerkstuk. Kandinsky College. locatie Sint Jorisschool

Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken

Beroepenwerkstuk 3 MAVO

WORKSHOP ONDERZOEKSMETHODEN

Handleiding Plannen van Zorg BBL-CombiCare Gehandicaptenzorg Verzorgende-IG/Medewerker Maatschappelijke Zorg

informatie profielwerkstuk havo avondlyceum CAL handleiding H

Werkwijzer Verslagkring:

Je oefent deze vaardigheid in het praktijklokaal aan de hand van het handelingsformulier Voorlichting geven.

LESBESCHRIJVINGSFORMULIER

Onderzoek Module 10.3 Het empirisch onderzoek ontwerpen. Master Innovation & Leadership in Education

Zorg dat je een onderwerp kiest, waarvan je echt meer wilt weten. Dat is interessanter, leuker en makkelijker om mee bezig te zijn.

Handleiding profielwerkstuk HAVO examen 2016

Zelfreflectie meetinstrument Ondernemende houding studenten Z&W

Met welk werk kunnen kinderen uit groep 5-6 thuiskomen en hoe kunt u uw kind thuis helpen?

Stappenplan voor een onderzoek

Werkstuk of verslag. de vormvoorschriften

Onderzoeksvraag Uitkomst

Voor deze enquête bevragen jullie minstens 25 personen

Bepaal eerst de probleemstelling of hoofdvraag

Usability Engineering en User Experience 2012/2013

Informatiebrochure. Profielwerkstuk HAVO Colegio Arubano

Profielwerkstuk. Kandinsky College. locatie Jorismavo

Het observatieplan. 1 Inleiding

PROFIELWERKSTUKBOEKJE

BOL OPLEIDINGEN MAATSCHAPPELIJKE ZORG AVENTUS APELDOORN / DEVENTER STUDIEWIJZER

Respectvol reageren op gevoelens

RSC PROFIELWERKSTUK 2015 / 2016 PLAN VAN AANPAK EN LOGBOEK

1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen. Bespreek deze met medestudenten of je docent.

Een bespreking voorbereiden, notuleren en voorzitten

Het profielwerkstuk. 2. Eisen en voorwaarden Het profielwerkstuk moet aan een aantal eisen en voorwaarden voldoen:

Profielwerkstuk: stappenplan, tips en ideeën

project: Behoefteonderzoek

Voorbeeld: Ik werk het liefst met een tweetal.

RV 07 R.K. Basisschool de Vlinder groep 8 Stockholm 3 / SG Schiedam Tel.: /

RSC PROFIELWERKSTUK 2008 / 2009 PLAN VAN AANPAK EN LOGBOEK

HET ZELFSTANDIG UITVOEREN VAN EEN ONDERZOEK

(Leerlingen van het Nassaucollege, het Van Gogh en aanmelders voor volgend jaar en hun klasgenoten zijn ook uitgenodigd op deze plaza)

Een voorlopige balans (Periode 1)

Sectorwerkstuk

Beoordelingseenheid A Proeve van Bekwaamheid. Leg het fundament. Crebonummer Opleiding Sociaal Cultureel Werker Kwalificatieniveau 4 BOL/BBL

Handleiding voor: * spreekbeurt * nieuwskring * leeskring * werkstuk

Een onderzoeksvraag formuleren in vier stappen

Observeren en interpreteren

SECTORWERKSTUK 4VMBO - T

De DOELSTELLING van de kunstbv-opdrachten & De BEOORDELING:

Leertaak onderwijskunde Praktijkonderzoek deel B onderzoeksverslag Wat vind ik een goede docent?

AOS docentonderzoek. Rapporteren en presenteren

Onderzoeksboekje. Klas: Namen:

Sectorwerkstuk

WORKSHOP 1: Anatomie Werkproces: 2.1, 2.6

Handleiding bij het maken van een profielwerkstuk. april 2012

Handleiding voor de leerling

VERVANGTAAK LICHAMELIJKE OPVOEDING VOOR LANGDURIG GEBLESSEERDEN

beeldende vakken CPE GL en TL tekenen, handenarbeid, textiele werkvormen, audiovisuele vormgeving

User Centred Development! UCD Werkcollege blok 1 week 3

Consortium Beroepsonderwijs

Het eindwerkstuk GGCA Schooljaar

Wat ga je in deze opdracht leren? Meer leren over: soorten vragen, vraagwoorden, signaalwoorden en sleutelwoorden

Werkstukken maken op PCBO-Het Mozaiek Groep 6

Hoofdstuk 2: Kritisch reflecteren 2.1. Kritisch reflecteren: definitie Definitie: Kritisch reflecteren verwijst naar een geheel van activiteiten die

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Faculteit Educatie Instituut voor Leraar en School

werkblad Scheldeberoep verkennen Veel beroepen hebben met de Schelde te maken. Welk beroep zou jij verder willen verkennen?

Handleiding Vergadertechnieken

Deelopdracht 1: Onderzoek naar het onderwijsconcept van jouw leerwerkplek

Handleiding Sollicitatiebrief

Omgaan met conflicten

Sollicitatiegesprekken volgens de STAR methode

Profielwerkstuk Het stappenplan, tips en ideeën

Uitleg boekverslag en boekbespreking

Beoordelingsmodel scriptie De beoordelaars gaan niet over tot een eindbeoordeling indien een van de categorieën een onvoldoende is.

Nationaal Gevangenismuseum Gevangen in beeld

FACULTEIT DER GEESTESWETENSCHAPPEN

LESBRIEF. Laat uw leerlingen 10 minuten lezen in 7Days. Uw leerlingen mogen zelf weten welke artikelen ze deze 10 minuten lezen.

Leerlingenhandleiding

Wat is een sectorwerkstuk?

Techniekkaart: Het houden van een interview

Ik geloof, geloof ik. Levensbeschouwelijk dossier Griftland college Bovenbouw. Mijn naam en klas:

De volgende onderdelen moeten in het verslag worden verwerkt:

STAGEVERSLAG VMBO LEERLING INSTRUCTIE

Auteurs: Baarda e.a. isbn:

Onderhandelen en afspraken maken

Het Profielwerkstuk HANDLEIDING I. Organisatie, tijdpad en andere belangrijke informatie. Een handleiding voor Havo en Vwo Mei 2011.

lesmateriaal Taalkrant

Handleiding profielwerkstuk 5-VWO (examen 2016)

Bijlage W2 groep 7 1

Reflectiegesprekken met kinderen

What s up Zuiderzeeland? aardrijkskunde, praktische opdracht

(Docentenhandleiding) Rollenspel

Hoe schrijf ik een artikel?

Observaties uitvoeren

Leidraad bij het sjabloon onderzoeksvoorstel Masterscriptie Deel I

HET PROFIELWERKSTUK. 5 HAVO en 6 VWO STELLA MARISCOLLEGE MEERSSEN

What s up Zuiderzeeland? maatschappijleer/geschiedenis praktische opdracht

HANDLEIDING SECTORWERKSTUK. Naam: Klas: Begeleider: Sectorwerkstuk Pagina 1 1

Let op! Alles graag getypt in lettergrootte 12, lettertype mag je zelf kiezen.

SECTORPROJECT 4 VMBO - T

Transcriptie:

De opdracht tot observatieonderzoek Voor het propedeuseprogramma Inleiding onderzoeksmethoden 2007 2008 De grote opdracht die een verplicht onderdeel is van het programma inleiding onderzoeksmethoden is een opdracht tot observatie. De opdracht betreft een door iedere student individueel uit te voeren onderzoek. Het is ook toegestaan het met zijn tweeën te doen. Je moet dan wel ieder een herkenbaar stuk schrijven. In het onderzoek komt de student met behulp van systematische observatie tot beantwoording van een onderzoeksvraag over een pedagogische situatie. Dat is een situatie, waarin het gedrag van een opvoeder en een kind (bijvoorbeeld ouder en kind of leerkracht en kind) centraal staat. Je kiest bij voorkeur een bekende opvoedsituatie, waarbij je vragen hebt over bepaalde aspecten van de opvoeding; bijvoorbeeld over de bedoelingen en het gedrag van de opvoeder in de omgang met het kind en over de gevolgen hiervan voor het doen en laten van het kind. Je werkt aan dit onderzoek volgens de stappen van het schema voor onderzoek dat in het boek Basisboek Methoden en Technieken, Baarde en De Goede, 2006) beschreven wordt. Voor de opdracht ga je ook zelf observeren in de gekozen opvoedsituatie: minstens 5 keer. In een logboekverslag, waarin je verslag doet van je observatieactiviteiten, laat je zien hoe het observeren hebt voorbereid en hoe je het uitvoert. De resultaten van het onderzoek bespreek je met de opvoeder en beschrijf je in een werkstuk voor de opleiding. In dit verslag laat je zien hoe je te werk bent gegaan en tot welke (voorlopige) conclusies je bent gekomen. Ook het gesprek met de opvoeder wordt weergegeven. Dit schriftelijke verslag over het werk aan de opdracht (6 pagina s, met het logboekverslag als bijlage) wordt ingeleverd aan het einde van het programma in de toetsweek. Verwacht wordt dat je bij de voorbereiding en uitvoering van de opdracht gebruik maakt van alle relevante stof van het programma. De opdracht in stappen Hieronder volgt een uitgebreide toelichting op de verschillende onderdelen van de opdracht. Aan de richtlijnen die in deze toelichting staan dient je werk aan de opdracht te voldoen. De volgende onderdelen van de opdracht komen aan de orde. De voorbereiding van het observatieonderzoek; de probleemanalyse Het plan tot onderzoek, het onderzoeksontwerp Het opstellen van een uitvoeringsplan Uitvoering van het observatieonderzoek; de dataverzameling en het gebruik van het logboek Verwerking van de onderzoekgegevens en conclusies; de data-analyse Het gesprek met de opvoeder Het observatieverslag; de rapportage 1. De voorbereiding van het observatieonderzoek; de probleemanalyse De onderzoekopdracht houdt in dat je een opvoedkundige situatie kiest, waar je goed bekend mee bent. Het moet tegelijkertijd een situatie zijn, waarover je je zelf vragen stelt. Voor de uitvoering van het onderzoek is het ook nog belangrijk dat je een situatie kiest, waar je je tamelijk veilig voelt, waar je gemakkelijk kunt De opdracht tot observatieonderzoek inleiding onderzoeksmethoden propedeuse pedagogiek 1

komen of waar je vrij vaak bent. Het programma biedt immers maar beperkte tijd voor de opdracht; reken op ongeveer 40 uur. Ga wel na wat de betrokkenen ervan vinden als ze door jou - voor je studie - geobserveerd/bekeken worden. Je kunt bij je keuze laten meespelen of er betrokkenen zijn die geïnteresseerd zijn in je onderzoek. Ga na wat de opbrengst van je onderzoek voor hen kan zijn. Bedenk een manier om ze te laten profiteren van je onderzoek. Het ligt voor de hand dat je als pedagogiekstudent je keuze mede laat bepalen door opvallende aspecten van het denken en doen van een opvoeder. Vaak bestaat er een zekere kloof tussen wat ouders graag zouden willen doen in de omgang met hun kinderen en wat ze dagelijks feitelijk doen. Of soms hebben ouders wel bepaalde goede bedoelingen in de omgang met hun kinderen maar komt er in de feitelijke opvoeding maar weinig van terecht. Door een vraaggesprek met de opvoeder kan je proberen er achter te komen wat hij of zij wil bereiken met de dagelijkse opvoeding; het verdere observatieonderzoek richt je dan naar wat de opvoeder feitelijk doet in de omgang met het kind en welke gevolgen ervan jij ziet in het gedrag van het kind. In je analyse van de gegevens probeer je dan vast te stellen of bedoelingen en feitelijk gedrag van de opvoeder met elkaar in overeenstemming zijn. Verschillende dagelijkse opvoedsituaties lenen zich voor deze aanpak; zindelijk worden, leren zelf te eten, gedrag aan tafel, het naar bed gaan, maar ook huiswerk maken, televisie kijken, omgaan met broertjes en zusjes, omgang met vriendjes of vriendinnetjes, etc. Wanneer je veel met kinderen contact hebt, kan je ook uitgaan van bepaald gedrag van een kind; bijvoorbeeld egoïstisch spelgedrag, of druk gedrag tijdens het eten. Je kunt je dan afvragen op welke wijze de opvoeders of verzorgers omgaan met dit gedrag en hoe ze het proberen te beïnvloeden. Bij het woord opvoeder moet je overigens niet alleen aan ouders denken maar ook andere verzorgers, onderwijzers, trainers, en zelfs koordirigenten, etc. hebben veelal opvoedende bedoelingen in hun omgang met kinderen. Gedragsanalyse. Bij observatieonderzoek gaat het veelal hoofdzakelijk om gedragsanalyse. Daarin staat centraal de vraag hoe opvoeders en kinderen zich ten opzichte van elkaar gedragen in een bepaalde situatie en wat de wisselwerking tussen beider gedragingen is. Zulk onderzoek brengt dus niet alleen gedrag van opvoeder en kind in kaart, maar probeert ook het gedrag van de een te interpreteren als gevolg van het gedrag van de ander. Je hebt als onderzoeker daarbij ook oog voor andere factoren die mogelijk een verklaring vormen voor het gedrag van opvoeder en kind. Dat kunnen bijvoorbeeld gedragsuitingen of houdingsaspecten van andere personen zijn of ook factoren, die te maken hebben met de mogelijkheden en beperkingen die de omgeving biedt (bijvoorbeeld afwezigheid van spelmateriaal). In de voorbereiding van het onderzoek gaat het er om je eigen vragen in verband met de gekozen opvoedsituatie uit te werken. Probeer te doorzien om welke gedragingen (van wie?, op welke momenten?) het je precies gaat en welke kenmerken van het gedrag je in verband daarmee wilt onderzoeken. Probeer één of twee kernvragen te formuleren, die voor jou interessant genoeg zijn om nader te onderzoeken. Probeer te voldoen aan de kenmerken van de vraagstelling van onderzoek zoals beschreven in het boek van Baarda en de Goede (2006) Je kunt deze voorbereiding naar eigen inzicht invullen. Je kunt bij voorbeeld over het onderwerp en de situatie nadenken op grond van wat je er al van weet; je kunt met ouders en kind gaan praten, je kunt ook al voorlopige observaties gaan doen; je kunt er met anderen over praten en je kunt proberen informatie, die al over het onderwerp van je vragen beschikbaar is op te sporen. Bij voorkeur gebruik je meerdere wegen: observeren, nadenken, navragen en naspeuren. Bedenk steeds dat het ter voorbereiding is van een meer toegespitst plan tot onderzoek, haal dus niet van alles over hoop; haal je ook niet teveel werk op de hals. Beschrijf je voorbereiding in een kort opstel. Dit vormt het eerste deel van je verslag aan het einde van het programma. De opdracht tot observatieonderzoek inleiding onderzoeksmethoden propedeuse pedagogiek 2

2. Het plan tot onderzoek; het onderzoeksontwerp Het denk- en speurwerk leidt tot een plan voor nader onderzoek in de door jou uitgekozen situatie. Om dat te kunnen maken moet je aantekeningen maken over de opvoedsituatie (welke opvoeder, welk kind, waar en op welke momenten? ) wat (welke gedragingen staan centraal, welke vragen stel je daarover?) waartoe (wat is je doel, wie zal buiten jezelf wijzer kunnen worden van je onderzoek? hoe wil je dat bevorderen?) Wanneer je voor je zelf beslissingen hebt genomen over deze drie punten - het resultaat komt in je plan - richt je voorbereiding dan vervolgens op het eigenlijke observatieonderzoek. Je moet voor minstens één van je vragen uitwerken hoe je die door middel van eigen onderzoek gaat beantwoorden. Kies een concrete en interessante vraag uit alle vragen die je kon formuleren. De begrippen uit de vraag, die je tot onderzoeksvraag kiest, omschrijf je zo helder mogelijk. Probeer de omschrijving in overeenstemming te brengen met de gebruikelijke betekenis van het begrip, dan wel de betekenis die het begrip heeft op het vakgebied van de Pedagogiek. Besteed extra aandacht aan de afbakening van de gedragcategorieën, waar het je om gaat. Definieer concreet en precies de eigenschappen of kenmerken van de gedragsuitingen die je wilt gaan observeren. Hoe concreter je dat doet des te gemakkelijker wordt het de begrippen te operationaliseren: te omschrijven in meetbare termen. Dat heb je nodig om het te gebruiken observatie-instrument te kiezen of te maken. Formuleer vervolgens in een duidelijke concrete hypothese wat vermoedelijk je antwoord op de vraag zal worden. Zie verder voor de gevraagde aanpak de studiestof van dit programma Probeer bewijsmateriaal (oordeel van anderen, toepassingen elders e.d.) te verkrijgen over de bruikbaarheid van je plan en ook over de geldigheid en de betrouwbaarheid ervan. Dat kan je doen door je plan tot nu toe aan anderen (medestudenten, docenten, betrokkenen) voor te leggen. Je kunt ook zelf controleren of je belangrijke aspecten van het plan voldoende aandacht hebt gegeven daartoe zijn in schema 1 (hieronder) een aantal controlevragen opgenomen. Tenslotte kan je nagaan of je aan alle stappen van het pedagogisch onderzoek hebt gedacht met behulp van het studiemateriaal over onderzoek. Na de controle van je voorlopige plannen (door bespreking en controle met behulp van schema 1) werk je je plannen verder uit. Dit materiaal vormt het tweede deel van je verslag aan het einde van je observatieonderzoek. Schema 1. Vragen bij het eerste plan tot observatieonderzoek. 0) keuze van de pedagogische situatie en doel van het onderzoek de pedagogische situatie heb ik duidelijk en concreet beschreven de pedagogische situatie heb ik nog niet duidelijk en concreet beschreven, nog doen 1) verantwoording keuze ik heb mijn keuze voldoende verantwoord ik heb mijn keuze nog niet voldoende verantwoord, nog doen o mijn bekendheid met de situatie is niet duidelijk o mijn nieuwsgierigheid/interesse is nog niet verwoord 2) doel van het onderzoek doel van het onderzoek heb ik duidelijk genoemd doel van het onderzoek heb ik niet genoemd of op een onduidelijke wijze, nog aanvullen 3) uitwerking van vermoedens en vragen over de opvoedsituatie vermoedens en vragen heb ik al voldoende uitgewerkt De opdracht tot observatieonderzoek inleiding onderzoeksmethoden propedeuse pedagogiek 3

vermoedens en vragen heb ik nog onvoldoende uitgewerkt, nog aanvullen 4) formulering van onderzoekbare vraag ik heb een voldoende duidelijke onderzoekbare vraag geformuleerd ik heb nog geen of een onvoldoende duidelijke onderzoekbare vraag geformuleerd, nog doen o vraag ontbreekt, alleen doel genoemd o vraag niet onderzoekbaar door observatieonderzoek o vraag te ruim geformuleerd 5) operationalisatie van de gedragsvariabelen ik heb de begrippen uit mijn vraag geoperationaliseerd in concrete meetbare termen ik heb nog geen operationele definities gemaakt o de te observeren gedragskenmerken heb ik niet duidelijk omschreven, nog doen o de te observeren gedragskenmerken zijn niet concreet omschreven, nog doen 6) mijn hypothese ik heb een onderzoekbare hypothese geformuleerd ik heb nog geen onderzoekbare hypothese geformuleerd, nog doen 7) instemming met het onderzoek in de pedagogische situatie instemming met het onderzoek door betrokken opvoeder heb ik duidelijk vermeld instemming met het onderzoek heb ik nog niet (genoemd), nog aanvullen 8) uitwerking van het plan tot observatieonderzoek de te observeren situatie heb ik duidelijk omschreven De te observeren situatie heb ik nog niet duidelijk omschreven o de personen zijn niet genoemd o de plaats(en) zijn niet genoemd o de momenten zijn niet genoemd 9) de observatieprocedure de observatieprocedure heb ik duidelijk omschreven de observatieprocedure heb ik niet duidelijk omschreven, nog doen o er staat niets/te weinig over hoe ik ga observeren o er staat niets/te weinig hoe ik ga registreren o er staat niets/te weinig over de instrumenten die ik ga gebruiken o er staat niets/te weinig over de ordening en de interpretatie van de observaties 10) bespreking van de resultaten De bespreking van de resultaten met een betrokken opvoeder heb ik ingepland De bespreking van de resultaten met een betrokken opvoeder heb ik nog niet ingepland. Nog doen! 3. Het opstellen van een uitvoeringsplan Houd steeds in de gaten dat het moet gaan om een onderzoek waar systematische observatie deel van uit maakt. Dus werk ook je gedachten over de begrippen in je hypothese en hoe je die gaat observeren nader uit. Besteed extra aandacht aan het observatie-instrument. Maak een plan waarin precies omschreven staat wat je gaat observeren en hoe je dat gaat doen. Schrijf je instrument helemaal uit, zodat het ook door een ander gebruikt kan worden voor daadwerkelijke observatie. Dan ben je toe aan het uitvoeringsplan. Je maakt nu een concreet uitvoeringsplan voor je onderzoek. Schrijf ook dit zo uit dat een ander aan de hand van je plan je onderzoek zou kunnen uitvoeren. Schrijf in ieder geval de volgende zaken kort en overzichtelijk op in dat uitvoeringsplan: welke gedragsvariabelen van welke personen ga je observeren, waar, wanneer, op welke dagen en tijdstippen (voor de opdracht moet je minstens 5 keer in de uitgekozen situatie observeren) op welke wijze (met welke instrumenten en hulpmiddelen) De opdracht tot observatieonderzoek inleiding onderzoeksmethoden propedeuse pedagogiek 4

Schrijf je uitvoeringsplan zo uit dat het kan worden toegevoegd aan het in te leveren verslag over je onderzoek. Zorg dat je ongeveer in de 6 e week van semester 1 je uitvoeringsplan klaar hebt. 4. Uitvoering van het observatieonderzoek; de dataverzameling en het gebruik van het logboek Als je je uitvoeringsplan klaar hebt, ga je observeren in de door jou uitgekozen situatie aan de hand van het plan dat je zelf gemaakt hebt. Probeer zoveel mogelijk te werken volgens het plan voor systematische observatie, dat je hebt uitgewerkt. Houd nauwkeurig bij - in logboekvorm - wat je precies doet. Maak aantekeningen over alle relevante aspecten van de uitvoering van het onderzoek. Je kunt daarbij denken aan: de onderzoekssituatie, de afspraken die je maakt en de gevolgen ervan, het tijdstip en de plaats van observatie (en wat je dan en daar doet), de aanwezige personen en wat ze doen, de wijze waarop je observeert en aantekeningen maakt (wat ging volgens plan, wat niet?), je gevoelens en gedachten tijdens en na afloop van de observaties, de andere dingen die je doet voor het onderzoek (gesprek voeren, artikel raadplegen e.d.), de resultaten van je observaties (je registraties). Besteed verder ook aandacht aan andere dingen, die van invloed zijn op de wijze waarop je observaties verlopen. Je moet minimaal 5 x observeren in de situatie die je hebt uitgekozen, maar het mag natuurlijk vaker. Ook dit moet uit je logboek blijken evenals de duur van je observaties. Het kan gaan om korte observatieperiodes (bijvoorbeeld met een duur van 2-5 minuten), maar het kunnen ook langere periodes zijn, waarin je steeds korte momenten observeert. Voorkom dat je lange tijd achtereen observaties verricht. Dat gaat ten koste van de nauwkeurigheid. Noteer in je logboek hoe lang je observatieperiodes feitelijk duren. Je mag het verslag over de uitvoering van het onderzoek in logboekstijl inleveren. 5. Verwerking van de onderzoekgegevens en conclusies; de data-analyse Je observatiegegevens vormen het basismateriaal op grond waarvan je de vraagstelling van je onderzoek gaat beantwoorden. Het is natuurlijk niet zeker dat dit lukt. Een van de beperkingen is dat je maar weinig observaties hebt. Probeer het toch! Probeer je gegevens zo te ordenen dat je kunt nagaan dat je hypothese juist is of niet. Dat kan bijvoorbeeld door een samenvattend overzicht te geven van de observatiegegevens, of door ze om te werken in een diagram of ook door statistische ordeningstechnieken te gebruiken. Probeer altijd tot een samenvattend overzicht te komen van alle gegevens die je hebt verzameld. Mochten je gegevens onvoldoende zijn om tot uitspraken te komen over de juistheid van je hypothese, dan zijn er nog andere mogelijkheden om conclusies te verbinden aan je resultaten. Kijken naar je gegevens en ze vergelijken met andere zaken vormen de basis voor dergelijke resultaten. Vergelijk gegevens uit de observaties onderling of met gegevens, die je in de voorbereiding had verzameld. Of vergelijk ze met gegevens uit andere activiteiten, die je deed: vraaggesprek of studie. Of vergelijk ze met andere veronderstellingen die je had. Zo kunnen je gegevens mogelijk toch tot eerste conclusies leiden. 6. Het gesprek met de opvoeder In het gesprek met de opvoeder leg je je conclusies voor aan een van de personen die je geobserveerd hebt. Zo oefen je in het mondeling presenteren van onderzoeksresultaten. Tegelijkertijd hoor je of je resultaten ook in de ogen van een andere betekenis hebben. Soms heb je twijfels over je resultaten. Deze stel je in het gesprek met de opvoeder aan de orde om meer zekerheid te verkrijgen over de juistheid van je gevolgtrekkingen. Je legt je voorlopige conclusies voor aan iemand (de ouder?) uit de onderzochte opvoedsituatie. Je hebt daartoe al eerder een afspraak gemaakt. Laat in je verslag zien hoe je je resultaten gepresenteerd hebt. Neem reacties op in je verslag. Wanneer je conclusies duidelijk zijn en wanneer je ervan overtuigd bent, dat ze passen bij je observatiegegevens, dan heb je het onderzoek afgerond. Je bent dan toe aan verslaglegging en evaluatie: de schriftelijke De opdracht tot observatieonderzoek inleiding onderzoeksmethoden propedeuse pedagogiek 5

presentatie van onderzoek aan mensen die niet bij het onderzoek betrokken zijn. 7. Het observatieverslag; de rapportage Het is de bedoeling is dat je over het gehele onderzoek een verslag maakt, waarin je aan de opleiding duidelijk maakt hoe je je onderzoek hebt voorbereid, gepland en uitgevoerd en tot welke resultaten je bent gekomen. Ter afsluiting van de opdracht maak je een overzichtelijk en goed leesbaar verslag. In het verslag hanteer je de volgende indeling: Aanleiding en motivatie voor het onderzoek (hoe ben je tot het onderzoek gekomen en wat wil je met de resultaten gaan doen? Wat is de opvoedsituatie waarin je het onderzoek gaat verrichten?) Probleemstelling (formuleer op een duidelijke wijze je probleemstelling: hoe ben je tot de probleemstelling gekomen; uit welke eerdere vragen heb je de te onderzoeken vraag gekozen? Hoe heb je die vraag omgezet in een duidelijke onderzoeksvraag? Welke hypothese heb je geformuleerd?) Het observatie-instrument (welk instrument voor observatie heb je ontwikkeld/gekozen? Wat is de relatie met de begrippen in de onderzoeksvraag?neem het instrument zelf op in de bijlage.) Beschrijving van het onderzoek (wat is de situatie waarin je het onderzoek hebt verricht? Welk uitvoeringsplan heb je gemaakt? Wat ging volgens plan, wat niet? (Gebruik hier ook aantekeningen uit je logboek. Neem het uitvoeringsplan en het logboek in zijn geheel op in de bijlage bij je verslag.) Weergave en bewerking van de observatiegegevens en conclusies (geef de resultaten van je observaties weer op een overzichtelijke wijze; gebruik een overzichtsstaatje, of bewerk ze in een diagram. Tot welke conclusies kom je bij de gegevens? Koppel ze terug naar de vraagstelling.) Bespreking (aan wie heb je de resultaten voorgelegd? Op welke wijze? Hoe reageerde de opvoeder er op? Wat vind je van deze reactie?) Terugblik en evaluatie (Geef in een afsluitende paragraaf je evaluatie van het observatieonderzoek. Wat vind je van het onderzoek? Wat heb je geleerd van het uitvoeren van dit eerste onderzoek?) Lever het verslag niet in voordat je zelf hebt gecontroleerd of bovenstaande punten van de indeling van het verslag goed zijn opgenomen in je werkstuk. Dat kan je doen aan de hand van de punten die in schema 2 hierboven zijn opgenomen. Alle vragen in het schema dienen bevestigend beantwoord te woorden. In het andere geval verbeter je het verslag op de betreffende punten voordat je het inlevert. Verder dient je werkstuk te voldoen aan de technische eisen die aan een werkstuk aan de opleiding gesteld worden (punt F in schema 2). De gevraagde technische verzorging van je verslag kan je controleren met behulp van de volgende aandachtspunten. Het verslag wordt getypt op papier ingeleverd, formaat A4. Het verslag heeft een titelblad met naam van de student, collegekaartnummer, opleiding, groep, studieonderdeel, docent en datum. Het verslag heeft een inhoudsopgave, een inleiding, een of meer hoofdstukken, waarin de bovengenoemde indeling van het onderzoeksverslag duidelijk herkenbaar is, een bronvermelding en een bijlage. Het verslag kent een duidelijke pagina-aanduiding en nummering. Het verslag heeft een logische indeling. De indeling komt bij de lay-out duidelijk naar voren. Afkortingen worden voluit vermeld: bijv. = bijvoorbeeld: m.b.t.= met betrekking tot, i.p.v. = in plaats van, etc. = etcetera. Afgekorte namen worden de eerste keer geïntroduceerd door de naam voluit te schrijven en tussen haakjes de afkorting daarachter plaatsen; bijvoorbeeld Educatieve Faculteit Amsterdam (EFA). Bij gebruikmaking van citaten uit gelezen teksten en/of pedagogische literatuur wordt correct verwezen naar de betreffende bron. Gebruik de volgende volgorde: naam van de schrijver, jaar waarin de tekst geschreven is, de titel van de tekst of het boek, de plaats van uitgave of de internetsite, de naam van de uitgever of beheerder van de site. Correct gebruik van de Nederlandse taal; dat wil zeggen correcte zinnen, geen spellingsfouten of en De opdracht tot observatieonderzoek inleiding onderzoeksmethoden propedeuse pedagogiek 6

taalfouten. Succes met de opdracht. Schema 2. Controlevragen bij het verslag van observatieonderzoek. A. Kwaliteit inleiding De te onderzoeken vraagstelling is wel/niet duidelijk omschreven De te observeren situatie is wel/niet duidelijk omschreven De te observeren gedragskenmerken zijn wel/niet duidelijk en concreet omschreven De observatieprocedure wordt wel/niet goed beschreven Je geeft wel/niet goed aan wat je werkwijze is tijdens het observeren Je geeft wel/niet goed aan welke instrumenten je gaat gebruiken bij observatie en registratie Er is wel/geen overzichtelijke uitwerking van de plannen tot het onderzoek in een uitvoeringsplan voor systematische observatie B. Het logboek over de uitvoering van het observeren Het logboek geeft wel/niet helder weer wat je hebt gedaan vooraf tijdens en direct na de observaties Het logboek geeft wel/niet helder weer wat de resultaten van je observaties zijn (minstens 5 x) In de beschrijving van je observaties maak je wel/niet onderscheid tussen de resultaten van je observaties en je interpretaties Het logboek geeft wel/niet helder weer welke gebeurtenissen van invloed zijn geweest op de resultaten van je observaties C. ordening en analyse van de observatiegegevens In het verslag plaats je de resultaten van de observaties wel/niet op een overzichtelijke wijze bij elkaar De vraagstelling van je onderzoek stuurt wel/niet de analyse van de observatiegegevens die je hebt verkregen Het antwoord dat je formuleert op je vraagstelling is wel/niet duidelijk gebaseerd op de gegevens Je geeft wel/niet helder weer wat je nog meer gevonden hebt in je gegevens D. Bespreking van de resultaten in de opvoedsituatie Je geeft wel/niet een duidelijk verslag van de bespreking van je resultaten met een opvoeder E. Formulering van de eindconclusies; evaluatie Je geeft wel/niet helder weer welke invloed de bespreking met de opvoeder heeft gehad op je eindconclusies of aanbevelingen Je evaluatie van je eigen observatieonderzoek doet wel/niet recht aan het onderzoek dat je beschrijft F. Kwaliteit van het schriftelijke verslag voor de opleiding je verslag voldoet wel/ niet aan de eisen van een goed verzorgd verslag De opdracht tot observatieonderzoek inleiding onderzoeksmethoden propedeuse pedagogiek 7